IZB-Tijding 4, 2021

Page 1

tijding


‘Laat de kerk eerst haar verdediging op orde brengen. Je kunt er wel op uittrekken, maar het is dweilen met de kraan open, wanneer mensen via de achterdeur verdwijnen.’ Tijdens de bijeenkomst van #Daaromzijnwekerk zette EO-presentator Tijs van den Brink het gesprek over de missie van de gemeente na corona op scherp. Met het herschikken van de verdediging bedoelde hij niet dat de kerk zich maximaal moet aanpassen aan de wensen van mensen omdat ze anders mogelijk afhaken. Wel pleitte hij voor meervormigheid in diensten en in geloofsoverdracht. Op basis van zijn ontmoetingen in het programma Adieu God, somde hij een aantal redenen op waarom mensen via de achterdeur verdwijnen. Twee daarvan vielen me vooral op: de teleurstelling dat God toch anders is dan Sinterklaas. En de ervaring dat je zomaar bij het geloof vandaan kunt groeien, ongemerkt en zonder dat je het geloof mist.

Column

Verdediging

Eigenlijk zijn beide ervaringen keerzijden van hetzelfde probleem: niet weten wie God is, en Hem niet missen als je bij Hem vandaan raakt. Als we antwoorden weten te vinden op deze twee vragen, in nieuwe taal of in activiteiten die raken aan het leven van nu, gaat de achterdeur een stuk verder dicht. En, daar ben ik van overtuigd, zwaait de voordeur verder open. De verdediging op orde brengen kan overkomen als spierballentaal. Maar wanneer je het doet vanuit een gezamenlijk zoeken naar het geheim van wie God is, heeft het eerder iets te maken met verlegenheid. De mist van een gesloten wereldbeeld, die ook in ons eigen leven aanwezig is, laat zich alleen door gebed verdrijven. Zo bezien zijn we bij het werken aan de verdediging activistisch en afhankelijk tegelijk. En dat laatste nog het meest. Ds. Sjaak van den Berg, directeur IZB


In gesprek met missionair predikant Dick Wolters

Elke ontmoeting is een kans ‘“Wil je mijn schatten zien?” vroeg een vrouw uit de groep daklozen die hier eens in de twee weken komt koffiedrinken. Zonder het antwoord af te wachten greep ze in haar onafscheidelijke plastic tas, waar ze van alles uit haalde: takjes, bladeren, gedroogde bloemen. Allemaal bruintinten. “Mooi hè?” zei ze, terwijl ze het uitstalde. “Vind ik gewoon op straat…Hiermee versier ik mijn slaapplaats, vannacht.”’ Een anekdote, gegrepen uit het leven van Dick Wolters, sinds een paar maanden missionair predikant bij ‘Huis voor de ziel’, verbonden aan de Amsterdamse Noorderkerk. ‘Een schrijnend verhaal van die vrouw. Maar ook ontroerend. Het raakt me, dat iemand die zo getekend is door het leven, zoveel 3


oog heeft voor de kostbaarheden in de schepping. Eigenlijk een missionaire kijk op het alledaagse.’

als je ook het werk van de Geest in deze overwegingen betrekt. Dat maakt het leven zo boeiend.’

De vele kleine ruitjes in zijn werkkamer, pal naast ‘de Noorder’, bieden naar alle kanten zicht op het kerkplein. ‘Hier verveel ik me nooit.’ Dat komt niet alleen door de reuring van de stad, het hangt ook samen met zijn levenshouding. ‘Ik heb geen duurzame relaties nodig om me in een gesprek aan een ander te geven. Ik ben dankbaar voor mijn goede vrienden, maar ik heb ze niet per se nodig voor een diepgaand gesprek; dat kan ook zomaar plaatsvinden met een wildvreemde. Iemand in een treincoupé, zomaar iemand op straat. Straks gaan we elk weer een andere kant op en zien we elkaar mogelijk nooit meer. Hoe kan dit moment toch blijvend vormend zijn voor ons? Hoe wordt het meer dan een terloopse ontmoeting? Ik kan de kans laten lopen, ik kan die ook benutten, waardoor het misschien wel iets verrassends nieuws teweegbrengt. Zeker

Peru Dick is geboren in Putten, op de Veluwe, en groeide op in Peru, waar zijn vader docent was, uitgezonden door de GZB. De jaren in Zuid-Amerika hebben diepe sporen getrokken in zijn leven. ‘Nee, ik heb nooit gerebelleerd zo van: ‘Waarom zitten we hier?’ Eerder was het de vraag: ‘Waarom gaan we terug naar Nederland?’ Ik voelde me in Peru als een vis in het water. Bij mijn terugkeer, op 14-jarige leeftijd, paste ik uiterlijk goed in het Hollandse straatbeeld, maar voelde ik me misschien nog wel meer vreemdeling dan ooit.’ Dat was het begin van een ongemakkelijke puberteit. ‘Geloof was voor mij gekoppeld aan de Peruaanse cultuur. Loskomen van die cultuur, betekende ook loskomen van het geloof – allemaal duiding, achteraf. Wat moest ik met psalmen zingen in oude

berijming, terwijl ik amper Nederlands verstond?’ Gezien Toch is het geen periode die we maar even snel moeten skippen, in gesprek over zijn cv. ‘Absoluut niet. Op mijn 17e – ik moest nog mee naar de kerk - had ik een life changing ervaring. Ik zat met een oudere man aan een tafeltje bij een preekbespreking. Op mijn manier zat ik kritiek te spuien. Maar die man liet me begaan; hij veroordeelde niet. Hij luisterde, vroeg door en probeerde te peilen waar mijn hart zat. Ik was gewend dat mensen mijn scheldkanonnades beantwoordden met ‘terugschoppen’, of met verdedigende opmerkingen. Hij deed geen van beide. Hij accepteerde me gewoon. En ik voelde me gezien.’ ‘Uit mijn puberteitsjaren heb ik een gevoel van vreemdelingschap overgehouden. Eigenlijk voel ik me nergens echt thuis. Vreemdelingschap is een kernwoord in mijn geloof. Het is lang niet altijd vreugdevol.


‘Waarom moest ik uw stem verstaan?’ is een van mijn favoriete liedteksten. ‘Gij maakt mij steeds meer vreemdeling….’ Dat is een diepe drijfveer geworden in mijn leven. Eerst was ik vreemdeling in Peru, daarna in Nederland. Toen ik de theologische lading van dat woord leerde kennen, voelde ik precies aan wat dat woord

uitdrukt. Die ervaringen maken dat ik nergens al te diep wortel.’ Je leeft in het moment, je kunt je makkelijk geven in een gesprek. Als missionair predikant komt je zo’n houding wel van pas. ‘Zeker, maar je hoeft er geen predikant voor te zijn. Ik hou van mensen en ik ga uit 5

van de grondhouding dat elk mens zich wel wil geven aan een ander. “Het is niet goed dat de mens alleen is.” We zijn voor elkaar geschapen. Elke ontmoeting doet ook iets met jezelf. Ik loop er niet mee te koop dat ik predikant ben. Waar ik ook kom, binnen de kortste keren heb ik allerlei gesprekken. Ik kan dat niet laten.


Kort na mijn benoeming in Amsterdam ben ik op een sportvereniging gegaan. Daar zeg ik niet meteen dat ik dominee ben. Maar al tijdens de warming up raak ik aan de praat en doet iemand allerlei bekentenissen. In no-time hebben we een mooi gesprek. Ik herinner me dat ik eens een paar kilometer met iemand samen heb gefietst met wie ik in gesprek raakte. Die vroeg opeens: “waarom vertel ik je dit allemaal?”’ Je was predikant in Uitwijk, daarna in Vollenhove. Na 9 jaar voelde je je geroepen om naar Amsterdam te gaan? ‘Wat is roeping? Dat is ontdekken dat dat wat je doet niet toevallig is, maar iets is wat je moet doen. Dit is je weg. Hetzelfde ‘moeten’, zoals van Jezus geschreven staat: Hij moest door Samaria gaan; voor die ene ontmoeting, met die ene vrouw. Het gaat erom dat je datgene waar je nu mee bezig bent, voor het aangezicht van God, zinvol invult. Dat is je roeping. Gaandeweg ontdek je dat. Bij de vacature voor Amsterdam heb ik mijn verlangen biddend bij God neergelegd: “Voor zover ik

het zie komen veel ervaringen uit eerdere levensfasen hierin samen. Hoe ik als mens en als predikant gevormd ben, hoe ik geleerd heb om met U en met mijn naaste te leven. Laat het maar zien in de wegen die geopend of gesloten worden.” Zo is het gegaan, ook al lagen er zat praktische hobbels, mijn gezin, huisvesting, scholen, financiën etc.’ Je bent nu ruim 15 jaar predikant. Wat heb je in die tijd geleerd en afgeleerd? ‘Ontvankelijkheid voor mensen. Samen met hen optrekken om in hun levens God te ontdekken. Ik heb ook de weerbarstige kant van de kerk leren kennen. Je ziet vaak op kerkelijk erf mechanismen om kool en geit te sparen. Maar veranderingen roepen altijd ook weerstand op. Die moet je ruimte geven, dat kan heilzaam zijn. Ik ben bezig af te leren om mezelf belangrijk te vinden. In het verleden wilde ik als predikant overal bij betrokken zijn, alles liep via mij. In een dorpskerk gebeurt dat heel snel. “Ben je er niet zelf debet aan? Hou je het niet zelf in stand?” vroeg een wijze ouderling me eens. Hij had gelijk.

Huis voor de ziel ‘Huis voor de ziel’ is het missionaire pionierswerk van de IZB, vanuit de Noorderkerk. Met een scala aan activiteiten wordt daarin contact gezocht met Amsterdammers, zoals een high tea voor vrouwen uit de Jordaan, een open kapel met inloopspreekuur, open kerk op marktdagen, bijbelklassen voor diverse doelgroepen en thematische cursussen voor hogeropgeleiden, zoals ‘Sens of sabbat’, of ‘Vincent meets God’ ‘Huis voor de ziel’ wil als ‘een huiskamer voor de Jordaan’, een plaats zijn waar mensen God kunnen ontmoeten. En we willen gemeenteleden toerusten tot een missionaire levensstijl. Die twee werken op elkaar in. We organiseren activiteiten, die tegelijk oefenplekken zijn voor missionaire ontmoetingen.’


En dat gebéurt, vertelt hij. ‘Een commerciële organisatie had de kerk gehuurd voor de 360-graden-filmvoorstelling Vincent meets Rembrandt. Ik raakte met de makers in gesprek en we kwamen op het plan om buurtbewoners uit te nodigen voor een speciale bijeenkomst. The making of de film. Ik zou iets kunnen vertellen over

Van Gogh en zijn relatie tot het christelijk geloof. We verspreidden flyers om buurtgenoten uit te nodigen. Daags daarna werd ik gebeld. Een buurtbewoner had behoefte aan gesprek. Hij was kerkelijk opgevoed, op de Biblebelt, maar had er dertig jaar niets meer aan gedaan. We spraken anderhalf uur; aan het eind van het gesprek vroeg ik of ik voor hem mocht bidden. Dat vond hij fijn. Na afloop appte hij. ‘Hartelijk dank voor het gesprek, de ontmoeting en het gebed. Gaf me hoop, vertrouwen en moed. Hoop dat er in mijn leven nog iets moois kan gebeuren, vertrouwen dat ik nog in Gods genade kan zijn, en moed om in deze wereld nog iets te doen. Een sentimentele cynicus die zich achter de oren krabt, maar eindelijk weer op zijn knietjes durft en kon bidden. Zonder omhaal van woorden, maar nederig en oprecht heb ik thuis de aanwezigheid van de Heer in gebed weer ervaren, na al die jaren.’

‘Sinds ik in Amsterdam ben, bid ik intenser.’

Tekst en foto’s: Koos van Noppen.

Gebed ‘Sinds ik in Amsterdam ben, ben ik intenser gaan bidden. Ik ervaar sterker de afhankelijkheid van God. Ik heb weinig kerkelijks om me aan vast te houden. De gemeente is er op zondag, maar doordeweeks is ze – meer dan op een dorp – uitgezwermd, scattered. Voor mijn eerste kapeldienst zat ik hier alleen in mijn kantoortje. Er kwam niemand binnenlopen. Slik. Dan kom je hier vol verwachting, als missionair predikant. Nu gaat het gebeuren! Niemand…. Aan het eind van de dag ben ik zelf op de knieën gegaan voor het kruis. In kwetsbaarheid en leegte heb ik gebeden voor de stad, voor de kerk, voor mezelf. Dat was een basale ervaring. Zo moet je je werk hier doen. Alles wat er dan verder gebeurt valt je toe.’


‘Dabar biedt ruimte voor open gesprek, zonder oordeel’

Bram Maarleveld (25) is gepokt en gemazeld bij IZB Dabar, het missionaire werk op de camping. Al vijf jaar is hij elke zomer in touw. In diezelfde jaren studeerde hij theologie. Hij schreef zijn scriptie over Dabar: ‘Mission impossible’.


Hoe kwam je tot het idee om je scriptie over IZB-Dabar te schrijven? ‘Niet uit onvrede over het werk, maar omdat ik het belangrijk vond om theologisch te reflecteren op wat we op de camping eigenlijk doen. Wat bedoelen we als we gaan ‘evangeliseren’? En: helpt het jongeren om ook búiten de zomervakantie meer woorden te geven aan hun geloof?’

Wat zijn wat jou betreft de belangrijkste conclusies? ‘Ten eerste dat er heel veel woorden door elkaar heen gebruikt worden als je het hebt over zending, evangelisatie en missie. Bij die woorden hebben jongeren verschillende associaties. Dat zorgt voor verwarring. De IZB kiest bewust voor ‘zending en missie’, terwijl de meeste jongeren daarbij denken

9

aan evangelisatie aan het buitenland. Je moet goed nadenken over de woorden die je gebruikt als je hoopt dat jongeren het evangelie delen op campings en in hun dagelijks leven. Is dat zending? Daarnaast heb ik ontdekt dat jongeren bij Dabar iets vinden wat ze missen in de kerk: de ruimte om vragen te stellen en zonder oordeel een open gesprek over geloof te voeren.


Ze ervaren bij Dabar dat er naar hen geluisterd wordt, en kunnen daardoor ook luisteren naar de campinggasten. Dat ze dit blijkbaar niet in de kerk ervaren, is heel jammer. Mijn derde inzicht is dat jongeren voor het werk bij Dabar heel praktisch getraind worden. Dat zou wel wat geestelijker mogen worden aangevuld. Ze kunnen in hun thuisgemeente niet goed oefenen in het geloofsgesprek met niet- of andersgelovigen. Dabar kan in zo’n oefenruimte voorzien, door in de geestelijke toerusting aandacht te geven aan geloofsvragen van deze generatie en het oefenen van een geloofsgesprek. En als laatste stel ik dat de jongeren onzeker zijn over het ‘slagen’ van hun Dabarweek. Vaak geven ze aan dat ze het gevoel hebben niet genoeg geëvangeliseerd te hebben, of te weinig gesprekken te hebben gevoerd. Hoewel het de vraag is of de IZB hen op basis daarvan zou afkeuren, blijkt wel dat er vanuit Dabar met name

‘succesverhalen’ worden gedeeld. Het is de vraag of dat past in een theologie van het kruis, van nederigheid en dienstbaarheid. Wie zet je dan op een podium om ervaringen te delen?’ Binnen de kerk ervaren jongeren weinig openheid voor een geloofsgesprek. Herken je dat zelf? ‘Ja. Ik heb zelf wel altijd ruimte ervaren om vragen te stellen, maar tegelijk merk ik in gesprek met andere generaties ook onbegrip. Mijn generatie leeft in een andere wereld, met een ander taalveld. Je praat al snel langs elkaar heen in de kerk. We vinden allemaal het persoonlijk gesprek heel belangrijk, maar het échte praten ontbreekt. Het gaat vaak over stokpaardjes en christelijke algemeenheden. Als je vragen stelt, komen mensen met antwoorden. Een standaardzin uit een belijdenisgeschrift, of losse bijbelteksten bijvoorbeeld. Maar dat

is te makkelijk. Soms denk ik: ‘Heb je niet door dat ik niet zit te wachten op een pasklaar antwoord?’ Mijn vragen mogen een open einde hebben. Ik merk dat niet iedere christen daar goed mee kan leven. Het is van belang dat je als jongere gehoord en gekend wordt in je vragen. Dat geldt ook voor mijzelf. Als ik daar eerlijk in ben, wil ik die kwetsbaarheid ook bij anderen zien. Daar loop ik in de kerk toch vaak tegen grenzen aan. Mensen vinden het spannend om hun eigen geloofsvragen te delen. En dan kom ik bij Dabar, met mensen die totaal anders zijn dan ik, en toch voel ik me daar meer op mijn plek dan in een kerkdienst. Ik voel me soms zelfs méér verbonden met de campinggasten dan met andere christenen. Op de camping is openheid, daar mag je zijn wie je bent. Ze vinden het prima dat je gelooft, als je er maar niet


constant over begint. Terwijl ze dat wel zelf steeds deden! Ik was daar helemaal niet bezig met mezelf. Terwijl ik in kerkdiensten vaak de vraag heb of ik daar wel mag zijn wie ik ben, of het gevoel heb dat

ik me aan moet passen. Voldoe ik wel aan het systeem dat mensen gewend zijn? Op de camping valt dat van me af. Het is een vorm van kerk-zijn waarvan ik denk: ‘dit is hoe het zou moeten zijn’.

11

Je zegt dat jongeren het idee hebben dat hun Dabarweek niet altijd ‘geslaagd’ is. Welke verwachtingen hebben jongeren van zichzelf, in het evangelisatiewerk op de camping? ‘Ze hebben de veronderstelling dat ze met


Wat is het wel? ‘Het is het creëren van een ontmoeting, waarin God spreekt. Als je zelf moet praten en zelf antwoorden moet hebben: hoeveel werk kan God dan nog doen? Wat mag de Geest nog zeggen?’ Evangelisatie bestaat niet alleen uit woorden. Aan een geloofsgesprek gaat uitstraling vooraf. Dat is bij Dabar echt een ding: de campinggasten

zien blijkbaar aan jou dat er iets anders is dan bij hen. Blijkbaar straal je iets uit waardoor mensen weten dat je betrouwbaar en toegankelijk bent. Dat gebeurt vaak in teamverband, ze zien hoe je met elkaar omgaat en dat komt veilig over. Die uitstraling gaat niet vanzelf, en het gesprek daarna ook niet. Het vraagt van je dat je contact legt, mensen gedag zegt, aanbiedt om ergens mee te helpen. Dan ontstaat er onder leiding van de Heilige Geest een ruimte waar mensen zelf wel of niet gebruik van kunnen maken. Het aanvoelen of die ruimte voor een gesprek er is, daar moet je in oefenen. Niet in het geven van antwoorden.’ Je hebt ook onderzocht of jongeren door Dabar ook hun dagelijks leven meer missionair invullen. Wat heb je daarin ontdekt? ‘Ik merk bij jongeren wel verschil tussen een campingweek en het dagelijks leven. Het zou mooi zijn als Dabar daar meer aandacht aan zou besteden. Bij Dabar maak je van alles mee aan grote verhalen en ervaringen. Je ziet de Geest aan het werk! Ook zelf ben je veel bewuster bezig met het ontmoeten van de ander in de

naam van God. Maar in het dagelijks leven verwatert dat en raak je dat weer kwijt. Terwijl de Geest dan net zo goed werkt, en je dan net zo goed anderen ontmoet. Alleen dan is het ‘gewoon’ je werk, en ‘gewoon je sport’, en ‘gewoon je school’. Mensen zien dan over het hoofd dat ze ook dáár namens God aanwezig zijn. God gaat over het hele leven, en niet alleen over die momenten dat wij met elkaar afspreken dat God er is, bijvoorbeeld bij Dabar of in de kerk. Er wordt door jongeren vaak onderscheid gemaakt tussen ‘serieuze’ dingen en ‘leuke’ dingen. Alsof God bij de leuke dingen niet aanwezig is! Ik merk bij mezelf dat Dabar wel wat in beweging heeft gebracht. De afgelopen jaren ben ik gegroeid in het ruimte geven voor mijn geloof in andere contacten. Soms in woorden, maar ook in mijn gedrag en mijn inzet. Ik ben door Dabar vooral vrijmoediger geworden, om gewoon op iemand af te stappen. Dat doe ik niet elke dag hoor, maar als de situatie zich voordoet durf ik dat nu wel. Ik ben wie ik ben – ook als gelovige – en ik hoef daar niet omheen te draaien als het gesprek zich voordoet.’

Tekst: Nienke de Ronde. Foto’s: Wouter Muskee.

antwoorden moeten komen. Een opmerking die je vaak terug hoort, is: ‘Wat als iemand moeilijke vragen gaat stellen?’ Ik zou er zelf voor pleiten om in een gesprek over het geloof minder antwoorden te geven. Vaak zit er een wereld achter de vraag, en is een antwoord helemaal niet wat mensen zoeken. Veel jongeren hebben het idee dat het doel van Dabar is dat je veel praat over je geloof. Dat wordt ondersteund door de getuigenissen en de tips die je krijgt vanuit de toerusting. Terwijl als je vraagt wat iemand heeft geleerd van Dabar, dan is dat vaak dat het in het uitdragen van je geloof gaat om een ‘gewoon’ gesprek en om kleine momenten. Evangelisatie is niet: “uitleggen hoe het zit”.


Extra ALV Op 27 januari vindt een extra ledenvergadering van de IZB plaats. De bijeenkomst zal in het teken staan van verkiezing van leden van de Raad van Toezicht. Ook wordt de stand van zaken rondom het ziekteverlof van de bestuurder Sjaak van den Berg besproken. Nadere details over locatie en agenda zijn uiterlijk 14 dagen voor de vergadering te vinden op www.izb.nl

dorp en de regio. De hervormde gemeente Veenendaal heeft twee parttimers benoemd voor het missionaire diaconale werk: Marc Bossenbroek (44) uit Barneveld en Robert Duiker (35) uit Woudenberg. Ze zijn aangesteld in de vacature die ontstond door de pensionering van Nico Grijzenhout.

Redactie Afdeling Communicatie IZB. Fotoverantwoording R. Keus: pag. 14. Wouter Muskee, cover, 8, 9, 11. Koos van Noppen: pag. 2, 3, 5, 7, 13, 16-21. Overname artikelen Van de meeste bijdragen in dit nummer is een uitgebreidere versie beschikbaar via IZB.nl. Overname van artikelen is toegestaan met bronvermelding.

Vacature bij ‘Licht op Zuid’ ‘Licht op Zuid’, de jonge multiculturele missionaire geloofsgemeenschap ontstaan vanuit de Maranathakerk in Rotterdam, zoekt een gedreven missionaire werker, die het pionierswerk kan voortzetten. Tot 4 december a.s. kan worden gesolliciteerd. Kijk voor alle informatie op www.lichtopzuid.nl of www.izb.nl Personalia In Siddeburen is ds. Gerco op ’t Hof (foto) bevestigd in zijn bediening als missionair predikant. Een deel van zijn werktijd is hij gemeentepredikant, een ander deel richt hij zich op missionair pionierswerk in het

Tijding is een gratis kwartaaluitgave voor leden van de IZB, vereniging voor zending in Nederland. De IZB is actief binnen de Protestantse Kerk in Nederland en stimuleert, adviseert en ondersteunt gemeenten en gemeenteleden bij missionair werk. Meer info: www.izb.nl. Breestraat 59-61, 3811 BH Amersfoort. Tel. (033) 461 19 49. E-mail: info@izb.nl

Lidmaatschap IZB Met uw lidmaatschap ondersteunt u de voortgang van het evangelie in ons land en blijft u betrokken bij actuele ontwikkelingen in missionair werk. De contributie bedraagt minimaal € 10 per jaar.

Een uitgebreidere versie van de meeste artikelen in dit nummer van Tijding is te lezen op www.izb.nl. Overname met bronvermelding is toegestaan. 13

Uw steun Steun de zending in Nederland door uw gebed en door uw gift. U kunt de IZB ook op laten nemen in uw testament. Graag willen we u helpen dat te regelen. U kunt hiervoor vrijblijvend een afspraak maken via tel. (033) 461 19 49 of via een mailtje naar info@izb.nl. Bankgegevens: IBAN, NL 26 RABO 0302 2061 91 BIC: RABONL2U


Intensiever bidden, omdat we uitgezondenen zijn Het is wel gek, vind ik. Bijna tien jaar ben ik als zendeling uitgezonden geweest naar verschillende landen in Azië. Woorden als zendingsveld, achterban en gebedsupdates waren normaal vakjargon en ook noodzakelijke realiteit. De vaak harde werkelijkheid en geestelijke tegenstand werden dagelijks in gebed voor Gods aangezicht gebracht. En Zijn antwoorden op gebeden mochten we ook intensief ervaren en delen met andere gelovigen. Ik ben nu twee jaar terug in Nederland en sinds de zomer ben ik aangenomen bij de IZB. Een vereniging voor zending in Nederland. Maar… het viel me deze week opeens op, dat ik alweer aardig ben ingeburgerd in Nederland. Dus daar werk ik. Ik heb een baan, houd uren bij en begeleid gemeenten in hun uitvoering van het Focus-traject. Misschien lijkt het niet zo, maar op de keper beschouwd is dit toch ook ‘echte zending’? Als gelovigen andere mensen in de kerk of op hun werk dichter bij Jezus willen brengen, betreden ze toch datzelfde geestelijke spanningsveld?


Dan is de Alpha-cursus niet alleen een toegankelijke activiteit voor niet-kerkelijken, maar een geestelijk ‘uitstappen in geloof’ om mensen het evangelie te vertellen opdat ze zich tot Christus zullen bekeren. Is een kinderfeestje op Halloween, georganiseerd vanuit de kerk, niet zomaar een leuke party, maar een uiting van Gods liefde voor jongeren om hen uit de netten van de boze te houden, waar ze digitaal al zo vaak in verstrikt zijn geraakt. En al die missionair werkers op pioniersplekken, die gesprekken aangaan met niet-gelovigen, zijn eigenlijk zendelingen voor wie een persoonlijke gebedsachterban zou mogen worden opgericht om dagelijks voor hen te bidden om bescherming en vervulling met de Heilige Geest, zoals we voor buitenlandse zendelingen doen. Nederland is een moeilijk zendingsveld, zeggen Afrikaanse en Aziatische zendelingen die hier het evangelie komen brengen. Juist daarom is extra intensief en veelvuldig gebed nodig (meer dan een item op de agenda van de maandelijkse gebedsgroep – hoe goed ook!). Luister eens naar ons grote zendingsvoorbeeld Paulus. Na zijn uiteenzetting over de geestelijke strijd beschrijft hij niet alleen de geestelijke wapenrusting, maar vraagt hij de Efeziërs ook om bij elke gelegenheid en voortdurend voor hem te bidden en te smeken dat hij vrijmoedig het evangelie mag verkondigen (Ef.6:18,19). Herkennen wij dit? In Paulus’ voetsporen bid ik daarom dat wij, gelovigen in Nederland, onszelf als uitgezondenen gaan beschouwen, openlijker kunnen spreken over ervaringen van geestelijke strijd, intensiever gaan bidden en dan bewuster God aan het werk mogen zien! Marleen van der Louw, missionair-trajectbegeleider IZB-Focus

Gastcolumn 15


‘Bij deze kringloop is de verkoop bijzaak’ Een vrouw grabbelt naast de ingang van het kringloopmagazijn in een tas met houten schaatsen. Ze heeft een leuk exemplaar gevonden en zoekt de bijpassende. ‘Er komt geen Elfstedentocht meer, hoor!’, roept iemand. ‘Ben je gek, ik hang ze op, als decoratie.’ Een van de vrijwilligers heeft opeens een idee. ‘Ja! Alle schaatsen in de kerstboom.’ Op een industrieterrein aan de rand van Nieuwegein-Vreeswijk ligt het pand van


StekUp. Volgens menigeen ‘de gezelligste kringloop in de wijde omgeving’. Het gastenboek – welke kringloop heeft zoiets? – laat er geen twijfel over bestaan. ‘Zo’n leuke en betaalbare kringloop. Sfeervol en gezellig. Ik hou het adres geheim!’ noteerde een bezoeker. Dat laatste is niet echt gelukt, want op een doordeweekse middag is het een komen en gaan van klanten. ‘Had je zaterdag moeten komen’, zegt Henny die achter de kassa zit. ‘Toen was er geen doorkomen aan. Zoveel bezoekers.’ Dat de zaak draait, zoals-ie draait is voor een belangrijk deel te danken aan de belangeloze inzet van een vrachtje vrijwilligers, onder wie het trio gangmakers: Nelly, Tonnie en Henny. ‘De gemiddelde leeftijd is 60+’, zegt Henny gekscherend. ‘Aan het begin van elke middag is het: “yeah, we mógen weer!”’ Ze steekt haar arm strijdbaar in de lucht. ‘We hebben er lol, we doen het vanuit ons hart. En dat merken klanten. Er hangt hier een goeie sfeer. Je krijgt een gratis bak koffie. De verkoop van spullen is eigenlijk bijzaak; ons werk hier heeft veel van een clubhuis, maatschappelijk werk.’

Tonnie is van de decoratie. ‘Het topstuk uit de collectie? Ach man, er is hier zovéél moois. De omloopsnelheid ligt hoog. Zie je die kaarsenstandaard en die glazen, bij dat stoeltje met die verlichting? Als het morgen is verkocht, moet ik weer wat anders verzinnen. De manier van presenteren doet veel. Het verkoopt beter, als het er netjes uitziet.’ Kleding, schoenen, speel-

17

goed, kleine meubels, muziek, boeken. ‘Bedden en witgoed, daar doen we niet aan.’ We krijgen heel veel aangeboden. In de zeecontainer vlakbij de ingang hebben we de opslag.’ Achter de kassa hangt een schoolbord met het motto van de toko: ‘Met elkaar, voor elkaar.’ Helder.



Dat dit de ‘schoonste en goedkoopste’ van alle kringlopen in de omgeving is, mag ook wel genoteerd, vinden ze. ‘De beste reviews op internet. Kijk maar na.’ Achter in de zaak staan de rekken met kleding. Er zijn kasten met schoenen, sieraden. Midden in de winkel staan een paar bankstellen, maar die lijken niet echt voor de verkoop bedoeld. Hier treffen

vrijwilligers en klanten elkaar. ‘Ik ben hier elke middag’, zegt een oudere vrouw. ‘Thuis zit je maar alleen. Meestal koop ik wel iets, maar ik kom vooral voor de gezelligheid. Of ik ga meteen even naar mijn volkstuin, hier aan de overkant van de straat. Er zijn meer vaste klanten hoor. Dat jonge stel met die buggy komt hier ook bijna elke dag.’

Missionair & maatschappelijkbetrokken De goede-doelen-kringloop is één van de initiatieven vanuit de multiculturele missionaire gemeente Cross Culture Nieuwegein (CCN). Het is een laagdrempelige ontmoetingsplek, een deel van de opbrengst komt ten goede aan het missionaire werk. Daarnaast is een sociale coöperatie StekUp opgericht, waar mensen met een uitkering samen eigen bedrijfjes kunnen starten. Op hun nieuwe ‘stek’ doen ze werkervaring op, ze krijgen talentgerichte coaching en ondersteuning van experts uit het lokale bedrijfsleven. De schil van ‘bedrijvigheid’ rond de missionaire gemeente is mede te danken aan het voortvarende pionierswerk van Maarten Atsma en Theo Vreugdenhil (pastor) van Cross Culture Nieuwegein. Theo: ‘Dat er zoveel vrijwilligers bij betrokken zijn, daarin zie ik de hand van God.’


Bezoekers van de kringloop verstaan de fijne kunst van onthaasten. ‘Nog een bakkie? Ga je foto’s maken?’ Dan komen de verhalen los. Een van de vrijwilligsters heeft al heel wat prijzen gepakt met fotografie. ‘Gewoon met mijn mobieltje hoor.’ De moestuin-mevrouw laat foto’s zien van de camera die ze onlangs heeft gescoord. ‘Zes eurootjes. Nu nog een werkende batterij….’ Ron, de man van Henny, is er vanmiddag ook. Hij wijst aan welke kasten hij hier heeft getimmerd. Bijna allemaal dus. Z’n handen jeuken om weer aan de slag te gaan, maar hij kan niet veel, want hij is herstellende van een ernstige hartoperatie. ‘Gescheurde aorta, in mei dit jaar. Lag een tijd in coma.’ Of hij ooit nog aan het werk kan, is zeer de vraag. ‘Het zal nog wel een paar jaar duren voordat ik de oude ben.’ Meer dan 45 jaar heeft hij in het ziekenhuis gewerkt, magazijnwerk. ‘Maar in al die jaren heb ik nooit zoveel meeleven ervaren als hier bij de kringloop.‘ Rechts van de ingang is een heuse keuken in vol bedrijf. Dit is het domein van Sameer,

die ik eerder ontmoette tijdens een samenkomst van Cross Culture Nieuwegein, waar hij met zijn vrouw en zoontje lid van is. Van Pakistaanse komaf, gevlucht vanwege zijn geloof. Nu bouwt hij hier, met hulp van StekUp een horeca-onderneming op. Afhaal- en bezorging, ook catering. De zaak draait, ondanks de tegenslagen uit de coronatijd. Indiase en Pakistaanse tandoori zijn de specialiteiten. De meeste klandizie komt via de online bestellingen, via Thuisbezorgd. ‘Je bent er van afhankelijk. Op maandbasis kost het je wel veel

provisiegeld’, zegt Sameer, terwijl hij met een schuin oog de binnenkomende mails in de gaten houdt. ‘Ik droom ervan om nog eens een eigen restaurant te beginnen. Met een eigen eetzaal en terras….’ Bij de ingang hangt een A4 met de route naar andere kringloopwinkels in Nieuwegein. ‘We kennen mekaar allemaal’, zegt Henny, ‘we verwijzen ook naar elkaar.’ En ze zegt het net niet, maar je hóórt haar denken: er kan er maar één de gezelligste zijn.


Anders dan een bezoekje van de buurvrouw Vrijwel elke gemeente kent vrijwilligers die zich inzetten voor het ouderenpastoraat. Ze bezoeken niet alleen meelevende bejaarde gemeenteleden, maar komen ook over de vloer bij ouderen die niet zo’n band meer hebben met de kerk. Je zou het een onderbelicht onderdeel van het missionaire werk van de kerk kunnen noemen. Want het is ‘anders dan een bezoekje van de buurvrouw’. De IZB verzorgt sinds 1999 de uitgave van ‘Lichtspoor’, een blad dat in veel gemeenten wordt gebruikt om uit te delen bij het ouderenbezoekwerk. Het tijdschrift – ooit heette het ‘Licht in de avond’ – bestaat al veel langer; binnenkort begint de 60e jaargang. Ieder jaar organiseert de redactie een toerustingsmorgen voor vrijwilligers in het ouderenpastoraat, zoals onlangs in Bodegraven. Tijdens het programma kwam het missionaire aspect van dit werk aan bod. Emeritus-predikant dr. Wim Dekker uit Oosterwolde leidde een workshop over bidden en bijbellezen tijdens het bezoekwerk. De inhoud geldt niet alleen voor het werk onder ouderen; ook daarom vragen we er in Tijding aandacht voor. 21


Het vereist oefening om het bezoekwerk in dit licht te zien, aldus Dekker. Het gaat erom dat we ‘voorbij het individualistische denken’ meer oog krijgen voor het feit dat we door één doop bij het lichaam van Christus horen. ‘Wat betekenen de talrijke vermaningen in het Nieuwe Testament om om te zien naar elkaar, blij te zijn met de blijden, te huilen met hen die huilen, elkaars lasten te dragen en zo de wet van Christus te vervullen, samen te bidden en te zingen?’ Het is een misverstand dat deze taken alleen door een predikant of ouderlingen zouden mogen worden verricht. Aan het eind van een bezoek kan een gebed worden uitgesproken. ‘Als iemand in de ontmoeting zijn hart heeft gelucht, want is er dan mooier om alles aan God voor te leggen? Zoals de psalmdichter zegt: ‘Stort uw hart voor Hem uit. Hij is een toevlucht (Ps. 62). Je

bent als bezoeker maar beperkt in je luisteren en in je begrijpen van de ander. Daarom ga je in gebed, in het vertrouwen dat God dat zoveel beter kan. Je kunt ook het Onze Vader bidden. Dat onderstreept de band met de wereldwijde gemeenschap van christenen. Het plaatst je ook in een ruimte die groter is dan onze persoonlijke noden en vragen.’ Dekker: ‘Ik heb bezoeken vaker afgesloten met gebed, dan met bijbellezen; nooit alleen maar met het lezen van een bijbelgedeelte. Het gebed kan in een vloeiende beweging aansluiten op het gesprek. Soms kunnen een paar verzen die je tijdens het gesprek in gedachten kwamen behulpzaam zijn. Maar vaak zal het lezen uit de Bijbel een nieuw element inbrengen, dat weer om aparte uitleg vraagt. Daarom is het dan niet zo geschikt. Onderschat de communicatieve kracht van het gebed niet. Het is een gesprek met God, maar het is ook communicatie onderling, voor het aangezicht van God. In de meeste gevallen zullen mensen instemmen met het aanbod om te bidden. Het is een waardevol moment, zo’n afronding van een gesprek. Daarna mag je het loslaten. De Geest kan er het zijne mee doen.’

‘Ook al hebben mensen niet meer zo’n band met de kerk en met het geloof, je staat in relatie tot elkaar via de doop.’

Tekst en foto: Koos van Noppen

‘Het is goed om je te realiseren dat je namens de gemeente op bezoek gaat’, hield hij de aanwezigen voor. ‘Ook al hebben ze niet meer zo’n band met de kerk en met het geloof, je staat in relatie tot elkaar via de doop. Door de doop behoren ze tot het lichaam van Christus. We zijn geneigd om eerst eens te kijken of mensen religieus zijn, of dat het qua karakter een beetje klikt. Begrijpelijk, maar dan ga je voorbij aan een belangrijk aspect: de ander is me gegeven als broeder of zuster in Christus, krachtens de doop. We geloven toch dat God ‘een eeuwig verbond der genade’ met hen heeft opgericht? De één is na zijn doop een gelovige geworden, een ander is afgehaakt, een derde weet het nog zo net niet. Maar van God uit is er een band naar ieder mens. Ook van Christus uit, Hij is voor hen gestorven. Dat is de bodem waarop je staat, in het bezoekwerk.’


Nieuwe verhalen in Eerst dit voor kids Het tweede seizoen van Eerst dit voor kids is deze maand van start gegaan. Geen afleveringen vergelijkbaar met de bijbelpodcast ‘voor grote mensen’, maar ‘een verhaal in een verhaal’. Schrijfster Anke van der Pol is een gepassioneerd verhalenverteller. ‘Ik ken niemand die niet van verhalen houdt.’

‘Ik vind het leuk om inzichten over God in een verhaal te verstoppen’, vertelt ze. ‘Zodat kinderen niet door een les, maar door middel van verhalen, glinsteringen ontdekken van hoe goed God is. Een verhaal waarbij kinderen de bijbelverhalen op een zo’n oorspronkelijk mogelijke manieren zouden horen en tegelijkertijd met een verzonnen personage zouden meeleven. Dan zou de podcast ook interessant zijn voor kinderen die bijvoorbeeld het verhaal van Noach al kunnen dromen.’

Anke, getrouwd, moeder van drie kinderen, werkt al 18 jaar bij de EO. Ze volgde ooit de Pabo en haar afstudeerscriptie ging over ‘verhalen ontwerpen’. ’Hoe verweef je lesstof in een verhaal?’ Ze publiceerde onder andere ‘Wonderlijke verhalen uit het Sleutelbos’ en ‘De majesteit van het BelangRijk’.

Dat het een verhaal zou moeten worden, stond meteen voor haar vast, toen de Eerst Dit-redactie haar benaderde met het verzoek 23


24 een kinderversie te ontwikkelen. ‘Ik was vroeger een verschrikkelijk slechte lezer, maar ik hield en hou heel veel van verhalen. Als het regende zette ik thuis een LP op, ging op de bank liggen en luisterde urenlang naar verhalen. Ik ken niemand die niet van verhalen houdt.’ Ze verzon voor Eerst dit voor kids een personage, Daan. ‘Hij moest de bijbelverhalen van iemand ‘van dichtbij’ horen, met wie hij ook gesprekken zou kunnen voeren over de Bijbel en over het leven. We dachten eerst aan een oom, maar uiteindelijk werd het toch zijn vader. En zo werd ‘Eerst dit voor kids’ geboren.’ Veel reacties ontvangen? ‘Ja, we krijgen regelmatig reacties van ouders, opa’s en oma’s die ons vertellen hoeveel hun (klein-)kinderen hebben genoten van het eerste seizoen van Eerst dit voor kids en niet kunnen wachten op hoe het verder gaat.’ Al vrij snel werd duidelijk dat er een vervolg zou komen. Waarin verschilt de nieuwe serie van de eerdere? ‘Er komen andere bijbelverhalen aan bod. Daan is inmiddels samen met zijn gezin verhuisd en Fem, zijn zus, heeft een iets grotere rol gekregen. Ik denk zelf, dat deze serie scripttechnisch beter in elkaar zit.’ Welk thema/verhaal staat dit keer centraal? ‘Dit tweede seizoen start op het moment dat Daan is verhuisd en

naar een nieuwe school moet. Hij vraagt zich of hij wel in een leuke klas komt en of hij nieuwe vrienden kan maken. Daar pakken we de draad weer op en de rest moet je vooral zelf luisteren!’ Steek je er zelf ook wat van op? ‘Ik ontdek elke keer weer hoe goed en trouw God is. Bijvoorbeeld dat God een gesprek met Kaïn heeft, voordat hij Abel vermoord. En als Kain dan Abel heeft vermoord, zorgt God er alsnog met een zegel ervoor, dat Kain beschermd wordt. Dat vind ik echt ontroerend. Toen ik schreef over Methuselach en dat zijn naam iets vertelt over een gebeurtenis die honderden jaren later plaatsvindt, dan ben ik echt onder de indruk van hoe God alles door de eeuwen heen heeft verweven. Soms is het ook ontzettend lastig, om bijbelgedeelten in het verhaal op te nemen. Neem bijvoorbeeld Ananias en Saffira. Ik heb weken gepuzzeld over de reactie van de vader van Daan op dit verhaal. Gelukkig krijg ik hulp van een dominee, en is Wilfred van Rijn, de projectleider van Eerst dit voor kids, ook theoloog. En thuis probeer ik altijd de verhalen ‘uit’, door ze te laten voorlezen als we met ons gezin aan tafel zitten. Dan kunnen mijn man en de kinderen commentaar geven, en dan pas ik de verhalen weer aan.’

‘Ik ontdek elke keer weer hoe goed en trouw God is.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.