Afstudeerscriptie

Page 1

GRENZENLOOS GEREFORMEERD


HOE BEINVLOEDEN NIEUWE MISSIONAIRE ONTWIKKELINGEN DE GEREFORMEERDE ZENDING

AANGEBODEN AAN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID VAN DE VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM TER VERKRIJGING VAN DE MASTERGRAAD THEOLOGIE

DOOR ANJA HOEKMAN Studentr 1673831 Mei 2010

2


Inhoudsopgave

Inleiding

2

Algemene introductie

5

Hoofdstuk 1 Gereformeerde zending buiten West-Europa

8

1.1. Introductie

8

1.2 Historisch overzicht van de Gereformeerde Zendingsbond

9

1.3. Project Kenia

11

1.3.1. Inleiding

11

1.3.2. Het ontstaan van het project in Kenia

12

1.3.3. Overdracht aan de GZB

13

1.3.4. Het werk van de GZB in Kenia 1960 – 2008

14

1.3.4.1. Inleiding

14

1.3.4.2. Samenwerking

15

1.3.4.3. Onderlinge afhankelijkheid

17

1.3.4.4. Gereformeerd gehalte

20

1.3.4.5. De verhouding Preaching Teaching Healing

22

1.3.4.6. Invloed van culturele en specifiek Keniaanse factoren

24

1.4. Tot besluit

28

Hoofdstuk 2. Nieuwe ontwikkelingen op zendingsgebied

29

2.1 Introductie

29

2.2. Global mission movements

30

2.3. Spiritual Mapping

32

2.4. Zending in Nederland

34

2.4.1. Introductie

34

2.4.2 Historisch overzicht IZB

35

2.4.3. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de IZB?

36

2.4.4. De reactie van de IZB

37

2.4.5. Churchplanting

38

2.5. Is Churchplanting zending?

41

2.5.1. Introductie

41

2.5.2. Via Nova Amsterdam

42

2.5.3. Wateringse Veld

44 3


2.5.4. Gemeenteplanters en gemeentetoetreders

45

2.5.5. Kerkplanting is zending

46

Hoofdstuk 3. Overwegingen, aanbevelingen en conclusies

48

3.1. Introductie

48

3.2. Beantwoording deelvragen

48

3.2.1. Relativering van tradities

49

3.2.2. Urgentie van zending

53

3.2.3. Uitdelen en ontvangen

55

3.2.4. Zichtbaarheid van de kerk

57

3.3. Aanbevelingen

59

3.3.1. Introductie

59

3.3.2. Visie op de gezonden gemeente

60

3.3.3. De Oecumene

65

3.3.4. Nieuwe ontwikkelingen

67

3.3.5. De organisatie en het veld

68

3.4. Tot besluit.

70

Literatuuroverzicht

71

4


Inleiding Het is als met de wind. Die opsteekt of gaat liggen. Soms als een beangstigende storm zich manifesteert, soms zacht en warm aanraakt. Altijd onnavolgbaar en ongrijpbaar, altijd aanwezig, zelfs in de afwezigheid, die warmte drukkend maakt en mensen loom en de zeilen slap laat hangen. . Ik hoop dat mensen die de moeite gaan nemen of moeten nemen, om dit allemaal te lezen, in wat ze gaan lezen iets zullen proeven van de drijvende kracht van de aanwezigheid van de Geest in zending en missionaire bewustwording. Ik ontdekte het in de ogen van de mensen die ik sprak en tussen de regels door in de boeken die ik las. Godzijdank. Henk Bakker en Mechteld Jansen dank voor jullie begeleiding vanuit het CERT en de VU. Zonder jullie was dit allemaal niet gelukt. Dank aan Simon van der Vlies en Tim Verduijn van de GZB. Voor de openheid waarmee jullie me tegemoet traden, het vertrouwen dat ik kreeg. Ik ben onder de indruk gekomen van de manier waarop jullie staan voor de gereformeerde zending. Dank Wim Dekker. Het kostte enige moeite, maar uiteindelijk spraken we elkaar. Boven in het kantoor in Amersfoort. Een uurtje, had ik gevraagd. Het werden er ruim 2. Het profetische van het gesprek is me, naast je heldere analyse van de missionaire situatie in Nederland, het meest bij gebleven. Dank Hans en Aly Kommers voor de ochtend in Lelystad. In jullie gastvrijheid, in de aankleding van jullie huiskamer ontmoette ik Afrika. Dank voor jullie openheid over de tijd die jullie daar doorbrachten. De respectvolle manier waarmee jullie over de mensen spraken waar jullie in die Afrikaanse jaren mee te maken hadden, tekende ons gesprek. Ik hoop dat hetzelfde respect in mijn scriptie is terug te vinden. Dank Kees, voor je hulp aan het einde van de rit. Ik heb schaamteloos geprofiteerd van al je ervaring bij de lay-out en de indeling van deze scriptie. We hebben er zelfs nauwelijks ruzie om gemaakt! Soms gingen de mails van de ene studeerkamer naar de andere en zuchtte ik omdat het nog niet goed genoeg was. Dankjewel voor je geduld en je tijd. Na 25 jaar huwelijk kunnen we dit ook, blijkt.

5


Algemene introductie Deze scriptie gaat over de Gereformeerde zending en missiologie. In alle ontmoetingen en gesprekken van de afgelopen tijd, ontdekte ik dat er veel gaande is binnen de missiologie en de zending. Herdefiniëring van begrippen lijkt nodig. Wat is zending? De eerste wereld brengt iets, brengt de goede tijding, naar de derde wereld? Zo is het wel geweest. In de levensbeschrijving van Gerrit Hendrik Kuijt 1 wordt iets vermeld over het ontstaan van een gereformeerde zendingsorganisatie. Een tot in zijn diepste wezen geroepen mens laat alles achter zich en staat in zijn witte overhemd onder een onbekende boom en preekt. Zijn gehoor leeft in het stenen tijdperk draagt een neusring, een peniskoker en een rieten rokje. Het is het beeld van ongeveer een halve eeuw geleden. Nu is er een tegengestelde beweging op gang gekomen. Vanuit het Zuiden, komt een mens die zich geroepen weet hier, bij ons, de goede tijding brengen. In een parkeergarage in de Bijlmer vindt hij zijn kleurrijke gehoor. Zang en dans begeleiden zijn boodschap. Amsterdam slaapt nog op dat uur. Phillip Jenkins beschrijft in zijn boek2 dat hij triest werd van de stilte in Amsterdam op zondagmorgen, tot hij in de Bijlmer kwam en daar de vele kerkgangers ‘op zag gaan’ Wat is er gebeurd in die vijftig jaar? In ieder geval veel te veel om binnen het raamwerk van dit stukje onderzoek te kunnen bekijken. Daarom moesten keuzes worden gemaakt, die de inhoud van de scriptie konden begrenzen. De hoofdvraag van de scriptie brengt een eerste begrenzing aan. Deze hoofdvraag luidt: Is er voldoende geleerd van overzeese zendingservaringen door Gereformeerde Zendingsorganisaties in Nederland? Er wordt dus alleen naar de Gereformeerde Zending gekeken als het gaat om deze vraag. Van belang is om het begrip Gereformeerde Zending te omschrijven en het te onderscheiden van Gereformeerde Missiologie. Missiologie wordt door Verkuyl omschreven als de bezinning op het heilshandelen van Vader, Zoon en Geest, dat in de hele wereld gericht is op de realisering van het rijk Gods. Dienstbaarheid aan dat heilshandelen is een Goddelijke opdracht aan de universele kerk die het totale evangelie en de totale wet met woord en daad communiceert aan de gehele mensheid. De missiologie heeft verder als taak het beleid van de kerken op dit gebied wetenschappelijk-kritisch na te rekenen en te verantwoorden.3 Zending is de zendingspraktijk. Missiologie en zending in de praktijk staan niet los van elkaar en hebben over en weer invloed op elkaar. In het eerste hoofdstuk wordt beschreven hoe binnen een Gereformeerde organisatie de bezinning, de ontwikkeling van een gereformeerde missiologie, op gang kwam vanuit de zendingspraktijk. Gereformeerde zending wordt in deze scriptie omschreven met behulp van een viertal aspecten; kernwoorden waar Gereformeerde zending aan herkend kan worden. Deze begrippen zijn: 1)De katholiciteit van de kerk 2)De verbondenheid met het Oude Testament en Israel 1

W.B. Kranendonk. Al ’t heidendom Zijn lof getuigen. Den Hertog Houten 2002 Ph. Jenkins. The Next Christendom: the Coming of Global Christianity. 39 Oxford university press 2002 3 J. Verkuyl. Inleiding in de nieuwere zendingswetenschap. 19 Kok Kampen 1985 2

6


3) Het verkiezend denken vanuit God 4) De genade, de onvoorwaardelijke aanvaarding van de mens door God Het eerste hoofdstuk bespreekt de Gereformeerde Zendingsbond, de GZB. De GZB bestaat ruim 100 jaar en is met overtuiging gereformeerd. Hoe heeft zij zich ontwikkeld? Wat zijn de leerpunten die vanuit een langdurig zendingsproject overzee getrokken kunnen worden voor gereformeerde zendingsorganisaties die binnen Nederland werkzaam zijn? Wat betekent het Gereformeerde karakter van de GZB? Aan de hand van een langdurig project in Kenia worden de ontwikkelingen van de laatste tientallen jaren zichtbaar en vandaar uit kunnen er lijnen worden getrokken naar de toekomst. Voor dit project is gekozen omdat het al decennialang bestaat. Om ontwikkelingen te kunnen beschrijven en de uitwerking daarvan te zien, is een bepaalde tijdsduur nodig. Tijdens een gesprek op het kantoor van de GZB in Driebergen kwam dit langdurige zendingsproject als het meest geschikt naar voren om als voorbeeld te gebruiken om de werkwijze en ontwikkeling van de GZB te beschrijven. Kernwoorden zoals samenwerking, overdracht, en wederkerigheid en partnerschap zullen dit hoofdstuk sturen. Interviews zijn hierbij onmisbaar. Het begrip ‘Gereformeerde missiologie’ duikt regelmatig op. Het tweede hoofdstuk legt een verbinding tussen een zendingsproject overzee, besproken in het eerste hoofdstuk en zaken die op missionair gebied binnen Nederland in ontwikkeling zijn. De Inwendige Zendingsbond IZB die qua identiteit dichtbij de in het eerste hoofdstuk besproken GZB ligt, staat als organisatie centraal. Kerkplanting is het fenomeen dat als zendingsactiviteit van onder andere de IZB besproken wordt. Op het eerste gezicht lijkt kerkplanting geen nieuwe missionaire ontwikkeling. Zendelingen van alle tijden beoogden met hun zendingswerk de planting van nieuwe kerken en daarmee de groei van de wereldwijde kerk . De prediking van de Bijbelse boodschap had ten doel nieuwe gelovigen toe te voegen aan die wereldkerk. Kerkplanting of gemeentestichting was en is voor zendingsorganisaties een kerntaak. In onze tijd in de Nederlandse situatie is kerkplanting tegelijk ook een nieuwe missionaire ontwikkeling die ontdekt wordt door kerken als een mogelijk antwoord op de secularisatie van onze tijd. In het tweede hoofdstuk wordt de vraag gesteld of kerkplanting zending is. Om die vraag te kunnen beantwoorden is een definitie van zending onontbeerlijk. De definitie van het begrip zending in deze scriptie is als volgt: Zending is de wereldwijde beweging van gezonden mensen die in opdracht van Jezus Christus gegeven in Matheus 28 op weg gaan om zijn boodschap van het Koninkrijk van God te onderwijzen en te tonen in een levensstijl die hoort bij dat Koninkrijk. Daarnaast is er in het tweede hoofdstuk aandacht voor Global Mission Movements. Zendingsbewegingen op onze aardbol zijn de laatste decennia veranderd van richting. Gingen ze eerst van Noord naar Zuid, nu ook van Zuid naar Noord. Spiritual Mapping kan als onderzoeksdiscipline hierbij niet onvermeld blijven. Het is een relatief nieuw begrip binnen de missiologie en kan ondersteunend zijn aan de zendingspraktijk zowel overzee als dichtbij. Spiritual Mapping wordt niet besproken als een nieuwe ontwikkeling, daar zou alleen al een hele scriptie voor nodig zijn, maar als een mogelijke ondersteuning voor de zendingspraktijk.

7


Het derde en laatste hoofdstuk bevat conclusies en aanbevelingen. Na het bespreken van een langdurig zendingsproject in Kenia in het eerste hoofdstuk en ontwikkelingen op zendingsgebied in Nederland in hoofdstuk twee, kunnen de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk drie wellicht iets zeggen richting de Gereformeerde zending en haar organisaties in de komende jaren. Wat kan de reactie zijn op de besproken nieuwe ontwikkelingen vanuit de zaken die in overzeese zending zijn ontdekt? Waar kan er winst geboekt worden? Kritische vragen worden niet uit de weg gegaan.

8


Hoofdstuk 1 Gereformeerde zending buiten West Europa 1.1 Introductie In dit hoofdstuk wordt een voorbeeld besproken van een Gereformeerd zendingsproject in Kenia. Om iets te kunnen leren van buitenlandse zending voor de Nederlandse situatie, is het belangrijk om gedetailleerd te kijken naar een langdurig project ver over onze grenzen. Het werk van de Gereformeerde Zendingsbond, de GZB, in Kenia bestaat al meer dan honderd jaar en is goed gedocumenteerd. Het leent zich daardoor goed voor een inhoudelijke beschrijving. In het tweede hoofdstuk wordt er naar zending in Nederland gekeken. Ook dan staat een Gereformeerde organisatie centraal, de Inwendige Zendingsbond, de IZB, die zich ook de Vereniging voor zending in Nederland noemt. Deze gereformeerde organisaties hebben veel gemeen. Gevoelsmatig lijkt zending bedrijven binnen ons landsgrenzen anders dan ver bij ons vandaan. Diederick Eikelboom, vorig directeur bij de zendingsorganisatie European Christian Mission, brengt dat treffend onder woorden: ‘Nederlanders hebben last van een koloniaal wereldbeeld, waarin zending te maken heeft met armoede en hulpverlening. Ze denken aan Papoea’s. Dikke Duitsers en zelfgenoegzame Fransen passen niet in dat wereldbeeld. Voor zending moet je een grens over. Dat kan een landsgrens zijn, maar ook een culturele.’4 Deze uitspraak vraagt een omslag in het denken van Nederlandse christenen. Heeft Eikelboom gelijk met zijn uitspraak dat we het makkelijker vinden om het evangelie ter sprake te brengen als we ook wat anders aan kunnen bieden in de sfeer van hulpverlening? Zending in de derde wereld zal altijd iets in zich hebben van de combinatie van evangelieverkondiging en hulpverlening zolang armoede, honger, slechte medische voorzieningen en slechte huisvesting daar nog op zo grote schaal voorkomen. Maar hier, bij ons, zal het de boodschap zijn van het Koninkrijk van God die het verschil maakt, ondersteund door een levensstijl die past bij kinderen van dat Koninkrijk. Grenzen die daarvoor genomen moeten worden, vragen om een trendbreuk ten opzichte van de heersende cultuur. In het tweede hoofdstuk worden er culturele grenzen gepasseerd. Kerkplanting in Nederland heeft daar veel mee te maken. Het is een bewust proces om binnen de Nederlandse situatie grensverleggend te opereren als het om kerkstichting gaat. De actuele situatie vraagt erom. Toerustende organisaties als de IZB geven handreikingen, het missionaire verlangen om mensen te bereiken is aanwezig, en met vallen en opstaan start er een proces waarbinnen de culturele grenzen verder ontdekt en genomen worden. Het eerste hoofdstuk heeft daarmee sterke parallellen. Het grensoverschrijdende is er meteen duidelijk. Het project dat ik ga bespreken vindt plaats in Kenia. Dat er culturele grenzen genomen moeten worden, is ook helder. Taal, huidskleur, klimaat, verhouding arm en rijk, verschilt sterk van onze Nederlandse situatie. Of het daarmee makkelijker is om cultuur- en grensoverstijgend te denken en te handelen, blijft een vraag. In hoofdstuk 3 komen concluderende opmerkingen hierover aan bod. De invloed van de culturele verschillen wordt in zowel het eerste als het tweede hoofdstuk benoemd. Ook het gereformeerde gehalte van het (zendings)werk wordt tegen het licht gehouden. De organisatie die al decennialang in Kenia werkzaam is, is de Gereformeerde

4

Artikel Nederlands dagblad 17/11/2008

9


Zendingsbond: de GZB. Een broertje van de IZB. Beide zeer bewust Gereformeerde organisaties. Samen geven ze het blad Transmissie uit 5. Andere begrippen die in de beide hoofdstukken een rol spelen zijn samenwerking en de verhouding tussen de begrippen Preaching, Teaching Healing. Bij dit laatste ligt een verbinding tussen het eerste en het tweede hoofdstuk als het gaat om de verhouding tussen verkondigende activiteiten en diaconaat. Wat samenwerking betreft zijn er ook parallellen: a. In hoofdstuk 2 gaat het dan om samenwerking tussen bijvoorbeeld de verschillende kerken die participeren in een project van kerkstichting in Nederland. b. In hoofdstuk 1 om samenwerking tussen partners op het zendingsveld in Afrika. Partnerschap met andere kerken en hulpverleningsorganisaties. c. In het derde hoofdstuk dat concluderend zal zijn en aanbevelingen bevat, wil ik als het om deze begrippen gaat, kijken of er binnen die beide contexten over en weer wellicht van elkaar geleerd kan worden, waar eventueel verschillen aan te tonen zijn, of juist overeenkomsten. Diaconaat komt regelmatig spontaan opzetten in een situatie van kerkplanting in Nederland.6 In Afrika liggen de verhoudingen anders, maar ook daar zijn keuzes binnen de drieslag preaching, teaching healing nodig. Er zijn dus, naast aantoonbare verschillen, duidelijke lijnen te trekken tussen de hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2. Zichtbaar in de zojuist genoemde kernbegrippen. 1.2. Historisch overzicht van de Gereformeerde Zendingsbond. Voordat we straks in hoofdstuk 3 conclusies kunnen trekken en aanbevelingen kunnen doen, is het reëel om naar de historie van de GZB te kijken. Zijn achtergrond, ontstaansgeschiedenis en verdere keuzes kunnen niet los gezien worden van het werk in de praktijk en de omgang met de zendingsarbeiders, kortom het totale functioneren van de bond anno heden. De bron van deze en de navolgende informatie over de GZB is het jubileumboek dat de GZB uitgaf in 2001 bij uitgeverij Boekencentrum onder de titel: ‘Met het Woord in de wereld’ De GZB van 1901-2001. Onder redactie van Th. van den End en H. in’t Veld De GZB ontstond in 1901. Het was een kleine, landelijke vereniging die 6 jaar later nog maar 500 leden had. De bond was de zevende zendingsorganisatie binnen de Hervormde kerk sinds 1797, had geen zendingsterrein en er waren geen mensen die stonden te trappelen om uit te gaan. De achterban van de GZB, de Hervormd-Gereformeerden waren niet zo bezig met het zielenheil van andere, verre volken. Er hing vaak een wat lijdelijke, afwachtende sfeer in de kerken: God moet het doen, anders heeft ons werk toch geen zin. De oprichting van de GZB was het werk van een paar mensen, die een voorbeeld namen aan het zendingswerk van de Gereformeerde Kerken. 7 De ontwerpstatuten werden geschreven door dr. H Visscher. Het doel van de vereniging was niet alleen het bedrijven van zending, maar ook het bijeenbrengen en houden van de

5

Kaderblad voor kerkenraden, zendings- en evangelisatiecommissies. Gezamenlijke uitgave van GZB en IZB

6

W. Dekker. Geest en cultuur. Lezing gehouden 26-8-2008 Hydepark Doorn Th.van den End H.van’t Veld. Met het Woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001 23 Boekencentrum 2001 7

10


hervormd-gereformeerden. 8 Er werd gekozen voor de structuur van een vereniging, maar het uitgangspunt was tegelijkertijd dat zending een kerkelijke aangelegenheid was. De plaatselijke gemeente was in de ogen van de oprichters de plek waar de verantwoordelijkheid voor zending behoort genomen te worden. Dat was een gereformeerd standpunt dat ook de zending van de Gereformeerd kerken huldigde: de kerk zendt goed opgeleide theologen uit. Kerkelijke zending dus, maar binnen de kaders van een vereniging. Dat is altijd een lastige combinatie gebleven, ook al was het in die tijd een bewuste keuze. Er was angst bij de initiatiefnemers dat de ligging van een plaatselijke gemeente zou veranderen, en dat daarmee het zendingwerk niet meer zou voldoen aan de Hervormd-Gereformeerde norm. Het zekerstellen van de belijdenis ging voor het gereformeerde standpunt dat zending er moet zijn vanuit de plaatselijke gemeente. Het zendingsdoel werd als volgt omschreven: zending is er tot eer van God, en gericht op de volken. In 1909 werd de eerste zendeling uitgezonden, pas in 1948 de eerste predikant. Pragmatisme kenmerkte de GZB. Dat is te zien in de oprichting. Het geestelijke klimaat onder de achterban was niet dusdanig dat de behoefte tot kerkelijke zending ruim aanwezig was, dus werd er daardoor mede gekozen voor de structuur van een vereniging. Ook pragmatisch was de keuze van de opleidingsplaatsen van hun zendelingen. Die vond binnen de kaders plaats van de zending van de gereformeerde kerken en later via het Hendrik Kremer Instituut, het HKI. De bond had daar wel vertrouwen in en kende de docenten. Ook het eerste zendingsterrein in Indonesië kreeg de GZB uit handen van de Samenwerkende Zendingscorporaties. Wat was dan de eigenheid van de GZB? Hoe zichtbaar was de Gereformeerde achtergrond? Pragmatisme is ook hier weer een leidend begrip. De zendelingen kregen veel ruimte om naar eigen inzichten te handelen. De GZB vertrouwde de theologische achtergrond van de mensen die ze uitzond. Die achtergrond was gereformeerd en dat was zichtbaar in een sterk focus op de verzelfstandiging van de nieuwe kerken, die een door de GZB overgedragen presbyteriale achtergrond hadden. De ruimte voor de heersende mores ter plekke was groot. Culturele en religieuze tradities bleven temidden van alle oprechte en intense pogingen tot een echte kerstening ook in ethisch opzicht bespreekbaar. Er was nauwelijks sprake van een zendingstheologie bij de Bond. Daar liggen twee oorzaken aan ten grondslag. De Gereformeerde Kerken in Nederland ontwikkelden wel een zendingstheologie, en de Bond leunde daarop wat de theologische onderbouwing betrof. Verder ging de GZB vooral pragmatisch te werk en vond men de beknopte statuten van 1901 voldoende. Pas vanaf midden jaren ’70 kwam er een theologische doordenking van de Gereformeerde visie op zending, geschreven door GZB theologen, hun geestverwanten, of theologen afkomstig uit hun achterban. In 1978 verscheen bij uitgeverij ‘De Banier’ het boek ‘Gij die eertijds verre waart’. Een overzicht van de geschiedenis en taken van de zending. Verschillende GZB theologen en zendingswerkers vulden met gelijkgestemden van Christelijke Gereformeerde en Gereformeerde Gemeente achtergrond de inhoud van dit boek.9

8

Th. van den End H. van’t Veld. Met het Woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001 30 Boekencentrum 2001 9 C.A. Tukker ea Gij die eertijds verre waart. Een inleiding tot de Gereformeerde Zendigswetenschap. Uitg. De Banier 1978

11


Op zich was er met de nadere reformatie al een hernieuwde aandacht voor zending gekomen. Theologen als Voetius, Hoornbeek en Teelinck hadden zending onder de aandacht gebracht als de vervulling van een Bijbelse opdracht.10 Dat werd door de GZB van harte beaamd. Het gereformeerde aspect was zichtbaar in theologische zin, en werkte door in de praktische vertaling ervan op het zendingsveld. Dit wordt met de volgende voorbeelden uit de uitgangspunten geïllustreerd: � Zending is trinitarisch gefundeerd: de Vader zendt de Zoon, de Zoon zendt de Geest, de Geest zendt de gemeente. � Zending is gefundeerd in Gods verkiezende genade, door de verkondiging van het Woord. Het heil dient gepredikt te worden. � Het heil mag breder gezien worden dan alleen in de Woordverkondiging die het hart bekeert. Ook in heilzame daden wordt Gods Koninkrijk zichtbaar. � De kerk die gesticht wordt, mag een zelfstandige kerk zijn, die op haar beurt de zendingsoproep gaat praktiseren. Geen dochterkerk, maar een zelfstandige gemeente die haar roeping verstaat, en zelf de zendingsopdracht ter hand neemt. In deze Principia die de Bond in 1973 formuleerde,11 klinkt het begrip ‘Missio Dei’ al door, en in de beleidsnota van de GZB voor de jaren 1989-1994 is dit begrip de kern. Het daarop volgende beleidsplan 1998-2002 bevat een ‘Mission Statement’. Citaat: ‘Gehoor gevend aan de grote opdracht van Christus (Mat. 28:19) wil de Gereformeerde Zendingsbond als zendingsorgaan in de Nederlandse Hervormde Kerk, ten dienste van de zendingroeping van de Kerk en van de gemeenten, samen met andere gemeenten van Christus in welke cultuur dan ook, werken aan het winnen van mensen én aan het toerusten voor de dienst in het Koninkrijk van God, opdat het huis van de Vader vol zal worden en de voleinding komt waarin God alles zal zijn in allen en de aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren’ Verzoening, kerkplanting, God die de eer krijgt, het verbond, het Koninkrijk van God, het eschatologische aspect: het is terug te vinden in dit statement. Honderd jaar na de oprichting is het uitgangspunt dat zending vanuit de triniteit een opdracht is, ongewijzigd, maar nu wel theologisch doordacht en verankerd in een gereformeerde zendingstheologie.

1.3. Project Kenia 1.3.1. Inleiding De geschiedenis van een langlopend zendingsproject van de GZB in Kenia. Eerst wordt het ontstaan van het project besproken. Waarom is in die tijd de GZB daar begonnen. Wat hield het project in? Waar lag de focus? Vervolgens wil ik kijken naar de ontwikkelingen door de jaren heen. Ik beschrijf het project feitelijk. Daarna wil ik aan de hand van een aantal kernwoorden inhoudelijk naar het project kijken.

10

. Th. van den End H. van’t Veld. Met het Woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001 14 Boekencentrum 2001 11 Alle den Volcke. Informatieblad van de GZB. April, mei, juni 1973. Uitgave GZB

12


Deze woorden zijn: a. Samenwerking b. Onderlinge afhankelijkheid c. Gereformeerd gehalte d. Verhouding preaching, teaching, healing e. Invloed van culturele verschillen f. Invloed van specifiek Keniaanse factoren

1.3.2. Het ontstaan van het project in Kenia. Het eerste zendingsproject van de in 1901 opgerichte GZB bevond zich in Indonesië. Het was gebruikelijk dat zendingsprojecten plaatsvonden in de koloniën. De Japanse bezetting vanaf 1942 en de onafhankelijkheid van Indonesië die daarop volgde, hinderde het zendingswerk en maakt het na 1955 bijna onmogelijk om zendingswerkers uit te zenden12 De achterban van de GZB had in die jaren wel gedoneerd, dus geld was er genoeg en men ging op zoek naar een nieuw zendingsgebied. In 1960 werd Afrika bezocht. Kenia was in die tijd een kolonie van de Britten. In de plaats Eldoret was een blanke gemeente ontstaan, nadat de boerenoorlog(1899-1902) in Zuid-Afrika had geleid tot een uittocht van blanke boeren die zich vestigden in Kenia. Ze vormden een tamelijk gesloten gemeenschap met eigen gewoonten13. Het gebied in Westelijk Kenia waar ze zich vestigden werd alleen door de Masai gebruikt bij uitzonderlijke droogte. De blanke boeren met hun gezinnen werden de eerste permanente bewoners in dit gebied. Zwarte Kenianen konden zich er alleen vestigen als werknemers van deze boeren. Vanuit veel verschillende stammen melden zich de werkers, waardoor er in dit gebied geen duidelijk stamverband ontstond. De blanke boeren stichtten er in 1908 een Nederduitse gemeente en organiseerden vanaf de jaren ‘30 af en toe kerkdiensten voor hun zwarte werknemers. Toen het economisch welvarender werd, kwam er in de jaren ’40 van de vorige eeuw ruimte om een zendingsleraar te benoemen uit Zuid-Afrika. Door hem werd een zendingspost gesticht in Platteau. Deze eerste zendeling stichtte schooltjes, belegde kerkdiensten en leidde 3 predikanten op. Tot de onafhankelijkheid van Kenia in het begin van de jaren ’60 verliep het werk voorspoedig. De blanke boeren vertrokken echter omdat ze niet onder zwart bestuur wilden leven. Daarmee werd ook de geldkraan dichtgedraaid en dreigde het zendingswerk beëindigd te worden. Dat

12

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 241 Boekencentrum 2001 13 Errol Trzebinski The Kenya Pioneers. Norton 1986

13


juist op dat moment de GZB, op zoek naar nieuw zendingsterrein, Kenia bezocht, is door alle partijen ervaren als Goddelijke interventie.14 1.3.3. Overdracht aan de GZB Ruim 100 belijdende leden, 3 predikanten, waarvan 2 afkomstig uit Tanzania, en een kerkgebouw in Eldoret. Dat was alles dat er aan de GZB werd overgedragen in 1961, toen de eerste zendingswerker, ds. J.J. Tichelaar zich in het gebied vestigde. Er waren ongeveer 10 kleine zendingsposten bij boerderijen en ook een klein schooltje met maximaal 4 leerjaren. Op zondag werd er op die posten gepreekt door evangelisten of onderwijzers. De schoolgebouwen en de huizen van de evangelisten en onderwijzers waren er slecht aan toe. Alle gebouwen waren in naam van de Zuid-Afrikanen. De dreiging van een burgeroorlog hing in de lucht, evenals onteigening van al het bezit door de Keniaanse regering. De leden van de gemeente waren afkomstig uit diverse stammen, er was dus geen sociale hiërarchische structuur en het opleidingsniveau was erg laag. Onlusten en staatsgrepen vonden plaats. De grote landbouwgebieden die aan de Zuid-Afrikanen hadden toebehoord werden verdeeld onder de zwarte bevolking, die slechts voor eigen gebruik produceerde. Problemen te over in de eerste twee decennia. Geld was echter geen probleem voor de GZB en de huizen waren spotgoedkoop. Soms waren er spanningen met de overheid die de kerk die inmiddels de naam ‘Reformd Church of East Africa (RCEA) aangenomen had beschuldigde van subversie. De naam RCEA was tot stand gekomen vanwege verschillende redenen: er was het oprechte verlangen naar kerkelijke groei, waardoor de RCEA uit zou groeien naar een kerk voor het Oostelijke deel van Afrika. Politiek gezien was het bovendien een optie dat Kenia, Oeganda en Tanzania wellicht een federatie konden worden. Qua infrastructuur, en bijvoorbeeld de posterijen was er al eenheid. Twee van de drie predikanten waren geen Kenianen, maar afkomstig uit Tanzania. De eerste 2 predikanten die de GZB uitzond, stonden voor lastige beslissingen ten aanzien van een kerkelijke keuze. De politieke situatie verzwaarde die druk. De onafhankelijkheid stond voor de deur en het was zaak om zo snel mogelijk alle materiele zaken op naam van een Keniaanse instantie te plaatsen. De drie bestaande gemeenten met de daarbij behorende Afrikaanse predikanten wezen de mogelijkheid af om een onderdeel te gaan vormen van de veel grotere Presbyterian Church. Ze beriepen zich daarvoor op eerdere toezeggingen van de Zuid-Afrikanen dat ze niet onder ander kerkelijk gezag zouden komen. De Nederlandse predikanten hadden echter het vermoeden dat de rijke GZB een meer aantrekkelijke partner was dan de Presbyterian Church waarvan de zendingskerk in Eldoret maar een klein onderdeel zou gaan vormen. Er moest veel geregeld worden om een beginnende kerk te worden. Alleen op de hoofdpost in Eldoret waren er enkele oudsten, maar verder ontbrak er een kerkenraad die verantwoording droeg, voor zowel materiele als immateriële zaken. Belijdenisgeschriften en een kerkorde waren nodig. Als belijdenisgeschrift werd de ‘Katakisma’ gebruikt. Een vereenvoudigde uitgave van de Heidelberger Catechismus.. Het recht op het later formuleren van een eigen belijdenis werd wel vastgelegd, maar is er nog nooit van gekomen. 15 14

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. 93 Boekencentrum 2001

15

C.G Oosthuizen Theological Discussions and Confessional Developments in the Churches of Asia and Africa. 275vvFraneker 1958

14


Het woord Reformed in de naam RCEA is terecht. De GZB nam een zendingskerk over die zeer gereformeerd van inslag was. De drie predikanten waren opgeleid met een uitgebreide Schriftkennis en konden de verschillen tussen de gereformeerde en evangelische stromingen haarfijn benoemen. Doop, belijdenis en huwelijk werden grondig voorbereid. De door de GZB uitgezonden predikant, ds. Lam, ontwierp een kerkorde, een beheersinstantie en een traject waarin dit alles ingevoerd zou worden. De besprekingen daarover leken wel wat op synodevergaderingen en de meeste voorstellen werden aangenomen. Het is dan AD 1963. Er kwam voor de eerste drie gemeenten een overkoepelende synode en de ambten van ouderlingen en diakenen werden ingesteld. Al het onroerend goed van de nieuwe kerk kwam onder het beheer van vier mensen, waarvan twee uit de zendingswerkers, die daardoor betrokken bleven en mede beslissingen konden nemen over hun eigen onderkomens. Er zat veel tegen, de eerste jaren. Bijvoorbeeld het complexe probleem van de migratie. Veel land in het gebied van de RCEA werd toegewezen door de Keniaanse regering aan mensen van buiten dit gebied, en verdeeld in veel kleinere oppervlakten. Het personeel, dat eerder op de grote boerderijen werkte, en meestal behoorde tot de RCEA vertrok daardoor en de voor hen in de plaats gekomen nieuwe arbeiders hoorden meestal al bij een kerk. De achtergrond van RCEA was die van de Zuid-Afrikanen en dat had voor de nieuwe kerk negatieve gevolgen door de voortdurende koppeling aan het apartheidsregime van Zuid-Afrika.16 1.3.4. Het werk van de GZB in Kenia vanaf 1960 tot 2008. 1.3.4.1. Inleiding Wat betekent het dat de GZB gereformeerd is? Hoe heeft de GZB zich als gereformeerde organisatie opgesteld door de jaren heen? Aan de hand van de beschrijving van het werk van GZB in Kenia wil ik proberen deze vragen te beantwoorden en de ontwikkelingen in alle openheid te beschrijven. Hiervoor ben ik op het kantoor van de GZB in Driebergen geweest voor een interview met Dhr. Tim Verduijn, verantwoordelijk voor de Keniaase poot van de GZB. Ook heb ik Hans en Aly Kommers gesproken. Zij waren zendingswerkers voor de GZB en gestationeerd in Kenia tussen 1980 en 1987, en in Mozambique tussen 2000 en 2006. Verhoudingen en omstandigheden zijn gedurende de 48 jaar dat de GZB in Kenia actief is sterk veranderd zowel bij ons in het Westen, de Old Sending Countries, als in het Zuiden bij de Afrikaanse landen waar Kenia bij hoort en die ons ontvingen en inmiddels de New Sending Countries zijn.17. De gesprekken die zijn gevoerd, zowel op het kantoor van de GZB als met Hans en Aly Kommers, vormen de basis van de beschrijving van de kernwoorden. Ondersteunend hieraan is het boek ‘Worth Keeping’ Met als ondertitel: ‘Global perspectives on best practice in missonary retention’. De auteur is Rob Hay. De focus van dit boek ligt op ‘Mid-term to long-term crosscultural mission force’18. Het werk van de GZB in Kenia valt zeker binnen deze omschrijving. Zoals eerder vermeld zullen kernwoorden deze beschrijving leiden. Deze beschrijving zal ook weer zoveel mogelijk feitelijk zijn. Conclusies en aanbevelingen krijgen een plaats in hoofdstuk 3 16

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. 95 Boekencentrum 2001. 17 Aardverschuiving in wereldchristendom. www.hervormdcontact.nl Geplaatst door TEAM2001 op 11-102007. 18 ‘Worth Keeping’ Global Perspectives on Best Practice in Missionary Retention’ Red R. Hay. William Carey Library California 2007

15


Kernwoorden a. Samenwerking b. Onderlinge afhankelijkheid c. Gereformeerd gehalte d. Verhouding preaching, teaching, healing e. Invloed van culturele verschillen f. Invloed van specifiek Keniaanse factoren a. Samenwerking � Met het hoofdkantoor � Met andere kerken en organisaties � Met de overheid. b. Onderlinge afhankelijkheid � Wie heeft wie nodig? � Afhankelijkheid van het hoofdkantoor c. Gereformeerd gehalte � Van de GZB thuis en in het veld � Van de partners d. Verhouding Preaching Teaching Healing � Feitelijke verhouding van deze begrippen binnen dit project in Kenia � Impact van de specifieke situatie e en f. Invloed van de culturele verschillen en daarbinnen specifieke Keniaanse factoren � Beschrijving van de belangrijkste culturele verschillen � De omgang met deze verschillen � Theologische factoren � Antropologische factoren � Sociaal-Geografische factoren

1.3.4.2. Samenwerking. Samenwerking is er op meerdere manieren. Bijvoorbeeld met het hoofdkantoor in Driebergen19 en met andere kerken en organisaties in Kenia en met de Keniaanse overheid. Samenwerking met het hoofdkantoor. In de loop van de tijd is die samenwerking veranderd. In het begin, de jaren ’60 was er geen sprak van mobiele telefonie en Internet. De praktische communicatie werd daardoor op z’n minst vertraagd. Het duurde weken voordat er per post brieven vanaf het zendingsveld, vol met vragen, beantwoord werden terugontvangen. Dat heeft ertoe geleid dat de 19

GZB Postbus 28 3972 PP Driebergen

16


zendingswerkers veel op eigen houtje moesten beslissen. Afgezien daarvan ontbrak vanuit het hoofdkantoor een duidelijke zendingsstrategie20. Er was geld en er waren mensen die uit wilden gaan. Er was de overtuiging dat God zelf Kenia op het pad van de GZB had gebracht. Bovendien was er haast geboden: in de rommelige tijd waarin Kenia zelfstandig werd, moesten eigendommen van de RCEA snel in Keniaans bezit komen. Met de jaren is door de ontwikkeling van de moderne communicatiemiddelen een veel sneller contact mogelijk. Vragen kunnen daardoor veel sneller van een antwoord worden voorzien. Direct contact is elk moment mogelijk. Tijdens de recente onlusten in Kenia in 2007/2008 Was er dagelijks overleg tussen de mensen op het veld, kantoor in Nederland en andere, bijvoorbeeld overheidspersonen om de veiligheid zo goed mogelijk te kunnen waarborgen.21 De GZB is een organisatie die het hoofdkantoor in Nederland heeft en ervoor kiest om de zendingswerkers aan te sturen met behulp van regiocoördinatoren vanuit Nederland. De fysieke afstand is groot. Op het hoofdkantoor in Driebergen is men op de hoogte van wat er speelt in de praktijk, maar van een regelmatige ontmoeting, een gesprek van hart tot hart op de werkvloer, is weinig sprake. 22 Samenwerking met andere kerken en organisaties. Het zendingswerk werd overgenomen van de Zuid-Afrikanen. Zij hebben zich gedurende een aantal decennia teruggetrokken uit andere Afrikaanse landen, en zijn zich gaan richten op hun eigen land. Kenia was relatief ver verwijderd van Zuid-Afrika, en van daaruit begonnen de Zuid-Afrikanen zich terug te trekken steeds dichter naar hun landsgrenzen. De apartheidspolitiek van hun land maakt hun werk in andere landen bijna onmogelijk. Aan de drie zendingspredikanten in Kenia was er de belofte van de Zuid-Afrikanen dat er geen overdracht zou zijn aan een ander kerkelijk bestuur. Er was wel de mogelijkheid tot aansluiting bij een grotere kerk, de Presbyterian Church, maar daar werd niet voor gekozen. De GZB was een aantrekkelijke partner op financieel gebied. De RCEA was snel een feit. De RCEA en de GZB wilden vervolgens niet werken in een gebied dat ook werd bearbeid door andere kerken, maar wel hun zendingarbeid in Kenia uitbreiden. De uitbreiding van het zendingswerk naar Turkana en Pokot, beantwoordde aan die voorwaarde. Andere kerken hadden wel pogingen tot zending ondernomen in die gebieden, maar waren daar niet of nauwelijks in geslaagd. Samenwerking met andere kerken werd dus niet gepraktiseerd. Toen na 1975 er ook andere kerken actief werden in bijvoorbeeld Turkana, is samenwerking door de RCEA en de GZB en andere zendingsorganisaties door allen afgewezen. Samenwerking met andere hulpverleningsorganisaties was er wel. De GZB zond regelmatig verpleegkundigen uit in samenwerking met de stichting ‘Across’ werkzaam in Soedan. Via deze stichting werden de kerken in het Zuiden van Soedan geholpen aan Bijbels en werden er evangelisatiecursussen gegeven. Ook subsidieerde de GZB projecten van andere organisaties in Oost Afrika. Vaak hadden die te maken met theologisch onderwijs. Als we het werk van de GZB in Afrika overzien zoals het er in onze tijd voorstaat, valt op dat de meeste zendingswerkers in Afrika werkzaam zijn, maar lang niet allemaal in Kenia. De GZB zelf merkt hierbij op dat het werk in Kenia wel hier aan ten grondslag ligt. 20 20

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 280 Boekencentrum 2001 21 Interview met T. Verduijn. Regiocoordinator Afrika GZB Driebergen 22 Interview met dr. J. Kommers en A. Kommers –Visser

17


Ze geven daarvoor 2 redenen: � Het werk in Kenia was overgenomen van de Zuid-Afrikanen. Er waren meer landen en plaatsen op het Afrikaanse continent waar de Zuid-Afrikanen hun zendingsarbeid niet meer konden of mochten uitvoeren, mede gezien de apartheidspolitiek in hun land. De GZB had door de ervaringen in Kenia een ingang bij de Zuid-Afrikaanse kerken en was daardoor in staat om ook in Zimbabwe, Malawi, Botswana en Mozambique werk van de Zuid-Afrikanen over te nemen en een relatie te ontwikkelen met de kerken in die landen. � Veel zendingswerkers van de GZB gingen met hun Kenia ervaringen op zak aan de slag in die andere Afrikaanse landen. Op die manier is het werk in Kenia een basis en een bakermat geworden voor de uitbreiding naar elders in Afrika. 23 Samenwerking met de Keniaanse overheid. Kenia is voor zendingsorganisaties uit het Westen een prettig land om te werken. Het is niet zo moeilijk om het land binnen te komen. Visa zijn over het algemeen geen probleem. Ook christenen zijn welkom. Het land presenteert zichzelf als een echte Christelijke natie. Onze dochter die een half jaar in Kitale heeft gewoond, vertelde over grote billboards langs de weg met een Christelijke boodschap. En veel ruimte voor diezelfde boodschap op radio en TV. Corruptie en pragmatisme is aanwezig in de omgang van de Keniaanse overheid met organisaties , maar niet op een manier die het werken sterk bemoeilijkt. 1.3.4.3. Onderlinge afhankelijkheid. Een zendingsorganisatie heeft een zendingsterrein nodig, op een zendingsterrein zijn er allerlei noden, zeker ook financiële. En er is afhankelijkheid van zendingswerkers van hun hoofdkantoor, en andersom. Wat valt er binnen de grenzen van het werk in Kenia te zeggen over al deze afhankelijkheidsrelaties? Wie heeft wie nodig? Voordat ik wil gaan kijken naar de praktijk van de situatie in Kenia, eerst even een stukje gereformeerde missiologie. Ook al was er in de begintijd van het werk van de GZB in Kenia nog niet zoveel theologische doordenking van de gereformeerde missiologie, de afhankelijkheid van de Here God werd diep beleefd en zeker bij de keuze voor Afrika was de GZB met de Zuid-Afrikanen en de Keniaanse partners samen, ervan overtuigd dat het Goddelijke interventie was dat juist in die tijd en in die situatie de GZB op zoek was naar een nieuw zendingsgebied. De uitspraak van Bavinck uit 1954 was wellicht niet bekend bij de delegatie, maar werd wel beleefd: De missionaire arbeid is in principe een ontmoeting ‘tussen de levende Christus en in allerlei dwaze gedachten gevangen mensen’24 Het is goed om dit uitgangspunt bij de bespreking van de kernbegrippen steeds vast te houden. De blanke boeren die het zendingswerk rond Eldoret met Zuid-Afrikaanse steun financierden, vertrokken onder de dreiging van de Keniaanse onafhankelijkheid terug naar hun eigen land. De GZB startte in deze stressvolle situatie. Er was niet zoveel tijd om rustig na te denken, eigendommen van de zending dienden te worden veiliggesteld in Keniaanse handen. 23

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. 123 Boekencentrum 2001 24 Dr. P.J.Visser ‘Bemoeienis en getuigenis’ Het leven en de missionaire theologie van Johan H. Bavinck.89 Boekencentrum 1996

18


Daardoor ontstond er al snel een nieuwe, in naam zelfstandige, kerk: de Reformed Church of East Africa, de RCEA. De onderlinge verhoudingen waren niet eenvoudig. De RCEA wilde graag zelfstandig zijn, maar was tegelijk afhankelijk in financieel opzicht van de GZB. De GZB koos voor de comprehensive approach, 25 en bouwde haast van de grond af aan een nieuwe kerk, werkte aan theologisch onderwijs, scholing voor de kinderen, gezondheidszorg en zelfs landbouwprojecten. Er waren veel uitzendingen op al deze gebieden. Daarmee werd afhankelijkheid gecreëerd en dat wrong met de formele onafhankelijkheid van de RCEA van de GZB. De zendingswerkers leidden de verschillende aandachtsgebieden, zoals het onderwijs, het literatuurbureau, de medische zaken en de landbouwprojecten. Hun agenda was daarbij vaak anders dan die van de leiding van de RCEA. Die wilde als zelfstandige kerk het bestuur, de macht naar zichzelf toetrekken en had daarbij aandacht voor de eigen familie en het eigen stamverband. Ik kom hier nog op terug, later in dit hoofdstuk als het om specifiek Keniaanse factoren gaat. Het moeizame van de relatie van de GZB met de RCEA was ook zichtbaar in een regelmatige verandering van de bestuursstructuren. De RCEA was zelfstandig en de 3 predikanten vergaderden over de kerkelijke zaken. Er was een door Ds. Lam opgestelde kerkorde aangenomen. De zendingspredikanten stonden in nauw overleg met de 3 predikanten van de RCEA. Op die manier was het kerkbestuur georganiseerd. Daarnaast was er van 1963 tot 1972 een maandelijkse vergadering van de zendingswerkers, waar alle zaken werden besproken die niet direct gerelateerd waren met het kerkelijke werk. De kleine RCEA was vanzelfsprekend niet in staat om het groeiende medische en onderwijskundige werk op eigen kracht te verzorgen. In 1973 werd deze vergadering van zendingsarbeiders vervangen door een Yoint Committee, waarbinnen zendingsarbeiders en vertegenwoordigers van de RCEA gelijkelijk in werden benoemd. Dat was een stap naar een groeiend zelfbestuur van de RCEA ook ten aanzien van niet-kerkelijke zaken. Toch is dit door beide partijen heel verschillend beleefd. Het proces van dekolonisatie heeft hier een rol in gespeeld. Ook daar kom ik op terug bij de bespreking later over specifiek Keniaanse factoren. Ook de financiële kant van de zaak was problematisch. De GZB wilde dat de RCEA financieel zelfstanding zou worden, terwijl de RCEA steeds de hand op hield bij de GZB voor de financiering van diverse projecten. Zij hebben in de besluitvormingsprocessen ervaren aan de leiband te lopen van de GZB.26 In 1974 stelde de GZB het Kenia-beraad in, later werd dit sectie Kenia en nog later sectie Afrika. De problemen bleven, en na 1980 werden de gesprekken over de aanvulling op de begroting van de RCEA en de aanpak van diverse projecten, gevoerd in een jaarlijks overleg tussen een door de RCEA benoemd Executive Committee en een delegatie van de GZB. Daar werd geëvalueerd en werden er voor het komende jaar nieuwe samenwerkingsprojecten vastgesteld. Dit bleef zo tot in 1994. Het jaar daarvoor betaalde de GZB de RCEA een afkoopsom voor de komende 10 jaar, en was daarmee vrij van verplichtingen van financiële aard wat betrof het directe kerkenwerk en de pensioenverplichtingen. De RCEA was vanaf dat moment ook financieel echt zelfstandig en de GZB trok geleidelijk de mensen terug, van 15 naar 4 personen. Samenwerking is er nu

25

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 123 Boekencentrum 2001 . 26 . Rev. W. Welime, stemmen van overzee Kenia. in Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. 265 Boekencentrum 2001

19


op het gebied van Theologische educatie van ouderlingen en gemeenteleden, de opleiding tot predikant, en de begeleiding van de evangelisten in de buitengebieden.27 Wie heeft wie nodig? De GZB had een nieuw zendingsterrein nodig, de RCEA had geld nodig. Het zou een korte conclusie kunnen zijn van het bovenstaande. Maar er is veel meer te zeggen. Er komen nog meer kernwoorden die besproken gaan worden, en de conclusies en aanbevelingen zijn voor hoofdstuk 3. Nu is de samenwerking met het hoofdkantoor aan de orde, en dan specifiek wat betreft de afhankelijkheid. Afhankelijkheid van het hoofdkantoor. De uitgezonden zendingswerkers, hadden een grote mate van zelfstandigheid. Nederland was ver weg, de communicatie traag, en er moest veel ter plekke beslist worden. Toerusting van de RCEA had de prioriteit, naast het medische werk. Deze kerntaken zijn zichtbaar in het uitzendbeleid van de GZB. Het hoofdbestuur voerde geen inhoudelijke discussies over een te volgen zendingsstrategie of de doelstellingen van al het werk. Er was werk te doen, mensen wilden gaan. Zo pragmatisch was de eerste 10 jaar de benadering vanuit het hoofdkantoor. De keuze voor de comprehensive approach was zeker goed bedoeld, maar niet bewust gemaakt, en de zendingswerkers gaven in de uitvoer van deze totaalbenadering de RCEA het gevoel dat ongeveer alles mogelijk was. Hoe al deze activiteiten in de toekomst onder de kleine, arme, maar zelfstandige RCEA voortgezet en verder tot bloei gebracht konden worden werd niet overwogen, en deze gedachte werd ook niet aangereikt door het hoofdbestuur. Er was geld, er was een nieuw terrein, er waren mensen. De behoeften bij de RCEA waren soms anders dan waar de GZB de accenten wilde leggen. Toen Ds. Hans Kommers in 1980 werd uitgezonden met de taak het TEE-werk (Theological Education by Extension) te gaan opzetten, vond de RCEA dat echt niet nodig. 28 Het hoofdkantoor had geen oplossing. Kommers werd aangeraden zijn eigen weg maar te gaan zoeken. Pas na verloop van tijd, toen Kommers in het Swahili kon preken en de leiding van de RCEA besefte dat hij en zij gezin zouden blijven, werd hij geaccepteerd en kon hij het TEEwerk ter hand nemen. Zowel hijzelf als de RCEA had daar overigens geen ervaring mee. Het kostte dus veel tijd en overleg alvorens er vruchtbaar gewerkt kon worden. Kommers schrijft in zijn boek over zending: ‘Wie op zulke momenten niet kan terugvallen op zijn Zender, zit werkelijk alleen. Basisbehoeften die elke zendeling nodig heeft zijn: Gods universele autoriteit, zijn programma, instructies, onderwijs, aanwezigheid en zijn beloofde bijstand’. 29 Overigens betekent dit niet dat er vanuit het hoofdkantoor gebrek aan interesse was. De GZB staat voor zijn mensen. Daarmee citeer ik Kommers vanuit een gesprek dat ik met hem had. Het is meer de grote afstand tussen het hoofdkantoor en het concrete werk in het veld. Daarmee bedoel ik meer dan de kilometers, het is ook de afstand in beleving. Ter plekke kan de situatie er ineens heel anders uitzien, dan vanuit de inschatting die in Nederland gemaakt was.

27

Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 140 Boekencentrum 2001 28 dr J Kommers en A.J. Kommers-Visser Uitg. ‘Zending zonder franje’. 86 Groen 2007 29 dr J Kommers en A.J. Kommers-Visser Uitg. ‘Zending zonder franje’. 86 Groen 2007

20


Het is de vraag of een hoofdkantoor zo ver weg moet zitten van de zendingspraktijk, en of die afstand niet ten koste gaat van een goede inschatting ten aanzien van wat een zendingswerker te wachten staat, en hoe de dagelijkse werksituatie is. Er is een relatie van afhankelijkheid: een zendingsorganisatie heeft mensen nodig. De kerk, de geloofsgemeenschap, heeft mensen nodig die zich geroepen weten en uit willen gaan. Vanaf de andere kant bekeken: een zendingswerker kan niet op eigen houtje vertrekken. De geschiedenis van de zending heeft teveel voorbeelden van mensen die uitgingen en weer heel snel gedesillusioneerd terug kwamen. Of de onderlinge behoeften en de communicatie tussen het kantoor en het veld echter voldoende duidelijk en effectief zijn, is nog wel een vraag. In hoofdstuk drie komt dit terug. 1.3.4.4. Gereformeerd gehalte De GZB is voluit een gereformeerde organisatie. In de scriptie komt dat regelmatig terug. Bij de bespreking hiervan op deze plaats in de scriptie, wil ik vooral kijken naar het gereformeerde gehalte ter plekke op het zendingsveld. Straks in hoofdstuk 3 komt in het historische overzicht van de GZB hun gereformeerde identiteit aan bod als organisatie Nu staat het Kenia-project weer centraal. Beantwoord het werk daar aan het gereformeerde ideaal dat de GZB bewust wil vasthouden, en hoe wordt er in dit verband omgegaan met partners terplekke. Zoals al eerder vermeld, nam de GZB een voluit gereformeerde zending over van de ZuidAfrikanen. Zichtbaar in bijvoorbeeld de belijdenisgeschriften, die door de RCEA omarmd werden, en waarvan tot nu toe, ondanks een decennialange kerkelijke zelfstandigheid van de RCEA nog geen herziening heeft plaatsgevonden. In het gesprek dat ik met Verduijn had, kwam naar voren dat de RCEA voluit een gereformeerde kerk is gebleven. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in een grote aandacht voor goed Bijbelstheologisch onderwijs. Tot op de dag van vandaag is er ook de personele ondersteuning door de GZB aan de RCEA ten aanzien van de theologische opleiding. Momenteel zijn er 3 onderwijsstromen, die allen vallen onder het Reformed Institute for Theological Training het RITT. Nog steeds is dat de opleiding tot evangelist. Verder is er het TEE- onderwijs, waarvoor ondermeer ds. Kommers was uitgezonden, en als derde stroom de predikantenopleiding, het Reformed Theological College of East Africa. Belangrijk bij het TEE-onderwijs en de training van de evangelisten is de nadruk op overdracht van de hele Bijbel. Kennisoverdracht is wezenlijk. Van daaruit komt de aandacht voor levensheiliging en het functioneren binnen de gemeente.30 Ook in het uitzendbeleid was de gereformeerde focus zichtbaar. De werving vond plaats onder de Hervormd- Gereformeerden. In de eerste tijd was er ook ruimte voor uitzendingen uit verwante kerken. Polarisatie was er nog niet veel, en de verschillen tussen een gereformeerde en een meer evangelicale stroming dateren van later.31 Binnen de RCEA zijn die beide stromingen nu wel aan te wijzen, net als in Nederland, waar binnen de gemeenten die de achterban vormen van de GZB zowel mensen die het evangelicale gedachtegoed omarmen als gereformeerden samenwonen onder één kerkelijk dak..

30

‘ Uw Koninkrijk Kome’ Beleidsplan GZB 2004-2008 blz 26 www.gzb.org/index. Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 84 Boekencentrum 2001. 31

21


Er zijn zendingswerkers die zich binnen de Gereformeerde context soms ongemakkelijk voelen met hun gereformeerde bagage.32 Er wordt zeker in Kenia veel zending bedreven door evangelicalen. De GZB als bewust gereformeerde organisatie zal zijn werkers steeds toe moeten rusten in de gereformeerde theologie en de eigen waarde daarvan duidelijk moeten maken aan de werkers in het veld. Ook wat de betekenis daarvan betreft in het concrete zendingswerk: de hele Bijbel brengen, en daarbij de context niet uit het oog verliezen. De context van de Bijbel, en de context van de Afrikaan, die bijvoorbeeld een nomade is in Turkana en 3 vrouwen heeft. Binnen die werkelijkheid zal de Bijbelse boodschap gaan klinken. Een te snelle confrontatie met Jezus als persoonlijke verlosser en als redder van de wereld, en dat is een wat meer evangelicale benadering, zal weinig relevantie hebben in het leven van zo’n nomade. Dan sluit de op de context gerichte gereformeerde benadering met een inzet vanuit het Oude Testament met de verhalen van de herdersvorsten Abraham, Izak en Jacob juist weer beter aan bij de plaatselijke situatie. Dat bleek ook wel in de praktijk. Juist het Oude Testament met de oud-vaders die in vergelijkbare omstandigheden leefden als de herders in Turkana gaf bereidheid om te luisteren. Het te snel aanwijzen van bepaalde zonden zoals voorouderverering en het hebben van meerdere vrouwen met een beroep op het Nieuwe Testament gaf vervreemding, en ontwrichtte de cultuur. De vrouwen wegzenden verklaarde hen vogelvrij en ontnam het de sociale zekerheid en het familieverband. Het gevaar van prostitutie was groot. Gereformeerde zending is het samen een weg lopen met mensen, en niet het droppen van de theologie. Liefde is daarbij een sleutelwoord. De GZB is zich daarvan bewust en heeft laten zien zowel in Indonesië als in Afrika dat eeuwenlange religieuze en culturele tradities een gegeven zijn en dat het veel tijd en inspanning vraagt om de Bijbelse boodschap binnen die culturen te laten landen. Sensitiviteit voor het werk van de Geest is daarbij nodig. De samenwerking met partners kwam aarzelend op gang. Zending bedrijven deed de GZB bij voorkeur in gebieden waar nog niet eerder of niet meer zending werd bedreven. Na 1970 was de RCEA de eerste die ging werken Noordelijk van hun gebied, in Turkana/Pokot. Dit werd vooral geïnitieerd door de GZB. Samenwerking met andere partners werd afgewezen. De GZB hield zich in die tijd aan het exclusieve relatiemodel, waarbinnen er geen ruimte was voor andere organisaties. De RCEA was zover nog niet, was te klein en te arm om de verantwoordelijkheid voor dit gebied dat 350 km. Noordelijk lag, te kunnen dragen. Inzet van de GZB was voor deze uitbreiding van het zendingswerk noodzakelijk Dit exclusieve model is inmiddels ter ziele. In zendingwerk dat later tot stand kwam in andere Afrikaanse landen, werd er wel gekozen voor samenwerking met andere kerken.33 De GZB zag daar kansen in om het Gereformeerde belijden verder te brengen zodat de invloed daarvan meer mensen zou bereiken. Dat draagt altijd een bepaalde spanning met zich mee. Inmiddels participeert de bond als een bewust gereformeerde organisatie in tal van samenwerkingsverbanden met ander kerken en in internationale overlegorganen. Er is daarin een bepaalde doorwerking te zien van de volwassenheid die de GZB als Gereformeerde organisatie heeft bereikt.34 Door de theologische doordenking van wat gereformeerde missiologie is, is er een bepaald zelfbewustzijn gegroeid: men weet waarvoor men staat, wat

32

M. Anthonissen. Gereformeerde zending is dat nodig? Artikel Transmissie. Kaderblad voor kerkenraden en zendings-en evangelisatiecommissies. 16de jaargang nr 1 voorjaar 2007 33 Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 116 Boekencentrum 2001. 34 Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008 10

22


gereformeerde missiologie is, er is een mission statement geformuleerd, zie citaat elders in deze scriptie. In de begintijd van het project in Kenia, werd dat alles node ontbeerd. Het is mede dankzij de praktijk in Kenia dat de Bond zich moest beraden en een eigen gereformeerde visie heeft ontwikkeld, waar het zendingswerk dat later ter hand werd genomen in andere gebieden van heeft geprofiteerd. Samenwerking was en is er met de Zuid-Afrikanen. Zij delen met de GZB eenzelfde gereformeerde achtergrond. Na de afschaffing van de apartheid is er voor de Zuid-Afrikanen meer ruimte gekomen om zich bezig te houden met zending in andere Afrikaanse landen. Eén van de docenten aan het RITT is de Zuid-Afrikaan van Zijl. 35 1.3.4.5. De verhouding Preaching, Teaching, Healing De eerste uitzending in 1961 naar Kenia, betrof een predikant: Ds. J.J. Tigchelaar. Dat laat meteen het speerpunt van de GZB zien. Dat ligt bij zending met een spits op de verkondiging van het evangelie. Jezus Christus is de zaligmaker der wereld. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat daar geen verandering in zal komen. De GZB is heel helder daarin. Dat betekent overigens niet dat dit speerpunt terug te zien is in uitzendbeleid of in het financiële verslag. Teaching en Healing gingen in het Kenia project wat dat betreft voor Preaching. Kosten voor onderwijs en medische voorzieningen zijn hoog. En aangezien er geld was, en mensen die wilden gaan, werd er veel aandacht besteed aan deze terreinen. De vraag of deze programma’s die zo enthousiast ontwikkeld werden, ook door de kleine RCEA gedragen en voortgezet konden worden in de toekomst, werd te laat gesteld en heeft de verzelfstandiging van de RCEA bemoeilijkt. Toch is ook binnen het zendingswerk in Afrika 40% van het budget uitgegeven aan preaching en teaching.36Na 40 jaar is de personele ondersteuning door de GZB aan de RCEA weer bij de eerste prioriteit: evangelieverkondiging. Een docent aan het theologisch college en een TEE werker, worden momenteel door de GZB aan de RCEA ter beschikking gesteld.37 Vanaf het begin is het werk van de GZB dus betrokken geweest op deze trits. Ook al was er in de eerste jaren nog maar weinig theologische doordenking, ook niet ten aanzien van de onderlinge verhoudingen tussen verkondigende activiteiten en diaconale zaken. De nood werd gezien en gevoeld en vanuit de Bijbelse notie dat het Woord zichtbaar mag en moet worden in de daad, was er de ruime aandacht voor onderwijs en medisch werk. Het werd ook niet blindelings ter hand genomen. In het interview met Tim Verduijn kwam naar voren dat er gestreefd werd naar verschil te maken. Daar present te zijn waar nog niemand is. In Kenia was dat bijvoorbeeld zichtbaar in aandacht en zorg voor gehandicapten, die vaak verstopt en verwaarloosd worden in de Afrikaanse context. Het kan immers een straf van de goden zijn. En in de zorg voor aids-patiënten. Daarachter zit de gedachte van het Koninkrijk van God. Dat is er nu al: zichtbaar geworden in de komst van Jezus naar deze aarde. De manier waarop Jezus dit in zijn leven liet zien mag maatgevend zijn voor de zending. Het Koninkrijk wordt zichtbaar in het zoeken naar gerechtigheid, dus in het bestrijden van onrecht. In de zorg voor gehandicapten werd onrecht

35

. Th van den End , H. van’t Veld. Met het woord in de wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 19012001. 108 Boekencentrum 2001 36 ‘Uw Koninkrijk Kome’ beleidsplan GZB 2004-2008 24 37 www.gzb.nl/ medewerkers

23


in de samenleving bestreden. En in de notie van de waarde van elk individu. Voor God telt elk mens. In het beleidsplan van de GZB dat doorloopt tot in 2008 is een bijlage opgenomen van ds. J.J Tigchelaar, de eerste zendingspredikant in Kenia, opgekomen vanuit de Afrikaanse praktijk. Een situatie in Malawi, begin jaren ’90. Grote armoede, enorme aids-problematiek, sterke corruptie, angst voor kwade machten. Wat doet de kerk in zo’n geval? Het artikel heeft de titel ‘Healing Ministry’ meegekregen, en heeft als subvraag: ‘ Wat moet de kerk met de opdracht van het Evangelie van Jezus Christus in zo’n situatie doen?’ Puntsgewijs een aantal antwoorden: � Directe hulpverlening. Medische zorg voor patiënten. Het Koninkrijk wordt immers naast verkondigd ook gedemonstreerd.38. Daarnaast is er de ontwikkelingssamenwerking zichtbaar in allerlei projecten van diverse, ook seculiere organisaties en overheden. � Zoeken naar herstel door Christus en de Geest van de juiste relatie met God, de medemens en zichzelf. Dat overstijgt het diaconale werk. Daarin wordt zichtbaar dat het Goede Nieuws van de Bijbel ook iets te bieden heeft voor een door aids en corruptie ontwrichte samenleving, voor een door ziekte en angst gedomineerde cultuur. � Het gaat bij healing om genezing, maar ook om heil. Een holistische benadering van de mens en de samenleving waarbinnen hij of zij leeft mag niet uit het oog verloren worden. Waarbij een allesomvattende heelheid centraal staat. Een kerk of zendingsorganisatie die op deze wijze het begrip healing praktiseert en voorleeft heeft oog voor zowel verkondiging, onderlinge gemeenschap en diaconaat. Waarbij de verzoening door Jezus en het door Hem zichtbaar geworden Koninkrijk van God dragende begrippen zijn. 39 Daarbij is er aandacht nodig voor de context. Niet elk gebied op deze wereld heeft hetzelfde nodig. Het is Bijbels en gereformeerd om de omstandigheden mee te wegen bij het zoeken naar hoe het Koninkrijk van God het beste gerealiseerd kan worden in een specifiek gebied met eigen unieke omstandigheden en met aandacht voor de volksaard. In Kenia is in dat opzicht aandacht nodig voor een begrip als gelijkwaardigheid. Kommers zegt in zijn boek dat in de beginperiode van de zending in Kenia het woord van de blanke het laatste en beslissende was. ‘De Mzungu (blanke) wil het zo’40 Tot op de dag van vandaag werkt die houding negatief door in het zendingswerk. Het bemoeilijkt het nemen van besluiten. De Afrikaan laat zich niet in het hart kijken en laat zeker niet het achterste van zijn tong zien. De RCEA kreeg zelfstandigheid, maar ervoer die niet. Dat bemoeilijkte het besturen van de kerk en het overleg met zendingsarbeiders Verder dienen in Kenia beslissingen genomen te worden in volledige consensus. Dat werkt vaak vertragend. De Afrikaan zal ook zelden de westerse zendeling op fouten wijzen. Ook al zien ze die aankomen. Pas als het fout gaat of is gegaan, wordt er gezegd dat het voorzien was. Bij de bespreking van de culturele en specifieke Keniaanse factoren hier meer over. Duidelijk is wel dat in de verhouding preaching, teaching healing, beslissingen die genomen moesten worden en raakten aan deze drieslag, bemoeilijkt werden door deze zaken betreffende de volksaard, de cultuur en het gevoel van afhankelijkheid. In de verslagen en brieven uit de 38

Math. 5 :39 ‘Uw Koninkrijk Kome’ Beleidsplan GZB 2204-2008 44/45 40 Dr. J. Kommers en A Kommers-Visser ‘Zending zonder franje’ 71 Groen 39

24


eerste tijd dat de GZB actief was in Kenia is zichtbaar dat de zendingswerkers ter plekke de meeste beslissingen namen. Wachten op het hoofdbestuur duurde vaak te lang, locale mensen van de RCEA lieten de beslissing soms ook liever aan de zendingswerkers, die in de beginperiode ook weinig begrepen van de Afrikaanse aard. De impact van de specifieke situatie is nu wel benoemd. De feitelijke situatie is ook beïnvloed door financiële factoren. Kommers noemt geld een blok aan het been van de zending. Partnerschap dat door de uitzendende organisatie zeer serieus wordt genomen, kan door de ontvangende partij eenzijdig financieel worden opgevat. Broederschap devalueert daarmee van een diep geestelijk begrip naar iets dat veel platter is: ‘ik noem jou, blanke, mijn broeder, mijn zuster, daarmee ben jij verantwoordelijk voor mijn welvaart’ Blanke broeder, ik noem mijn zoon naar jou, maar verwacht daarin dat jij er financieel voor hem zal zijn. Deze zaken spelen binnen de Afrikaanse context. Ook in de beïnvloeding van de verhouding preaching, teaching, healing en de verstoring van wederkerigheid. Het speerpunt op preaching en teaching geeft hopelijk een verdieping van het begrip gemeenschap der heiligen, doordat het financiële aspect geëlimineerd is. Meer hierover bij specifieke Keniaanse factoren.41 1.3.4.6. Invloed van culturele en specifieke Keniaanse factoren Wat zijn die factoren? Het probleem met culturele verschillen is de ongrijpbaarheid ervan. Om te schetsen wat ik daarmee bedoel, een citaat van een zendingswerker die heel lang in Afrika gewerkt heeft: een zendingspredikant, altijd werkzaam geweest in Tanzania, zei na 35 jaar veldwerk op zijn sterfbed, op de vraag van Afrikaanse collega’s of ze nog iets voor hem konden doen: ‘Kon ik maar 5 minuten denken zoals jullie’ 42 Daaruit blijkt dat ook na lange tijd samenleven het moeilijk blijft voor westerlingen om de psyche van Afrikaanse mensen te begrijpen. Zending bedrijven op het Afrikaanse continent is daardoor zwaar. De westerse mentaliteit van aanpakken en doorzetten matcht niet met de Afrikaanse afwachtende houding. Ook na jaren is echte samenwerking uitzonderlijk. Het is meer vóór de mensen dan met. Werkpatronen, het organiseren van de dingen gaat op een heel andere manier. Bij de overdracht van de RCEA werd ook de Westerse werkwijze overgedragen. Duidelijk wordt dat overdracht van een door westerlingen gestichte kerk of project aan locals bemoeilijkt wordt door culturele verschillen. Natuurlijk vormt ook de taal een barrière. Fijne nuances worden gemist, versprekingen blijven. Het boek ‘De gifhouten Bijbel’ vertelt het verhaal van een Amerikaanse Baptist die met vrouw en dochters naar Congo vertrok. Niet gehinderd door enige kennis en met een zeer geringe voorbereiding. De Titel van het boek laat de verspreking al zien: De Baptistenvoorganger meende ‘heilig’ te zeggen, maar zei gifhout. Afrikaans publiek zal er minzaam om lachen. Ook daarin komt tot uitdrukking dat er van echte samenwerking vaak geen sprake is. Keer op keer ging het over een gifhouten Bijbel. De voorganger werd niet op zijn verspreking gewezen.43 Kommers zegt daarover, en dan gaat het om meer fouten dan alleen op taalgebied: ‘ Op fouten wijzen doet men gewoon niet. Maar als het fout is gegaan zegt men: ‘we wisten het wel, maar dat zeg je niet’. 44 41

interview Hans en Aly Kommers Dr. J.Kommers en A.J. Kommers-Visser. ‘Zending onder franje’ 87. Groen 2007 43 B. Kingsolver ‘De Gifhouten Bijbel’ Uitg. Prometheus 2004. 44 Dr. J.Kommers en A.J. Kommers-Visser. ‘Zending onder franje’ 87. Groen 2007 42

25


Een ander cultureel verschil dat er toe doet, is zichtbaar in de resten van Westers kolonialisme en imperialisme. Na WO II kwam er weer zending op gang. De GZB was door die oorlog haar terrein in Indonesië kwijtgeraakt. De kerk in Indonesië had zich op de been gehouden en functioneerde. Er werd een nieuw gebied gezocht en gevonden in Kenia, dat zich aan het los worstelen was uit het kolonialisme. Het Westen had de oorlog gewonnen, en ondanks alle verliezen, persoonlijk en collectief, kwamen ze als overwinnaars. Ook al zullen de zendelingswerkers als individuen veel meer gekomen zijn om te dienen, toch droegen ze de geschiedenis als ballast met zich mee. De ongelijkwaardigheid op alle gebieden was zeer groot. Max Kohnstam zegt in 1971: ‘We staan op een punt in de geschiedenis waarop we elkaar allemaal in de gaten hebben, vaak meer dan ons lief is, maar we zijn elkaars naasten niet. We zijn allemaal afhankelijk van elkaar, maar sommigen zijn veel afhankelijker dan anderen en er is geen gemeenschappelijke wet waarvoor wij allemaal gelijken zijn’ 45 In een eigen analyse - ondersteund door de gesprekken en veel lezen - van de overdracht van het gezag, ook in het project van de GZB in Kenia, spelen dit soort historische feiten in op de actuele situatie en beïnvloeden die; ook op zo’n kleine schaal in Zuid-Oost Afrika in een overdracht van een kleine kerk. De RCEA was in naam snel zelfstandig. Haar goederen werden na de terugtrekking van de Zuid-Afrikanen snel in Keniaanse handen gebracht om ze veilig te stellen. Dit werd nadrukkelijk beïnvloed door het proces van dekolonialisering waar Kenia begin jaren ’60 van de vorige eeuw midden in zat. Maar was de Keniaanse leiding van de kerk klaar om het gezag uit te oefenen? De structuren die werden overgedragen waren van Westerse snit. De financiële afhankelijkheid was groot. Dat gaf scheve verhoudingen., die decennialang hebben doorgewerkt, en nog doorwerken. Dat is ook zichtbaar geworden in de steeds wisselende bestuursstructuur, binnen het Keniaproject van de GZB. Er was in het begin een scheiding tussen kerkelijk gezag, dat bij de Kenianen lag, en het besturen van het vele zendingswerk ook op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs, dat grotendeels voorbehouden was aan de GZB. Met nadrukkelijk de bedoeling dat de RCEA ook in deze opzichten de leiding over zou nemen. In financieel opzicht dirigeerde de GZB. Daarin zat onbewust en ongewild iets van superioriteit. De beoordeling van wat werkelijk nodig was als het om de besteding van gelden ging, werd niet overgelaten aan de Kenianen. Bovendien was er zoveel ontplooid in activiteiten door de GZB dat de RCEA het bestuur daarvan niet kon waarmaken of dragen. In ieder geval niet op een voor de GZB acceptabele wijze. Maar het kerkelijk gezag lag bij de Keniaanse leiding. Ook die leiding was een kind van haar tijd en haar cultuur, en dus beïnvloed door het nationale en continentale proces van dekolonialisering. Ze wilden de macht, wilden zelfstandigheid en zochten dat deels in hiërarchische structuren. De predikanten trokken veel macht naar zich toe. Zichtbaar in bijvoorbeeld kleding, maar ook in zaken ten aanzien van het werk waar bepaalde taken voor hen gereserveerd dienden te blijven en ze zich vooral bezig hielden met organisatorische zaken. Dat deels ook weer afgekeken was van de Westerse structuren. Kommers vergelijkt dit met de status van een locale chief . De leider van een bepaald stamverband. Zicht op de prioriteit van zending werd onvoldoende gevoeld. De machtspositie gaf ook mogelijkheden om bijvoorbeeld de eigen familie te bevoordelen. Binnen de Afrikaanse context iets heel gewoons.46 45 46

B. Hoedemaker. ‘Met Christus bij anderen’ Opmerkingen over dialoog en apostolaat. 35 Ten Have 1978 Interview Hans en Aly Kommers

26


Maar de gezagsverhoudingen veranderden. Het is ook voor Keniaanse predikanten moeilijker om hun status vast te houden. Zeker wanneer de kerk niet in staat is om het salaris voor de predikant te betalen. De wereld is een dorp geworden. Predikanten en kerkleiding gaan op zoek naar sponsors in het rijke westen en weten inmiddels prima hoe dat moet. Daardoor ontstaat er opnieuw in financieel opzicht één of meerdere afhankelijkheidsrelaties, die ook onderhouden dienen te worden. Dat gaat allemaal ten koste van het echte werk. Er is een wonderlijke mengeling ontstaan van zelfbewustzijn en afhankelijkheid. Waarbinnen hulp en steun vanuit het Westen op meerdere manieren nodig is of als nodig wordt ervaren: a. Nodig, voor bijvoorbeeld acute noodhulp of theologisch onderwijs b. Nodig bezien vanuit de Westerse situatie: De acute nood bereikt ons via de media en het raakt ons Westerlingen oprecht. Tegelijkertijd kopen we er een schuldgevoel mee af c. Nodig bezien vanuit de Afrikaanse context. Daar zit iets dubbels in. Het lijkt nu te gaan over onderlinge afhankelijkheid, waar het al eerder over ging, maar het heeft ook heel veel te maken met culturele verschillen. Ik zal dat proberen toe te lichten. Het is vooral gebaseerd op eigen ervaringen en gesprekken met anderen. De eerste en de derde wereld lopen dwars door elkaar in Afrika. De ongelijkheid daardoor binnen de Afrikaanse samenlevingen is enorm. Een deel bereikt een in financieel opzicht onafhankelijke positie en ervaart wat het is om de standaard te bereiken van het Westen. Die standaard komt binnen via de media en door westerlingen die in Afrika wonen en werken. Ook door zendelingen en hulpverleners. Radio, TV, Internet, mobiele telefonie, het is beschikbaar en wordt gebruikt binnen de context van soms schrijnende armoede en honger. Een voorbeeld uit Kitale, Kenia waar ook de GZB actief is, en waar één van onze dochters heeft gewerkt. Ik hoop door dit voorbeeld duidelijk te maken hoe de culturele factoren, en zoiets ontwrichtends als aids, hulpverlening en zending compliceren. De familie S. woont in een klein hutje aan de rand van Kitale. Er wordt echt honger geleden. Vader is ziekelijk, (Aids?) moeder is verantwoordelijk voor de zorg voor de 4 kinderen waaronder een baby. De zus van moeder overlijdt aan aids en één van de nichtjes wordt opgenomen in het gezin.(sociaal/culturele factor) De hut bevat één kamer waar alleen een oud 1-persoons bed staat. Er zijn geen handdoeken. De kinderen worden buiten afgespoeld met wat rivierwater en drogen in de wind. Er is net te veel eten om niet te sterven. Het nichtje bezoekt met het oudste meisje uit het gezin het wekelijkse feedingprogram van Daniel. Een Keniaanse kleine man, die door zijn handicap niet kan werken, bewust christen, met een klein weeshuis waar hij en zijn vrouw straatkinderen opvangen met behulp van buitenlandse sponsors en allerlei kleine handeltjes. De meisjes vallen op door het afwijkende gedrag van het nichtje en de extreme armoede die ze uitstralen. Onze dochter loopt een keertje met ze mee en ziet de ellende met eigen ogen. De volgende dag brengt ze moeder een tas met de hoogst noodzakelijke levensmiddelen en komt in gesprek met haar. Het contact intensiveert en daarmee ook de problemen. De kinderen zijn allemaal ziek en hebben een kuur nodig om ontwormd te worden zodat het eten dat er nu wel is, ook iets uitwerkt. Ziekenhuizen ook rond Kitale zijn geprivatiseerd (sociale/geografische/ culturele factor), er is geen zendingsziekenhuis meer, er moet gewoon betaald worden. Dat doen we natuurlijk. Vader houdt z’n handen niet thuis, mede door alcoholproblemen (sociale/antropologische factoren). Hij is ontslagen uit het ziekenhuis zonder een duidelijke diagnose en met schulden . Dat betekent dat moeder geen geld kan krijgen om de eigen boodschappen te doen, omdat

27


vader dat onmiddellijk zal gebruiken voor de eigen behoeften (Sociale/Antropologische factor). Nu is er dus al een kettingreactie van problemen ontstaan waardoor afhankelijkheid ontstaan is mede door de cultuur van Kenia met een slechte gezondheidszorg en familiaire gezagsverhoudingen waarbij vader in dit geval de dienst uit maakt. De keuze op dit moment is: de hulp stopzetten en het gezin laten vallen in de uitzichtloze situatie die ongetwijfeld levens gaat kosten en waarbij alcoholmisbruik en seksueel misbruik een rol spelen. Naar bed gaan met een maagd betekent genezing van aids (culturele/ antropologische factor). Er zijn 2 jonge meisjes, waaronder een nichtje van moeder, die in reëel gevaar verkeren. Of de hulp voortzetten. De vraag stellen is hem beantwoorden: het nichtje wordt met behulp van ons als sponsors opgenomen in het kinderhuis van Daniël. Eten wordt wekelijks bij moeder gebracht. Maar ook het oudste meisje is niet langer veilig. Zij komt bij haar nichtje in het kinderhuis. Moeder, en in mindere mate ook vader, gaan akkoord. Er worden handtekeningen gezet om de uithuisplaatsing te legitimeren. De politie van Kitale is niet in staat om iets te doen tegen deze situatie van huiselijk geweld (sociale/geografische/culturele factor) dus worden de beide meisjes uit huis geplaatst. Onze dochter komt naar huis. In de tas van mijn man, die haar ophaalt, zit een stapel handdoeken, kleding en schoentjes voor de beide jongetjes die nog in het gezin wonen en er inmiddels een stuk beter uit zien. Hebben ze dat echt nodig? In mijn beleving wel, en moeder is zichtbaar blij met deze Westerse afkoopsom (Culturele factor, Theologische factor). Als onze dochter een paar weken thuis is, belt moeder haar met een mobieltje. Ook Daniel laat van zich horen. Moeder haalt de meisjes weer regelmatig naar huis, ook voor een nachtje. Dat kan niet, het is gevaarlijk en ontregelt de kinderen totaal. Wat is de rol van vader hierin? Dwingt hij dit af? Wat is het gevolg van onze hulp, waardoor moeder chanteert en door de kinderen bewust in een gevaarlijke situatie te brengen meer hulp van ons wil?(Sociale, Antropologische en Culturele factoren) We kiezen voor een harde lijn op advies van Daniel. Er komt geen eten meer als de meisjes nog langer worden opgehaald. En er komt ook geen andere hulp. De 15 euro’s in de maand dwingen de beslissing af. Afhankelijkheid… soms als ik m’n boodschappen doe, denk ik aan de 15 euro en aan die Keniaanse familie in Kitale en aan Jezus die ons oproept de hongerigen te voeden. Aan de structuren van zending-en ontwikkelingswerk. Ik kan niet denken zoals moeder S. Maar ik leef ook niet zoals haar. Haar cultuur is mij grotendeels vreemd, en dan is cultuur een veel te geciviliseerd woord. Waren het nog maar de culturele verschillen van voor WO II. Daar hadden we de handen al aan vol, maar nu is door het ingroeien van de eerste wereld in de derde wereld, door aids, door verkeerde machtsstructuren vanuit het kolonialisme, door scheve marktwerkingen en protectie van onze eigen Westerse economieën een situatie ontstaan die zo complex is en doorwerkt tot in de concrete situatie van de Fam.S in Kitale en de fam v. M. in Rijssen. We werden nog eens extra met de neus op de feiten gedrukt, omdat dit allemaal speelde in de tijd van grote onlusten in Kenia, eind 2007. De GZB trok z’n mensen terug uit het gebied rond Kitale en later uit Kenia. De onlusten hadden alles te maken met stamverhoudingen. Voor Daniel hadden deze onlusten grote gevolgen. Zijn compound in Kitale staat op terrein van een ‘landlord’ en hij mocht het voor onbepaalde tijd huren. Door de onlusten wilde de man echter deze grond kwijt. Daniel kreeg het recht op eerste koop. Met meerder sponsoren zowel uit Amerika, Groot- Brittanië en Nederland, zou dat moeten lukken. Er kwam 15.000 Dollar uit Amerika. En nog meer euro’s uit Europa. Echter: wilde

28


Daniel de Dollars ook werkelijk ontvangen, dan moest hij met zijn locale kindertehuis, dat helemaal zijn eigen initiatief was en in een behoefte voorziet, zich overgeven in de handen van de Amerikaanse, charismatische stichting. Daniel, die een gereformeerde achtergrond heeft, en bovendien zijn zelfstandigheid wilde behouden, wees dit af (Sociale/ Culturele/ Theologische factor). Een beslissing in geloof. Tot op de dag van vandaag is het geld nog niet helemaal binnen, en hopen we op stabiliteit in het gebied rond Kitale en op geduld van de landlord. De invloed van culturele factoren op de zending, op de trits preaching, teaching, healing, zijn dus immens en zeer gecompliceerd. In Zuid –Afrika zagen we in een geprivatiseerd voormalig zendingsziekenhuis dat er een systeem nodig bleek waarbij zwart en blank kader na het afronden van hun HBO of Universitaire studie verplicht werden door de regering om een jaar te geven aan hun land. Elk jaar in december komt er een compleet team van wel 20 artsen en therapeuten voor een jaar de staf, die bestaat uit Christenartsen van over de hele wereld, ondersteunen.47 Maar blijven in zo’n klein plattelandsziekenhuis in één van de meest achtergebleven gebieden in Zuid-Afrika, met een bevolking waarvan 40% drager is van het HIV virus is niet aantrekkelijk (Sociaal Geografische en culturele factor). Liever werken in een Westers ziekenhuis in de grotere steden, of naar Amerika of Europa. Dit soort processen die onder invloed van mondiale invloeden in de hoofden van jonge, goed opgeleide Afrikanen spelen, zijn niet zo maar omgebogen.

1.3.5 Tot besluit Dit hoofdstuk heeft gepoogd een beeld te geven van het werk van een Gereformeerde zendingsorganisatie die het werk verricht op andere continenten met het doel leerpunten te destilleren voor zendingswerk binnen onze grenzen. Om de vergelijking te kunnen maken wordt in het volgende hoofdstuk gefocust op binnenlandse zending. Een Nederlandse organisatie die zich daarmee bezig houdt is de IZB, de Inwendige Zendingsbond. Deze organisatie heeft veel gemeen met de GZB. Dat zal in het tweede hoofdstuk duidelijk worden. Daarnaast is er in hoofdstuk twee ook aandacht voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gereformeerde zending. In het laatste hoofdstuk wordt de hoofdvraag van deze scriptie: ‘Is er voldoende geleerd van overzeese zendingservaringen door de gereformeerde zending in Nederland ‘ met behulp van de informatie uit de eerdere hoofdstukken van een antwoord voorzien. En worden er aanbevelingen gedaan en conclusies getrokken.

47

Church of Scotland Hospital, Tugela Ferry, Kwa-Zulu/ Natal Republiek Zuid-Afrika

29


Hoofdstuk 2. Nieuwe ontwikkelingen op zendingsgebied 2.1 Introductie De westerse cultuur van Europa en Noord-Amerika als centrum van het Christendom is de vanzelfsprekendheid voorbij. Even een reis met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van het christendom: 2000 jaar geleden ontstaan in Palestina, door de apostel Paulus de Europese grenzen over gebracht, heeft het Christendom in die 2 millennia de hele wereld bereikt. De verspreiding van het evangelie is niet zozeer op de manier gegaan van een zich uitbreidende inktvlek, maar meer als een beweging van eb en vloed. Andrew Walls noemt dit het pelgrimageprincipe 48. Hij wil daarmee zeggen dat de centra van het Christelijk geloof door de tijd heen gewijzigd zijn. Van Jeruzalem naar Rome, naar Constantinopel, naar West-Europa, Noord-Amerika. Nu zien we een beweging in tegenovergestelde richting. Het christendom in de Zuidelijke helft van de wereld bevat nieuwe centra in Zuid-Amerika, landen onder de Sahara, maar ook China en Zuid-Korea. Het christendom is kennelijk een beweging, die nadat een cultuur is bereikt en, soms heel diepgaand, beïnvloed is, zich verplaatst naar andere gebieden. Vanuit het middelpunt van een gekerstend gebied verplaatst de invloed van het christendom zich naar elders. West-Europa en Noord-Amerika horen in onze tijd tot de gebieden waar de invloed van het christendom sterk afneemt. Het zuiden van de wereld maakt een vaak stormachtige groei door. In Nepal groeide het aantal christenen in 40 jaar van 50 naar 700.000. De World Christian Encyclopedia voorspelt de volgende ontwikkeling: van de ruim 2 miljard christenen wereldwijd woont nu nog het grootste deel in Europa, op de voet gevolgd door Latijns Amerika. In 2025 zullen er volgens de huidige groeitrends 2,6 miljard christenen zijn. Het merendeel van hen woont dan in Afrika en Latijns Amerika. Groep Wereld Christendom Islam Hindoeisme Niet-religieuzen

Aantal 6.6 miljard 2.2 miljard 1.4 miljard 888 miljoen 787 miljoen

groeipercentage 1.2 1.23 1.8 1.37 0.21

2007

Continenten

1960

groeiperc.

2025

417 353 532

Afrika Azië Europa

117 96 468

2.4 2.1 0.04

635 486 521

525 223

Latijns-Amerika Noord-Amerika

264 169

1.31 0.52

634 252

Bron cijfers: David Barrett World Evangelization Research Center Richmond, Todd M. Johnson YWAM missonary Gordon –Conwell Theological Seminary, Massachusetts. 2.2 Global Mission Movements 48

30


De hierboven genoemde cijfers hebben alles te maken met zendingsijver van gelovigen door de eeuwen heen, maar ook met Gods eigen weg door de geschiedenis, met zijn plan voor de wereld en haar volken. Deze bewegingen van het evangelie over onze aardbol. De Global Mission Movements, die in onze tijd voor nieuwe uitdagingen zorgen op het gebied van de missiologie, wil ik kort beschrijven. ‘The church roots in a message that is from the outside, spiritually and for the most of the Church geographically as well’. 49 Misschien een open deur, maar als uitgangspunt het vermelden waard voor elke geografische missionaire beweging en het door mensen toegekende belang daaraan, waar ter wereld dan ook. De opwekkingen in de 18de eeuw in Europa en Noord-Amerika gaven de zendingsgedachte een sterke impuls. Voordat vanuit Europa het kolonialisme op gang kwam, waren zendelingen vanuit Europa al actief in bijvoorbeeld Afrika. Zending is dus niet ontstaan in het kielzog van het kolonialisme. En ook niet gestopt met het einde van het kolonialisme. Wel heeft de zending in bepaalde opzichten geprofiteerd van de effecten van het kolonialisme. Relatieve vrede en orde in een land vergemakkelijkten het reizen en de communicatie van de missionarissen. De beweging over de landkaart was ook dezelfde: van Noord naar Zuid. De periode tussen 1885, het jaar waarin de Berlijnse conferentie (1884/1885) werd gehouden en het jaar1918, het einde van WO I, was een bloeiperiode voor de zending. Tijdens de Berlijnse conferentie kregen de Europese staten toestemming om te kolonialiseren; vrijheid van godsdienst werd geboden. Tijdens WO I was noodgedwongen het leiderschap van de zendingskerken in Afrika overgenomen door Afrikaners. Na WO I kwamen er echter nog meer blanke zendelingen dan daarvoor Afrika binnen en namen ze de verantwoordelijkheden weer over van de Afrikaanse kerkelijk leiders. 50 Het kolonialisme had echter ook nadelen voor de zending. Bewustzijn en houding van de missionarissen veranderde met het begin van het kolonialisme. Zendelingen die in de periode ervoor actief waren hadden een gerichtheid op bijvoorbeeld het Afrikaniseren van de kerk in Afrika inclusief het kerkelijk leiderschap. In de periode van kolonialisme wilden Westerse zendelingen de touwtjes zelf in handen houden. Ze ervoeren hun eigen westerse beschaving als superieur en meenden dat onder die beschaving de hele wereld verenigd moest worden als het koninkrijk van God. Na 1918 werd dit zelfs nog versterkt. Pas toen koloniale structuren verzwakten vroegen ook de missionarissen zich af of de van het kolonialisme afgekeken structuren wel goed waren voor de kerken van het Zuiden. Na WO II groeide de onafhankelijkheidsgedachte in de koloniĂŤn en in het Westen, en werden landen weer onafhankelijk. De groei van het Christendom in het Zuiden zette door in deze jaren. Kerken werden (deels) autonoom, leiders werden getraind. Veel mensen kwamen tot geloof.51 Dat laat ook iets zien van wat ik eerder al noemde: het eigen plan van God. De groei van het christendom lijkt soms mee te liften, te profiteren van gebeurtenissen en ontwikkelingen in de wereld. Maar feitelijk is dat de groei en de beweging van het christendom in de wereld iets ongrijpbaars is dat een eigen weg gaat; in wezen niet bepaald door factoren waar mensen achter zitten. Imperialisme, kolonialisme, wereldoorlogen, onderdrukking van religie, vrijheid, een tolerante cultuur en welvaart zijn niet bepalend voor groei of achteruitgang van

49

S. Murray. Post-Christendom. Church and Mission in a Strange New World. 11 Paternoster Press 2004 Steven Paas. The Faith moves South. A History of the Church in Africa. 137 Assemblies of God Press 2006 51 Steven Paas. The Faith moves South. A History of the Church in Africa. 139 Assemblies of God Press 2006 50

31


het christendom. China heeft ondanks een verbod op het belijden en praktiseren van het geloof, de afgelopen decennia een onstuimige groei van het christendom meegemaakt . In het vrije Westen, waar alle ruimte voor religie en het praktiseren daarvan volop aanwezig is, er grote openheid is om erover te spreken, kalft het christendom af. Natuurlijk zijn daar allerlei menselijke factoren en invloed van de tijdsgeest, de cultuur, de heersende filosofieën bij aan te wijzen, maar die zijn altijd maar deels de verklaring. Het is belangrijk om deze menselijke factoren zo goed mogelijk in kaart te brengen. Het realiseren van deze factoren en een zorgvuldige weging ervan, kan zendingsorganisaties aanzetten tot het inspelen op die factoren ten einde hun beleid zo effectief mogelijk te maken. Dat is nu ook een uitdaging in onze tijd, want inmiddels is er beweging gaande waarbij zendelingen vanuit het Zuiden naar het Noorden, naar ons komen om zending te bedrijven. Deze tegengestelde beweging verdient een korte beschrijving. Bij deze beschrijving ligt de focus vooral weer op Afrika, anders wordt het te omvangrijk. Vanuit dat continent komen de meeste zendelingen naar het Noorden. Bovendien komt het project uit het eerste hoofdstuk uit Kenia. Het is niet zo dat Europa nog een uitsluitend blank continent is dat volledig geseculariseerd is en waar niets herinnert aan het christelijke verleden. Dan zou het evangelie naar Europa brengen te vergelijken zijn met wat Paulus in de eerste eeuw deed. Walls is wel erg scherp als hij zegt ‘ We zijn zo diep geseculariseerd dat het te laat is voor een opwekking. Echte zending is nodig’ Voor de zendelingen uit en tegelijk met hen kwamen er vele duizenden - zelfs miljoenen migranten die allen hun eigen cultuur en religie meenamen. Voor theologen uit het Zuiden soms ook de reden om naar ons toe te komen en migrantenkerken te bedienen. Daarmee is Europa van kleur verschoten en multireligieus geworden, postchristelijk in die zin dat het christendom de vanzelfsprekendheid voorbij is als belangrijkste beïnvloeder en bepaler van de Westerse cultuur op het gebied van religie. Dat alleen duiden als verlies draagt het gevaar in zich om als christenen en gemeenten in een isolement te raken van waaruit de boze buitenwereld met angst en aversie wordt bekeken en waarbij de eigen, soms verouderde structuren worden gekoesterd. Zendingsorganisaties, die zich door hun activiteiten juist zo bewust zijn van deze veranderingen, kunnen deze omgekeerde beweging gaan duiden als een kans en een nieuwe van God gegeven mogelijkheid om het Westerse tanende christendom te verrijken met Zuidelijke accenten. Vanuit het Zuidelijke, armere deel van onze wereld, worden theologische elementen aangeleverd die christenen en kerken in de zo veranderde en geseculariseerde Westerse cultuur uitdagen een vitaal en relevant Christendom te presenteren. Een paar voorbeelden van deze theologische elementen a) Onze westerse theologie is sterk beïnvloed door de verlichting. Dat heeft bepaalde éénzijdigheden opgeleverd. Met bijvoorbeeld weinig ruimte voor het spirituele of het occulte. Het Afrikaanse Christendom is doordrongen van het besef dat er ook andere machten actief zijn. De vragen die op dit gebied zich bij ons opdringen, van Laar noemt ons Europeanen spiritueel ziek52, kunnen we niet beantwoorden, we weten ons weinig raad met kwade machten. Daarvoor hebben we mede Afrikaanse theologische inzichten nodig. 52

W. van Laar. Reformatorisch Dagblad 11 november 2007

32


b. De theologie rondom het lijden. De vraag over God en het kwaad. Daar wordt in het Zuiden heel anders mee omgegaan dan in het Noorden. Wij maken, kort door de bocht geformuleerd, van God vaak een meehuilende en lijdende persoon. Doet dat recht aan de hele Bijbel? Hebben wij, de mensen van onze generatie, geboren na WO II, in het Westen wel voldoende ervaring met echt lijden om daar theologisch houdbare uitspraken over te kunnen doen? Na de grote tsunami hoorden we vanuit de rampgebieden christenen en moslims heel andere dingen zeggen over hun ervaring van de aanwezigheid van God tijdens deze ramp. Ook mijn eigen ervaring op de VU met studenten van over de hele wereld in een project met multicultureel Bijbellezen, heeft me overtuigd dat wij niet in staat zijn om zonder onze broeders en zusters uit het Zuiden hierover tot een meer afgewogen oordeel te komen. Concluderend: De zending vanuit het Zuiden is op gang gekomen; de kerk daar groeit en bloeit. Dat geeft kansen om vanuit alle inzichten die ze met zich meeneemt te komen tot werkelijk en wezenlijk contact. Een grote verantwoordelijkheid voor zendingsorganisaties is daarmee gegeven. Zowel in het bewustmakingsproces daarvan voor zichzelf en hun achterban, evenals ook in een vereiste dapperheid om eigen beleid en keuzes te heroverwegen.

2.3 Spiritual Mapping Deze term is nog niet oud en duikt regelmatig op in publicaties van George Otis. Otis is zendingsstrateeg en evangelicaal. Hij gebruikte de term voor het eerst in 1991. 53In het boek van Pieter Bos “De volken geroepen” is spiritual mapping nadrukkelijk aanwezig in de aandacht voor de kijk van God op de volken als personen en de aandacht voor demonische invloeden op volken en steden.54 Letterlijk vertaald betekent Spiritual Mapping het geestelijk in kaart brengen van een bepaald gebied, een stad een land, een volk, de hele wereld. Wat kan de betekenis zijn van spiritual mapping voor de gereformeerde zending? Wat voegt dit fenomeen toe als het gaat om een adequate zendingsstrategie? Van der Woude geeft de volgende definitie: ‘Spiritual Mapping is een onderzoeksdiscipline waarbinnen de geschiedenis en de cultureel-geografische ontwikkeling/samenstelling van een volk of gebied, ten behoeve van gebed en kerkgroei, wordt onderzocht’.55 In deze definitie mis ik de verwijzing naar de religieuze stand van zaken in een bepaald gebied, terwijl dat voor spiritual mapping wel belangrijk is. In de definitie van C.Peter Wagner is die verwijzing wel aanwezig. Hij geeft de volgende definitie: ‘Geestelijke cartografie; een nieuwe manier van onderzoek doen en geestelijk onderscheidingsvermogen; een poging om een stad, een volk of de wereld te zien zoals ze werkelijk zijn, niet zoals ze lijken te zijn.’56 Wagner bedoelt hiermee onder andere dat het belangrijk is te ontdekken waar op deze wereld demonen aan het werk zijn en hun macht uitoefenen. Ze dienen geïdentificeerd en bestreden te worden. In publicaties van Wagner, Otis en ook van Pieter Bos, is de beschrijving hiervan

53

M. van der Woude. http//joelnieuws.nl squarespace.com/op-samenvatting/2006/11/29 P. Bos De volken geroepen. Een theologie over de volken en hun verlossing. de Groot Goudriaan 2006 55 M. van der Woude. http//joelnieuws.nl squarespace.com/op-samenvatting/2006/11/29 56 http://www.solcon.nl/apgeelhoed/htmldoc/g.o.wakely.htm 54

33


vaak zeer gedetailleerd en worden volken, gebieden in geestelijk opzicht gerubriceerd en voorzien van bepaalde geestelijke kenmerken. Van der Woude neemt daar afstand van en noemt als hoofddoel van spiritual mapping het inzichtelijk maken van de geestelijke situatie van een bepaalde bevolkingsgroep of gebied. Het benoemen en bestrijden van voor dat gebied specifieke demonen wijst hij af. Ik wil dit uitgangspunt van Van der Woude vasthouden, maar voeg aan zijn definitie iets toe: ‘Spiritual Mapping is een onderzoeksdiscipline waarbinnen de geschiedenis en de cultureelgeografische-religieuze ontwikkeling/samenstelling van een volk of gebied, ten behoeve van gebed en kerkgroei wordt onderzocht’. De hantering van deze definitie van van der Woude met de toevoeging ‘religieuze’ is een bewuste keuze. De historie van een volk of gebied met de daarbij horende culturele, geografische en religieuze onwikkling/samenstelling leent zich voor reproduceerbaar wetenschappelijk onderzoek. De invulling die Wagner geeft aan Spiritual Mapping is dat niet. Geestelijk onderscheidingsvermogen van een onderzoeker of van een team van onderzoekers is slecht meetbaar en kan niet gereproduceerd worden in een ander onderzoek door een andere onderzoeker. De wereld zien zoals zij werkelijk is en niet zoals het lijkt is een heel persoonlijke interpretatie van een onderzoeker die niet los gezien kan worden van allerlei vooronderstellingen van de betreffende onderzoeker. De verbinding met de in dit hoofdstuk eerder genoemde veranderende zendingsbewegingen over de hele wereld, en met kerkplanting waarover het in het vervolg van dit hoofdstuk gaat, is gelegen in de waarde van Spiritual mapping als een methodiek ten einde de effectiviteit van zending te vergroten. Door de grote migratiestromen zijn er veel gebieden waar de overzichtelijkheid van een bepaalde bevolkingsgroep met redelijk vastgestelde mores niet meer vanzelfsprekend is. Dat geldt op landelijk niveau, maar zeker ook plaatselijk. Bij een proces als kerkplanting lijkt het me zeer behulpzaam als er voordat door de initiatiefnemers keuzes worden gemaakt ten aanzien van een bepaalde aanpak, of het vaststellen van speerpunten, er voldoende inzicht is in hoe in cultureel, geografische en religieus opzicht de kaarten geschud zijn. Dat van te voren bekend is waar grenzen ten opzichte van de eigen cultuur en traditie gepasseerd dienen te worden ten einde de doelgroep op een passende manier te bereiken. Missiologie zoekt de grenzen op, is daarmee behulpzaam aan de theologie57 Met behulp van Spiritual Mapping kunnen de te nemen grenzen meer inzichtelijk gemaakt worden, komt er in beeld hoe de mensen in het gekozen gebied leven, denken en geloven. Op zich zou dat voor gereformeerde organisaties die vaak zorgvuldig en binnen bepaalde kaders opereren, winst kunnen betekenen voor de effectiviteit en de strategie van hun missionaire aanwezigheid. En het past binnen het contextuele en gestructureerde denken van gereformeerde organisaties.

57

M. Jansen Nederlands Dagblad november 2008

34


2.4. Zending in Nederland 2.4.1. Introductie Zending bedrijven in Nederland is hard nodig zegt Walls. Zending, vergelijkbaar met overzeese zending waarbij de nieuwe uitdaging ligt om dat te doen vanuit een minderheidspositie. Christendom, ontdaan van de macht van de meerderheid, werft, is aanwezig in een cultuur waarin het individu centraal staat. En waarin de behoefte aan religie en religieuze ervaringen wordt erkend, waarbij de christelijke levensfilosofie er één is temidden van vele. Secularisatie heeft ons in relatief korte tijd voor een nieuwe situatie geplaatst, waarin termen als Post-Christendom en Post-Modernisme aanwijzen dat onze cultuur niet langer meer diepgaand wordt beïnvloed door Christelijk gedachtegoed. Er is een einde gekomen aan alle grote verhalen, inclusief dat van het Christendom. 1) Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de gereformeerde zending binnen Nederland? 2) Hoe was de reactie op al deze ontwikkelingen? Alvorens deze vragen te behandelen, nu eerst iets over gereformeerde zendingspraktijk in Nederland en een bewust gereformeerde organisatie die zich daarmee bezig houdt. Bij de beantwoording van de twee bovenstaande vragen wordt gekeken naar een gereformeerde organisatie die zich bezig houdt met zending in ons eigen land: De vereniging voor zending in Nederland: de IZB. Deze organisatie is vergelijkbaar qua achtergrond met de Gereformeerde Zendingsbond, die zich richt op zending buiten Nederland, en die in het eerste hoofdstuk uitgebreid ter sprake is gekomen. De IZB en GZB werken heel bewust vanuit het gereformeerde gedachtegoed. Door naar een gereformeerde zendingsorganisatie te kijken met de bovenstaande vragen als leidraad kunnen er wellicht antwoorden gevonden worden op deze vragen. Met de keuze voor de IZB worden veel andere organisaties en initiatieven op dit gebied in Nederland buiten beschouwing gelaten. Dat is heel bewust gedaan: er is veel te veel wat speelt in Nederland aan missionaire activiteiten om te kunnen bespreken. Verder heeft de focus op de IZB ook te maken met de gereformeerde achtergrond. Een vergelijking met de gereformeerde GZB ligt voor de hand en sluit aan bij de hoofdvraag van de scriptie: ‘Is er voldoende geleerd van overzeese zendingservaringen Zendingsorganisaties in Nederland’?

door Gereformeerde

Het gereformeerde aspect van de IZB wordt door hen zelf als waardevol gezien. Het gaat in tijd voor het piëtisme uit, dat de GZB ook beïnvloed heeft, en is breder. Kernwoorden waaraan het gereformeerde te herkennen is, zijn de volgende. a. Katholiciteit: in de reformatie ging het om de éne algemene christelijke kerk. Calvijn wilde reformeren als ook de landvoogd er aan meewerkte. Vertaald naar nu mogen oude structuren van de gevestigde kerken volop meedoen. Hun aanwezigheid is vaak prominent zichtbaar in de steden, waar hun gebouwen de stadspleinen vaak domineren. Dat geeft mogelijkheden om missionair aanwezig te zijn in het hart van een stad b. Verkiezing. Het denken vanuit de Goddelijke verkiezing. De reformatie stamt van voor de verlichting, waarbinnen de mens centraal kwam staan. Dat laatste is zeker ook zichtbaar in de piëtistische aandachtspunten binnen de IZB waar de mens, de gelovige, in het centrum

35


staat. Denkend vanuit de mens kan uitverkiezing iets verlammends krijgen. Voluit gereformeerd is het om verkiezing te bezien vanuit God. Uiteindelijk zal Hij overwinnen, wordt heel Israël zalig, is er behoud voor de volken. In het klein: geloof of ongeloof, kerkgroei of kerkkrimp, het heeft allemaal te maken met Gods verkiezende liefde. Alles ligt in Zijn hand, voor ons is er de aanbidding van de verkiezing, en het doorgaan in vastberadenheid en vertrouwen. c. Genade. Het was de ontdekking van de Reformatie: genade als grond voor de redding. Dat geeft ontspanning. God gaf zijn Zoon voor ons, uit genade zijn we behouden. We zijn onvoorwaardelijk aanvaard. God hield van ons toen wij nog zondaars waren. Daar doet een keuze van ons niets aan af of toe.58 2.4.2. Historisch overzicht IZB Eerst een beknopt historisch overzicht van deze vereniging. 59 De IZB is opgericht in 1935, vanuit de Nederlands Hervormde Kerk. Vanaf de voltooiing van het Samen op Weg proces in 2004 werkt de IZB binnen Protestantse Kerk in Nederland. De roeping die in de jaren ’30 van de vorige eeuw tot de oprichting leidde, is niet veranderd: het Evangelie bekend maken aan mensen die vervreemd zijn van geloof en kerk. Vanuit de gereformeerde identiteit, waarover zojuist al wat is geschreven, worden mensen uitgenodigd om discipel van Jezus te worden. De motieven om tot oprichting te komen waren piëtistisch van aard, maar hadden ook te maken met volkskerk motieven. Het piëtistische was gelegen in een oprechte bezorgdheid over het zielenheil van mensen, temidden van de vrijzinnigheid en de onkerkelijkheid van bepaalde delen van Nederland. Tegelijk was er ook oog voor de (volks) kerk. Evangelisatie en werving dienden toch uit te gaan van de kerk, geplant midden onder het volk. En het was de Geest die de kerk gepland had. Door de jaren heen bleef de IZB piëtistisch. De gedachte dat de kerk een functie is van het apostolaat werd afgewezen. Het zicht op de wereld is de laatste jaren sterk gegroeid bij de IZB, evenals het besef dat een holistische benadering nodig is. Daarmee wordt bedoeld dat er meer zicht moet komen op alle verbanden waarbinnen mensen leven en handelen. Een mens is meer dan iemand die alleen in beeld is als een potentiële bekeerling. De complexe totaliteit van onze samenleving, vraagt om een benadering van mensen die daar oog voor heeft en de mens in zijn of haar totale bestaan respecteert en serieus rekening houdt met de invloed van al die verbanden, deelgebieden die samen de levens en keuzes bepalen. God heeft ook die totaliteit op het oog. Ook de gefragmenteerde sterk op het individu gerichte maatschappij van onze dagen is Gods wereld, belijdt de IZB. Tegelijkertijd veranderde de visie van de PKN. De sterke nadruk op de apostolaire functie van de kerk nuanceerde en groeide toe naar de visie van de IZB waar het vooral ging om de uitnodiging tot het heil, om de persoonlijke relatie met God, Jezus en de Geest. Het apostolaat was binnen de PKN, daarvoor binnen de hervormde kerk, sterk maatschappelijk gericht geweest, waarbij de kerk werd gezien als een functie van het apostolaat, waarbij het bekeren van mensen wat op de achtergrond was geraakt. De omstandigheden waarbinnen de IZB werkt, zijn wel sterk veranderd, zichtbaar in bijvoorbeeld de cijfers van kerkverlating. Vijf jaar voor het ontstaan van de IZB in 1930, was 86 % van alle Nederlanders lid van een kerk. Nu is dat nog 57 %. Na 1960 heeft deze daling 58

W.Dekker. Geest en cultuur. Het verlangen van de IZB naar een missionaire gemeente. Lezing gehouden 26/8/2008 Doorn 59 Met het evangelie onderweg naar mensen. Beleidsplan IZB 2006-2008

36


sterk doorgezet. Kijkend naar de achterban van IZB, vooral hervormden, zie je een soortgelijk patroon. In 1930 was 23 % van de Nederlanders lid van een Hervormde gemeente. Nu is dat nog 9%. 60 Terug naar de eerder gestelde twee vragen Ze worden behandeld door te bezien hoe de IZB met deze ontwikkelingen is omgegaan. Wat heeft deze golf van secularisatie betekent voor de IZB als organisatie en hoe reageerde de organisatie? 1) Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de gereformeerde zending, de IZB, binnen Nederland? 2) Hoe was hun reactie op al deze ontwikkelingen? 2.4.3. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de IZB? De noodzaak van een vereniging als de IZB wordt door deze ontwikkelingen bevestigd. Hun rol van toerusting aan de gemeenten op missionair gebied, zeker in de stedelijke gebieden waar de ontkerkelijking harder toesloeg dan op het platteland, werd steeds meer een noodzaak. De IZB is een organisatie die toerust. Gemeenten wakker wil maken en wakker wil houden, door ze te wijzen op de verantwoordelijkheid om missionair te zijn. Dit was en bleef de reactie van de IZB op de massale kerkverlating. De toenemende secularisatie heeft de focus van de organisatie op missionaire toerusting van gemeenten verder versterkt. Ze zijn daarin trendmakers voor hun achterban. Er is op het kantoor in Amersfoort een grote interesse in de religieuze ontwikkelingen in ons land, een hoge mate van bewustzijn van de eigen cultuur, en een sterk besef dat die cultuur, die inmiddels Postchristelijk is, ook christenen en kerken diepgaand heeft beïnvloed. 61 Dat is nog niet zo eenvoudig uit te leggen. De achterban van de IZB bestaat grotendeels uit behoudende christenen, die in veel gevallen deel uit maken van een gemeente die in ledental redelijk op peil blijft en waar ‘de zaken wel lopen.’ De bewustwording van deze gemeenten en hun individuele leden dat het tij echt is gekeerd en er vanuit een minderheidspositie moet worden gedacht, dringt maar langzaam door. De noodzaak om kerken, kerkleiding en kerkleden daarvan bewust te maken is een reactie van de IZB op de veranderde omstandigheden. Daarbij waren er in de afgelopen decennia sturende begrippen die de IZB motiveerden in hun werk. Daarin is ook iets zichtbaar van de manier waarop de seculariserende cultuur een organisatie als de IZB beïnvloedde. Er werd vanuit de IZB altijd weer gezocht naar een zo groot mogelijk relevantie van het evangelie. Zodat het landen kon in de samenleving. Ontwikkelingen in een seculariserende cultuur werden op het bureau in Amersfoort op de voet gevolgd ten einde effectief daarop in te kunnen spelen. Twee van die sturende begrippen laten duidelijk de reactie van de IZB zien op de ontwikkelingen binnen onze cultuur. Daarmee is een antwoord op de tweede vraag nu aan de orde: wat is de reactie van de IZB op deze ontwikkelingen 2.4.4. De reactie van de IZB

60 61

www.cbs.nl Centraal Bureau Statistiek Stattline Databank interview met studiesecretaris IZB ds. W. Dekker op 17/6/2008 in Amersfoort

37


a) Ga niet bij de pakken neerzitten. De meerderheidspositie is weg. Daarmee ook de macht van het getal. Dat is naast een verlies ook een kans. Het christendom ontstond in een cultuur die op veel punten kan vergeleken worden met de onze. Veel mensen die na 1960 zijn geboren, staan blanco ten opzichte van het evangelie. Het verhaal is werkelijk weer nieuw. De IZB heeft de kans gepakt in bijvoorbeeld het binnenhalen van de Alpha Cursus. 62 Een kennismakingscursus met het christelijke geloof die in de gemeenten gegeven wordt, en vanuit de Anglicaanse kerk ontwikkeld is. Wereldwijd is deze cursus goed ontvangen. Na tien maal mede een Alpha-cursus te hebben gegeven, kan ik zeggen dat zelfs in een ‘Bible Belt’ streek, waar het met de ontkerkelijking nog niet zo’n vaart lijkt te lopen, de Alpha-Cursus aan haar doel beantwoordt. Mensen de beginselen van het Christelijk geloof vertellen temidden van alle andere opties in religieus opzicht, is een zendingsactiviteit en is in sommige opzichten vergelijkbaar met overzeese zending. Regelmatig komen deelnemers aan de cursus tot geloof en worden mensen discipel van Jezus. Daarmee wordt ‘de doelstelling van de IZB tot hun eigen en tot onze vreugde bereikt’63 Dat is de éne kant van de zaak. Zoeken naar een zo groot mogelijke relevantie van het evangelie, heeft meer kanten dan het organiseren van een basiscursus over het Christelijke geloof (Alpha) en andere cursussen en het missionair bewust maken van gemeenten. Het verbale, de overdracht, ook van kennis, de nadruk op het persoonlijke staat daar vooral centraal. Maar, God handelt ook in de wereld, in onze cultuur. Betrokken op mensen en volken, die Hij al lang op het oog heeft en waar Hij mee bezig is Er is naast persoonlijke genade ook algemene genade. Zichtbaar in het goede van de schepping, in initiatieven die leiden tot heling en genezing van mens en samenleving. God heeft in de schepping de volken, de mensen op het oog. De Geest werkt ook in op onze cultuur. Door de hele wereldgeschiedenis heen heeft de Bijbelse boodschap ingang gevonden in talloze culturen. Voor dit vanuit de gereformeerde theologie opkomende aspect, heeft de IZB zeker aandacht. In de verschillende artikelen van hun studiesecretaris, ds. Wim Dekker zijn deze aandachtspunten zichtbaar64 en ook in een persoonlijk gesprek met hem bleken dit zaken te zijn die na aan het hart liggen. De reactie van de IZB op de secularisatie en de Post-Christelijke cultuur van onze tijd is dus aan de ene kant een reactie in de vorm van actie: toerusting door middel van allerlei cursussen, gesprekken met predikanten en kerkenraden en het beleggen van conferenties. Ook zendt de IZB evangelisten en missionaire predikanten uit en zorgt voor begeleiding van deze mensen ten einde het missionair elan van kerken te stimuleren. Het is daarnaast ook bezinning op wat er in onze Westerse cultuur gaande is. De overtuiging dat aan God de hele wereld, inclusief de kerk, toebehoort en dat de Geest elke cultuur kan beïnvloeden geeft daarbij een ontspannen houding. De afhankelijkheid van het werk van de Geest wordt ervaren zonder de verantwoordelijkheid en de urgentie om missionair te zijn uit het oog te verliezen. Het belangrijkste voor de IZB is het communiceren van de Bijbelse boodschap. Diaconale activiteiten zijn echter ook regelmatig onderdeel van het werk van missionaire werkers bij de IZB. Als evangelisten en predikanten door de IZB uitgezonden aan het werk gaan, blijkt diaconaat vaak als vanzelf te komen. Zeker als de activiteiten plaatsvinden in achterstandswijken, waar 62

www.alpha-cursus.nl Met het evangelie onderweg naar mensen. Beleidsplan IZB 2006-2008 64 www.izb.nl Internetartikel ‘wat is onze identiteit’ 63

38


armoedevraagstukken en sociale ongelijkheid een rol spelen binnen de dagelijkse zendingspraktijk en niet los gezien kunnen worden van de verkondigende activiteiten. Hier liggen parallellen met de trits preaching, teaching, healing die ook in het eerste hoofdstuk bij de bespreking van het werk van de GZB aandacht krijgen b) Een andere reactie van de IZB op de toenemende ontkerkelijking van Nederland is churchplanting. 2.4.5. Churchplanting In het Nederlands vertaald: Kerkplanting. Het is een tamelijk nieuw fenomeen, waar verschillende definities van worden gegeven. In het boek ‘Plant een kerk’ van Ronald van der Molen, staat de volgende omschrijving: ‘Gemeentestichting of kerkplanting is het proces waarbij christelijke gemeenten worden vermenigvuldigd door de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus, zodat: 1) Niet christenen tot geloof komen en een nieuw leven beginnen, 2) in een nieuwe geloofsgemeenschap bij elkaar worden gebracht en 3) worden toegerust om het koninkrijk van God in deze wereld te etaleren.’65 Het boek over kerkplanting, ‘Als een kerk opnieuw begint’ dat eind 2008 is verschenen, geeft de volgende omschrijving: ‘missionaire initiatieven die leiden tot kerkelijke gemeenschapsvorming66 Het missionaire is in deze omschrijvingen duidelijk. Van der Molen merkt er nog bij op, dat de verkondiging van het evangelie er ‘een opuit trekken’ is. Alle andere redenen om een nieuwe kerk te stichten, dan het verlangen om nieuwe discipelen te maken, geworteld in de opdracht van Jezus in Matheus 28, vallen volgens van der Molen buiten deze definitie. 67 De voorbeelden die van der Molen vervolgens noemt, hebben zeker te maken met het verlangen naar nieuwe gelovigen, discipelen, en die bijeen te brengen in een proces van kerkplanting.. Het zijn veelal nieuwe initiatieven op nieuwe plekken, in achterstandswijken, waar de kerk niet langer effectief present is, of op Vinexlocaties waar de kerk nog niet aanwezig is. Het startpunt om tot kerkplanting te komen is heel divers. Het begint vaak met een verlangen, opgekomen uit het signaleren van iets dat er ontbreekt in de presentie van de kerk in een bepaald gebied. Meestal een stad of een (nieuwe) woonwijk. Voorbeelden zijn Via Nova een gemeentestichting voor jonge hoger opgeleide stedelingen en Wateringse Veld waar de verlegenheid met de situatie van zoveel nieuwe bewoners, vanuit de twee plaatselijke PKN gemeenten de basis was om initiatief te nemen om tot presentie van een kerk te komen in een nieuwe woonwijk. 68 Martijn Vellekoop heeft in zijn recente onderzoek meer dan 300 gemeentestichtingsprojecten in Nederland gevonden, waarbij hij migrantenkerken, fusies of splitsingen vanuit een conflict niet heeft meegerekend. 69 Er leeft iets in Nederland. De wind steekt op. Zo omschrijft Henk de Roest dit hele proces van signaleren, verlangen, plannen maken en toegroeien naar concrete actie’s op het gebied van kerkplanting. 70 We komen in het boek dat in Nederland 65

R..van der Molen. Plant een kerk. Visie en inspiratie voor creatieve gemeente stichting..17. Ark Media 2008 G. Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek missionairegemeenschapsvorming..15Boekencentrum 2008 67 R..van der Molen. Plant een kerk. Visie en inspiratie voor creatieve gemeente stichting..17. Ark Media 2008 68 G. Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek missionairegemeenschapsvorming..136 Boekencentrum 2008 69 www.gemeentestichting.nl 70 H.de Roest. De wind steekt op. Kleine ecclesiologie van de hoop. Meinema 2005 66

39


verscheen over kerkplanting : ‘Als een kerk opnieuw begint’ tien nauwkeurige beschrijvingen tegen van dit soort nieuwe initiatieven.71 Er zijn binnen deze tien projecten veel verschillen aan te wijzen. De achtergrond van de initiatiefnemers, de verschillende kerkelijke denominaties’s die meer of minder sturend aanwezig zijn, de inhoud van de projecten: sterk verkondigend, of meer in de zin van presentie in bijvoorbeeld een achterstandswijk. Wat ze allen delen is de visie op de noodzaak van het stichten van nieuwe gemeenschappen vanuit de urgentie. Die urgentie komt op vanuit een sociaal bewustzijn aanwezig te willen zijn als christenen op een plaats die betiteld wordt als een achterstandswijk, en uit een diep verlangen om mensen te laten delen in het heil dat Jezus-Christus wil geven. Deze missionaire houding, dit missionaire verlangen van de gemeentestichters, waarbij de goede boodschap op nieuwe en creatieve wijze wordt gebracht, met veel aandacht voor de context, is aanwezig als een dragende kracht binnen deze initiatieven. Stefan Paas, lector binnen de Christelijke Hogeschool Ede en docent aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in Kampen, beschrijft achterliggende trends in een artikel in CV Koers van november 2006. 72 Samenvattend heeft hij het over twee uitkomsten van het vele onderzoek naar godsdienstige veranderingen in de laatste 20 jaar. a. De betrokkenheid bij kerken en hun activiteiten en het geloof in de God van de Bijbel nemen voortdurend af b. De mate waarin mensen zich als religieus beschouwen blijft ongeveer gelijk. Hieruit blijkt dat de kerk in onze tijd veelal opereert vanuit een minderheidspositie, ontdaan van de macht van het getal. Kerkplanters werken meestal in de stedelijke gebieden waar de secularisatie harder en meer zichtbaar heeft toegeslagen dan op het platteland. Soms bleek een stadsgemeente niet langer levensvatbaar. Getalsmatig was de gemeente zo gekrompen dat bijvoorbeeld niet meer in de ambten kon worden voorzien. Veel kerken in grote steden zijn gesloten of kregen een andere bestemming. Soms nam een gemeente het dappere besluit om een doorstart te maken. Missionair bewustzijn, het voelen van de urgentie zoals dat net al is omschreven, werd zo intens gevoeld dat het roer om ging en de gemeenschap die overbleef de bakens verzette en veranderde in een zendingskerk. In de ter hand neming van het werk lijkend op een zendingsgenootschap. Kenmerkend voor Zendingsgenootschappen is ook dat ze mensen uitzendt naar gebieden waar de kerk een randverschijnsel is. Zwak, of niet (meer) aanwezig. Dat is anders dan wat we normaal gesproken zien in de Nederlandse situatie. Betaalde krachten in de kerk werken daar waar de gemeenschap vitaal is en financieel in staat tot het onderhouden van professionals. Er mag dus wel gesproken worden van een trendbreuk, als er bij kerkplanting professionals worden uitgezonden naar plaatsen waar de kerk weinig tot geen invloed heeft en de weinige kerkleden ook niet in staat zijn om financieel hun boontjes te doppen. Wat Paas in het artikel verder signaleert is dat het debat hierover ontstaan is vanuit de kerken die zelf altijd aan de rand van het kerkelijke en maatschappelijke spectrum hebben gestaan, bijvoorbeeld de Anabaptisten. De grote volkskerken zoals de Katholieke wereldkerk of de landelijk georganiseerde PKN, denken vaak nog vanuit het centrum van de macht, vanuit de 71

G. Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek missionairegemeenschapsvorming..113 vv Boekencentrum 2008 72 S.Paas Een snufje zout. CV.Koers november 2006

40


invloed op de gemeenschap, van overwicht en aantal. Hun kerkgebouwen domineren vaak de grote pleinen van de steden, of bepalen het aanzicht van kleine dorpen. Zeker voor deze kerken is de overgang van denken vanuit de meerderheid naar de positie meer in de marge van de samenleving groot. De gevolgen hiervan komen terug bij de conclusies in het derde hoofdstuk. Voor de achterban van de IZB, een organisatie die werkt binnen zo’n grote traditionele centraal gepositioneerde kerk, is deze minderheidspositie lang niet altijd zichtbaar. Vaak zijn hun kerken, waarvan de leden ook wel de bevindelijk gereformeerden worden genoemd, nog goed gevuld en vinden er door de week vele activiteiten plaats. Zeker in de dorpen op de Veluwe of bij ons in Rijssen, is men nog gewend dat de macht van het getal groot is. Nog heel recent heeft een predikant zijn beklag gedaan in de pers, dat ook de zaken in Rijssen zijn veranderd: het zwembad open op zondag, Sinterklaas die door de burgemeester wordt verwelkomd. Hij voelt zich ontheemd. En dat is wel vaker de reactie. Moeite met het vreemdelingschap op aarde. Dat voor de gereformeerde orthodoxie wel een vertrouwd Bijbels begrip is, maar vaak nog zo uitsluitend geestelijk wordt beleefd in de erkenning dat het ‘hier beneden’ niet is. Zo’n benadering leidt niet tot missionair denken. In hoofdstuk een zie je dezelfde remmende houding onder de achterban van de gereformeerde zendingsbond ongeveer 100 jaar geleden. De IZB als toerustende organisatie organiseert veel om hun achterban te doordringen van de ernst van de situatie en een missionair bewustzijn op te wekken. Op gemeenteniveau, met kerkenraden een dag de hei op, aansprekende projecten aandragen. Grote gemeenten zonder geldzorgen kunnen mankracht en financiën leveren aan de projecten van kerkplanting in de steden. Daar bevinden zich vooral de mensen die vanaf de jaren ’60 toen de kerkverlating ook in Nederland doorzette, zonder het Christelijk geloof zijn opgegroeid. Zending bedrijven op Nederlandse bodem. Zending met sterke raakvlakken met overzeese zending. Het evangelie wordt naar een plaats gebracht waar het werkelijk nieuw en nieuws is. De vertrouwde context van thuis is weg en de vertrouwde tradities zeggen de nieuw bereikten niets. Waar bij overzeese zending ook geografisch grenzen werden genomen, naast alle culturele, religieuze- en taalgrenzen, worden er bij kerkplanting vooral grenzen gepasseerd ten opzichte van de eigen gewoonten van kerk zijn, het beleven van de eigen relatief veilige context. Voor zending naar andere continenten gold altijd dat de andere context, het volslagen onbekend zijn met de inhoud van de Bijbel, een andere aanpak rechtvaardigde. Het doorvertalen van deze notie van een breuk met de traditionele gang van zaken in een bepaalde kerk, naar kerkplanting om de hoek, valt zeker voor de traditionele kerken en hun beleidsmakers niet altijd mee. Ook daar kom ik in hoofdstuk drie op terug. Nu valt er heel veel te zeggen over kerkplanting. Voor deze scriptie is het relevant om te kijken in hoeverre kerkplanting als een missionaire ontwikkeling in onze tijd in Nederland de gereformeerde zending beïnvloed en of kerkplanting hier een eerstelijns zendingsactiviteit is. De IZB als missionaire organisatie is zeer actief in het planten van nieuwe kerken en beleeft gemeentestichting als een antwoord op kerkverlating, gezien de vele initiatieven op dit gebied. Ook de PKN intensiveert haar missionaire inspanningen, en gaat zich richten op kerkplanting, zo meldt het Nederlands Dagblad in haar editie van 10 juni 2008. Inmiddels toert de PKN door het land met een map gevuld met 30 kansrijke modellen om het missionaire werk een impuls te geven. De IZB is present tijdens deze tour en heeft door haar lange bestaan en de daarin opgebouwde expertise een bijdrage geleverd aan deze modellen.

41


Beroepskrachten worden vanuit de PKN beschikbaar gesteld om voor kortere of langere tijd aan een gemeente verbonden te worden, om het missionaire werk ter hand te nemen. Een concept dat de IZB al vele jaren hanteert. Hans van Ark, predikant in deeltijd van de snel gegroeide kerk in Wezep trekt samen met Nienke Dijkstra binnen deze toer de kar.73

2.5. Is churchplanting zending? 2.5.1. Introductie Om in de lijn van de scriptie te blijven, wordt er bij de beantwoording van de hierboven gestelde vraag, naar gekeken naar kerkplanting met een gereformeerde achtergrond. Opgezet door kerkgenootschappen die vallen onder de noemer gereformeerd. De hoofdvraag van deze scriptie bevraagt immers de gereformeerde zending. Om tot een oordeel hierover te komen worden er twee projecten van gemeentestichting bekeken die vanuit gereformeerde kerken zijn gestart: Via Nova, gemeentestichting voor hoger opgeleide jonge stedelingen in Amsterdam, 74 een project vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken, en het project Wateringse Veld 75. Een initiatief van de PKN landelijk, de plaatselijke gemeente van Wateringen, en de IZB. Op die manier is er een verbinding tussen een missionair initiatief: kerkplanting, en dat binnen een gereformeerde context. De dragende kerken achter deze initiatieven behoren immers tot de gereformeerde traditie. De bespreking van deze twee voorbeelden van kerkplanting binnen de gereformeerde context, zal zich focussen op de gereformeerde aspecten. Zijn deze terug te vinden in bijvoorbeeld de uitgangspunten en de motivatie achter deze missionaire initiatieven? Eerder dit hoofdstuk werden er in dit verband een aantal kernwoorden genoemd die nu weer kunnen dienen om te bezien of en in hoeverre er sprake is van gereformeerde kerkplanting. Deze aspecten zijn: a. de katholiciteit van de kerk. Er is één algemene christelijke kerk. Oude structuren van gevestigde kerken en het collectieve van een volkskerk mogen volop benut worden . b. Daarnaast is er de verbondenheid met het Oude Testament en Israël. De boodschap waarmee kerkplanters naar buiten treden kan voor de ontvangers helemaal nieuw zijn, maar is geworteld in een geloofstraditie met een kerkelijke uitwerking van eeuwen. Vanuit dat verleden dat de geschiedenis van Israël omvat heeft de Bijbelse boodschap in haar totaliteit bewezen binnen elke cultuur te kunnen landen en die diepgaand te kunnen kerstenen. c. Vervolgens hebben we het verkiezend denken van God. Vanuit God denken. Hij staat centraal. De reformatie van de 15de eeuw, waarin dit denken centraal ging staan, had nog geen last van de beïnvloeding vanuit de verlichting waar de mens een centrale positie kreeg.. Gods verkiezende liefde mag centraal staan. Dit derde aspect raakt aan het vierde kenmerk waaraan gereformeerde zending herkend mag worden: d. Genade. In zijn genade aanvaard God onvoorwaardelijk de mens. En dan niet de mens die zich daaraan heeft overgegeven en dat ernstig heeft gezocht, maar de mens in zijn, om het maar eens traditioneel gereformeerd uit te drukken, verloren staat van zondaar. God hield van ons, stierf voor ons, toen wij nog zondaars waren zegt Paulus in Romeinen 5:8. 73

Nederlands Dagblad. 10/6/2008 G.Noort. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. 136Boekencentrum 2008 75 D.PH.C.Looijen. Pionieren in Wateringse Veld. http://www.izb.nl/index.php?ald=671 74

42


Deze vier aspecten leg ik naast de gemeentestichting in Amsterdam (Via Nova) en het project Wateringse Veld. 2.5.2. Via Nova Amsterdam Nu eerst een beknopte omschrijving van Via Nova, de Nieuwe Weg.76 Via Nova is ontstaan in 2003 en belegt sinds 2006 wekelijkse samenkomsten. Het gaat uit van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amsterdam en heeft als doelgroep jongere hoger opgeleide Amsterdammers. De samenkomsten vinden plaats in een kerkgebouw: de voormalige roomskatholieke Vondelkerk, op zondagmiddag. De Christelijk Gereformeerde Kerken behoren tot de orthodox-gereformeerde kerken. In de reformatie (15de eeuw) en de nadere reformatie (18de eeuw) liggen hun theologische en spirituele wortels. Landelijk gezien kent het kerkgenootschap, dat ruim honderd jaar bestaat, een tamelijk grote diversiteit in spirituele beleving. De moedergemeente van Via Nova, de Amstelgemeente in Amsterdam behoort tot één van de meest vooruitstrevende gemeenten van het kerkverband. De context van de doelgroep is voor Via Nova het meest bepalend voor de inrichting van hun kerkdiensten. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben nog niet zo een lange traditie op het gebied van gemeentestichting. Pas de laatste jaren is er pionierswerk verricht in Amsterdam en Rotterdam, waar in de laatst genoemde plaats de internationale ICF gemeente kerkelijk onderdak zocht en vond bij de Christelijk gereformeerden. Via Nova is verder aangesloten bij een internationaal netwerk van de Amerikaanse Redeemer Presbyterian Church. Een internationaal netwerk uitgaande van de Redeemer Church in New York, waar veel kerkplanters, veel projecten van kerkstichting over de hele wereld bij aangesloten zijn. Nu de gereformeerde kenmerken: wat wordt ervan gezien bij Via Nova? a. De katholiciteit van de kerk: Via Nova is een kerk. Dat mag een open deur lijken, maar niet alle gemeentestichtings projecten in Nederland organiseren diensten. Er is ook bewust gekozen voor een oude kerk met de uitstraling van een echte kerk, in het huren van de RK Vondelkerk. Theologisch gezien wil Via Nova staan in de klassiek christelijke traditie zoals deze is verwoord in de Apostolische Geloofsbelijdenis. Wel probeert men deze thema’s, bijvoorbeeld geloof, bekering, vrijheid, verzoening te vertalen naar onze tijd en naar de context van de doelgroep. Op de website77 presenteert met zich als een netwerk van sociale en culturele activiteiten gericht op het welzijn van Amsterdam, met als kern van dat netwerk een betrokken geloofsgemeenschap die op zondagmiddag bij elkaar komt. Het woord kerk wordt op de site niet prominent vermeld. Men spreekt niet over kerkleden, maar over deelnemers die er in verschillende gradaties zijn. Normaal gesproken wordt binnen de gereformeerde traditie een kerk geleid door een kerkenraad. Via Nova en de Christelijke Gereformeerde moedergemeente in Amsterdam, de Amstelgemeente, hebben een gezamenlijke kerkenraad, waarvan vrouwen geen deel uit mogen maken. Het leiderschapsteam van Via Nova heeft onder gezag van de gezamenlijke kerkenraad de dagelijkse leiding. In het leiderschapsteam zijn wel vrouwen betrokken. Academisch gevormde theologen zijn parttime aan de Via Nova verbonden, Ze ontvingen hun theologische opleiding aan gereformeerde universiteiten. Vanuit deze gegevens kan 76

G.Noort Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. 136 Boekencentrum 2008 77 www.vianova-amsterdam.nl

43


geconcludeerd worden dat Via Nova onderdeel is van de ene algemene Christelijke kerk. Ze is daarbinnen een buitenbeentje, is dat zeker ook binnen het traditioneel gereformeerde verband van de Christelijke Gereformeerde kerken, die in hun liturgie hemelsbreed kunnen verschillen van de zo contextueel ingestelde liturgie, liever het programma genoemd, dat Via Nova hanteert. Die verschillen zitten echter niet in het gereformeerd belijden op zich, maar in de doorvertaling van deze begrippen naar de doelgroep. b. Hoe ziet de verbondenheid met het Oude Testament en Israël eruit? Dat is niet één, twee, drie helder. Tussen de regels door wordt wel duidelijk dat Via Nova staat op de schouders van een eeuwenlange geloofstraditie. Het verhaal, het evangelie is meestal nieuw voor de doelgroep en wordt op een nieuwe manier gecommuniceerd. De thema’s komen echter vanuit de Bijbel op. Ze staan hierboven al genoemd. Ook binnen het vele onderwijs, de cursussen, die Via Nova aanbiedt staan Bijbelse thema’s centraal. Er bestaat geen twijfel bij de leiding van Via Nova aan de zekerheid dat de Bijbel ook vandaag in staat is levens te veranderen. Er is wel een grote vrijheid in het aanbieden en het vertalen naar onze tijd van die Bijbelse boodschap. De context van de doelgroep is daarbij mede leidend. c en d. Hoe staat het met het denken vanuit God, vanuit de verkiezing, vanuit de verkiezende liefde van God, waarbij de verkiezing gedragen wordt door de genade? Misschien is dat bij Via Nova wel het moeilijkst te traceren gereformeerde thema. De doelgroep: jonge hoger opgeleide Amsterdammers staat centraal. Aan die doelgroep wordt de bijbelse boodschap verteld. Dat zal tot een keuze gaan leiden: deze boodschap gaan geloven en er vanuit gaan leven, of deze boodschap afwijzen. Dit aspect van sterke gerichtheid op de doelgroep is ook niet eenvoudig in te passen. Via Nova geeft wel aan dat ze met nederigheid en bescheidenheid naar zichzelf kijkt. God was al aan het werk in de stad, lang voordat Via Nova werd gesticht.78 Het contact met de eigen traditie wil men graag vasthouden. Daarin is iets zichtbaar van het bewustzijn dat Gods verkiezend handelen altijd vooropgaat. Problematisch daarbij blijft de sterke focus op de doelgroep. De oproep dat iedereen bij Via Nova welkom is kan bedreigd worden door deze sterke focus, die een heel bewuste keuze is, maar het gevaar in zich draagt een doel op zichzelf te worden. Een uitspraak van een jonge Amsterdamse studente illustreert dit: ‘ Er wordt zo gemikt op het academisch gevormde publiek, dat een MBO-er zich er waarschijnlijk niet thuis zal voelen, laat staan iemand die ook niet beschikt over deze intellectuele vorming.’ 79 Tegelijk valt er ook iets te zeggen voor een focus op een bepaalde doelgroep, bij Via Nova Hoog opgeleide stedelingen. Zeker binnen een grote stad als Amsterdam en daarbinnen in de cirkel waar hoog opgeleiden wonen en werken, kan een gemeente die juist deze categorie op het oog heeft in een behoefte voorzien. 2.5.3. Wateringse Veld Nu het project Wateringse Veld: een nieuwe Haagse wijk, waar 22.000 mensen wonen, en dat kerkelijk valt onder het plaatsje Wateringen.80 Daar, in die dorpsgemeente, werd de verantwoordelijkheid gevoeld het evangelie te gaan delen met die duizenden nieuwe bewoners om de hoek. De Gereformeerde kerk en de Hervormde gemeente van Wateringen 78

www.vianova-amsterdam.nl interview met Hanske Mulder student bestuurskunde Amsterdam 80 www.izb.nl Internetartikel ‘Pionieren in Wateringse Veld’ 79

44


waren op eigen initiatief begonnen om contacten te leggen met nieuwe bewoners en er werd subsidie aangevraagd bij de landelijke kerk in Utrecht. Ook kwam men bij de IZB terecht om te profiteren van haar expertise en te vragen om begeleiding. Het werd uiteindelijk een gezamenlijk project van de 2 kerkelijke gemeenten, de IZB en de afdeling binnenland van de PKN. Na een professioneel onderzoek werd in de zomer van 2006 het advies gegeven van deze nieuwe Vinex wijk een pioniersplek te maken met ‘connectivity’ als leidend begrip: brede samenwerking in de wijk. Aan de beide gemeenten in Wateringen werden pioniers gevraagd om de werkzaamheden van de aan te nemen professional te ondersteunen. Een voormalige dierenkliniek werd gekocht en het pand werd geschikt gemaakt voor wonen, werken en ontvangen. Arjen ten Brinke werd benoemd als pionier en het project, een missionaire voorpost, kreeg de naam ‘Boei 90’. Er is geen kerk in deze nieuwe wijk, wel een christelijke school die wil samenwerken. Het doel is het stichten van een nieuwe gemeente in Wateringse Veld, als een middel om het evangelie door te kunnen geven. Ook dit project heeft nadrukkelijk gerefomeerde wortels. De deelnemende kerk en de IZB zijn voluit gereformeerd. Wat is daarvan terug te vinden in dit zendingsproject? Opnieuw de vier kenmerken. a. De aansluiting bij de éne algemene Christelijke kerk: Inmiddels is de eerste dienst er geweest. Op 20 december 2008 was er een Kerstdienst in de sporthal van de wijk. Deze dienst is bijzonder goed bezocht. Andere activiteiten zijn de Youth-Alpha curus en de pijlercursus. Twee cursussen die bedoeld zijn om het christelijk geloof bekend te maken. Het woord kerk wordt bewust vermeden in de communicatie met de wijk over het werk van Boei ’90. Een kerk is een plek waar je alleen komen mag als je gelooft. Zo denken veel mensen in Wateringse Veld. Believing gaat dan in hun ogen voor belonging. Het verlangen van Arjen ten Brinke en alle vrijwilligers is dat mensen vanuit de relatie gaat denken. De relatie onderling, en de relatie met God, met Jezus. Vanuit die gedachte gaat belonging voor believing. Binnen een cursus zoals Alpha staat de persoonlijke relatie en de gemeenschap centraal. Niet de absolute waarheid van het christelijke geloof wil in eerste instantie worden overgedragen, maar de relevantie van de relaties met elkaar en met God. ‘It is real’, en van daaruit ‘it is true’. Al deze activiteiten dragen, ook al wordt het woord kerk vermeden, een sterk kerkelijk karakter, waarmee bedoeld wordt dat deze cursussen in Nederland vooral worden aangeboden door kerken, en bijdragen aan het doel: het stichten van een levensvatbare gemeente. b. Het tweede kenmerk waar het gaat om verbondenheid met het OT en Israël, waarmee ook bedoeld wordt dat de hele Bijbelse boodschap mag klinken en in staat is om binnen elke cultuur te landen, kan nog niet heel zichtbaar zijn in dit beginstadium, maar wordt volop gedeeld door de IZB. Er is iets van zichtbaar in de notie dat het evangelie niet versmald wordt tot het aanbieden van Jezus, vanuit de presentatie van een Bijbelse boodschap dat we zonder Hem verloren zijn. Mensen een gemis aanreiken en dat meteen opvullen met Jezus. Juist het denken vanuit de relatie en de gemeenschap begint bijvoorbeeld met God als Schepper die mensen schiep om in relatie mee te staan, en Die zijn schepping nog steeds zo lief heeft. Het is het vertrouwen dat de Geest werkt door het Woord. Dat raakt aan de andere kenmerken: c en d. Gods verkiezende liefde als uitgangspunt zien en daar je uit genade aan over mogen geven, levend vanuit de vergeving. Nu zal dat voor iemand die helemaal aan het begin staat

45


van de ontdekkingstocht naar het christelijke geloof niet zo maar begrepen, laat staan aanvaard worden, maar het is wel de achterliggende visie van de organisaties en mensen die het project dragen. In tegenstelling tot Via Nova heeft het project Wateringse Veld geen specifieke doelgroep op het oog. 2.5.4. Gemeenteplanters en gemeentetoetreders De Gemeenteplanters zelf geven aan dat er vanuit een diep en intens verlangen creatief wordt gezocht naar nieuwe manieren om mensen te bereiken met het evangelie. Initiatieven om tot kerkstichting te komen vinden het meest plaats in de stedelijke gebieden. Daar waar de secularisatie het meest heeft toegeslagen. Dat geldt ook voor deze beide initiatieven in Amsterdam en Wateringen. Tradities gaan op de schop, er wordt volop geëxperimenteerd en er komen mensen tot geloof Tegelijkertijd heeft het nog iets van een vooruitgeschoven post. Een initiatief van (te) weinigen. De al eerder genoemde urgentie leeft niet bij het gros van de kerkleden. 81 Een aspect dat ik tot nu niet tegenkwam in de literatuur over kerkplanting is de overtuiging dat de ander die, voor zover wij kunnen zien, God nog niet kent ook ons iets te bieden heeft. Sterker nog, we hebben de nog niet zichtbaar gelovige nodig. Dat aspect zien we terug in de ontmoeting van Jezus met de vrouw bij de put in Johannes vier. 82 Ook Jezus gaat erop uit, neemt bewust een andere weg en laat in dit Bijbelgedeelte de synagoge en de berg in Samaria liggen en zoekt een mens, een vrouw, en in haar een gemeenschap, haar dorp. Gaat daarmee op alle manieren buiten zijn boekje in de keuze voor een vrouw van buiten Israël. En Hij, Jezus, komt als iemand die iets nodig heeft: water. Een eerste levensbehoefte. Pas in tweede instantie blijkt dat het levende water dat Jezus aanbiedt het gewone water verre te boven gaat. In een artikel van de H. de Roest komt naar voren dat in veel projecten van kerkplanting daar niet zoveel zichtbaar van is. 83Er is een aanbod, men wil iets kwijt. Iets waar de kerkplanters zelf zo van ondersteboven zijn, dat ze het iedereen wel gunnen, en tegelijk er zo zorgvuldig in zijn dat ze zich zeer verdiepen in de ontvanger. De connotatie in het verhaal uit Johannes vier, dat Jezus de vrouw nodig heeft, daar ligt het begin van zijn contact met haar, mis ik in wat ik tot nu toe gelezen heb als het gaat over gemeentestichting. Misschien is de drive om te brengen, de overtuiging dat er een Woord voor de wereld is, zo groot dat er ook bij al het nadenken over de context van de ontvanger te weinig of misschien wel niet wordt stilgestaan bij wat de doelgroep toevoegt. Jezus had de vrouw nodig om water te putten, dat gaf ruimte voor een gesprek. Vervolgens had hij haar nodig om haar dorp te bereiken. De reactie is verrassend: al deze zeer ongebruikelijke, tegen de traditionele normen ingaande acties, hebben gevolgen. De gemeenschap komt tot geloof. Jezus volgen in zijn aanpak door ook dit aspect toe te voegen, zou het proberen zeer waard zijn. Tot nu toe lees ik bij de diverse projecten om tot gemeentestichting te komen, dat er veel verschillen zijn in het communiceren van de boodschap. Dat kan via een dienst op zondag waarbij het evangelie van Jezus-Christus helder verkondigd wordt, met veel aandacht voor de 81

G.Noort ‘Als een kerk opnieuw begint ’Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. 367 Boekencentrum 2008 82 Het Evangelie van Johannes. Hoofdstuk 4 :1 t/m 30 83 H..de Roest. De kerken en de sterken.. Praktisch-theologische refelcties bij drie missionaire praktijkverhalen. Artikel uit Praktische Theologie januari 2007. pag.47-64

46


context, of op een manier waarbij het meer gaat om presentie in de levens van mensen, waarbij er veel meer expliciet verkondigd wordt en het diaconale werk meer op de voorgrond treedt. Evengoed mis ik daarin nog wel het zojuist genoemde aspect, waarbij Jezus iemand tegemoet treedt met een vraag om hulp, een vraag om een persoonlijke inzet, hoe klein ook. Het lijkt wel dat Jezus zo relatiegericht is dat Hij werkelijk niet zonder een menselijke inzet of bijdrage kan en wil, zonder dat Hij van iemand een direct commitment vraagt. Zijn eerste wonder op de bruiloft in Kana, waar Jezus water in wijn veranderde, wil hij niet doen zonder dat de knechten honderden liters water hebben verzameld. Op die manier werd het ook een beetje hun wonder. Het planten van een nieuwe gemeente is wel een tamelijk eenzaam project. Een aspect van gemeentestichting in onze tijd, is verder dat er buiten het boekje wordt gegaan als het gaat om wat gebruikelijk is bij bijvoorbeeld de moedergemeente of het achterliggende kerkverband. En net zoals de reactie van de discipelen op de actie van Jezus in Johannes vier op zijn minst grote verbazing liet zien, zien we in onze tijd dat kerkplanters die niet de lijn volgen van de achterliggende traditie, soms argwanend worden bezien. Als het gaat om zending in het buitenland, waar er vaak ook wordt toegewerkt naar gemeentestichting, zit de achterban en het kerkgenootschap letterlijk op afstand en heeft men als het ware al geaccepteerd dat niet alle gewoonten zomaar kunnen worden gekopieerd. De experimentele ruimte is voor een zendeling uitgezonden naar Kenia groter, dan voor een gemeentestichter in Amsterdam. Dat gemeenteplanting een bescheiden antwoord is op secularisatie blijkt ook uit het feit dat het nieuwe gelovigen in nieuwe geloofsgemeenschappen oplevert. Tegelijkertijd doet zich een nieuw fenomeen voor dat hier alleen genoemd kan worden, maar dat niet onvermeld mag blijven. Martijn Vellekoop beschrijft in zijn onderzoek meer dan 300 projecten op het gebied van gemeentestichting en merkt daarbij op dat hij ontstane groepen of initiatieven die voortgekomen zijn uit conflicten of splitsingen niet heeft meegerekend. Maar die zijn er wel. Het zou wellicht goed zijn om dit verdrietige fenomeen ook eens te onderzoeken. 2.5.5. Kerkplanting is zending? Definities en omschrijvingen van zending hebben vaak een combinatie van verkondiging en ontwikkelingshulp of diaconaat in zich. Ze verwijzen ook naar de zendingsopdracht uit Mattheüs 28.84 Ook van der Molen heeft deze opdracht in zijn definitie van kerkplanting opgenomen.85. Daarbij is dan de verwijzing naar de derde wereld en ontwikkelingshulp niet van toepassing bij kerkplanting. Gezien de ontwikkelingen die kort beschreven zijn ten aanzien van Global Mission Movements lijkt een verwijzing naar diaconale hulpverlening of ontwikkelingssamenwerking in een definitie over zending ook niet meer zo relevant. Ook al eerder werd een herdefiniëring van begrippen als iets dat goed en nodig kan zijn genoemd. 86 Het woord zending zou ik graag op een nieuwe manier omschrijven waarbij er recht wordt gedaan aan de wereldwijde

84

Het Evangelie van Mattheüs hoofdstuk 28 : 19,20. R.van der Molen. ‘Plant een kerk’. Visie en inspiratie voor creatieve gemeentestichting.17 Arke Media 2008 86 A. Hoekman dit document, pag.2 85

47


bewegingen die zeker met gebruik van de moderne media elk land, elk volk bereiken, en weinig meer van doen hebben met éénrichtingsverkeer van bijvoorbeeld Noord naar Zuid. In de intro van deze scriptie is een definitie van zending vermeld die hier wordt herhaald: ‘Zending is de wereldwijde beweging van gezonden mensen, die in opdracht van Jezus Christus, gegeven in Mattheüs 28, op weg gaan om zijn boodschap van het Koninkrijk van God te onderwijzen, en te tonen in een levensstijl die hoort bij dat Koninkrijk.’ Kerkplanting valt voluit onder deze definitie. Kerkplanting is zending.

48


Hoofdstuk 3. Overwegingen, aanbevelingen en conclusies 3.1. Introductie Zending bedrijven overzee en zending bedrijven dichtbij. De definitie ten aanzien van zending die aan het einde van het tweede hoofdstuk wordt gegeven overkoepelt deze beide vormen van zending. In de beschrijving van de GZB die overzeese zending behartigt in het eerste hoofdstuk en van de IZB die zich bezig houdt met zending binnen onze grenzen in het tweede hoofdstuk, zijn er echter wel verschillen tussen deze beide organisaties en hun werkwijze aan te wijzen. De geschiedenis van de GZB is langer: ruim honderd jaar inmiddels. De IZB viert juni 2010 haar 75-jarig bestaan. De hoofdvraag van de scriptie stelt mede gezien de langere geschiedenis van de GZB een logische vraag: ‘Is er voldoende geleerd van overzeese zendingservaringen door Gereformeerde zendingsorganisaties in Nederland?’ 3.2. Beantwoording deelvragen Aan de hand van een aantal deelvragen wordt in dit slothoofdstuk een poging ondernomen om de hoofdvraag van de scriptie van een antwoord te voorzien en is er ruimte voor concluderende opmerkingen en voor aanbevelingen. Deze deelvragen zijn tegelijk ook criteria waarmee de hoofdvraag van een antwoord wordt voorzien. Het gaat dan om de volgende vragen/criteria: 1. Zending op andere continenten zoals besproken in het eerste hoofdstuk houdt per definitie een breuk in met veel kerkelijke tradities zoals die aanwezig zijn in het zendende land. Kan de Gereformeerde zending binnen Nederland diezelfde vertaalslag maken en de eigen tradities net zo relativeren als bij overzeese zending als het gaat om zending om de hoek? 2. Is er binnen de kerken van gereformeerde signatuur voldoende besef van de urgentie van zending binnen onze grenzen? Anders geformuleerd: Hoe ver is de omslag in denken binnen de kerk al gevorderd als het gaat om de gedachte, het besef, dat christenen, ook gereformeerde christenen, bij de minderheid behoren, en dat zending bedrijven ook in eigen land nodig is 3. Wil de Gereformeerde zending ook iets ontvangen van de doelgroep? Is de focus op preaching, teaching en healing niet te sterk geworden zodat de kerk alleen maar uitdeelt? 4. Wordt er voldoende geprofiteerd van de traditionele en zichtbare aanwezigheid van de kerk in Nederland? Daarmee wordt bedoeld dat de kerk een historisch fenomeen is dat vrijwel iedere Nederlander kent. Kerkgebouwen domineren de pleinen in de stad en hun torens zie je van ver, ook in de kleine dorpen. Die vaak eeuwenlange aanwezigheid mag kerkleiders en kerkplanters uitdagen om die zichtbaarheid en de traditie van bijvoorbeeld het beleggen van diensten uit te buiten en het gebouw dat soms 6 dagen in de week leeg staat te maken tot het hart van kerkelijke activiteiten.

49


Deze vier deelvragen komen in de volgende paragrafen successievelijk aan de orde. 3.2.1. Relativering van tradities Zending bedrijven staat gelijk aan het passeren van grenzen.87 Bij overzeese zending is dat duidelijk. Er worden landsgrenzen genomen, taal- en cultuurgrenzen, men komt vaak in een situatie terecht waarbinnen ook de religieuze overtuiging heel anders is dan men gewend was van huis uit. Zomaar in zo’n nieuwe situatie de eigen tradities van de thuissituatie hanteren als de norm, wringt. Het begrip daarvoor bij de achterban is groot. Prediking van het evangelie, in ontwikkelingslanden vaak gecombineerd met medische zorg en onderwijs, had prioriteit, maar wanneer mensen tot geloof kwamen, was er begrip voor bijvoorbeeld hun levensstijl die soms haaks stond op die van de Bijbel. Een praktisch voorbeeld is de omgang met relaties. In veel landen is het gebruikelijk dat mannen meerdere vrouwen hebben. Dit is niet de Bijbelse norm. Deze vrouwen werden echter niet weggestuurd. Hun bestaanszekerheid zou daardoor ernstig in gevaar komen en prostitutie ligt op de loer. Door Bijbels onderwijs en verbetering van de economische situatie, door het accepteren van een Bijbelse ethiek hoopten zendingsorganisaties op verandering. En ze probeerden zelf in veel opzichten een voorbeeld te zijn van een Christelijke levenswandel. Ook de erediensten zagen er bijvoorbeeld in de Afrikaanse setting heel anders uit. Zang en dans zijn een vast onderdeel. Kinderen, baby’s, alles gaat mee naar de kerk en de aanvangstijd wordt flexibel gezien. Er is ruimte om de eigen cultuur en beleving van de nieuw gelovigen een plek te geven zelfs in de eredienst. Als dat wordt doorgetrokken naar kerkplanting als een nieuwe manier van zending in Nederland, geeft dat dezelfde vragen ten aanzien van de omgang met andere soms haaks op de Bijbel staande gewoonten als bij overzeese zending. Juist als het gaat om kerkplanting binnen de Nederlandse context door behoudende kerkgenootschappen met een gereformeerde theologie, komen de vragen ten aan zien van het omgaan met eigen traditie scherp naar voren. Dezelfde grenzen moeten genomen worden. Mensen van buiten de kerk zijn niet vertrouwd met de manier waarop een traditionele gereformeerde eredienst wordt ingericht. Het huwelijk als enige vorm van samenleven tussen man en vrouw waarbinnen seksualiteit haar plaats mag hebben, geldt niet buiten de kerk. Hoe gaat een gemeente, een kerkenraad om met deze dingen? Hoe groot is de bereidheid om de eigen tradities tegen het licht te houden? Wordt de urgentiegedachte dat we als gereformeerde christenen ervan overtuigd zijn dat mensen zonder behoud door het bloed van Jezus verloren zijn, gevoeld? Wordt het als werkelijk urgent gezien om ook om de hoek het evangelie te prediken omdat daar het zendingsveld begint? Hoe missionair is de gereformeerde gezindte als de doelgroep bestaat uit bijvoorbeeld de buren in de straat? Antwoorden zijn niet zo makkelijk te geven. Gemeenten verschillen onderling sterk van elkaar. Kerk zijn in de grote stad geeft deels andere vragen dan kerk zijn op het platteland. In de grote steden wordt de secularisatie veel meer zichtbaar en wordt dus ook meer opgemerkt dan op het platteland. Binnen de gemeenten zijn de verschillen ook zichtbaar. Missionair kerk zijn kan voor een deel van een gemeente een speerpunt zijn, terwijl anderen alles het liefst bij het oude houden en bang zijn voor de veranderingen die missionair gemeente zijn met zich mee brengt. 87

Prof. Dr. M. Jansen. Artikel Nederlands Dagblad. November 2008

50


Aanbevelingen doen aan gemeenten in dit opzicht vraagt dus een grote zorgvuldigheid. Het is de uitdaging om zoveel mogelijk gemeenteleden mee te nemen in een proces van groeien naar missionair gemeente zijn. Wellicht kunnen de volgende aanbevelingen daarbij van dienst zijn. a) Bijbels onderwijs. Wat zegt de Bijbel over missionair gemeente zijn? Hoe ging dat in de vroege kerk en in de kerkgeschiedenis in z’n werk? Als deze vragen tot onderwerpen van de preken in de erediensten worden gemaakt, kunnen gemeenteleden veel leren hierover. In het boek Handelingen en in de brieven van Paulus en de andere apostelen staan veel behartenswaardige dingen over gemeentestichting.. Vanuit de moedergemeente van Jeruzalem golfde het evangelie door het Midden Oosten. Dit hele proces van vorming van nieuwe gemeenten die op hun beurt ook weer zending bedreven, Paulus en Barnabas werden vanuit AntiochiÍ, een zendingsgemeente, uitgezonden, kan gemeenten helpen in een proces van nadenken over missionair gemeente zijn. Onze tijd heeft in West-Europa veel gemeen met de situatie van de vroege kerk. Net als zij toen, zijn wij nu in de minderheid en krijgen we te maken met steeds meer mensen voor wie het evangelie onbekend is. Gemeenteleden toerusten in hoe men zich in deze zendingssituatie kan opstellen, kan een gemeente laten groeien in missionair elan. Het onderdeel hierna borduurt erop voor. b) Toerusting aan gemeenteleden. Naast het Bijbels onderwijs mag er toerusting zijn op verschillende niveaus, waarbij de eigen tradities tegen het licht gehouden mogen worden. Een kerkenraad kan de IZB uitnodigen en een dag van bezinning besteden aan missionair gemeente zijn. Binnen de gemeente kan er aantal ontmoetingen met gemeenteleden worden georganiseerd waar missionair gemeente zijn wordt uitgelegd. Dit biedt gemeenteleden de kans om actief deel te nemen aan het gesprek hierover als een vervolg op de erediensten. De kerkgeschiedenis kan ook bijdragen aan toerusting hierover. Hoe gingen bijvoorbeeld de Nadere Reformatoren met deze dingen om? Voetius, een theoloog uit de 17de eeuw heeft zich bezonnen op deze dingen en kerkplanting als een vorm van zending gezien.88 Door zo’n proces van onderwijs en toerusting kan er juist bij het traditionele deel van een gemeente vertrouwen gaan groeien, waardoor ze de hakken minder in het zand zullen zetten en zich serieus genomen en gehoord weten in een proces van toegroeien naar missionair gemeente zijn. Het benoemen van weerstanden die onder gemeenteleden leven als het gaat om missionaire gemeente zijn is belangrijk. Weerstand is een begrip dat in veranderingsprocessen waar kerken door heen gaan zichtbaar zal worden. Dit op voorhand negatief duiden kan onverstandig zijn. Weerstand is als medisch begrip waardevol en nodig en duidt kracht aan van een organisme. Deze lijn doortrekken binnen veranderingsprocessen in de kerk geeft een gezonde aandacht voor weerstand en maakt het bespreekbaar89 c) Missionair zijn in de praktijk. De bovenstaande twee punten zijn vooral theoretisch en theologisch. Het gevaar daarvan is dat het daarbij blijft. Het is goed als een gemeente door een proces van onderwijs en toerusting wordt gevormd en tegelijk iets proeft en ziet van 88

C. Tukker ea. Gij die eertijds verre waart. Een inleiding in de Gereformeerde Zendingswetenschap. 72 de Banier 1978 89 S.Stoppels. Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie. 79 Boekencentrum 2009

51


de praktijk. Dat kan door een missionaire activiteit in gang te zetten. Bijvoorbeeld een vakantiebijbelweek waar kinderen naar toe komen die niets van de Bijbel of de kerk weten, en waardoor er ook voorzichtig contact wordt gelegd met hun ouders. Het kan door het organiseren van een Alpha-cursus, waar volwassenen of bij de Youth-Alpha cursus tieners de doelgroep zijn. Het voordeel van deze activiteiten is dat veel gemeenteleden worden ingeschakeld juist in de kleine maar o zo belangrijke dingen als het koken van een maaltijd voor de Alpha deelnemers of het knutselen met een groepje kinderen tijdens een vakantiebijbelweek. Het persoonlijke contact met mensen van buiten de kerk is een goede motivator om bezig te blijven met missionaire activiteiten, en kan de relativering van de eigen tradities ondersteunen. De buitenkerkelijke onbekende, soms bedreigende persoon, heeft een gezicht gekregen. d) Gebed en geld. Niet de meest logische combinatie, maar het gebed en de financiÍle ondersteuning vallen binnen het bereik van de meeste gemeenteleden in het proces van groeiend missionair denken en handelen. Zowel de theoretische en theologische kant als de praktijk mogen ondersteund worden door gebed. De noodzaak van gebed kan de gemeente op het hart worden gelegd en worden ondersteund door gebedsbrieven en gebedsmomenten waar de missionaire activiteiten en het denkproces bij de Here-God worden gebracht. Ook gemeenteleden die door drukte of ouderdom of andere redenen niet actief mee kunnen doen, kunnen voor zo’n proces hun handen vouwen en zijn daarmee van wezenlijk belang. Gemeenten die financieel gezond zijn kunnen bewuste keuzes maken over de besteding van hun geld. Hoe hoog staan de missionaire activiteiten op het lijstje van noodzakelijke zaken bij kerkenraden? Een goedlopende plattelandsgemeente kan ook financieel iets bijdragen aan projecten van kerkplanting in de steden. Dat hoort helemaal bij zending: het uitzenden van mensen naar gebieden waar het evangelie onbekend is of onbekend is geworden. Door een uitzending vanuit een plaatselijke gemeente die (deels) financieel verantwoordelijk is voor een zendeling wordt de betrokkenheid vergroot. De anonimiteit is opgeheven en in Bijbels opzicht wordt de opdracht om het goede nieuws te prediken concreet vervuld. Dat het zendingsveld op een uurtje rijden ligt vergemakkelijkt het contact tussen de zendende gemeente en het veld en biedt allerlei mogelijkheden voor uitwisselingsprogramma’s, waarbij van elkaar geleerd kan worden en er persoonlijke contacten kunnen ontstaan. Deze deelvraag is tegelijk een van de criteria om de hoofdvraag van een antwoord te voorzien. De eerste deelvraag wordt als criterium als volgt geformuleerd: Is er voldoende geleerd van Overzeese zending als het gaat om de relativering van de eigen tradities bij zending in het eigen land? Kerkplanting is een vorm van een relatief nieuwe manier van zending bedrijven in Nederland die geschikt is om deze vraag te beantwoorden. Bovendien is er in deze scriptie al veel gezegd over kerkplanting. Daarnaast speelt deze vraag naar de relativering van de kerkelijke tradities ook in gemeenten die missionaire activiteiten ontplooien en daarmee zoekers binnen de kerkmuren krijgen die nog niet leven volgens de in de kerk gangbare

52


tradities op moreel/ethisch gebied, en hebben gemeenten die missionair willen zijn ook op andere gebieden te maken met de relativering van de eigen kerkelijke tradities, bijvoorbeeld op het gevoelige gebied van het inrichten van de zondagse eredienst. Mijns inziens is er onvoldoende geleerd van Overzeese zending als het gaat om de relativering van de eigen tradities. Door de aanbevelingen die hierboven zijn genoemd opnieuw te gebruiken in de motivering van dit criterium kan het onderbouwd worden. Bijbels onderwijs en toerusting aan gemeenteleden. De Bijbel biedt veel aanknopingpunten als het gaat om het geven van onderwijs ten aanzien van de missionaire gemeente. Via de zondagse prediking kan dat onderwijs de gemeenten bereiken. Dat gebeurt lang niet in alle gemeenten op een structurele wijze. De ontwikkeling van missionair beleid in gemeenten kan het Bijbels onderwijs en de missionaire toerusting ondersteunen door dat onderwijs bewust op te nemen in het missionaire beleid. In veel gemeenten is er geen missionair beleid op papier of is het beleid een papieren tijger, verdwenen in de la van verlegenheid of onwil. Beleidsontwikkeling op missionair gebied door een kerkenraad vindt vaak plaats zonder dat er eerst draagvlak ontwikkeld is bij gemeenteleden en aan missionaire bewustwording van die leden is gewerkt. Daarmee organiseert een kerkenraad een georganiseerde missionaire reis90 voor de gemeenteleden, die daarmee de keuze hebben om in te stappen en mee te reizen, maar niet vroegtijdig in dit proces betrokken zijn door de kerkenraad, waardoor het missionaire traject veel meer een gezamenlijke trektocht kan worden. Bij deze laatste vorm wordt er gewerkt aan draagvlak onder gemeenteleden. Een draagvlak dat de veranderingen kan dragen die zich aandienen bij de uitvoering van het missionaire beleid. Dat draagvlak binnen een gemeent is noodzakelijk omdat de veranderingen zichtbaar worden binnen de gevoelige gebieden van onder andere de inrichting van de eredienst en een ruimhartige houding ten opzichte van zoekers op moreel/ethisch gebied. Kerkenraden kunnen deze ingewikkelde problematiek voor zijn door zich vroegtijdig te bezinnen op deze concrete situaties, daarin beleidsmatige keuzes te maken en hun gemeente daarin mee te nemen in een proces van onderwijs en toerusting en open communicatie dat zich ook richt op missionaire roeping van de gemeente als geheel. In zo’n geleidelijk proces is er ruimte om de weerstanden die er binnen een gemeente altijd zijn bespreekbaar te maken en in het licht van de Bijbel te overwegen. De relativering van de eigen tradities is voor de achterban van GZB en IZB bij Overzeese zending geaccepteerd vanwege missionaire motieven. Men besefte dat er grenzen genomen moesten worden en eigen gegroeide tradities niet per definitie ook passend waren binnen andere culturen op andere continenten. Dat vanuit missionair oogpunt diezelfde relativering nodig is in de landelijke en plaatselijke situatie stuit vaak op verzet en wordt niet of nauwelijks gekoppeld aan de situatie van Overzeese zending.

90

53


3.2.2. De urgentie van zending Kerken van gereformeerde signatuur hebben meestal een zendingscommissie. Hun landelijk georganiseerde organisaties waarvan de GZB er één is, leveren de nodige informatie aan de commissies die vervolgens de zendingsprojecten bekend maken in hun plaatselijke gemeente. Er wordt geld in gezameld voor een bepaald project of voor een bepaald persoon waarmee een ontmoeting kan worden gerealiseerd. Daardoor wordt de gemeente betrokken op een concrete zendingssituatie en kent het gezicht dat daarbij hoort. In bijna alle gevallen bevinden deze projecten zich in het buitenland. Meestal op een ander continent, soms binnen Europa. De gedachte dat kerkplanting binnen de eigen grenzen ook zending is, is meestal niet sterk aanwezig. In de steden, waar de kerkverlating meer zichtbaar is dan in de dorpen, leeft het meer, maar binnen de meeste gemeenten van gereformeerde huize, waar de kerk nog aardig vol zit, is deze gedachte dat zending net zo nodig is in de eigen omgeving niet altijd in beeld. Naast de zendingscommissie hebben de meeste gemeenten ook een evangelisatiecommissie die zich richt op de eigen bevolking. De GZB en de IZB op microniveau naast elkaar functionerend in de plaatselijke gemeente. Kerkplanting is bij deze beide commissies in een gewone protestante kerk met gereformeerd gedachtegoed meestal geen item. Het kan de uitdaging van onze tijd zijn om gemeenten te gaan doordringen van de ernst van de situatie. Alleen al de PKN verliest wekelijks zoveel leden dat er twee middelgrote gemeenten verloren gaan. De gemeenten voorzien van de nodige tools om een antwoord te formuleren op deze situatie van ontkerkelijking mag ook deel uit maken van de uitdaging van groeiend bewustzijn oproepen in gemeenten. Hoe zou dat kunnen? a) Door bewustwording van de situatie en door onderwijs. Deze twee dingen worden hier samen genoemd omdat de bewustwording mede door onderwijs tot stand komt. Op verschillende manieren kan een gemeente hiermee bezig zijn. De IZB kan uitgenodigd worden om een gemeenteavond te verzorgen. Bijkomstigheid hierbij is dat alleen de mensen die hier interesse in hebben zo’n avond zullen bezoeken. De kerkenraad kan een dag besteden aan deze zaken. De IZB biedt zogenaamde ‘heisessies’ aan waarbij er diepgaand over deze dingen wordt doorgesproken en de urgentie van iets als kerkplanting, het besef dat Nederland zendingsgebied geworden is gaat groeien. De hele gemeente kan door onderwijs hierover in de zondagse diensten ook dit besef gaan ontwikkelen. b) Vanuit de Bijbel en de kerkgeschiedenis zijn er ook perioden aan te wijzen waar het christendom in de minderheid was. Hoe ging men daar toen mee om? Wat zegt de Bijbel hierover. In Handelingen wordt het proces verteld van de groei van het aantal gelovigen en het stichten van nieuwe gemeenten vanuit de moedergemeente van Jeruzalem. Nieuwe gemeenten zonden op hun beurt zendelingen uit om weer nieuwe gemeenten te planten. Paulus en Barnabas werden vanuit Antiochie de wereld in gezonden en hun core business was gemeenten stichten. Voor de moedergemeente in Jeruzalem een zaak van grote vreugde en van grote zorg. In Handelingen 15 staat het verslag van een vergadering in Jeruzalem waar leer en traditieverschillen worden behandeld. De manier waarop met deze gevoelige zaken wordt omgegaan kan vandaag als voorbeeld dienen.

54


c) Het uitzendbeleid van de jonge kerk is ook de moeite waard om in dit opzicht te bekijken. Mensen werden vanuit de centrale gemeenten zoals Jeruzalem en Antiochie uitgezonden naar gebieden waar het evangelie nog onbekend was. Dit kennen wij ook in de werkwijze van een organisatie als de GZB. Binnen ons eigen land komt dit nog maar mondjesmaat op gang. Grote levensvatbare gemeenten hebben een of meerdere fulltime dominees, soms ook meerdere HBO Theologen op de loonlijst. Zij kunnen dat financieel dragen. De zendingsgedachte dat goed opgeleide mensen worden uitgezonden naar plaatsen waar de kerk klein en kwetsbaar of niet aanwezig is binnen de eigen landsgrenzen, leeft nog niet zo sterk. Deze bijbelse noties die vanuit het Nieuwe Testament ons voorzien van een voorbeeld horen thuis in het onderwijs aan de Christelijke gemeenten die, of ze zich er nu wel of niet van bewust is, een minderheidspositie inneemt. d) Het besef van urgentie ten aanzien van binnenlandse zending kan ook groeien door het zetten van concrete stappen: Tijdens en na een periode van bewustwording en onderwijs kan een gemeente concrete stappen zetten. De zendingscommissie en de evangelisatiecommissie kunnen geĂŻntegreerd worden. Die ĂŠne commissie houdt zich dan bezig met de verspreiding van het evangelie dichtbij en ver weg. Deze commissie kan eventueel ook uitgebreid worden met iemand vanuit bijvoorbeeld een Alpha-team. Daarmee komt zending bedrijven vlak bij huis de gemeente binnen. Er wordt vanuit de praktijk ontdekt dat er zoveel mensen om ons heen zijn die de boodschap van de Bijbel niet kennen en geen idee hebben wat bijvoorbeeld een kerkdienst inhoudt. Dat ontdekken gaat veel verder dan het weten. Het massieve en al decennialange proces van secularisatie is gemeenten van gereformeerde identiteit bekend, maar men ligt er over het algemeen niet wakker van. Acceptatie, onmacht, isolatie zijn reacties van gemeenteleden. De overtuiging die er leeft dat zending urgent is, dat de kerk de uitgaande beweging moet maken, gehoorzaam aan het zendingsbevel van Jezus in Mattheus 28 wordt serieus genomen als het gaat om zending buiten onze grenzen, maar de situatie binnen onze grenzen wordt anders getaxeerd.

2)Het besef van urgentie ten aanzien van binnenlandse zending wordt als criterium als volgt gedefinieerd: Na een periode van ingrijpende secularisatie behoren gereformeerde christenen tot een kleine minderheid in Nederland. Heeft dat de urgentie om zending te bedrijven binnen het eigen land of de eigen plaats op hetzelfde niveau gebracht als bij Overzeese zending? Het Bijbelse principe dat vooral in het boek Handelingen wordt beschreven en in de brieven van de apostelen ook naar voren komt dat een gemeente per definitie missionair is, leeft onvoldoende als het gaat om zending dichtbij. Onderwijs bijvoorbeeld door de IZB in de vorm van missionaire cursussen wordt door een kleine minderheid van gemeenteleden bezocht. Meestal minder dan 10%. Deze aantallen geven aan dat er reden is tot zorg als het gaat om het missionaire draagvlak en om missionaire bewustwording in een gemeente. De Bijbelse notie om vanuit een grote gemeente met voldoende geestelijke en financiĂŤle draagkracht mensen uit te zenden naar plaatsen binnen onze landsgrenzen, voortbordurend op de traditie van uitzending gangbaar binnen Overzeese zending, wordt niet of nauwelijks gepraktiseerd. Door dit wel te doen ontstaat er een directe band in persoonlijk en financieel 55


opzicht. Bovendien wordt daarmee erkend dat de situatie in eigen land door de sterke secularisering inmiddels veel raakvlakken heeft met de situatie zoals die is bij Overzeese zending. Deze scriptie pleit ervoor om aan deze manier van zending binnen het eigen land vorm te gaan geven, en op die wijze ook te leren van inzichten opgedaan tijdens Overzeese zending. Er is nog meer te zeggen. In het eerste hoofdstuk werd het duidelijk dat de GZB de jonge kerken stimuleert om zelf zending ter hand te nemen. In Kenia ging men vanuit het gebied rond Eldoret al snel verder naar het Noorden van Kenia om daar mensen te bereiken met het evangelie. In Nederland hebben de meeste gemeenten een zendingscommissie en een evangelisatiecommissie die belast zijn met het zendingswerk vanuit de plaatselijke gemeente. Vaak trekken deze commissie gescheiden op. Als er gewerkt wordt in een gezamenlijke commissie kan er over en weer geprofiteerd worden van de inzichten in het zendingswerk en ziet de gemeente dat er raakvlakken zijn, eenheid is in het werk van zending en evangelisatie. Zending en evangelisatie worden in veel gemeenten als twee verschillende items gezien. Zending ver weg is voor de gemeente meestal iets dat vooral opduikt in de vorm van het geven van geld, soms voor ‘de grote pot’ soms aan een concreet project waar er persoonlijk contact is tussen de gemeente en het veld. Groepen jongelui gaan soms per vliegtuig richting Afrika om een kerk te bouwen of ander gemeenteopbouwwerk te doen. Ook GZB en IZB trekken niet gezamenlijk op. Het blad ‘Transmissie’ is een gemeenschappelijke uitgave van beide bonden, maar voor de achterban zijn het twee gescheiden organisaties. De IZB werkt naast ‘de grote pot’ ook met projecten waar gemeenten aan kunnen doneren. Soms is er ook contact vanuit een donerende gemeenten met een project bijvoorbeeld in een grote stad, maar ook al geeft de geringe afstand in een land als Nederland zoveel mogelijkheden om tot een intensiever en frequenter contact te komen, veel gebeurt dit nog niet. Voorzichtig verkent de IZB momenteel de mogelijkheid om een grote financieel gezonde dorpsgemeente voor een wat langere periode te koppelen aan een concreet project in een grote stad, waarbij op alle gemeenteniveaus de mogelijkheid tot uitwisseling, contact en wederzijds leren kan ontstaan. Of deze lijn in de toekomst zal worden uitgebouwd kan nu nog niet gezegd worden, maar wordt in deze scriptie wel aanbevolen. Juist om de urgentie van zending binnen de landsgrenzen te stimuleren en het proces van acceptatie, onmacht of isolement als reactie op secularisatie om te buigen in de richting van de houding die gemeenten in de achterban van GZB en IZB hebben ten opzichte van Buitenlandse zending. De missionaire uitgaande beweging van de kerk wordt met het toenemen van afstand die afgelegd moet worden naar het veld urgenter geacht. Het besef van urgentie ten opzichte van binnenlandse zending is daar niet bij gebaat. 3.2.3. Uitdelen en ontvangen Deze vraag wordt in de literatuur die voor deze scriptie is gebruikt niet opgeworpen. Als bijvoorbeeld gemeentestichters zich verdiepen in de achtergrond van hun doelgroep, dan speelt deze vraag kennelijk ook niet. De interesse in de doelgroep is meer gelegen in hun sociaal-culturele achtergrond en gericht op een zo goed mogelijke aansluiting van het evangelie bij de gekozen doelgroep. Vanuit het Nieuwe Testament valt er vanuit de manier waarop Jezus optrad nog iets anders te zeggen. Voordat Jezus overgaat tot bijvoorbeeld het genezen van mensen, stelt Hij regelmatig

56


de vraag wat die ander nodig heeft, wat de wens is.91 Deze vraag lijkt overbodig wanneer Jezus staande voor een zieke vraagt wat die persoon graag wil. Kennelijk wil Jezus dat er in de ontmoeting die Hij heeft met mensen die Hem nodig hebben, iets aanwezig is van tweerichtingsverkeer. Zelfs wanneer het volstrekt duidelijk is wat er van Hem wordt verwacht. Een voorbeeld van deze houding is zichtbaar in het eerste wonder dat Jezus verricht, het veranderen van water in wijn op de bruiloft in Kana.92 Zijn eerste wonder vindt niet plaats binnen de muren van de synagoge, maar op een feest en hij schakelt de bedienden erbij in. Er is heel wat gesleep van zware vaten aan voorafgegaan door deze knechten, voordat Jezus het water veranderde in wijn. Waarom zou Hij dat gedaan hebben? Een ander voorbeeld in een andere setting staat in Johannes 4 waar de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw wordt verteld. Die ontmoeting begint bij de nood van Jezus die dorst heeft en de vrouw nodig heeft om het water te putten. Deze vraag van Jezus naar noodzakelijke participatie van de mensen waarmee hij in aanraking komt, hoeft Hij beslist niet te stellen. Hij is de Heer, de Kurios. Hij legt de wind en de zee het zwijgen op.93 Het is een bewuste keuze van Jezus om het zo te doen. Hij zoekt naar wegen om de mensen werkelijk te betrekken bij zijn werk en zijn ideeën. Hij heeft ze nodig in zijn wens om hen te redden. Zendelingen ver weg en dichtbij hebben als belangrijkste motivatie het verlangen, de opdracht, om mensen het goede nieuws te brengen. Bij alle vrijheid in vormen en achtergrond van zendingsprojecten, is dat een duidelijke gemeenschappelijke factor.94 Het zou vanuit de notie die vanuit de aanpak van Jezus tot ons komt, de moeite waard zijn om deze vraag naar noodzakelijke participatie van de doelgroep wel mee te nemen in de omgang met deze dingen. Als een concrete aanvulling op de begrippen preaching, teaching, healing. De redenering dat de wereld behoud en redding nodig heeft en dat deze dingen gelegen zijn in het verlossend en verzoenend werk van Jezus blijft daarbij helemaal overeind. In het gesprek met de vrouw bij de put gaat het om het levende water dat Jezus wil geven om de diepste dorst van deze vrouw en van ieder die na haar dit verhaal hoort of leest te stillen. Het gesprek bij de bron loopt uit op een toestromend dorp dat door middel van het getuigenis van de vrouw geraakt is en tot geloof komt. Wat hebben zendelingen en gemeentestichters in deze tijd nodig van hun doelgroep? Wordt de vraag overwogen wat de mensen die bereikt gaan worden noodzakelijk kunnen bijdragen zodat de boodschap iets is en iets wordt dat aansluit bij wat zij kunnen bieden en wie zij zijn? Zonder meteen antwoorden voor handen te hebben, het hangt - ook in de verhalen van Jezus steeds weer samen met de eigenheid van plaats en situatie, kan het Koninkrijksdenken hierbij wel ondersteunend zijn. De daarbij passende holistische insteek bij het kijken naar mensen laat geen dualisme toe tussen ziel en lichaam, geest en materie of verkondiging en diaconaat. John Stott noemt in dit verband de sociale aanwezigheid van christenen een ‘onbeschaamde springplank’, een fuik voor evangelisatie.95 De overtuiging dat ieder mens die bereikt wordt met het evangelie, of dat nu in de vorm van preaching, teaching of healing is, ook iets 91

Het Eangelie van Markus. Hoofdstuk 10: 51 Het Evangelie van Johannes. Hoofdstuk 2 : 1-13 93 Het Evangelie van Marcus. Hoofdstk 4 : 35-41 94 G.Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming.215 Boekencentrum 2008 95 G.Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming.177 Boekencentrum 2008 92

57


wezenlijks heeft bij te dragen, nodig is als mens met eigen gaven en capaciteiten, werkt beschermend tegen deze valkuilen die Stott onder woorden brengt. Belonging mag dan werkelijk voor believing uitgaan. Immers in een proces waarbij wederzijds iets geproefd wordt van werkelijke belonging, kan er ruimte zijn om te ontdekken waar de een de ander nodig heeft. Bij de bespreking van dit punt is de vraag of binnenlandse zending iets van Overzeese zending heeft geleerd niet van toepassing. Bij het bestuderen van de literatuur voor deze scriptie werd de vraag of de gereformeerde zending ook iets ontvangen wil van de doelgroep niet opgeworpen. Vanuit de Bijbelse noties op dit punt zoals hierboven genoemd is het een aanbeveling daar in alle zendingssituaties wel naar te zoeken. 3.2.4. Zichtbaarheid van de kerk Een gemeente, behorend tot de PKN, overwoog het starten van een pastoraal/diaconaal spreekuur. In een middelgrote stad waar deze gemeente zich bevond, was het overduidelijk dat er mensen te over zijn die gebruik zouden kunnen maken van zo’n voorziening. Van huiswerkbegeleiding en kinderoppas tot pastoraal getinte gesprekken en financiële adviezen; het werd allemaal aangeboden. Een ploeg mensen stond gereed om de schouders eronder te zetten. Er waren twee kerkgebouwen beschikbaar. In de discussie die vervolgens werd gevoerd over de locatie voor zo’n spreekuur werd er nadrukkelijk gekozen om een andere locatie in de stad te huren om te vermijden dat mensen de kerkdrempel zouden moeten nemen. Dit betekende een flinke verhoging van de kosten, en de kerk bleef leeg.96 Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Het lijkt soms alsof er onder gemeenteleden en voorgangers een bepaalde gene is om naar buiten te treden met de eigenheid van de kerk, die onder andere zichtbaar is in het gebouw In het bovenstaande voorbeeld was de motivatie om voor een neutrale plek te kiezen dat de kerk door mensen van buiten de kerk bezien wordt als een achterhaald instituut. Een kerkgebouw was naar de mening van de organisatoren helemaal niet de juiste plek om zo’n spreekuur te beleggen. Ook de angst om beticht te worden van zieltjes winnen speelde een rol in de keuze voor een neutrale locatie. Als mensen eenmaal ‘binnen’ waren, zou vanzelf wel duidelijk worden dat de kerk achter dit initiatief zat. De redenering kan echter ook andersom gehouden worden. Bijvoorbeeld vanuit de missie van de kerk, of vanuit de doelgroep. De missie van de kerk is soms niet helemaal helder. De angst om de uitstraling te hebben van het winnen van zielen zit soms erg diep. Zo diep dat er weinig ruimte meer is om het verlangen om mensen te winnen voor het Koninkrijk, de kern te laten zijn van alle kerkelijke activiteiten. De motivatie om mensen te helpen is er volop. Diaconale bewustwording is ruim aanwezig. Maar: waar is de kerk? De zichtbare aanwezigheid van ook het gebouw als plek waar het gebeurt? In de literatuur, ook over kerkplanting, is dit onderwerp nauwelijks aanwezig. Bij het kerkplantingsinitiatief ‘Via Nova’ in Amsterdam is er bewust gekozen voor een oude kerk om de diensten te beleggen. Andere initiatieven beginnen met diaconale aanwezigheid en zijn nog helemaal niet bezig met een gebouw waar diensten in kunnen worden gehouden. 97 Bestaande kerkgenootschappen echter, die uitgedaagd door de sterk toenemende 96

Interview met diaken uit PKN Hoogeveen 2006 G. Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming.113-211 Boekencentrum 2008 97

58


secularisatie met nieuwe initiatieven komen, kunnen volop profiteren van hun zichtbare aanwezigheid in een plaats. Helderheid over de missie van de kerk is daarvoor wel noodzakelijk. In het genoemde voorbeeld zat daar een crux. Men wilde mensen helpen, maar de motivatie erachter was niet duidelijk verwoord. Hier ligt een aanbeveling voor gemeenten die zich hiermee bezig houden. Alvorens initiatieven uit te werken, is het nodig om stil te staan bij de redenen waarom er nieuwe initiatieven nodig zijn en wat de drive is om missionair/diaconaal aanwezig te willen zijn. Het winnen van nieuwe gelovigen mag in opdracht van Jezus zelf de diepste drive zijn, die op een creatieve wijze tot uitdrukking mag komen. Dit laatste punt raakt aan een andere vraag: de relativering van de eigen tradities. Daar is eerder dit hoofdstuk ook al iets over geschreven. Nu rest nog de vraag ten aanzien van het bereiken van de doelgroep met nieuwe initiatieven. In het hierboven genoemde voorbeeld werd daarover opgemerkt dat er drempels liggen om de kerk binnen te stappen. Daarom werd er voor een andere locatie gekozen. Is dat nodig? Een paar punten: � De kerkleiding ondersteunt het gevoel van aversie tegen de kerk als instituut dat buitenkerkelijken eventueel hebben, door voor een neutrale locatie te kiezen om activiteiten namens de kerk te ontplooien. Dat is op z’n minst niet wenselijk. Het straalt aarzeling uit ten aanzien van het belang dat kerkleden en kerkleiding hechten aan hun eigen manier van kerk willen zijn. Natuurlijk is een kerk meer dan het gebouw. Het is ook een gemeenschap. Mensen die elkaar gevonden hebben, aan elkaar zijn toevertrouwd met het doel anderen te bereiken met het evangelie van het Koninkrijk van God dat in woord en daad zichtbaar mag worden. Het gebouw mag de functie hebben die deze gedachte ondersteunt en voedt door het centrum te zijn waar het Woord klinkt en de daad wordt gepraktiseerd �

Mensen van buiten de kerk weten dat een kerk een plaats is waar mensen samen komen die een bepaalde overtuiging delen. Het kerkgebouw gebruiken om zoveel mogelijk naar buiten te treden en mensen te bereiken met verkondiging, diaconaat en pastoraat schept helderheid en duidelijkheid ten aanzien van de kernfunctie van een kerkgebouw: het samenkomen rondom het Woord. Dat Woord motiveert om diaconaal en pastoraal aanwezig te zijn rondom het gebouw. Dat het Woord bij alles wat gedaan wordt dan niet altijd de boventoon zal voeren mag duidelijk zijn.

Ten diepste mag het gaan om het winnen van mensen. In Marcus 2 vergaf Jezus de zonden van de verlamde man, alvorens hem te genezen. De genezing was als een teken van zijn macht om zonden te vergeven. Het eeuwig behoud van mensen gaat bij Jezus voor zijn diaconaat en ging toen Hij op aarde was altijd gepaard met onderwijs. De grote zendingsopdracht uit Mat. 28 gaat over de uitbreiding van het Koninkrijk van God, de oproep tot het maken van discipelen, het geven van onderwijs. Het verlangen naar uitbreiding en groei van het Koninkrijk van God mag ook voor kerken de diepste motiverende factor zijn.

We leven in een postchristelijke samenleving. Dat is niet overal even zichtbaar in Nederland, maar de cijfers wijzen op een nog steeds sterk afnemende kerkelijke betrokkenheid. Er komen dus steeds meer mensen die blanco staan ten opzichte van het

59


christelijke geloof en de kerk. De kerk als gebouw is nog wel steeds zichtbaar. Deze historische verworvenheid mag uitgebuit worden. De kerk mag ook als gebouw een ‘herberg onderweg’ worden voor ieder die een plaats van zingeving, een schuilplaats of een Godshuis zoekt. De vraag of de GZB de IZB in dit opzicht iets heeft geleerd of andersom is niet relevant. De protestante traditie kan in dit opzicht wel iets leren van de katholieke traditie. Katholieke kerken zijn vaker geopend dan protestante en zijn daarmee toegankelijker voor ieder die heel even of voor langere tijd een plek van rust, bezinning of ontmoeting zoekt.

3.3. Aanbevelingen en conclusies 3.3.1. Introductie In het eerste hoofdstuk gaat het over zending buiten onze grenzen. De Gereformeerde Zendingsbond werkt al decennialang in Kenia en dit project werd als een voorbeeld gebruikt om te bezien hoe een gereformeerde zendingsorganisatie aanwezig is en werkt vanuit die gereformeerde identiteit. Een aantal kernwoorden stuurden dit hoofdstuk en deze kernwoorden komen deels terug in het derde hoofdstuk en worden voorzien van conclusies en aanbevelingen. Voor één van deze kernbegrippen geldt dat er ook vanuit het tweede hoofdstuk nog een vraag ligt die een sterk verband houdt met een kernbegrip uit het eerste hoofdstuk. Het gaat dan om het in het eerste hoofdstuk genoemde begrip: ‘Preaching, teaching, healing. Hoe staat het met de onderlinge verhoudingen tussen deze drie zaken? Dat raakt aan de vraag die vanuit hoofdstuk twee opkomt naar de verhouding tussen de verkondiging en het apostolaat als het gaat om kerkplanting. Ook deze vraag komt terug en wordt voorzien van conclusies en aanbevelingen. De hoofdvraag van de scriptie: ‘Is er voldoende geleerd van overzeese zendingservaringen door Gereformeerde Zendingsorganisaties in Nederland klinkt nadrukkelijk door in deze beide vragen. Tot slot worden conclusies die de GZB zelf trekt aan het einde van het jubileumgedenkboek: ‘Met het Woord in de wereld’ van commentaar voorzien en worden de conclusies die ik zelf trok na het lezen van onder andere dit boek, ook becommentarieerd. Het beleidsplan dat namens de GZB is verschenen, heeft de titel ‘Uw Koninkrijk kome’ meegekregen en geldt voor de jaren 2004-2008. Bijna ongewijzigd is het Mission Statement ook in dit beleidsplan de dragende kracht. De verschillende kernwoorden die het eerste hoofdstuk hebben gestuurd, komen in deze beleidsnota regelmatig voor. Bij de conclusies en aanbevelingen die dit derde hoofdstuk bevat, zal de inhoud uit dit beleidsstuk van de GZB worden meegenomen. Kernwoorden uit hoofdstuk èèn komen hier weer terug. Het gedenkboek van de Bond dat in 2001 verscheen onder de titel: ‘Met het Woord in de wereld’, heeft ook een paar conclusies die vragen om een vervolg.98 1) De visie op het gezonden zijn van de eigen gemeente is nog steeds onderbelicht. Samenwerking met de IZB kan hiervoor heilzaam zijn

98

Dr.Th. van den End, dr H. van ’t Veld. Met het Woord in de Wereld. De Gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. 322-334 Boekencentrum 2001

60


2) Het zicht op de Oecumene kan wel wat impulsen gebruiken. Te weinig zicht daarop kan schadelijk zijn in de zin van te weinig prikkeling van het eigen gedachtegoed en schermt de GZB teveel af van de buitenwereld Andere zorgpunten, opgekomen vanuit de scriptie, zijn de volgende: 3) Zending bedrijven vanuit een continent dat zending zelf zo hard nodig heeft is een contradictio in terminis. Verdisconteren de GZB en de IZB voldoende de nieuwe ontwikkelingen die in deze scriptie besproken zijn? Concreet gaat het dan om de twee kernbegrippen uit het tweede hoofdstuk. De Global Mission Movements en Spirirtual Mapping. 4) De GZB bedrijft zending op afstand. Is de interne structuur op het kantoor in Driebergen voldoende toegesneden op het ondersteunen van de werkers in het veld? ‘We hebben kritiek van buiten nodig om van binnen te kunnen groeien’ Deze zin is een citaat uit een mail vanuit het GZB kantoor in Driebergen. Met de intentie om op een positieve manier iets bij te dragen aan het zendingswerk zijn deze conclusies en aanbevelingen uit dit slothoofdstuk bedoeld.

3.3.2. Visie op de gezonden gemeente Als het bij deze conclusies en aanbevelingen over de gemeente gaat, worden daar nadrukkelijk gemeenten bedoeld die gezamenlijk de achterban vormen van GZB en IZB. Voornamelijk de Hervormd Gereformeerden, meestal behorend bij de PKN Deze opmerking, dat de visie op de gezonden gemeente onderbelicht is en dat samenwerking met de IZB hiervoor heilzaam kan zijn, die de GZB in 2001 van dr. P.J. Visser meekreeg in hun jubileumbundel99 ligt dicht bij een ander uitgangspunt van de GZB: kerkelijke zending functioneert bij de GZB binnen de structuur van een vereniging. Er was en is bewust voor deze variant gekozen, maar het wordt in de jubileumbundel omschreven als een dilemma. Dat dilemma is dan gelegen in het feit dat de GZB in de keuze voor deze structuur het gereformeerd belijden heeft laten prevaleren boven het belijden dat zending een taak is van de kerk, van de plaatselijke gemeente. Het valt buiten de kaders van deze scriptie om in organisatorisch en financieel opzicht de gevolgen van een andere keuze, die van het prevaleren van kerkelijke zending, te overzien. Die zullen ongetwijfeld groot zijn voor de GZB. Er valt Bijbels theologisch wel iets over te zeggen om een proces van bezinning hierop te stimuleren. De Bijbelse visie op de gezonden gemeente kan daarbij zowel voor de GZB als de IZB behulpzaam zijn. Een aantal aandachtspunten: Uitzending van zendelingen vindt in het Nieuwe Testament altijd plaats vanuit een plaatselijke gemeente. Die gang van zaken was gebaseerd op de Joodse gewoonte van het

99

Dr. Th.van den End en Dr. H van ’t Veld. Met het Woord in de wereld. De GZB van 1901-2001. 330 Boekencentrum 2001

61


zenden met volmacht, en kwam op uit het Joodse privaatrecht.100 de gezondene kon optreden met volmacht vanuit de zender of vanuit het college, zoals bijvoorbeeld het Sanhedrin. Zij zonden regelmatig mensen uit om de Joden in de verstrooiing op de hoogte te brengen van besluiten in Jeruzalem. Zo’n uitzending vond plaats onder handoplegging. Daar borduurt het patroon van uitzendingen in de vroege kerk op voort. In Hand. 13:1-3 en in Hand. 15 : 40 komen deze dingen aan het licht. De uitzendende gemeente had veel belangstelling voor het werk van bijvoorbeeld Paulus, zichtbaar in teksten als Fil 1:12 en Kol. 4 :7-10. De voortgang van het evangelie was troostend voor de uitzendende gemeente en de nieuwe gestichte gemeenten, die soms zelf te lijden had onder vervolgingen. Zie 2 Tes. 1:4, Kol 1 : 3-8 en vanaf : 24. De persoonlijk band met de zendelingen droeg daar ongetwijfeld aan bij. Zending werd door de gemeente ervaren als een kerntaak. Als we dit doortrekken naar vandaag zien we dat de praktijk van het uitzenden van mensen door de GZB ook plaatsvindt vanuit de plaatselijke gemeente. De GZB is verantwoordelijk of mede verantwoordelijk -wanneer de uitzending door meerdere organisatie wordt gedragen - voor de salariÍring en de arbeidsvoorwaarden.101 De IZB stelt regelmatig missionaire werkers aan in bestaande gemeenten of op pioniersplekken en is als organisatie (deels) verantwoordelijk voor hun salaris en zorgt voor begeleiding. Een gegeven blijft dat deze bijbelse manier van uitzenden lang niet vanuit alle gemeenten die de GZB en IZB steunen plaatsvindt. Deze gemeenten missen dus die directe band met een zendingswerker en de daarmee gegeven verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld gebed en structurele financiÍle ondersteuning. Het blijft dan al gauw bij het geven van geld in de collecte. Dat is jammer. De gemeenten daarin werkelijk een stuk verantwoordelijkheid geven zowel in financieel opzicht alsmede door gebed vergroot de betrokkenheid bij zending. Nu wordt zending niet altijd ervaren als een kerntaak. Wellicht wel op papier en door leden van een zendingscommissie, maar niet in de praktijk van het gemeenteleven. Op dit gebied valt nog veel te winnen. Een verdieping in Bijbelse noties ten aanzien van de gemeente en haar houding ten opzichte van haar zendingstaak aan de hand van de vroege kerk kan richtinggevend zijn voor onze tijd. Wat zijn de kenmerken van een gemeente die gericht is op zending? a. De zendende gemeente is een biddende gemeente. Paulus vraagt dringend om gebed voor zijn werk en voor zijn bescherming aan de gemeente in Rome. in Rom. 15 : 30 en in Efeze 6 vanaf vers 18. Onmiddellijk na dit vers geeft Paulus aan dat Tychikus de gemeente zal gaan bezoeken om de vertellen over het zendingswerk. Dat zal de gemeente moed geven, weet Paulus. Het bidden blijkt dus duidelijk verbonden te zijn met het grote belang dat de gemeenten hechten aan het zendingswerk in het algemeen, en aan de persoonlijke verbondenheid aan Paulus en de andere zendingswerkers. Juist de persoonlijke verbondenheid, stimuleerde het gebed voor de zendingswerkers en hun werk. Deze aanbevelingen gelden ook ten aanzien van de beide hierop volgende karakteristieken van de gemeente: de gemeente geeft en getuigt.

100

Prof.Dr. J.P.Versteeg. Gij die eertijds verre waart. Een inleiding tot de Gereformeerde Zendingswetenschap. 49 de Banier 1978. 101 Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008

62


b. De zendende gemeente is een gevende gemeente. De zendingswerkers en het zendingswerk hebben naast gebed ook financiële ondersteuning nodig. Paulus vraagt aan de gemeente in Rome of ze hem financieel willen voorthelpen, zodat hij het geld dat hij in Macedonië en Achaje heeft opgehaald voor de armlastige gemeente van Jeruzalem, daar ook daadwerkelijk kan afleveren. Een soortgelijk verzoek doet hij ook aan de gemeente van Korinthe in 1 Kor. 16 : 6. De gemeente van Filippi wordt door Paulus bedankt voor de geldelijke ondersteuning die ze hem meerdere malen hebben bewezen. Ze hadden hem tijdens zijn werk in Tessalonica financieel gesteund. Het zal hen tot zegen zijn, weet Paulus. Hij had tijdens zijn werk in Tessalonica ook zelf geld verdiend om niemand tot last te zijn. Hij benoemt dat in zijn brief aan hen. 1 Tes. 2: 6 vv. In de gemeente van Korinthe ging het anders dan in Filippi. Paulus heeft andere gemeenten geplunderd om daar zijn werk te kunnen doen. De ene gemeente is de andere blijkbaar niet en Paulus heeft zijn werk als tentenmaker regelmatig hard nodig gehad om zijn verkondigende werk te kunnen uitvoeren. Dat maakt hem naar de gemeente van Korinthe scherp van toon. 2 Kor. 11 vanaf vers 5 laten dat duidelijk zien. ‘De arbeider is zijn loon waard’ zegt Paulus in dit verband in 1 Tim 5 : 18. De financiële verantwoordelijkheid voor het zendingswerk ligt bij de GZB. Er is in Driebergen zeker een ontwikkeling te zien die gemeenten het gevoel geeft dat doneren niet meer alleen iets in de ‘grote pot’ stoppen is. Er kan gekozen worden om een bepaald project gericht te steunen. Datzelfde geldt ook voor de IZB. Financiële verantwoordelijkheid van een gemeente gaat nog een stap verder. In onze eigen gemeente is merkbaar dat wanneer er een persoonlijke oproep wordt gedaan om steun, soms ook door iemand die uitgezonden is als geloofszendeling de verantwoordelijkheid sterker wordt gevoeld en het geefgedrag positief wordt beïnvloed. De GZB zou daarvan kunnen profiteren en op een voorzichtige manier stappen kunnen zetten naar een grotere financiële verantwoordelijkheid voor een plaatselijke gemeente. c. De zendende gemeente is een getuigende gemeente. Jezus zegt in de Evangeliën dat ieder mens die hem belijdt voor anderen door Jezus Zelf zal beleden worden voor God de Vader in de hemel. Matth. 10 : 32 en Luk. 12 : 8. Na de vervolgingen in de gemeente van Jeruzalem waar Stefanus en Jacobus de dood bij vonden, wordt de gemeente verstrooid. In de plaatsen waar ze een goed heenkomen zocht wordt echter onmiddellijk het verkondigende werk opgepakt. Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. In Hand. 11 zijn Fenicië, Cyprus en Antiochie al bereikt. Ook in de brieven van Paulus wordt zichtbaar hoe snel het evangelie zich verspreidt. Te snel om alleen aan Paulus en zijn naaste medewerkers te kunnen toeschrijven. Als Paulus het heeft over de geestelijke wapenrusting zegt hij in Efeze 6 dat een christen zijn voeten moet schoeien met de bereidheid van het evangelie. Hij ontleent de meeste beelden van de wapenrusting aan een profetie van Jesaja. In Jesaja 52 : 7 staat: ‘Hoe liefelijk zijn de voeten van wie het goede boodschapt. De al eerder in positieve bewoordingen genoemde gemeente van Filippi blijkt ook een getuigende gemeente te zijn. Vanaf het moment dat zij de boodschap horen, geven ze die door. Fil 1 : 5 maakt dat duidelijk. Misschien was de aanwezigheid van Lydia, de rijke zakenvrouw die zelf zo was geraakt door de boodschap van het evangelie, een belangrijke factor hierin. De brief aan de Kolossenzen bevat een aantal aanwijzingen hoe te getuigen. Niet zouteloos, goed voorbereid. Paulus roept niet op om te getuigen, maar geeft alleen een

63


aantal adviezen hoe dat te doen. Kol 4 : 5 en 6. Getuigen was in zijn ogen iets vanzelfsprekends. Als deze gedachte doorgetrokken wordt naar vandaag is er heel veel te doen. Het zou niet eerlijk zijn om alleen de GZB en de IZB als organisaties in dit opzicht aan te spreken. De trieste constatering dat veel gemeenten nog maar zo weinig beantwoorden aan het profiel van een getuigende gemeente heeft zoveel oorzaken dat er een scriptie of dissertatie voor nodig zou zijn om de wortels daarvan bloot te leggen. Vanuit de invalshoek van deze scriptie een paar dingen die raken aan de zendingsgedachte. Er zijn factoren aan te wijzen waarom het getuigende aspect binnen gemeenten nog te weinig aan het licht komt. Bijvoorbeeld de theologische achtergrond van de Hervormd Gereformeerden. Al ten tijde van de oprichting van de GZB, ruim honderd jaar geleden, was de lijdelijke en afwachtende houding een belemmering om te komen tot de oprichting van een eigen zendingsgenootschap.102 Het was toen een zaak van enkelingen. Men was zo bezig met persoonlijke heilszekerheid dat het heil van anderen buiten beeld was geraakt. Zonder volledig te willen zijn, zijn zowel piëtistische invloeden als de kenmerkenleer van vooral de nadere reformatie die beiden het persoonlijke heil centraal stelden binnen de theologie en binnen de prediking, daar debet aan. Men was druk om de eigen gemoedsgesteldheid, de eigen beleving en bevinding naast de piëtistische leer en de uitspraken van de nadere reformatoren te leggen, ten einde tot een persoonlijke toeeigening van het heil te komen. Het komen tot een persoonlijke, individuele heilszekerheid was vaak een levenslange worsteling, waardoor het zicht op de verantwoordelijkheid om het goede nieuws aan anderen te vertellen buiten het gezichtsveld bleef. Inmiddels zijn we ruim honderd jaar verder en is binnen veel gemeenten deze houding grotendeels verdwenen. Er is niet altijd een missionaire houding of theologie voor in de plaats gekomen. Nog steeds zijn veel gemeenten naar binnen gericht, bezig met vraag hoe de eigen traditie past binnen de zo sterk veranderende omgeving. Gemeenten proberen een antwoord te zoeken op vragen die de buitenwereld opwerpt aan de traditie en de leer. Dit zijn interne processen. Daarnaast is er een sterke individualisering zichtbaar in de maatschappij die zijn weerslag heeft op de kerk. Meestal geen individuele persoonlijk worsteling meer om tot heilszekerheid te komen, maar wel een evenzo individuele gerichtheid op het eigen welbevinden, het eigen ‘goede gevoel’ dat we ook graag binnen de kerk ervaren. Opnieuw een intern proces waarbij het individu centraal staat en waarbij ook de kerkleiding, de theologen in werden meegenomen op gemeenteniveau. Er was weinig ruimte voor het doordenken van de gereformeerde missiologie binnen een seculariserende samenleving. Als oorzaak valt daarvoor mede het Samen Op Weg proces aan te wijzen dat in 2004 heeft geresulteerd in een fusie tussen hervormden, gereformeerden en lutheranen. Ook dit proces, vooral een proces van theologen, was sterk naar binnen gericht. Binnen deze context is het moeilijk voor organisaties als GZB en IZB om te werken aan een groeiend missionair bewustzijn in de gemeenten. De theologische doordenking van zending binnen onze westerse cultuur, die in de afgelopen decennia een sterke krimp liet zien van de kerk, kreeg door al deze dingen weinig impulsen. 102

Dr. Th van den End en Dr. H. van ’t Veld. Met het Woord in de wereld. De GZB van 1901-2001. 31 Boekencentrum 2001

64


De laatste jaren laten een kentering zien. Er verschijnt theologisch veel missionair werk, het besef van het behoren tot de minderheid gaat doordringen en er zijn veel initiatieven op het gebied van kerkplanting. Getuigen als kerntaak van de gemeente lijkt weer voorzichtig aan kracht te winnen. d. De zendende gemeente heeft een christelijke levenswandel. Ze onderstreept haar getuigenis door haar levenswandel. Rom 12 : 17 en 18 en Fil 4 : 5 wijzen de gemeenteleden erop dat het belangrijk is het goede voor te hebben met iedereen en vrede te houden voorzover het van de gelovigen afhangt. Dingen doen die goed en nuttig zijn voor de gemeenschap, dat zijn goede werken waar Paulus Titus toe oproept in Tit. 3 : 8. In 1 Petr.2 : 12 wordt een verband gelegd tussen het doen van goede werken en een eerlijke levenswandel en de reactie van buitenstaanders hierop. Het zou roddelpraatjes over christenen, de intolerantie ten aanzien van het christelijk geloof in bepaalde media, kunnen weerstaan en mensen tot erkenning van Gods grootheid brengen. Als gelovigen zich sieren met een goede levenswandel, komt daarin de betekenis van het evangelie uit de verf. De daad draagt in dit opzicht het woord. Als deze noties worden doorvertaald naar de hedendaagse situatie valt het accent op de plaatselijke gemeente als een plek van waaruit zending gestalte mag krijgen. Deze doorvertaling kan nog verder ontwikkeld worden dan nu het geval is. GZB en IZB kunnen dit proces stimuleren. Al in 2001 wordt er in de jubileumbundel van de GZB gezegd: de visie op het gezonden zijn van de gemeente is nog steeds onderbelicht; daaraan moet samen met de IZB gewerkt worden. Een zendingstheologie die voortborduurt op de gedachte van het Koninkrijk van God, kan samenwerking tussen GZB en IZB en het denken vanuit de plaatselijke gemeente ondersteunen. John Stott 103 ontwikkelde zo’n theologie die niet het Koninkrijk van God, maar zending ziet als het totaalgebeuren van Gods handelen in en met deze wereld. In een toenemend gezamenlijk optrekken van GZB en IZB waar over en weer geprofiteerd kan worden van elkaars expertise en gedachtegoed, wordt ook iets zichtbaar van de urgentiegedachte. Het geeft de mogelijkheid om de achterban te prikkelen om meer missionair te gaan denken. De doordenking van de gereformeerde zendingstheologie gaf in 1978 Professor .Graafland het volgende in waarbij de rol van de plaatselijke gemeente groot is: 104 1. Het Koninkrijk van God realiseert zich de verkondiging van het totale evangelie met woord en daad aan de gehele mensheid. 2. Het Koninkrijk van God realiseert zich op de wijze van de gemeente. 3. Zending is een uitbreiding van de kerk 4. De gemeente is het centrum: ontvangster en draagster van het heil dat uitwaaiert 5. Het belijden is het fundament van het apostolaat 6. Gemeenten en theologie moeten zendingsbewust zijn 7. Gereformeerde zendingswetenschap wil de hele Bijbel onverkort doorgeven, zodat het aankomt bij de mens. Daarvoor is de Geest nodig. Maar de Geest werkt middelijk. 103

G.Noort ea. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. 177 Boekencentrum 104 C.G.Graafland. Gij die eertijds verre waart. Een inleiding in de Gereformeerde zendingstheologie. 112vv de Banier 1978

65


Daarom is er zendingstheologie nodig, hermeneutiek, dogmatiek, bezinning op de belijdenis, het meewegen van accenten vanuit de sociale wetenschappen. 8. Overzeese zending mag nooit een alibi zijn voor armoede en werving in het eigen land GZB en IZB zullen als gereformeerde organisaties weinig moeite hebben met het onderschrijven van deze stellingen. Ze zullen echter vanuit hun beider achtergrond en specialisatie niet met elk van deze 8 punten evenveel hebben. Maar in gezamenlijkheid ligt hun kracht om de urgentie van zending in onze tijd en cultuur des te klemmender en eensgezind de gemeenten binnen te brengen. 3.3.3. De oecumene Deze conclusie uit de jubileumbundel dateert uit 2001. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en vanuit het beleidsplan van de GZB lijkt er een groeiende belangstelling bij de GZB voor contacten buitenshuis. In het eerste hoofdstuk waar het zendingswerk in Kenia wordt beschreven, is zichtbaar dat een paar decennia geleden samenwerking met andere zendingsorganisaties bij het uitbreiden van zendingswerk naar Turkana/Pokot resoluut werd afgewezen. Samenwerking met andere hulpverleningsorganisaties is er al lang. In gezamenlijkheid vinden er uitzendingen plaats en wordt het werk betaald. Nu ligt dat als het gaat om verkondigend werk gevoeliger, maar ook daar is de openheid gegroeid. In zendingssituaties kiest de GZB nadrukkelijk voor samenwerking met een locale kerk. Dat zal een kerk zijn waarmee men zich geestelijk en theologisch verbonden weet. Het is voor de GZB zeer wezenlijk dat het verkondigende en toerustende werk plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de kerk ter plaatse. In de beleidsnota van de Bond: ‘Heel de wereld’ (1998-2002) komt dat expliciet aan de orde. Principiële gelijkwaardigheid, samenwerking, een dienstbare opstelling: de bond is overtuigd van niet alleen de pragmatische, maar ook van de Bijbelse noodzaak hiertoe. Dat geeft ruimte aan de oecumene. Er zijn voor zo’n samenwerking immers diepgaande gesprekken nodig en de ondersteuning die de zendingswerkers leveren aan een plaatselijke kerk is er op gericht om het gereformeerde gedachtegoed stevig te laten wortelen in de kerk waar ze dienstbaar aan zijn. Dit werk, dat de GZB ziet als assistentie aan een locale kerk, is wel altijd tijdelijk. De GZB speelt hiermee in op de behoefte van gedreven jongeren die zich melden bij de Bond om een aantal jaren te besteden in missionair werk. Tegelijk geeft dat proces van assistentie en verregaande samenwerking, van de beleving van spirituele oecumene ook spanning. De verbondenheid en de beleving van werkelijke spirituele oecumene kan er zijn, maar tegelijkertijd is er de ongelijkheid in theologische kennis, de ongewilde superioriteit, de feitelijke hogere levensstandaard, de andere financiële status die de zendingswerkers onvermijdelijke met zich meedragen. Dat geeft onmiskenbaar spanning in de onderlinge verhoudingen. De plaatselijke kerk heeft namelijk wel de leiding en wil ook van de vaak financiële bijeffecten profiteren. Dat proces speelt zich af binnen de dagelijkse praktijk van het verkondigende zendingswerk overzee en is voor de Bond die toch op afstand zit soms moeilijk in te schatten. De mogelijkheden die gegeven zijn met geldelijke middelen zijn op die wijze soms een blok aan het been van een zendingswerker. In Mozambique kwam dit proces aan het licht na de tijd van oorlog waarin de zending zich noodgedwongen terug moest trekken. Het werk bleek in die moeilijke jaren wel degelijk door de locale kerk voortgezet te zijn. De kerk was gegroeid. Met de terugkomst van de zendingsarbeiders kwam er ook iets van afhankelijkheid in de

66


opstelling van de locale kerk, de eigen verantwoordelijkheid voor zendingswerk, de drive om erop uit te trekken lijkt te lijden onder de komst van overzeese zendingswerkers. Dit is niet verwijtbaar bedoeld, maar constaterend en vraagt verdere overdenking. Hoe kan een organisatie als de GZB het verkondigende en toerustende werk volop ter hand nemen zonder dat ongewenste bijeffecten in bijvoorbeeld financieel opzicht het zendingswerk belemmeren? Hoe krijgt de geestelijke oecumene de kans op te bloeien zonder dat afhankelijkheidsgevoelens in welk opzicht dan ook bij de plaatselijke kerk een rol gaan spelen? Gelijkwaardigheid tussen partnerkerken blijkt hardnekkig verstoord te worden door allerlei ongelijkheid die zoveel mogelijk geĂŤlimineerd dient te worden ten einde het verkondigende en toerustende werk niet te verstoren. Spirituele oecumene lijkt te lijden onder dit proces. Er valt ook nog wel iets te zeggen over de beleving van de oecumene dichter bij huis. De GZB is een organisatie met een duidelijk profiel. De gereformeerde identiteit is voelbaar aanwezig op kantoor en voor de mensen daar is het een uitdaging om die identiteit uit te dragen naar hun medewerkers en hun partners. Dat gebeurt volop en in grote openheid met buitenlandse partnerkerken. Hoe gaat dat binnen de Nederlandse situatie? De GZB is ook na de fusie in 2004 toen de PKN een feit werd, geen kerkelijke organisatie geworden die rechtstreeks onder de synode valt, maar heeft nog steeds de uitzonderingspositie behouden. 105 De wens om zelfstandig te blijven heeft te maken met de nadruk die de GZB legt op het eigen gereformeerde gedachtegoed, en met de achtergrond van de achterban, de bevindelijk gereformeerden. Ze willen graag het zendingsorgaan blijven van deze gemeenten en hen begeleiden in hun missionaire opdracht. Voor participatie in overleg met andere zendingsorganen van de PKN staat de GZB open. Een voorzichtige benadering. In een overgangssituatie na een kerkfusie valt dat overigens te begrijpen De contacten met andere gereformeerde kerkelijke zendingsorganisaties zijn goed en soms intensief, bijvoorbeeld met de Christelijke Gereformeerde zending. De contacten met de IZB, die als zendingsorganisatie dienstbaar is aan de binnenlandse zending, zijn minder intensief dan op grond van de gelijkheid zichtbaar in de gezamenlijke achterban en gereformeerde identiteit, verwacht zou worden. Ds. Snoei zegt in de jubileumbundel uit 2001 dat de visie op het gezonden zijn van de gemeente onderbelicht is en dat in samenwerking met de IZB aan verbetering gewerkt dient te worden. In het beleidsplan 2004-2008 van de GZB komt de IZB meerdere malen ter sprake als het om samenwerking gaat, bijvoorbeeld in de Nederlandse situatie rondom migrantenkerken of zending in eigen land. De principiĂŤle eenheid in zendingswerk tussen binnenlandse en buitenlandse zending wordt volmondig erkend, maar is niet zichtbaar in een toegenomen samenwerking met de organisatie waarbij de geestelijke oecumene er volop is. Wederkerigheid en samenwerking dienen concreet te worden ingevuld.106 Daarbij noemt het jaarverslag van de GZB waar dit citaat uitkomt, de weerbarstigheid van mensen en structuren als iets dat belemmerend werkt. Bij het onderdeel van de scriptie over kerkplanting werd duidelijk dat die weerbarstigheid, voor dat onderwerp vooral gelegen in de omgang met tradities, dicht bij huis moeilijker en manifester is dan wanneer de partners op grote afstand verblijven. Hier ligt zeker een uitdaging voor de GZB en IZB om de daad bij het woord te voegen.

105 106

Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008 Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008

67


Concluderend kan gezegd worden dat er veel oecumenische contacten zijn, dat ze ook bewust gezocht worden door de bond. Dat ze in de bewuste keuze om verantwoordelijkheid te leggen bij locale kerken overzee ook functioneren, maar dat de weerbarstigheid hiertegen ver weg en dichtbij groot is. Een sterke urgentiegedachte dat evangelieverkondiging in een tijd van secularisatie broodnodig is, kan deze weerbarstigheid te lijf gaan. 3.3.4. Nieuwe ontwikkelingen De GZB opereert als organisatie vooral buiten Europa. In de eerste decennia van het bestaan van de bond werd Nederland niet ervaren als een gebied waar zending erg nodig was. In 1935 werd de IZB opgericht. Zij zagen de noodzaak voor evangelieverkondiging binnen onze grenzen. In de afgelopen decennia nam het aantal gelovigen sterk af, en ontstonden er door toegenomen migratie kerken en gemeenten in Nederland waarvan de leden voornamelijk van buiten onze grenzen afkomstig zijn. Nederland werd een zendingsland, mensen kwamen van overzee voor missionair werk. De veranderende bewegingen op het gebied van de zending van bijvoorbeeld vanuit het Zuiden van de wereld naar Europa en naar Nederland, heeft de GZB nauwelijks beïnvloed. In het beleidsplan 2004-2008 wordt er iets gezegd over allochtone kerken. Het begrip wederkerigheid valt en daarbij wordt de vraag gesteld: citaat: ‘Zouden de allochtone kerken hier, met hun kennis van en visie op onze samenleving, ons kunnen helpen bij het terugvertalen naar onze eigen context?’107 Een bemoedigend begin, want er wordt ook nog opgemerkt dat er een gezamenlijke missionaire opdracht is. Samen onderzoeken hoe aan die gezamenlijke opdracht vorm te geven, daar staat de GZB voor open. Het valt aan te bevelen om dit wat breder uit te werken waarbij er ook bewust gekeken wordt naar de theologische accenten die vanuit andere delen van de wereld in bijvoorbeeld de allochtone kerken naar ons toekomen. In het eerste hoofdstuk van deze scriptie worden daar dingen over opgemerkt als het gaat over de theologie van het lijden en de omgang met kwade machten. Naast praktische samenwerking waarbij er over en weer geprofiteerd kan worden van elkaars netwerk, mag er ook een proces van gezamenlijke theologische doordenking op gang komen. In 2006 verscheen er een omvangrijke Afrikaans Bijbelverklaring die uitsluitend door Afrikaanse theologen is geschreven.108 De GZB die zoveel banden en contacten heeft met Afrikaanse kerken kan ongetwijfeld profiteren van de inzichten van de Afrikaanse theologen die hun eigen context meenamen in bijvoorbeeld deze bijbelverklaring. Recent is de vacature bij de GZB voor een regiocoördinator Europa vervuld door een toeruster van de IZB. 109 Die zal ongetwijfeld inzichten en contacten opgedaan in het missionaire toerustingswerk binnen Nederland, meenemen in zijn werk voor de GZB. Door dit soort ontwikkelingen zal het zicht bij de GZB op de veranderde zendingsbewegingen over onze wereld toenemen. Door deze te erkennen en zich er verder in te verdiepen kan de GZB profiteren van de inzichten die ook theologisch door deze zendingsbewegingen Nederland binnen komen.

107

Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008 Tokunboh Adeyemo ea. Africa Bible Commentary Zondervan 2006 109 Alle Volken. Informatieblad van de GZB. mei 2009 108

68


Het begrip Spiritual Mapping in de definiëring van hoofdstuk 1 bleek niet bekend te zijn bij de mensen waarmee er contacten waren op het kantoor van de GZB in Driebergen. Door de samenwerking van de GZB met locale kerken is er meestal wel zicht op de situatie en de context waarin de zendingswerkers overzee hun werk doen. Tegelijk blijkt dat er ook altijd weer verrassingen zijn wanneer het werk daadwerkelijk ter hand wordt genomen. Het zou wellicht de moeite lonen om alvorens mensen uit te zenden, zeker als het om een relatief nieuwe context gaat, een onderzoek te doen naar specifieke factoren zoals beschreven onder Spiritual mapping. Zo’n onderzoek kan iets aantonen van de onderlinge religieuze verhoudingen, het percentage van de diverse religies laten zien. Ook welke organisaties er al werkzaam zijn en waar de grootste behoeften liggen. Ook geografische en economische factoren spelen daarbij een rol. Op die manier kan de effectiviteit van zending vergroot en geoptimaliseerd worden. Dit geldt ook voor de binnenlandse zending. Een onderzoek naar al deze zaken kan een goed zicht geven op de context van een bepaald gebied waarbinnen zending gewenst is. Spiritual Mapping is binnen de definiëring van het eerste hoofdstuk ontdaan van de spiritualiteit van de verovering, waarbij kerstening van een bepaald gebied verovering op demonen en hun macht is geworden. Sterk bewustzijn van de gehele context van een nieuw zendingsgebied, of dat nu overzee is of een situatie betreft van kerkplanting binnen Nederland. Veel aandacht voor de religieuze context, inclusief die van de zendende organisatie of gemeente, vergroot de effectiviteit van nieuwe initiatieven en ontdekt wat er al in een gebied ook aan religieuze invloed aanwezig is. De aansluiting bij de actuele situatie van het nieuwe veld in alle opzichten kan daarbij winnen. De IZB heeft bij de ontwikkeling van diagnostische instrumenten voor het missionaire werk een verwijzing naar de sociale kaart opgenomen waarbij alle voorzieningen zowel op religieus als sociaal gebied zichtbaar worden. 3.3.5. De organisatie en het veld Dit is een spannende vraag. Is de interne structuur op het kantoor in Driebergen voldoende toegesneden op het ondersteunen van de werkers in het veld? Een eenduidig antwoord op deze vraag is niet mogelijk. Zendingswerkers hebben namelijk verschillende ervaringen, werken in verschillende continenten, en hebben te maken met verschillende regiocoördinatoren Wellicht is het daarom goed om de vraag vanuit verschillende contexten te bekijken. Vanuit de GZB bezien is er veel aandacht en zorg voor de medewerkers. Het proces van werving, selectie en training voor de uitzending is grondig en intensief. Kosten nog moeite worden gespaard. De door de GZB uitgezonden zendingswerkers erkennen en waarderen dit. De GZB staat voor z’n mensen. Regio coördinatoren kennen hun mensen in het veld en bezoeken ze met een zekere regelmaat. Op het kantoor overheerst de gedachte dat men genoeg weet van de situatie ter plekke en dat de zendingswerkers altijd terug kunnen vallen op de organisatie. Veelvuldig contact via bijvoorbeeld de mail maakt het communiceren ook veel eenvoudiger dan vroeger. Vanuit de zendingswerkers bezien wordt de afstand met het kantoor regelmatig echter als groter ervaren dan andersom. Uit het boekje van Hans en Aly Kommers blijkt dat zonneklaar.110 Ze geven er ook een analyse bij: ‘de regiocoördinator gaat ervan uit dat wat hij hoort tijdens zijn bezoek aan het veld, van bijvoorbeeld de locale kerk, klopt. Als hij echter na 110

J. Kommers en A. Kommers-Visser. Zending zonder franje.55 Groen 2008

69


een bezoek weer op afstand is, dan blijkt dat er niet altijd een even betrouwbaar verhaal is verteld.’ De zendingswerker merkt dat in de praktijk. Voor de regiocoördinatoren ligt dat wat lastiger. Ze zijn weer terug in Nederland na de nodige gesprekken met alle belanghebbenden ter plekke en gaan ervan uit op de hoogte te zijn. Hans Kommers geeft daarbij aan, sprekend over de situatie in Mozambique, dat de leiding van de plaatselijke kerk waarmee hij samenwerkte een ander beeld meegaf aan het bezoek van kantoor dat niet in alle opzichten strookte met de werkelijkheid. In Kommers beleving heeft dit vooral te maken met de hoge status dat het bezoek uit Nederland heeft bij de locale kerkleiders, en met het geld dat zij te verdelen hebben. Door de grote afstand is frequenter en onverwacht bezoek geen optie. Dit proces door Kommers benoemd wordt door andere zendingswerkers erkend en herkend. Vanuit het perspectief van de zendingswerker geeft dit soms een eenzaam en wat verlaten gevoel bij de mensen in het veld ten opzichte van de GZB die hen op zo’n zorgvuldige manier uitzond en regelmatig ook ten opzichte van de locale kerk waarmee wordt samengewerkt. Ze voelen zich niet altijd goed begrepen. Voor bestuur en regiocoördinatoren is dit een proces dat ze niet in dezelfde mate herkennen . Vanzelfsprekend geeft dit een bepaalde spanning tussen het veld en het kantoor, zonder dat er over en weer getwijfeld wordt aan de oprechtheid van de intenties en het verlangen om het nieuws van het Koninkrijk van God aan mensen door woord en daad bekend te maken. Het valt aan te bevelen aan de GZB als organisatie om deze opmerkingen uit het veld serieus te nemen en er ook de locale kerk of partners op te bevragen. Zendingswerkers die soms jaren in een bepaald gebied hun werk doen zullen deze processen eerder kunnen herkennen dan mensen van kantoor. Beslissingen hoe hiermee om te gaan, zowel met elkaar als met overzeese partners, kunnen het beste gezamenlijk genomen worden waarbij de werkers in het veld gezien kunnen worden als de experts omdat zij leven en werken in de context waar de regiocoördinator maar af en toe even verblijft. Zeker als het gaat om financiële zaken zoals de verdeling van geld over diverse projecten, luistert dit nauw. Vanuit deze zaken kan geconcludeerd worden dat de structuur in Driebergen nog wel eens hapert richting de zendingswerkers. Regiocoördinatoren, directie en bestuur zouden er goed aan doen deze signalen serieus te nemen en in een gezamenlijke bezinning met zendingswerkers de achtergrond hiervan te bespreken. Dit gebeurt al wel, maar verdient een nadere bezinning om werkelijk helder te krijgen hoe zo’n proces van vervreemding ontstaat en hoe het in de toekomst voorkomen kan worden. Ten aanzien van de motivatie waarom er zending wordt bedreven is er een hartelijke herkenning. Dit geeft een stevige basis onder de gesprekken tussen het veld en het kantoor als het gaat om deze zaken. Ook de IZB zendt mensen uit en doet wil dit zorgvuldig doen. De afstand tussen kantoor en uitgezonden missionair werkers en predikanten is klein. Een ontmoeting tussen kantoor en veld kan snel geregeld worden en regelmatig ontmoeten de missionaire werkers elkaar om van elkaar te leren en ervaringen te delen. De waarde van elkaar in de ogen zien is groot. Het bespreken van ontwikkelingen, en situaties kan op korte termijn in een persoonlijk contact. De GZB kan dit onmogelijk realiseren. De hoofdvraag van de scriptie vraagt naar leerpunten vanuit overzeese zending voor binnenlandse zending. Dat deze leerpunten er zijn wordt in deze scriptie zichtbaar. Tot besluit een leerpunt andersom: vanuit de waarde van veelvuldig persoonlijk contact tussen kantoor en veld zoals dat bij de IZB functioneert zou de GZB zich mede gezien de zorgpunten vanuit het boek van Kommers, zich kunnen beraden op hun manier van in contact staan met hun werkers. De beperkte omvang van de organisatie en de veelheid van landen waarbinnen

70


de GZB werkers heeft is daarbij complicerend, maar een proces van bewustwording ten aanzien van deze zaken en een aanpassing waar mogelijk is wenselijk.

3.4. Tot besluit Wanneer is een scriptie afgerond? Gedurende het schrijven dienden nieuwe vragen zich aan, en moesten er keuzes gemaakt worden. Het nadenken over deze zaken heeft mijzelf geholpen. De bewustwording van de urgentie van zending en van de keuzes die zendingsorganisaties en gemeenten in missionair opzicht moeten maken is toegenomen. Gedurende het schrijven van deze scriptie ben ik aan het werk gegaan bij een zendingsorganisatie. Dat werk gaf regelmatig andere impulsen aan mijn gedachten die niet alleen meer gevoed werden door het lezen van literatuur hierover of door het missionaire werk in mijn gemeente, door contacten met werkers in het veld, maar ook door het werken binnen een organisatie. De introductie van het tweede hoofdstuk zegt kort iets over de verspreiding van het evangelie binnen de wereldgeschiedenis.. Daar is veel onderzoek naar gedaan; feiten en cijfers zijn bekend. De invloed van gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis, ontwikkelingen op cultureel en filosofisch gebied, paradigmaveranderingen die ontstonden door uitvindingen binnen de natuurwetenschappen, op medisch of militair gebied, hedendaagse trends waarvan de gevolgen nog niet zijn te overzien: er is zoveel dat de verspreiding van het evangelie, soms diepgaand, heeft beïnvloed. Ik ben ervan overtuigd dat al deze zojuist omschreven grootheden besloten liggen onder Gods voorzienigheid. Zonder de reikwijdte hiervan te kunnen doorgronden - hoe klein is het leven van een mens, hoe beperkt zijn inzicht,- heeft het lezen van het Boek dat in deze wereld het meest gelezen wordt, mij tot deze overtuiging gebracht. Mocht deze scriptie iets van missionaire maakbaarheid in zich dragen dan is dat vergeefse grootspraak. De urgentie van zending is gegeven met de opdracht uit Matth 28. Onze tijd in West-Europa is weerbarstig en ondanks alle missionaire inspanningen keert het tij –nog!- niet en verliezen we getalsmatig angstaanjagend velen. Ook dat gaat niet buiten God om en overkomt ons niet als iets vreemds. Dat zegt datzelfde Boek bij herhaling. We delen in het lijden, bij ons zichtbaar in de kaalslag van secularisatie. Evengoed is ook hier en nu de kerk er voor de wereld en zijn die beiden van God, waardoor in ontspanning en gehoorzaamheid geloofd, geleefd en gewerkt mag worden Als anderen die dit lezen ditzelfde ervaren en zich daardoor uitgedaagd weten, dan beantwoordt deze scriptie aan het verlangen dat eraan ten grondslag ligt: de groei van Gods koninkrijk in deze wereld.

LITERATUUROVERZICHT T. Adeyemo (red) Africa Bible Commentary Zondervan 2006

71


W.B. Anderson. The Church in East Africa from 1840-1974. Nuzima press Nairobi 1977 M. Anthonissen. Gerformeerde zending is dat nodig? Transmissie. Kaderblad voor kerkenraden , zendings-en evangelisatiecommissies. 16de jaargang nr.1 2007 P.Bos. De volken geroepen. Een theologie over de volken en hun verlossing. De Groot Gouderiaan 2006 B.van de Beek. Van verlichting tot verduistering? Theologen vanaf 1800. Callenbach Nijkerk 1994. M. Brak (eindred.) Met het evangelie onderweg naar mensen. Beleidsplan IZB 2006-2008 W.Dekker. Geest en cultuur. Het verlangen van de IZB naar een missionaire gemeente. Lezing gehouden op 26 aug. 2008 in Doorn W.B.H.J. van de Donk, A.P. Jonkers, G.J. Cronjee, R.J.J.M. Plum. (red). Geloven in het publieke domein: verkenningen van een dubbele transformatie. Amsterdam University 2006 Th,van den End, H.van’t Veld. Met het woord in de wereld. De gereformeerde Zendingsbond van 1901-2001. Boekencentrum 2001 A.Geelhoed. Geestelijke oorlogvoering. Geraadpleegd in april 2008 via http//www.solcon.nl/apgeelhoed/htmldoc/g.o.wakely.htm C.G.Graafland. Theologische hoofdlijnen. In Gij die eertijds verre waart. Een inleiding tot de gereformeerde zendingswetenschap. De Banier 1978 J. de Groot, N. de Jong, A. Markus. Missionair is mogelijk. Boekencentrum 2007 R.Hay, V. Lim, D. Blotcher, J.Ketelaar, S.Hay. Worth Keeping. Global Perspectives on Best Practice in Missionary Retention. World Evangelical Alliance Mission commission 2007. B. Hoedemaker. Met Christus bij anderen. Opmerkingen over dialoog en apostolaat. Ten Have 1978 M. Jansen. God op de grens- missiologie als theologische begeleiding bij grensoverschrijding. Inaugurele rede gehouden op 18 nov. 2009 in Utrecht Ph. Jenkins. The Next Christendom: The Coming of Global Christianity. Oxford University Press 2002 B. Kingsolver. De gifhouten Bijbel. Promotheus 2004 H.F. Klok. Uw Koninkrijk kome. Beleidsplan GZB 2004-2008 J.Kommers, A. Kommers-Visser. Zending zonder franje. Groen 2007 W.B. Kranendonk. Al ’t heidendom Zijn lof getuigen. Den Hertog Houten 2002

72


D.PH.C.Looijen. Pionieren in Wateringse Veld. Geraadpleegd januari 2009. http//www.izb.nl/index.php?ald=671 R.van der Molen. Plant een kerk. Visie en inspiratie voor creatieve gemeentestichting. Ark media 2008 C.G. Oosthuizen. Theological Discussions and confessional Developments in the Churches of Asia and Africa. Wegener Franeker 1958 G. Noort, S.Paas, H.de Roest, S.Stoppels. Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. Boekencentrum 2008 S.Murray. Post-Christendom. Church and Mission in a Strange New World. Paternoster Press 2004 S.Paas. Een snufje zout. Artikel CV Koers, nov. 2006 St.Paas. The Faith moves South. A History of the Church in Africa. Assemblies of God Press 2006 H. de Roest. De kerken en de sterken. Artikel Praktische Theologie Nr 1 2007 pag.47-64 H. de Roest. De wind steekt op. Kleine ecclesiologie van de hoop. Meinema 2005 S.Stoppels. Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie. Boekencentrum 2009 Team 2001. Aardverschuiving in wereldchristendom. Geraadpleegd jan. 2008. http//wwwhervormdcontact.nl Geplaatst okt. 2007 C.A.Tukker (red) Gij die eertijds verre waart. Een inleiding tot de gereformeerde Zendingswetenschap. De Banier 1978 E.Trzebinski. The Kenya Pioneers. New York 1986 M. Vellekoop. Nieuwe kerken in een nieuwe context. Afstudeerscriptie aan de Vrije Universiteit. Aug.2008 J.P. Versteeg. De Bijbelse fundering van het zendingswerk. In Gij die eertijds verre waart. Een inleiding tot de gereformeerde zendingswetenschap. De Banier 1978 P.J. Visser. Bemoeienis en getuigenis. Het leven en de missionaire theologie van J. H. Bavinck. Boekencentrum 1997 M. van der Woude. Spiritual Mapping; breng je stad geestelijk in kaart. Geraadpleegd april 2008 http//joelnews.nl geplaatst op 29/11/2006

73


��������������������������������������������������������������������������� ��������������������������������������������������������������������������������� �����������������������������������������������������


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.