Lichtspoor no.2, 2016

Page 1

53ste jaargang | 2016 nummer 2


Een steen afwentelen

O

nlangs reed ik met mijn vrouw door het dorp waar we ooit als jonggetrouwd stel een paar jaar hebben gewoond. We stopten er even om wat boodschappen te doen. Indertijd gaf ik hier in de dorpskerk mijn eerste catechisaties. Ik voelde me meteen in het diepe gegooid, want er kwamen grote groepen jongeren. Daardoor deed ik er ook mijn eerste ervaringen op met orde houden. De jongelui hadden een keer geprobeerd mijn geduld te testen door een stinkbommetje te gooien. De lucht was afschuwelijk, maar ik besloot me niet van de wijs te laten brengen. ‘Jullie zijn die luchtjes misschien wel gewend’, grapte ik en onverstoorbaar vervolgde ik de les. Eén van de catechisanten uit die groep, inmiddels in de zestig, is

nu eigenaar van een winkel op het dorp. Hij heeft de zaak van zijn vader overgenomen. Nadat ik er mijn inkopen had gedaan, vroeg ik het meisje achter de toonbank of hij misschien aanwezig was.

‘Nu deze steen van je hart is afgewenteld, kun je in ieder geval opgewekt naar de kerk gaan’

Toen kwam het verhaal over het stinkbommetje. Hij moest dat kwijt. Het trof me, zoveel jaar na dato… Ik vergaf het hem natuur­ lijk alsnog. ‘Ga je nog naar de kerk?’ Nee, daar was al jaren niet meer van gekomen, bekende hij. Ik nam afscheid met de woorden: ‘Nu deze steen van je hart is af­ gewenteld, kun je in ieder geval opgewekt naar de kerk gaan.” Bij de deur keken we elkaar nog even ontroerd aan…

Moordenaar Toen hij de winkel in kwam lopen, keek hij verrast op. Een blik van herkenning. ‘Dat is lang geleden…!’ Op mijn vraag of hij zich nog herinnerde dat ik hier als jonge broekie catechisatie gaf, zei hij spontaan: ‘Dominee, ik was het.’ 2

De onverwachte ontmoeting gaf me veel te denken. Je kunt iets op je hart hebben, wat je kwijt moet. Wat kan het opluchten als je het dan kunt uitzeggen. Beken­ nen, belijden, uitpraten. ‘Een pak van m’n hart’ zeggen we soms. In dit geval was het een betrekkelijk onschuldige kwajongensstreek.

Maar het kan ook veel ernstiger zaken betreffen. Als predikant kun je soms in aanraking komen met onverwachte bekentenis­ sen, waardoor de bevrijdende kracht van het evangelie kan oplichten. In dit verband denk ik aan een heel andere ervaring. Als jonge stadspredikant werd ik eens geroepen bij een stervende man en vader. Hij wilde mij onder vier ogen spreken, omdat hij worstelde met schuldvragen waar niemand van wist. Diep uit zijn hart welde een schuldbelij­ denis op. ‘Dominee, ik ben een moorde­ naar.’ Hortend en stotend kwam het hoge woord er uit. Als lid van een ondergrondse verzetsgroep had hij in de Tweede Wereld­ oorlog een Duitse officier dood­ geschoten. Die officier was in de ogen van zijn ondergrondse vrienden een bedreiging voor veel medeburgers in de stad. Dus moest hij uit de weg wor­ den geruimd. Zo geschiedde.

slapeloze nachten van gehad, was hij gekweld door vragen: Zou die officier getrouwd zijn geweest? Had hij kinderen, die hem nu moesten missen?

Tekortgeschoten Ik zat naast het bed en luisterde. Een verhaal dat jarenlang was verzwegen, vertrouwde hij aan me toe. Ontroerend. Schuldge­ voelens voerden de boventoon. Hij bekende zijn opstandig­ heid. In de opvoeding van zijn kinderen voelde hij zich ook tekortgeschoten. Het gezin dat in de laatste maanden zo mach­ teloos, maar vol liefde, om zijn ziekbed had gestaan. Voor hen was hij een ‘goede vader’, maar hij voelde zich van binnen zo slecht… Het verscheurde zijn hart.

‘Dan is het dus allang Pasen! En nu ook voor mij’

Zorgenkind Ik zat aan het sterfbed en besefte dat de dader dit geheim de rest van zijn leven met zich mee had gedragen. Zelfs aan zijn vrouw had hij het voorval nooit verteld. Hij stond bekend als een zeer liefdevolle vader voor zijn kin­ deren. Vooral voor de jongste , een jongen met het syndroom van Down had hij alles over. De geboorte van dit zorgenkind had hem wel opstandig tegen God gemaakt. Daardoor was het kind niet gedoopt. Het hele gezin was door de jaren heen van de kerk vervreemd geraakt. Toen de man zijn einde voelde naderen, had hij mij laten roe­ pen. Er lag een zware steen op zijn hart. De moord op een Duitse officier. Vaak had hij er

Ik maakte hem duidelijk dat ik die steen niet van zijn hart kon afwentelen. Ook niet met de op­ merking dat hij die moord toch voor de ‘goede’ zaak van de ondergrondse had uitgevoerd. Daar zou hij niets aan hebben. Hij had trouwens zelf op die manier al zo vaak zijn geweten willen sussen, maar dat had hem geen rust gebracht.

De steen We lazen samen over Jezus, Die in alles verzocht was geweest en de onderste weg ging, in onze plaats. Hij ging naar het kruis om vrede met God te verwerven voor zondaren. 3

Dat kon de man niet begrijpen. ‘Maar ik ook niet’, zei ik. Ik heb met hem gebeden of Jezus als de Opgestane de steen van zijn hart wilde weghalen. Daags voor de Goede Vrijdag bezocht ik hem weer. ‘O die steen, die steen!’ zei hij. Toen ik hem opnieuw vertelde dat Jezus al tweeduizend jaar geleden de steen had afgewen­ teld en alle schuld van ons leven had weggenomen om ons te laten delen in het nieuwe leven met Hem, kwam er een glans op zijn gezicht. ‘Dan is het dus al­ lang Pasen! En nu ook voor mij.’ Op Goede Vrijdag is hij gestor­ ven.

Begrepen Het gezin veranderde. De twee jongens die nog thuis woonden, misten hun vader heel erg. Bei­ den wilden op hun eigen manier ook bij Jezus horen. De één kon best naar catechisatie, maar hoe moest dat met die jongste, de jongen met het syndroom van Down? Ik besloot ze daarom enkele keren samen thuis onder­ wijs te geven. In de belijdenis­ dienst kwamen ze hand in hand de kerk binnen, de jongen met zijn gehandicapte broer. Zo kwamen ze, toen ik hun na­ men noemde, ook naar voren. Samen knielden zij. Ze hielden elkaar nog steeds bij de hand. Na de belijdenis van de één doopte ik de jongste. Je kon een speld horen vallen. Opeens rukte hij zich los van de hand van zijn grote broer, keerde zich naar de gemeente en met zijn armen in de lucht riep hij luidkeels: ‘Hoi! Hoi!’ Met een brok in mijn keel kon ik alleen nog maar zeggen: ‘Ge­ meente, hij heeft het begrepen!’ De steen is weg! Ds. J.H.Gijsbertsen


Ada Graveland-Trouwborst was 24 jaar buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand in haar woonplaats Maarssen. Meer dan duizend huwelijken heeft ze in die tijd gesloten. Maar routine werd het nooit. ‘Voor elk bruidspaar schreef ik een nieuwe toespraak.’

Z

e herinnert zich als de dag van gisteren haar eigen trouwdag. In 1964 trad ze in het huwelijk met Anthony Graveland, in Delft. Zij was in dienst van de ge­ meente, hij werkte aan zijn proefschrift, aan de Technische Universiteit. ‘De ambtenaar van de burgerlijke stand was een oudere man, die er een beetje met de pet naar gooide. Hij had overduidelijk een verhaaltje met standaardriedeltjes uit de la getrokken. Als je het mij vraagt: een schoolvoorbeeld van hoe het niét moet’, zegt Ada. ‘Je mag een toespraak houden op één van de belangrijkste dagen in het leven van een echtpaar. Daar máák je dan toch wat van?’

Belofte Maarssen was en is nog steeds populair als trouwlocatie, van­ wege de fraaie historische ge­ bouwen als Goudestein en Slot Zuylen. ‘Daardoor had ik soms wel drie huwelijken per week. Dat was best druk, want met elk bruidspaar had ik ook een voor­ bereidingsgesprek. Ik ontving ze bij mij thuis en dan spraken we uitvoerig over de levens­ overtuiging, maar ook over zaken

mijn man, die voor de Wereld­ bank werkte) maakte ik aanteke­ ningen. Als ik een toepasselijke anekdote hoorde, of een fraaie uitdrukking, dan schreef ik die meteen op. In mijn toespraken vermeed ik platgetreden paden. Uiteraard besteedde ik aandacht aan de persoonlijke levens­ situatie van beide echtelieden, hun familie, ouders en eventuele grootouders. En ik probeerde ­iedere keer te verwoorden wat

Duizend keer een verse toespraak

Spannend Het zou nog wel jaren duren voor ze zelf achter de katheder zou plaatsnemen. ‘Als vrijwilliger had ik veel kerkenwerk gedaan en ik wilde weleens wat anders. Op een dag heb ik geïnformeerd bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis. Ze konden wel iemand gebruiken. De gemeente­secretaris nam ruim de tijd voor het kennismakings­ gesprek. Hij wilde wel even ­weten wat voor vlees hij in de kuip had. ‘U hebt veel voor de kerk gedaan. Denkt u hier bruidsparen te komen bekeren?’ Het werd uiteindelijk een fijn gesprek. De dag daarop werd ik aangenomen en na de eed-­ aflegging kon ik beginnen. ­Tjonge, wat vond ik dat spannend, de eerste keer…’

als vergeving en verzoening. Ik schat dat 80 tot 85 procent van de echtparen niet na de huwe­ lijksvoltrekking naar de kerk ging voor de bevestiging en inzege­ ning. In dat geval vroeg ik bruid en bruidegom – zoals in Enge­ land gebruikelijk is – met een prachtige volzin een trouwbelof­ te uit te spreken voor hun geza­ menlijke toekomst, ...in voor- en tegenspoed, in de bloei en de herfst van het leven…’ Overigens accepteerde men het altijd als ik in een toespraak aangaf dat ik in God geloof. Dat deed ik niet elke keer, maar met mate, waar het gepast was.’ Geschenk De rijke historie van de trouw­ locaties bood stof te over voor toespraken. ‘Ik heb altijd belangstelling gehad voor ge­ schiedenis. Veel echtparen stel­ den het op prijs als ik in mijn bijdrage historische gegevens verwerkte. Maar ook tijdens de reizen die ik maakte (samen met 4

het huwelijk inhoudt: twee ­mensen die als een geschenk aan elkaar zijn toevertrouwd. Zo’n relatie grijpt diep in in het individuele bestaan van een mens. Daarom zijn kernwoor­ den als ‘gelijkwaardig’ en ‘we­ derzijds’ van groot belang. Het gaat om respect voor elkaars opvattingen en gevoelens en ten diepste om het behoud van je eigen identiteit. Dat is helaas niet vanzelfsprekend. Iedereen kent wel een stel waarbij de één dominant is ten opzichte van de ander. In mijn werk heb ik veel opgestoken en doorgegeven van prof. dr. Wim ter Horst, emeritus hoog­leraar pedagogiek. Liefde, zegt hij, is een kwestie van open­ heid: de ander de gelegenheid geven je te leren kennen, bij wijze van spreken, bij je binnen te laten kijken; doordringen in de belevingswereld van de an­ der. Een goed huwelijk kan niet zonder vriendschap. Voorwaarde voor echte vriendschap is zelf­ acceptatie. Want als je jezelf niet

aanvaardt, kun je geen goede vriend(in) van de ander zijn, omdat je dan teveel op jezelf betrokken bent.’ Correspondentie Dankzij haar jarenlange ervaring heeft Ada heel wat mensenken­ nis opgedaan. ‘De ene keer trouw je mensen van adel, de andere keer mensen van een­ voudige komaf, of types waar­ van een buurvrouw naderhand zei: “Eh… ik weet niet wie jij over de vloer had, gisteren…” Je zou denken dat het ‘alle da­ gen feest’ is om als buitenge­ woon ambtenaar van de burger­ lijke stand een belangrijk rol te vervullen in het leven van twee mensen. Maar vergis je niet in de spanningsvolle situaties waar je mee te maken krijgt. Een di­ recteur van een groot bedrijf die kort na een scheiding hertrouwt

met een jongedame van even in de twintig. Dan zitten de kinde­ ren uit zijn eerste huwelijk met zeer gemengde gevoelens in de zaal. Of zijn ouders, die om de lieve vrede wil, toch maar gekomen zijn… In zulke situa­ ties moet je je woorden op een goudschaaltje wegen. Als je dan gaat improviseren, kun je zo een uitglijder maken. Daarom schreef ik mijn bijdrage altijd van a tot z uit. Veel echtparen stuurden me na afloop een bedankbrief of een – kaart. Ik heb twee dozen vol met zulke correspondentie bewaard. Onvergetelijk was het huwelijk van de bruid die als gevolg van een spierziekte niet in staat was te lopen. Toen ze langskwamen voor een gesprek droeg de brui­ degom haar naar binnen. Ik heb nog altijd geregeld contact met hen.’ 5

Ada Graveland was 24 jaar buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand

Wens Vaak besloot ik mijn toespraak met een wens. Bijvoorbeeld de tekst uit Spreuken: ‘Dat liefde en trouw jullie niet verlaat. Bindt ze om je hals, schrijf ze op de tafel van je hart.’ Of: ‘Ik wens jullie een nuchterheid toe, die nog spannender is dan alle ro­ mantiek, een geloof dat stouter wegen zoekt dan de wildste avonturier. En een wijsheid om de grote dingen groot te zien en de kleine klein.’ Of ik koos een gedicht als dit: Neem tijd om na te denken;/ ’t zal vreugde schenken./ Neem tijd voor lezen; / ’t Is de bron van wijsheid. / Neem tijd voor vriendelijkheid; / ’t is de weg naar geluk./ Neem tijd om te lachen; / ’t is muziek voor de ziel./ Neem tijd voor geven; / ‘t leven is te kort om egoïstisch te zijn.


Psalmen in vier regels ‘Het is mooi om te ervaren dat ik kracht en troost mag putten uit de gedichten die ik zelf heb geschreven. Ik woon hier alleen. Als ik ’s avonds op bed lig en me zorgen maak over wat me kan overkomen, zeg ik mijn dichtregels bij Psalm 4 op: “Voel u bij de HEER maar thuis, / leg in vrede u terneer, / veilig wonen in dit huis. / Heb vertrouwen in uw HEER.” De dichter Anton Chardon hoopt deze maand 80 te worden. Met zijn lenige geest publiceert hij regelmatig kleine gedichtjes via internet. Zoals: ‘Ik had zin in een gedicht / en heb het klaargemaakt. / Verbazend, zei ik tegen mij, / al zeg ik ’t zelf, het smaakt.’ Geestig. Vaker is het diep-gees­ telijk, zoals dit avondgebedje: ‘Ik loop met U de dag nog door, / de hele dag ging U mij voor / en ik volgde, vraag niet hoe. / Vergeef mij dat ik vaak niet spoor.’ Anton woont in Geel (België), waar hij jaren werkzaam was als docent Latijn en Grieks op een internationale school. Hij publiceerde onder andere ‘Licht van genade. De psalmen in kwatrijnen’, die de redactie

Als geboren docent heeft hij zijn hele leven verhalen verteld, graag gekruid met taalvondsten en kwinkslagen. Dat gaat bijvoorbeeld zo: ‘Op mijn vijfde werd ik verliefd op een meisje met schattige vlechtjes. Ze was de helft van een ééneiige tweeling. Dat was problematisch, want een dag later wist ik al niet meer wie van de twee het was.’ Of, nog een voorbeeld: ‘Mijn ouders hadden zeven kinderen, onder wie vijf zonen, die allemaal wel ter tale waren. Geweldige sprekers. Geen van hen had de gave van het luisteren.’

Docent Anton Chardon is opgegroeid in een gereformeerd gezin, in Driebergen. Zijn vader dreef handel in landbouwproducten maar ging failliet. ‘Dat werd in de jaren vóór de oorlog beschouwd als een criminele

Psalm 22 van Lichtspoor graag voor het voetlicht haalt. Als ik zijn tuinpad oploop, staat hij achter het raam al op de uitkijk. ´Doch van verre zag hem zijn vader…’, grapt hij, terwijl hij

de deur opent. De dichter houdt van de Statenvertaling. ‘Vooral van de Herziene Statenvertaling’. Mocht er ooit een verkiezing van ‘de vrolijkste bejaarde’ plaatsvinden, dan is Anton Chardon een goede kandidaat.

Oud worden Ik leef nog even en dan ben ik dood.

En ongeschreven zijn nog vele brieven.

De boekenkast is lang niet uitgelezen.

Ik kraak al, maar echt niet van helderheid.

Ik sta bij vele mensen in het rood.

Het leven kent zijn vele ongerieven

Bij sommigen ben ik al uitgewezen.

Je raakte ze alle, God zij dank, eens kwijt.

6

Zij staan om Hem heen, de honden, strooien zout in Jezus’ wonden: Waar is God, die gij verwacht, die zoveel van u zou houden?

activiteit. Je had immers spullen besteld die je niet betaalde…’ Hoewel ze het thuis niet breed hadden kon Anton als eerste naar de Vrije Universiteit; zijn oudere broers waren aangewezen op avondstudie. Na zijn afstuderen kon Anton aan de slag als docent Latijn en Grieks in Emmen, later in Haarlem. ‘Als gevolg van de

Bij het kruis Hij hangt daar maar te hangen,

Hij spreekt nog zeven woorden

ik sta hier maar te staan,

is met de mens begaan.

kijk, aan de grond genageld

Hij aan het kruis genageld,

dit wrange schouwspel aan.

kijkt mij verlossend aan.

invoering van de Mammoetwet werd ik wegbezuinigd. Omdat ik liever niet mijn handje wilde ophouden, besloten mijn vrouw en ik met onze vijf kinderen te emigreren, en wel naar Duitsland. Ik werd docent op een particuliere school op het Waddeneiland Langeoog. Niet dat ik nu zo goed Duits sprak, maar als docent voel ik me als een vis in het water. Vier dingen maken mij gelukkig in het leven (hij zwaait met z’n vingers in de lucht): Eén: Geef me een schoolbord. Twee: Geef me een krijtje. Drie: Geef me een klas. Vier: Zeg tegen me: Leer ze Latijn!’ Toen de school over de kop dreigde te gaan, verhuisde het gezin naar het Belgische Geel, waar Anton tot aan zijn pensionering verbonden was aan de Europese school. ‘Ik had nooit ordeproblemen en trok me ook nooit iets aan van adviezen die mijn populariteit zouden vergroten. Ik was gewoon mezelf.’

Kerngedachte Het idee om als dichter ‘iets te doen’ met de Psalmen, ontstond na de publicatie van de Nieuwe Bijbelvertaling in 2004. ‘Ik ben, God zij dank, al mijn leven lang gelovig. In mijn dagelijkse ritme heb ik tegenwoordig ’s ochtends en ’s avonds een 7

“religieus programma” van Bijbellezen en gebed. Ik nam me voor om elke Psalm twee keer te lezen. De eerste keer om te achterhalen wat deze tekst mijn ziel te zeggen heeft, de tweede keer om te horen wat ik er als dichter aan beleef. Dat verwoordde ik per Psalm in een kwatrijn, een vierregelig gedichtje. Het resultaat is uiteraard geen samenvatting, het is een persoonlijke reflectie bij de inhoud van het Bijbelgedeelte. Doet een predikant die over de Psalmen preekt vaak niet hetzelfde? Hij geeft overwegingen bij één kerngedachte. Zo heb ik in zes weken tijd 150 kwatrijnen geschreven.’ Anton is verknocht geraakt aan de uitgave ‘Licht van genade’. Hij citeert de poëzie uit de losse pols. ‘Neem Psalm 1, waarin wordt gesproken over de gelovige die is als een boom, die vrucht draagt. Dat beeld neem ik over en ik verwerk er mijn reactie in. Dat levert dan deze vier regels op: ‘Zijn bladeren verdorren, / hij draagt geen greintje vrucht. / Hoe zit het met Psalm één? / vraagt hij zich af, beducht.’


Troost ‘De gedichten gaan met me mee. ’s Avonds kan ik me rust inspre­ ken, door de regels bij Psalm 4 te citeren. Ook in het ziekenhuis heb ik ervaren dat de dichtregels me troosten. Tweemaal ben ik op de rand van de dood geweest. Daar putte ik kracht uit Psalm 23: ‘Al ga ik door een donker dal, / ik ben niet bang, in geen geval. / Ik voel mij veilig, voel mij vrij: / uw stok, uw staf, zij steunen mij.’ Eerlijk gezegd, heb ik er spijt van dat ik wijzer dacht te

moeten wezen dan de Psalmist. In het origineel staat: Uw stok en uw staf vertroosten mij’. Dat had ik eigenlijk moeten laten staan. Want zo is het.’ Aan het eind van het gesprek wijst hij nog even op Psalm 150. ‘Al die instrumenten passen na­ tuurlijk niet in vier regeltjes. Dus eindigt het met: ‘Loof met allerlei muziek, / loof uw God, Hij is uniek!’ Koos van Noppen

De bureaukalender ‘Licht van genade; de Psalmen in kwatrijnen’, door Anton Chardon, is voor € 7,50 te koop bij de boekhandel, of digitaal via o.a. kameel.nl Uitgeverij Ark Media, 2010, ISBN 978 90 33877 30 8.

Pasen Gij volgt ons uit Jeruzalem en spreekt zodat ons in uw stem waar Gij de Schriften open doet, het woord van den beginne groet. Zo zult Gij ons terzijde gaan; want Gij zijt waarlijk opgestaan, in ’t breken van ons brood zijt Gij ons in ons eigen huis nabij. O Heer, tot U zo bidden wij, blijf in ons midden, wees nabij, steek Gij ons dorre hart in brand al zijn wij traag door onverstand. Wanneer ons dan de avond wenkt, de schaduw van ons leven lengt, wees onze laatste reisgenoot, een metgezel in alle nood.

Tekst: Willem Barnard, Liedboek voor de Kerken, gezang 72.

Lichtspoor (voorheen ‘Licht in de avond’) verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland. Redactie: ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter) J. Anker (secretariaat) ds. H.G. de Graaff ds. J. Westland K. van Noppen Nieuw redactie-adres: Breestraat 59-61 3818 BH Amersfoort Tel. 033-4611949 E-mail: info@izb.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.