Nationaal Warmtenet Trendrapport 2017

Page 1

EEN INITIATIEF VAN

ENECO ENNATUURLIJK ETECK

EEN INITIATIEF VAN

HVC NUON SVP


colofon Het Nationaal Warmtenet Trendrapport is mogelijk gemaakt door: Initiatiefnemers

Kennispartners:

Concept, research, projectcoordinatie, (eind)redactie en vormgeving

Rolf Heynen (projectleiding en onderzoek) Lilja Soppe (projectcoรถrdinatie en onderzoek) Peter Melis (onderzoek) Kevin Kolenbrander (eindredactie en vormgeving) Good!/GVCC Onderzoek en Realisatie heeft een succesvol trackrecord met 1. Marktonderzoek: Nationaal Solar Trendrapport, Nationaal Warmtenet Trendrapport, Nationaal LED Trendrapport en Schaliegas in 1 uur en 43 minuten. 2. Events: LED Expo Benelux, Solar Solutions Int. Solar Business Day, Smart Storage Congress en SDE+ Solar Masterclasss 3. Project- en beleidsadvies overheden en scholen.

2 | COLOFON


TITELPAGINA | 3


INHOUDSOPGAVE

4 | INHOUDSOPGAVE


Colofon

2

Inhoudsopgave

5

Voorwoord

6

Warmte in Nederland

8

Hoofdstuk 1

De Branche in Kaart

10

Hoofdstuk 2

EnquĂŞte Warmteleveranciers

2.1

Algemene Gegevens

12

2.2

Markttrends

14

2.3

Klanttevredenheid

18

Hoofdstuk 3

EnquĂŞte Stakeholders

3.1

Algemene Trends

20

3.2

Klanttevredenheid

24

3.3

Potentiele groei van warmtenetten

25

Hoofdstuk 4

Warmtebronnen

28

4.1

Restwarmte

30

4.2

WKO

34

4.3

Biomassa

38

4.4

Geothermie

44

Hoofdstuk 5

Aan het woord

Hoofdstuk 6

Thema: Warmteklant

48

Thema: Uitfasering aardgas

52

Thema: Strategische keuzes

56

Warmtegesprek Thema: Denemarken gidsland

62

Bronnenlijst

64

INHOUDSOPGAVE | 5


VOORWOORD HOUVAST EN KANSEN IN ONZEKERE TIJDEN

Voor u ligt het eerste Nationaal Warmtenet Trendrapport. Het Nederlandse energiesysteem gaat de komende jaren drastisch veranderen; Nederland wordt aardgasloos en duurzaam. De implicaties hiervan zijn niet te onderschatten. De verduurzaming van bestaande en ontwikkeling van nieuwe warmtenetten staan centraal in dit rapport. Dat geldt voor zowel warmtenetten op wijken stadsniveau als gebouwgebonden warmtenetten in de gestapelde bouw (daarbij is aardgasgestookte blokverwarming niet meegenomen). Dit trendrapport is bedoeld voor politici, beleidsmakers en marktpartijen die actief op zoek zijn naar verduurzaming van de bestaande- en nieuw-bouw, utiliteit en industrie. De warmtenetsector is immers nog relatief onbekend bij veel stakeholders. Veel vragen komen van gemeenten, woningbouwcorporaties en ondernmers: hoe groot is de warmtesector, wat is de potentie van verduurzaming, wat gebeurt er in die markt, over welke technieken hebben we het en welke oplossingen kunnen zij bieden?

Ontwikkelingen U begrijpt het al, de (duurzame) warmtemarkt is erg in beweging. Dat blijkt temeer wanneer je spreekt met de enthousiaste ondernemers van de verschillende technieken die warmtenetten kunnen voorzien van duurzame warmte: warmtepompen, wko-systemen, geothermie, restwarmte en biomassa. Zo kent iedere techniek haar eigen individuele eigenschappen, toepassingen, voor- en nadelen, potentie en businesscase. Het verduurzamen van onze warmtevoorziening vergt zowel centrale als decentrale oplossingen. Afhankelijk van de situatie (urbaan of ruraal), en toepassing (nieuwbouw, bestaande bouw of gestapelde bouw, utiliteit of industrie), is de ene oplossing duurzamer en meer kosteneffectief dan de andere. Daarbij komt dat sommige technieken nog in de kinderschoenen staan (geothermie), nog lang niet uitontwikkeld zijn (warmtepompen), slimme toepassingen vergen (restwarmte) of soms ter discussie staan (biomassa).

6 | VOORWOORD


En voordat sommige technieken worden toegepast moet vanzelfsprekend eerst gekeken worden naar de mogelijkheden om de warmtevraag te YHUPLQGHUHQ GRRU LVRODWLH HQ HIÀ FLsQW LQUHJHOHQ HQ DIVWHPPHQ YDQ ZDUPWH systemen. De revolutionaire omwenteling van onze energievoorziening vergt niet alleen een fysieke aanpassing aan onze infrastructuur, maar ook een aanpassing van de wet- en regelgeving, meer experimenteerruimte en een grotere regierol van (de)centrale overheden. Dit rapport biedt u inzicht in en informatie over de huidige toepassing van collectieve warmtesystemen en kan daarmee bijdragen aan het goed afwegen van de verschillende mogelijkheden die er zijn om alternatieven in te richten voor aardgasverwarming in de gebouwde omgeving. Weet dat een panacee en een RQH VL]H À WV DOO oplossing niet bestaan en laat u goed informeren. De duurzame warmtemarkt van de toekomst zal immers bestaan uit een mix van duurzame oplossingen. Eén ding is zeker: de uitdaging is groot en vraagt van alle partijen een consistente aanpak in gezamenlijkheid, waarin er samen meer te winnen is dan alleen optrekken. Wij wensen u veel leesplezier,

Eneco, Ennatuurlijk, Eteck, HVC, Nuon en Stadsverwarming Purmerend

VOORWOORD | 7


WARMTE IN nederland

Primaire energieverbruik Het totale Nederlandse primaire energieverbruik ziet er als volgt uit:

Transport 15%

Elektriciteit 21%

Elektriciteit Industriele grondstoffen 20%

3.340 PJ*

Warmte, indus ... Warmte, huis ... Industriele grondstoffen Transport Warmte, Industrie en centrales 21%

Warmte, Huishoudens, utiliteit en landbouw 23% * Cijfers uit 2012 (meest recente onderzoek dat onderscheid heeft gemaakt op basis van warmte), bron: PBL, 2017.

8 | WARMTE IN NEDERLAND


Finale warmtevraag Bij de omzetting van primaire energiedragers (steenkool, aardolie, aardgas, biomassa, zonlicht, etc.) naar bruikbare energie vinden RP]HWWLQJVYHUOLH]HQ SODDWV +LHUGRRU LV KHW ÀQDOH ZDUPWHYHUEUXLN lager dan het primaire warmteverbruik. Industrie > 100C 38%

Utiliteit 14% Utiliteit Woningen

1.142 PJ**

Industrie < 100C 11%

Glastuinbouw Industrie < 100C Industrie > 100C ** Cijfers uit 2013, bron: PBL, 2017.

Glastuinbouw 8%

Woningen 29%

Potentie De verwachting is dat de warmtevraag in de toekomst zal afnemen door R D HQHUJLHEHVSDULQJ HQ HIÀFLsQWHU JHEUXLN YDQ DSSDUDWXXU HQ SURFHVVHQ 'H RSZHNWHFKQLHNHQ XLW RQGHUVWDDQGH ÀJXXU ]XOOHQ HHQ EHODQJULMNH URO spelen om aan de warmtevraag te voldoen. Meer achtergrondinformatie over deze technieken zijn terug te vinden in hoofdstuk 4. Onderstaand overzicht is getoond om de lezer een gevoel te geven van de grootheden ZDDU ZH RYHU VSUHNHQ HQ HHQ EHHOG WH JHYHQ KRH UHsHO GH YHUGXXU]DPLQJ van de warmtevraag is. De vermelde cijfers zijn ofwel ‘best estimates’, ofwel het ‘gemiddelde’ van de range, en gelden voor warmte onder de 100 graden. Biomassa is hierop de uitzondering en kan door omzetting in biogas ook gebruikt worden voor warmtevraag boven de 100 graden. Ook ultradiepe geothermie, waarvan geen cijfers over potentie beschikbaar zijn, kan hiervoor ingezet worden. WKO 70 PJ

Biomassa 435 PJ [115 - 735 PJ]

Restwarmte 100 PJ Geothermie WKO Restwarmte Biomassa *** Geothermie 850 PJ

*** (geschatte beschikbaarheid YRRU WUDQVSRUW FKHPLFDOLsQ en opwek van elektriciteit en warmte)

De hierboven genoemde cijfers zijn inschattingen van diverse onderzoeksbureaus. Deze cijfers beschrijven niet voorkeur of wenselijkheid van een van deze technieken, nog een voorkeur tussen collectieve oplossingen ten opzichte van individuele oplossingen of de UHsOH SRWHQWLH QDDU KHW 1HGHUODQGV ODQGVFKDS ZDDUELM UHNHQLQJ PRHW ZRUGHQ JHKRXGHQ PHW bijvoorbeeld verschillen tussen urbane en rurale gebieden.

WARMTE IN NEDERLAND | 9


1 DE BRANCHE IN KAART

Bedrijven

WARMTELEVERING IN WEQ *

WARMTENETTEN

56% woningbouw klanten

(317.398 klanten)

231

44% zakelijke markt

724.143

(406.745 klanten)

219 kleinschalige warmtenetten (< 5.000 klanten) door 10 bedrijven

12 grootschalige warmtenetten (> 5.000 klanten) door 4 bedrijven

10 | DE BRANCHE IN KAART

* Er is gevraagd naar het aantal woningequivalenten (weq) in de woningbouw en zakelijk markt, waarbij 36GJ gelijkstaat aan 1 weq.


BRANCHECIJFERS

Voor het Nationaal Warmtenet Trendrapport 2017 zijn de grootste warmte leveranciers* benaderd om branchecijfers aan te leveren (anoniem via een notaris). De leveranciers hebben cijfers aangeleverd over het aantal klanten, geleverde energie en opgesteld vermogen, omzet en werkgelegenheid. Onderstaande cijfers gaan over 2016, tenzij anders vermeld.

Energie Totaal opgesteld vermogen in 2016

36.684 MWthermisch Geleverde energie

20,76 PJ

22,68 PJ

in 2015

in 2016

Marktcijfers Werkgelegenheid

1.048 fte in 2016

668 fte personeel **

381 fte

uitbesteed ***

Gerealiseerde omzet 2016

â‚Ź 603.000.000 euro * Daarbij is aardgasgestookte blokverwarming niet meegenomen. ** Eigen warmtenet gerelateerde personeelsbestand. *** Uitbesteed is extern werk voor onderhoud en investeringen. Daarbij is rekening gehouden met een omrekening van 100.000 euro investering = 0,5 fte en 100.000 euro onderhoud = 0,6 fte.

DE BRANCHE IN KAART | 11


2 DE BRANCHE IN KAART GEBRACHT

Enquête WARMTELEVERANCIERS ALGEMENE GEGEVENS

Voor dit brancheonderzoek hebben 10 van de grootste warmtebedrijven in Nederland meegewerkt door het invullen van een enquête. Zij vertegenwoordigen 95% van de markt. De enquête is onderverdeeld in verschillende onderwerpen zoals algehele markttrends, duurzame energiebronnen en klanttevredenheid. Het Warmtenet Trendrapport kent twee enquêtes: 1) Warmteleveranciers (Hoofdstuk 2, 10 respondenten) 2) Enquête Stakeholders (Hoofdstuk 3, 138 respondenten)

12 | ENQUETE ONDERZOEK


Welke typen warmtebronnen gebruikt u in uw warmtenetten? Figuur 1 | Biomassa en WKO belangrijkste energiebronnen

70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%

Overige

WKO

Fossiel gestookte piekketels

Biomassa of biogas gestookte WKC’s

Geothermie

Biomassa ketels

Fossiel gestookte WKC’s em WKK’s

Restwarmte van AVI’s

Restwarmte uit de industrie

0%

Volgens de respondenten op dit onderzoek, zijn de meest gebruikte warmtebronnen voor hun warmtelevering biomassa ketels en warmte-koudeopslag zijn (dit zegt niets over de verhoudingen in de markt zelf, of de verhouding van werkelijk geleverde GJ).

Heeft u met betrekking tot de warmtesector een kennisbehoefte? Zo ja, waar ligt deze? 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%

Anders

Ik heb geen kennisbehoefte

Alg. politiekeen markttrends

Contacten / netwerken

Financieringsmogelijkheden warmtenetten

Subsidiemogelijkheden

Warmte opwektechnieken

Businesscases warmtenetten

0% Het vinden van nieuwe klanten

Figuur 2 | Grootste kennisbehoefte politieke- en markttrends

Het onderzoek toont aan dat bij 60% van de respondenten de grootste kennisbehoefte ligt op het gebied van algehele politieke en markttrends. Ook warmte-opwektechnieken staan in de belangstelling bij de warmtebedrijven.

ENQUETE ONDERZOEK | 13


2 FOTO: JLOUSBERG (C)

MARKTTRENDS

Wat verwacht u van de groei van uw warmtebedrijf in aantal klanten op korte termijn (tot 2022)?

Figuur 3 | Gehele branche verwacht groei op korte termijn

Sterke groei Groei

Alle warmtebedrijven die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek geven aan de verwachting te hebben de komende jaren te zullen groeien. 60% geeft zelfs aan sterke groei te verwachten in het aantal klanten op korte termijn. De uitfasering van aardgas wordt als primaire oorzaak genoemd van de te verwachten groei van warmtenetten. Ook strategische keuzes rondom overnames wordt gezien als kans om te groeien in het aantal klanten.

14 | ENQUETE ONDERZOEK


Wat verwacht u van de groei van uw warmtebedrijf in aantal klanten op lange termijn (na 2022)? Figuur 4 | Ook op lange termijn verwacht iedereen groei

Sterke groei Groei

Ook op lange termijn geeft de branche aan te verwachten sterk te zullen groeien in het aantal klanten. De verwachting van de branche is dat na 2022 de uitfasering van aardgas nog sneller zal gaan en dat collectieve warmte daarin nog meer zal worden ingezet.

Welke warmtebron voor warmtenetten zal naar uw verwachting op de korte termijn (2017 tot 2022) het sterkst groeien in toepassing en waarom? Figuur 5 | Restwarmte en biomassa zullen de komende 5 jaar het sterkst groeien Geothermie 7%

Biomassa 36%

Warmtepompen 7%

Restwarmte 36%

WKO 14%

Tot 2022 geven de warmtebedrijven aan te verwachten dat restwarmte en biomassa het sterkst zullen groeien in toepassing. Redenen die hiervoor worden gegeven zijn dat biomassa en restwarmte voldoende voorhanden zijn en relatief eenvoudig kunnen worden toegepast.

ENQUETE ONDERZOEK | 15


Welke warmtebron voor warmtenetten zal naar uw verwachting op de (middel)lange termijn (2022 tot 2032) het sterkst groeien in toepassing? Figuur 6 | Geothermie en restwarmte sterkste groei na 2022

Restwarmte Geothermie

Geothermie zal naar verwachting van de branche sterk gaan groeien na 2022 vanwege de sterk toegenomen kennis over de toepassingen hiervan op deze termijn. Ook zijn respondenten van mening dat er een groot maatschappelijk draagvlak voor geothermie is en dat het een zeer duurzame warmtebron is.

Welke warmtebron voor warmtenetten is naar uw verwachting in 2050 de belangrijkste en waarom? Figuur 7 | Geothermie de warmtebron van de toekomst

Biomassa 8%

Restwarmte 8%

WKO 17%

Zonthermisch 17%

Geothermie 50%

Ook voor de lange termijn is de verwachting vanuit de branche dat geothermie een belangrijke energiebron zal zijn.

16 | ENQUETE ONDERZOEK


In hoeverre komt de businesscase van warmtenetten onder druk te staan met een verlaging van de EPC-norm en de overstap naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) vanaf 2020? Figuur 8 | Warmtebedrijven zijn positief over businesscase

Enigzins Totaal niet Compensatie is nodig

De meerderheid van de warmtebedrijven is positief gestemd over de businesscase van warmtenetten, zij zien voldoende kansen om ook bij BENG woningen warmtenetten toe te passen en uit te breiden in de bestaande bouw. Ook het feit dat de warmtevraag lager is bij BENG woningen wordt niet als belemmering gezien door deze groep omdat de investeringskosten dan ook lager zijn. De groep die wel druk voorziet op de businesscase voor warmtenetten geeft aan dat het belangrijk is dat de Energiemaatregelen op gebiedsniveau (EMG) verklaring voor warmtenetten wordt toegepast en meetelt bij het bepalen van de EPC.

Hebben warmtenetten bestaansrecht in de all-electric society? Waarom wel/niet? Alle warmtebedrijven die gereageerd hebben op de enquête verwachten dat warmtenetten bestaansrecht hebben in een all-electric society. Zij geven aan dat warmtenetten kunnen fungeren als opslag/buffer van elektriciteit en dat in dichtbevolkte, stedelijke gebieden er niet voldoende ruimte beschikbaar is om alle benodigde elektriciteit duurzaam op te wekken dus dat er in deze gebieden vraag zal zijn naar warmtenetten.

Hoe ziet u de komende jaren de ontwikkeling - mogelijke spanning - tussen een centrale energievoorziening (warmtenetten) en meer decentrale energie-oplossingen (huis-niveau)? De meerderheid van de branchepartijen ziet de komende jaren de ontwikkeling tussen een wijk/stads-energievoorziening (warmtenetten) en energie-oplossingen op huis-niveau positief in. Zij verwachten dat er per situatie gekeken zal worden welke oplossingen het beste passen en dat er genoeg situaties zullen zijn waarin warmtenetten in het voordeel zullen zijn. Ook hybride oplossingen waarbij bijvoorbeeld een warmtenet en een decentrale warmtepomp elkaar aanvullen wordt gezien als mogelijk toekomstscenario.

ENQUETE ONDERZOEK | 17


2 FOTO: JLOUSBERG (C)

KLANTTEVREDENHEID Klanten van warmtebedrijven beoordelen de klanttevredenheid van het warmtenet gemiddeld met een 7,2 op schaal van 1 tot 10.

De klanten van warmtebedrijven zijn het meest tevreden over het comfort, leveringszekerheid en veiligheid. De grootste uitdaging die de respondenten zien als het gaat om klanttevredenheid binnen hun bedrijf is de perceptie die er heerst dat de prijs van warmtenetten hoog is. Ook de transparantie in de prijsopbouw en de keuzevrijheid voor de consument worden genoemd. Als het gaat om klanttevredenheid noemen warmtebedrijven ook het imago bij de klant van een monopolistische, dure markt in de perceptie als een uitdaging. Ook zijn zij bang dat de sector technologisch te veel achterloopt qua toepassing van warmtetechnieken.

Vanuit het perspectief van uw warmteklanten: hoe belangrijk zijn onderstaande factoren voor de klanttevredenheid? Figuur 9 | Kostprijs en leveringszekerheid worden als meest belangrijk beoordeeld door de meerderheid

100% 80% 60% 40%

18 | ENQUETE ONDERZOEK

Veiligheid

Participatie (in eigendom) in het warmtenet

Leveringszekerheid

Keuzevrijheid in warmteleverancier

Transparantie in de prijsopbouw

De hoogte van de afsluitkosten

De hoogte van de aansluitkosten

De hoogte van de prijs van warmte

0% Duurzame warmteopwekking

Neutraal Onbelangrijk

20%

Transparante verslaglegging wat betreft de duurzaamheid

Zeer belangrijk Belangrijk


TOEKOMSTIG BELEID De warmtebedrijven geven aan dat er behoefte is aan een duidelijk beleid en een brede visie ten aanzien van de energie-infrastructuur. Met name op de lange termijn moet deze infrastructuur houdbaar zijn en moeten er mogelijk aanpassingen worden gedaan. Deze moeten gekoppeld zijn aan de Europese doelstellingen voor de energietransitie.

Warmte biedt belangrijke mogelijkheden voor de transitie naar een duurzame energie voorziening. Volgens warmtebedrijven kan meer geinnoveerd worden aan de propositiezijde voor consumenten. Dit heeft te maken met enerzijds de beperkte ruimte hiervoor in de warmtewetgeving en anderzijds de noodzaak om voorzichtig te opereren in verband met de beperkte marges in de sector. We hebben alle oplossingen nodig om naar een aardgas-loze gebouwde omgeving te komen. Warmtenetten kunnen een belangrijke rol spelen om in verdicht stedelijk gebied grote stappen te zetten in de verduurzaming van de warmtevoorziening. Warmtenetten bieden deze PRJHOLMNKHLG GRRUGDW ]H ÁH[LEHO ]LMQ YRRU KHW WRHYRHJHQ DDQNRSSHOHQ van nieuwe (duurzame) bronnen. We moeten af van het bekritiseren van andere oplossingen, maar juist gezamenlijk de schouders onder de energietransitie zetten. Om in 2050 van het aardgas af te zijn zullen alle oplossingen nodig zijn (‘all electric’, NOM, warmte, groen gas). Het realiseren van duurzame warmte is cruciaal voor de energietransitie naar een gasloos Nederland. Voor deze transitie is een grote urgentie onmisbaar. Van het jaartal 2050 (zoals in de Energieagenda staat) gaat geen urgentie uit voor de energietransitie. Daarnaast is de prijs van aardgas op dit moment te laag om de transitie mogelijk te maken.

ENQUETE ONDERZOEK | 19


3 OVERZICHT

EnquêtE STAKEHOLDERS ALGEMENE TRENDS

De enquete is ontworpen voor bedrijven of organisaties actief in de warmtemarkt. Op deze enquete hebben 138 stakeholders gereageerd, Ook deze enquete is opgedeeld in markttrends, duurzame energiebronnen en klanttevredenheid. Enkele opvallende verschillen tussen bovenstaande enquete (H2: leveranciers) en onderstaande enquete (H3: Enquete Stakeholders):

De warmteleveranciers verwachten tot 2032 meer van restwarmte; De stakeholders zijn kritischer over kansen bij BENG-woningen;

In wat voor organisatie/bedrijf bent u werkzaam? Figuur 10 | Respondenten vertegenwoordigen een diverse groep

Leverancier van (duurzame) warmteproducten 15%

Gemeente of andere overheid 14% Warmtebedrijf 14% Woningcorporatie 1%

Installateur 4% Warmtenet-exploitant 5%

Belangenbehartiger warmte-afnemers 1%

Netbeheerder 6%

Anders 18%

R&D Instituur, adviseur, en niet-technische dienstverlening 23%

De respondenten vertegenwoordigen een zeer diverse groep.

20 | ENQUETE STAKEHOLDERS


Welke warmtebron voor warmtenetten zal naar uw verwachting op de korte termijn (2017 tot 2022) het sterkst groeien in toepassing? Figuur 11 | Restwarmte meest groeiende warmtebron van de komende 5 jaar

Zonnewarmte 1%

WKO 1%

Geothermie 12% Afval 9%

Biomassa 19%

Warmtepompen 9%

Fossiele brandstoffen 4% Overig 6%

Restwarmte 39% De verwachting van de meerderheid van de respondenten is dat restwarmte sterk zal groeien als warmtebron voor warmtenetten. Deze restwarmte kan zowel komen uit de industrie als uit AVI’s. Redenen die veel genoemd worden is dat restwarmte veel voor handen is wat nu onbenut blijft en dat het in veel gevallen eenvoudig toepasbaar is. Ook biomassa wordt veel genoemd met als reden dat het gemakkelijk toepasbaar is.

Welke warmtebron voor warmtenetten zal naar uw verwachting tussen van 2022 tot 2032 het sterkst groeien? Figuur 12 | Geothermie voor de lange termijn snelste groeiende warmtebron

Restwarmte 20%

Zonnewarmte 8%

Warmtepompen 7% Overig 8%

Biomassa 4%

Afval 2%

Power to heat/ power to gas 6%

Geothermie 45% Respondenten verwachten dat op middellange termijn geothermie in toepassing zal groeien, er wordt verwacht dat de kostprijs van geothermie sterk zal dalen waardoor het steeds interessanter wordt om dit grootschalig toe te passen.

ENQUETE STAKEHOLDERS | 21


Welke warmtebron voor warmtenetten levert naar uw verwachting in 2050 het meeste energie? Restwarmte 19%

Figuur 13 | Geothermie is de warmtebron van de toekomst

Zonnewarmte 9%

Biomassa/afval 5%

Power to heat/ power to gas 10%

Overig 7% Warmtepompen 7%

Geothermie 43%

Wat verwacht u van het aandeel van warmtenetten in de energiemix de komende tien jaar? Sterke groei 46%

Figuur 14 | Grote meerderheid verwacht groei voor komende 10 jaar

Geen verandering 5% Weet ik niet 2% Krimp 3%

Groei 44%

90% van de respondenten verwacht dat de komende tien jaar het aandeel van warmtenetten in de energiemix zal groeien.

22 | ENQUETE STAKEHOLDERS


Wat ziet u als grootste kans voor de groei van warmtenetten? Figuur 15 | De uitfasering van aardgas wordt gezien als grootste kans

Geen 8%

Overig 26%

Vervangen van blokverwarming 1% Politieke druk/regelgeving 4% Beschikbaarheid duurzame energiebronnen 11%

Openstelling van warmtenetten door derden 4% Energieneutrale / all-electric woningen 2% co2 reductie 14%

Uitfaseren aardgas 30%

De uitfasering van aardgas in de gebouwde omgeving wordt door respondenten als grootste kans voor de groei van warmtenetten gezien. Ook de politieke doelen en regelgeving omtrent duurzaamheid en co2 reductie worden als kans voor warmtenetten gezien.

Wat ziet u als grootste belemmering in de groei van warmtenetten? Figuur 16 _ 'H JURWH ÀQDFLHULQJV behoefte belangrijkste belemmering voor groei

Wetgeving aangaande derdentoegang 15% Anders, namelijk; 12%

*URWH ÀQDQFLHULQJV HQ investeringsbehoefte 23%

Wetgeving aangaande de aanleg van warmtenetten en infrastructuur 10% Andere duurzame energiebronnen zijn concurrerender 2% Bezwaren van afnemers 19%

Te lage prijzen voor fossiele energie (met name aardgas) 19%

'H JURWH ÀQDQFLHULQJV HQ LQYHVWHULQJVEHKRHIWH ZRUGW DOV JURRWVWH belemmering gezien voor de groei van warmtenetten. Ook de bezwaren van afnemers en de te lage prijs van aardgas zijn belangrijke belemmeringen.

ENQUETE STAKEHOLDERS | 23


3 klanttevredenheid

Figuur 17 | Leveringszekerheid en prijs belangrijkst

Hoe belangrijk schat u de volgende factoren in als het gaat om klanttevredenheid (zakelijk & particulier) van klanten aangesloten op een warmtenet? 100% 80% 60%

20%

24 | ENQUETE STAKEHOLDERS

Veiligheid

Participatie (in eigendom) in het warmtenet

Leveringszekerheid

Keuzevrijheid in warmteleverancier

Transparantie in de prijsopbouw

De hoogte van de afsluitkosten

De hoogte van de aansluitkosten

De hoogte van de prijs van warmte

0% Duurzame warmteopwekking

Neutraal Onbelangrijk Zeer onbelangrijk

40%

Transparante verslaglegging wat betreft de duurzaamheid

Zeer belangrijk Belangrijk


40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5%

Utrecht

Noord-Holland

Zuid-Holland

Flevoland

Gelderland

Groningen

Limburg

0% Noord-Brabant

Figuur 18 | Noord-en Zuid-Holland meest genoemd als potentiele gebieden voor nieuwe warmtenetten

In welke provincie of regio ziet u de grootste potentie voor nieuwe warmtenetten?

De randstad

potentiele groei van warmtenetten

De respondenten zien de meeste potentie in de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland, veel geven aan dat de potentie met name ligt in dichtbebouwde gebieden met industrie in de buurt die met restwarmte kan zorgen voor de warmtelevering.

ENQUETE STAKEHOLDERS | 25


In welke omgeving ziet u de grootste potentie voor nieuwe warmtenetwerken? Figuur 19 | Stedelijke omgeving heeft het grootste potentieel voor warmtenetten

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%

Overig

Agrarisch gebied

Ruraal gebied (bedrijventerreinen)

Ruraal gebied (woningen)

Stedelijk gebied (bedrijventerreinen)

Stedelijk gebied (woningen)

0%

Het overgrote deel van de respondenten ziet de grootste potentie voor nieuwe warmtenetwerken bij woningen in stedelijke omgeving. Ook bedrijventerreinen in stedelijke gebieden worden gezien als potentieel gebied voor nieuwe warmtenetten.

26 | ENQUETE STAKEHOLDERS


In hoeverre komt de businesscase van warmtenetten onder druk te staan met een verlaging van de EPC-norm en de overstap naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) vanaf 2020? Figuur 20 | Verdeeldheid over impact wijzigen EPC norm

Wel Weet ik niet Niet of nauwelijks

De respondenten zijn zeer verdeeld over de vraag of de businesscase van warmtenetten onder druk komt te staan door de aanpassingen op wetgeving omtrent duurzaam bouwen. Een groot deel van de respondenten ziet juist een kans voor duurzame warmtenetten die warmte kunnen leveren aan bijna duurzame woningen. Voorwaarde is dan wel dat warmtenetten ook door de gebiedsmaatregelen worden gezien als energieneutrale warmtelevering. $QGHUH UHVSRQGHQWHQ JHYHQ MXLVW DDQ GDW QLHXZERXZZRQLQJHQ SHU GHÀQLWLH JHHQ interessante markt meer zijn voor warmtenetten omdat de warmtevraag in BENGwoningen zo laag is dat de terugverdientijd van een warmtenet veel te lang zal zijn. Bestaande bouw wordt door velen nog wel als groeimarkt voor warmtenetten gezien.

Hoe belangrijk zijn warmtenetten in de all-electric society? Figuur 21 | Meerderheid gelooft in bestaansrecht van warmtenet in all-electric society

Zeer belangrijk Belangrijk Neutraal Onbelangrijk Zeer onbelangrijk

Bijna tweederde van de respondenten ziet een positief bestaansrecht voor warmtenetten in een all-electric society. Dit kan bijvoorbeeld door middel van grotere warmtepompen die meerdere huizen van stroom voorzien maar ook door restwarmte afkomstig van elektriciteitsopwekking te gebruiken voor een warmtenet. Verder geeft bijna een vijfde aan niet te geloven dat Nederland ooit een all-electric society wordt, mede omdat er in dichtbevolkte gebieden te weinig ruimte aanwezig is om duurzame elektriciteitsbronnen, zoals zonnepanelen, toe te passen.

Hoe beoordeelt u de huidige warmtenetwerken gemiddeld op het gebied van duurzaamheid? Respondenten beoordelen de huidige bestaande warmtenetten op het gebied van duurzaamheid op een schaal van 1 tot 10 met een 5,2. Dit past bij het beeld dat naast duurzame bronnen als AVI, biomassa en WKO in de huidige situatie ook warmte van elektriciteitscentrales wordt gebruikt. Dat levert wel CO2 besparing op, maar veelal wordt daarbij nog geen gebruik gemaakt van duurzame bronnen. De uitdaging daarop is dan ook de bestaande bronnen van de warmtenetten verder te verduurzamen.

ENQUETE STAKEHOLDERS | 27


4 WARMTEBRONNEN De warmtetransitie: naar nul CO2-uitstoot Warmte speelt met 44% van de totale energievraag een belangrijke rol in de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem. Waar de uitstoot van CO2 voor warmteproductie in de periode 1990-2012 vrijwel gelijk is gebleven (2012: 88 megaton), zal dit in de periode tot aan 2050 drastisch omlaag moeten (80-95% reductie) om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen. Op dit moment is 95% van de warmtevraag afkomstig uit fossiele bronnen; 80% uit aardgas. Hoewel in de media vaak makkelijk wordt gesproken over duurzame en niet-duurzame energie, heeft de warmtesector het over (de reductie van) CO2-uitstoot. Vergelijkbaar aan de transitie in de elektriciteitsvoorziening zal in de warmtevoorziening ook een verschuiving plaatsvinden van gecentraliseerde fossiele energiebronnen naar (meer) klimaatneutrale, kleine(re) decentrale bronnen. De bestaande infrastructuur kan worden ingezet om de nieuwe klanten te bedienen. Toch zullen ook nieuwe warmtenetten aangelegd moeten worden. Bedrijven

Figuur 22 | Bron: PBL 2017, p25

Restwarmte industrie en WKK-installaties Warmtenet

Gebouwde omgeving

Glastuinbouw

Geothermie CO2 Ketels voor bijstook Warmte-koude opslag

28 | WARMTEBRONNEN


Bij de keuze voor het aanleggen, vervangen of uitbreiden van een warmtenet zal gekeken moeten worden naar onder andere: 1) 2) 3) 4) 5)

de impact op klimaatdoelstellingen (CO2-(equivalenten)uitstoot); potentie van de bron of techniek op korte ĂŠn lange termijn; inpasbaarheid in bestaande infrastructuur en warmtenetten; de kosten voor de stakeholders in de keten; impact op de omgeving: milieu en stakeholders (omwonenden en bedrijven);

Op dit moment verwachten stakeholders van de warmtesector dat voor het verduurzamen van bestaande en nieuwe warmtenetten geothermie, warmte-koudeopslag, restwarmte en biomassa de beste kanshebbers zijn om zo snel mogelijk de CO2-uitstoot naar beneden te brengen. Naast deze oplossingen gericht op collectieve warmte, zullen ook veel huishoudens en bedrijven kiezen voor individuele oplossingen. Dit marktrapport gaat over collectieve warmte-oplossingen en niet over individuele technieken en systemen. De ontwikkelingen vanuit de markt, techniek en overheid gaan zo ontzettend hard, dat het moeilijk te voorspellen is hoe de warmtemix van de toekomst er exact uit zal zien. Zo neemt de druk vanuit de overheid RP WH YHUGXXU]DPHQ WRH VWLMJW GH HIĂ€FLHQF\ YDQ ZDUPWHSRPSHQ GDOHQ GH prijzen van duurzame opwektechnieken en is nog relatief weinig bekend over de ware potentie van ultradiepe geothermie. Zo kan een sterke kostprijsdaling in ĂŠĂŠn technologie zorgen voor een compleet andere energiemix op termijn, dan nu te voorspellen valt. Ook spelen de ontwikkeling van de gasprijs en overheidsbeleid hier een grote rol in. Met warmtelevering wordt afhankelijk van de bron een CO2-reductie bereikt vergeleken met een HR-ketel. CE Delft heeft een lijst met kengetallen gemaakt voor de CO2-emissies van warmtelevering. In onderstaande tabel staat hoeveel kilogram CO2 wordt uitgestoten per geproduceerde Gigajoule-thermisch (GJth). De lijst is op volgorde van CO2-uitstoot gezet, beginnende met de grootste vervuilers. Onderaan staat als referentie de CO2 uitstoot per GJth van een HR-ketel. Totale CO2 ketenemissies per ge-

Figuur 23 | Bron: CE Delft 2016 / CO2 Emissiefactoren, geraadpleegd op 3 april 2017: https://co2emissiefactoren.nl/lijst-emissiefactoren/#totale_lijst

* Indien 100% groene stroom (uit bijvoorbeeld windenergie of zonnestroom) wordt gebruikt voor de aandrijving en energielevering van de (warmte)pompen voor WKO en geothermie, zal de CO2-emissie hiervoor direct teruglopen naar nul. ** In het onderzoek van CE Delft en in de CO2-emissiefactorenlijst is de WKO met warmtepompen niet meegenomen. Voor het berekenen van de CO2-uitstoot per GJ van de WKO met warmtepomp is Bas de Zwart van IF Technology geraadpleegd. De uitstoot van 34,6 kg per GJ is tot stand gekomen op basis van de huidige elektriciteitsmix. De hoge uitstoot wordt veroorzaakt doordat veruit het grootste deel van de huidige elektriciteitsproductie wordt geproduceerd met het verbranden van aardgas en steenkool. Wanneer de warmtepomp door 100% duurzame elektriciteit wordt aangedreven, gaat de CO2-emissie terug naar nul.

leverde GJ warmte (in kg/GJth) Stoom- gascentrale (STEG)

36,0

Biomassa afkomstig uit Canada

34,2

Afvalverbrandingsinstallatie (AVI)

26,5

Biomassa afkomstig uit Nederland

25,8

Geothermie Restwarmte met bijstook Restwarmte zonder bijstook Warmtepomp met WKO met stroom uit net

25,1* 21,5 8,8 34,6**

Warmtepomp met WKO met 100% duurzame stroom

0,0*

Referentie: HR-ketel

66,4

Op de volgende pagina´s worden vier veelbelovende technieken individueel uitgelicht: biomassa, restwarmte, geothermie en Warmte-koude opslag (WKO). Hierbij zal ingegaan worden op de kenmerken, de business case en de mogelijkheden voor de toekomst.

WARMTEBRONNEN | 29


4

1

WARMTEBRONNEN

RESTWARMTE Wat is restwarmte? %LM GH RSZHNNLQJ YDQ HOHNWULFLWHLW HQ ELM YHUVFKLOOHQGH LQGXVWULsOH processen ontstaat warmte die niet op locatie gebruikt kan worden. Deze restwarmte kan door een andere partij gebruikt worden als nuttige warmte, bijvoorbeeld voor het verwarmen van huizen of NDQWRUHQ +HW QXWWLJ JHEUXLN PDNHQ YDQ UHVWZDUPWH NDQ ÀQDQFLHHO ]HHU LQWHUHVVDQW ]LMQ HQ PDDNW GH HQHUJLHNHWHQ HIÀFLsQWHU HQ OHLGW daarmee tot CO2 reductie. Als vuistregel kan gesteld worden dat bij processen als koelen, drogen, verwarmen, destilleren, of exotherme reacties restwarmte mogelijk benut kan worden. Elektriciteitscentrales, afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) en industrie zijn de belangrijkste leveranciers van restwarmte. Als restwarmte collectief wordt ingezet is een warmtenet de manier om het te verspreiden. Afnemers van restwarmte zijn met name utiliteitsbouw, woningbouw en glastuinbouw. Bij elektriciteitsopwekking wordt als term ook aftapwarmte gebruikt, met als verschil dat aftapwarmte een negatief effect heeft op het rendement van bijvoorbeeld de AVI of elektriciteitscentrale waar het vrijkomt. Uitgangspunt bij restwarmte is om eerst het proces op locatie te optimaliseren, voordat afnemers worden gezocht voor de restwarmte. De volgende stappen kunnen hiervoor door potentiele leveranciers van restwarmte worden doorlopen (onderdeel van het zogenaamde CORE-model): 1.

Reductie van de eigen warmtebehoefte; hoeveelheid en temperatuurniveau

2.

Procesintegratie; optimalisatie van uitwisselingsmogelijkheden tussen nabije processen

3.

Directe, lokale voorziening; bij voldoende hoog temperatuurniveau is bijv. elektriciteitsopwekking mogelijk of de inzet van warmtepompen

2S GH]H PDQLHU ZRUGW ]R HIÀFLsQW PRJHOLMN ZDUPWH RPJHJDDQ Hierna bestaat de mogelijkheid om afnemers te zoeken.

30 | RESTWARMTE


Verdienmodel Door de complexiteit van restwarmte, de diversiteit aan toepassingen en de vertrouwelijkheid van gegevens zijn geen algemene cijfers bekend over KHW ÀQDQFLsOH UHQGHPHQW GRRU JHEUXLN YDQ UHVWZDUPWH 'H NRVWHQ YDQ restwarmtelevering worden beïnvloed door o.a. nabijheid van leverancier en afnemer, dichtheid, schaal, temperatuurniveau en gelijktijdigheid (op korte en lange termijn). Als er nog geen warmtenet is, brengt dit een hoge investering met zich mee. Het investeringsklimaat van de industrie, waar een terugverdientijd van twee jaar geen uitzondering is, maakt dit lastig.

Toepasbaarheid en potentie Elektriciteitscentrales, AVI´s en industrie zijn de meest voor de hand liggende leveranciers van restwarmte. Aftapwarmte uit elektriciteitscentrales en AVI´s heeft veruit het grootste aandeel op dit moment, terwijl biomassa een klein aandeel heeft en het daarbij ook kan gaan om warmteproductie in plaats van restwarmte. Exacte cijfers zijn niet bekend. Cijfers over potentie zijn beschikbaar maar lopen wel sterk uiteen. ECN heeft in een studie berekend dat de potentiele restwarmte voor huishoudens, utiliteitsbouw en glastuinbouw tot aan 2020 per jaar 25 tot 45 PJ bedraagt. Dit is na het doorlopen van correcties voor bijvoorbeeld gelijktijdigheid en temperatuurniveau. In het rapport ‘Toekomstbeeld klimaatneutrale warmtenetten in Nederland’ (PBL, 2017) wordt de ‘IPO nationale routekaart restwarmte’ gevolgd. Daarin wordt een beschikbaarheid van 100 PJ restwarmte vanuit de industrie genoemd, dat geschikt is voor levering aan derden. In Figuur 25 is de spreiding van restwarmtebronnen over Nederland te zien. Figuur 25 | Industriële restwarmte in 2013. Bron: Warmteatlas Nederland, Agentschap NL, verkregen via PBL, 2017

Minder dan 50 50 - 500 500 - 5.000 Meer dan 5.000

RESTWARMTE | 31


Toekomst restwarmte Met de omschakeling naar een volledig duurzame energievoorziening zal restwarmte van bepaalde bronnen, zoals kolencentrales, op termijn niet meer relevant zijn. %LM LQGXVWULsOH SURFHVVHQ ]DO UHVWZDUPWH EOLMYHQ YULMNRPHQ RRN LQ GH situatie van een volledig duurzame energievoorziening. De verwachting LV HFKWHU ZHO GDW GRRU R D HQHUJLHEHVSDULQJ HQ HOHNWULÀFHULQJ GH KRHYHHOheid en temperatuur sterk zal afnemen. Bovendien heeft de opkomst van YHUVFKLOOHQGH WHFKQLHNHQ ]RDOV GH LQGXVWULsOH ZDUPWHSRPS YHHO SRWHQWLH om op locatie meer restwarmte te benutten dan wel restwarmte geschikt te maken voor gebruik voor verwarming. De industrie heeft stevige prikkels nodig om restwarmte aan te bieden. De overheid kan nuttig gebruik van restwarmte aanmoedigen door garanties voor de lange termijn te bieden waar een bedrijf dit niet kan. Door het lozen van restwarmte te verbinden aan strengere randvoorZDDUGHQ (Q RI GRRU EHGULMYHQ WH EHORQHQ GRRU ELMYRRUEHHOG GH GHÀQLWLH van energiebesparing aan te passen zodat nuttig gebruik van restwarmte meetelt. De uitdaging is om deze aanmoediging van inzet van restwarmte niet te laten interfereren met oplossingen op lokaal niveau die wellicht PHHU PLOLHXZLQVW HQ RI ÀQDQFLHHO UHQGHPHQW RSOHYHUHQ Restwarmte kan een belangrijke rol spelen door de geplande uitfasering van aardgas. Volgens cijfers van CE Delft zorgde restwarmte in 2012 voor 13 PJ van de warmtevraag van woningbouw en is te verwachten dat dit groeit naar 60 PJ in 2050, zie ook Figuur 26. Figuur 26 | Invulling warmtevraag woningbouw, uitkomsten 2050 versus 2012. Bron: CE Delft, 2016

450 400

13

350 60 300 250 200

162 373

150

Restwarmte Geothermie WKO

100

69

50

46

0

20

Warmtepomp (bodem/lucht)

4

Uitkomsten 2050

Warmtepomp (hybride) Gasgestookte ketel Huidige situatie (2012)

Een uitdaging bij realisatie van restwarmteprojecten is de (lokale) afstemming tussen meerdere partijen, waaronder de leverancier(s) van warmte, energiebedrijf, gemeente, projectontwikkelaar en eigenaren van grond waarover leidingwerk ligt of komt te liggen. Indien een warmtenetwerk nog gerealiseerd dient te worden maakt dit de uitdaging uiteraard groter.

32 | RESTWARMTE


Praktijkvoorbeeld Het programma Warmte Koude Zuid-Holland laat zien hoe belangrijk de samenwerking tussen verschillende partijen is. Meer dan 30 publieke en private partijen werken daarin samen aan een collectief warmtenet om de Rotterdamse haven, de glastuinbouw en het stedelijk gebied met elkaar te verbinden. Zogenaamde Warmte Koude Atlassen, met daarin vraag en aanbod van warmte, zijn per gemeente opgesteld. De combinatie van de kaarten levert een regionale Warmte Koude Atlas. Deze geeft inzicht in de totale warmtevraag in een groot gebied en helpt beantwoording van de vraag of een regionale warmtestructuur daarin een rol kan spelen. Via www.warmteatlas.nl is op nationaal niveau te zien waar restwarmte wellicht mogelijkheden biedt. Voor dit stuk is gebruik gemaakt van informatie aangeleverd door Bert DaniĂŤls (Senior onderzoeker bij ECN) en Simon Spoelstra (Innovation manager Industrial Heat bij ECN).

RESTWARMTE | 33


4

2

WARMTEBRONNEN

BIOMASSA Wat is biomassa? In toenemende mate wordt biomassa ingezet voor de productie van hernieuwbare energie, in het bijzonder warmte. Deze toepassing wordt in belangrijke mate bevorderd met de subsidieregelingen ISDE en SDE+. Daarnaast zijn er steeds meer nieuwe toepassingen in de productie van bioplastics, in de cosmetische industrie enz.. %LRPDVVD ORRSW XLWHHQ YDQ KRXW DIYDO WRW DDQ PHVW HQ GLHUOLMNH ROLsQ HQ vetten. Figur 27 laat een typering met voorbeelden zien van biomassa, zoals gehanteerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Figuur 27 | Biomassa: oorsprong, typering en voorbeelden. Bron: PBL, 2017, via http://infographics.pbl.nl/biomassa/

Bos

Landbouw

Aquatisch

Productie

Kap van hout uit productiebossen

Teelt van gewassen als rietsuiker, mais, oliepalmen, koolzaad en grassen als miscanthus

Kweek van algen en wieren. Dit bevindt zich nog in een vroeg stadium.

Reststromen

Resten van bomen die achterblijven na het kappen/ uitdunnen van bosse

Residuen van gewassen zoals stro en stengels die niet geschikt zijn voor voedselproductie

Afval

Afval- en reststromen die YULMNRPHQ QD LQGXVWULsOH YHUwerking, zoals houtzaagsel

Afval- en reststromen GLH YULMNRPHQ QD LQGXVWULsOH verwerking en na gebruik of consumptie van landbouwproducten (zuiveringsslib, GFT-afval, textiel)

34 | BIOMASSA


Biomassa inzetten voor de opwek van warmte, eventueel in combinatie met of dankzij de opwek van elektriciteit, kan op de volgende manieren: 1.

Directe verbranding van biomassa: a. Warmte-kracht-koppeling (WKK) voor de opwek van warmte en elektriciteit; b. Ketels voor warmte- en/of stoomproductie t.b.v. warmte en/of elektriciteit; c. Houtkachels; d. Afvalverbrandingsinstallatie (AVI) – verbranding van biogene fractie van de afvalstroom

2.

Vergisting van biomassa met productie van biogas: a. WKK met opwek van warmte en elektriciteit; b. Als brandstof in ketels voor warmte- en/of stoomproductie; c. Opwaarderen naar groen gas voor verdere verspreiding;

3.

Vergassing van biomassa met als brandbaar product syngas;

4.

Brandstof (denk aan houtpellets) voor elektriciteitscentrales door bij- en meestook, waarbij grootschalig elektriciteit wordt geproduceerd en waarbij gestreefd wordt om de restwarmte te benutten;

Biomassa kent dus een grote diversiteit aan energietoepassingen, waar houtkachels, pelletketel-cv´s, houtpelletketels, mestvergisters en wkk-installaties op basis van bio-olie een paar voorbeelden van zijn. Vergassing van biomassa bevindt zich nog in een vroeg ontwikkelingsstadium. Biomassa is met een aandeel van bijna 70% de belangrijkste bron voor de huidige hernieuwbare energieproductie in Nederland (2015). In Figuur 28 is een verdeling hiervan te zien, voor zowel warmte als elektriciteit. Bij duurzame warmte is het aandeel zelfs 83% (biomassa en biogeen afval). In Figuur 29 is te zien dat de energieproductie uit biomassa toeneemt (bij verspreiding via warmtenetten). De inzet van biomassa zal binnenkort nog een forse impuls krijgen doordat de SDE+ subsidie sinds 2015 ook opengesteld is voor bijen meestook van biomassa in kolencentrales. Figuur 28 | Verbruik van hernieuwbare energie met biomassa in Petajoule (PJ). Bron: CBS, via https://www.cbs.nl/nl-nl/ nieuws/2016/21/verbruik-hernieuwbare-energie-toegenomen-naar-5-8-

Afvalverbrandingsinstallatie Biomassa huishoudens Biomassaketels bedrijven voor warmte Biogas Vloeibare biotransportbrandstoffen Biomassa centrales en bedrijven voor elektriciteit

2015

Figuur 29 | Energiebronnen van warmtenetten voor huishoudens. Bron: PBL, 2017

2014

0

5

10

15

20

25 PJ

12 10

Biomassa

8

Restwarmte

6 4

Overige brandstoffen

2

Kolen, met bijstook biomassa Aardgas

0 2013

2015

BIOMASSA | 35


Omdat biomassa een grondstof is die steeds weer opnieuw aangroeit en een korte koolstofcyclus kent wordt biomassa als een hernieuwbare brandstof beschouwd. Voor het draagvlak van het gebruik van biomassa is het van belang dat de biomassaproductie op een duurzame wijze gebeurt. Dat de herkomst van biomassa duurzaam moet zijn wordt als gevolg van toenemende inzet van biomassa steeds belangrijker. In subsidieregelingen zijn criteria opgenomen om dit te borgen, zoals herkomst uit duurzaam beheerde bossen en oogstbeperkingen voor kwetsbare gebieden.

Verdienmodel Biomassa is op vele verschillende manieren in te zetten voor de productie YDQ ZDUPWH 'H VSHFLÀHNH NHQPHUNHQ YDQ LQYHVWHULQJ HQ ÀQDQFLHHO UHQGHment kunnen sterk verschillen. De huidige én toekomstige beschikbaarheid en prijs van duurzaam geproduceerde biomassa is daarin belangrijk en onzeker. Zo zou door toenemende vraag naar biomassa de prijs kunnen stijgen van 4 dollar per gigajoule (GJ) in 2013, tot 14-28 dollar per GJ in 2050. Figuur 30 geeft een paar voorbeelden van de terugverdientijden voor een aantal typen grotere verbrandings- en vergistingsinstallaties. Investering

Figuur 30 | Indicatieve investeringskenmerken verbranding en vergisting van biomassa. Bron: RVO, via http://www.rvo.nl/ subsidies-regelingen/meerjarenafVSUDNHQ HQHUJLH HIÀFL & $%QWLH publicaties/duurzame-energie

Verbranding in ketel

Mogelijke subsidies

€ 250 - € 400 SDE+ of EIA per kilowatt thermisch (kWth) output

€ 2.400 SDE+ of EIA Verbranding per kWth output in WKK (klein, <10 MWe)

Terugverdientijd (TVT) (indicatief, sterk afhankelijk van o.a. biomassa- en gasprijs) 6 jaar (ketels < 5 MW) 3 jaar (ketels > 5 MW) 4 jaar

Vergisting in ketel

SDE+ of EIA € 580 per kWth output

7-8 jaar

Vergisting in WKK

SDE+ of EIA € 2.200 per kWth output

3-4 jaar

9RRU ELM HQ PHHVWRRN YDQ ELRPDVVD LQ NROHQFHQWUDOHV ]LMQ JHHQ VSHFLÀHNH JHJHYHQV RYHU KHW ÀQDQFLsOH UHQGHPHQW EHVFKLNEDDU :HO LV JHEOHNHQ dat zonder subsidie dit niet plaatsvindt, en met toekenning van de SDE+ subsidie wel weer zal gebeuren. Bij- en meestook van biomassa is onderdeel van het Energieakkoord en valt sinds 2015 onder de SDE+ regeling. Er is afgesproken dat deze stimulering van biomassa voor bij- en meestook duurzaam moet zijn (zoals hierboven genoemd) en niet meer mag zijn dan 25 PJ. Dit komt overeen met ca. 1,2%-punt aan de hernieuwbare energiedoelstelling voor 2020.

36 | BIOMASSA


Kansen en risico’s voor de toekomst Uit het rapport Biomassa 2030 (Ministerie van Economische Zaken, 2015) volgt dat de beschikbaarheid van niet-voedsel gerelateerde biomassa voor Nederland uiteenloopt van 115 PJ tot 753 PJ. Deze potentie zal gedeeld moeten worden tussen transport, elektriciteits- en/of warmteopwek en FKHPLFDOLsQ %LRPDVVD NDQ HHQ UHOHYDQWH URO VSHOHQ LQ KHW YHUGXXU]DPHQ van de energievoorziening. Voor het draagvlak is het van belang dat de biomassaproductie op een duurzame wijze gebeurt.

BIOMASSA | 37


4

3

WARMTEBRONNEN

WKO Wat is Warmte Koude Opslag? Warmte-Koude Opslag (WKO) wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en te koelen. In Nederland wordt WKO voornamelijk toegepast bij utiliteitsgebouwen, glastuinbouw, woningbouw en datacenters. Het is een systeem waarbij warmte en koude wordt opgeslagen in een watervoerende laag (aquifer) in de bodem. In deze watervoerende laag worden grondwaterbronnen aangeboord. Het grondwater wordt opgepompt en in de zomer gebruikt om te koelen en in de winter om te verwarmen. Een warmtewisselaar zorgt voor de temperatuuroverdracht van het grondwater. Daarnaast wordt vrijwel altijd een warmtepomp ingezet om de temperatuur verder te verhogen voor het afgiftesysteem in het gebouw. Grofweg bestaan twee typen WKO-systemen. Bij een zogenaamd open systeem wordt grondwater opgepompt (onttrekkingsbron) en na gebruik weer JHwQĂ€OWUHHUG LQĂ€OWUDWLHEURQ 'H WZHHGH YDULDQW KHHW HHQ JHVORWHQ V\VWHHP (of bodemwarmtewisselaars), die ook voor koeling en verwarming wordt gebruikt. Daarvoor wordt een vloeistof rondgepompt zonder in aanraking te komen met het grondwater. De gesloten systemen hebben een kleinere capaciteit dan de open systemen.

Open systeem Op een diepte tussen doorgaans 50 en 200 meter wordt minimaal ĂŠĂŠn koude (6-8 graden) en ĂŠĂŠn warme bron (14-20 graden) aangelegd. Indien de aquifer dik genoeg is en de gewenste capaciteit van de bronnen beperkt, dan kunnen de warme bron en de koude bron boven elkaar aangebracht worden in ĂŠĂŠn (groot) boorgat (monobron). Bij twee afzonderlijke bronnen in separate boorgaten spreekt men van een doublet. 'H NRVWHQ YDQ HHQ PRQREURQV\VWHHP ]LMQ VLJQLĂ€FDQW ODJHU PDDU GH waterverplaatsingscapaciteit is ook beperkter. De grondwaterstroming in een monobronsysteem of een doublet systeem is altijd tweezijdig. Grofweg de helft van het jaar (stookseizoen) wordt het grondwater van de warme bron naar de koude bron gepompt. In het zomerseizoen is dit andersom, dan wordt het grondwater van de koude bron naar de warme gepompt. Een andere mogelijkheid is het recirculatiesysteem, waarbij JHEUXLN ZRUGW JHPDDNW YDQ HHQ YDVWH RQWWUHNNLQJVEURQ HQ LQĂ€OWUDWLHEURQ Hierbij wordt altijd onttrokken met een temperatuur van ca. 10 tot 12 graden.

38 | WKO


Dit systeem is wat goedkoper, maar heeft ook een lager rendement door het ontbreken van extra warmte of koude. Soms wordt dit gecombineerd met grondwatersanering, zoals in Utrecht gebeurt onder de naam ‘Biowasmachine’. Afhankelijk van waaraan behoefte is, wordt de koude of de warme bron gebruikt (zie Figuur 32). Met behulp van een warmtewisselaar wordt de koude of warmte uit het grondwater afgestaan aan de gebouwinstallatie. Het opgewarmde of afgekoelde grondwater wordt dan teruggevoerd naar de andere bron. Om te voorkomen dat de thermische balans van de ondergrond wordt verstoord, is bij wet vastgelegd dat de energiebalans over een periode van vijf jaar sluitend moet zijn. Het gebruik van zogenaamde regeneratie kan hiervoor nodig zijn. Ook mag met het risico op bodemdaling en verdroging geen water SHUPDQHQW RQWWURNNHQ ZRUGHQ XLW GH ERGHP ]RQGHU WH LQÀOWUHUHQ Figuur 32 | WKO open systeem in doublet opstelling in zomer en winter. Bron RWS, http://www.rwsleefomgeving.nl/publish/pages/92915/wko_open_ systeem.png

Watervoerend pakket

Watervoerend pakket

Koudevraag

Warmtevraag

De levensduur van een WKO-systeem ligt voor de bronnen, het leidingwerk en de warmtewisselaar op minstens 25 jaar. Voor een luchtbehandelingssysteem, pompen, regelinstallatie en dergelijke wordt uitgegaan van 15 jaar.

Gesloten systeem Een gesloten WKO-systeem bestaat uit een aantal leidingen (lussen) die verticaal of horizontaal in de bodem worden geplaatst. De vloeistof die hier doorheen stroomt kan warmte of koude overdragen aan, dan wel opnemen uit de bodem.

WKO | 39


Toepasbaarheid en business case WKO

Figuur 33 | Indicatie terugverdientijd WKO systeem.

WKO kan worden toegepast bij een laagwaardige warmtevraag (<100 °C), die 62% beslaat van de totale Nederlandse warmtevraag. Het bodemtype in combinatie met plaatselijke wet- en regelgeving bepaalt of en hoe WKO daadwerkelijk kan worden toegepast. De te verwachten terugverdientijd (TVT) hangt van vele factoren af, waaronder de te verwachten besparing op energiekosten, de schaalgrootte, het type systeem, en de energiebehoefte van het gebouw. Over het algemeen neemt de TVT af naarmate de schaalgrootte toeneemt en indien het systeem voor zowel verwarming als koeling wordt gebruikt, zie Figuur 33 voor een indicatie hiervan. Via de WKO tool (www.wkotool.nl) van Rijkswaterstaat is voor elke VSHFLÀHNH VLWXDWLH HHQ LQVFKDWWLQJ WH PDNHQ YDQ WRHSDVEDDUKHLG HQ 797

Bron RWS, www.wkotool.nl

10 huizen

120 huizen

10 apparte menten

120 apparte menten

Utiliteit 3.000 m2 bvo

Utiliteit 10.000 m2 bvo

Type systeem

Gesloten

Open

Gesloten

Open

Gesloten

Open

Meerkosten investering 1 (€, indicatief)

65.800

734.000

15.800

131.000

45.800

108.000

TVT (jaren, indicatief)

17-21

16-20

6-10

4-8

5-9

3-7

¹) Meerkosten investering ten opzichte van een referentiesysteem, voor een locatie met zeer geschikt bodemtype

Bij open systemen is de elektriciteitsbesparing die gerealiseerd wordt met koelen 40-80% in vergelijking met een koelmachine. Bij verwarmen is minimaal 40% besparing mogelijk ten opzichte van verwarmen met een hoogrendementsketel. Als maat voor het rendement wordt de Seasonal Performance Factor (SPF) gebruikt. Dit wordt ook wel SPF BES genoemd, waarbij BES staat voor bodem energie systeem. Dit rendementsgetal geeft weer hoeveel nuttige energie (in de vorm van warmte of koude) het WKO-systeem levert ten opzichte van de aandrijfenergie die het systeem verbruikt. Dit getal geeft in combinatie met de bijdrage van het WKO-systeem op de totale warmte- en koudevraag van een gebouw een goede indicatie van de energiezuinigheid en daarmee de gerealiseerde CO2 besparing.

Ontwikkeling WKO markt De afgelopen jaren (marktcijfers zijn slechts bekend tot en met 2015) is de groei van het aantal bijgeplaatste systemen – open en gesloten – afgevlakt, zie ook Figuur 34. Als mogelijke oorzaken worden de opkomst van duurzame alternatieven, waaronder de lucht-water-warmtepomp, en de afname van het bouwvolume in de woning- en utiliteitsbouw genoemd. Met de introductie van de ISDE subsidie zal vanaf 2016 wellicht weer een stijging te zien zijn van het aantal bijgeplaatste systemen. Open WKO systemen zijn het meest toegepast in Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant, waarbij de utiliteitsbouw veruit het grootste toepassingsgebied is (zie Figuur 35 en Figuur 36).

40 | WKO


Figuur 34 | Warmtepompen met gebruik van bodemwarmte. Bron: CBS

2011

2012

2013

2014

2015**

402

598

435

500

502

1.204

1.058

639

242

155

808

873

502

190

7

396

185

137

52

148

1.606

1.436

1.072

542

457

2011 Open systemen (zonder omtrekking van grondwater)

2012

2013

2014

2015**

567

545

197

200

156

3.686

3.785

1.783

1.768

1.493

1.011

656

688

1.125

1.112

2.675

3.129

1.095

381

381

4.253

4.330

1.980

1.629

1.629

5.859

5.786

3.052

2.510

2.086

Open systemen (met omtrekking van grondwater) Utiliteitsgebouwen en op landbouwbedrijven Woningen, totaal

Totaal

alleen ruimteverwarming ruimteverwarming en tapwaterverwarming

Utiliteitsgebouwen en op landbouwbedrijven Woningen, totaal

Totaal

alleen ruimteverwarming ruimteverwarming en tapwaterverwarming

Totaal

Figuur 35 | Onttrokken grondwater in open WKO systemen per sector, 2015. Bron: CBS

Mln m3 Glastuinbouw Industrie Overige landbouw Utiliteitsbouw Woningbouw

19 2 11 209 38

Totaal

278

Mln m3

Figuur 36 | Onttrokken grondwater in open WKO systemen, 2015. Bron: CBS

Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg

9 5 4 10 22 5 26 64 77 3 43 10

Totaal

278

WKO | 41


Figuur 37 | Ontrekking van warmte en koude via aardwarmte en bodemenergie. Bron: CBS, Heerlen/Den Haag, geraadpleegd op 15-3-2017 via statline.cbs.nl

Onttrekking warmte uit bodem

Onttrekking koude uit bodem

Aardwarmte (>500 m diepte) pompen

Bodemwarmte, totaal Bodemenergie, totaal

2011

308

2.385

1.660

2012

316

2.710

1.646

2013

993

3032

1.830

2014

1.502

3.573

1.909

2015

2.448

3.796

1.793

Brontechniek Perioden

42 | WKO


Kansen en risico’s voor de toekomst WKO is een bewezen technologie die al veel in Nederland is toegepast (waaronder in het Rijksmuseum en Van Gogh Museum). In de praktijk blijken prestaties van WKO systemen echter nogal eens tegen te vallen. Dit is heel goed te voorkomen door een gedegen, integraal ontwerp met goede afstemming tussen de bron (ondergronds deel), de warmtepomp met toebehoren (energiecentrale), en de gebouwinstallatie (afgiftesysteem). De introductie van het Wijzigingsbesluit Bodemenergiesystemen (WBBE) heeft mede tot doel om dit te verbeteren. Daarnaast is monitoring van essentieel belang om 1) prestaties te kennen en 2) over de tijd een systeem te kunnen optimaliseren. De meningen verschillen echter over de juiste indicatoren hiervoor. %LM HHQ :.2 V\VWHHP OLJW GH LQLWLsOH LQYHVWHULQJ KRJHU WHQ RS]LFKW YDQ JHbruikelijke verwarmings- en koelsystemen, terwijl de variabele kosten lager OLJJHQ ]LH )LJXXU (HQ VOLPPH RS]HW YDQ ÀQDQFLHULQJ HQ H[SORLWDWLH LV dan ook belangrijke uitdaging, om zo aan verschillende belangen van o.a. investeerder, exploitant en gebruiker te voldoen. Met het toenemende aantal WKO systemen is beïnvloeding tussen systemen onderling een mogelijk risico. In de praktijk levert het onderzoeken en beoordelen van deze interferentie nog veel vragen op. Verbetering van het instrumentarium hiervoor zou kunnen door ontwikkeling van uniforme criteria, het aanbieden van rekentools, kennisdeling over interferentiegebieden, en de verbetering van registratie van bodemenergiesystemen. Het project FOME-BES (Fibre Optic Monitoring van de ondergrondse Energiebalans van BodemEnergieSystemen) laat zien dat de sector in beweging is op dit punt. De potentie om een groter deel van de warmte- en koudevraag in Nederland met WKO te voorzien is enorm. In theorie is WKO eindeloos toe te passen doordat de energiebalans van de ondergrond gelijk blijft, net als het waterpeil. Hiermee kan het een belangrijke rol spelen in de transitie naar een duurzame warmte- en koude-voorziening. In het Energieakkoord en de Warmtevisie van het ministerie van Economische Zaken LV GLW JHNZDQWLÀFHHUG PHW HHQ GRHO YDQ UHVSHFWLHYHOLMN 3- LQ KHW jaar 2020 respectievelijk 2023. In 2015 bedroeg dit 5,6 PJ (zie Figuur 37), waardoor een sterke stijging van de groei noodzakelijk is om deze doelen te halen. Meningen en cijfers over de potentie van WKO lopen uiteen. Uit een literatuuronderzoek van eRisk Group volgt een technisch potentieel voor WKO van 70 PJ in 2020. Dit artikel is mede tot stand gekomen met medewerking van Frank Achterberg (voorzitter branchevereniging BodemenergieNL) en Jaap van Eck (directeur Eteck)

WKO | 43


4

4

WARMTEBRONNEN

GEOTHERMIE Wat is Geothermie? Geothermie in het kort 850 PJ potentieel (74% van de totale warmtevraag NL) 11 operationele geothermieputten (2,5 PJ in 2015) In 2015 zes opsporingsvergunningen aangevraagd 10°C is de temperatuur onder aardoppervlakte 31°C stijgt de temperatuur per kilometer diepte Voor stadsverwarming is 90°C - 110°C nodig Ultradiepe geothermie in NL nog niet toegepast

De aarde is een continue bron van warmte door radioactief verval in de kern van de aarde. De natuurlijke warmtestroom van de aarde is voldoende om in de totale wereldvraag aan energie te voldoen. In gebieden met vulkanische activiteit komt die warmte zeer dicht onder de oppervlakte en wordt al honderd jaar gebruikt voor elektriciteitsproductie en warmtewinning. In Nederland wordt geothermie (aardwarmte) voornamelijk gebruikt voor de ruimteverwarming in de glastuinbouw (90%) en op sommige plaatsen om woonwijken te verwarmen. Aangezien in de Nederlandse bodem geen recente vulkanische activiteiten zijn geweest, is de temperatuur in de ondergrond relatief laag. De temperatuur direct onder het aardoppervlak is rond de 10 graden Celsius (°C). Iedere kilometer dieper stijgt de temperatuur in ons land met ongeveer 31°C. Aardwarmte is daardoor vanaf circa 1.500m te gebruiken voor directe verwarming (zonder warmtepompen) en vanaf vijf kilometer diepte ook voor de industrie en (met een redelijk rendement) voor de productie van elektriciteit. Voor geothermie productie vinden twee boringen plaats (een doublet genaamd) die uitkomen in een watervoerende laag (aquifer) en op die diepte een onderlinge afstand hebben tussen 1200 en 1500m. Uit de productieput wordt warm water gewonnen. Met een warmtewisselaar wordt bovengronds de warmte onttrokken, waarna het afgekoelde water via de injectieput wordt teruggepompt in de grond. De bodemdruk blijft hierdoor gelijk. Als het opgepompte water warmer is dan 100°C is het in principe bruikbaar voor de opwekking van elektriciteit. Vanaf 70°C is het al geschikt om huizen mee te verwarmen. Voor deze temperaturen zal geothermie voor Nederland interessant zijn voor dieptes van 2.000 tot 4.000m. Volgens LQVFKDWWLQJHQ YDQ 592 NDQ UXLP YDQ GH 1HGHUODQGVH LQGXVWULsOH warmtevraag gebruikmaken van geothermie. De warmtevraag van deze bedrijven ligt tussen de 100 en 200°C.

Figuur 38 | Diepe en ultradiepe geothermie

44 | GEOTHERMIE

Diepte (m)

Temperatuur (C) Toepassing

Kosten (€)

Diep

1500-4000

<130

Glastuinbouw, gebouwde omgeving

15-20 Mln.

Ultradiep

4000-8000

>130

Industrie, elektriciteitsproductie

>40 Mln.


Verdienmodel De investeringskosten voor een typisch geothermiesysteem (zoals dat nu veelal in de glastuinbouw wordt gebruikt) bedragen 15-20 miljoen euro. Voor ultradiepe geothermie liggen de kosten hoger, zie Figuur 38. Voor de businesscase wordt veelal gerekend met 30 jaar. Geothermie had in 2014, in vergelijking met andere hernieuwbare energiebronnen die voor SDE+ in aanmerking komen, de minste subsidie nodig. Ook al zijn sindsdien de kosten van andere bronnen gedaald, geothermie blijft één van de goedkoopste hernieuwbare energiebronnen. Dit heeft onder andere te maken met het hoge aantal vollast-uren per jaar. Dit is bijvoorbeeld ongeveer 50% lager bij windturbines. Door o.a. de onzekerheid en onbekendheid van de ondergrond, de relatief hoge investeringskosten en GH XLWGDJLQJ RP DDQERG HQ YUDDJ YDQ ZDUPWH RRN JHRJUDÀVFK JH]LHQ RS elkaar aan te sluiten groeit geothermie slechts met enkele projecten per jaar, zoals in Figuur 39 te zien is. Figuur 39 | Aantal geothermie installaties in Nederland.

Aantal installaties

Bron CBS

Warmteproductie

Vermeden verbruik van fossiele primaire energie

Kton

TJ 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015**

1 1 2 4 6 8 10 11

96 142 318 316 495 993 1502 2462

Vermeden emissie CO2

95 140 316 315 491 986 1488 2439

5 8 17 17 27 54 81 132

De levensduur van een doublet is beperkt (30+ jaar). Door de injectie van het afgekoelde water ontstaat rond de injectieput een koudefront. Tijdens de productie zal dit koudefront naar de productieput toetrekken. Vanaf het moment dat het koudefront de productieput bereikt (thermische doorbraak genaamd), neemt de temperatuur geleidelijk af (denk aan 1°C per 10 jaar) totdat de productietemperatuur een kritische ondergrens heeft bereikt waarbij economische winning niet meer mogelijk of rendabel is. Het duurt veelal meer dan honderd jaar voordat de temperatuur weer op een voor de betreffende diepte normaal niveau is.

GEOTHERMIE | 45


Mocht u overwegen geothermie toe te passen, dan zijn de volgende zaken relevant: ‡

Vergunningen. Bij boringen dieper dan 500 m in de aarde is de Mijnbouwwet van toepassing. In Nederland is het dusdanig geregeld dat het opsporen en het winnen van een delfstof en aardwarmte alleen met toestemming (concessie) van de staat mag worden uitgevoerd.

‡

SDE+. De SDE+ subsidie stimuleert het winnen van warmte vanaf een diepte van 500 meter. Daarnaast is het mogelijk subsidie aan te vragen op de productie van elektriciteit uit deze aard warmte. RVO maakt onderscheid tussen aardwarmte tot een diepte van 3.500 meter en projecten die dieper boren.

‡

Garantstelling +HW ERUHQ QDDU DDUGZDUPWH NHQW VLJQLÀFDQWH risico’s. Als een boring minder oplevert dan verwacht, dan heeft GLW ÀQDQFLHHO JURWH JHYROJHQ 'DDURP KHHIW KHW PLQLVWHULH GH Regeling Nationale EZ Subsidies (RNES aardwarmte) in het leven JHURHSHQ 'H 51(6 YHU]HNHUW HHQ EHGULMI WHJHQ GH ÀQDQFLsOH risico’s van een dergelijke misboring. De RNES kan vanaf 1 april 2017 tot en met 1 april 2022 worden aangevraagd.

Figuur 40 |

46 | GEOTHERMIE

Categorie

Bedrag

Maximale subsidie per project

5HJXOLHUH JHRWKHUPLH Diepe geothermie

½ PLOMRHQ ½ PLOMRHQ • P € 25,5 miljoen € 12,75 miljoen > 3.000m


Kansen en risico’s voor de toekomst De (duurzame) warmtesector is verwachtingsvol over geothermie. Hoewel tot een diepte van drie kilometer de zakelijke kansen en kosten aardig in kaart zijn, staan we nog in het begin van de ontwikkeling van de geothermie. In de afgelopen jaren is slechts voor een handjevol projecten subsidie aangevraagd. Met name voor ultradiepe geothermie (vier kilometer en dieper) is relatief veel onbekend en onzeker. Naast de stevige kapitaalbehoefte die gepaard gaat met een markt waarin nog relatief weinig projecten gerealiseerd zijn, spelen ook andere factoren een rol bij het (nog) uitblijven van veel vergunningaanvragen voor geothermie. De overheid zou hier een rol kunnen spelen door bijvoorbeeld de RNES garantieregeling voor gebieden met een hoog ondergronds risico uit te breiden. Daarnaast is om een dergelijk project verantwoord te kunnen uitvoeren veel kennis en ervaring vereist. R&D is nodig voor kostenreductie in het boren, betere inschatting vooraf van ondergrondse eigenschappen die bepalend zijn voor het te behalen vermogen, technieken om het rendement van tegenvallende putten te verhogen en het voorspellen en beheersen van ongewenste neveneffecten (zoals microaardbevingen). Kennisontwikkeling zou versterkt kunnen worden door geologische informatie die is verzameld voor olie- en gaswinning versneld ter beschikking te stellen van bedrijven die geothermieputten willen boren. Daarnaast zal uitwisseling van ervaringen tussen exploitanten van bestaande geothermieputten kunnen zorgen voor meer duidelijkheid over de potentie en het reduceren van risico’s op de ongewenste neveneffecten. Als geothermie daadwerkelijk een vlucht gaat nemen in Nederland, zal het coördineren van putlocaties noodzakelijk zijn om interferentie tussen afzonderlijke putten en rendementsverlies te voorkomen. Heldere procedures zijn hier van belang voor ruimtelijke inpassing, zowel bovengronds als ondergronds. Daarnaast is toezicht essentieel om voor veilige installaties te zorgen en aardbevingen en vervuiling van grondwater te voorkomen. Bij ultradiepe geothermische winning moet het gesteente eventueel gestimuleerd worden om de productie van water te optimaliseren. Bij de stimulatie wordt de natuurlijke doorlatendheid vergroot door chemische RSORVVLQJ YDQ YHUVWRSWH KROUXLPWHV RI GRRU KHW FUHsUHQ RI YHUJURWHQ YDQ fractures. Er zijn hierbij parallellen met technieken die worden toegepast in de olie- en gaswinning. Staatstoezicht op de Mijnen ziet er scherp op toe dat vergunninghouders aan hoge eisen voldoen. Veilige en betrouwbare geothermische stimulatie technieken, waaronder fracking, staan ook hoog op de Europese innovatieagenda. Naast productie van aardwarmte, is de ondergrond in Nederland ook geschikt als seizoensbuffer voor (rest)warmte in de ondergrond (HTO – Hoge Temperatuur Opslag). HTO kan een belangrijke schakel betekenen in het verduurzamen van de Nederlands warmtenetten doordat warmte (en elektriciteit) surplus in de zomer (van wind, zon, geothermie, LQGXVWULsOH UHVWZDUPWH NDQ ZRUGHQ RSJHVODJHQ HQ JHEUXLNW LQ GH ZLQWHU Dit biedt goede kansen om restwarmte beter te gebruiken, het rendement van de hele cyclus te verbeteren en tegelijkertijd de baten te verhogen. HTO wordt echter nog niet breed toegepast in de Nederlandse ondergrond. Uitdagingen met betrekking tot de techniek van de optie, robuustheid van de business case en het bijbehorende juridische kader zijn belangrijke punten die de implementatie ervan beïnvloeden. Meer kennis en ervaring is nodig voor een snellere implementatie van HTO in Nederland. Dit artikel is mede tot stand gekomen na interviews met Frank Schoof (voorzitter Platform Geothermie) en prof. dr. Jan-Diederik van Wees (Universiteit Utrecht / TNO).

GEOTHERMIE | 47


5 aan het woord

warmteKlant In de media zijn regelmatig kritische klanten van warmtenetten aan het woord. De verhouding tussen klant en warmtenet exploitant wordt steeds belangrijker wanneer het aantal klanten aangesloten op een warmtenet groeit, warmtenetten moeten verduurzamen en de wet- en regelgeving hieromtrent gaat veranderen. Daarom dit gesprek tussen de directeur Nuon Westpoort Warmte (Martin Buijck) en een kritische klant (Theo de Ridder).

48 | AAN HET WOORD, WARMTEKLANT

‡

Theo de Ridder is sinds 17 jaar voorzitter van de VvE Dijkgraaf plein in Amsterdam Nieuw-West met 247 woningen, 9 winkels, 60 binnengarages en 60 buitengarages. Tot 2010 werden de woningen van collectieve warmte voorzien middels een centrale gasketel. In 2010 zijn de woningen die onder de VvE vallen, aangesloten op het warmtenet van Nuon. Het warmtenet, eigendom van de gemeente Amsterdam en Nuon, wordt nu gevoed door restwarmte van de Amsterdamse afval energiecentrale.

‡

Martin Buijck werkt al bijna 25 jaar bij Nuon. Martin is operation eel directeur van Westpoort warmte, een samenwerkingsverband tussen de gemeente Amsterdam en Nuon. Westpoort warmte is opgericht in 2000, daar is Martin al vanaf het begin bij betrokken. Hij heeft zich ook actief bezig gehouden met de voorfase waarin verkend werd welke mogelijkheden er waren voor een duurzaam warmtenet in Amsterdam West.


Waarom warmte van Nuon? Bij de afweging om voor stadsverwarming van Westpoort Warmte te kiezen hebben diverse factoren meegespeeld bij de VvE van Theo. Zo was het vertrouwen in het warmtebedrijf heel belangrijk en lag vanaf het begin de voorkeur om collectieve warmte toe te passen, aangezien de VvE al een collectieve warmte installatie had. Daarom ging de voorkeur uit een warmtenet dat is aangesloten op een gasloos warmtenet. De vorige (gas)installatie (twee gasketels) is bijna 50 jaar meegegaan en zou met het opraken van aardgas op termijn niet meer interessant zijn. De belangrijkste argumenten waarop de VvE haar keuze heeft gebaseerd (in volgorde van belang) waren: (1) kosten, (2) comfort, (3) duurzaamheid en (4) stabiliteit van het netwerk. Op basis van deze primaire criteria heeft de VvE na een zoektocht en vergelijking voor Westpoort Warmte gekozen. De partijen zijn een samenwerking aangegaan voor 15 jaar. Dan is de installatie afbetaald en loopt ook het contract af.

De beginfase De samenwerking liep in het begin niet vlekkeloos en de overzetting van de gasinstallatie naar het warmtenet is bijna een jaar vertraagd ten opzichte van de oorspronkelijke planning. De communicatie met Westpoort Warmte verliep niet vlekkeloos, tot ergernis van Theo. Daar kunnen zowel Theo als Martin nu samen om lachen. Het verdiende niet altijd de schoonheidsprijs wat Westpoort Warmte deed vertelt Martin. Al dit soort grote en complexe projecten zijn in zeker mate maatwerk, zeker bij bestaande bouw. Toch had Westpoort Warmte beter kunnen communiceren naar de VvE over het proces, vergunningaanvragen en tegenslagen tijdens de aanleg. “Theo gaf ons duidelijke en oprechte terugkoppeling en daar hebben wij als organisatie veel van geleerd� zegt Martin.

AAN HET WOORD, WARMTEKLANT | 49


Verduurzamen van warmte

‘‘Dankzij de Warmtewet wordt de balans tussen het belang van de consument en het rendement voor het warmtebedrijf goed beschermd en bewaakt.’’

De restwarmte uit de Afval Energie Centrale (AEC) levert op dit moment een belangrijk deel van de energie voor het warmtenet in Amsterdam Nieuw-West, aangevuld met enkele volledig duurzame bronnen. In de toekomst kan een scenario ontstaan waarin op termijn niet genoeg afval EHVFKLNEDDU LV GLW ZRUGW QX DO GHHOV JHwPSRUWHHUG XLW (QJHODQG HQ ,WDOLs en dat afval niet meer de (enige) energiebron voor het warmtenet zal zijn. Er zal dan naar andere technieken gekeken moeten worden, geothermie is een veelgenoemd alternatief. Hoewel Martin de kritiek op het verbranden van afval begrijpt, is verbranden op dit moment volgens hem wel de meest gunstige optie, omdat afval anders eindigt op een stortplaats waar het grote hoeveelheden methaan uitstoot (methaan is een tot 84 keer sterker broeikasgas dan CO2). Vanuit Westpoort Warmte en vanuit Nuon is er het besef dat de opwekking van warmte de komende jaren alleen maar duurzamer zal moeten worden. Het overgrote deel van de huidige energievoorziening NRPW RS GLW PRPHQW XLW GH $(& PDDU HU ZRUGW RRN DO JHs[SHULPHQWHHUG met andere warmtebronnen. Zo is er een samenwerking met het bedrijf Orgaworld, een bedrijf dat reststromen uit de voedingsmiddelen industrie bij elkaar brengt, deze worden vervolgens vergist en dit gas wordt dan gebruikt in een WKK waarbij ook duurzame warmte vrijkomt.

Klanttevredenheid Hoewel Westpoort Warmte en de VvE regelmatig botsten, is onderlinge communicatie goed en beseft Westpoort Warmte volgens Theo, dat ze zich in moeten blijven zetten voor klanttevredenheid, omdat ze over 7 jaar ook over kunnen stappen op een andere leverancier. Klanttevredenheid is de basis voor de toekomst. Volgens Martin wordt de klanttevredenheid bij het totale warmtenet van Westpoort warmte gewaardeerd met een cijfer 7. Theo herkent zich hierin en weet bij klachten Martin direct te vinden. Volgens Martin is dat ook een leerpunt van een groot bedrijf als Nuon, dat vertrouwen en directe communicatie voor beide zijden goed werkt. De kritiek van klanten op warmtenetten die veelal in de media plaatsvindt begrijpen beide heren deels. Allereerst zijn sommige klachten ook daadwerkelijk terecht. Het is aan energiebedrijven, zeker met een monopolypositie als een warmtenet, om transparant te zijn over de (opbouw van) de tarieven en kosten en moeten zij in nauw contact te staan met klanten. Dat gaat lang niet altijd goed. Daarnaast hebben klanten die de pers zoeken ook lang niet altijd gelijk.

De toekomst van warmtenetten Theo verwacht dat indien de toekomstige warmtevoorziening wordt YHUGXXU]DDPG HU YDQXLW GH 9Y( JHHQ SULQFLSLsOH EH]ZDUHQ ]LMQ WHJHQ een eventuele benodigde lastenverhoging. Hij verwacht dat er binnen de organisatie genoeg besef is over het belang van verduurzaming. Maar hij benadrukt hierbij dat communicatie over de urgentie, de beweegredenen van de warmteleverancier en transparantie over kosten en tarieven zeer essentieel zijn om klanten mee te krijgen. Ook zou in de toekomst een model kunnen ontstaan waarin klanten van een warmtenet zelf ook aandeelhouder worden van het net zelf, aldus Theo. Volgens Nuon zitten we op dit moment in de voorfase van de grootschalige uitrol van warmtenetten in Nederland. Daarom pleit Martin ervoor om op dit moment derden toegang en daarmee concurrentie nog

50 | AAN HET WOORD, WARMTEKLANT


niet toe te laten in grootschalige projecten. Dit zou leiden tot “cherry picking” wat de grootschalig uitrol zal vertragen. Er is vanuit Nuon wel begrip voor geluiden uit de markt die tegen het monopolie van warmtenetten zijn en twijfelen aan het ‘Niet meer dan anders-principe’ (NMDA). Dankzij de Warmtewet wordt de balans tussen het belang van de consument en het rendement voor het warmtebedrijf goed beschermd en bewaakt.

Aan beleidsmakers Aan beleidsmakers zou Nuon mee willen geven dat zij de regie moeten durven nemen om Nederland, een provincie of gemeente fossiel-vrij te maken. De aanbeveling van Martin is om het gesprek aan te gaan met alle stakeholders. Ga daarvoor naar de buurten en in gesprek met bewoners. Vraag hoe zij de toekomst zien voor de warmtevoorziening. Kijk daar wat de mogelijkheden zijn en ga in de gesprekken alle opties af. Daar gelooft Theo ook in. Toch is de overstap naar een gasloze samenleving nog lang niet bij iedereen vanzelfsprekend volgens Theo. Sommige consumenten willen niet gedwongen worden tot extra kosten zonder dat daar iets tegenover staat. Bewoners zullen hierin daarom ÀQDQFLHHO JHFRPSHQVHHUG PRHWHQ ZRUGHQ HQ GH RYHUKHLG PRHW KLHU een begeleidende en stimulerende rol in spelen. Om de transitie van fossiele energie naar duurzame warmte vorm te geven moeten eindgebruikers niet alleen enthousiast gemaakt worden, maar vooral ook enthousiast gehouden worden. Dit zou kunnen in de vorm van ambassadeurs die positieve ervaring hebben met warmtenetten maar tegelijkertijd ook het eerlijke verhaal vertellen.

AAN HET WOORD, WARMTEKLANT | 51


5 aan het woord

uitfasering aardgas

52 | AAN HET WOORD, UITFASERING AARDGAS


TJALLING DE VRIES PROJECTLEIDER WARMTE MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

De doelstelling is om op lange termijn volledig zonder aardgas te kunnen functioneren. Op dit moment maakt het pand van het Ministerie van Economische Zaken al gebruik van een eigen warmte-koude opslag en is aangesloten op stadswarmte in Den Haag. Los van het directe eigen gebruik heeft EZ natuurlijk een belangrijke regulerende relatie met de gassector in Nederland. Die relatie verandert met de tijd, maar blijft nodig om gas, in verschillende vormen, nuttig en duurzaam in Nederland te kunnen gebruiken. Hoofddoelstelling van het energie en –klimaatbeleid is om de CO2uitstoot in Nederland met 80 tot 95% te reduceren in 2050. Dit betekent een ambitieuze inzet op energiebesparing en het ontwikkelen en realiseren van duurzame warmte-opties. Voor lagere temperaturen - voor de verwarming van woningen, gebouwen en tuinbouwkassen - is vergaande emissiereductie technisch mogelijk, hoewel de prijs door ontwikkeling van technieken nog NDQ YHUEHWHUHQ 'H WHFKQRORJLHsQ RP HHQ &2 DUPH LQGXVWULH WH UHDOLVHUHQ in 2050 zijn nu nog niet uitontwikkeld. Er zijn innovaties nodig gericht op HIÀFLsQW HQ GXXU]DDP ZDUPWHJHEUXLN RS QLHXZH SURGXFWHQ HQ FLUFXODULWHLW Minister Kamp heeft het over de uitfasering van aardgas. In de gebouwde omgeving zetten we in op vergaande reductie van de warmtevraag en een sterke vermindering van aardgasgebruik via het stimuleren en inpassen van CO2-arm opgewekte elektriciteit en warmte. Ruim 90% van de huishoudens in Nederland gebruikt nu aardgas om zijn huis te verwarmen. Wanneer je die zekerheid wegneemt, dan moeten er goede alternatieven beschikbaar zijn. Warmte-oplossingen dus die duurzamer zijn, minstens zo betrouwbaar en betaalbaar. Er is overduidelijk nog veel werk aan de winkel voordat we zover zijn. In de Energieagenda 2016 is beschreven hoe het Kabinet uitwerking wil geven aan deze transitie.

''Hoofddoelstelling van het energie en –klimaatbeleid is om de CO2-uitstoot in Nederland met 80 tot 95% te reduceren in 2050.'' Voor de grootschalige uitrol van warmteprojecten bij de uitfasering van aardgas in de toekomst beschouw ik de volgende als de drie grootste uitdagingen: 1.

Heldere afwegingen tussen (de kosten van) verschillende warmte-opties: besparing, elektrisch, warmte, gas;

2.

Tijdige ontwikkeling en ingroei van duurzame warmtebronnen;

3.

Directe betrokkenheid van en draagvlak bij de warmte-afnemers.

Om deze uitdagingen te kunnen tackelen moeten we samen de transitie vormgeven en dus zullen we ook elke overtuiging daarin moeten meewegen. De omslag van aardgas naar warmte vergt een forse inspanning van alle burgers, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties. De transitie zal een grote impact hebben op de ruimte en op de leefomgeving van mensen. In de ontwikkeling van projecten moet daarom maatwerk geleverd worden en nieuwe partijen worden betrokken om samen de transitie tot stand te brengen.

AAN HET WOORD, UITFASERING AARDGAS | 53


5 aan het woord

uitfasering aardgas

54 | AAN HET WOORD, UITFASERING AARDGAS


KARIN SCHREDERHOF DIRECTEUR WOONBRON

Bij het noemen van een jaartal om als woningcorporatie te kunnen functioneren zonder aardgas zijn wij afhankelijk van de gemeenten en hun beleid. Voor ons betekent dit dat wij of de woning zwaar moeten isoleren en voor all electric kiezen, of dat wij beperkter isoleren en aansluiten op duurzame warmte. Wij kunnen dus niet zelfstandig een datum noemen. De eigen planning van de vervanging van onze ketels en de mogelijkheden om op het warmtenet aan te sluiten bepalen de termijnen die beleidsmatig worden vastgesteld. Verwacht mag worden dat de gemeenten een datum gaan noemen die voor 2050 ligt. Warmtenetten zijn niet voor alle delen van Nederland de oplossing. Ik denk dat het streven moet zijn om aan te sturen op een aardgas-loos Nederland in 2050, maar dat kan vanuit de technologie nog wel en struikelblok zijn.

´´Als wij met warmtenetten willen versnellen om de uitfasering van aardgas te bevorderen, is het naar mijn idee nodig dat de kosten van het net gesocialiseerd worden.´´ Als wij met warmtenetten willen versnellen om de uitfasering van aardgas te bevorderen, is het naar mijn idee nodig dat de kosten van het net gesocialiseerd worden. Als dit niet gebeurt dan zijn de kosten die door het energiebedrijf en dus de klant moeten worden gedragen zo hoog dat soms DDQVOXLWHQ ÀQDQFLHHO QLHW DDQWUHNNHOLMN LV +HW LV YRRU KHW SURFHV RRN KDQGLJ dat er door de overheid een datum wordt genoemd waarop aansluiten van de bestaande op een gasnet niet meer verplicht is. De grootschalige uitrol van warmtenetten kent een aantal grote uitdagingen. Belangrijk is dat de gemeente de regie neemt om met een visie te komen op de energietransitie. Vanuit die visie moet met de huiseigenaren worden overlegd. Daarnaast moet er bij bewoners draagvlak worden gerealiseerd en moeten de kosten voor het net gesocialiseerd worden. Bij het tot stand komen van draagvlak moeten een aantal zaken die rondgaan in de markt getackeld worden. Zo wordt er gezegd dat bewoners niet willen koken op elektrisch, ik denk dat dit wel meevalt. Ook dat warmte niet geheel CO2 neutraal is wordt over gesproken. Dat is in sommige situaties zo, maar op termijn zal dit doel wel bereikt worden. Er speelt ook nog de vraag van geen keuzevrijheid. Die is er nu niet, maar ik denk dat dit in de toekomst wel mogelijk is, zeker als het net wordt gesocialiseerd. Op dit moment is het aansluiten op een warmtenet een snelle stap is naar verduurzaming. Zelfs als het net nu niet geheel CO2 neutraal is, is het beter dan een gasaansluiting. Op termijn kan het net duurzamer worden. Daar moet door de afnemers op gestuurd kunnen worden. Het net moet worden gesocialiseerd, dat versnelt het proces. Noem verder een datum dat de aansluitplicht bestaande voorraad vervalt.

AAN HET WOORD, UITFASERING AARDGAS | 55


6 aan het woord

STRATEGISCHE KEUZES ROELOF POTTERS GENERAL MANAGER ALLIANDER DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING

Roelof Potters werkt al sinds 1992 in de warmtesector en heeft zich ontwikkeld van ingenieur naar businessdeveloper en strateeg. In 2013 heeft hij van Alliander de kans gekregen om zijn ideeën over de warmtesector te verwezenlijken met de oprichting van Alliander Duurzame Gebiedsontwikkeling. Onafhankelijk netbeheer van open warmtenetten als één van de belangrijke bouwstenen voor de transitie naar een duurzame energievoorziening. Samen met Alliander Strategie en zijn eigen team werkt Roelof aan de realisatie van innovatieve businessmodellen voor de collectieve duurzame verwarming van gebouwen en het transitiepad daar naar toe. Warmtenetten gaan alleen groeien als klanten op warmtenetten willen worden aangesloten. Tot nu toe hebben klanten-eindgebruikers van warmte zelden gekozen voor aansluiting op een warmtenet. Hun woning was bij de bouw immers al aangesloten. Bestaande woningen en gebouwen zullen alleen dan massaal op warmtenetten worden aangesloten als klanten daar zelf voor kiezen. Zij zullen daarvoor kiezen als ze warmtenetten als een aantrekkelijk alternatief ten opzichte van redelijke andere oplossingen voor de warmtevoorziening zien en de partijen die warmte aanbieden en de partijen die het netwerk aanleggen en beheren vertrouwen. Voor deze warmte aanbieders en netwerkbeheerders ligt dus een grote verantwoordelijkheid als het gaat om de groei van warmtenetten.

´´Warmtenetten gaan alleen groeien als klanten op warmtenetten willen worden aangesloten.´´ In onze visie zullen warmtenetten in belangrijke mate de rol overnemen van de (aard-)gasnetten in de transitie naar een duurzame energievoorziening. Daartoe zullen warmtenetten fors moeten worden uitgebreid, ongeacht van wie ze zijn. Tot nu zijn het vooral overheden en zakelijke gebruikers of producenten van warmte die om uitbreiding vragen. Slechts sporadisch komt deze vraag van consumenten / huiseigenaren. Alliander wil op die vragen graag inspelen en werkt er aan dat er een grote vraag naar aansluiting op een warmtenet zal ontstaan, als dat de meest optimale vorm van warmtevoorziening is. Warmtenetten vormen, net als andere energie- en civiele infrastructuur een natuurlijk monopolie. Dat betekent dat het daarmee een gereguleerd goed moet zijn dat een openbare functie vervult en bij voorkeur in overheids-

56 | AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES


handen is. Warmtenetten concurreren met andere oplossingen voor de warmtevoorziening. Het zijn uiteindelijk de eindgebruikers die, via welk mechanisme dan ook, kiezen voor de warmtevoorziening die zij wensen. Als zij vaak kiezen voor warmtenetten, zullen netbeheerders die aanleggen en zullen er veel initiatieven komen voor uitkoppeling van restwarmte, geothermie, biomassa ketels (in ieder geval tijdelijk) en seizoensopslag van warmte en koude. De tijd dat een verticaal geĂŻntegreerd bedrijf gebonden klanten mocht bedienen is al lang voorbij. Spelers zoals energiebedrijven, (6&2¡V HQHUJLH FR|SHUDWLHV LQGXVWULHsQ ZRQLQJERXZFRUSRUDWLHV VVE’s en buurtverenigingen, zullen met netbeheerders en de gemeente (en provincie en rijk) werken aan de totstandkoming van initiatieven voor de ontwikkeling van een duurzame warmtevoorziening. Nieuwe ketens zullen ontstaan en steeds veranderen. Samenwerking is dan ook geen kans, maar een conditiosine qua non. Partijen die dit nu nog niet hebben begrepen verliezen heel snel hun relevantie.

´´De stadsverwarmingssector zal zich snel moeten hervormen om een aantrekkelijk, betaalbaar en duurzaam alternatief voor aardgas te bieden.´´ Van de regering verwachten wij duidelijkheid over de regelgeving rondom de uitfasering van aardgas. In de Energieagenda wordt de taak van de regering overigens duidelijk aangegeven. De stadsverwarmingssector zal zich snel moeten hervormen om een aantrekkelijk, betaalbaar en duurzaam alternatief voor aardgas te bieden. Dat wil zeggen: een aanbod dat klanten vertrouwen en comfort biedt en een aanbod dat past bij de transitie naar duurzaamheid. Dit vraagt om nieuwe verdienmodellen en nieuwe samenwerkingsvormen voor warmte. Verschillende rollen in de keten moeten worden opgepakt en de sector moet in de keten beter gaan samenwerken en bedrijven moeten concurreren op kwaliteit en innovatief vermogen. Er leven een aantal strategisch gerelateerde ‘waarheden’ in de markt, waar ik mij totaal niet in kan vinden, dit zijn de volgende: 1.

Dat gebruikers zullen kiezen voor aansluiting op een warmtenet als we het beter ‘in de markt’ zetten. Consumenten prikken door de marketing heen. Alleen een volstrekt geloofwaardig inhoudelijk alternatief heeft kans van slagen.

2.

Dat open netten alleen kunnen als er miljoenen klanten zijn aangesloten op ĂŠĂŠn net. Een open net is eerst en vooral een openbaar net dat door verschillende spelers kan worden gebruikt. Uiteindelijk zal dat leiden tot volledige leverancierskeuzevrijheid. Maar ontwikkelaars van duurzame bronnen en producenten van restwarmte willen nu al zelf hun klant en kunnen bedienen. Dit kan op veel netwerken nu al gerealiseerd worden door deze netwerken open te stellen.

3.

Dat gas veel duurder moet worden voordat warmtenetten succesvol kunnen zijn. Gas duurder maken kan helpen om het sneller uit te faseren, maar daarmee wordt er niet automatisch voor warmtenetten gekozen.

Zoals het Energieakkoord staat voor innovatie en welvaart, moet ook de transitie naar een aardgasloze samenleving vooral innovatie, welvaart en welzijn brengen. Dat betekent dat innovatieve, klantgerichte en duurzame oplossingen met veel draagvlak voorrang dienen te krijgen. De overheid moet op doelstellingen sturen en niet op middelen, de marktpartijen moeten zich druk maken over innovatie en kwaliteit ten behoeve van de aantrekkelijkheid voor eindgebruikers.

AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES | 57


6 aan het woord

STRATEGISCHE KEUZES ERIK STRONK DIRECTEUR ENNATUURLIJK

De grootste groei van warmtenetten wordt gerealiseerd door de combinatie van bestaande warmtebedrijven, gemeenten, netwerkbedrijven en de klanten. Het zal echt een samenspel moeten zijn van deze partijen om de versnelling en groei te realiseren. Vanuit hun duurzaamheidsverantwoordelijkheid hebben gemeenten de taak een duidelijk beleid te koppelen aan het maken van een energieplan per wijk. Zowel het energieplan opstellen als de realisatie daarvan is iets wat bovengenoemde partijen samen moeten oppakken. Al onze netten hebben ruime mogelijkheden om verder te groeien. In de regio’s waar onze warmtenetten liggen, is in de transitie van gas naar een duurzaam alternatief, het warmtenet een uitstekend en direct beschikbaar alternatief. We kunnen in al die regio’s, samen met gemeenten, corporaties en overige klanten, zorgen voor een enorme versnelling van de transitie. Een absolute no brainer! Daarnaast investeren wij in nieuwe warmtenetten door heel Nederland, want in elke stad zijn mogelijkheden om warmte in te zetten. Alle warmte bedrijven hebben de ambitie om te groeien. De markt is enorm groot en er is ruimte voor veel spelers. In de opgave die voor ons ligt moeten we samenwerken als warmtebedrijven, en samen met (lokale) overheden en al onze andere stakeholders. ‘Concurrentie’ is niet het toverwoord dat voor versnelling gaat zorgen. Van een vorm van concurrentie kun je mogelijk spreken in de voorfase: wie kan/kunnen een nieuw net aanleggen en exploiteren (concurrentie om het net) dan concurrentie op het net.

´´De markt is enorm groot en er is ruimte voor veel spelers. In de opgave die voor ons ligt moeten we samenwerken als warmtebedrijven.´´ Concurrentie op bestaande en nieuwe netten leidt tot extra complexiteit en kosten en zal zeker door de beperkte omvang van de netten en de techniek achter warmtenetten niet tot lagere tarieven leiden. Marktconforme tarieven, hoge duurzaamheidsprestaties, het aantrekkelijke alternatief voor gas, en een excellente dienstverlening aan onze klanten zal voor draagvlak en versnelling zorgen.

58 | AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES


Samenwerking is het sleutelwoord om het vliegwiel van de transitie van gas naar duurzame warmte in beweging te krijgen. De uitdaging is enorm en alleen door ondernemerschap te tonen en samen de schouders eronder te zetten kunnen we de gewenste resultaten bereiken. Warmtenetten vragen om lokale relevantie en dat is alleen in goede samenwerking tussen de gemeente, corporaties, energie infrastructuur beheerders en de warmtebedrijven in te vullen. De regering moet nu eerst zo snel mogelijkheid voor duidelijkheid zorgen. Om een paar vragen te noemen: Hoe gaat de nieuwe warmtewet er uit zien? Wat gaat de overheid doen met de tarieven van de fossiele brandstoffen die nu gebruikt worden voor de verwarming van huizen en kantoren? Welke stimuleringsmaatregelen komen er? Zullen gebieden worden aangewezen die (op termijn) gasloos worden? Komt er een nieuwe en verplichte rolverdeling tussen gereguleerde overheidsbedrijven (netbeheerder) en de huidige marktpartijen? En zo ja, wat is die rolverdeling? Deze duidelijkheid is van cruciaal belang om de gewenste transitie te versnellen en uiteindelijk te realiseren. Een duidelijk en stabiel beleid, wat zorgt YRRU HHQ ´OHYHO SOD\LQJ ÀHOGµ YRRU DOOH SDUWLMHQ HQ UXLP EDDQ JHHIW YRRU GH private sector om duurzaam te investeren in de transitie.

´´Samenwerking is het sleutelwoord om het vliegwiel van de transitie van gas naar duurzame warmte in beweging te krijgen.´´ Ik heb echt moeite met de breed gehoorde ‘strategisch gerelateerde waarheid’ dat de gereguleerde netbeheerders dan wel een tot de netbeheerdersgroep horend bedrijf (de netwerkbedrijven) noodzakelijk zijn om de uitrol van warmtenetten te versnellen. Een taak voor de (wettelijk gereguleerde) netbeheerders zou namelijk een vertraging in de transitie en een (ongewenste) kunstmatige splitsing van de warmteketen EHWHNHQHQ 'H UHQGHPHQWHQ GLH GH FRPPHUFLsOH QHWZHUNEHGULMYHQ zullen willen hebben op hun investeringen in warmte-infrastructuur, zijn (zullen) in de praktijk heel vergelijkbaar (moeten) zijn met die van andere marktpartijen. Met een rol voor de netbeheerders/netwerkbedrijven wordt een extra schakel in de keten en dus extra kosten geïntroduceerd. Daar leveren ze geen bijdrage aan versnellen, maar maken zaken eerder complexer, trager en duurder. Alleen als zij gaan investeren tegen veel lagere rendementen en alleen in de ‘lange’ transport leidingen, kunnen ze projecten helpen te versnellen. We staan samen voor een grote opgave om onafhankelijk te worden van gas voor de lage temperatuur verwarming van huizen en kantoren. In de transitie naar duurzame warmte kunnen we geen alternatieve warmteEURQQHQ QHJHUHQ RI GLVNZDOLÀFHUHQ :H PRHWHQ VQHO YDQ JDV DI HQ RRN de alternatieven steeds verder verduurzamen. Zo ben ik van mening dat restwarmte van een kolencentrale duurzaam is en initieel noodzakelijk is in de transitie, zeker als zo’n kolencentrale voor een groot deel gebruik maakt van biomassa bijstook. Natuurlijk zijn er duurzamere bronnen en die moeten we dan ook allemaal inzetten. Maar de opgave is zo groot, dat we ons niet moeten verliezen in de discussie over de meest duurzame bron. We moeten van gas af en dat is een transitie van een aantal decennia. In die transitie zullen we ook de alternatieve bronnen van gas steeds verder verduurzamen. De restwarmte uit de kolencentrale zal tijdens de transitie op termijn vervangen worden door bijvoorbeeld een aantal geothermiebronnen, welke op termijn weer worden vervangen door een techniek die we wellicht nu nog niet eens kennen en nog duurzamer is.

AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES | 59


6 aan het woord

STRATEGISCHE KEUZES HAN WEBER GEDEPUTEERDE PROVINCIE ZUID HOLLAND

Voor de toekomstige groei van warmtenetten zullen we naar mijn verwachting moeten kijken naar bestaande partijen, al dan niet al actief op de warmtemarkt. Deze partijen hebben ervaring als operator, netwerkbeheerder en leverancier van energie. Deze jarenlange ervaring en kennis is nodig om te komen tot een professionele en open warmtemarkt en zorg te dragen voor de noodzakelijk groei. Hierbij is ook een belangrijke rol weggelegd voor gemeenten en andere publieke partijen (zoals woningcorporaties) vanuit de vraagontwikkeling. Ook is de overheid nodig om open toegang tot netwerken te organiseren. De prikkel voor groei zit vooral ook in de voordelen die een open netwerk biedt zodat kleinschalige en lokale projecten maximaal worden benut en het transport van ZDUPWH HIÀFLsQW NDQ ZRUGHQ LQJHULFKW Ik zie zeker noodzaak tot uitbreiding voor (stads)verwarmingsnetten om duurzaamheiddoelstellingen te realiseren en daarmee CO2 emissies te verminderen en een betaalbare energiehuishouding in te richten. :DUPWHQHWWHQ ]LMQ QX DO YHHO HIÀFLsQWHU PHW PLQGHU &2 HPLVVLH GDQ individuele gasstook. Daarnaast wordt volop gewerkt aan verduurzamen van bronnen, met schone warmte. Naast All-Electric (warmtepompen) ]XOOHQ ZDUPWHQHWWHQ HHQ VXEVWDQWLsOH ELMGUDJH OHYHUHQ RP WH YRRU]LHQ in de totale warmtevraag in stedelijk gebied. ,Q LV GRRU &( 'HOIW HQ ,QÀQLXV LQ RSGUDFKW YDQ KHW 3URJUDPPD Warmte Koude voor Zuid-Holland een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) Warmte uitgevoerd. De verschillende opties (All-Electric, warmte) zijn met elkaar vergeleken. Collectieve warmte kwam maatschapSHOLMN ÀQDQFLHHO DOV EHVWH RSORVVLQJ HUXLW

‘‘Naast All-Electric (warmtepompen) zullen warmtenetten een substantiĂŤle bijdrage leveren om te voorzien in de totale warmtevraag in stedelijk gebied.’’ De bestaande, vaak monopolistische situatie in de warmtemarkt leidt vaak niet tot de meest optimale en maatschappelijke oplossing; veelal worden alleen die investeringen gedaan die laag risico of hoge winst hebben. Daarom hebben wij voor het opstellen van onze investeringsstrategie (warmteparticipatie fonds) een marktverkenning uitgevoerd in Zuid-Holland. Geconcludeerd is dat de huidige (beperkte) warmtemarkt onvoldoende functioneert om de gewenste doelen te bereiken.

60 | AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES


De markt wordt gekenmerkt door een versnippering van aanbieders, eigenaren van leidingen en systemoperators met veel monopolisme. Er is een veelheid aan contract modellen voor transport en er mist uniformiteit. Wij willen in dit speelveld meer samenhang laten ontstaan om de gewenste schaalsprong in de warmtetransitie te kunnen bereiken. In gesprekken met deze marktpartijen is door hen aangegeven dat ontwikkeling vanuit collectief belang eerder zal leiden tot een optimaler HQ HIĂ€FLsQWHU V\VWHHP 'H]H RQWZLNNHOLQJ ELHGW GXV NDQVHQ PHGH voor het imago van warmte door het doorbreken van een monopolie. Daarvoor zijn er wel andere marktmodellen nodig (met duidelijkheid over herkomst warmte). Zie ook onze website voor actuele informatie: www.energieagendazuidholland.nl Er is een moment aan het ontstaan waarin de samenwerking kan worden uitgebreid. Door het koppelen van meer bronnen aan lokale netwerken verbeteren de realisatiekansen van individuele projecten. Door deze koppeling van bronnen van meer aanbieders en gebruikers verbetert GH OHYHULQJV]HNHUKHLG HQ QHPHQ Ă€QDQFLsOH ULVLFR¡V YDQ SURMHFWHQ DI De taak voor de overheid die ik zie ligt in het toe werken naar een nutsvoorziening en dat realisatie en beheer van warmte-infrastructuur wordt ondergebracht bij onafhankelijke netbeheerders. Verder is van belang dat het rijk stuurt op voorrang voor CO2-arme verwarmingsbronnen en opname van laagwaardigheid van energie in beleid, zodat gestuurd kan worden op voorkeur voor laagwaardige bronnen voor laagwaardige warmtetoepassingen zoals ruimteverwarming in het stedelijk gebied en GH JODVWXLQERXZ 'H VHFWRU NDQ HHQ HVVHQWLsOH URO VSHOHQ LQ GH LPPHQVH opgave om bestaande woningvoorraad van aardgas af te halen en aan te sluiten op warmte door het verder ontwikkelen en ontwerpen van warmtesystemen, het (bij)scholen van de installatiebranche en door ontwikkelen van onder andere leversets.

‘‘De taak voor de overheid die ik zie ligt in het toe werken naar een nutsvoorziening en dat realisatie en beheer van warmte-infrastructuur wordt ondergebracht bij onafhankelijke netbeheerders.’’ Restwarmte uit processen die nu nog op fossiele (maar in de toekomst mogelijk op biobased) energie draaien, worden nu niet benoemd als duurzaam en wordt daardoor vaak onbenut weggegooid in de lucht en in water. Toepassing van restwarmte zou eenzelfde prioriteit moeten krijgen als opwekking van duurzame warmte als het om laagwaardige warmtetoepassing gaat. Als we die beeldvorming niet durven doorbreken, maken we het onnodig moeilijker, trager en kostbaarder om de energietransitie te volbrengen. )LQDQFLsOH SULNNHOV ]LMQ QRGLJ RP YRRU ]RZHO EHZRQHUV DOV EHGULMYHQ WH kiezen voor een andere oplossing: om te komen naar lagetemperatuurverwarming, zou CO2-reductie en verdere isolatiemaatregelen ook meegenomen moeten worden in SDE. Er wordt nu alleen gekeken naar labelstappen. Verder is een zeer snelle wijziging van het wettelijk aansluitrecht op gas naar een warmterecht noodzakelijk in het licht van de aantrekkende woningbouw en de aanstaande vervanging van verouderde gasnetten. Daarnaast is het essentieel om installateurs bij te scholen en onderwijs aan te passen op de nieuwe markt waar warmtelevering een essentieel onderdeel van is.

AAN HET WOORD, STRATEGISCHE KEUZES | 61


7 WARMTEGESPREK

DENEMARKEN GIDSLAND De historie van warmtenetten in Denemarken en Nederland Wanneer gesproken wordt over warmtenetten wordt snel Denemarken als gidsland genoemd. Om te toetsen wat Nederland van Denemarken kan leren, gaat Gijs de Man, voorzitter van Stichting Warmtenetwerk in gesprek met dé Deense warmtenetspecialist Birger Lauersen. Lauersen is tevens vice- voorzitter van Euroheat & Power en Manager International Affairs van de Deense warmtenetwerk associatie (Dansk Fjernvarme).

Denemarken was tot de jaren zeventig voor 99% afhankelijk van olie. Denemarken werd in 1973, net als Nederland en Amerika, geboycot door de OPEC. +LHUGRRU GURRJGHQ YRRUUDGHQ RS HQ VWHJHQ HQ ÁXFWXHHUGHQ GH ROLHSULM]HQ Dit heeft Denemarken er mede toe aangezet om de transitie naar (duurzame) energie-onafhankelijkheid in te zetten. Volgens Lauersen bestond daarvoor al een stevige infrastructuur en cultuur van (energie) coöperaties, die mede instrumenteel zijn geweest voor de transitie naar (duurzame) warmtenetten. Ook de forse economische klap als gevolg van de boycot heeft geleid tot een gedeeld doel om de afhankelijkheid van energieimport te verkleinen. Warmtenetwerken zijn vitaal om de energievoorziening volledig fossielvrij te maken. Denemarken wil in 2035 fossielvrij zijn. Voor Nederland ligt dit doel op 2050. 2050 fossielvrij is in de ogen van Lauersen te ver weg, omdat het te weinig een gevoel van urgentie geeft en je wilt dat de volgende generatie verwarmingssystemen nu al duurzaam wordt. Op dit moment zijn 68% van de Deense huishoudens aangesloten op een warmtenetwerk. Van de overige 32% zijn er 400.000 huishoudens aangesloten op aardgas en ongeveer 300.000 aangesloten op olie (al is over dit aantal discussie). Het overige kleine deel haalt zijn warmte uit onder andere warmtepompen en pelletkachels. Deze laatste twee oplossingen worden het meest toegepast in landelijke omgeving waar een warmtenetwerk of gasaansluiting niet voor handen is. Daarbij wordt uitgegaan dat het maximum te halen aansluitpercentage op warmtenetten op 75% ligt. De laatste 25% van de woningen ligt vaak te afgelegen om aansluiting op een warmtenet rendabel te maken. Individuele oplossingen zijn dan interessanter. Zo zijn de verwachtingen op basis van CE studies voor Nederland dat in 2050 35 tot 40% van de huishoudens aangesloten zal zijn op een warmtenet. Met name de randstad NDQ SURÀWHUHQ YDQ UHVWZDUPWH XLW GH RPJHYLQJ

Investeringen en bronnen In Denemarken geldt een prijs voor warmte die kostprijs-plus is. Daarnaast kent Denemarken prijsdifferentiatie voor eindgebruikers. Daarbij kunnen prijzen per warmtenet een factor drie tot vier uiteenlopen. Dat is in Nederland onbestaanbaar met de huidige Warmtewet. Deze prijsverschillen worden door de Denen geaccepteerd, omdat het transparant is waar de prijs op gebaseerd is. Zo zijn eindklanten ook vaak mede-eigenaar van het warmtebedrijf en ontstaan hogere tarieven doordat zij bijvoorbeeld ‘sparen’ voor onderhoud en vervanging of bereid zijn meer te betalen voor lokale duurzame energie. Warmtenetten zijn in Denemarken daarmee volledig ingeburgerd en aardgas is de uitzondering.

62 | WARMTEGESPREK DENEMARKEN

FOTO: ARCON SUNMARK (C)


Warmtenetwerken moeten in Denemarken steeds duurzamer worden. Zo wordt steeds meer biomassa, windenergie, zonnestroom en zonnewarmte gebruikt. Als het gaat om het restwarmte-potentieel dan is in Denemarken bijna 100% van het potentieel reeds benut. Dit kwam omdat het gebruik van restwarmte verplicht werd gesteld. Omdat er wel belasting is op fossiele energie en geen belasting op biomassa is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in biomassa. Lauersen denkt dat in Denemarken de komende 20 jaar de belangrijkste energiebron voor warmte biomassa (stro, houtchips) zal zijn. Zo zijn opvallend genoeg de verwachtingen voor geothermie in Denemarken, in tegenstelling tot Nederland, laag gespannen. Dat komt volgens Lauersen doordat de risico’s op vervuiling en aardbevingen te hoog zijn, de temperaturen (in Denemarken) te laag zijn ( je moet te diep boren voor bruikbare temperaturen) en de kosten te hoog. Ook wordt er geïnvesteerd in zonneboilers met een seizoensopslag van warmte in een buffer. Tenslotte wordt groene elektriciteit bij zeer lage stroomprijzen ingekocht om te worden omgezet in warmte in de netten.

‘‘In Denemarken zijn de warmtebedrijven geintegreerde netwerkbedrijven en leveranciers, waarbij de rol van de gemeenten en coĂśperaties groot is.’’

Ook het marktmodel voor warmtenetten vraagt volgens Lauersen aandacht. De investeringskosten voor de aanleg van een warmtenetwerk zijn hoog terwijl er risico’s zijn als vollooptempo. In Denemarken heeft de (lokale) overheid QLHW DOOHHQ HHQ UHJLHURO PDDU RRN HHQ URO LQ GH ÀQDQFLHULQJ HQ KHW HLJHQGRP waarbij ook veel coÜperatieve netten met participatie van bewoners bekend zijn. Dit heeft ook bijgedragen aan de acceptatie van warmtenetten. Overigens zijn de warmtebedrijven in Denemarken geïntegreerde netwerkbedrijjven en leveranciers, net als in Nederland. 9ROJHQV /DXHUVHQ ]LMQ ZDUPWHQHWWHQ GH PHHVW HIÀFLsQWH PDQLHU RP WRW HHQ fossielvrije samenleving te komen. Niet alleen omdat het de laagste integrale kosten met zich mee brengt maar ook omdat hiermee de beschikbare energie KHW PHHVW HIÀFLsQW JHEUXLNW ZRUGW 'DW ]LW KHP PHW QDPH LQ KHW VOLP EHQXWten en toepassen van restwarmte. Het percentage van energie dat verloren JDDW ELM UDIÀQDGHULMHQ HQ HQHUJLHFHQWUDOHV LV JHPLGGHOG 'H HQLJH PDQLHU waarvoor deze energie ingezet kan worden is voor het verwarmen van huizen via warmtenetten. Als we kijken naar heel Europa dan is er meer restwarmte beschikbaar dan de totale warmtebehoefte van alle huishoudens samen. 2RN LV LQ 'HQHPDUNHQ HHQ KRJHUH HIÀFLsQWLH EHUHLNW GRRU NOHLQH UH ZDUPWHQetten (met minder dan 500 klanten) samen te laten werken op het gebied van beleid, onderhoud en eventueel exploitatie. In een moderne samenleving is een dergelijke samenwerking goed te organiseren, waarbij schaalvoordeel in de bedrijfsvoering wordt bereikt. Echter de prijssamenstelling kan wel per netwerk verschillen en deze verschillen moeten volgens Birger ook in stand worden gehouden om het draagvlak te behouden. De basis is immers kostprijs-plus.

Advies voor Nederland

‘‘Volgens Lauersen zijn warmtenetten GH PHHVW HIĂ€FLsQWH manier om tot een fossielvrije samenleving te komen.’’

Hetgeen de versnelling het best tot stand heeft gebracht in Denemarken was het maken van een heat roadmap. Dit gaf de sector en overheid een geweldig inzicht in de kansen van warmtenetten. Hierin zijn doelen, bronnen, en kansen inzichtelijk gemaakt. Om de doelen uit de roadmap te realiseren is vervolgens een consistent energiebeleid nodig om de energietransitie tot stand te brengen. Iedereen moet het belang van het stoppen van klimaatverandering inzien en bereid zijn heldere doelen te stellen, te investeren en tevens de lasten op de juiste plek leggen. Zo betalen de consumenten op dit moment de hoogste prijs voor energie als gevolg van onder meer de energiebelasting. Industrie en bedrijven betalen in verhouding erg weinig door de degressieve energiebelasting (naarmate je meer energie gebruikt, ga je steeds minder belasting betalen). Ook in Europees verband gezien liggen deze verhoudingen scheef. De overheid moet aan oplossingen werken om deze verhoudingen weer recht te krijgen.

WARMTEGESPREK DENEMARKEN | 63


BRONNENLIJST Algemeen Agterberg, F.P.W, Startdocument Roadmap Bodemenergie, december 2016. BURO38, Evaluatie Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen, september 2016. CBS, Hernieuwbare energie in Nederland 2015, september 2016. CE Delft, Een klimaatneutrale warmtevoorziening voor de gebouwde omgeving – update 2016, september 2016. CE Delft, Op weg naar een klimaatneutrale gebouwde omgeving 2050, mei 2015. Cramer, J., et. al., Projectgroep Duurzame productie van biomassa, Criteria voor duurzame biomassa productie - Eindrapport van de projectgroep “Duurzame productie van biomassaâ€?, 14 juli 2006, http://www.rvo.nl/sites/ GHIDXOW Ă€OHV ELMODJHQ &UDPHUBMXOL SGI 'DQLHOV % : HD (&1 5HVWZDUPWHEHQXWWLQJ ² 3RWHQWLsOHQ besparing, alternatieven, ECN-E--11-058, november 2011, via https://www. ecn.nl/docs/library/report/2011/e11058.pdf. DWA, Notitie SPF registratie en rapportage, 11 juli 2013, www.rwsleefomgeving.nl/publish/pages/92531/13101nvri68spf_registratie_en_rapportage_ GHĂ€QLWLHIBMXOLB SGI ECN, PBL, CBS & RVO, Nationale Energieverkenning 2016, https://www.ecn. nl/nl/energieverkenning/. European Commission, Joint Research Centre – Institute for Energy and Transport, Carbon accounting of forest bioenergy, 2013. http://iet.jrc.ec.euURSD HX EI FD VLWHV EI FD Ă€OHV Ă€OHV GRFXPHQWV HXU HQBRQOLQH Ă€QDO pdf. Hoogervorst, N., Toekomstbeeld klimaatneutrale warmtenetten in Nederland, Planbureau voor de Leefomgeving – Beleidsstudie, PBL-publicatienummer: 1926, maart 2017, http://www.pbl.nl/nieuws/nieuwsberichten/2017/grote-potentie-voor-warmtenetten-blijft-nog-onderbenut.

64 | BRONNENLIJST


KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen), Visiedocument biobrandstof en hout als energiebronnen, 2015, https://www.knaw. nl/nl/actueel/publicaties/visiedocument-biobrandstof. KWR, Risico’s van geothermie voor het drinkwater, 2017. Ministerie van Economische Zaken, Biomassa 2030 Strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030, december 2015 Ministerie van Economische Zaken, Aardwarmte in Nederland, Jaarverslag 2015. Ministerie van Economische Zaken, Beantwoording vragen over de inzet van restwarmte uit de Uniper kolencentrale, augustus 2016, https://www. rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/08/12/beantwoording-vragen-over-de-inzet-van-restwarmte-uit-de-uniper-kolencentrale. Ministerie van Economische Zaken, Beantwoording vragen over het productieplafond voor de bij- en meestook van biomassa, 27 januari 2017, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/01/27/ beantwoording-kamervragen-over-productieplafond-voor-bij-en-meestook-van-biomassa Ministerie van Economische Zaken, Kamerbrief over uitvoering motie om de verstrekking van nieuwe subsidie voor de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales stop te zetten, 3 februari 2017, https://www. rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/02/03/kamerbrief-overuitvoering-motie-om-de-verstrekking-van-nieuwe-subsidie-voor-de-bijen-meestook-van-biomassa-in-kolencentrales-stop-te-zetten Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, SKB-project WKO waar voor je geld!, januari 2014, https://www.bodemenergienl.nl/Media/download/13801/2014-01+SKB-project+WKO+waar+voor+je+geld.pdf. 3%/ +RXWLJH ELRPDVVD KWWS ZZZ SEO QO VLWHV GHIDXOW ÀOHV FPV publicaties/pbl-2014-houtachtige-biomassa-voor-bio-energie-co2-effecten-en-technische-ontwikkelingen_1278.pdf PBL, Opties voor energie- en klimaatbeleid, 2016. PBL, Toekomstbeeld klimaatneutrale warmtenetten in Nederland, maart 2017. Platform geothermie, Potentieel geothermie, 2015, https://geothermie. nl/index.php/nl/geothermie-aardwarmte/de-bron-van-energie/20-technisch-economisch-potentieel-van-geothermie-in-nederland. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Energie uit de ondergrond: potenties en kartering, EOS LT 03029, werkpakket 6, 2011, https:// ZZZ UYR QO VLWHV GHIDXOW ÀOHV (QHUJLH XLW GH RQGHUgrond,%20potenties%20en%20kartering.pdf. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Kansen voor Diepe *HRWKHUPLH ELM ,QGXVWULsOH 3URFHVVHQ GHFHPEHU KWWSV ZZZ UYR QO VLWHV GHIDXOW ÀOHV 'HÀQLWLHIB5DSSRUW GLHSH JHRWKHUmie%20bij%20industrie.pdf. Rijksoverheid, Milieueffectrapport structuurvisie ondergrond, oktober 2016, https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2016/11/11/milieueffectrapport-structuurvisie-ondergrond-strong/ milieueffectrapport-structuurvisie-ondergrond-strong.pdf.

BRONNENLIJST | 65


RVO / AgentschapNL, Gebiedsmaatregelen voor het eerst gewaardeerd in GH (3& EHSDOLQJ MXOL KWWSV ZZZ UYR QO VLWHV GHIDXOW ÀOHV *HELHGVmaatregelen%20voor%20het%20eerst%20gewaardeerd%20in%20de%20 EPC_bepaling_0.pdf. RVO, Best Practice Restwarmtebenutting, juli 2015, via http://www.rvo.nl/ VLWHV GHIDXOW ÀOHV %HVW 3UDFWLFH 5HVWZDUPWHEHQXWWLQJ SGI Schepers, B.L. & Scholten, T., Ketenemissies warmtelevering - Directe en indirecte CO2-emissies van warmtetechnieken, CE Delft april 2016, Publicatienummer: 16.3H06.06, http://www.ce.nl/?go=home.downloadPuE LG ÀOH &(B'HOIWB + B.HWHQHPLVVLHVBZDUPWHOHYHULQJB'() SGI TNO, Direct heat resource assessment and subsurface information systems for geothermal aquifers; the Dutch perspective, mei 2012, http://thermogis. nl/publicaties.html. TNO, Eindrapportage Ultra-Diepe Geothermie in Nederland, 2015, https:// www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/energie/geo-energy/transitie-naar-duurzame-energie/ultra-diepe-geothermie-in-nederland/. TNO, HTO - Hoge temperatuur opslag in de ondiepe ondergrond, TNO 2013 R11694, http://nlog.nl/rapportenTNO. TNO, Ultra-diepe geothermie: Overzicht, inzicht & to-do ondergrond, TNO 2016 R10803, http://nlog.nl/rapporten. Unica, Komt een WKO bij de dokter, 2013, https://www.unica.nl/getmedia/ 98c9388a-c461-4dc4-9f6a-2263ee8675b9/Whitepaper-Unica-EcopowerKomt-een-WKO-bij-de-dokter-06-2013.pdf.

Fotogebruik Pagina 3: Filip Fuxa, ST Pagina 4: Francesco Scatena, ST Pagina 6+7: Nuon Pagina 8: Ankor Light, ST Pagina 10: GLF Media, ST Pagina 12: SVP Pagina 14: J. Lousberg Pagina 18+19: J. Lousberg Pagina 20: Nuon Pagina 24: Victor Lauer, ST Pagina 25: Victor Lauer, ST Pagina 28: Lukassek, ST Pagina 30: Tatiana Popova, ST

*

Dit zonthermische project van Arkon is het grootste ter wereld. Het levert duurzame warmte voor een warmtenet in Silkeborg. Het project is 110MW groot en beslaat 156.700 m² met 12.436 collectoren.

66 | BRONNENLIJST

Pagina 34: pixinoo, ST Pagina 38: S-F, ST Pagina 44: dalish, ST Pagina 48+49: RawPixel, ST Pagina 51: Evgeniya Uvarova, ST Pagina 52: Coprid, ST Pagina 54: Evil_Motor, ST Pagina 56: Eneco Pagina 58: Eneco Pagina 60: Nuon Pagina 62: Arcon Sunmark * Pagina 64: SVP


Geraadpleegde websites CBS, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/21/verbruik-hernieuwbare-energie-toegenomen-naar-5-8CO2 Emissiefactoren, geraadpleegd op 3 april 2017, https://co2emissiefactoren.nl/lijst-emissiefactoren/#totale_lijst. Deltares, https://www.deltares.nl/nl/projecten/fome-bes/ Euro Heat, http://www.euroheat.org/wp-content/up loads/2016/03/2015-Country-by-country-Statistics-Overview.pdf Geothermie.nl Milieu Centraal, https://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/energiebronnen/biomassa/ Nationale Energie Atlas, www.nationaleneergieatlas.nl NLOG.nl PBL, http://infographics.pbl.nl/biomassa/ Rijksoverheid, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/04/02/kamerbrief-warmtevisie RVO, http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/ technieken/hernieuwbare-energie/warmte-koudeopslag RVO, http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/meerjarenafspraken-enerJLH HIĂ€FL & $%QWLH SXEOLFDWLHV GXXU]DPH HQHUJLH RVO.nl RWS WKO Tool, www.wkotool.nl RWS, http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-on dergrond/bodemenergie/bodemenergie/ Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) Thermogis.nl Warmte Atlas, www.warmteatlas.nl Warmteatlas.nl

Disclaimer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch mechanisch, door fotokopieen, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Good! De uitgever kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor enige eventueel geleden schade door foutieve vermelding in dit rapport. De organisatie van het Warmte Trendrapport 2017 is niet verantwoordelijk voor de inhoud van externe bijdragen

BRONNENLIJST | 67



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.