2009 - nr. 2

Page 1


VAN DE REDACTIE

INHOUDSOPGAVE

Fatsoenlijk bekeren Het was blijkbaar nodig. De Stichting Ideële Reclame (SIRE) lanceerde enige tijd geleden een campagne over ons (on)bewuste asociale gedrag. We zijn zo druk met onszelf, dat we vergeten rekening te houden met de ander. Bellen voor de kassa, geen ruimte geven aan een medepassagier of ons afval gewoon op straat dumpen. Dat doen we, haast zonder erbij na te denken. SIRE wil ons hiervan bewustmaken. In Groot-Brittannië gaat het ook over asociaal gedrag. Moslims en christenen hebben daar aandacht gevraagd voor "fatsoenlijk bekeren". Niet dat de mens bekeert dat kan alleen God - maar er moeten wel regels zijn voor het missionaire werk, vinden ze. Blijkbaar is dit nodig. Wat de één echter als 'opdringen' ervaart, zal de ander zien als 'doorgeven'. Toch is het de toon die de muziek maakt, waarbij we tegelijkertijd de ernst van de zaak niet moeten vergeten. Daar zit een zekere spanning tussen, die we allemaal kennen. Want we hebben te maken met mensen. Omgaan met mensen is een vak apart. Zending trouwens ook. Standaard zijn we geprogrammeerd op onszelf, op ons eigen wereldje, haast zonder erbij na te denken. Steeds moeten we weer leren er te zijn voor de (A)ander. Dat kan alleen door Gods genade, als we zien op Christus. En door onszelf te verloochenen. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar van essentieel belang. De artikelen in Transmissie willen ons híervan bewustmaken.

Van de redactie Fatsoenlijk bekeren

2

Vergaderopeningen Zaaien is geloven (Markus 4:26-29) Een merkbelofte (Johannes 4: 31-39)

3 4

Preekschets Exodus 5: een feest in de woestijn

5

Bezinning Waaruit bestaat onze roeping nu eigenlijk?

7

Zending Waarom nog zending? (3) Van ‘bond’ naar ‘beweging’

9 11

Evangelisatie Gemeenschap in veelvoud Een nieuwe zendingspraktijk

13 15

Agenda

16

RUFO PETRI E-MAIL: R.PETRI@IZB.NL

KADERBLAD VOOR KERKENRADEN, ZENDINGS- EN EVANGELISATIECOMMISSIES

Bij de voorpagina: Eenmaal predikant blijkt men vooral drukdoende om ‘de standaard domineedingen’ te doen. Zie het artikel op pag. 7.

2

Uitgave: Gereformeerde Zendingsbond (GZB) Postbus 28 3970 AA Driebergen Tel. 0343-512444 E-mail: info@gzb.nl www.gzb.nl ING 28016, t.n.v. GZB, Driebergen

IZB - voor zending in Nederland Johan van Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB Amersfoort Tel. 033-4611949 E-mail: secretariaat@izb.nl www.izb.nl ING 980980 t.n.v. IZB, Amersfoort

Redactie: ds. W. Dekker (IZB) ds. S.J. van der Vlies (GZB) drs. R. Petri (IZB, eindredactie)

Foto’s: GZB, P. van den Heuvel, R. Petri, D.I.M. Petri, R. de Vries e.a. Layout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, Boskoop Druk: De Bunschoter bv, Bunschoten Adreswijzigingen: wijzigingen in adres of aantal exemplaren dienen aan de IZB te worden doorgegeven.

Transmissie NAJAAR 2009


VERGADEROPENING

Zaaien is geloven Markus 4: 26 - 29

JOHAN TIMMER

Wie van vakantie in Zuid-Frankrijk terug naar huis reist en voor de meer landelijke weggetjes kiest, kan in het noorden niet om de grote tarweakkers heen. In de oogsttijd rijden daar combines over het land. Dag en nacht zijn de boeren in de weer om de oogst binnen te halen. Het geeft mij altijd een goed gevoel: als ’s winters de akkers kaal en bevroren zijn, ligt het graan opgetast in de silo’s. Twee keer per jaar is het een drukte van belang op de akkers: rond het zaaien en rond het oogsten. Verder is het stil. Na het ploegen, eggen en zaaien wacht de boer op de regen in april. Die is nodig om het zaad te laten groeien. Er lijkt dan even niets te gebeuren, er is niets te zien. Ontkiemen en opschieten U herkent dat wel. Soms bent u druk met het Koninkrijk: een activiteit voorbereiden, gesprekken voeren, een eindje met iemand meelopen, een kennismakingscursus geven. U steekt veel tijd, aandacht en energie in wat u wilt bereiken: dat ook anderen Jezus Christus leren kennen als hun Here en Heiland. Op ander momenten in uw leven hebt u er eenvoudigweg geen tijd voor. Het leven eist zijn aandacht op: een moeilijke fase in de opvoeding, een ziekte of overlijden in de kring van uw geliefden, een enerverende periode op het werk, wellicht spanning in uw relatie. Uw hoofd staat niet naar het Koninkrijk. U hebt er geen ruimte voor. U bent als die boer die gezaaid heeft. Ogenschijnlijk gebeurt er niets en doet u ook niets meer. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel. Heb ik wel genoeg gedaan? Heb ik het wel goed gedaan? Had ik niet meer…? Maar u kunt niet anders dan leven: slapen, opstaan, uw taken vervullen. Een op het oog wat zinloze cyclus. Want wat levert het ten diepste op? Maar juist in die periode dat er niets lijkt te gebeuren, gebeurt het meest cruciale: het zaad ontkiemt. Markus is hier niet een man van weinig woorden. Hij had kunnen schrijven: het zaad groeit. Maar hij gebruikt twee woorden: uitspruiten en lang worden. Anders gezegd: ontkiemen en opschieten. Als het zaad ontkiemt, wordt de kiem actief. Van daaruit vormen zich de wortel en het

Transmissie NAJAAR 2009

pluimpje. De zaadlob dient als voeding voor het jonge plantje. Je ziet niets, maar er gebeurt heel veel! Het is zaak om nu niet in de grond te wroeten. U zou het proces van ontkiemen verstoren en de oogst beschadigen. Al snel toont de plant zijn enorme kracht. Hij schiet op en groeit in korte tijd uit tot een vol-

Het groeien van het gewas en de vorming van vruchten is aan God

wassen plant die vrucht draagt. Alledaags en toch een Godswonder. Geven en doen Zaaien is geloven. Er is namelijk geen garantie dat de oogst lukt. Hoe goed u zich ook voorbereidt (en dat moet ook): uiteindelijk geeft u het uit handen. Prediker wist dat al. Wie altijd op de wind let, komt nooit aan zaaien toe; wie altijd naar de wolken kijkt, komt nooit aan maaien toe (Pred.11:4). Dat waar het echt om gaat - het groeien van het gewas en de vorming van de vruchten - is aan God. U kunt zaaien en maaien wat u wilt, maar het heeft geen zin als God geen vrucht geeft. Tegelijkertijd geldt dat wij op het goede moment wel degelijk de handen uit de mouwen moeten steken en aan moeten pakken. Die verantwoordelijkheid heeft God ons gegeven. Hoe? In vertrouwen en met gezond verstand. Werken alsof God er niet toe doet en bidden alsof ons werk er niet toe doet. Opmerkelijk dat Jezus Gods Naam niet noemt in de korte gelijkenis. God is nergens en dus overal. Hij is er als u zaait, als u slaapt en opstaat, als het leven u opslokt. Hij is er als u, juichend, maait. Soli Deo Gloria! J. TIMMER IS MISSIONAIR TOERUSTER BIJ DE IZB. E-MAIL: J.TIMMER@IZB.NL

V E RW E R K I N G 1. Bespreek met elkaar de momenten waarop u - persoonlijk en als gemeente - zaaide of oogstte. 2. Wijs ook de momenten aan waarop andere zaken de aandacht van u en de gemeente volledig opeisten. 3. Kent u ook momenten waarop u teveel op de wind of de wolken lette? 4. Geef elkaar suggesties hoe we, in geloof en vertrouwen, onze verantwoordelijkheid kunnen nemen bij zaaien en oogsten. 5. Wanneer kunnen we zeggen: 'De tijd is rijp'? Wat gaan we dan doen?

3


VERGADEROPENING

Een merkbelofte HENK ROZEBOOM

JOHANNES 4: 31-39

Al enige tijd wordt er binnen de organisatie waar ik werk nagedacht over een merkbelofte. Een merkbelofte is een heldere uiteenzetting van datgene waar je voor staat. In krachtige bewoordingen wordt vermeld waarop je als klant - in ons geval: student - kunt rekenen. U zult misschien denken: niets nieuws onder de zon. Toch wel. Want wat altijd stond en staat beschreven in de visie en de missie van een organisatie mondt nu uit in een helder uitgesproken belofte. In het Evangelie staat ook duidelijk een belofte. We noemen dat uiteraard geen merkbelofte, maar de uitwerking kan wel hetzelfde zijn. Jezus zegt: 'Ik ben

Ga de weg van Jezus

de Weg, de Waarheid en het Leven' (Joh.14:6). Met andere woorden: als u Hem volgt, dan krijgt u de garantie dat u door Hem het leven ontvangt. De vraag die bij me opkwam, was: hoe komt er nu een verbinding tot stand tussen de belofte van het Evangelie en het dagelijks uitvoeren van het werk: moet ik dat ruim nemen of moet ik daar heel precies mee omgaan? Het is een vraag die al eeuwen speelt. Ik denk dan aan de discussies tussen de rekkelijken en preciezen. Vertaalslag Goede raad is duur‌.of toch niet? Ik probeer in dit geval de Bijbel te volgen. Met de praktische vraag van onze merkbelofte in gedachten ben ik in de Bijbel gaan lezen. En ik heb geprobeerd een lijn te ontdekken. Zo las ik Johannes 4 : 31- 39. Een heel praktisch stuk. Het kan ook in onze tijd spelen. We zijn druk met werk en allerlei andere activiteiten in de samenleving. We maken ons onder andere druk over ons eten en drinken, of over

ons inkomen. Als de discipelen aan Jezus vragen om ook te eten, antwoordt Hij: 'Ik heb spijs om te eten die u niet weet' (vs 32). Dat we het niet weten, blijkt wel uit de reactie van de discipelen. We denken in aardse termen: zou iemand anders dan voor Hem zorgen? Maar Jezus gaat verder met de uitleg. Hij doet Gods wil! En dan ontrolt een verklaring waarin telkens geswitcht wordt tussen hemelse gedachten en wereldse zaken. Klapstuk op deze preek is, dat de Samaritanen Hem geloven vanwege het getuigenis van de vrouw, die de rijkdom van Jezus' gedachtegoed heeft ontdekt. Met eerbied gesproken: zij had persoonlijk de merkbelofte van Jezus ervaren. Dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is. En hoe dat voor haar persoonlijk gold. Zo kan het dus gaan. Ga de weg van Jezus en ontdek welke gevolgen dat heeft voor uw persoonlijk denken en handelen. IR. H. ROZEBOOM UIT WEZEP IS BESTUURSLID VAN DE GZB. E-MAIL: ROZEBOOMH@GMAIL.COM

V E RW E R K I N G 1. Geef voorbeelden uit de praktijk van uw leven waarbij duidelijk wordt dat de inspiratie van het Evangelie u verder heeft geholpen. 2. Geeft het gelezen Schriftgedeelte aanleiding tot het maken van onderscheid in geestelijke en praktische zaken? Geef ook een uitleg bij uw antwoord.

4

Transmissie NAJAAR 2009


PREEKSCHETS

Een feest in de woestijn L. LAMMERS

EXODUS 5 – KERNTEKST VERS 1

Tekstkeuze

De Bijbel beschrijft telkens tegenstellingen tussen klein en groot. Waarheid staat tegenover macht. In onze tijd staat een kleiner wordende kerk tegenover een machtige nihilistische cultuur. Je zou de moed verliezen. Maar klein en groot, zwak en machtig worden in de Bijbel gerelativeerd en omgekeerd. De wereldse machten leiden tot slavernij, Gods waarheid tot het feest.

Uitleg Bij lezing van Exodus 5 denken we aan de eerste hoofdstukken van dit Bijbelboek. Daar wordt ons verteld van een nieuwe Farao die Jozef niet gekend heeft. Deze Farao ziet de vitaliteit van het volk Israël: het volk der kinderen Israëls is veel, ja, machtiger dan wij (1:9). Farao ziet Israël als een bedreiging. Angst leidt tot maatregelen tegen Israëls' vitaliteit. In 1: 9-16 wordt beschreven welk schrikbewind Farao voert: keihard werken, pasgeboren jongetjes moeten in de Nijl geworpen worden. Dankzij de Egyptische vroedvrouwen Sifra en Pua overleven echter vele jongetjes deze poging tot genocide. Onder die jongetjes is ook Mozes. Opvallend is dat de twee eenvoudige vroedvrouwen een naam krijgen. Echter, ‘de farao in kwestie krijgt geen naam, hij is de uitvoerder van het eeuwige kwaad, hij is een nazi avant la lettre’ (W. Barnard). Hoofdstuk 3 verhaalt hoe Mozes na een terroristische actie vlucht naar Midian. Hij wordt schaapherder en komt bij de berg Horeb. Daar wordt hij geroepen bij een brandende braamstruik, waar God Zich bekendmaakt als JHWH, om het volk te bevrijden uit Egypte. Mozes heeft vier bezwaren: 1) hij is niet geschikt voor deze taak, 2) ze zullen willen weten welke God hem gezonden heeft, 3) ze zullen niet geloven, 4) hij kan niet goed

Transmissie NAJAAR 2009

spreken. Mozes weet zich klein. Hij is niet opgewassen tegen de totalitaire macht waartegen hij moet optreden. Je merkt hoe groot en klein, zwak en machtig op scherp worden gezet. In hoofdstuk 5 staan Mozes en Aäron voor Farao. Twee sjofele schapenhoeders spreken met de machtigste man op aarde. Hoewel spreken? De inzet is niet een diplomatieke onderhandeling. Farao - die dat allerminst gewend is - krijgt een bevel te horen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij een feest houde in de woestijn! Opmerkelijk is dat dit niet een letterlijke weergave is van 3:18. Daar wordt gesproken over het gaan van de weg van drie dagen in de woestijn om te offeren. Wanneer hier gesproken wordt over 'feest houden in de woestijn', lees ik dat als een gelovige bijna euforische interpretatie van 3:18. Drie dagen betekenen - bijbels gezien - immers een ommekeer, een radicale wending? Kernachtig wordt samengevat waar het in het vervolg van het boek Exodus om gaat. ‘The truth is, he is out of business’, merkt Brueggemann treffend op over Farao. In wat volgt lijkt het er volstrekt niet op dat Farao ‘out of business’ is. Waar het volk Israël geloofde (4:31), is bij Farao van geloof in Israëls God geen sprake. Wie is de HEERE, Wiens stem ik

gehoorzamen zou? Ik ken de HEERE niet en ik zal ook Israël niet laten trekken. In het vervolg wordt Farao beschreven als de superieure machthebber. Het denken aan religieuze activiteiten wordt door Farao gekwalificeerd als ledig gaan (SV), lui zijn (NBG). De Naardense Bijbel vertaalt met slappelingen (vers 8 en 17). Mozes en Aäron houden het volk af van hun werk (vers 4), ja, ze vergapen zich aan leugenachtige woorden. Tegen dergelijke ondermijnende activiteiten moeten maatregelen genomen worden. Zeer uitvoerig wordt beschreven hoe Farao bevelen uitdeelt. Egyptische voormannen en Joodse sectiehoofden krijgen de opdracht te regelen dat het volk nu zelf ook voor het stro moet zorgen dat nodig is om de tichelstenen te produceren. De productie moet ondertussen wel op hetzelfde niveau blijven. Farao’s bureaucratisch systeem draait op volle toeren en doet denken aan de geoliede machine van Nazi-Duitsland. Wanneer we ons verplaatsen in Mozes en de vier bezwaren bij zijn roeping, kunnen we ons voorstellen wat er met Mozes en Aäron gebeurt. Je ziet de broers als het ware kleiner worden. Waar blijven zij tegenover zo’n superieure macht? De Naam blijkt voor Farao geen enkele autoriteit te hebben. Van de imperatief in vers 1 komen we toch terecht in de onderhandeling. Nu horen

5


PREEKSCHETS

we wel van de drie dagen uit 3:18. Maar de kracht is er uit. Er is sprake van devaluatie van het woord. Alsof ze zeggen: Farao, we komen weer terug. En het is uiteindelijk beter voor de voortgang van ons werk dat we drie dagen onze God dienen, dan dat Hij ons straft met ziekte en het zwaard. Dan zijn we er veel langer tussenuit en zal de productie nog meer afnemen. En waar in vers 1 JHWH de God is Die universele aanspraken doet, zijn we in vers 3 uitgekomen bij de particuliere God van de Hebreeën. Godsdienst in de privésfeer. Aan alle kanten slaat de twijfel toe. Ach,

blijkt nu niet zonneklaar dat we ongeschikt zijn voor deze taak? Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat mijn volk trekken, dat het Mij een feest houde in de woestijn! Die woorden staan aan het begin van dit hoofdstuk en van de Exodus. Ze lijken het in het vervolg niet te houden. En toch zijn die woorden waar, in een werkelijkheid die daar aan alle kanten van afwijkt. Feest houden. Dat woord wordt elders gebruikt in het kader van de sabbat en van de grote feesten zoals het Loofhuttenfeest (zie Lev. 23).

Feestvieren. ‘Dat wil God met dit volk. Dat wil God met de mensen.’ Wil Farao dat dan niet? Nee. Macht wil dat niet. De macht kent wel feesten (…) Maar dat is zuiver propaganda. Een lokmiddel. De macht heeft het feest niet tot doel. De macht bedoelt alleen zichzelf, maar niet het feest’(Naastepad). Een feest in de woestijn. Opmerkelijk is dat. Waar je het feest zou verwachten - in Farao’s mooie steden, in de bruisende cultuur - heerst de slavernij. En waar je het feest allerminst verwacht - in de barre woestijn - wordt het feest van de vrijheid gevierd.

Bouwstenen voor een preek Ik ben de preek begonnen met te vertellen over het levenseinde van Dietrich Bonhoeffer. Over de kerkdienst die hij hield één dag voor zijn terechtstelling en over zijn sterven. De aanwezige kamparts schreef tien jaar later: ‘Zelden heb ik iemand zo vol overgave zien sterven.’ Het sterven van Bonhoeffer plaatst ons direct in de tegenstellingen van groot en klein, sterk en zwak, maar geeft ons ook een indruk hoe relatief die tegenstellingen eigenlijk zijn. Wie is nu zwak? Wie is eigenlijk groot? Vervolgens kunnen enkele bijbelse voorbeelden genoemd worden van die tegenstellingen. Bij de toespitsing op Exodus 5 is het belangrijk om de dynamiek van het verhaal in de preek zichtbaar te maken. Er zijn vele mogelijkheden tot identificatie voor gemeenteleden vandaag, die zich zo zwak kunnen voelen in een dominante, godloze, oppervlakkige, materialistische cultuur. Brueggemann heeft deze geschiedenis besproken tijdens een homiletisch congres. 'Wat we als predikers hebben te doen', zo betoogde hij, is ‘to go behind the text to the drama of real life that we can then reenact.’ Op die manier worden hoorders uitgenodigd zich af te vragen welke rol zij eigenlijk spelen. Mogelijk ook die van Farao. Tegelijkertijd wordt door deze teksten waarin sprake is van een heilige aanwezigheid - de werkelijkheid herschreven.

6

Er is sprake van een ‘presence that shapes the world toward life.’ De hoorders worden uitgenodigd om wellicht een nieuwe rol te spelen. Brueggemann gelooft in de omvormende kracht van deze teksten, juist als ze gehoord worden in gemarginaliseerde geloofsgemeenschappen. Daar zijn veranderingen vaak begonnen. Brueggemann sluit zijn bijdrage aan genoemd congres af met een citaat uit het boek Torture and Eucharist van William Cavanaugh. Het speelt zich af in Chili tijdens het bewind van Pinochet. Carlos is één van de hoofdpersonen in het boek. Hij symboliseert de kerk. Carlos’ verhalen zijn in staat om de werkelijkheid daadwerkelijk te veranderen. Toch blijven Carlos’ vrienden sceptisch. Carlos kan tanks toch niet te lijf gaan met verhalen. En helikopters toch niet verdrijven met wat alleen in de verbeelding leeft? Carlos komt tot het inzicht dat het niet gaat om verbeelding en wat reëel is, maar om twee gestalten van verbeelding, die van de generaals en van hun tegenstanders. Carlos merkt dan op dat het gaat om de kracht van de verbeelding. Dat is alles wat we hebben, ‘and ours is stonger than theirs.’ Cavanaugh zelf voegt dan toe: ‘To participate in the Eucharist is to live inside God’s imagination. It is to be caught up into what is really real, the body of Christ. ‘

Een feest in de woestijn. Zelf hield ik deze preek in een Avondmaalsdienst. Het is zeer waardevol om het Avondmaal zo in een missionair perspectief te plaatsen. Liturgische aanwijzingen Eventuele tweede lezing: Mattheüs 11: 25-30 of Markus 6: 30-44. Zingen: Psalm 33: 1 en 7 (NB), Psalm 42: 1, 2 en 3 (OB), Psalm 149 (NB), Gezang 21: 2, 4 en 5, Gezang 305. Literatuur W. Barnard, Een winter met Leviticus, Zoetermeer 2006 E. Bethge, Dietrich Bonhoeffer, De biografie, Baarn 2002, zie blz. 952-954 W. Brueggemann, Inscribing the Text, Sermons and Prayers of Walter Brueggemann, Minneapolis 2004 W. Brueggemann, Theology of the Old Testament, Testimony, Dispute, Advocacy, Minneapolis 1997 W. Brueggemann, The prophetic imagination, Minneapolis 2001 John I. Durham, Exodus, deel 3 van Word Bliblical Commentary, Waco, Texas 1987 Th. J. M. Naastepad, Naar Mokum, Uitleg van Exodus 1-34, Baarn 2003 DS. L. LAMMERS IS PREDIKANT IN WEZEP/HATTEMERBROEK. E-MAIL: L.LAMMERS@HCCNET.NL

Transmissie NAJAAR 2009


BEZINNING

Waaruit bestaat onze roeping nu eigenlijk? ‘Een uitsluitende gerichtheid op allerlei binnenkerkelijke activiteiten, terwijl de begeleiding van buitenkerkelijken overgelaten wordt aan niet daartoe getrainde gemeenteleden, getuigt van een onjuiste prioriteitstelling van kerntaken van de predikant.’ Bovenstaande zinsnede vormt de inhoud van de vijfde stelling bij mijn proefschrift Rol en roeping.1 Het betreft een studie waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar de rolopvatting van aanstaande, beginnende en oudere predikanten in relatie tot hun roepingbesef. Uitgangspunt was de vraag: wat vinden predikanten dat zij - in hun rol als dominee - behoren te doen of te laten? En wat is de betekenis van hun roepingbesef hiervoor? De resultaten van dit onderzoek geven aanleiding tot een aantal kanttekeningen. Corebusiness van de predikant In de eerste plaats blijkt opnieuw dat de rol van de predikant in feite de resultante is van een eeuwenlange ontwikkeling. In

die zin is het dan ook niet verrassend wanneer onze respondenten aangeven de volgende prioriteiten te stellen: 1) prediking en eredienst, 2) pastoraat en bezoekwerk en 3) catechese en kringwerk. Sinds mensenheugenis worden deze taken algemeen bezien als de corebusiness (kernactiviteiten) van de dominee. Ons onderzoek laat op dit punt dan ook hetzelfde beeld zien als een onderzoek van veertig jaar geleden: de predikant als herder en leraar, hoeder van de kudde Gods. Ondertussen heeft zich de laatste decennia wel een geweldige cultuuromslag voorgedaan. De kerk is naar de marge gedrongen en de kerkverlating gaat - landelijk gezien - onverminderd voort. Tegelijkertijd is er echter ook sprake van een openheid in de cultuur. Het is in onze tijd weer mogelijk

Beantwoorden aan de rolverwachtingen van gemeenteleden

JOHAN VAN HOLTEN

om frank en vrij het Evangelie te communiceren met mensen van buiten de gemeente. De grote aantallen deelnemers aan de Alpha-cursus getuigen daarvan. Massieve rolopvatting De resultaten van mijn onderzoek tonen aan dat veel gemeentepredikanten eigenlijk niet goed raad weten met deze ontwikkelingen. Althans, de ontwikkelingen blijken geen invloed te hebben op hun rolopvatting. Afhankelijk van hoe snel de gemeente krimpt, blijft men - al dan niet krampachtig - louter gefocust op het werk binnen de eigen gemeente. ‘Redden wat er te redden valt’ of ‘zien te houden die er nog zijn’ lijkt het adagium van veel collegae. Opvallende uitkomst was dat niet alleen oudere predikanten vergroeid bleken met de traditionele predikantenrol, maar dat dit in gelijke mate ook geldt voor jonge predikanten en ouderejaarsstudenten. In het onderzoek heb ik me gericht op drie verschillende categorieën met de bedoeling deze onderling te kunnen vergelijken. Ik was ervan uitgegaan dat er zeker verschillen aan het licht zouden komen tussen deze groepen respondenten. Niets bleek echter minder waar. Leeftijd en ervaring leiden niet tot een verschillende taakopvatting. We spreken daarom wel van een massieve rolopvatting. Roepingbesef? En het roepingbesef van de (aanstaande) predikanten dan? Wat stond onze respondenten voor ogen op het moment dat zij besloten dominee te willen worden? Deze laatste vraag is door het onderzoek niet beantwoord. Een antwoord op de eerste vraag vond ik wel. Het blijkt dat roepingbesef, indien aanwezig, zich bijna uitsluitend beperkt tot het moment waarop men

1 J. van Holten, Rol en roeping, Een praktisch-theo-

logisch onderzoek naar de rolopvatting van aanstaande, beginnende en oudere predikanten gerelateerd aan hun roepingbegrip, Zoetermeer 2009.

Transmissie NAJAAR 2009

7


BEZINNING

besluit om theologie te gaan studeren. Daarna verdwijnt het roepingbesef - wat betreft de betekenis ervan voor de rolopvatting - als sneeuw voor de zon. Eenmaal predikant blijkt men vooral drukdoende om ‘de standaard domineedingen’ te doen. Met andere woorden, de rol van predikant blijkt gevoelig voor fossilisatie. Binnenkerkelijke gerichtheid De conclusie moet zijn dat evangelisatie nauwelijks een rol speelt in de taakopvatting van (aanstaande) predikanten. Slechts een enkeling beschouwt dit aspect als één van de drie belangrijkste kerntaken van de predikant. Deze uitkomst bevestigt het bange vermoeden dat veel predikanten bijna uitsluitend binnenkerkelijk gericht zijn. Het gevolg hiervan is dat initiatieven, zoals het opzetten van en het leiding geven aan cursussen voor niet-kerkelijke belangstellenden, doorgaans worden overgelaten aan anderen. Met name aan niet getrainde vrijwilligers in de gemeente die zich daartoe (wel) geroepen weten. Wat vormt dan de belangrijkste bron van motivatie voor het bezig zijn van predikanten? Gevreesd moet worden dat het (in voldoende mate) beantwoorden aan de rolverwachtingen van (groepen) gemeenteleden voor velen een belangrijke rol speelt. Zowel predikanten als gemeenten gaan verder in het spoor dat in de loop der eeuwen getrokken is. En daardoor worden zij zo in beslag genomen dat men niet of nauwelijks toekomt aan de vraag:

kan het ook anders? Of sterker nog: zou het in deze tijd misschien niet anders moeten? De vraag laat zich stellen of dit een goede zaak is. Niet omdat ik de kwaliteiten van de betrokken vrijwilligers in twijfel zou willen trekken. Zeker niet. We mogen dankbaar zijn voor wat zij vaak met veel enthousiasme doen. En ongetwijfeld hebben sommige gemeenteleden meer gaven om met buitenkerkelijken in gesprek te zijn dan hun predikant. Zeker waar. Toch wringt het voor mijn gevoel ergens. Met name op het punt van de prioriteitstelling van kerntaken en het feit dat evangelisatie daarbij zo goed als geheel ontbreekt. De vraag is of het beeld dat ten aanzien van de rolopvatting uit mijn onderzoek naar voren kwam, impliciet ook niet weergeeft hoe er in de breedte van de kerk over missionair werk gedacht wordt. Terwijl de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland zegt dat de gemeente betrokken is in Gods toewending tot de wereld en geroepen is om de opdracht te vervullen om het Woord te horen en te verkondigen.

Grote aantallen op Alpha-cursus

8

Wat heeft prioriteit? Prioriteitstelling van kerntaken van de predikant is niet alleen een zaak van de dominee. Als het goed is, zijn de prioriteiten onlosmakelijk verbonden met wat de kerkenraad en de gemeente voor ogen staat. De prioritering van kerntaken is voor een belangrijk deel bepaald door het beleidsplan. Nu is de vraag actueel: welke plaats heeft evangelisatie in onze beleidsplannen? Is het juist dat we belangrijke missionaire taken overlaten aan niet daartoe getrainde gemeenteleden? Zouden zij die ‘ervoor geleerd hebben’ niet het beste behoren te weten hoe het Evangelie te communiceren aan al dan niet geïnteresseerde buitenstaanders? Zouden we juist van hen niet mogen verwachten dat zij in staat zijn het christelijk geloof te kunnen verdedigen tegenover ‘ietsisten’ en anders-gelovigen in onze multireligieuze samenleving? Kernvraag is: waartoe worden wij in deze tijd, hier en nu geroepen? En wat betekent dat voor de inzet van onze (beroeps)krachten? Vragen die niet alleen predikanten aangaan maar de hele gemeente en de kerkenraden in het bijzonder. Evangelisatie hoort immers nooit gezien te worden als hobby van wie dan ook in de gemeente. Gelet op het huidige tijdsgewricht hoort het onderdeel te zijn van het beleid van de kerkenraad en is instemming van de gemeente noodzakelijk. Zolang mensen verontwaardigd zijn over het feit dat de dominee niet bij hen komt maar wel bij de buren ‘die nooit in de kerk komen’, is er nog een hele weg te gaan. Dan is bezinning gemeentebreed hard nodig. Mogelijk komt het initiatief tot deze bezinning niet van de kerkenraad of de predikant. Wellicht zitten zij nog teveel ingeweven in de cocon van de rolverwachtingen. Misschien moet het initiatief daarom komen van ‘niet daartoe getrainde gemeenteleden’. Of ligt hier misschien een taak voor de IZB? Wie deze vragen ook aanzwengelt: hij komt in elk geval als geroepen. DS. J. VAN HOLTEN IS PREDIKANT IN WEZEPHATTEMERBROEK. E-MAIL J.VAN.HOLTEN@FREELER.NL

Transmissie NAJAAR 2009


ZENDING

Waarom nog zending? (3) De vragen komen regelmatig voor: is zending nog wel nodig? Waarom gaan we nog naar het buitenland? Is zending nog wel van deze tijd? Let op het woordje nog. Kennelijk zijn de tijden veranderd. Heeft het nog wel zin om mensen vanuit de kerk uit te zenden als werkers overzee?

SIMON J. VAN DER VLIES

Of, waar, hoe? Het is de derde keer dat deze vraag aan de orde komt. De eerste keer werd duidelijk, dat zending nog steeds van deze tijd is. De kerk dient echter wel de wereldwijde veranderingen mee te nemen in de keuzes voor de regio’s. Er zijn gebieden met grote groepen mensen en weinig zendingswerkers. Daar moet de belangstelling eerst naar uitgaan. In het tweede artikel heb ik gewezen op de plaats van de Bijbel en het onderwijs in het werk van de GZB. Daarbij heb ik ook de missionaire houding genoemd. In dit artikel ga ik daarop dieper in. Wat straalt de kerk van Nederland uit? Wat is dat eigenlijk, een missionaire houding? Is dat alleen weggelegd voor zendelingen, voor mensen die naar het buitenland willen? Er zijn nu eenmaal mensen die iets met zending hebben en anderen niet? Zendingswerkers zijn avontuurlijk en hebben de gave om huis en haard te verlaten. Niet iedereen heeft dat. Dat zij zo, maar die redenering gaat er vanuit, dat zending altijd en alleen plaatsvindt in het buitenland. Dan blijft zending inderdaad iets voor liefhebbers. Dan hoef ik niet of nauwelijks mee te doen. De wereld is intussen veranderd. Veel mensen in ons land weten niets van de Bijbel. Ze kennen alleen het christendom van de christenen die zij in hun woonomgeving of op hun werk kennen. De vraag is: wie ontmoeten ze dan? Wat straalt de kerk uit? Wat straalt de kerk van Java uit? Enige tijd geleden was ik op bezoek bij een kerk op Java. Een kerk die sterk missionair bewogen is. Ze heeft als doel om van betekenis te zijn voor de wereld. De gemeenteleden willen de tekenen van het Koninkrijk laten zien. Zelf gered

Transmissie NAJAAR 2009

Vrouwengroep op Java

door Jezus Christus willen zij Zijn liefde delen met anderen, met wie ook maar. Natuurlijk, dat heeft te maken met de Javaanse cultuur en met het feit, dat de christelijke kerk op Java in een minderheidspositie verkeert, maar het is ook een keuze. Zo kan het gebeuren, dat een christelijke school niet alleen 40% moslimstudenten heeft, maar ook een beperkt aantal moslimdocenten en zelfs een islamitische gebedsruimte. Desondanks doen alle studenten mee met de dagopening en krijgen zij christelijke godsdienstlessen. Of, een ander voorbeeld, een kerk hangt aan het begin van de ramadan een spandoek op om de moslims Gods zegen toe te wensen. Dat zijn keuzes. Gemaakt door gewone mensen. Is dit zendingswerk? Volgens deze kerk zeer zeker. Zij kiezen voor de wereld. In navolging van Jezus willen zij hun naaste liefhebben. Een direct getuigenis is niet mogelijk. Een dogmatische discussie

levert niets op. Daarom delen ze de christelijke waarden. Daardoor staan veel moslims positief tegenover het christendom. Ik heb heel wat mensen gesproken die door de christelijke school op een gegeven moment christen zijn geworden. EĂŠn kleine gemeente bestond zelfs enkel uit christenen met een moslimachtergrond. Mevrouw Masri Tijdens mijn verblijf op Java ontmoette ik vrouw Masri, een vrouw van middelbare leeftijd die heel bewust in haar dorp het Evangelie verkondigt door middel van de tekenen van het Koninkrijk. De kleine kerk groeit enorm, maar daar had ze het niet over. Ze vertelde slechts wat ze deed. Het is een uitgesproken voorbeeld van een christen met een overtuigende missionaire houding. Deze vrouw bezocht ik omdat zij actief is in een zogenaamde women empowerment group. Vrouwengroepen zijn in dit

9


ZENDING

Kerk op Java

lei vragen. Maar die vielen van haar af. Vaak zei ze: Dat weet ik niet. Dat doet God, denk ik. Opent u de vrouwengroepen met bidden en Bijbellezen? Ja, soms wel. Levert dat geen problemen op met de moslims? Nee, waarom? Wat heeft microkrediet eigenlijk met het Koninkrijk van God te maken? Niet zoveel. Maar we laten de liefde van God zien. Moet u dan niet over Jezus vertellen? Ja, als het kan. Maar als het niet kan, is het ook goed. Maar het gaat toch om het woord? Hoe bedoelt u dat? En zien de mensen dan door uw daden, dat u christen bent? Ja, dat denk ik. Hoe zien ze dat dan? Dat weet ik niet. Misschien laat God hen dat zien? En komen ze dan tot geloof? Ja, soms. Soms ook niet. Maar dat laat ik aan God over. verband in feite seculiere groepen, maar opgezet door christenen. Zij bieden kleine en eenvoudige programma’s aan om de levenstandaard verbeteren. De kerk gebruikt deze programma’s om iets te laten zien van Gods Koninkrijk. Jaren geleden was er een Bijbelstudiegroep die op het idee kwam om iets voor de wereld te doen. Het begon met één groep en inmiddels zijn het er veertien. In totaal bereikt deze gemeente hierdoor zo’n 600 mensen. De kerkelijke gemeente is gegroeid van 60 naar 200 leden. Met deze vrouw raakte ik in gesprek over haar achtergrond en haar missionaire werk. Mevrouw Masri vertelde iets over haar achtergrond en haar missionaire werk. Ze is afkomstig uit de boeddhistische wereld en nauwelijks opgeleid. Ze heeft een halve lagere school gedaan. Ze voelde zich bij het boeddhisme niet thuis. Ze was bezet door magische krachten en dat voelde beklemmend. Zoekend naar een uitweg vond ze op straat een snipper papier met een Bijbeltekst: Jezus zegt: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh. 14:6). Ze begreep, dat dit over de echte waarheid ging. Ze kende enkele zendingswerkers en raakte daarmee in gesprek. Deze

10

mensen hebben haar het Evangelie uitgelegd. Ze was veertien toen ze tot geloof kwam. Inmiddels laat ze zeer ontspannen iets van het Koninkrijk van God zien. Haar eigen geschiedenis zet ze daarbij in. Daarnaast blijkt ze de gave van genezing te hebben. Al heel wat mensen zijn genezen, nadat zij voor hen had gebeden. Tekenen van het Koninkrijk Het inspirerende was, dat ze het allemaal haast verlegen vertelde. Sorry, ik kan er ook niets aan doen. God doet dat allemaal. Eigenlijk vertelde ze het min of meer verontschuldigd. In haar beleving is ze gewoon zichzelf. Intussen doet God het werk. Het had iets puurs en dat maakte het indrukwekkend. Nu was ik daar voor wetenschappelijk onderzoek. Daarom stelde ik haar aller-

Terug naar Nederland Nu weet ik, dat de situatie in Nederland volstrekt anders is dan de situatie op Java. Toch vind ik het leerzaam. Het heeft tenslotte vooral te maken met een houding, een missionaire houding. De uitwerking daarvan krijgt in de Nederlandse context een andere vorm dan in Indonesië. Maar van de houding van de kerk om te kiezen voor de wereld valt veel te leren. Ook in Nederland maken kleine kerken, die soms met opheffen worden bedreigd, dezelfde keuze. Dat kan dus. Soms echter lijkt die minderheidspositie een voorwaarde voor een missionaire houding van de kerk. Zou dat echt zo zijn? DRS. S.J. VAN DER VLIES IS STAFMEDEWERKER STUDIE EN TOERUSTING BIJ DE GZB. E-MAIL: SJVANDERVLIES@VERSATEL.NL.

V E RW E R K I N G 1. Reageer op het getuigenis van mevrouw Masri. Wat spreekt u aan? Wat vindt u lastig? Wat leert u ervan? Wat vindt u inspirerend? 2. Hoe zou u uw eigen houding willen omschrijven? Missionair? Geef voorbeelden. Deel ervaringen uit.

Transmissie NAJAAR 2009


ZENDING

Van ‘bond’ naar ‘beweging’ WIM DEKKER EN KOOS VAN NOPPEN

Ruim 22 jaar was hij betrokken bij de GZB. Eerst als zendingspredikant in Guatemala, later als regiocoördinator Latijns-Amerika/Azië, en sinds 2003 als directeur. Met de ervaringen en indrukken vanuit de wereldkerk keert ds. Wijgert Teeuwissen terug naar de basis, de lokale gemeente. ‘Het verlangen om wekelijks een preek te maken is gegroeid.’ Het mag een ongebruikelijke overstap lijken, dat is het niet voor hemzelf. 'De vanzelfsprekendheid van 'die blijft tot zijn emeritaat bij de GZB ' vind ik ongezond. Je moet je realiseren dat je een beperkte houdbaarheid hebt', constateert hij nuchter. 'Dat wil niet zeggen dat ik een streep heb getrokken; wel dat ik er altijd open in heb gestaan. Op een gegeven moment heb je bijgedragen wat je kon bijdragen.' Aan welke ontwikkeling vooral? 'In de afgelopen jaren zijn we van een 'bond' meer een 'beweging' geworden. Een bond heeft iets statisch. Natuurlijk staan we ergens voor, maar het gaat ons niet om het instituut, maar om de vervulling van onze opdracht. De beweging staat in historisch en theologisch perspectief. We weten waar we vandaan komen en beseffen dat we deel uitmaken

van een doorgaande beweging. Onderweg zijn we daarover voortdurend met elkaar in gesprek. In ons beleidsplan ('in ontwerp') spreken we over een GGG-beweging: geloof, gemeenschap en getuigenis. We dragen er graag toe bij dat ook elders in de wereld mensen gaan geloven in God en groeien in gemeenschap en getuigenis en op hun beurt als deel van die beweging er weer anderen bij betrekken. Daarbij is het wel noodzakelijk dat wij onze organisatie op orde hebben, maar als het er op aankomt, zijn wij slechts steigerwerk. Het gaat niet om de steigers, maar om het gebouw, waar we met elkaar steentjes aan bijdragen.' De term 'beweging' kan ook de gedachte oproepen dat niets meer vaststaat, dat alles vloeiend wordt. 'Dat bedoel ik niet. Wel zijn we minder zelfgenoegzaam. We kennen de bron

waaruit we willen leven. En onderweg zoeken we antwoord te geven op de vragen van vandaag, want we willen niet tijdloos zijn.' Er is een tijd geweest - in de jaren tachtig - waarin de GZB en IZB grote plannen hadden voor een integratie van hun werkzaamheden. Het ging immers om eenzelfde zaak: zending, hier en daar. Toch is het er niet van gekomen. Wat ging er mis? 'Het stuklopen van die plannen had vooral te maken met bestuurlijke structuren. Sommigen verschuilen zich soms achter termen als 'nestgeur' of 'verschil in achterbannen'. Ik poets dat niet weg, maar we hebben elkaar in de kerk hard nodig. Ik denk dat we als organisaties in de afgelopen jaren veel met onszelf bezig zijn geweest. Niet dat we ons verloren in navelstaren, we werkten aan interne professionalisering. Ik hoop en verwacht dat de nieuwgevormde bestuursstructuren meer mogelijkheden geven tot samenwerking met het oog op de gemeenten die we willen dienen, want met de huidige situatie kan ik geen vrede hebben. We moeten wel een sprong voorwaarts maken.'

ds. W. Teeuwissen

Waar zou u dan aan kunnen denken? 'Je kunt als drie verwante bonden – HGJB, IZB en GZB – gezamenlijk toerustingprogramma's aanbieden. Neem een leerpunt van een kerk in het Midden-Oosten – bijvoorbeeld 'volharding' – en laten de drie organisaties ieder vanuit hun eigen invalshoek materiaal aanreiken om daar als gemeente een winterseizoen mee bezig te zijn. De GZB heeft een trouwe achterban en daar ben ik erg blij mee. Maar tegelijk denk ik dat bij veel kerkgangers het besef ontbreekt dat zending bij het wezen van de gemeente hoort. Je ziet nog veel consumentisme, waarbij de kerk vooral moet bijdragen aan ons eigen welbevinden. Als het ons niet smaakt, gaan we elders

Transmissie NAJAAR 2009

11


ZENDING

shoppen. De drie bonden hebben veel in huis om de gemeenten 'bij de les te houden'. Dat zouden we gezamenlijk moeten benutten.' Leren van de kerk in het MiddenOosten of elders in de wereld: dat noemden we voorheen ‘wederkerigheid’. Is die term versleten? 'Je hoort het woord niet veel meer. Er is vaak, maar veelal te theoretisch, over gesproken. Over wederkerigheid moet je niet praten, je moet het praktiseren.' Dat gebeurde toch ook wel, toen er delegaties uit de Derde Wereld op tournee kwamen? 'Ja, en afgaande op de verhalen die ik daar nu nog wel eens over hoor, maakten die een onuitwisbare indruk. Vorig jaar hebben we die aanpak rond de zendingsdag weer opgepakt. Ik vraag me soms af of die 'wederkerigheid' toen ook iets van een excuus had: we konden de kerk in het Zuiden niet langer negeren. Ondertussen dáchten we nog wel van Noord naar Zuid. Wij nodigden hen tenslotte uit. Tegenwoordig zitten we niet meer in een situatie 'from the West to the rest', maar van overal naar overal. We worden ons meer bewust van onze minderheidspositie en staan zodoende ook meer open voor anderen.' Ondertussen is een andere beweging op gang gekomen: gemeenteleden die, soms in groepsverband, zelf gaan kijken in de Derde Wereld of in Oost-Europa. 'Dat stimuleren we ook, maar wel in het kader van het programma Deelgenoten, waarbij we een link leggen tussen een zendingswerker en meerdere gemeenten. In dat kader wordt ook wel eens een jongerenreis belegd. Niet als 'zendingstoerisme', maar om een bezinningsproces op gang te brengen. Waarom ga je op reis? Wat verwacht je? Wat denk je straks met de opgedane ervaringen in je gemeente te gaan doen? Dan stappen de deelnemers toch anders het vliegtuig in. Ze voelen zich 'vertegenwoordigers' van

12

de gemeente, die na terugkeer verslag doen.' De bedoeling van die wederkerigheid was dat ‘wij’ zouden leren van de kerk elders. Kwam dat uit de verf? 'Ik ken gemeenten die zich door contacten met buitenlandse kerken zijn gaan bezinnen op de vraag naar de plaats van het gebed in de gemeente. Anderen leren op het punt van 'de eenheid van het leven'. In ons gecompartimenteerde leventje kunnen we de zondag soms beleven als een incident in de week. De kerk in het Zuiden bepaalt ons erbij dat het geloof er alle dagen van de week toe doet. Van onze zendingswerkers – een belangrijke schakel in dat proces! - verwachten we dat ze tien procent van hun tijd besteden aan de contacten met de gemeenten in Nederland. Dat laten we niet over aan het eigen initiatief. We beschouwen het als een onderdeel van hun totale bediening. In wervingsgesprekken komt dat al aan bod: Hoe denk je die relatie te gaan vormgeven?' Iets heel anders nog: Hoe ziet u de relatie tussen de GZB en de PKN? 'We zijn in gesprek met het moderamen van de kerk. We zouden ons op het standpunt kunnen stellen dat wij - GZB en Kerk in Actie - elkaar in de praktijk, ook overzee, nauwelijks tegenkomen. Maar dat is me veel te gemakkelijk. Voor de kerk in Nederland én van voor haar zendingsopdracht moeten we dat eigenlijk niet willen. Het liefst zou ik in de gesprekken met de PKN samen optrekken met de drie bonden. Niet vanuit gedachten over macht, maar vanuit onze gezamenlijke liefde voor de kerk, de roeping en de taak die we daarin hebben. Niet alleen wij trouwens. De kerk is niet van ons.' Vanaf 30 augustus gaat u weer aan de slag als predikant, in uw woonplaats Veenendaal. Dat wordt weer even wennen, want uw ervaring als

gemeentevoorganger dateert van de periode 1983-1987, in NieuwBeijerland. Wat trekt het meest? 'Het verlangen om weer wekelijks een preek te maken is de afgelopen tijd sterk gegroeid. Mijn kinderen noemden me gekscherend de 'hobbydominee', want naast mijn werk als directeur bleef ik wel preken. Ik treed de vragen waar de gemeente in deze tijd voor komt te staan, met een zekere onbevangenheid tegemoet. En de bagage van 22 jaar GZB laat ik natuurlijk niet bij de voordeur achter.' DS. W. DEKKER IS HOOFD VORMING EN EDUCATIE BIJ DE IZB. E-MAIL: W.DEKKER@IZB.NL K. VAN NOPPEN IS HOOFD COMMUNICATIE EN INNOVATIE BIJ DE IZB. E-MAIL: K.VANNOPPEN@IZB.NL

Transmissie NAJAAR 2009


E VA N G E L I S AT I E

Gemeenschap in veelvoud

G. VAN MEIJEREN

Begin juni werd er in Mátraháza (Hongarije) een kleine conferentie gehouden van Nederlandse en Hongaarse predikanten. Eén van de sprekers was ds. András Harmathy (40) van de Gereformeerde kerk van Szigetszentmiklos (letterlijk: ‘eiland van St. Nicolaas’), een voorstad van Budapest. Hier volgt een kleine impressie van zijn lezing over kerk-zijn in een postmoderne tijd en van de gemeente die hij dient. Op zondag had ik het voorrecht daar te gast te zijn. In het jaar 2000 vatte de toenmalige predikant van Szigetszentmiklos het plan op om in een ander deel van de stad een gemeente te stichten. Zelf was hij op dat moment al zo’n dertig jaar aan de gemeente verbonden en hij raakte ervan overtuigd dat er een nieuwe stap gezet moest worden. Daarvoor werd András Harmathy aangezocht. Eerst als vicaris en sinds 2006 als predikant van de nieuwe gemeente. Szigetszentmiklos is nu een stad van circa 30.000 inwoners. Tot eind jaren negentig was een groot deel van de beroepsbevolking betrokken bij de productie van industriële motoren. Deze fabrieken zijn verdwenen en velen hebben inmiddels ander werk gevonden. De gevolgen van de economische crisis vormen echter een bedreiging voor de werkgelegenheid.

De gereformeerde kerk in Szigetszentmiklos

Transmissie NAJAAR 2009

Gemeenschap Na een uitruil met de burgerlijke gemeente van stukken grond kreeg de kerk in 2000 de beschikking over een voormalig politiebureau. Dit gebouw staat in een wijk die jarenlang de thuisbasis vormde van knokploegen van de communistische partij. Het straatbeeld wordt gedomineerd door niet al te hoge flats en nieuwbouwwoningen. Op dit moment is er ook een grote sociale problematiek: eenzaamheid, verslaving en psychische nood. Vanaf het begin is daarom 'het bouwen aan gemeenschap' één van de belangrijkste thema’s vanuit de kerk. Nog voordat de eerste kerkdiensten werden gehouden is er ingezet op het aangaan van relaties met buurtbewoners en het starten van Bijbelkringen. Van belang - in dit verband - is de bijzondere relatie die de kerk onderhoudt met een lotgenotengroep van (ex)-alcoholverslaafden, het Blauwe Kruis. De kerk stelt ruimte voor deze groep ter beschikking en verschillende leden van deze groep zijn tot geloof gekomen. Het thema ‘gemeenschap’ is in de Hongaarse samenleving sowieso een aangelegen punt. In de communistische periode was gemeenschap een ideologische term die door de praktijk werd uitgehold. Een fabriek die ‘van iedereen’ was, bleek in de praktijk 'van niemand' en werd leeggeroofd. Bijna niemand bleek te vertrouwen. Ook twintig jaar na de Wende heerst er veel argwaan (vooral ten opzichte van politici) en ontbreekt

ds. András Harmathy spreekt over kerkzijn in een postmoderne tijd

het in de samenleving aan samenbindende krachten. Wat ‘gemeenschap’ inhoudt, moet als het ware opnieuw worden uitgevonden. Hongarije is echter niet alleen een postcommunistisch land, het verkeert in toenemende mate ook in een postmodern klimaat, gekenmerkt door pluralisme, tolerantie en consumentisme. De rol van de kerk is - na een aanvankelijke opleving begin jaren negentig - gemarginaliseerd. Wat is in deze context de plaats en de roeping van de christelijke gemeente? Liefdesgemeenschap In zijn lezing benadrukte András Harmathy dat de kerk vrucht is van en deel heeft aan de zending van Godswege (Missio Deï). In dat licht is de gemeente teken, instrument en voorsmaak van het Koninkrijk der hemelen. Maar hoe wordt de gemeente missionair? Daarvoor ging Harmathy vooral te rade bij Efeze 4:15-16. Paulus beschrijft daar de kerk als een liefdesgemeenschap. Het hoofd Jezus Christus verleent aan het lichaam samenhang. Net als in een pluralistische samenleving is er ruimte voor diversiteit, maar deze verscheidenheid werkt niet vervreemdend. Het is leven in de gemeenschap met Jezus Christus;

13


E VA N G E L I S AT I E

blijven in Zijn liefde (Joh. 15:9-16). Door eenvoudigweg liefdesgemeenschap te zijn, werkt de gemeente iets uit in haar omgeving. Door liefde te geven wordt deze niet minder maar juist steeds meer. In hoeverre is onze gemeente een liefdesgemeenschap, waar je gekend wordt en waar eenvoudig wordt gevraagd: hoe gaat het met jou? Waarheidsgemeenschap Vanuit Efeze 4 is tevens het woord ‘waarheid’ van belang. Het postmodernisme wijst het Evangelie niet categorisch af - ze begroet spiritualiteit - maar tegelijk wordt de aanspraak op (absolute) waarheid afgewezen als intolerant. In dit klimaat vol relativering is de gemeente geroepen om ‘waarheidsgemeenschap’ te zijn. En daarvoor is het nodig dat de waarheid van het Evangelie wordt doorleefd. Dat ik zelf een verbinding aanga met Hem die zich de Waarheid noemt (Joh. 14) en dat ik me in mijn leven door die Waarheid laat leiden. Wereldgemeenschap In de derde plaats vroeg Harmathy aandacht voor de verantwoordelijkheid van de kerk. In Hongarije dreigt de kerk te worden opgesloten in een postcommunistisch en postmodern getto met zeer

14

beperkte speelruimte. De christologie in de brief van Paulus aan Efeze spreekt echter over Jezus als Heer. Hij is hoofd van de kerk en Heer van de wereld. Dan zal ook de gemeente de wereld in het oog moeten houden. En dan zal ook de vraag beantwoord moeten worden: hoe ziet de wereld ons? Ter illustratie noemde András Harmathy een fietstocht die door de kerk in de wijk was georganiseerd om de band met bewoners te verstevigen. Samen met andere kerken wordt er in de lente sinds enkele jaren ook een ‘Pinokkiodag’ georganiseerd met onder meer een voetbaltoernooi en een kookwedstrijd. Iedereen is daar welkom. Tijdens die dag is er ook een presentatie van de afzonderlijke geloofsgemeenschappen. Zo straalt de kerk eenheid in Christus uit en kan het beeld van de kerk naar de omgeving toe eventueel worden bijgesteld. Het verhaal van Pinokkio (de spanning tussen vrijheid en zelfstandigheid) wil mensen tot verandering stimuleren. Op deze manier zoekt de gemeente in Szigetszentmiklos haar weg in de 21e eeuw. Staande in de gereformeerde traditie met onder andere de Psalmen en de Heidelbergse Catechismus in haar bagage, tegelijk deelgenoot van een postmoderne cultuur. De kerk van

ds. András Harmathy gaat voor in de dienst

Szigetszentmiklos is in de afgelopen jaren gezegend. De gemeente groeit nog steeds. Op zondagmorgen zijn er zo’n tweehonderd kerkgangers, waarvan vijftig kinderen. Het voormalige politiebureau is door een verbouwing inmiddels ook op afstand herkenbaar als kerk. Op de eerste verdieping, waar vroeger schietoefeningen werden gehouden, wordt nu in de erediensten geoefend in het leven voor Gods aangezicht. De gemeente van Szigetszentmiklos: een hoopvol teken en een inspirerende ervaring. G. VAN MEIJEREN IS PREDIKANT IN DIRKSLAND. E-MAIL: G.MEIJEREN@WXS.NL

Transmissie NAJAAR 2009


E VA N G E L I S AT I E

Een nieuwe zendingpraktijk Hopelijk bent u goed uitgerust en hebt u nieuwe krachten ideeën en inspiratie opgedaan om de komende maanden actief te zijn in uw gemeente en in het bijzonder in het evangelisatiewerk. De zomer is een goede periode om eens een stapje terug te doen en u te bezinnen op wat er tot nu toe gedaan is en hoe dat verlopen is. Tenzij u natuurlijk actief was in het recreatie-evangelisatiewerk (Dabar, VBW). Want dan had u de afgelopen weken de handen vol. Durven we te evalueren? Als zaken goed lopen, zijn we daar helemaal niet vies van: we tellen dan trots en dankbaar onze zegeningen. Maar als onze inspanningen tot weinig leiden, zijn we minder geneigd om na te gaan waar dat dan aan ligt. Dat kan tal van oorzaken hebben: - we hebben geen goed alternatief - we durven niet af te wijken (of willen dat niet) van de manier waarop het altijd gedaan is - het ligt niet aan ons, het ligt aan de doelgroep - we zijn bang voor lastige vragen en kritiek - een verandering is niet altijd een verbetering - als we één ding veranderen, moet er wellicht meer veranderen - juist in de kerk treffen we de traditionele burgerij: wars van veranderingen, gesteld op traditie, op rust en regelmaat Out of the box Niet voor niets gebruiken we een Engelse term voor dat andere denken: 'out of the box'. We hebben er geen goede Nederlandse uitdrukking voor. Toch kan u het gevoel bekruipen dat het komende winter anders moet. U hebt te veel signalen opgepikt dat u met al uw activiteiten en inspanningen de doegroep niet bereikt. En als u die wel bereikt, weet u die niet voldoende in beweging te brengen. Als we het missionaire werk van de meeste gemeenten bekijken, zijn het overwegend 'thuiswedstrijden'. We roepen de ander toe: 'Kom bij ons en God zal je belonen!' Zo ging dat al in de tweede eeuw na

Christus. Daarvóór was echter sprake van een sterk uitgaande beweging. Blijkbaar is het een onhebbelijkheid die de kerken al eeuwenlang aankleeft. We zijn maar moeilijk in beweging te krijgen, in de richting van de ander. Uitgaande beweging Voor velen die actief zijn in missionair werk is duidelijk geworden dat het overgrote deel van de gemeenten gesteld is op eigen gewoonten en manieren. Zij lopen niet warm voor veranderingen in het gemeenteleven omwille van de belangstellenden. Je moet een lange adem en veel overtuigingskracht hebben om de gemeenten meer open en gastvrij te laten worden. En daarmee is er nog geen garantie voor de toestroom van mensen van buitenaf. Als u zich concentreert op de uitgaande beweging en met het missionaire werk echt buitengaats gaat, hoeft u de gemeente niet zo nodig te veranderen. De IZB ontdekt ook dat het stichten van nieuwe gemeenten beter is dan een opgelegde vereniging van oude getrouwen en nieuwkomers. Tal van missionaire projecten tonen dat aan.

JOHAN TIMMER

Doe het anders Om deze omslag van denken te maken, zit er niets anders op dan ermee te beginnen. Er is geen theoretische weg naar een nieuwe zendingspraktijk. Alleen door het daadwerkelijk te doen, kunt u ook voor de kerkelijke gemeenteleden aantonen dat er wel degelijk zoekers en belangstellenden zijn die op zoek zijn naar God en geloof, maar niet direct naar de kerk. Vooraf nadenken over hun toekomstige 'huis van geloven' belemmert alleen maar. Wij kunnen niet alles voorzien. Vertrouwen, groot vertrouwen in de Heer van de oogst is hier op zijn plaats. Omdat het missionaire werk op enige afstand van de gemeente plaatsvindt, kan het ook wat minder conventioneel zijn. Het is niet pas goed als doorgewinterde gemeenteleden zich er ook op hun gemak voelen. Het is niet voor hen bedoeld. En het hoeft ook niet direct tot de gemeente te leiden ('kunnen ze vast wennen'). In de zending is ontdekt dat we niet een kerk moeten planten die wezensvreemd is aan de ontvangende bevolking, maar dat we hen het Woord moeten verkondigen en toevertrouwen. Hun antwoord is de vor-

De nieuwe generaties laten zich er niet meer inpersen

Transmissie NAJAAR 2009

15


E VA N G E L I S AT I E

ming van hun eigen geloofsgemeenschap. Die mag afwijken van de onze. Wellicht is ze dan vruchtbaarder en opener voor mensen die wij, als kerkelijken, niet kunnen bereiken. Maar de gemeente dan? Is de gemeente nu uit beeld? Volstrekt niet! De gemeente is de plek waar missionair bevlogen mensen geboren worden en waar ze worden opgevoed en opgeleid voor hun missie. Het is de kweekvijver voor nieuw missionair talent. Natuurlijk mag het nog wel wat uitdrukkelijker aan de orde komen in prediking en onderwijs, maar de gemeente is er voor een brede groep. Dus ook mensen zonder missionaire gaven moeten zich er thuis voelen. Daarnaast is de gemeente het biddend thuisfront. Wat ze zelf niet kan en toevertrouwt aan enkelen, is niet van haar afgegleden. Integendeel. Door voorbede en steun maakt zij het werk van de missionair bevlogen mensen mogelijk. We zijn daar aan gewend als het gaat om vrijgestelde en betaalde krachten. Waarom dan niet voor hen die het vrijwillig en onbezoldigd doen? Daarnaast moeten we niet uitsluiten dat mensen zich willen aansluiten bij de gemeente. Er zal daarom gewerkt moeten worden aan gastvrijheid en herbergzaamheid, maar niet langer meer als dé enige weg. Waarom anders? We moeten andere wegen bewandelen omdat onze tijd en onze samenleving erom vragen. Het is duidelijk geworden dat de generatie die nu opgroeit heel anders tegen het instituut kerk aankijkt (tegen elk instituut trouwens) dan degenen die erin geboren en getogen zijn. De nieuwe generaties laten zich er niet meer in persen. De opdracht om hen te bereiken met het Evangelie blijft onverminderd van kracht. Wij dachten bij het bevel 'dwing hen binnen te komen' (Luk.14:23) wellicht aan de kerk. Maar Jezus bedoelde het Koninkrijk. J. TIMMER IS MISSIONAIR TOERUSTER BIJ DE IZB. E-MAIL: J.TIMMER@IZB.NL

16

AGENDA

Scopus Scopus is een missionaire werkvorm om mensen te bereiken met het Evangelie. De cursus werkt met zogenoemde bodembeelden: bijbelse verhalen worden toegankelijk gemaakt met behulp van vormen en figuren. Op deze wijze wordt de aanzet gegeven tot een innerlijke dialoog en gedachtewisseling Grondbeeld Scopus tussen de deelnemers. Kenmerken van Scopus zijn: - modules van vijf bijeenkomsten, die elk een afgerond geheel vormen - deelnemers hoeven geen bijbelkennis te hebben om mee te kunnen doen - de dialoog staat centraal, niet de discussie - in en door de bijbelverhalen worden diepere lagen aangeboord - door het associatief omgaan met teksten komen bekende verhalen op een nieuwe manier tot leven Om Scopus te kunnen geven, is een Scopustraining verplicht. In de training volgt u als deelnemer het cursusprogramma, zodat u zelf ervaart wat dit met mensen doet. Daarnaast wordt u geïnformeerd over hoe u in uw gemeente de cursus kunt organiseren. Ook is er aandacht voor hoe u leiding kunt geven aan een kring. In september zijn twee Scopustrainingen gepland: - Een plek onder de zon op 1 en 8 september: twee dagen van 11.00 tot 21.30 uur in Amersfoort - Bronnen van leven op 10, 17 en 24 september en 1 en 8 oktober: vijf avonden van 19.30 tot 22.00 uur in Stellendam. De kosten bedragen € 75,-- per persoon. U betaalt voor maximaal drie deelnemers uit uw gemeente. Achteraf kunt u een instructiemap kopen voor € 25,--. Voor meer informatie en aanmelding: neem contact op met de IZB, tel. 033-4611949, e-mail:secretariaat@izb.nl Areopagus Op 5 en 6 november verzorgt Areopagus, centrum voor contextuele en missionaire prediking, een verdiepingscursus voor predikanten die al eerder deelnamen aan een Areopagus-cursus. Areopagus biedt elk jaar verschillende cursussen om predikanten toe te rusten voor de prediking, onder andere: - een cursus die gewijd is aan presentatie en communicatie. Met kleine verbeteringen in presentatie en preekopbouw kunnen veel hindernissen om te luisteren worden weggenomen. - de cursus 'Een prediking die landt'. Hierin komt opnieuw de preekopbouw aan de orde, daarna de spiritualiteit van de prediker en ten slotte de hermeneutiek. - de cursus 'Preken dichter bij het leven'. Deze cursus gaat in op het lezen van de Bijbel met een relationele hermeneutiek. Deze drie cursussen volgen op elkaar. Veel cursussen zijn snel volgeboekt, maar men kan zich altijd aanmelden voor een volgende keer. Voor meer informatie: www.areopagusizb.nl

Transmissie NAJAAR 2009


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.