7 minute read
Niet-inheemse soorten
Het leven in de Belgische Noordzee en het Schelde-estuarium kleurt alsmaar exotischer.
De Belgische Noordzee en het Schelde-estuarium herbergen ondertussen 79 exotische zout- en brakwaterdieren en algen (anno 2020). Een uitvoerige studie toont in het voorbije decennium een stijging van 15% aan van gevestigde niet-inheemse soorten. De geleedpotigen (Arthropoda) vertegenwoordigen hiervan 39% (31 soorten). Deze diverse groep omvat onder andere krabben, roeipootkreeftjes, zeepokken en aasgarnalen. Op een aanzienlijke afstand volgen de algen en wieren (15%; 12 soorten) en weekdieren (Mollusca) (10%; 8 soorten).
Advertisement
Deze nieuwe uitgebreide studie, uitgevoerd door het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee), kwam er in samenwerking met 14 nationale en internationale kennisinstellingen: het 'VLIZ Alien Species Consortium'. Alle info over de soorten, hun gebied van oorsprong en de manier van introductie is raadpleegbaar via: • een nieuwe gids: 'Niet-inheemse soorten in het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria', 623 pagina's, uitgeverij Vlaams Instituut voor de
Zee (VLIZ), ISBN 978 9464 206 005; • een interactieve website: www.vliz.be/ niet-inheemse-soorten. Het boek is in pdf-formaat beschikbaar,
Het aantal niet-inheemse soorten in het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria, ingedeeld volgens hogere soortenniveaus.
maar de nieuwe interactieve website is veel handiger. Je kunt er onder andere zoeken op soortengroep, gebied van oorsprong en introductiewijze. Van de 79 exotische soorten blijkt een vijftal soorten reeds sinds de 19e eeuw aanwezig op het Belgisch grondgebied. Het aantal nieuwe introducties kent in de loop van de 20e eeuw (tot de jaren '90) een constante toename met vijf of minder nieuwe soorten per decennium. In het jaar 1990 waren 33 niet-inheemse soorten gekend in het studiegebied. In de jaren '90 volgde echter een plotselinge toename van het aantal introducties met 23 nieuwe soorten in slechts tien jaar tijd. Niettegenstaande de introducties van nieuwe soorten sinds 2000 gestaag lijkt af te nemen, bevinden ze zich nog ruimschoots boven het niveau van vóór de jaren '90.
Een toename in het intercontinentaal scheepvaartverkeer, een betere opvolging en de aquacultuur blijken aan de basis te liggen. Vooral de internationale scheepvaart speelt wereldwijd een voorname rol
De groene golfbrekeranemoon (Diadumene luciae).
Foto: Mick Otten.
De Amerikaanse ribkwal (Mnemiopsis leidyi).
Foto: Filip Staes.
in de onopzettelijke verspreiding van organismen buiten hun oorsprongsgebied, zowel door het lozen van ballastwater en de aangroei op de romp als door cargo. Het gegeven dat de Vlaamse zeehavens zich ter hoogte van één van de drukst bevaren maritieme scheepvaartroutes bevinden, verhoogt dan ook het risico op nieuwe introducties via maritiem transport. De oorsprongsgebieden van de gevestigde niet-inheemse soorten in het studiegebied zijn zeer divers. Bepaalde soorten komen in meerdere regio's van nature voor, terwijl er bij enkele soorten twijfel heerst over het natuurlijk verspreidingsgebied. De som van de verschillende regio’s overstijgt het werkelijke aantal soorten, doordat bepaalde organismen aan meerdere oorsprongsgebieden worden gekoppeld.
Ook aquacultuur, levende import en de aanleg van kanalen tussen regio's, die initieel door fysieke barrières van elkaar gescheiden werden, hebben hun impact op de introductie van nieuwe soorten. Niet-inheemse soorten kunnen tevens opzettelijk geïntroduceerd worden door het uitzetten of aanplanten van exoten, zoals het geval is bij
Het aantal niet-inheemse soorten in het studiegebied ingedeeld volgens oorsprongsgebied.
Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis).
Foto: Silvia Waajen.
De zebrazeespin (Ammothea hilgendorfi).
Foto: Peter H. van Bragt.
de gevestigde niet-inheemse vaatplanten in het studiegebied.
enkele exotische soorten die we goed kennen
De Oosterscheldeduikers onder ons zijn ondertussen vertrouwd met heel wat exotische soorten die tijdens de uitvoerige studie gedocumenteerd werden. Vooral enkele soorten uit de Noordwestelijke Atlantische regio zijn goed gekend, zoals het muiltje (Crepidula fornicata), de Amerikaanse zwaardschede (Ensis leei), de Amerikaanse ribkwal (Mnemiopsis leidyi), de ronde zakpijp (Molgula manhattensis), het Bache's knotsklokje (Nemopsis bachei), de Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis) en misschien ook al het Zuiderzeekrabbetje (Rhithropanopeus harrisii).
Uit de Noordwestelijke Pacifische regio kennen we vooral de Japanse oester (Crassostrea gigas), de knotszakpijp (Styela clava), de gewone slingerzakpijp (Botrylloides violaceus), het machospookkreeftje (Caprella mutica), de zebrazeespin (Ammothea hilgendorfi), de groene golfbrekeranemoon (Diadumene lineata), de Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis), de Japanse kruiskwal (Gonionemus vertens), de penseelkrab (Hemigrapsus takanoi), de blaasjeskrab (Hemigrapsus sanguineus), het Japans bessenwier (Sargassum muticum), de Japanse kelp (Undaria pinnatifida) of wakame, het roodwieren veelvertakt pluimwier (Dasysiphonia japonica) en het puntig buiswier (Polysiphonia senticulosa).
Nog enkele vaak aangetroffen soorten in de Oosterschelde, waarvan de oorspronkelijke regio niet gekend is, zijn de paarse buisjesspons (Haliclona xena), de glanzende bolzakpijp (Aplidium glabrum) en de grijze korstzakpijp (Diplosoma listerianum).
beleid en wetgeving
Naar schatting komen ongeveer 12.000 niet-inheemse soorten voor in Europa, waarvan 10 tot 15% als invasief beschouwd wordt. Gezien de potentiële impact van niet-inheemse soorten op de ecosystemen en de economie, wordt de introductie en de verspreiding van deze exoten reeds enige tijd op supranationaal niveau onder de aandacht gebracht in globale verdragen en akkoorden, in Europese regelgeving alsook in regionale verdragen. Verder zijn ook een reeks specifieke richtlijnen en gedragscodes inzake de aanpak van niet-inheemse
Het relatief belang van elk van de primaire introductiewijzen voor de niet-inheemse soorten in het studiegebied. Scheepvaart wordt hier als één enkele vector beschouwd en omvat zowel transport via ballastwater, aangroei op de romp als cargo. De som van de introductiewijzen overstijgt 100%, omdat er vaak onzekerheid bestaat over de primaire introductiewijze (meerdere mogelijkheden) of omdat sommige soorten meerdere keren afzonderlijk van elkaar vanuit het oorsprongsgebied werden geïntroduceerd.
soorten beschikbaar. Enkele van de belangrijkste wetgevende en beleidsinstrumenten die geldig zijn in het studiegebied zijn de Belgische wet ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning (MMM Wet, 1999), de Europese verordening omtrent invasieve uitheemse soorten (Verordening (EU) nr. 1143/2014), de Europese kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS, 2008/56/EG) en de Internationale Ballastwater Conventie (2004).
opwarming van de aarde
Naast de 79 aangetroffen exoten in de Belgische Noordzee en het Schelde-estuarium zijn er meer exoten bekend als we het gebied uitbreiden. Als we de volledige Noordzee en ook de Zeeuwse wateren (Oosterschelde, Grevelingen, Veerse Meer, …) mee in beschouwing nemen, dan weten we dat er op dit ogenblik al zeker 120 exoten bekend zijn. Zeer waarschijnlijk is dit een onderschatting van het werkelijke aantal.
Als duiker is het leuk om meer organismen waar te nemen onder water. Maar die uitbreiding van de biodiversiteit met exoten heeft ook heel wat nadelen. Inheemse soorten zien hun verspreidingsgebied door concurrentie met de exoten sterk inkrimpen. Sommige exoten groeien zelfs uit tot een plaag. We spreken dan van invasieve soorten, zoals het muiltje en de Japanse oester. Exoten zouden de biodiversiteit kunnen verhogen, maar de nieuwkomers zijn meestal snelgroeiende soorten, die beter bestand zijn tegen verstoring en vervuiling. Ze voelen zich thuis in haven- en kustgebieden met artificiële harde substraten en in door visserijdruk verarmde gebieden. Zo dreigt er wereldwijd een vervlakking en uniformisering van de mariene flora en fauna. Dus ook als introducties plaatselijk een grotere biodiversiteit zouden veroorzaken, kan dit op wereldschaal een verarming inhouden.
Er bestaat ook een reëel gevaar dat de exoten organismen en ziektes meebrengen, waartegen de inheemse soorten niet bestand zijn.
De opwarming van de aarde heeft ondertussen ook haar effect op de mariene biodiversiteit. Enkele noordelijk soorten worden in de zuidelijke Noordzee minder waargenomen: garnaal, kabeljauw, schelvis en heilbot, de gele haarkwal. Een aantal zuidelijke soorten breiden hun leefomgeving in noordelijke richting uit. Dat is vooral het geval bij de ongewervelden (invertebraten): de grijze zwemkrab, het vulkaantje, de kleine heremietkreeft, de fluwelen zwemkrab, de messchede, de schaalhoorn, de fuikhoorn en het breedpootkrabbetje. Ook bij de vissen is er een toenemend aantal aan zuidelijke soorten zoals de lipvis, het zeepaardje, de sardien, de zeebarbeel en de ansjovis.
IVO MADDER
Geraadpleegde bronnen: www.vliz.be/niet-inheemse-soorten www.naturalsciences.be