ALS ELK WOORD TELT
Hoe praat je met iemand die psychotish is?
2
Titel: Als Elk Woord Telt (Hoe Praat Je Met Iemand Die Psychotisch Is?) Samengesteld door: Eddy Adriaens Uitgegeven door: Eddy Adriaens eddyadriaens@yahoo.com ISBN: 978-1-291-64361-9 Š Copyright 2013 Edgard Adriaens, Belgium, - All Rights Reserved.
Dit document werd samengesteld op basis van informatie die vrij beschikbaar is in het publieke domein op internet. Wanneer je informatie vervat in dit werk citeert of reproduceert in gelijk welke vorm, gelieve dan steeds de oorspronkelijke bron van de informatie te vermelden. Neem zeker contact op met de oorspronkelijke autheur indien je informatie wenst te gebruiken in een commerciĂŤle context. Indien U vaststelt dat ik een bron niet heb vermeld of wanneer U denkt dat dit werk een inbreuk op de rechten van een derde partij zou bevatten, contacteer me dan op: eddyadriaens@yahoo.com
3
Inleiding De praktische voordelen van de toepassing van de technieken die uitgelegd worden in "Als Elk Woord Telt" gaan veel verder dan de communicatie met personen met een psychose.
"Als Elk Woord Telt" gaat over het tot stand brengen en uitdrukken van een attitude van empathie. Telkens opnieuw wanneer wij geconfronteerd worden met situaties waarin onze gesprekspartner de werkelijkheid anders ervaart dan wijzelf, zal deze attitude haar nut bewijzen.
Voorbeelden hiervan zijn: feedback geven, slecht nieuws brengen, omgaan met kritiek, klachten en onredelijke eisen, conflict hantering, crisis communicatie, onderhandelen, coaching, motivering en be誰nvloeding van mensen, ...
Dit document is een compilatie van publiek domein artikelen gepubliceerd op het internet door de beste experten op het terrein: Kathleen Dillen, Amador, Jules Tielens, Mark Loons, Martin Voerman en Marshall Rosenberg. Daarnaast omvat het bijdragen van Windmasters.nl en R.F. Riemersma, ervaringsdeskundige.
4
Index 1. Psychotische Stoornissen - Hoe voelt het? - Welke soorten zijn er? - Waar komt het door? - Hoe vaak komt het voor? - Wat is je diagnose? - Hoe is het te behandelen? - Zijn er medicijnen voor? - Het je zelf deze stoornis? - Ken jij iemand met deze stoornis?
- Meer informatie en hulp 2. Omgaan met iemand die psychotisch is - Neem de persoon ernstig - Vraag naar gedachten en gevoelens - Benadruk de realiteit en wees duidelijk - Wees rustig - Verdere hulp
3. Hoe praat je best met geesten? - Samenvatting - Inleiding - Psychose als ziekte - Psychose als een persoonlijke ervaring - Psychose als een falende aanpassing - Psychose als een vorm van contact met lichaamsloze personen - Therapeutische aanwijzingen
- Literatuur
5
4. Motiverende gespreksvoering -
Inleiding
-
Motivatie Wat is motivatie Soorten motivatie Componenten van motivatie
-
Motiverende gespreksvoering
-
Grondpeilers 1. het opbouwen van een vertrouwensrelatie, 2. het ontwikkelen van discrepantie, 3. het meebewegen met de weerstand en 4. het ondersteunen van de persoonlijke effectiviteit.
-
Basisbeginselen 1. onvoorwaardelijke acceptatie, 2. constructieve zelfconfrontatie, 3. autonomie
-
StrategieĂŤn en Gesprekstechnieken
-
StrategieĂŤn Uitdrukken van empathie, Niet-moralistische houding Actief luisteren, Niet direct aandragen van een oplossing, Opwekken van een discussie Inzicht krijgen in de balans tussen kennis, gevoelens en gedrag
-
Gesprekstechnieken Non Verbale technieken Basistechnieken Complexe gesprekstechnieken
-
Fasen binnen de motiverende gespreksvoering
-
Fase 1. Bouwen aan motivatie om te veranderen
-
Belangrijkste technieken: 1. ORBS: Open vragen, Reflectief luisteren, Bevestigen, Samenvatten 2. Uitlokken van verandertaal 3. Werken aan het vertrouwen 6
-
1. ORBS 2. Uitlokken van verandertaal -
-
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Belangrijkste technieken: Belangenlineaal Beslissingsbalans onderzoeken Stilstaan en uitdiepen Vragen naar consequenties Vergelijken met verleden Vooruitkijken naar toekomst Doelen en waarden verkennen
-
Motivationele conflicten 1. toenaderings - toenaderings conflict 2. toenaderings - vermijdings conflict 3. vermijdings - vermijdings conflict 4. dubbel toenaderings - vermijdings conflict
-
De cirkel van invloed
3. Werken aan het vertrouwen
-
Fase 2: Betrokkenheid bij de verandering versterken
-
Kenmerken voor gereedheid voor verandering
- Belangrijkste technieken: - 1. ORBS - 2. Onderhandelen over een verander-plan -
Valkuilen Stappenplan Bereidheid tot veranderen Aandachtspunten
-
Het veranderingsproces: Verandering en weerstand 1. Voorbeschouwing, 2. Overpeinzing, 3. Beslissing, 4. Actieve verandering, 5. Consolidatie 6. Terugval Reageren op weerstand Aandachtspunten
-
Verandering en coping 7
-
CopingstrategieĂŤn 1. Prestatietechnieken 2. Agressief forceren 3. Aanpassen 4. Defensief gedrag ontwikkelen 5. Vlucht technieken
-
Vormen van coping 1. Regressie 2. Depressie 3. Ontkenning 4. Delegeren 5. Aanvaarding, gelatenheid of berusting
-
ProcescategorieĂŤn van weerstandsgedrag 1. In discussie gaan 2. Interrumperen 3. Ontkennen 4. Negeren of niet volgen
-
Gezondheidsproblemen
-
Basishouding
-
Toepassing in de praktijk
-
1. 2.
-
Nuttige tips als je mensen wil overtuigen Bijlage: Urica
Urica vragenlijst Motiverende gesprekken o 1. 1e gesprek: collage o 2. 2e gesprek: tijdlijn o 3. 3e gesprek: cirkel van invloed o 4. 4e gesprek: hoe zien anderen mij? o 5. Hertesting Urica o 6. 5e gesprek: planning maken o 7. 6e geprek: beoordeling van de gesprekken
8
5. Motiverende gespreksvoering bij mensen met een psychose -
Inleiding
-
Wat is motiveren?
-
Attitudes in de psychiatrie De adviseur De verleider Ingrijpen
-
Motiovationeel interviewen bij oordeelsonbekwaamheid en anosognosie
-
-
Het gesprek De LEAP methode: listen, empathise, agree, partner o 1e fase: Reflectief luisteren o 2e fase: Empathie o 3e fase: Agree & partner Het lijden van de patiĂŤnt centraal stellen Wat niet bespreken?
-
Behandeling en toekomstperspectief Beknopte literatuurlijst
6. In gesprek met psychose : de verbindende gesprekstechniek 1. Ziekte inzicht en compliance 2. Anosognosie 3. Motivationeel interviewen - Motiverende technieken in de psychiatrie - Reflectief luisteren - Ken het lijden, onzekerheden, vragen en angsten van de gesprekspartner(s) 4. Hypotheses
9
7. Geweldloze Communicatie Belang Van De Band Voorbeelden Van Te Veranderen Gedrag Hoe Gedrag Be誰nvloeden? Opvoeden zonder kritiek en verwijten Opvoeden zonder straffen Opvoeden zonder beloning Hoe naar mensen luisteren? De Gevaren Van Amtssprache Eerlijk Zijn Zonder Kritiek Te Leveren De Taak van het Hart Beoordelen Vanuit Het Hart, Niet Het Hoofd De Twee Vragen Een Taal Die Het Leven Dient Een Verzoek Formuleren Het verschil tussen een verzoek en een eis Een verzoek formuleren in de praktijk Je niet druk maken over de reacties op je verzoek Dankbaarheid Uitdrukken Positieve Omgang Met Mensen Gedrag dat zorgt voor vervreemding, conflict, ruzie Hoe dan wel met mekaar omgaan? Wat zijn gevoelens? Wat zijn behoeften? Voorbeelden van omgangsvormen Beschrijving van een gebeurtenis met en zonder oordeel Wat zijn de voordelen van deze omgangsvormen Verantwoordelijkheden Achtergrond Doel Het Vier Stappen Model
10
1. Psychotische Stoornissen Een stem horen zonder dat er iemand in de buurt is? In het donker een mens zien, terwijl het een boom blijkt te zijn? Dat is verbeelding of fantasie. Niets mis mee. Als je tenminste kunt toegeven dat het verbeelding of fantasie was. Als je een psychose hebt, ben je er op dat moment van overtuigd dat wat je hoort en ziet écht bestaat. Denk je dat je achtervolgd of afgeluisterd wordt. Of dat je de president van Amerika of Jezus bent? Tijdens een psychose ben je het contact met de werkelijkheid kwijt. Er zijn verschillende psychotische stoornissen. Het ligt eraan hoe vaak en lang je een psychose hebt en waardoor het komt, wat voor psychotische stoornis je hebt. -
Wat is een psychose? Hoe voelt het? Welke soorten zijn er? Waar komt het door? Hoe vaak komt het voor? Wat is je diagnose? Hoe is het te behandelen? Zijn er medicijnen voor? Het je zelf deze stoornis? Ken jij iemand met deze stoornis? Meer informatie en hulp
Wat is een psychose? Iemand met een psychose is het contact met de werkelijkheid grotendeels kwijt. Iemand die psychotisch is kan dingen horen, zien of ruiken die er niet zijn. Daarnaast kan iemand met een psychose waandenkbeelden hebben. Dan denkt hij bijvoorbeeld dat hij achtervolgd wordt (achtervolgingswaan), dat hij bestuurd wordt door buitenaardse wezens of dat hij door God gezonden is. Wanneer iemand psychotisch is werken de hersenen niet zoals ze zouden moeten werken. Normaal gesproken krijgen je hersenen allerlei signalen binnen. Je hoort en ziet van alles en je filtert alleen die zaken eruit die belangrijk zijn. Bij hersenen van iemand met een psychose werkt dat filtersysteem niet goed meer en zijn alle zaken even belangrijk. Hierdoor wordt het ontzettend druk in het hoofd van iemand die psychotisch is en worden er allerlei verbanden gelegd die in werkelijkheid niet bestaan. Hoe voelt het? Als je een psychose hebt, leef je in een eigen wereld. Je kunt geen onderscheid meer maken tussen belangrijke en onbelangrijke informatie die via je zintuigen binnenkomt. Je vindt bijvoorbeeld de radio of een vliegtuig dat overkomt, net zo belangrijk als wat je vrienden of de docent zegt. Daardoor raken je hersenen overbelast. Zonder aanleiding kun je zomaar gaan lachen of juist heel woedend worden zonder dat de omgeving begrijpt waarom. Het is net alsof je gedrag en gevoelens niet kloppen met wat er om je heen gebeurt. Sommige mensen met een psychose hebben vooral last van wanen, bijvoorbeeld identiteitswaan (denken dat je iemand anders bent) of achtervolgingswaan (dan denk je bijvoorbeeld dat anderen je gedachten kunnen lezen of dat er overal microfoons of camera’s verstopt zitten). Andere mensen hebben vooral last van hallucinaties. Dan hoor, zie, voel of ruik je dingen die anderen niet waarnemen. Zoals stemmen in het hoofd, beelden, geuren of zelfs aanrakingen. Door de psychose ga je verward denken, te langzaam of juist te snel. De gedachten van iemand met een psychose vertonen geen samenhang en zijn door de persoon zelf moeilijk te sturen. De psychotische persoon gaat ook anders praten: hij of zij ratelt aan één stuk door, praat anderen precies na of springt van de hak op de tak.
11
Als je in een psychose zit, heb je vaak weinig energie om iets te gaan doen, je kunt je terugtrekken en weinig emoties laten zien. Misschien heb je overdag zin om te gaan slapen en kom je ‘s nachts tot leven. Je kunt jezelf verwaarlozen, maar ook je familie en vrienden en je school of werk. Je concentreren is moeilijk en je vindt het lastig om beslissingen te nemen. Als je een psychose hebt, dan begrijpen jij en de mensen in je omgeving elkaar vaak niet. Als je al eerder een psychose hebt gehad, herken je al deze dingen misschien als een teken dat er weer een psychose is begonnen of er een aankomt. Als je voor het eerst een psychose hebt, dan merk je meestal wel dat er iets is, maar je snapt niet precies wát. Welke soorten zijn er?
Acute psychotische stoornis Kraambedpsychose Schizofrenie Schizoaffectieve stoornis Psychotische stoornis door drugs, alcohol of als bijwerking van medicijnen
Acute psychotische stoornis Psychiaters hebben het over een acute psychotische stoornis als de psychotische verschijnselen niet langer duren dan een maand en er in de periode daarvoor geen voortekenen waren. Soms is het onduidelijk waar de acute psychose door komt. In andere gevallen is de aanleiding wel aan te wijzen. Dan is het een reactie op een stressvolle gebeurtenis. Wat als stress wordt ervaren is individueel bepaald. Vaak zijn het ingrijpende gebeurtenissen zoals een scheiding, geboorte, verhuizing of (seksueel) geweld. Dan wordt ook wel gesproken van een reactieve psychose. Iemand die een acute psychotische stoornis heeft gehad, kan na de psychose weer net zo leven als in de periode voor de psychose. Kraambed psychose Het gebeurt wel eens dat een kersverse moeder binnen een maand na de bevalling een psychose krijgt. Dit heet dan een kraambed psychose. Bij iedereen is zo’n psychose anders, maar vaak is de moeder onrustig, in de war, bang dat ze de baby laat vallen of dat het kindje niet van haar is. Tijdens zo’n psychose kan ze agressief zijn tegen de baby of zichzelf iets aandoen. Hierdoor loopt het kindje én de moeder gevaar. Schizofrenie Als iemand een langdurende psychose heeft gehad of meerdere psychoses achter elkaar kreeg en tussen de psychoses door niet goed het dagelijks leven aan kon, kan het zijn dat die persoon schizofrenie heeft. Iemand met schizofrenie kan na een psychotische periode niet meer zo leven zoals hij gewend was. Schizoaffectieve stoornis Als iemand naast de psychotische verschijnselen, ook heel somber of juist manisch is, dan heeft diegene misschien een schizoaffectieve stoornis. Daar hoort soms ook bij dat diegene de ene keer in een heel goede bui is en daarna in een heel slechte. Hij kan ook weinig energie of slaapproblemen hebben. Psychotische stoornis door drugs of alcohol of als bijwerking van medicijnen Als je aanleg hebt voor psychoses (en meestal weet je dat niet van jezelf), kan alcohol of drugs of het gebruik van medicijnen een psychose uitlokken en de symptomen ernstiger maken. Waar komt het door? De meeste psychische stoornissen zijn er al vanaf je geboorte. Ze zitten in je genen. Ze zijn in aanleg aanwezig. Je kunt het zien als een tv die op stand by staat. Pas als het knopje ‘aan’ wordt ingedrukt, gebeurt er iets. In dit geval in je lijf en in je hoofd. Dat knopje kan op verschillende momenten en op de meest uiteenlopende manieren worden ingedrukt. Als je wordt geboren met autisme of ADHD, dan zijn de symptomen meteen al te merken. Andere stoornissen, zoals schizofrenie of borderline, gaan ‘aan’ als je wat ouder bent. Maar dat hoeft niet altijd. Bij sommigen blijft de stoornis hun hele leven op stand by staan. Als jij bijvoorbeeld een geweldige jeugd hebt, met superouders en andere mensen die je vertrouwt en bij wie je je veilig voelt, het gaat goed op
12
school en er zijn genoeg leuke dingen die je doet, dan krijg je misschien geen last van die stoornis. Maar als je bijvoorbeeld veel nare dingen meemaakt in je jeugd 贸f je hebt een wat somberder karakter, dan kan het knopje worden ingedrukt. Maar dit is niet voor twee mensen hetzelfde. Ook al word je met aanleg voor dezelfde stoornis geboren, heb je precies dezelfde jeugd en hetzelfde karakter, dan nog kan het zijn dat die ander last van de stoornis krijgt en jij niet. Niemand weet precies hoe die stoornissen ontstaan. Daarom wordt er veel onderzoek naar gedaan. Het enige wat wel zeker is, is dat het gaat om een samenspel van biologische, sociale en psychologische factoren. Misschien is er in je familie wel iemand die hetzelfde heeft (biologische factor). Het kan ook komen doordat je opgroeit in een omgeving met omstandigheden die kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een psychotische stoornis (sociale factor), je ouders scheiden of er overlijdt iemand waar je veel van houdt. En dan is er nog het deel dat zich in je eigen persoonlijkheid of karakter afspeelt (psychologische factor). Er zijn ook factoren die ervoor kunnen zorgen dat het knopje niet aan gaat. Bijvoorbeeld dat je mensen in je buurt hebt waar je terecht kan en bij wie je je veilig voelt. Een psychose wordt vaak voorafgegaan door stress en spanningen. Als mensen terug kijken naar de periode voorafgaand aan de psychose blijken er vaak al voortekenen geweest te zijn.. Bij een naderende psychose kunnen concentratieproblemen optreden, kunnen mensen angstig worden, zich terugtrekken en gaan resultaten op school en werk achteruit. Sommige mensen voelen zich ineens erg aangetrokken tot godsdienst, mystiek en het paranormale. Omdat het vaak lichte verschijnselen zijn en een voorliefde voor bijvoorbeeld mystiek bij de leeftijd of de persoon kunnen passen, wordt dan niet altijd snel aan psychose of schizofrenie gedacht. Hoe vaak komt het voor? Er is maar weinig bekend over hoe vaak kinderen onder de twaalf een psychose krijgen. Of waardoor. Maar het is zeker dat het heel zeldzaam is. Er is meer bekend over psychoses bij jongeren tussen 13 en 19 jaar. Uit onderzoek blijkt dat een half procent van hen een psychose krijgt. Twee keer zoveel jongens als meisjes krijgen in hun puberteit een psychose. Onderzoekers proberen nog uit te vinden waar dat door komt. Wat is je diagnose? Om er precies achter te komen waar je gedrag en gevoelens mee te maken hebben, moet je onderzocht worden. Als je een bot breekt, is dat simpel: er wordt een r枚ntgenfoto gemaakt, het bot wordt weer aan elkaar gezet, je krijgt er gips omheen en na een aantal weken is het genezen. Met psychische stoornissen is het vaak een stuk moeilijker om erachter te komen wat je precies hebt. Daarom kan de huisarts dat niet doen. Die moet je doorverwijzen naar een psychiater of psycholoog. Als je onder de zestien bent, moet je altijd samen met je ouders of iemand die officieel het gezag over je heeft (bijvoorbeeld een voogd). Zo staat het in de wet. Boven de zestien hoeft dat niet. Wel is het goed te weten dat alle medici, en dus ook psychologen en psychiaters, een geheimhoudingsplicht hebben. Dit betekent dat ze alleen informatie over jou mogen geven aan de mensen die je behandelen. Alleen met jouw toestemming en als je onder de zestien bent met de goedkeuring van je ouders, mogen ze het aan anderen (bijvoorbeeld je docent of sportleraar) vertellen. Alleen een psychiater of een psycholoog mag een diagnose stellen over een psychiatrische stoornis. Die psychiater of psycholoog voert een aantal gesprekken met jou en vaak ook met belangrijke personen uit je omgeving zoals je ouders of leerkracht. Hij vraagt natuurlijk naar je klachten, maar wil ook weten hoe het op school en thuis gaat. Ook wil hij erachter komen hoe je omgaat met gebeurtenissen en of er iets is gebeurd waardoor je klachten zouden kunnen zijn ontstaan. Hij zal proberen te begrijpen op wat voor manier jij naar de wereld, de mensen om je heen en situaties kijkt en wat je sterke en zwakkere kanten zijn. Soms moet je ook een vragenlijst invullen. Die kan gaan over hoe je je voelt of wat je denkt, maar bijvoorbeeld ook over je eetgewoonten of waar je bang voor bent. Daarnaast kan er ook iemand bij je op school of thuis komen kijken hoe het daar met je gaat en hoe je je gedraagt. En soms ga je ook praten met een fysiotherapeut, logopedist of dramatherapeut. Dit hangt allemaal af van waar je last van hebt of tegenaan loopt en welke vragen de psychiater of psycholoog nog heeft.
13
Alle informatie bij elkaar wordt gebruikt om te bepalen óf en welke stoornis je eventueel hebt. Daarvoor gebruiken psychiaters en psychologen een boek waarin per stoornis staat aan welke symptomen je moet voldoen om te kunnen zeggen dat je die stoornis hebt. Een symptoom is een klacht. Pas als je een bepaald aantal symptomen hebt, is er sprake van een stoornis. Dan kan je daarvoor behandeld worden. Hoe is het te behandelen? Als de psychiater of psycholoog vaststelt dat je een psychotische stoornis hebt, kijkt hij samen met jou welke behandeling het beste bij je past en waar je het meest aan zult hebben. Soms is het ’t beste dat je één keer per week een uurtje met je behandelaar praat. Soms is het beter om meerdere keren te komen bij dezelfde behandelaar of juist bij verschillende. En soms kan je een tijdje opgenomen worden. Dit gebeurt alleen als je een gevaar voor jezelf of je omgeving bent, bijvoorbeeld als je jezelf hebt uitgehongerd, verwond of dat je zó agressief bent dat je iemand zou kunnen verwonden. Alleen in dit soort situaties mag er zonder jouw toestemming en/of de toestemming van je ouders of verzorgers met een behandeling worden begonnen. Verder mag jij altijd een behandeling weigeren of stoppen. Wel is het zo dat de hulpverleners kunnen beslissen je niet meer te behandelen als je overal nee op zegt. Als je tussen de twaalf en zestien jaar bent, moeten zowel jij als je ouders toestemming geven voor de behandeling. Boven de zestien geef alleen jij toestemming voor de behandeling. Als je toestemming hebt gegeven voor een behandeling, dan maken jullie afspraken die worden vastgelegd in een behandelcontract. Daarin staat precies geschreven wat jullie gaan doen, welke doelen je wilt gaan halen. Ook staat er wanneer jullie gaan kijken hoe het gaat met de behandeling en wat er eventueel anders moet. Er zijn veel verschillende behandelvormen, vaak werkt een combinatie van verschillende behandelvormen het beste. Je kunt individuele gesprekken hebben of in een groep met andere jongeren. Er is ook dramatherapie, dan ga je bijvoorbeeld via rollenspelen en gedichten schrijven proberen je angsten of sombere gevoelens te overwinnen of je impulsieve gedrag onder controle te krijgen. Bij een sociale vaardigheidstraining leer je hoe je zonder problemen of spanningen om kan gaan met andere mensen. Er zit vast iets tussen wat jou wat lijkt en bij jou en je problemen past! Het belangrijkste doel van de behandeling is natuurlijk dat je klachten minder worden. Daarnaast ga je allerlei vaardigheden oefenen die belangrijk zijn voor je ontwikkeling en geestelijke gezondheid. Als je een psychose hebt gehad, dan kan het gebeuren dat je je minder goed kunt concentreren dan daarvoor. Omdat tijdens een psychose vaak contacten met anderen minder worden, moeten na een psychose contacten worden hersteld of nieuwe contacten worden opgebouwd. Dit lukt vaak maar moeizaam en helemaal niet. Verder is het goed om te zorgen voor een goede dagstructuur. Denk bijvoorbeeld aan het plannen van (vrijwilligers)werk, sociale activiteiten, sporten. Je gaat ook leren hoe je met stress om kunt gaan. Stress kan bij mensen die gevoelig zijn voor psychoses een psychose opwekken. Als jouw stoornis iets is waar je de rest van je leven mee te maken zult hebben, dan leer je hoe je hier het beste mee om kunt gaan in je dagelijks leven, op school, thuis en met je vrienden. Je krijgt tips en tricks om toch op een zo plezierig mogelijke manier je dingen te blijven doen. Ook je ouders en/of school kunnen hulp aangeboden krijgen. Zij krijgen bijvoorbeeld uitleg over jouw stoornis waardoor ze je beter zullen begrijpen. Ook krijgen ze tips hoe zij jou kunnen helpen je weer prettiger in je vel te laten voelen. En ze worden zelf ook niet vergeten. De meeste ouders hebben veel voor hun kinderen over en willen ze graag helpen. Maar zorgen voor iemand met een stoornis kan erg ingewikkeld zijn en veel van ouders vragen. En het is natuurlijk niet de bedoeling dat je ouders hierdoor instorten. Dit kan voorkomen worden als ze meer van jouw problemen begrijpen. Als ouders het gevoel hebben dat zij weten hoe zij hun kind kunnen begeleiden voelen zij zich sterker. Daarnaast leren zij hoe zij ook voor zich zelf en je eventuele broers en zussen kunnen blijven zorgen.
14
Zijn er medicijnen voor? Medicijnen spelen een belangrijke rol bij de behandeling van psychoses. Medicijnen kunnen wanen en hallucinaties naar de achtergrond dringen, verminderen en/of stoppen. Daarnaast kunnen medicijnen helpen om weer helder te denken. Ook kunnen ze symptomen als afwezigheid, onbereikbaarheid, ontbreken dag/nachtritme verminderen. Het duurt meestal enkele weken voordat het effect van medicijnen te merken is. Veel mensen hebben na de behandeling minder of zelfs geen medicijnen meer nodig. Andere mensen moeten medicijnen blijven gebruiken ook al voelen zij zich beter. Stoppen met medicijnen vergroot voor deze mensen namelijk de kans op een volgende psychose. Mensen die eerder een psychose hebben gehad, voelen een volgende psychose soms aankomen. Zij herkennen de voortekenen. Op dat moment kunnen ze, in overleg met hun psychiater, weer medicijnen gaan slikken om een volgende psychose te voorkomen. Heb je zelf deze stoornis?
Lees meer over psychoses. Als je weet wat er met je aan de hand is, word je misschien minder bang door wat er met je gebeurt. Het kan ook helpen om de signalen te herkennen die bij jou wijzen op een naderende psychose. Het is handig om de signalen ook te bespreken met mensen die je vertrouwt. Misschien zien zij de naderende psychose wel eerder aankomen dan jij. Als je merkt dat er een psychose aankomt, kan je overleggen met de arts of je medicijnen kan gaan slikken. Ook kan je kijken welke stressfactoren er zijn die de psychose mogelijk uitlokken en kan jij en/of je omgeving helpen deze stressfactoren weg te nemen.
Spreek met een of meerdere personen uit je omgeving af wie wat doet wanneer de eerste signalen van de psychose zichtbaar worden of wanneer je in een crisis komt. Wie belt de behandelaar, wat mag de behandelaar wel of niet doen, wat vind jij prettig wat mensen uit je directe omgeving wel of niet doen. Dit kan je bijvoorbeeld vast leggen in een soort noodplan.
Omdat stress en spanningen een psychose kunnen uitlokken, is het aan te raden om stress en spanningen te vermijden en/of er in elk geval mee om te leren gaan. Een regelmatig leven kan hierbij helpen. Dat je weet waar je aan toe bent en dus niet voor onverwachte situaties komt te staan die stress en spanningen op kunnen roepen. Stress en spanningen helemaal vermijden zal niet altijd lukken. Sommige dingen overkomen je gewoon. Dan is het goed om te weten hoe je hiermee om kan gaan.
Als je voelt dat het mis met je gaat, waarschuw dan mensen in je omgeving die je kunnen begeleiden en steunen.
Probeer overdag wakker te zijn en ‘s nachts te slapen. Draai dit ritme niet om, ook al is dat soms aanlokkelijk, want ’s nachts zijn er minder prikkels waar je last van kunt hebben. Maar als je zo leeft, isoleer je jezelf van je omgeving. De meeste mensen leven immers overdag. En het is ook belangrijk dat je school en werk zoveel mogelijk doorgaat.
Als je medicijnen slikt, neem deze dan altijd op een vast tijdstip. Zo vergeet je ze minder makkelijk.
Praat ook eens met andere jongeren die een psychose hebben gehad. Kijk voor contacten op internet of via Anoiksis (www.anoiksis.nl), de vereniging voor mensen die een psychose hebben gehad.
15
Ken je iemand met deze stoornis?
Lees meer over psychoses om de persoon met de psychose beter te kunnen begrijpen.
Als iemand wanen of hallucinaties heeft, zijn deze voor hem de werkelijkheid. Het heeft geen zin om te zeggen dat het niet waar is wat de persoon voelt, ziet, hoort, ruikt. Je loopt zelfs de kans dat de persoon achterdochtig(er) wordt en je niet meer vertrouwt. Het is beter om er proberen achter te komen wat de persoon voelt en denkt.
Wees duidelijk en eerlijk in het contact. Geef duidelijk aan wat je grenzen zijn.
Probeer, liefst samen met de persoon met de psychose, in kaart te brengen welke signalen wijzen op een naderende psychose. Als deze signalen optreden, stimuleer dan dat er hulp gezocht wordt.
Spreek af wat je kan en mag doen als de eerste signalen van de psychose zichtbaar worden en wat u kan en moet doen als er een crisis is. Maak een noodplan, liefst ook met de behandelaar erbij zodat iedereen weet wat zijn rol is.
Stress en spanningen zijn niet goed voor iemand met een gevoeligheid voor psychoses. Probeer er voor te zorgen dat de omgeving van iemand met gevoeligheid voor psychoses zo rustig en stabiel mogelijk is. Maar betutteling en overbezorgdheid is ook niet goed. Dus: vind hier een balans in en vraag vooral wat die ander prettig vindt?
Zorg dat je zelf voldoende leuke dingen blijft doen.
Zoek steun als het je te veel wordt.
Er zijn cursussen over hoe je kunt omgaan met psychoses bij mensen in je omgeving. Hier krijg je behalve informatie, ook tips over hoe je jezelf staande kan houden. Je ontmoet hier ook lotgenoten waar je veel steun van kan ervaren.
Neem contact op met Ypsilon, de vereniging voor familieleden met schizofrenie of een psychose.
Meer informatie en hulp Organisaties (bv. belangenbehartigers)
Anoiksis, vereniging van schizofrene en chronisch-psychotische mensen. Voor contact met lotgenoten. Tel. 030-254 61 13 of www.anoiksis.nl.
Ypsilon, vereniging voor familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose. Voor informatie, literatuur, advies en steun. Tel. 088-000 21 20 of www.ypsilon.org.
Labyrint-In Perspectief, landelijke zelfhulporganisatie van en voor familieleden van psychiatrische patiënten. Tel. 0900-254 66 74 (Telefonische Hulplijn, € 0,20 p/min.) of www.labyrint-in-perspectief.nl.
Meer lezen
Diagnose Schizofrenie. 15 levensverhalen van familieleden. C. van Well, 2003. Zie voor meer boeken www.schizofrenieplein.nl of www.psychoseplein.nl
Bron http://www.mindmasters.nl/psychotische-stoornissen
16
2. Omgaan met iemand die psychotisch is: http://www.gratis-tips.nl/gezondheid/omgaan-met-psychose/ Het is moeilijk communiceren met iemand die psychotisch is. Maar het wordt er ook niet beter van als zo'n persoon in een isolement terechtkomt. Hieronder vind je meer informatie over het begrip psychose en tevens een aantal tips hoe je met iemand kunt omgaan die een psychose heeft. Tips voor het omgaan met iemand die een psychose heeft Neem de persoon serieus Vraag naar gedachten en gevoelens. Hoe kijkt deze persoon tegen de situatie aan? Probeer deze gedachten en beelden niet te veroordelen of weg te praten. Blijf rustig en geïnteresseerd doorpraten en doorvragen. Dit werkt twee kanten op. Ten eerste krijg je zo zelf een idee wat er in deze persoon omgaat. Ten tweede wordt deze persoon door jouw vragen gedwongen naar zichzelf te kijken en de eigen gedachten en gevoelens te verklaren. Benadruk de realiteit en wees duidelijk
Geef de persoon geen ongelijk in zijn of haar hallucinaties of wanen. Vertel alleen dat jij er zelf niet zo over denkt maar er anders tegenaan kijkt. Bevestig de ideeën die wel realistisch zijn. Iemand met een psychose heeft een chaos in zijn hoofd en kan soms erg achterdochtig zijn. Wees daarom duidelijk en ondubbelzinnig. Blijf rustig Het is niet altijd even makkelijk, maar probeer rustig te blijven en niet boos of geïrriteerd te reageren. Hier kan iemand die psychotisch is erg heftig op reageren. Je moet iemand met een psychose niet achter de broek aan zitten, maar ook niet volledig in zijn sop gaar laten koken, ook al heeft hij daar zelf om gevraagd. Wat je verder kunt doen Help de persoon bij het oppakken van het normale dagelijkse leven. Structuur, rust en regelmaat zijn daarbij heel belangrijk. Belangrijk hierbij is een structuur te vinden die de persoon zelf prettig vindt. Hier zijn namelijk geen algemene regels voor te vinden die iedereen prettig vindt. Ook lichamelijke verzorging is belangrijk; gezond eten en een goede lichamelijke verzorging. Dring jezelf niet teveel op en laat de persoon zoveel mogelijk zelf bepalen hoe hij of zij het dagelijkse leven oppakt. Vraag de persoon wat jij zelf zou kunnen doen om daarbij te helpen.
17
3. Hoe praat je het best met geesten? Aanwijzingen voor psychotherapie voor psychosen door R.F. Riemersma. R.F. Riemersma is zelf psychotisch. Hij praat met “geesten” en overledenen. Hij slaagde er in om zijn psychose te integreren in het normale leven door deze psychotische contacten te aanvaarden als contacten met deelelementen (deelpersonen) van zijn eigen psyche. Wat volgt is dan ook geschreven vanuit zijn persoonlijke ervaring. Bedenk wel dat elke mens, en dus ook elke psychoticus, verschillend is en andere psychotici dus ook andere ervaringen hebben. Samenvatting Gebaseerd op eigen psychotische ervaringen met stemmen, gesprekken met psychotici en literatuurgegevens doet de schrijver het voorstel tot een psychotherapie die het bestaan van geesten erkent. De psychotische ervaring wordt beschouwd vanuit vier elkaar aanvullende gezichtspunten:
ziekte, persoonlijke ervaring, falende aanpassing en contact met lichaamsloze personen' (geesten).
De gegeven aanwijzingen tonen de therapeut hoe hij de cliënt kan helpen het praten met geesten te integreren in het normale leven. Erkenning van de stempersonen (geesten), informatie delen omtrent hun geaardheid en verstandige regels voor de communicatie ermee moeten samengaan met een dagelijks leven dat zo weinig mogelijk stress kent en in wezen plezierig moet zijn. Inleiding Een psychose met gehoorshallucinaties kan worden opgevat als een contact met deelpersonen van de eigen psyche (Riemersma 1982, 1983). Vooral vanuit de hypnotherapie wordt het idee van deelpersonen in toenemende mate gesteund (Hilgard 1977; Van der Werf, Hermans en Van Ree 1983). Het duidelijkst wordt dit bij de multipele persoonlijkheid, waar één der andere personen het hele functioneren kan overnemen zonder dat het ik er weet van heeft (Bliss 198o). Ik ga vooral uit van mijn eigen psychotische ervaring. Door verdere studie en gesprekken is bij mij de overtuiging ontstaan dat psychose iets is dat je kan overkomen en waarbij het toch mogelijk is een integratie ervan in het normale leven tot stand te brengen. Eigenlijk beschouw ik mijn leven met deze ervaringen rijker dan er zonder. In 1982 deed ik verslag van deze ervaringen. Door het gesprek met deelpersonen, die ik `foonpersonen' noemde, aan te gaan, kreeg ik de verwarrende hallucinaties in de hand. Volgens mij waren mijn ervaringen bruikbaar vooral voor psychotici met voldoende ontwikkeling en intellectuele vermogens en die de nieuwsgierigheid en de durf hebben om hun psychotische ervaringen beter te leren kennen en ze langs deze weg te integreren in hun bestaan. Als stappen in een therapie langs deze weg onderscheid ik:
de stembron bij jezelf zoeken; de notie van deelpersonen (foonpersonen); praten met je deelpersonen; integratie van je ervaringen in je bestaan.
Inmiddels ben ik acht jaar verder en geloof dat aan deze uiteenzetting nog wel een aantal belangrijke zaken kunnen worden toegevoegd, zodat een grotere groep psychotici er voordeel van kan hebben.
18
Men moet niet snel denken een afdoende oplossing te hebben gevonden. Dat blijkt ook uit mijn eigen levensloop sinds 1982. Ik heb in die afgelopen jaren nog vier perioden meegemaakt waarin ik gedeeltelijk in een waanwereld verkeerde, een situatie die een psychiater psychotisch zou noemen.
Wat ontbrak er aan mijn opvattingen dat ik, terwijl ik er toch alles van dacht te weten, weer psychotisch werd? Wat is die nog steeds onbegrijpelijke toestand die wij psychose noemen? Hoe kunnen we psychotici goed helpen? Of moeten we de hoop op een bevredigende oplossing maar opgeven?
Al meer dan de helft van mijn leven ben ik met deze vragen bezig. Met tientallen mensen die stemmen hoorden heb ik gesprekken gevoerd. Wanneer zij mij daarom vroegen heb ik hen met mijn inzichten proberen te helpen. Graag wil ik mijn ideeën met anderen delen: met psychotici en mensen die hun nastaan en wier leven vaak een hel is geworden, en met therapeuten die met zoveel inzet toch nog zo weinig bereiken. Volgens mij moet je een psychose altijd vanuit vier gezichtspunten bekijken: 1. 2. 3. 4.
als een ziekte, een persoonlijke ervaring, een falende aanpassing en een contact met lichaamsloze personen.
Bij elke therapeutische benadering moet je alle gezichtspunten aan de orde laten komen. In mijn benadering ligt de nadruk op het vierde gezichtspunt. Daarop ga ik uitvoeriger in, terwijl ik de eerste drie kort bespreek. Een psychose is een zeer dramatische ervaring: het gaat gepaaid met een ernstig verlies van aanpassing en dreigende destructie van je persoonlijk, sociaal en maatschappelijk leven. Bij psychotherapie met psychotici moet men rekening houden met het totaal van iemands individuele bestaan. De therapeut moet handelen vanuit het bewustzijn dat hij maar één van de helpers kan zijn. Wel moet hij zicht hebben op de andere aspecten en ze beschouwen als elkaar aanvullend en niet als elkaar bestrijdend. 1. Psychose als ziekte Dit brengt ons bij de gewone psychiatrie. De medische specialist veronderstelt een functiestoornis van de hersenen en bestrijdt die met medische ingrepen als (psychiatrische) ziekenhuisopname en antipsychotische medicijnen. Mijn eerste psychotische perioden, die in de jaren zestig plaatsvonden en gepaard gingen met opname en medicijngebruik, hadden bij mij sterke weerstand tegen dit gezichtspunt gewekt. Bij mijn vorige publicatie was die weerstand verminderd, Mijn verdere bemoeiingen met psychotici, psychiaters en verplegenden, en mijn herhaalde bezoeken aan psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van gewone ziekenhuizen deden dit gevoel ondertussen omslaan in waardering. Hoewel er geen duidelijke biologische basis voor het idee van psychose als ziekte wordt gevonden, is het voor de meerderheid van de psychotici de beste aanpak als de crisis op zijn hoogtepunt is. 2. Psychose als persoonlijke ervaring De grenzen van je bestaan worden in korte tijd omvergehaald. Bevend van ontzetting treed je een nieuwe wereld binnen, waar alles schijnt te bestaan wat je tot dan toe voor onmogelijk hield. Zelf ben je een Mensgod, de nieuwe Messias, er is telepathisch contact tussen alle mensen. Je krijgt bezoek van Goden, overledenen,
19
diergeesten, plantgeesten en materiegeesten. Je wordt verplaatst naar het verre verleden en je verkeert met de eerste mensen. Je krijgt visioenen van een toekomst waarin mensen alles kunnen, maar niks begrijpen. Je zweeft door de kosmos en bezoekt verre sterren en planeten waar je mee kunt praten. De wereld is heel anders dan je tot nu toe had gedacht. Je ontdekt steeds heerlijke, maar ook helse betekenissen van zaken die je toch al lang bekend waren. Je ervaart het ultieme. Je zegt wat je denkt zonder je nog bewust te zijn van de leefwereld van de ander (een fenomenologische beschouwing van deze toestand geven Bhler en Wyss 1979). Op college ga ik mijn studenten openlijk dom noemen. Ik zie de seksuele aantrekkingskracht van vrouwen, ik ga ze lastig vallen in de overtuiging dat ze voor mij bestemd zijn (het zogenaamde De Clérambaultsyndroom; Enoch, Trethowan en Barker 1967). De hele wereld draait om jou. Je medemensen laten je weten dat ze deel hebben aan je nieuwe wereld door blikken, gebaren, intonatie en spreekwijze. Er zijn ook tegenkrachten: groepen verkeerde mensen spannen tegen je samen. 3. Psychose als falende aanpassing De ervaring maakt je hulpeloos als burger van de samenleving. Je kunt eigenlijk niet meer voor jezelf zorgen: huishouden, eten, slapen, het gaat nauwelijks meer. Je omgang met je medemensen leidt via bizarre ruzies tot relatiebreuken. Je verliest geld, gezin, baan en goede naam. 4. Psychose als contact met ‘lichaamsloze' mensen De hallucinerende psychoticus zal meestal zijn ervaring zo beschrijven. Hij staat in telepathisch contact met andere mensen, geesten van overledenen en Goden, en heeft toegang tot een andere wereld, waarbij de gewone wereld als saai, dom en onjuist wordt ervaren. De ideeën van Jung over collectief onbewuste, archetypen, anima/animus zijn nog steeds ter zake. Jung (1962, p. 186-191) praatte trouwens zelf ook met stempersonen. Ook bij enkele andere onderzoekers vind je erkenning van deze stand van zaken (Van Dusen 1971, p. 120-134; Marlet 1981). In de hoofdstroom van onze cultuur — en dus ook bij de meeste hulpverleners — vindt deze benadering nog weinig respons. Wel begint men de noodzaak in te zien om de beleving van de cliënt centraal te stellen, zoals in ons land op gang is gebracht door Romme (1988). De nieuwe gesprekspartners verwekken bij de psychoticus sterke angst en brengen hem aan de rand van de chaos en zelfs daar voorbij. Maar ook brengt hun aanwezigheid hem een gevoel dat alles zinvol wordt, dat zij de oorspronkelijke wezens zijn waaruit alles is voortgekomen en dat hun wereld eigenlijk de echte wereld is. Ik heb vaak de ervaring gehad dat ik met God en zijn helpers sprak, die me vertelden hoe de wereld is ontstaan en die me het eeuwige leven op aarde beloofden. Zoiets zou eigenlijk waar moeten zijn. Je moet leren dat dat ook niet zo is en dat de gewone aanpassing voor jou als lichamelijk mens wel nodig is en dat jij daar de hoofdverantwoordelijke voor blijft. Je kunt een relatie met deze stempersonen opbouwen als waren het echte mensen. Ze krijgen namen, het zijn mannen of vrouwen. De ene is stoer, gauw bereid te vechten, goedgehumeurd en praktisch. Een ander probeert alles te weten te komen, vindt dat hij alles het beste weet, houdt lange monologen. Er zijn er ook die heel vriendelijk en meegaand zijn. Op deze manier hebben ze een grote invloed op je leven. Ik denk dat je ze moet erkennen en dat een psychotherapie voor psychosen zonder die erkenning altijd minder doeltreffend zal zijn.
20
De verschillende stempersonen kun je onderscheiden in drie soorten:
Ten eerste deelpersonen of eigen geesten. Ze zijn van jou, horen bij je en kunnen waarschijnlijk weer goed geïntegreerd worden in je persoon. Ten tweede zijn er geesten van overledenen. Voor degenen die er contact mee hebben staat hun bestaan vast. Je praat dus met je overleden vader, grootvader, grootmoeder e.d. en je kunt echt wel geloven dat ze er zijn. Ten slotte zijn er geesten die niet bij jou horen, maar ook niet lichamelijk zijn. Ze willen graag weten hoe mensen zijn en vinden meestal dat je een domoor bent. Als ze niet vervelend zijn en geen vreemde opdrachten geven, kunnen ze heel geestig zijn. Als je met ze praat krijg je vaak het gevoel dat je leven en dat van andere mensen één groot komisch toneelstuk is, dat door de acteurs echter niet zo wordt begrepen.
Therapeutische aanwijzingen De hier gegeven aanwijzingen liggen in het verlengde van de nieuwere opvattingen over psychotherapie van psychotici. Men richt zich hierbij op het verminderen van stress in het dagelijks leven van de cliënt. Hierbij steunt men de cliënt in gedragswijzen die de omgang met stemmen binnen iemands normale aanpassing kunnen laten verlopen. Een overzicht hiervan vinden we bij Strauss (1980). Onderzoek naar copingstrategieën (manieren om je staande te houden tegenover psychotische verschijnselen) deden Falloon en Talbot (1981) en in ons land Romme (1988, p. 199-214). Het idee dat het om stempersonen gaat vergemakkelijkt in mijn benadering het inzicht van de cliënt in wat hem overkomt. Dat is vooral van belang voor diegenen die niet in staat zijn zich als ziek te beschouwen. Op basis van eigen psychotische ervaringen en gesprekken met psychotici in de afgelopen acht jaar beveel ik aan: Erken tegenover de psychoticus de mogelijkheid van het bestaan van stempersonen. Doe dit alleen als de psychoticus hierin gelooft. Is dat zo, probeer dan te stellen dat de geesten er niet moeten zijn, omdat het doel van de therapie is de gewone menselijke aanpassing weer te bereiken. Ik geloof niet dat je algemene richtlijnen kunt geven hoe je dit gesprek moet voeren. Je zou het zowel vanuit non-directieve als meer adviserende methoden kunnen benaderen. Bepalend is hier de interactie tussen therapeut en cliënt. Vaak gelooft de psychoticus dat de stemmen afkomstig zijn van telepathisch contact met andere mensen. Vertel dat deze opvatting vaker voorkomt, maar dat het je onwaarschijnlijk lijkt. Verder is hier weinig aan te doen en gelden de volgende aanwijzingen. Accepteert de psychoticus dat de geesten onwenselijk zijn, steun hem dan in het uitbannen van hun invloed (b.v. met medicijnen). Adviseer ontspanning en afleiding naast een regelmatig leven met goed eten en voldoende slaap. Deze adviezen kunnen een vervolg krijgen in gezinstherapie, waarbij conflicten met gezinsleden worden uitgesproken, verhelderd en hanteerbaar gemaakt. Er moet gestreefd worden naar egoversterking en ontwikkeling van sociale vermogens. Groeps- en gedragstherapeutische benaderingen zijn hiervoor geschikt. Als de psychoticus er niet toe over te halen is de geesten in de steek te laten, moet de therapeut hun bestaan erkennen en belangstelling tonen voor hun uitingen, en proberen de maatschappelijke afwijzing die een dergelijk geloof meebrengt te corrigeren. Voorwaarde voor een goede steunverlening is wel dat hij zich verdiept in beschrijvingen van deze ervaringen bij esoterische richtingen, paragnosten en psychotici (Romme 1988).
21
De therapeut moet daarbij een matigende invloed uitoefenen en ernaar streven dat de stempersonen zo weinig mogelijk inbreuk maken op de dagelijkse aanpassing van de cliënt. Hij zal de psychoticus erop wijzen dat aanpassing vóór gaat boven het contact met stemmen en er eigenlijk een voorwaarde voor is. Hij stelt de cliënt duidelijk de gevaren van een dergelijk verlies van aanpassing voor ogen. De therapeut plant met de cliënt het contact met geesten, in ieder geval naar de vorm, maar zo mogelijk ook naar inhoud. Uit de praktijk bleek mij het volgende van nut voor psychotici: -
zoek elke dag slechts op een bepaalde vaste tijd contact met je stemmen (b.v. van 20 tot 22 uur), daarbuiten eigenlijk niet; luister niet naar gekke opmerkingen; bezin je over alles wat gezegd is en kom de volgende keer met goeie vragen; voer alleen opdrachten uit als je het er zelf mee eens bent; vermoei je niet te veel en stop het contact als dat gebeurt; word niet boos; kun je dat niet vermijden, stop dan het contact en begin weer als je boosheid over is.
De therapeut helpt de cliënt zo positief mogelijk te leven. Stimuleer een niet ingewikkeld leven met bezigheden en eventueel werk dat zoveel mogelijk leuk en gezellig is. Contact met geesten is zwaar, het moet plaatsvinden vanuit een positieve achtergrond. Het is van belang dat de therapeut hier veel aandacht aan besteedt. Dus vermijden van stress en vermeerderen van aangename belevingen. Deze regels ontdekte ik zo gaandeweg in gesprekken met psychotici. Ze hielpen mij het gesprek open te houden, ook als de ervaring nogal van de mijne verschilde. Belangrijk is vooral dat je een steunende gezel bent in heel moeilijke ervaringen. Naast de aandacht die je geeft aan de voor de cliënt belangrijke belevingen, kun je er samen een grotere duidelijkheid over verschaffen en oplossingen bedenken voor een niettemin bevredigend leven. Ook kun je tot het inzicht komen dat in de psychose veel is ervaren dat waardevol kan zijn in je bestaan. Literatuur - Bliss, E.L. (1980), Multiple personalities. Archives of General Psychiatry, 37, 1388- '397. - Bfthler, K.E., en D. Wyss (1979), Plffiaomenologische Deskripton der Subjektbeziehungen bei Schizophrenen und paránoidhallucinatorischen Syndromen. - Zeitschnli fijt' Klinische Psychologie und Psychotherapie 27, 2 1 5 -22 . - Dusen, W. van (1971), De natuurlijke rijkdom van de mens. De Toorts, Haarlem. - Enoch, M.D., W.H. Trethowan en J.C. Barker (1967), Some Unknown Psychiatric Syndromes. John Wright, Bristol. - Falloon, I.R.H., en R.E. Talbot (1981), Persistent auditory hallucinations: coping mechanisms and implications for management. Psychological Medicine 11, 329- 339. - Hilgard, E.K. (1979), Divided Consciousness. John Wiley, New York. - Tijdschnft voor Psychiatrie 33 (1991) 1 71R.F. Riemersma - Jung, C.G., (1962), Erinnerungen Triiume Gedanken. Rascher Verlag, Zurich. - Marlet, J. (1981), Parapsychologische aspecten van psychotherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie 7, 61-69. - Riemersma, R., (1982), Praten met foonpersonen. Tijdschrift voor Psychotherapie 8, 156-163.
22
4. Motiverende Gespreksvoering Ik herneem hieronder een generaliserende samenvatting van het eindwerk van Kathleen Dillen (Academiejaar 2008-2009) omwille van het inzicht die het werk biedt in wat mensen motiveert en hoe ze omgaan met verandering. Inleiding We motiveren anderen omdat we een doel voor ogen hebben. Maar heb je al eens nagedacht over de manier waarop je dat doet? Als je iets niet kan bereiken of krijgen wat doe je dan? Ga je anderen verplichten, manipuleren, omkopen,…? Dit zijn manieren om iets te bereiken, maar zijn ze wel juist? Kathleen Dillen gebruikt de techniek van de motiverende gespreksvoering om mensen te motiveren zonder ze onder druk te zetten, te dwingen, te manipuleren of om te kopen. Motiverende gespreksvoering beschrijft een gespreksstijl, die toepasbaar zou moeten zijn binnen verschillende settings en vooral ondersteuning zou moeten bieden door een proces van intrinsieke motivering op gang te brengen door mensen aan te zetten om meer na te denken over wat ze willen bereiken. “Zou moeten”, want kan je met motiverende gespreksvoering de intrinsieke motivatie van mensen om nieuwe acties te ondernemen en/of te veranderen wel effectief bevorderen? Het gezegde luidt immers dat je iemand anders niet kan motiveren. Op basis van haar praktijkervaring stelt zij dat de kans op succes toeneemt wanneer dit proces niet door één enkel persoon wordt uitgevoerd, maar door heen heel team wordt ondersteund en dat de continuïteit daarbij zeer belangrijk is. Wat is motivatie? “De mens hunkert tot op zekere hoogte naar realisatie van zijn doeleinden en oogmerken, eerder dan dat hij door blinde impulsen en driften wordt gedreven. De mens richt zich op het behoud van het leven. Hij heeft een utopische impuls, een begeerte om de uiterlijke wereld te verbeteren, verkeerde dingen recht te zetten.” Dit is de definitie van motivatie volgens Maslow (1970). Barker (2008) deelt de motivatie in als
negatief of positief, duidelijk of subtiel tastbaar of ontastbaar.
Motivatie lokt op zijn beurt gedrag uit, op basis van drie aspecten:
Allereerst de arousal, dit houdt in dat de motivatie het gedrag opwekt, vervolgens bepaalt motivatie de richting van het gedrag en als laatste de duur van het gedrag.
Soorten motivatie Er zijn volgens Dhert (2002) en Van Laere (2008) drie soorten motivatie die iemand leiden tot een bepaald gedrag of reactie. 1. Intrinsieke motivatie, waarbij het doel van de activiteit gelegen is in de activiteit zelf. Binnen de intrinsieke motivatie treffen we vier vormen aan: 1.
de intellectuele nieuwsgierigheid, dit is de kennis om kennis.
23
2. 3. 4.
de behoefte aan competentie en efficiëntie, persoonlijke oorzakelijkheid: iedereen heeft behoefte aan autonomie, zelfbepaling of controle. prestatiemotivatie of faalangst. (Dhert, 2002)(Van Laere, 2008)
2. Extrinsieke motivatie: De persoon verwacht van een activiteit dat deze leidt tot positieve gevolgen die niet direct verbonden zijn aan het gedrag. 3. Geïnternaliseerde motivatie: De persoon wil voldoen aan de regels en verwachtingen van de omgeving (… en doet enkel wat hij denkt dat er van hem verwacht wordt.) Componenten van motivatie 1. Gereedheid: Het klaar zijn om te veranderen: de persoon weet wat hij wil en kan prioriteiten stellen. Vaak heeft een persoon relatieve prioriteiten. Dit houdt in dat de persoon wel wil, maar niet kan. De oorzaak ligt bij het tekort aan gereedheid. Dit moet niet beschouwd worden als een innerlijke afweer. Het moet beschouwd worden als informatie over de volgende stap naar verandering toe. 2. Bereidheid: De mate waarin iemand verandering wil, wenst of nastreeft. Het is het waargenomen belang van een bepaalde verandering of discrepantie tussen de situatie en het doel. 3. Vermogen: Ook hier geldt dat mensen vaak wel willen veranderen, maar niet kunnen. In dit geval omdat zij de algemene effectiviteit – dit is: geloof in de verandering zelf - én de persoonlijke effectiviteit – geloof in zichzelf - nog onvoldoende ontwikkeld hebben. (Miller & Rollnick, 2005) Besluit : De verschillende vormen van motivatie zullen bepalen of een persoon al dan niet bereid is om te veranderen. Een persoon zou intrinsiek gemotiveerd moeten zijn om zijn eigen doelen na te kunnen streven. Hierbij moeten ook de drie componenten van motivatie aanwezig zijn voordat bepaalde stappen ondernomen kunnen worden. Als die niet aanwezig zijn, kan er geen verandering optreden.
24
Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering is een gespreksstijl. Het is een ander-gerichte en directieve methode. Het heeft als doel de intrinsieke motivatie te vergroten zodat verandering optreedt door ambivalentie te verkennen en deze op te lossen. Het is als dusdanig een algemene, continue basishouding, die steeds nagestreefd moet worden en dus niet alleen van toepassing is tijdens op verandering of activering gerichte gesprekken. De algemene principes, die hierbij gelden, zijn: 1. 2. 3. 4.
het opbouwen van een vertrouwensrelatie, het ontwikkelen van discrepantie, het meebewegen met de weerstand en het ondersteunen van de persoonlijke effectiviteit. (Schippers, 2000)
Motiverende gespreksvoering stoelt op vier belangrijke peilers: 1. Opbouwen van een vertrouwensrelatie door coöperatie: Je biedt betrokkenheid en ondersteuning aan bij het zelfonderzoek van de ander. Zo creëer je een positieve interpersoonlijke sfeer die verandering stimuleert. Je moet hiervoor een vertrouwensrelatie opbouwen, zodat de ander zich op zijn gemak voelt bij jou. Dit gebeurt door empathie uit te drukken en dus reflectief te luisteren zodat je gesprekspartner zich aanvaard en begrepen voelt. Het is van belang dat je hem niet beoordeelt, bekritiseert of beschuldigt. Dit zorgt ervoor dat je zijn eigenwaarde ondersteunt. Je kan bv jezelf voorstellen zodat hij iets over jou weet, of laten weten dat je er echt bent voor hem, dat hij met al zijn vragen bij jou terecht kan. 2. Evocatie: je moet motivatie uitlokken, om intrinsieke motivatie bij iemand anders te bekomen. Hiertoe ontwikkel je discrepantie door opzettelijk directief te zijn. Dit doe je vanuit het perspectief van de ander. Je vergroot, de discrepantie tussen zowel het huidig gedrag als de ruimere doelen en waarden, zodat je een cognitieve dissonantie opwekt. In het algemeen streef je ernaar dat de ander zelf de redenen voor verandering aandraagt, omdat mensen zich dikwijls overtuigen door wat ze zichzelf horen zeggen in plaats van door wat anderen aanbrengen. vb. je vraagt naar wat hij wenst (wat wil je?). Vervolgens vraag je hoe de situatie er nu uitziet in vergelijking met die wens (wat heb je?). Je gesprekspartner zal hier wel enig verschil merken. Ook al verwoordt hij het niet, toch zal hij er over nadenken. 3. Vervolgens beweeg je mee met de weerstand. Je beantwoordt een aanval niet met directe tegenstand, maar volgt de impulsen en gebruikt ze in je eigen voordeel. Dit met groot respect voor het individu en met begrip voor weerstand, tegenzin en ambivalentie. Bedenk dat weerstand een signaal is om van benadering te wisselen. vb. Je vraagt persoonlijke dingen. De persoon weigert hierover iets te zeggen. Dit accepteer je en je licht dit ook toe: “Ik begrijp dat je dit niet wil zeggen tegen mij. Het is niet eenvoudig om tegen een vreemde iets persoonlijk te zeggen.” Je laat hem dan met rust en stelt geen vragen meer. 4. Ten slotte ondersteun je zijn persoonlijke effectiviteit: Je zorgt dat hij meer vertrouwen krijgt in zijn eigen vermogen om met hindernissen om te gaan. Op deze manier kan hij daadwerkelijk veranderen.
25
Naast deze principes zijn er nog drie andere belangrijke beginselen: 1. onvoorwaardelijke acceptatie: Je veroordeelt het gedrag van de ander niet! Het uiteindelijke doel is harmonie van wensen en gedrag te creĂŤren. Er is dus geen directe druk tot gedragsverandering. vb. Iemand heeft zijn taak niet of slecht uitgevoerd. Je vraagt naar de reden en biedt hem de kans om te antwoorden of hij al dan niet zijn taak uitgevoerd heeft. Hij kan ook verantwoorden waarom hij dit nog niet gedaan heeft. 2. constructieve zelfconfrontatie: Hier ontdekt je gesprekspartner de tegenstrijdigheden van zichzelf. Dit is noodzakelijk om tot verandering van gedrag te komen. vb. Hij zegt in een gesprek tegen je dat het probleem bij hem de angst is om van dienst te veranderen. Vorig gesprek had hij nochtans angst dat hij hier niet zo weg geraken. Dit is tegenstrijdig. Hier kan je op reageren door aan te halen wat hij vorige keer zei en te zeggen dat je het nu niet goed begrijpt. Hierdoor gaat hij beide pistes verkennen. (Schippers, 2002) 3. Autonomie: De verantwoordelijkheid voor verandering ligt altijd bij de persoon zelf. Hij heeft beslissingsrecht. (Miller & Rollnick, 2005)
26
Strategieën enGesprekstechnieken Strategieën die bijdragen tot een motiverende gespreksvoering zijn:
Uitdrukken van empathie, Niet-moralistische houding Actief luisteren, Niet direct aandragen van een oplossing, Opwekken van een discussie Inzicht krijgen in de balans tussen kennis, gevoelens en gedrag
Gesprekstechnieken Naast de strategieën zijn ook de gesprekstechnieken belangrijk. Deze delen zich in non-verbale, basisgesprekstechnieken en complexe gesprekstechnieken. 1. Non-verbaal zijn van belang: -
oogcontact, eenzelfde houding als de ander nastreven zich open, ontspannen opstellen een rustige en zachte stem gelaatsuitdrukkingen tonen.
2. Basis gesprekstechnieken zijn: -
reflecteren, papegaaien (exact herhalen) inhoud reflecteren conflict reflecteren (voor- en nadelen opsommen) gevoel reflecteren (onderliggende emoties) concretiseren samenvatten.
3. Complexe gesprekstechnieken zijn: - positief heretiketteren - provoceren (advocaat van de duivel spelen) - columbo (zich eerder onhandig en dom opstellen en de ander als deskundige aanzien) Fasen binnen de motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering verloopt volgens twee fasen: - Het bouwen aan motivatie om te veranderen en - Het versterken van betrokkenheid bij de verandering.
27
FASE 1. BOUWEN AAN MOTIVATIE OM TE VERANDEREN: De eerste fase heeft als doel het oplossen van de ambivalentie en het bouwen aan motivatie om te veranderen. 1. Er zijn mensen die weinig belang hechten aan veranderen én weinig vertrouwen vertonen om te veranderen. 2. Hiernaast heb je mensen die weinig belang tonen, maar wel veel vertrouwen hebben om te veranderen. Zij zijn er nog niet van overtuigd dat ze willen veranderen. 3. Als laatste treffen we mensen aan die veel belang tonen, maar weinig vertrouwen hebben waardoor ze wel willen veranderen maar denken het niet te kunnen. Bij iedereen werk je binnen deze fase aan datgene wat zij nodig hebben, aan het belang, het vertrouwen of aan beide. (Miller & Rollnick, 2005). In de eerste fase werk je vooral met drie technieken: 1. ORBS: Open vragen, Reflectief luisteren, Bevestigen, Samenvatten 2. Uitlokken van verandertaal 3. Werken aan het vertrouwen 1. ORBS A. Stellen van open vragen Het stellen van open vragen is het eerste punt van de ORBS-structuur. Het heeft als doel een sfeer van aanvaarding en vertrouwen te creëren. Binnen deze sfeer krijgt de ander de mogelijkheid om te verkennen wat hem bezig houdt. Daarom is het van belang een open vraag te stellen, die het onderzoeksthema bepaalt. vb. Hoe gaat het met je? Wat is juist het probleem? En wat nog? B. reflectief luisteren. Hier is het van belang op welke manier je reactie geeft op wat de ander zegt. Mensen zeggen niet altijd wat ze bedoelen. Je moet je dus bij elke uiting van de ander af vragen wat hij wil zeggen. Eventueel ga je doorvragen om de noden van de ander zo goed mogelijk te begrijpen. Je reflecteert vervolgens de geuite emoties. C. Bevestigen van de ander Je kan in je antwoord bv complimenten of uitingen van waardering geven en begrip tonen zodat de ander bevestigd wordt in zijn interpretatie van de realiteit. Dit is uiterst belangrijk omdat hierdoor zijn sterke kanten en inspanningen worden opgemerkt. D. Samenvatten Als laatste punt van de ORBS-structuur komt het samenvatten. Het is wel belangrijk om de gesprekken steeds te evalueren. Op deze manier ga je na of de ander hier iets aan gehad heeft en of hij zich goed voelt bij het gesprek. Je moet je er bewust van blijven dat het vaak om beladen thema’s gaat. II. Uitlokken van verandertaal. Dit heeft als doel een strategie te ontwikkelen voor de oplossing van de ambivalentie. Eens je gesprekspartner zijn probleem heeft geuit en zijn doelen heeft geformuleerd kan hij hier aan gaan werken. Het is niet vanzelfsprekend. Hij moet eerst nog klaar zijn om te veranderen.
28
Volgende punten helpen in het proces tot verandering. Het is verstandig om verschillende methoden te gebruiken om variatie aan te brengen. Op deze manier wordt hij voorturend geprikkeld om verandertaal te creëren. De verschillende methoden zijn: - De belangenliniaal gebruiken, hier stel je twee vragen; ‘Waarom zit je op … en niet op nul?’ en ‘Wat heb je nodig om van … naar (een hoger nummer) te gaan?’ - De beslissingsbalans onderzoeken, zowel praten over de positieve als de negatieve aspecten van het huidige gedrag. - Uitweiden over een thema alvorens door te gaan naar een volgend thema. vb. “Dit moet je eens nader uitleggen, want dit kan ik nog niet goed volgen.” “Geef eens een voorbeeld.” “Wat nog meer?” - Vraag om een voorstelling te maken van de uiterste consequenties die aan het gedrag van nu vastzitten. Eventueel vragen naar de beste consequenties die met het verwezenlijken van een verandering samenhangen. - Terugkijken naar tijden voor het probleem bestond en die vergelijken met de huidige situatie. - Vooruitkijken naar de tijd na een verandering van het probleem. Hierop kan je anticiperen door te vragen hoe alles eruit zou zien als er geen verandering komt. Vervolgens kan je de wondervraag stellen: “Hoe zou je leven zijn als al je problemen, waarvoor je hier zit opgelost zijn?” - Doelen en waarden verkennen, nagaan wat het belangrijkste is in het leven van je gesprekspartner. Hier kunnen punten aan bod komen waarop het huidig gedrag niet in overeenstemming is. (Miller & Rollnick, 2005) (Bakker & Bannink, 2008) (Van Laere, 2008) Motivationele conflicten Doordat verandertaal opgeroepen wordt, ontstaat bij de ander vaak ambivalentie en zit hij met een conflict in zich. Hij kan niet alle doelen nastreven en moet dus keuzes maken. Deze zijn niet altijd even gemakkelijk waardoor hij een motivationeel conflict ervaart. Als eerste type heb je het toenaderings - toenaderings conflict. De persoon is hier even sterk gemotiveerd voor twee doelen, maar hij moet een keuze maken. Hij moet dus een van de twee doelen laten vallen. Dit conflict is snel oplosbaar omdat het altijd wel voordelig is. vb. iets gaan drinken met vrienden: gezellig bijpraten, nog eens weg <-> thuis die film op televisie kijken: mooie film, rustig. Een volgend type conflict is het toenaderings – vermijdings conflict. Dit houdt in dat er zowel een negatieve als een positieve beleving hoort bij een doel. De persoon voelt zich dus even sterk aangetrokken en afgeschrikt door een doel. Het is moeilijk op te lossen omdat de vermijdingstendens sneller stijgt dan de toenaderingstendens. vb. roken -> positief: doet deugd, is goed <-> negatief: ongezond, ik ruik ernaar Hiernaast bestaat ook het vermijdings - vermijdings conflict. Hier zijn twee onaangename alternatieven aanwezig zijn. De persoon wil ze beiden vermijden, maar zal toch een doel moeten kiezen. vb. met de auto naar het werk: file, gaat lang duren <-> met de trein naar het werk: is vuil en ik weet niet goed hoe ik de trein moet nemen.
29
Een laatste conflict is het dubbel toenaderings – vermijdings conflict. Hier moet de persoon een keuze maken tussen twee gewenste doelen. Als hij een doel kiest, dan kan hij het andere niet bereiken, waardoor het eerste doel een negatieve betekenis krijgt. Dit leidt ertoe dat hij ten opzichte van beide doelen een toenaderings-vermijdings-conflict creëert. (De Man & Janssens, 2006) vb. gaan werken -> positief: ervaring opdoen, geld verdienen <-> negatief:nog niet genoeg weten, later misschien niet hogerop geraken Versus : voort studeren-> positief: meer kennis,meer werkmogelijkheden <-> negatief: nog langer bezig, laat aan gezin beginnen. De persoon herkent en erkent deze conflicten niet altijd. Iedereen reageert hier anders op, wat zich uit in verschillende manieren van coping. Het is van belang dat je hem hier begeleidt naar het (h)erkennen van zijn conflict zodat hij dit kan oplossen. Het soort conflict hangt af van de persoon zelf. Als we terugkijken naar het fasenmodel van Prochaska en Diclemente, kunnen we er van uitgaan dat het conflict niet in elke fase hetzelfde is. Zo zal er in het begin helemaal geen conflict zijn omdat hij dit helemaal nog niet ervaart. Vanaf het moment dat hij zich bewust wordt van een probleem, treedt er een conflict op. Het gaat dan in het begin om een toenaderings-vermijdings-conflict: Hij merkt op dat er een probleem is, maar weet nog geen oplossing voor het probleem. Eens hij begint te zoeken en tot een mogelijke oplossing komt ontstaat het dubbel toenaderings-vermijdings-conflict. Hij begint zich dan vragen te stellen omtrent het huidig gedrag en de verandering. Hier moet hij een moeilijke knoop doorhakken. Cirkel van invloed Om een probleem bij de horens te vatten is het belangrijk eerst te na te gaan hoeveel invloed de persoon heeft. Dit wil zeggen dat hij een situatie al dan niet aan kan. Een goed middel om dit te weten te komen is de cirkel van invloed. De Cirkel van Invloed - geen controle - invloed of indirecte controle - directe controle of directe controle over te krijgen In situaties waarin mensen geen invloed kunnen uitoefenen op zichzelf of op de omgeving, voelen ze zich machteloos, waardoor ze anderen willen veranderen of zich zorgen maken over de dingen waar ze geen invloed op hebben. Er zijn drie categorieën van factoren die belangrijk zijn: - de dingen waar je directe controle over hebt of kunt krijgen, - de dingen waar je enkel indirecte controle over hebt - en de dingen waar je helemaal geen controle over kunt hebben. Soms is het nodig iemand bewust te maken van deze drie categorieën, zodat hij merkt dat niet alles te veranderen is of dat sommige dingen echt wel te veranderen zijn. Je gaat hiervoor samen met hem aan een cirkel van positieve invloed werken. Dit kan bv door hem deze te laten tekenen. Binnenin zet hij zichzelf en gaat hij na op welke dingen hij veel invloed heeft en op dewelke hij weinig invloed heeft. Dit vergroot de grip op de werkelijkheid. Vervolgens kan je met hem zoeken naar manieren om de cirkel van invloed te vergroten, indien hij dit nodig vindt. Zijn reactie maakt meteen duidelijk of hij zijn cirkel al dan niet wil vergroten, met andere woorden; of hij al dan niet wil veranderen. (Van Laere, 2008)
30
III. We gaan ook werken aan het vertrouwen. Het ontbreekt een persoon soms aan vertrouwen om te kunnen veranderen. Hier moet je vertrouwenstaal uitlokken en versterken. Je behoudt de â&#x20AC;&#x2DC;methoden om te beginnenâ&#x20AC;&#x2122;, maar gebruikt ze in combinatie met de volgende methoden: - Terugkijken op vroegere successen - Sterke kanten en hulpmiddelen benadrukken, bv door uit te weiden wanneer de ander een sterke kant van zichzelf benoemt. - Brainstormen over de manier waarop verandering tot stand zou kunnen komen. - Informatie en advies geven, (eerst toestemming vragen.) - Herkaderen, dit houdt in dat je een mislukking gaat benoemen als een poging en deze gaat prijzen. Het is een noodzakelijke stap naar winst. - Hypothetische verandering, een mogelijke verandering benoemen en over nadenken. - Reageren op vertrouwenstaal door reflectief te luisteren en verdere gedachtevorming te stimuleren. (Miller & Rollnick, 2005)
31
FASE 2: BETROKKENHEID BIJ DE VERANDERING VERSTERKEN. Er zijn na verloop van tijd verschillende kenmerken voor gereedheid van verandering zichtbaar. Deze kenmerken ontstaan geleidelijk en zijn dus niet direct duidelijk. De kenmerken voor gereedheid voor verandering zijn: -
Afgenomen weerstand Minder discussie rond het probleem Zelf oplossen Verandertaal Vragen over verandering Toekomstgericht denken, voor zich zien Experimenteren
“Op de top van de berg komt het er vooral op aan dat je de ander overhaalt om samen langs de andere kant af te dalen. Wees er attent voor dat de ander wellicht nog niet stabiel genoeg is om de top alleen af te dalen. Het is belangrijk het juiste pad naar beneden te gaan en niet terug naar het diepste dal te gaan waar hij vandaan komt.” (Miller & Rollnick, 2005). Wanneer iemand meer inzicht begint te krijgen in zichzelf en zijn prioriteiten (wensen), komt het er daarom op aan over te gaan naar de tweede fase: de betrokkenheid bij de verandering versterken. Ook hier gebeurt dit door ORBS: -
Open vragen blijven stellen zodat de wensen en plannen van de ander uitgelokt worden. Reflectief luisteren Ander blijven bevestigen Samenvatten of Recapituleren: De situatie opnieuw samenvatten, zodat we kunnen Bepalen wat er gedaan moet worden. Bijkomend informatie en advies geven als de ander hierom vraagt en toestemming geeft. (Miller & Rollnick, 2000)
Onderhandelen over een verander-plan Om te veranderen moet je met de ander samen onderhandelen en tot een gezamenlijk besluit komen. Dit proces bestaat uit het vaststellen van realistische doelen waarnaar hij het liefst wil streven en het afwegen van keuzen die tot de verandering leiden. Daarnaast is het opstellen van een plan en het uitlokken van betrokkenheid onontbeerlijk. (Miller & Rollnick, 2005) Valkuilen Het is nooit de bedoeling zaken op te leggen. Typische valkuilen in een motiveringsgesprek zijn: Ondervragen : In een patroon van vraag en antwoord terecht komen, waardoor de ander een passieve rol speelt. Ter voorkoming geldt de algemene vuistregel: ‘Stel nooit drie vragen na elkaar’. Partijdigheid: In een conflictsituatie een kant te kiezen. Vaak leidt dit ertoe dat de ander de andere kant kiest.
32
Voorbarige thematisering / Richting van het gesprek bepalen De dissonantie die als gevolg hiervan ontstaat kan je gesprekspartner ontmoedigen en bij hem defensieve reacties uitlokken. Het is daarom van belang om eerst te beginnen met zijn zorgen en hierop te focussen. Andere thema’s kunnen later aan bod komen. Schuldvraag stellen Het thema schuld ligt ook heel gevoelig. Het stellen van de schuldvraag leidt vrijwel altijd tot een defensieve opstelling. Het is dus belangrijk om het thema schuld irrelevant te maken. Ambivalentie onderschatten Wanneer een persoon dissonant is, dan wijst dit op weerstandsgedrag. Weerstand ontstaat binnen een relatie als verandering gevraagd of geëist wordt, wanneer de gevraagde verandering hoger is dan de mate van gereedheid voor verandering. Door te snel over te stappen op het onderwerp “verandering”, zal de ander blokkeren. Gevolg: “Hij trekt zich terug in zijn stelling” en er verandert voorlopig niets. Oplossingen aandragen / Te snel advies geven: Motiveringsgesprekken gaan over de persoon die je wil motiveren. Deze is dus de deskundige, want hij kent zichzelf het best. Het is onze taak om te reflecteren en te herkaderen, niet om zelf keuzes in zijn plaats te maken. De wet voorschrijven. Hierdoor zal weerstand ontstaan en zal iemand niet snel geneigd zijn om te veranderen. De verantwoordelijkheid en keuzevrijheid moet dus altijd bij de ander liggen om verandering te beogen. (Miller & Rollnick) Paradox Motiverende gespreksvoering is als middel om tot verandering te komen een paradoxaal gegeven omdat de vraag naar motivatie, het gesprek, vaak zelfs niet uitgaat van de persoon zelf. Op deze manier is het niet eenvoudig om iemand intrinsiek gemotiveerd te krijgen. Het is daarom des te belangrijker dat de ander duidelijk weet waarom hij overgaat tot actie en dat hij dit doet uit eigen belang. Zo niet is de kans groot dat hij achteraf zal terugkomen op zijn beslissing. Het is van belang om een veel ruimere basishouding te creëren die steunt op de principes van motiverende gespreksvoering. Het gaat dan om een houding, die je consequent voortdurend toepast, zowel tijdens informele als tijdens formele contacten. Wanneer motivering vanuit een team beoogt wordt, moet heel het team hierbij betrokken worden, zodat die basishouding als het ware een voedingsbodem wordt die de ander kan ervaren en die hem richting verandering duwt. Het veranderingsproces vereist soms dat wij het onderwerp “verandering” op de agenda plaatsen, maar er tezelfdertijd op letten de ander beslissingsrecht te geven, zodat initiatiefname en verantwoordelijkheid duidelijk bij hem blijven liggen. Hierdoor zal hij meer handelen op basis van intrinsieke motivatie.
33
Stappenplan Motiverende gespreksvoering is het voortdurend aftasten of iemand bereid en in staat is tot een volgende stap in het veranderproces. Dit verloopt als volgt: 1.
Te wijzigen gedrag aan de orde stellen. Dit door de “ORBS”-strategie + informatie en, indien daarom gevraagd, advies te geven.
2.
Samen met de ander vaststellen of hij bereid en in staat is om zijn gedrag te bespreken. Indien ‘ja’: direct naar volgende stap. - Indien ‘nee’: samen vaststellen wat voor hem het actueel probleem is.
3.
Verder focussen op dit probleem en de tijd nemen om een sterkere en veiligere relatie op te bouwen.
4.
Samen vaststellen of hij het belangrijk genoeg vindt om zijn gedrag te wijzigen. Methode: onder andere door verandertaal op te roepen.
5.
Samen vaststellen of hij in staat is en er op dit moment aan toe is om zijn gedrag te veranderen.
6.
Het vertrouwen in het eigen kunnen versterken door aandacht te besteden aan succes-ervaringen (met gedragswijziging) in het verleden en het benadrukken van positieve elementen. Hier wordt dus gebruik gemaakt van verandertaal.
7.
Samen vaststellen welke veranderingen in aanmerking komen, dat wil zeggen welke doelen moeten worden vastgesteld.
8.
Samen vaststellen welke wegen worden bewandeld om het doel te bereiken. (Schippers, 2002)
Bereidheid tot veranderen De benadering van een persoon is bij voorkeur aangepast aan het niveau van zijn intinsieke bereidheid tot veranderen. De URICA vragenlijst (University Rhode Island Change Assessment) meet de intrinsieke bereidheid om te veranderen. Via deze test kan ook afgeleid worden in welke fase iemand zich bevindt volgens het fasenmodel van Prochaska en Diclemente. Meteen krijgt men ook enig inzicht in de situatie van de ander. Omdat het in de praktijk meestal niet mogelijk is iemand een vragenlijst te laten invullen, vullen je die zelf in en toetst eventueel met de bevindingen van collega’s. De benadering van de ander wordt vervolgens afgestemd op het niveau van zijn bereidheid tot veranderen, voornamelijk met de weerstand. Motiveren lukt zelden meteen. Praktisch intervenieert men best op basis van korte gesprekken (In een therapeautische omgeving: bijvoorbeeld 30 minuten). Binnen deze sessies gaat men samen met de ander na wat zijn situatie is: wat hij ervaart, wat zijn wensen en problemen zijn. Hier moet zowel een herkenning als erkenning van de situatie aan bod komen. Vervolgens zoekt men met hem naar mogelijke oplossingen voor verandering. Wanneer mogelijk verdient het aanbeveling te werken met concreet materiaal, waardoor de thema’s visueel voorgesteld worden en het idee beter blijft hangen. Aangezien het de bedoeling is dat deze gesprekken inzicht gevend zijn voor de ander, zal men er rekening mee houden dat zij voor hem vrij beladen kunnen zijn.
34
Praktisch kan men bv themagesprekken plannen rond: 1. opbouwen van vertrouwen, 2. coping of hoe iemand omgaat met gebeurtenissen, 3. creĂŤren van verandertaal door wensen te formuleren 4. situaties waarin ander veel en weinig invloed heeft. 5. Het maken van een planning 6. Het beeld van de ander over de benadering. Tijdens de gesprekken wordt bijzondere aandacht gegeven aan het bevestigen van de ander en wordt feedback gebruikt om hem te laten kennis maken met zichzelf. Na vier sessies : intrinsieke bereidheid om te veranderen herevalueren om na te gaan of er een evolutie merkbaar is en om te checken welke problemen hij ervaart. Aandachtspunten Vooral bij oudere mensen, die reeds heel wat verandering meegemaakt hebben, ervaart men geregeld weerstand tegen het principe zelf van de verandering. Ze hechten meer belang aan de aanpassing van de omgeving. Dan pas kunnen ze zich echt ontplooien en zullen ze zich beter voelen. Vaak zullen zij slechts gemotiveerd zijn om te veranderen als eerst de omgeving verandert. Mensen in de actiefase zijn door middel van concrete opdrachten makkelijker te motiveren en komen er gemakkelijker toe hun wensen te formuleren. Motiverende gespreksvoering geeft een persoon meer inzicht in zijn situatie en ideeĂŤn. Het helpt hem zich een duidelijker beeld te vormen van wat hij wil. Zijn wensen ook effectief realiseren blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Motiverende gespreksvoering is een boeiende gespreksstijl. Toch is het niet vanzelfsprekend omdat je voortdurend attent moet zijn op de verschillende signalen en op je eigen reacties. Motiveren is iets dat je moet leren. Het veranderingsproces: Verandering en weerstand Het model van Prochaska & Diclemente laat zien hoe een persoon zal evolueren gedurende zijn veranderingsproces. Men onderscheidt verschillende fasen in de veranderingsproces, die mekaar opvolgen in een chronologisch verloop. Het proces zelf verloopt evenwel niet lineair maar is een cyclus. De meeste mensen blijven ergens in dit proces steken waardoor ze dit nog eens opnieuw moeten doorlopen. (Kok, 2002) 1. voorbeschouwing, 2. overpeinzing, 3. beslissing, 4. actieve verandering, 5. consolidatie 6. terugval
35
1. In de voorbeschouwingsfase heeft een persoon niet de intentie iets aan zijn gedrag te veranderen. Hij laat dan ook veel ontkenning en weerstand merken. Hij kan als gevolg van de externe druk wel een schijnverandering vertonen. Deze verandering duurt niet lang, hij hervalt in zijn oude gewoonten. Het is hier zaak contacten te leggen en te behouden. (Schoofs, 2008). Bakker en Bannink (2008) noemen mensen in deze fase “bezoekertypisch” omdat ze aangesproken of gestuurd zijn en ze zelf geen probleem ervaren. 2. Als hij overgaat naar de overpeinzingsfase, begint hij te twijfelen over zijn probleem, is zich bewust dat er iets niet spaak loopt, maar plaatst het probleem nog buiten zichzelf. (projectie). (Schoofs, 2008) Hij is “klaagtypisch”. Hij ervaart een lijdensdruk, maar ziet zichzelf niet als deel van het probleem en/of de oplossing. De ander of de wereld moet volgens hem veranderen. (Bakker & Bannink, 2008) 3. Vervolgens treedt de beslissingsfase op. -
Hij besluit om effectief over te gaan tot het voorbereiden van de verandering van zijn gedrag maar zoekt hier nog een veranderingsstrategie voor. Je kan hem hier helpen met het kiezen van een veranderingsstrategie. De strategie moet aanvaardbaar en haalbaar zijn.
-
Binnen deze fase is er weerstand mogelijk. Dit duidt op onzekerheid ten opzichte van het veranderingsproces, faalangst of angst. (Schoofs, 2008)
-
Vanaf het moment dat hij zichzelf als een deel van het probleem en/of de oplossing ziet en bereid is tot gedragsverandering, is hij “klanttypisch”. (Bakker & Bannink, 2008)
Deze fasen vormen samen de acute fase. Hier is het belangrijk om kleine, positieve gebeurtenissen en persoonlijke successen te benadrukken. Je gaat na wat hij verwacht, wat zijn behoeften zijn, wat zijn probleem of vraag is. Je toont een accepterende houding naar hem toe. Dit is een belangrijke fase omdat het van belang is dat de gesprekken niet onderbroken worden. Je aansluiten bij zijn ideeën kan in dit opzicht zeer behulpzaan zijn. (Kraan, De Wit, Kolling & Vos, 1997) 4. Hierna komt hij in de actiefase, waar hij daadwerkelijk zijn gedrag verandert en zelf bepaalt op welke manier (hoe, waar, wanneer) hij dit zal doen. Als hij succeservaringen opdoet, zal zijn zelfwaarde stijgen en zal hij meer gemotiveerd zijn om te blijven veranderen. De belangrijke anderen uit de omgeving moeten hem binnen deze fase actief steunen. Ze moeten bijvoorbeeld de kleine stappen in de vooruitgang zien en deze bekrachtigen. 5. In de consolidatiefase wordt het gedrag bestendigd. Er ontstaat eigenlijk een nieuwe gewoonte. Dit is belangrijk om terugval te voorkomen. (Schoofs, 2008)
De actie- en consolidatiefase vormen samen de continueringsfase. Terugval voorkomen kan bewerkstelligd worden door meer verantwoordelijkheid en initiatief bij de persoon te leggen. Het gaat hier om een samenwerkingsrelatie. Je kan hem hier begeleiden, maar zeker niet overdrijven. (Kraan, De Wit, Kolling & Vos, 1997) 6. Als laatste fase heb je de terugval. Hier hervallen mensen in hun oude patroon waardoor ze het proces nog eens zullen doorlopen. (Schoofs, 2008) Terugval is een onderdeel van het veranderingsproces en een belangrijk leermoment. Men doorloopt de veranderingscirkel opnieuw en ontleedt eigen probleemgedrag zodat men meer inzicht verwerft. Zaak is om een verhoogde betrokkenheid en meer kennis van het probleem te creëren. Niet iedereen doorloopt de laatste fase, sommigen eindigen bij de vorige. Vele anderen hervallen nog eens.
De terugval en wat hierna volgt, kan als onderhoudsfase gezien worden. Als laatste ga je recidieven voorkomen. Hier is een werkrelatie aanwezig. Deze kenmerkt zich door een coachende, counselende rol, waarbij je de eigen verantwoordelijkheid van de ander stimuleert. (Kraan, De Wit, Kolling & Vos, 1997)
36
Reageren op weerstand Bij weerstand moeten we er attent op zijn dat we goed reageren. Dit kan door: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Reflecteren (herhalen laatste woorden, inhoud herhalen, gevoelens herhalen) versterkt reflecteren (in overdreven vorm weerspiegelen wat de ander zegt) Het gevoel reflecteren (empatisch reflecteren) Het probleem tweezijdig reflecteren (het conflict of de ambivalentie weergeven). De blikrichting veranderen, herkaderen (informatie in een nieuw licht zien) of heretiketteren Meegaan en verdraaien (roll with resistance) Keuzevrijheid en zelfsturing bij de ander benadrukken. (Miller & Rollnick, 2005) Onder één hoedje spelen
Wanneer er weerstand optreedt is het belangrijk dat de onenigheid terug op één lijn gebracht kan worden. Het is dus belangrijk dat beide gesprekspartners op gelijke hoogte staan met elkaar, zodat de weerstand verdwijnt of verminderd. Een belangrijke manier van reageren is het reflectief reageren. Binnen deze vorm zijn vier manieren aanwezig. 1: Eenvoudig reflecteren Dit houdt in dat je toont dat je de persoon erkent. - vb. Ik merk dat dit moeilijk voor je is. 2: Versterkt reflecteren Door in overdreven vorm te weerspiegelen wat hij zegt, hem helpen de zaken binnen de juiste context te plaatsen en in hun correcte perspectief te bekijken. 3: Het gevoel reflecteren Op een empatische manier weerspiegelen wat hij gezegd heeft (reflectie op gevoelsniveau). Eventueel kan men hier enigszins overdrijven om verandertaal uit te lokken (versterkte reflectie.) - vb. Als ik het goed begrijp, dan maakt het je woest van binnen dat niet iedereen je begrijpt. 4: Het Probleem reflecteren Tweezijdige reflectie, met weergave van beide kanten van de ambivalentie. - vb. Langs de ene kant wil je wel helpen, maar langs de andere kant durf je niet goed.
37
Andere mogelijke reacties om op weerstand te reageren : 1. De blikrichting veranderen. De aanvankelijke bezorgdheid onschadelijk maken en de aandacht richten op een gemakkelijker thema. - vb. We hebben het hier genoeg over gehad en gaan het eens over iets anders hebben, wat vind je van …. 2. Herkaderen Opmerkingen in een ander kader plaatsen, waardoor de informatie in een nieuw licht bezien wordt dat zinvoller is en de verandering beter ondersteunt. - vb. Je zegt dat je kopzorgen hebt en dat je die niet wilt. Als je het van de andere kant bekijkt is dit ook wel een manier om goed na te denken over jezelf en moet je dit misschien toch toelaten. 3. Meegaan en verdraaien Dit betekent dat je eenstemmig bent met de ander, maar toch nog ruimte houdt om de richting en het op gang komen van de verandering te beïnvloeden. - vb. Ik begrijp dat je niet graag praat over privé-situaties, dit is iets dat tussen ons blijft dus je mag het gerust vertellen, je vertelt wat je wil vertellen. 4. De keuzevrijheid en zelfsturing benadrukken Dit geeft een onderstreping van hun vrijheid. Het is een goede manier om te vermijden dat het vrijheidsgevoel van je gesprekspartner in gevaar komt. - vb. Als het even niet gaat, dan geef je het gewoon aan. Dan stop ik even, jij bepaalt hoe ons gesprek loopt. 5. Onder één hoedje spelen. Hier gebruik je omgekeerde psychologie. Je beweegt mee in de richting van de ander. Hierdoor maak je de discussie onschadelijk en lok je verandertaal uit. - vb. Je wil dus niet graag naar de vergadering gaan. Dat heb je duidelijk laten merken en nu weet ik dat ook. (Miller & Rollnick, 2005)
Besluit Het fasenmodel van Prochaska en Diclemente is een cyclus. Je past je interventies aan het stadium waarin iemand zich bevindt aan. •
In de eerste drie fasen leg je de nadruk op kleine, positieve gebeurtenissen en op persoonlijke successen. Je gaat na wat de ander verwacht en neemt een accepterende houding aan.
•
In de vierde en vijfde fase voorkom je terugval door meer verantwoordelijkheid en initiatief bij hem te leggen. Je neemt hier een begeleidende houding aan.
•
In de laatste fase voorkom je recidieven door stimulering van de eigen verantwoordelijkheid. Je creëert hier een werkrelatie van waar uit je samenwerkt met de ander.
Weerstand kan in elke fase optreden. Dit moeten we merken doordat de ander dit aangeeft via bepaalde uitspraken of bepaald gedrag. Wees er altijd op gericht om weerstand te verminderen of op te lossen. Dit kan door verschillende technieken te gebruiken. Hierdoor zal het gesprek beter verlopen en wordt er soms even stil gestaan bij het probleem dat de ander ervaart.
38
AANDACHTSPUNTEN Volgende punten mogen niet uit het oog verloren worden, zo niet zal de interventie nutteloos blijven: Inzicht Beperkt inzicht kan ervoor zorgen ervoor dat iemand niet begrijpt wat je bedoelt. Een stapsgewijze benadering is aanbevolen om het optreden van weerstand te beperken. Een persoon heeft inzicht wanneer hij zijn situatie ten volle begrijpt. Dit is niet altijd vanzelfsprekend. Inzicht is medebepalend voor de medewerking die iemand verleent. Het be誰nvloedt het vermogen om te reflecteren op het eigen psychisch functioneren. Deze reflectie is van belang bij het ontdekken van het innerlijk conflict, de ambivalentie. Overdracht en tegenoverdracht Overdracht en tegenoverdracht moeten in acht genomen worden opdat een goede relatie kan ontstaan. Overdracht en tegenoverdracht omvatten het geheel der onbewuste factoren (motivaties, interpretaties, streefdoelen, gevoeligheden) die iemands emotionele reacties en gedragingen bepalen tegenover anderen. - Overdracht noemt men datgene wat de ander voelt tegenover jou. - Tegenoverdracht betreft de onbewuste instelling van jou tegenover de ander. Overdacht en tegenoverdracht beschrijven dus de fantastische betekenis die iemand heeft voor iemand anders, en die hij grotendeels bepaalt uit onbewuste, onbevredigde behoeften, en uit de frustraties die met die onbevredigdheid verband houden. Tegenoverdracht kan onmogelijk vermeden worden. Probeer je er gewoon zoveel mogelijk bewust van te zijn, zodat jij het tijdig kunt doorzien en corrigeren.
39
VERANDERING EN COPING Mensen worden voortdurend geconfronteerd met verschillende soorten verandering: 1.
Lichamelijke veranderingen: verschillende factoren beïnvloeden de gezondheidstoestand, namelijk somatische, sociale, psychologische en economische factoren. In zekere mate bepalen deze factoren het adequaat of inadequaat gedrag van de persoon.
2.
Veranderende omgevingsfactoren hebben een invloed op het bevattingsvermogen doordat zij het niveau van aandacht en concentratie beïnvloeden.
3.
Veranderende doelen: in functie van wijzigingen in leef-, gezins- en beroepssituatie moeten regelmatig bevredigende aanpassingen gezocht worden aan gewijzigde omstandigheden.
Copingstrategieën Onder coping verstaat men de pogingen van een individu om bepaalde belastende situaties, gekenmerkt door pijn, bedreiging of uitdaging, de baas te worden. Copingstijlen verschillen van persoon tot persoon omdat de stijlen relatief makkelijk te veranderen zijn. De copingstijlen zijn onderverdeeld in probleemgerichte en emotiegerichte stijlen. Bij emotiegerichte coping tracht de persoon de emotionele respons op een stressvolle situatie onder controle te brengen door deze te vermijden, door emotionele sociale steun te zoeken of door expressie van emoties. Bij probleemgerichte coping gebruikt hij middelen om stressvolle situaties aan te pakken of te veranderen, ontwikkelt hij ontspannende activiteiten, zoekt hij sociale steun om problemen te bespreken of ontwikkelt hij geruststellende gedachten. (de Vries, 2007) (Vermeiren, 2005) Hij beschikt hiervoor over vijf mogelijke technieken van coping 1. prestatietechnieken Dit houdt in dat men probeert om een moeilijke situatie het hoofd te bieden door een grotere inzet te vertonen. Men tracht de uitwendige situatie in gunstige zin te beïnvloeden zodat de moeilijke situatie draaglijker wordt. vb. sporten als reactie op bedreiging van de gezondheid door stress of verminderende lichamelijke conditie. (assertieve reactie) 2. agressief forceren Dit gebeurt door het gebruik van agressief geweld en door blind forceren. Wanneer het bestaan bedreigd wordt zal men de stresserende situatie proberen te veranderen. - vb. Een ouder wordende heeft het moeilijk met het snijden van zijn vlees. Wanneer de dochter het bestek afneemt en zegt: “Ik zal dat wel voor u doen”, reageert de oudere door het bestek terug uit de handen te rukken en te zeggen: “Laat mij dat doen, ik kan dat zelf wel!” (agressieve reactie) 3. aanpassen Het gedrag in overeenstemming brengen met de veranderende omstandigheden. (assertieve reactie) 4. defensief gedrag ontwikkelen Dit wil zeggen dat onaangename, bedreigende of pijnlijke situaties ontkend worden, waardoor er geen verandering optreedt. - vb: ook hier bv “Ik kan dit wel alleen, dus laat me met rust.” Ondanks duidelijke moeilijkheden om een bepaalde taak uit te voeren. (subassertieve reactie)
40
5. vluchttechnieken Het problematisch karakter van de situatie wordt erkend, maar de persoon vindt zichzelf niet capabel om de noodzakelijke verandering te bewerken door actief in te grijpen. Daarom trekt hij zich fysiek of mentaal terug en distantieert hij zich van bepaalde gegevens. - vb. Een oudere ging regelmatig mee een kaartje leggen op café. De laatste tijd komt hij niet meer. Dit komt doordat hij niet goed meer kan volgen in het gesprek en zich niet zo lang meer kan concentreren. Hij beseft dit maar al te goed, maar wil niet dat de anderen dit weten. Dus besluit hij niet meer te gaan. (Godderis, Van De Ven & Wils, 1992). Vluchttechnieken komen vaak voor bij mensen met een depressie zich vaak in de laatste groep bevinden. (subassertieve reactie) Het is dan de bedoeling hen bewust te maken van de andere mogelijkheden omtrent coping. Vormen van coping Naast de technieken zijn er ook verschillende vormen van verwerking of aanpassing aan de problemen: 1. regressie: terugvallen op een vorig ontwikkelingsstadium, bv manifesteren van primitieve afhankelijkheidsgevoelens kan erop wijzen dat de persoon teruggrijpt naar vroegere infantiele gedrags- en gevoelspatronen. Hij valt dan terug op het verlangen voortdurend gekoesterd of verzorgd worden, met als mogelijk gevolg dat hij egoïstisch wordt, alle belangstelling opeist, zich onredelijk opstelt, mort als hij zijn zin niet krijgt en zijn omgeving gaat tiranniseren. 2. depressie: Problemen en pijnlijke teleurstellingen kunnen leiden tot introversie, herkauwen, piekeren, angstige zelfobservatie en herhaaldelijk zelfbeklag. De persoon heeft een zekere mate van agressie en richt die zichzelf. Dit leidt tot een toenemend negatief gekleurde preoccupatie, die soms kan uitmonden in een verlangen naar het einde, in een bezig zijn met de dood. Hierbij moeten we in acht houden dat dit geen depressie is maar wel kan leiden tot een depressie. 3. ontkenning: De persoon weigert de gewijzigde situatie in te zien of te erkennen. 4. delegeren: De eigen niet vervulde wensen worden overgedragen op anderen, van wie verwacht wordt dat zij realiseren wat de persoon zelf nooit heeft kunnen verwezenlijken. 5. aanvaarding, gelatenheid of berusting: Treedt op wanneer er voldoende overeenstemming is tussen het ik-ideaal en de gewijzigde realiteit. Komt tot uiting als de persoon zich heeft aangepast aan de omstandigheden en deze ook kan aanvaarden. (Godderis, Van De Ven & Wils, 1992)
Aandachtspunten Gebeurtenissen en veranderingen die samenhangen met de levensfase spelen dus een belangrijke rol in het ontstaan van psychische stoornissen. Bij ouderen bv ontstaat er een grotere neiging tot terugblikken en introspectie (reminiscentie). Ze hebben vaak een ‘nu-of -nooit’-gevoel waardoor de weerstand tegen
41
verandering verkleint. Hierbij lijkt het besef van het naderend levenseinde te komen. Veranderingen kunnen evenwel evenzeer een belasting zijn, waardoor de kwaliteit van leven vermindert. Procescategorieën van weerstandsgedrag Er zijn verschillende beroepscategorieën, die ertoe leiden dat de ander weerstandsgedrag gaat vertonen. 1. In discussie gaan. De zorgvuldigheid of deskundigheid van de ander betwisten: dingen in twijfel trekken, hem niet serieus nemen of vijandig reageren 2. Interrumperen. Bij interrumperen valt men op een defensieve manier in de rede: Men praat doorheen het gesprek, terwijl de ander nog aan het woord is. Men onderbreekt hem ook met duidelijke boodschappen, zoals: ‘dat weet ik wel’ of ‘hou op zeg’. 3. Ontkennen. Dit gebeurt op verschillende manieren: -
door de schuld van de problemen te verschuiven naar anderen, door het oneens te zijn en hierbij geen alternatief te kunnen aangeven. Sommigen verontschuldigen zich voortdurend, anderen herhalen dat ze geen enkel risico wensen te lopen. Velen bagatelliseren het probleem anderen drukken zich heel pessimistisch uit over zichzelf. tegenzin hebben omdat zij bij de weinigen behoren die hun gedrag niet aangepast hebben en daarom aangeven geen zin te hebben om te veranderen.
4. Negeren of niet volgen Ook dit is eigenlijk een vorm van ontkennen, maar hier komen andere reacties aan bod: de persoon volgt oplettend, maar geeft geen antwoord, of reageert door iets te zeggen dat helemaal niets met het onderwerp / de vraag te maken heeft. Bij herhaling van de vraag geeft hij mogelijk helemaal geen reactie, zegt hij niets of hij wijkt uit om de richting van het gesprek te veranderen. (Miller & Rollnick, 2005) Het bewust zijn van deze processen werkt psychologisch en uitdagend en leidt tot (over)-compensatie. Het is dus belangrijk om je hiervan bewust te zijn en een goede relatie op te bouwen met de ander zodat er een wederzijds vertrouwen is. Overdracht en tegenoverdracht kan zich zeer fel manifesteren waardoor een goede verstandhouding met de ander niet meer mogelijk is. Dit staat de behandeling in de weg en moet dus zeker vermeden worden. Gezondheidsproblemen Mensen die zich niet goed voelen, geneesmiddelen nemen of onder zware stress gebukt gaan, ondervinden moeilijkheden. Hiermee rekening houden zorgt ervoor dat de ander zich begrepen en gesteund voelt.
Basishouding Zoals ik al eerder heb gezegd, is de motiverende gespreksvoering een paradoxaal gegeven. Je nodigt zelf iemand uit tot een gesprek en toch moet deze persoon na verloop van tijd intrinsiek gemotiveerd zijn voor een bepaalde
42
(gedrags)verandering. Dit klinkt heel verwarrend en komt ook bij toepassing in de praktijk best verwarrend. Daarom is het belangrijk om de motiverende gespreksvoering te integreren als een basishouding. Iedereen binnen de organisatie neemt deze attitude aan, zodat de benadering voor de ander minder verwarrend overkomt. Op deze manier wordt hij door iedereen op een waardige manier betrokken bij de verwachte verandering en heeft hij de touwtjes zelf in handen. Het is dus de bedoeling dat intrinsieke motivatie op gang komt door de ander door alle betrokkenen op de juiste manier te motiveren. Wanneer de ander ervaart dat hij van iedereen steun ervaart, zal hij sneller geneigd zijn verandering te overwegen.
43
TOETSING IN DE PRAKTIJK 1: Vertrekpunt: Invullen van de URICA-vragenlijst De University Rhode Island Change Assessment (URICA) is een zelfrapportage instrument. Het meet de intrinsieke bereidheid om te veranderen. De vragenlijst bestaat uit 32 testitems, die worden gescoord op een vijfpuntenschaal. De testitems verdelen zich in vier subschalen, die gelijk zijn aan vier van de zes fasen van het fasenmodel (Prochaska & Diclemente): voorbeschouwing, overpeinzing, actie en gedragsbehoud (dus niet aan beslissing en terugval). Enkele onderzoekers (Carry, et.al. 1999) raden aan om in plaats van vier fasen gebruik te maken van clusters. Deze worden gebruikt om overeenkomstige patronen vast te stellen. (Leenarts & van der Knaap, 2007) Betrouwbaarheid en validiteit: Er wordt verondersteld dat een hoge score op de URICA overeen zou komen met hogere mate van bereidheid om te veranderen. Na vijftien maanden follow-up bleek dat de motivatie van individuen, die minder gemotiveerd waren meer toenam als gevolg van een benadering op basis van motiverende gesprekken, dan wanneer ze cognitieve gedragstherapie kregen. De URICA is nuttig voor het meten in welke fase de ander zich bevindt. De URICA is evenwel niet bruikbaar voor het voorspellen van de progressie van de ander. Ik vul de lijst zelf in en neem de test vervolgens ook af van de ander. Op deze manier kan ik vergelijken of de resultaten overeenstemmen. Vervolgens: Verschillende gesprekken voeren om stap voor stap het proces naar een intrinsieke motivatie en vervolgens verandering te bewerkstelligen. Deze gesprekken worden uitgevoerd met beeldmateriaal, zodat het voor de ander gemakkelijker is om over zijn problemen en gevoelens te spreken. Hiernaast zullen ook gesprekken plaatsvinden om dieper in te gaan op wat de ander vertelt. De gesprekken zijn voornamelijk inzichtgevend. Dit houdt in dat ze stof opleveren die aanzet tot nadenken over zichzelf en over de omgeving. Anderen leren dingen te koppelen aan elkaar en krijgen inzicht in de verschillende situaties waarmee ze worstelen.
44
2. Motiverende gesprekken : 1e gesprek: collage Beeldmateriaal : Als kennismaking ga ik samen met de ander een collage maken. Zowel de ander als ikzelf gaan in tijdschriften prenten zoeken, die toepasselijk zijn op ons zelf. Nadat de collage af is leggen we deze kort uit aan elkaar. Hier kan ik doorvragen om nog meer dingen te weten te komen. Het doel van deze sessie is een kennismaking en het opstarten van een vertrouwensrelatie. Daarom is het belangrijk dat ik als hulpverlener participeer aan de activiteit. Het vertrouwen moet namelijk van beide kanten komen. In de nabespreking is er ook ruimte voor een probleemverkenning. Dit doel is belangrijk voor de volgende interventies. Op deze manier ontdek ik wat de visie van de ander is omtrent zijn probleem. 2e gesprek: tijdlijn Binnen de motiverende gespreksvoering, is het taak om een vertrouwensrelatie op te bouwen met de ander. Dit wordt bereikt door reflectief te luisteren en de ander te accepteren zoals hij is. Ik laat hem zijn verhaal doen en vraag dan door op dingen die gelinkt kunnen worden zijn situatie of probleem om de ander aan te zetten om bewust na te denken over zijn situatie of probleem, waarbij ik er attent op blijf dat ik niet te veel vragen stel, zodat de ander vooral zelf aan het woord is. Samen met de ander stel ik ook een tijdlijn op. Op deze tijdlijn staan drie belangrijke momenten in zijn leven, waarvan minstens één positief en één negatief moment. Bovendien vraag ik ook om een wens formuleren, iets dat de ander graag nog zou willen doen in de toekomst. Het is dus de bedoeling even stil te staan bij het verleden en toekomst. Hierbij gaat de ander in zichzelf kijken door terug te kijken en vooruit te kijken. Ik maak ook zelf een levenslijn zodat er meer veiligheid is. De ander leert mijn levenslijn kennen en ik die van hem. Hierbij wordt de vertrouwensrelatie nog eens extra in de verf gezet. Ik ga dus ontdekken wat belangrijke momenten waren in zijn leven en hoe hij hierop dan reageerde. Welke manier van coping heeft hij gehanteerd? In de nabespreking is het mijn taak om door te vragen zodat ik meer te weten kom over het coping-gedrag en de invloed op zijn leven. Bij het formuleren van een wens geef ik hem de mogelijkheid naar iets te verlangen dat hij nog niet heeft. Bij deze wens vraag ik door: ‘Hoe kan je dit bereiken?’ Dit kan leiden tot verandertaal. Op het einde maak ik een korte samenvatting om alles nog eens op een rijtje te zetten en de ander bewust te maken van wat hij gezegd heeft. Hier ga ik voornamelijk de verandertaal benadrukken. 3e gesprek : Cirkel van invloed Binnen deze sessie leg ik uit wat de cirkel van invloed wil zeggen. Dit doe ik aan de hand van voorbeelden. We tekenen verschillende cirkels. Zo tekenen we er een met veel invloed en een met weinig invloed. Opdat de ander de cirkel van invloed beter begrijpt, geef ik een voorbeeld van een situatie waarop ik wel invloed heb en een waarop ik geen invloed heb. Hierna vraag ik hem zelf twee situaties te beschrijven. Dit geeft me een idee over zijn gedrag in moeilijkere situaties. De volgende opdracht die hij krijgt is nadenken over een metafoor rond de eigen persoon. Indien dit niet vlot gaat, vraag ik eerst eigenschappen te geven over zichzelf. Deze kunnen we vervolgens linken aan een voorwerp of dier. Het gevonden metafoor tekent hij in de binnenste cirkel. Dit wordt dan besproken om te kijken hoe hij zichzelf inschat.
45
Ik maak hier ook zelf een metafoor, zodat er weer veiligheid geboden wordt. Omdat dit niet het eenvoudigste gesprek is, vind ik het mijn taak om hier goed te begeleiden en te bevestigen. Zo zal ik complimenten geven opdat hij nog meer zou durven zeggen. 4e gesprek: hoe zien anderen mij? Voordat ik dit gesprek begin, vraag ik welke personen belangrijk zijn voor hem. Indien mogelijk vraag ik om van deze personen enkele positieve en negatieve kenmerken aan te duiden op een lijst. Deze kenmerken moeten echter wel van toepassing zijn op hem zelf. Ik stel ook zelf een lijst op. Vervolgens bespreek ik dit samen met hem en observeer ik de lichaamstaal bij het vermelden van de verschillende kenmerken. Ik vraag onmiddellijk bij elk kenmerk of hij hiermee akkoord gaat. Op deze manier gaan we het lijstje af. Hierna vraag ik bij welk positief en welk negatief kenmerk hij zich het best kan vinden. Ik vraag ook bij welke twee hij zich het minst kan vinden. Vervolgens vraag ik of hij dit verwacht had. Bij elke vraag zal ik doorvragen naar het gevoel dat dit teweeg brengt. Op deze manier schep ik verduidelijking. Deze sessie heeft als doel hem te laten inzien dat anderen ook een mening hebben over hem. Hierbij gaan we na of deze meningen gelijk zijn. Hij begint dan (on)bewust na te denken over zijn gedrag naar anderen toe. Dit kan hem zowel bevestigen als confronteren. Hier is het dan interessant om te kijken hoe hij hierop reageert. Accepteert hij deze gegevens of verwerpt hij deze eerder?
3. Hertesting URICA Na het vierde gesprek neem ik de URICA test opnieuw af om te kijken of hij zich al dan niet in een hogere fase bevindt in het fasenmodel van Prochaska & Diclemente. Indien dit niet het geval is, wijst dit op een niet evolueren via deze methodiek en moet er nog verder gewerkt worden aan het opwekken van verandertaal en vertrouwenstaal. Is dit wel het geval, dan kan er naar een volgende stap gegaan worden. Dit zou dan het zoeken naar een actieplan voor een bepaalde verandering kunnen zijn. Na de testafname vraag ik hem waarom hij deelneemt aan de gesprekken. Ik vraag hem hier diep over na te denken. Afhankelijk van wat hij antwoordt, weet ik over welk soort motivatie hij beschikt. (intrinsiek, extrinsiek, geïnternaliseerd)
2. Vervolg Motiverende gesprekken : 5e gesprek: planning maken Ik vraag om een planning te maken; bv over wat hij dat weekend gaat doen. Hierbij bevraag ik het gevoel naar het weekend toe en vraag ik hier verder op door. Ik vraag deze planning ook uit te voeren. Na het weekend zal terug een bespreking plaats vinden om de planning te evalueren. Ik vraag naar dingen, die goed en slecht gegaan zijn en laat hem nadenken over hoe dit zou komen. Men kan hier verschillende dingen antwoorden, men kan de oorzaak toeschrijven aan zichzelf, aan de omgeving of men kan zeggen ‘ik weet het niet’. Als hij de oorzaak toeschrijft aan zichzelf, dan geef ik hem een compliment omdat hij dit durft toe te geven. Ik vraag hem of hij het probleem heeft kunnen oplossen. Indien dit niet het geval is, kunnen we samen naar mogelijke oplossingen zoeken om een volgende keer sterker in de schoenen te staan.
46
Als hij de oorzaak toeschrijft aan een ander, dan speel ik advocaat van de duivel en vraag ik voorzichtig of het niet mogelijk zou kunnen zijn dat hij zelf de oorzaak is. Indien hij hier fel op reageert is het de bedoeling om mee te gaan met de weerstand en hem toch gelijk te geven. Door een andere oorzaak te laten horen, zal hij er wel over beginnen nadenken. Dit wijst er op dat hij toch nog geen verandering ziet en problemen toeschuift op de omgeving. Hier moet dan nog fel gewerkt worden aan verandertaal zodat de ander het echte probleem kan zien. Of, hij kan zeggen dat hij het niet weet. Dan som ik een aantal mogelijke oorzaken op. Vervolgens kan hij er een kiezen. Hierna kan er doorgepraat worden over de oorzaak. 6e gesprek: beoordeling van de gesprekken Als eerste vraag ik waarom hij deelneemt aan de gesprekken. Het antwoord leert mij het soort motivatie van de ander (intrinsiek, extrinsiek of ge誰nternaliseerd). Hierna vraag ik of hij daarnaast nog aan andere activiteiten deelneemt. Per activiteit vraag ik waarom hij deelneemt, of hij deze al dan niet graag doet en waarom. Op deze manier krijg ik een beter beeld van zijn idee over de nuttige activiteiten. Als een activiteit aangenaam is voor de ander en hij benoemt waarom dit zo is, dan wekt hij bij zichzelf nog meer motivatie op om deel te nemen. Is een activiteit onaangenaam of ontgoochelend, en legt hij uit waarom dit zo is, dan krijgen zowel hijzelf als ik een beeld van de situatie. Hierbij kan nagegaan worden of de aangehaalde reden afhangt van de omgeving, een specifiek persoon of van hem zelf. Dit alles hangt weer samen met het soort motivatie. Vervolgens leg ik het nut en de doelen uit van de activiteiten die onaangenaam zijn voor hem. Hierdoor zou hij meer zicht kunnen krijgen op de zaak en zich misschien toch meer kunnen vinden in de therapie. Op deze manier zal er geleidelijk aan meer verandering optreden en neemt hij niet meer deel omdat het moet, maar omdat hij weet dat hij hierdoor zal evolueren.
47
Nuttige tips als je mensen wil overtuigen •
Bekijk alles door de bril van de ander.
•
Discussieer nooit. Debatten en twistgesprekken kan je niet winnen. Vermijd ze, of doe zoals Napoleon als hij met Josephine biljart speelde: laat de ander winnen.
•
Stel je spreekt een prospect aan met de bedoeling hem klant te maken en de persoon reageert afwijzend: “Klant worden bij U? Ik ga mij een X kopen!”. Vraag hem waarom en geef hem vervolgens gelijk. Vertel hem dat X een goed merk is, dan hoeft hij dat zelf niet meer te doen. Verander vervolgens van onderwerp en praat nu over jouw product.
•
Niemand vindt het prettig, als hem iets gezegd wordt of iets verkocht wordt. Veel liever handelen wij nar onze eigen ideeën en kopen wij iets uit ons zelf, of waarderen wij dat naar onze mening, wensen en ideeën wordt gevraagd. De kunst van het verkopen is de mensen doen nadenken, zodat ze zelf ideeën en oplossingen genereren waar jouw product het antwoord op is. Verkoop dus niet, maar vraag om advies of raad: "hoe zou jij dit doen? Wat zou jij doen indien? Wat vind jij van ....'
•
Bemerk je in de loop van een gesprek dat je zelf verkeerd zat, geef dit dan snel en uitdrukkelijk toe.
•
Probeer in het omgekeerde geval nooit je gelijk te halen of iemand te bewijzen dat hij verkeerd is: “a man convinced against his will, remains of the same opinion still”. Geef hem gelijk, zeg dat je misschien verkeerd bent, dat je vaak ongelijk hebt, want als je de ander vertelt dat hij mis is, zal hij zijn ideeën verdedigen en er krampachtig aan vasthouden. Vaak verandert iemand spontaan, zonder emotie, van gedachten. Van zodra er evenwel emoties bij te pas komen, zal hij zich ingraven en met hand en tand verdedigen.
•
Wil je iemand van gedachten doen veranderen, begin dan op een vriendelijke manier. Stem in met wat hij zegt en probeer zo mogelijk te doen uitkomen dat jullie beiden naar hetzelfde doel streven, zelfs al kan de methode wat verschillen. Probeer de ander in een "ja"-stemming te brengen: stel vooral in bet begin,vragen waarop hij "ja” antwoordt, zeg dingen waarmee hij akkoord gaat.
•
Geef bij fouten of geschillen de ander een goede reputatie om die hoog te houden of doe een beroep op zijn rechtvaardigheidsgevoel. Beklemtoon dat je zelf ook fouten maakt en je je over een eventueel geschil pas een opinie kunt vormen nadat je zijn uitleg gehoord hebt; luister bijzonder aandachtig; stem in waar mogelijk, bied je verontschuldigingen aan,, doe een beroep op de edele gevoelens van de ander en vraag welke oplossing hij voorstelt. Los deze in, indien mogelijk.
•
Maak je ideeën aanschouwelijk. Praten alleen is niet genoeg. Toon, zorg voor actie, demonstreer.
•
Wil je mensen met pit aansporen iets te verwezenlijken, daag ze dan uit! Zorg dat de mensen graag doen, wat je wil dat ze zullen doen. Beveel nooit, maar moedig aan, zet rode lichten op groen, erken je nood aan bun vakbekwaamheid en inzicht, prijs zelfs de kleinste actie, (be)noem hen specialist, directeur, ... Zoek een sprenkeltje vuur en wakker dat aan, want een kant en klaar kampvuur vind je nooit! En Wat je zelf ook doet: doe bet oprecht en met geestdrift!
48
BIJLAGE : URICA URICA (Long Form) - (University of Rhode Island Change Assessment) There are FIVE possible responses to each of the items in the questionnaire: 1 = Strongly Disagree / 2 = Disagree / 3 = Undecided / 4 = Agree / 5 = Strongly Agree Problem: _______________________________________________________________________________ 1.
As far as I'm concerned, I don't have any problems that need changing.
2.
I think I might be ready for some self-improvement.
3.
I am doing something about the problems that had been bothering me.
4.
It might be worthwhile to work on my problem.
5.
I'm not the problem one. It doesn't make much sense for me to be here.
6.
It worries me that I might slip back on a problem already changed, so I am here to seek help
7.
I am finally doing some work on my problem.
8.
I've been thinking that I might want to change something about myself.
9.
I have been successful in working on my problem but I'm not sure I can keep up the effort.
10.
At times my problem is difficult, but I'm working on it.
11.
Being here is a waste of time for me because the problem doesn't have to do with me.
12.
I'm hoping this place will help me to better understand myself.
13.
I guess I have faults, but there's nothing that I really need to change.
14.
I am really working hard to change.
15.
I have a problem and I really think I should work at it.
16.
I'm not following through with what I had already changed as well as I had hoped, and I'm here to prevent a relapse of the problem.
17.
Even though I'm not always successful in changing, I am at least working on my problem.
18.
I thought once I had resolved my problem I would be free of it, but sometimes I still find myself struggling with it.
19.
I wish I had more ideas on how to solve the problem.
20.
I have started working on my problems but I would like help.
21.
Maybe this place will be able to help me.
22.
I may need a boost right now to help me maintain the changes I've already made.
23.
I may be part of the problem, but I don't really think I am.
24.
I hope that someone here will have some good advice for me.
25.
Anyone can talk about changing; I'm actually doing something about it.
26.
All this talk about psychology is boring. Why can't people just forget about their problems?
27.
I'm here to prevent myself from having a relapse of my problem.
28.
It is frustrating, but I might be having a recurrence of a problem I thought I had resolved.
29.
I have worries but so does the next guy. Why spend time thinking about them?
30.
I am actively working on my problem.
31.
I would rather cope with my faults than try to change them.
32.
After all I had done to try to change my problem, every now and again it comes back to haunt me.
49
Scoring HABITSlab (2004) geeft twee manieren om de URICA te scoren. Ik pas ze allebei toe om te kijken of de resultaten met elkaar overeenstemmen. Op deze manier kan ik de testresultaten controleren. De testitems behoren tot vier van de zes fasen van het transtheoretische model en zijn dus te verdelen in vier subschalen. - Voorbeschouwing: 1, 5, 11, 13, 23, 26, 29 - Overpeinzing: 2, 8, 12, 15, 19, 21, 24 - Actie: 3, 7, 10, 14, 17, 25, 30 - Gedragsbehoud: 6, 16, 18, 22, 27, 28, 32 Het is de bedoeling dat we de items van elke subschaal optellen en de som delen door zeven. Zo krijgen we van elke subschaal een gemiddelde. Om de bereidheid te verkrijgen moeten we de gemiddeldes van overpeinzing, actie en gedragsbehoud optellen. Vervolgens verminderen we dit met het gemiddelde van de voorbeschouwing. De uitkomst komt overeen met een bepaalde fase waarin de persoon zich zou bevinden: - ≤ 8 is de voorbeschouwingfase - 8 – 11 is de overpeinzingfase - 12 – 14 is de actiefase Er is ook nog een tweede manier van interpretatie. Hiervoor zijn de testitems eveneens verdeeld in vier subschalen, net als bij voorgaande scoring. De items van elke subschaal worden hier opgeteld. Deze score zetten we om naar een T-score. Als we voor elke subschaal een T-score hebben gevonden, kunnen we dit in een grafiek plaatsen. Op deze manier kunnen we zien in welke fase iemand zich bevindt.
50
5. Motiverende gespreksvoering bij mensen met een psychose Mark Poons, senior verpleegkundige, Martin Voerman, nurse practitioner en Jules Tielens, psychiater. Allen werkzaam bij MoleMann en Tielens, centrum voor psychosen en aanverwante stoornissen Inleiding In de zorg voor mensen met psychosen was in de afgelopen decennia de zogeheten steunend- structurerende behandeling de behandeling van keuze. Het hield vooral in dat er niet te veel ingezet moest worden op verandering en dat de patiënt zich vooral had neer te leggen bij zijn vreselijke lot. Er was veel aandacht voor rouwverwerking want het was toch wel een ervaringsfeit dat bij vele patiënten de gewone doelen van ieder mens niet gehaald zouden worden. Er was zelden een mooi huis, een mooie baan, een mooie partner of een mooie carrière te verwachten. In de poliklinische gesprekken nam je de afgelopen weken door en vroeg je wat de patiënt van plan was de komende weken. Medicijnen kwamen natuurlijk ook aan bod en je adviseerde vooral driftig om deze niet te staken. Nee, vooral niet afbouwen want dan zou het allemaal maar weer misgaan. Je leerde niet om over medicijnen te praten maar je leerde om medicijnen erin te praten. Eigenlijk was de zorg voornamelijk gericht op het voorkomen van terugval / decompensatie en het behouden van de status quo. Het blijkt echter dat er veel meer mogelijk is! Maar het is een lastig speelveld. Een psychose is een unieke stoornis in de zin dat de wereld van de patiënt anders is dan die van ons. Iemand met een psychose gedraagt zich in het contact tussen de hulpverlener en hem heel anders. Dit betekent dat een patiënt nogal eens als weigerachtig, moeilijk of zelfs agressief wordt ervaren. Nogal eens wordt dit wat cryptisch weggezet door ons als: incompliance. Anders gezegd de patiënt wil niet meewerken. Maar klopt dit wel? Het werk met mensen met een psychose is spannend en uitdagend. En wij hebben niet de ervaring dat klanten niet betrokken zijn bij hun behandeling of niet komen opdagen. Het aantal no-shows is niet anders dan bij andere doelgroepen en wanneer men niet kan neemt men meestal zelfs de moeite af te bellen met deze boodschap. Maar je moet er wel wat voor doen. Allereerst zal je goed doordacht moeten hebben wat een psychose nu eigenlijk is en hoe het voelt voor de klant. Je zult uitgebreide technieken moeten beheersen om met de patiënt in contact te komen. Je zult moeten leren onderhandelen in plaats van direct te willen behandelen. Als je de vaardigheden hebt eigen gemaakt zal je merken dat je in een zeer indrukwekkende en nimmer vervelende wereld binnenstapt. En dat het behandelen van psychotische mensen leuk en zeer bevredigend is. En nog tot mooie resultaten leidt ook! Over de bekwaamheid die daar voor nodig is gaat het in dit artikel.
51
Motiveren: wat is dat? Motiveren betekent letterlijk: het duidelijk krijgen van het motief waarom iemand iets doet. Het is erg belangrijk om deze definiëring goed tot je te laten doordringen. Het betekent dus nadrukkelijk niet ompraten tot ander gedrag. Het betekent niet het opdringen van een andere visie. Dit wordt namelijk in de gewone taal nog wel eens gedacht. Bij therapeutisch motiveren dienen we ons te verdiepen in de beweegredenen, de opvattingen en de ideeën van de patiënt. Om allereerst inzicht te hebben in wat de feiten zijn en vervolgens inzicht te krijgen wat de interpretaties van die feiten door die patiënt zijn, zonder daarover een waardeoordeel te uiten of richting te geven aan een bepaalde oplossing. Met name bij psychotische mensen gaat dit naar ons idee nogal eens mis. Ten eerste omdat het lang niet altijd moeilijk is om vast te stellen dat iemand een psychose heeft. Vaak zie je aan de buitenkant al hoe laat het is, doordat iemand zich minder goed verzorgd, moeite heeft met adequaat contact maken. Ten tweede omdat de omgeving vaak aandringt op het nemen van snelle stappen, er moet dringend iets gebeuren. Gevolg is al gauw dat wij, tevreden dat we zo snel hebben kunnen vaststellen wat er aan de hand is, dit zo snel mogelijk met de patiënt bespreken. En dan beginnen de problemen: de patiënt herkent zich totaal niet in dit beeld en verklaart jou eigenlijk voor gek. Voordat we het gaan hebben over specifieke gesprektechnieken bij mensen met psychotische klachten, zullen we eerst moeten stilstaan bij welke attitude het beste bij de situatie past. Er zijn volgens ons 3 attitudes in de psychiatrie. 1.De houding van adviseur. In de langdurige psychiatrie betekent dit dat je opstelt in de trant van: 'U bent welkom om over een psychiatrische problemen met mij te spreken. Ik ga u niet achter de broek aan lopen maar doe wel mijn best voor U'. Bij een problematische of tegenhangende patiënt is de aanpak volgens het Socratisch Motiveren van Martin Appelo zeker aan te bevelen. Of overweeg om überhaupt geen aanbod te doen. Motivationeel Interviewen zoals bedoeld in dit artikel is hier niet van toepassing of zinvol. 2.De houding van verleider: indien iemand oordeelsonbekwaam is gaan we alles op alles zetten om hem aan ons te binden. Wel interessant is het volgende: je begint bij verleiden eerst met de patiënt. Mocht deze echter toch niet gaan meewerken dan is het zaak om niet op te houden maar met het systeem aan de gang te gaan om vervolgens weer bij de patiënt terug te komen. 3.De andere bemoeizorg-variant is ingrijpen. De toon is dan directief. Wanneer iemand oordeelsonbekwaam is en een gevaar in de zin van de (BOPZ) wet veroorzaakt dan heb je als hulpverlener de verantwoordelijkheid en de plicht om in te grijpen. Er is in dit soort situaties dus weinig ruimte voor onderhandelingen. Het is erg belangrijk om een keuze te maken tussen één van deze strategieën. Behoed je ervoor ze door elkaar te gebruiken, dit komt niet duidelijk over naar de klant. Het verschil tussen adviseren enerzijds en verleiden en ingrijpen anderzijds ligt in de oordeelsbekwaamheid. Het gaat in dit geval over de bekwaamheid om te beoordelen of men eigenlijk wel een ziekte heeft. Bij mensen met schizofrenie is er toenemend bewijs dat er bij een grote groep sprake is van anosognosie (Amador). Deze term uit de neurologie betekent dat mensen hun ziekte of handicap niet kunnen zien ondanks dat deze glashelder aanwezig is. We kennen dit bijvoorbeeld bij bepaalde herseninfarcten met verlammingen als gevolg. Het is belangrijk om de reikwijdte van dit inzicht goed te doordenken. Te vaak laten wij als hulpverleners ons gedeeltelijk of zelfs geheel leiden door de gedachte dat de patiënt moeilijk doet, niet wil meewerken en daarbij vaak ook nog onaardig kan zijn.
52
Dit kan oppervlakkig zeker zo aanvoelen. Maar in het besef dat een neurologisch gebrek hier aan ten grondslag ligt wordt het veel makkelijker voor ons om ons over de begrijpelijke irritatie naar de patiënt heen te zetten. Bedenk nog een ding: mensen met anosognosie hebben vaak niets ingeboet in hun intellectuele en analytische capaciteiten. Ze kunnen nog even goed denken. Vaak is hun denkproces nog versneld. Dit maakt het probleem, zoals te begrijpen, alleen nog maar groter. Daar waar sprake is van anosognosie is de oordeelsbekwaamheid per definitie in het geding. Motivationeel interviewen is geïndiceerd bij oordeelsonbekwaamheid en anosognosie. Een flink deel van dit verhaal leunt op het werk van Xavier Amador. Deze heeft specifiek voor mensen met psychose en ontbrekend ziektebesef een motiverende gespreksmethode ontwikkeld, genaamd LEAP. Deze methode is onder andere geënt op cognitieve gedragstherapie bij psychotische mensen, het werk van Carl Rodgers en tenslotte de Motiverende Gesprekstechnieken van Miller en Rollnick. Informatie vooraf: Motivationeel Interviewen heeft veel strategie in zich. Omdat de klant lang niet altijd op ons zit te wachten, is het erg belangrijk dat we een perfecte start proberen te maken. Eis van jezelf en van de omgeving (of verwijzer) dat zoveel mogelijk informatie vooràf bekend is. Dit is essentieel voor het inschatten van eventueel gevaar, de eerste diagnostiek, aanwijzingen of je wel of niet aan de klus moet beginnen, hoe je de klant gaat benaderen, waar je de klant vindt, wie er als eerste op af gaat, enzovoorts. Hoe meer je te weten komt, hoe beter je beslissingen kunt nemen. Maar… hoe zeer je ook probeert alles te weten te komen, op een gegeven moment moet je aan de slag. Doe dat vooral, ook al heb je halve en incomplete informatie. De klant mag immers niet de dupe worden van het feit dat informatie op zich laat wachten. En veel informatie zul je ook tijdens het contact bij elkaar vergaren. Het gesprek: Amador onderscheidt in zijn LEAP methode 4 fasen: Listen, Empathise, Agree en Partner. De eerste fase: Reflectief Luisteren We moeten ons heel goed realiseren dat er vaak een groot verschil is, zeker in het begin, van wat de patiënt wil en wat anderen of jij wilt. Dit heeft nu eenmaal alles te maken met de andere betekenisgeving die iemand met een psychose heeft. Dit betekent dat het gewone medisch model niet werkt. We moeten onze gesprekstechnieken dus aanpassen. Maar misschien is het juister om te zeggen dat we onze gesprekstechnieken, anders dan bij de gemiddelde patiënt, heel precies moeten verfijnen. Allereerst moeten we uitgebreid de tijd nemen om tot een vertrouwd contact te komen en dat begint met het uitgebreid uitvragen van de feiten. Vraag net zolang uit totdat je het hele verhaal je als een film kunt voorstellen. Patiënten vinden dit over het algemeen prettig. Leg eventueel uit dat je ook niet precies weet hoe dingen in elkaar steken, maar dat je in ieder geval je uiterste best doet om vast te stellen wat er aan de hand is. Zorgvuldigheid en precisie worden altijd zeer gewaardeerd, ook door mensen met een psychose. Zorg er uitdrukkelijk voor om in dit proces nog geen interpretaties te geven. Je wilt namelijk eerst weten hoe de feiten precies zijn. En daarnaast wil je ook dat de patiënt het gevoel krijgt dat je alle feiten ook goed kent. Veel patiënten hebben namelijk, vaak terecht, de mening dat hulpverleners elkaars rapporten overschrijven en zeker bij langdurige problematiek niet meer echt uitvragen wat er nou aan de hand is of was. In deze valkuil moet je niet stappen. Tijdens het verzamelen van deze feiten blijven we niet passief. Integendeel in deze fase doen wij aan, wat Amador noemt: 'reflectief luisteren'. Dit is een actief proces waarbij wij goed luisteren natuurlijk, maar ook met enige regelmaat verduidelijkende vragen stellen. Als bijvoorbeeld patiënt moeilijk te begrijpen feiten verteld gaan we daar natuurlijk op in. 'Nu moet u mij dit toch even precies uitleggen, want nu begrijp ik het niet meer' zou een zin hierbij kunnen zijn. Ook kan verbazing gebruikt worden: ' Maar dat is toch absurd?!'. ' Is dat echt gebeurd?'. Let hierbij goed op de zakelijke en neutrale toon. Jij bent bezig om een zeer bijzondere zaak,
53
namelijk die van de patiënt, verhelderd te krijgen. Jij wil de onderste steen boven hebben. Toon nadrukkelijk een grote eagerness to know. De tweede fase: empathie Ondertussen is het van belang om empathie voor de patiënt op te brengen. Vaak hoor je dramatische verhalen waarin de patiënt groot onheil overkomt of aan gedaan wordt. Het is volstrekt niet verkeerd om op een zakelijk empathische wijze dit met de patiënt te delen. Sommige behandelaren menen dat distantie en nuchtere zakelijkheid de enige attitude van de psychiater/hulpverlener is. Dit mag in veel gevallen zo zijn echter deze distantie heeft bij psychotische mensen vaak een averechtse uitwerking. Vergeet niet dat iemand met een psychose al moeite heeft om de ander in te schatten dus je zit al gauw in de verkeerde hoek. De derde fase. Vaak hebben we al één of twee, maar soms zelfs veel meer, gesprekken gehad. We gaan nu bepalen of, en zo ja welke, klachten er zijn waar de klant misschien wel voor behandeld wil worden. Om maar met de deur in huis te vallen: het is meestal niet de psychose! We moeten dus eerst overeenstemming gaan krijgen met de klant waarvoor hij eventueel behandeld zou willen worden. Nu doet bij mensen met een psychose vooral het wonderlijke feit zich voor dat je als hulpverlener hier naartoe moet werken. Met simpele vragen: 'Wat is er aan de hand' of 'Waar hebt u last van' levert zelden een werkbaar antwoord op. Het is opvallend dat mensen met een psychose zelfs geheel verwaarloosd en verloederd kunnen zijn en toch bij de vraag of ze er hulp kunnen gebruiken opgewekt zeggen dat het volstrekt niet nodig is! Een ander bekend fenomeen is dat mensen met psychoses of hallucinaties niet altijd ervan af geholpen willen worden. De stemmen kunnen een belangrijke rol voor hen spelen. Of een grootheidswaan kan zeer aangenaam en levensvervullend zijn geworden. Het wegnemen ervan zou die mensen in een groot gat kunnen laten vallen. Socrates had hier een mooi verhaal over. Hij vertelde dat zijn moeder vroedvrouw was. En dat zijn werk als filosoof ongeveer hetzelfde was. Hij hielp met het verlossen van waarachtige kennis. Socrates haalde dus naar buiten wat er al in zat. Hij voegde niets toe. Hoe pakken we dit aan? Je zou kunnen zeggen dat wij het lijden van iemand proberen te verlichten. Dit is een algemeen aanvaard en helder doel van iedere hulpverlener. Daar zal ook iemand met een psychose het zelden mee oneens zijn. Wat wel een probleem is dat mensen met een psychoses vaak hun eigen lijden moeilijk in communicatie brengen. We zullen daarom op zoek moeten gaan naar het lijden van de patiënt. Zoek net zolang door totdat je zijn lijden gevonden hebt en bied aan hem hiervoor te behandelen. Zoeken naar het lijden van de patiënt Mensen met een psychose hebben nogal eens last van: • een teveel aan gedachtes en associaties • slaapproblemen of nachtmerries • problemen met concentratie, leren en geheugen • overmatige spanningen of stress • mislukte carrières • eenzaamheid en verlies van vrienden Dus nadat wij ons over zijn situatie hebben gebogen zoals in de eerste twee fases is het niet verkeerd om aan deze vragen aandacht te besteden. Zelfs als de klant geen enkele klacht heeft dan staat het je als hulpverlener niet slecht om te vragen hoe het met het slapen gaat, of er teveel stress is en of het denken en de concentratie naar wens is. Het gaat ons immers om het optimaliseren van iemands leven, nietwaar? Het bespreken van de carrière en eenzaamheid zijn onderwerpen die bij een wat verder gevorderde vertrouwensband ter sprake kunnen komen. In ieder geval moet centraal staan dat het ons gaat om het lijden van de patiënt. Dit moet nog maar eens benadrukt worden omdat wij soms ook geneigd zijn om te beginnen met het lijden van de omgeving of zelfs met het lijden van de hulpverleners. Deze kunnen het niet hebben dat het, in hun ogen, maar niet goed wil gaan met de patiënt. Juist dan krijg je van die opmerkingen als:' ik maak mij zorgen dat als jij
54
je pillen niet neemt je weer in de war raakt'. Hier moeten we van af! Dan stellen we namelijk onze eigen problematiek centraal als reden waarom de patiënt iets aan zijn gedrag moet veranderen. U zou ook niet zomaar aan een behandeling beginnen simpelweg omdat de een of andere hulpverlener zich zorgen maakt. Zoals bij zoveel lastig te bespreken problemen in de psychiatrie (vergelijk bij voorbeeld het bespreken van sexuele problemen) is normalisatie een goede techniek. Hierbij maken we duidelijk dat het hebben van psychotische gedachten, zoals achterdocht of grootheid op zich niet abnormaal is. Ieder mens heeft deze gedachten. Het gaat alleen mis wanneer deze gedachten te veel en te vaak voorkomen. Een psychose is dus een kwantitatief probleem en niet kwalitatief. Als ieder mens het een beetje heeft is het dus een heel ander stigma dan wanneer je een ernstige ziekte hebt die je anders maakt dan de rest van de wereld. Overigens is dit meer dimensionele denken veel moderner dan het categorale denken in ziektes. Zoals wij zullen gaan zien in DSM-V. Met deze aanpak bent U dus zeer modern bezig! Een belangrijke tip blijft toch: don't push too much. Het is immers een begrijpelijke actie bij zulk een ernsige stoornis die zoveel tegenstribbelt. Maar het helpt niet!! Ben bereid de lange weg te bewandelen en op het slappe koord te dansen. Bedenk: 'Op een beweeglijk standpunt sta je het sterkst' (Deelder). Het gesprek: wat bespreken we niet? We hebben al het een en ander behandeld over wat zinvol en werkzaam zou kunnen zijn bij mensen met een psychose. Je kan ook verkeerd inzetten. Hieronder enkele onderwerpen die in de praktijk meestal contraproductief zijn. In een behandeling blijkt het in het begin weinig zin te hebben om over de inhoud van de psychose te spreken. Dit ontaardt meestal in welles/nietes. Je krijgt vooral ruzie met de patiënt, die al zo vaak te horen heeft gekregen dat zijn ideeën op hersenspinsels berusten. We schoppen dan eigenlijk tegen het zere been waar al heel vaak tegen geschopt is. Dat moeten we dus niet doen. Ga dus bij voorbeeld niet zeggen dat ze Jezus helemaal niet kunnen zijn of dat hun achtervolgingsverhaal wel heel erg ongeloofwaardig is! Pas als er een goed contact is, kun je soms over de inhoud beginnen. Bedenk daarbij wel dat het veel voorzichtigheid vergt omdat de patiënt snel denkt dat je hem niet gelooft. Vooral jonge en onervaren hulpverleners willen deze fout nog wel eens maken. Wanneer je op inhoudelijk niveau zit is het socratisch uitvragen zoals in het ' Gedachten uitpluizen' van Mark van der Gaag een geschikte methodiek. • Een andere opmerking die bij een psychotisch iemand bijna altijd verkeerd valt is: 'U bent in de war'. Dit is begrijpelijk omdat ze dat namelijk meestal niet zijn! Sterker nog: ze denken zeer intensief en vaak wel coherent. Maar ze trekken voortdurend foutieve, psychotische, conclusies! En door die foute conclusies komen ze nog wel eens vreemd op ons over. Maar de patiënt voelt zich vaak niet in de war. Hij is boos of angstig, vol met stress en vele gedachten. Heb het daar dus over en wees voorzichtig in je woordkeus. • En nog maar een: vraag niet naar stemmen horen maar naar 'vreemde of bijzondere ervaringen' of dat 'er veel over u gepraat wordt'. Alleen patiënten met ziekte-inzicht snappen wat jij bedoelt met 'stemmen'. 'Hoort u stemmen?' betekent namelijk eigenlijk: 'U bent gek, hè?'. En dat is niet zo’n sterke binnenkomer. Behandeling en toekomstperspectief Elke medische, of in dit geval psychiatrische, behandeling heeft voor een patiënt een flink aantal nadelen: wanneer hij medicatie moet innemen wordt hij dagelijks eraan herinnerd dat zijn brein niet goed functioneert en hij heeft nogal eens last van de bijwerkingen. Iedere dag moet hij een of meerdere malen ze niet vergeten in te nemen. Het veelvuldig praten over problemen, het regelmatig op afspraken moeten komen: het zijn geen prettige bezigheden. Het verbaast ons dan ook helemaal niet dat de mensen zo slecht hun medicatie innemen of hun afspraken met enige regelmaat 'vergeten'. De meest essentiële vraag van de klant moet dus zijn: 'Waarom zal ik de moeite doen om de hele behandeling en al die medicatie te ondergaan?' en wij moeten als hulpverlener ervoor zorgen dat deze vraag op een goede manier gesteld gaat worden en eventueel beantwoord.
55
We gaan hierbij dus terug naar de reden van de behandeling. Hierin moeten we het toekomstperspectief van de klant meenemen. Waartoe moet de behandeling / medicatie leiden? We komen dus al snel bij de toekomstverwachting -of vaak het ontbreken hiervan- terecht. Het is namelijk deze hoop op een betere toekomst die de patiënt er toe moet zetten om die pillen met die nare bijwerkingen tóch te nemen. Hierbij zetten we dus de te verwachten voordelen van de medicatie af tegen de nadelen. Pas als vóórdelen van medicatie in de beleving van de patiënt zwaarder wegen, kunnen we hopen op daadwerkelijke therapietrouw! Hetzelfde geldt voor het ondergaan van therapieën. Een erg werkbare manier om te informeren naar zijn perspectief door te informeren naar welke toekomstplannen de patiënt had in de tijd vóórdat hij psychotisch werd. Toen hij nog dezelfde toekomst aan het bedenken was als wij allemaal. In de trant van: huisje, boompje beestje. Vragen hierbij zijn: 'Wat deed u ook al weer voor opleiding vroeger?', 'Wat wilde je later worden?', 'Wilde je nog een gezin stichten?' Of in het heden: 'Hoe wil je eigenlijk oud worden?' en 'Welke ambities of passies wil je nog verwezenlijken?'. We stappen hierbij dus even uit de patiëntrol en staan uitgebreid stil bij de wensen van de patiënt en zijn nog aanwezige gezonde vaardigheden. Het is opmerkelijk hoe weinig wij deze toch vrij normale onderwerpen bespreken bij chronische patiënten. En reken maar dat die er wel degelijk over nadenken! Vergeet vooral niet de omgeving (de familie, de vrienden, de partner, de begeleiders van het Sociaal Pension of RIBW en iedereen die er verder toe doet.) mee te krijgen in de behandeling. Als dat niet het geval is, nodig ze dan uit om hun visie op herstel te geven. Vraag naar eerdere ervaringen met behandelaren, behandelingen en medicijnen. De familie kent de patiënt vele malen beter dan jij. En heeft sowieso vaak meer invloed op de patiënt dan jij. Geef uitleg over de oorzaken van een psychose, zodat je in elk geval het misverstand wegneemt dat opvoeders een psychose kunnen veroorzaken. Nodig de familie uit om jou te bestoken met alle ideeën en voorstellen om de patiënt beter te maken. Besteed aandacht aan de ellende die de familie al heeft moeten doorstaan in het verleden. Adviseer tenslotte familieleden van mensen met een psychose om lid te worden van Ypsilon of een andere relevante familieorganisatie. Beknopte literatuurlijst - Amador, X. (2007): I am not sick, I don't need help! How to help someone with mental illness accept treatment. New York:Vida Press. ISBN 978-0-9677189-2-9 - Appelo, M. (2007): Socratisch motiveren. Amsterdam: Boom. ISBN: 978-90-8506-444-2 - Tielens, J. en Verster, M. (2010): Bemoeizorg. Utrecht: De Tijdstroom. ISBN 978-90-5898-169-1 - Van der Gaag, M., Valmaggia, L., Van Meer, C.R., & Slooff, C.J. (2005) Gedachten uitpluizen: Handboek theorie. Oegstgeest: Stichting Cognitie en Psychose, www.gedachtenuitpluizen.nl. Bron: http://www.nvspv.nl/vakblad/sppdf/sp100/sp100-hoofd05.pdf
56
6. In gesprek met psychose Jules Tielens Verbindende gesprekstechiek: een praktische handleiding om in contact te komen en te blijven met mensen met een psychose bron: http://www.lundbeck.com/upload/nl/files/pdf/Bunnik/Workshop%204.%20Verbindende%20gesprekstechniek% 20-%20Drs.%20J.A.E.%20Tielens.pdf 1. Ziekteinzicht en compliance Ziektebesef is een van de grootste voorspellers van een gunstige prognose bij schizofrenie en bipolaire stoornis. De andere voorspeller? — De relatie met andere die – – –
Luistert zonder oordeel Respect heeft voor hun opinie Gelooft dat behandeling zinvol is
(Amador et al. Schizophr Bull 1991;17:113–132; Amador, David eds. Insight and Psychosis. 2nd ed. Oxford University Press; 2004) 2. Bij mensen met een psychose wordt vaak anosognosie vastgesteld: Anosognosie is: – – –
Ernstig ontbreken van ziektebesef Overtuiging blijft ondanks overweldigend bewijs van ongelijk Frequent confabulaties
Cfr DSM IV-TR, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th Edition, Text Revision. Washington, DC, APA, 2000: A majority of individuals with schizophrenia have poor insight regarding the fact that they have a psychotic illness. Evidence suggests that poor insight is a manifestation of the illness rather than a coping strategy. It may be comparable to the lack of awareness of neurological deficits seen in stroke, termed anosognosia. This symptom predisposes the individual to non-compliance with treatment and has been found to be predictive of higher relapse rates, increased number of involuntary hospital admissions, poorer psychosocial functioning, and a poorer course of illness
57
Bij anosognosie/ ontbrekend ziektebesef: Het gewone vertrouwen in de dokter die het beste met je voor heeft gaat niet op. Verwacht niet:
•
Verwacht echter wel:
•
Dankbaarheid
–
Frustratie
•
Compliance
–
Woede
–
Achterdocht
–
Incompliance
Maar wat zou jij doen? •
Wanneer je weet dat je geen suikerziekte hebt en de dokter vraagt je insuline te nemen.
–
Levensgevaarlijk!
Ontbrekend ziektebesef is als graniet: ga er omheen! Anosognosie. Wat te doen? Psycho-educatie (de meest gebruikte techniek binnen psychiatrie en geneeskunde in het algemeen): helpt niet. Motivationele interview technieken helpen wel 3. Wat is Motivationeel Interviewen? Niet: -
Motiveren tot iets: (“ hij is gemotiveerd om…”) Overtuigen van jouw mening (“ik heb hem gemotiveerd tot …”) Ompraten of erin praten (“een weinig gemotiveerde patiënt ga ik niet helpen”) Chanteren (als U uw medicatie niet neemt, dan …. )
Wat is wel motiverend? Verbinding Geen motivatie zonder verbinding, Geen behandeling zonder motivatie Socrates zei: “Motiveren is het helpen helder krijgen van de eigen overtuigingen” Motiverende technieken in de psychiatrie - De ‘gewone’ patiënt: PSYCHO-EDUCATIE - De oordeelsbekwame ‘lastige’ patiënt: SOCRATISCH MOTIVEREN volgens Appelo - De oordeelsonbekwame patiënt met anosognosie: MOTIVATIONEEL INTERVIEW
58
Reflectief luisteren •
Rationale bij geen gevaar: Open beginnen; waarom hebben wij nu een gesprek?
Jouw rol als arts / hulpverlener
Optimaliseren van het denken Hiermee mensen wat gelukkiger maken
Jouw visie als arts
Ik denk in symptomen en niet in syndromen Heb al genoeg patiënten Heb geen aandelen in pillen of andere behandelingen Onderhandelen in plaats van behandelen Ultieme waarheden bestaan niet
Deze arts
Kent niet de ultieme waarheid Kan dus, zeker in het begin, met meerdere waarheden leven Kan fouten maken Kan niet in iemands hoofd kijken Is wel een deskundige op gebied van het brein en zijn functies Zal zijn uiterste best voor je doen Is er for better and worse
Belangrijk bij reflectief luisteren:
Wat zijn de feiten? Visueel plaatje : ASK, DON’T TELL! Loop nooit om opvallende dingen heen; omarm ze. Laat even rusten. Een oorlog kent vele veldslagen. Vat kritisch samen Zoek het lijden Wacht met begrip Geef geen ongevraagd advies
Ken het lijden, de onzekerheden, vragen en angsten van de gesprekspartners. Mensen met een psychose hebben vaak last van:
een teveel aan gedachtes en associaties; slaapproblemen of nachtmerries; problemen met concentratie, leren en geheugen; overmatige spanningen of stress; mislukte carrières; eenzaamheid en verlies van vrienden.
De vicieuze cirkel van psychose: Psychose leidt tot - > eenzaamheid, verlies van zelfvertrouwen en self-efficacy, slechtere prognose van de ziekte, slechter maatschappelijk functioneren -> gevolg = isolement -> gevolg is nog meer eenzaamheid …
59
Tip:
Stel interpretatie uit Ik wil je wel vertellen wat ik denk, maar ik zou eerst meer willen weten over jouw opvattingen en ervaringen, want er komt veel nieuwe informatie. Kan ik je daarna (later) vertellen wat ik denk? Ik zal het je vertellen, maar ik geloof dat jouw opinie / visie belangrijker is dan de mijne. Dus wil ik eerst exact weten … Is dit OK? Zinvolle manieren om over psychose te praten
Psychose = een stoornis in de informatieverwerking. Een dysfunctioneren van het orgaan brein. Niet van de identiteit Een psychose VOELT als een enstige overspanning Een stoornis in de waarneming (virus in computer) Een stoornis in de betekenisgeving/reality-testing
Wat bespreken we niet?
De realiteit/ interpretatie van de inhoud U bent in de war Ik maak me zorgen U hoort stemmen
4. Hypotheses bij:
Willen stoppen van medicatie Wat er aan de hand is Wat de omgeving wil etc.
Begrip
De kracht van de persoonlijke relatie is belangrijker dan de kracht van argumenten. Frustraties over anderen die voortdurend van alles willen van je Angst voor medicatie, stigma, de ziekte en prognose Ongemakken van medicatie, werking en bijwerking Verlangens naar huisje, boompje en beestje
Behandelen
Zoek gemeenschappelijke doelen — Iemand uit de kliniek houden — Een betere woning — Een (betere) baan — Een relatie — De zin van het leven?
Behandelen Geen advies zonder helder perspectief
60
61
GEWELDLOZE COMMUNICATIE Opvoeden Zonder Straf En Beloning
Gebaseerd op een voordracht door Marshall Rosenberg
62
INHOUD Belang Van De Band Voorbeelden Van Te Veranderen Gedrag Hoe Gedrag Be誰nvloeden? Opvoeden zonder kritiek en verwijten Opvoeden zonder straffen Opvoeden zonder beloning Hoe naar mensen luisteren? De Gevaren Van Amtssprache Eerlijk Zijn Zonder Kritiek Te Leveren De Taak van het Hart Beoordelen Vanuit Het Hart, Niet Het Hoofd De Twee Vragen Een Taal Die Het Leven Dient Een Verzoek Formuleren Het verschil tussen een verzoek en een eis Een verzoek formuleren in de praktijk Je niet druk maken over de reacties op je verzoek Dankbaarheid Uitdrukken Positieve Omgang Met Mensen Gedrag dat zorgt voor vervreemding, conflict, ruzie Hoe dan wel met mekaar omgaan? Wat zijn gevoelens? Wat zijn behoeften? Voorbeelden van omgangsvormen Beschrijving van een gebeurtenis met en zonder oordeel Wat zijn de voordelen van deze omgangsvormen Verantwoordelijkheden Achtergrond Doel Het Vier Stappen Model
63
Opvoeden zonder straf en beloning Samenvatting van een conferentie gegeven door Marshall Rosenberg, grondlegger van Geweldloze Communicatie (in de tekst afgekort als GC) - http://www.cnvc.org/
Ik stel voor dat iedereen aan iemand denkt die hij zou willen opvoeden of die gedrag vertoont, dat je wil veranderen. Wat doet die persoon, dat je niet prettig vindt, zodat je overweegt om zijn/haar gedrag te veranderen? Schrijf heel specifiek op wat die persoon doet dat je onprettig vindt. Gewoon de observatie van wat die persoon doet, wat voor jou onprettig is.
Laat ons nu kijken hoe we GC kunnen gebruiken in die situatie. Wat zeer belangrijk is in GC, is duidelijkheid scheppen over je bedoelingen. Als je een goede opvoeder wil zijn, is het zeer belangrijk mensen te tonen dat je een echte band met hen wil. De kwaliteit van die band is heel belangrijk. Als die kwaliteit er is, vinden mensen het aangenaam om samen te zijn en wordt leren (=veranderen van gedrag) gemakkelijk. Dat is het wat we willen bereiken met GC: een band opbouwen, zodat mensen uit vreugde leren en niet uit angst. Niemand doet iets omdat hij/zij bang is of uit schuldgevoelens, plicht of moreel besef. De bedoeling is te vinden hoe we ons leven voor elkaar rijker kunnen maken. Als er met die boodschap opgevoed wordt, is het voor iedereen een aangename ervaring. Schuld, angst of verplichting hebben hierin geen plaats:
Wie wil er een voorbeeld geven van een situatie waarin iemand iets doet dat je niet leuk vindt? - Wat doet die persoon dat jij niet leuk vindt? Persoon 1: Persoon 1: M.R.: Persoon 2: M.R.:
Persoon 3:
M.R.:
“mijn zoon doet altijd het tegendeel van wat ik hem vraag”. M.R.: Je zegt: hij doet altijd... Ik wil er om wedden, dat hij tenminste één keer gedaan heeft wat je hem gevraagd hebt. Is dat juist? ja daarom moeten we van het woord “altijd” af, omdat het onjuist is. “mijn zoon is 21 en hij gedraagt zich alsof alles hem vanzelfsprekend toekomt. Hij staat laat op, doet een ganse dag niets, en leeft zorgeloos en gelukkig in een kamer die meer wegheeft van een varkensstal dan van een kamer. We hebben hier 2 problemen met wat je gezegd hebt: ik vroeg om een waarneming/observatie en jij gaf me 2 observaties en 2 diagnoses. (Bovendien is de formulering “doet een ganse dag niets” niet algemeen juist. Een van de eerste dingen die we leren is, dat, als we mensen willen opvoeden, het enorm belangrijk is om observatie en oordeel niet door elkaar te halen. “Mijn zoon is 13 jaar. Hij weet, dat als hij opstaat, hij geen televisie mag kijken ‘s Morgens vroeg voer ik mijn man naar zijn werk. Als ik het huis verlaat ligt iedereen nog in diepste slaap. Als ik dan een half uur later terugkom, zie ik dat de televisie aanstaat. Tegen de tijd dat ik binnen ben, ligt hij zogezegd opnieuw in een diepe slaap”. Dat is zeer specifiek en ik waardeer ook, dat jij, en de spreekster voor jou, gezegd hebben hoe oud hun kinderen zijn, dat helpt mij beter te begrijpen.
Zo, we hebben enkele voorbeelden...
64
HOE GEDRAG BEÏNVLOEDEN ? Hoe voeden we mensen op, als ze zich op een voor ons onprettige manier gedragen? Hoe voed je iemand op, zodat je bijna kunt garanderen dat de persoon zich tegen je opvoeding zal verzetten en dat de persoon zijn/haar gedrag niet zal veranderen of zijn/haar gedrag zal veranderen,maar voor redenen waarvoor je later zult betalen? Ik zal uitleggen hoe je dat moet doen:
We moeten ons ontdoen van kritiek en verwijten. Vertel hun wat verkeerd is met hen omdat ze dit gedrag vertonen. Bekritiseer hen of geef hun de schuld. Alles wat je zegt, dat iemand anders als kritiek opvat of waardoor die persoon schuldgevoelens krijgt, vermindert je bekwaam-heid om hem op te voeden. Als je kinderen meer televisie kijken dan je lief is, gebruik een zin met ”te veel”: "Je kijkt te veel televisie". Dat impliceert dat wat ze doen verkeerd is. En als je hen helemaal miserabel wilt maken, gebruik de zin: “je zou moeten” : "je zou niet zo veel televisie moeten kijken". Of, als de persoon iets doet wat je onprettig vindt, geef hem/haar een gratis diagnose van hun ziektebeeld / pathologie. Gebruik vooral zinnen zoals: "je bent een egoïst", "dat is verkeerd", "je zou beter moeten weten". Duidelijk? We betalen voor ieder woord dat uit onze mond komt en dat iemand anders als kritiek ervaart. Heeft iemand vragen over kritiek geven en diagnoses stellen? Als je mensen het leven helemaal rampzalig wilt maken, gebruik dan schuldgevoelens om hen op te voeden. Voor diegenen onder jullie die niet weten hoe je iemand aan schuldgevoelens kunt helpen, zal ik een demonstratie geven: Stel je voor dat een van mijn kinderen zijn kamer niet opruimde. Hoe leer ik mijn kind door schuldgevoelens zijn kamer op te ruimen? Ga ergens staan waar je kind je goed kan zien en kijk pathetisch. "Wat is er aan de hand Papa?" "Niks" "Kom op papa, wat is er aan de hand?" "Het doet me pijn als je je kamer niet opruimt". Als je hun leven ellendig wilt maken, geef dan andere mensen de schuld voor jouw gevoelens. Probeer schuldgevoelens in hen op te wekken omdat ze je pijn doen. Zeg tegen een leerling: "ik word kwaad omdat je spreekt terwijl ik spreek" Zeg tegen een kind: "ik ben erg teleurgesteld als je zoveel televisie kijkt"
65
Laat ons ook afstand nemen van bestraffing Geen straffen meer. Geen straffen thuis, geen straffen op school, geen straffen meer voor criminelen. Als we mensen zover krijgen iets te doen door ze te beschamen of door ze slecht over henzelf te doen denken, zullen zij ons met emotionele / psychologische pijn in verbinding brengen. Als iemand ons als een bron van schaamte ziet telkens ze iets doen wat we niet leuk vinden, is het kostelijk leren. Hetzelfde met straf: Als mensen iets doen omdat ze straf vrezen als ze het niet doen, aanzien ze ons als een bron van geweld. Straf is een vorm van geweld. Het is iemand opzettelijk doen lijden. Als iemand ons als gewelddadig ziet, zal onze kans om deze persoon iets te leren alsmaar kleiner worden.
Laat ons tenslotte ook komaf maken met een andere zeer gewelddadige manier van opvoeding: beloning. Complimenten en lof behoren tot dezelfde taal als kritiek en verwijten: Het is oordelen over wat mensen zijn. Die taal stoort het leren. En als ze toch nog enigszins werkt, is het omwille van de verkeerde redenen: mensen leren voor de beloning en leren zo niet de waarde van wat ze leren in te schatten. Er is een hemelsbreed verschil tussen oprechte dankbaarheid enerzijds en het geven van lof en complimenten. Eens je het verschil ziet, zal je nooit meer lof en complimenten gebruiken, even min trouwens als kritiek en verwijten. Geen beloningen meer. Je verliest er alleen maar mee. Het enige moment waar je beloningen nodig hebt om iemand iets te leren, is om hem iets te leren dat niet het leven dient. Als wat iemand leer het leven dient, wordt leren sowieso beloond.
Hoe naar mensen luisteren : Ik zou graag hebben dat iemand mij beledigt. Persoon 6: “je bent een leugenaar”. M.R.: “je bent een leugenaar”, o.k. Wat iemand ook tegen mij moge zeggen, ik heb meerdere keuzes, en het zijn die keuzes die zullen uitmaken hoe ik me voel. Ik ben meester van mijn eigen gevoelens; ik bepaal zelf hoe ik op een situatie reageer; “I am owner of my feelings”. B.v. Zij zegt, dat ik een leugenaar ben. Ik heb de keuze om "wolfsoren" op te zetten (toont wolfsoren, naar binnen gedraaid). Dan neem ik het persoonlijk. Ik denk: misschien ben ik wel een leugenaar. Ik geef haar woorden de macht om mij te doen denken dat er iets met mij niet klopt. Dan voel ik mij pppppt...pee, poor, protoplasm, poorly, put together, beter bekend onder de noemer schuldig en depressief. Het is niet door wat ze gezegd heeft dat ik me zo voel, het is omwille van de manier waarop ik zelf gekozen heb om te luisteren en te reageren. (Draait de oren om, ze zijn nu naar de buitenkant gericht). Ik had de oren ook in deze richting kunnen opzetten: nu ben ik kwaad. Ik oordeel nu over haar omdat zij over mij geoordeeld heeft. Opnieuw: Zíj maakte mij niet kwaad, de manier waarop ik gekozen heb te horen, maakt me kwaad. Als je naar de soort scholen bent gegaan waar ik naartoe ging, word je echt goed in deze oren opzetten. In feite kun je heel snel wisselen van richting. Als iemand je beledigt, doe je (zet de oren constant in een andere richting op): woedend, schuldig, beschaamd, depressief, woedend, schuldig, beschaamd,… … Een jaar later, als je terug denkt aan wat de persoon zei: woedend, schuldig, beschaamd, depressief, woedend...
66
Die gevoelens worden niet door de andere persoon veroorzaakt, maar door de keuze van oren... Wat hoor ik wanneer iemand mij beledigt? Ik hoor wat in hem leeft: hoe hij zich voelt en welke zijn behoeftes zijn. Dat is een mooie boodschap, die mij vertelt hoe de andere persoon zich voelt. Ik hoor niet wat IK ben, ik hoor wat de ander voelt en welke zijn onvervulde behoeftes zijn. Als je zo luistert, hoor je nooit kritiek, hoor je nooit een "neen", je hoort nooit "ik wil niet". Je hoort ook geen stilte. Want zelfs al zegt iemand niets meer, je hoort wat in iemand omgaat, waaruit de stilte voortvloeit. Straks zullen we zien hoe we deze manier van luisteren kunnen gebruiken.
Het effect van ‘Amtssprache’: de diensttaal, de taal van de bureaucratie. Tijdens zijn proces voor oorlogsmisdaden in Jeruzalem, werd aan Eichmann gevraagd of het moeilijk voor hem was om duizenden mensen de dood in te sturen. "Het was gemakkelijk”, antwoordde hij: “Onze taal maakte het gemakkelijk". De ondervrager was gechokkeerd. Hij vroeg: "welke taal?" Eichmann antwoordde: "De taal die wij als schoolkinderen geleerd hebben en waarmee je de verantwoordelijkheid van je acties negeert, waardoor je je ook niet zo slecht voelt over wat je doet. Als iemand vraagt: waarom doe je dit, dan antwoord je: ik moet wel, ik word ertoe verplicht door mijn oversten.” Kan iemand een gevaarlijkere taal dan deze bedenken? Een taal die impliceert dat we geen keuzes hebben! Wij doen nooit iets wat we niet kiezen. Het is zeer gevaarlijk mensen te leren denken dat ze dingen moéten doen. Het is een perfecte strategie als je hen tot nazi’s wilt opvoeden, maar een tragische strategie als dat niet je doel is. Als ik dat tegen leraars of ouders vertel, hebben ze het daar moeilijk mee. Velen gebruiken die taal iedere dag. Ze zeggen hun kinderen voortdurend wat ze moeten doen, omdat ze denken dat dit hun werk als ouders is. Eén moeder verwoordde het zo: “Er zijn dingen die je moet doen, of je ze nu leuk vindt of niet en het is ons werk als ouders en leraren om de kinderen te leren wat ze moeten doen. Er zijn nu eenmaal dingen waar je geen keuze hebt." Ik vroeg haar zoiets te noemen. “Als ik vanavond thuiskom moet ik koken. Ik haat koken, maar ik doe het ieder avond sedert 20 jaar. Het is mijn plicht als moeder om voor mijn familie te koken, ik heb geen keuze." Ik antwoordde haar, dat ik het spijtig vond te horen dat iemand, al is het maar een keer, iets doet uit een "ik moet" visie, en dat ik hoopte dat ik haar kon bewust maken van haar keuzes. Ik ben gelukkig te kunnen meedelen dat ze een rappe studente was. Ze ging die avond naar huis en deelde haar familie mee dat ze niet meer ging koken. Drie weken later ontmoette ik haar zonen. Ik zei dat ik gelukkig was hen te ontmoeten, omdat ik enorm nieuwsgierig was wat er zich bij hen thuis afspeelt. "Jullie moeder belt me bijna ieder dag op, om over de enorme veranderingen die ze in de familie aangebracht heeft, te vertellen. Hoe was het toen ze de eerste avond thuis kwam en meedeelde, dat ze niet meer ging koken?". Een van de zonen zei: "Oh, ik dacht : gelukkig maar, nu zal ze niet meer bij ieder maaltijd zitten zeuren..." Als je leren miserabel wilt maken, gebruik dan taal die veronderstelt dat de andere geen keuze heeft: moet, kan niet, hoort zo, dient dat te doen... Als je verzet of destructieve onderwerping wilt opwekken, gebruik dan taal die keuzes ontkent. Rond 10.000 jaar geleden ontwikkelde zich een bepaald waardensysteem, dat structuren van overheersing onder-steunt. Daarin eisen sommige mensen superieur te zijn en het recht te hebben om anderen te controleren. Ze noemen zichzelf koning of tsaar, anderen noemen zich president van
67
een vereniging, sommigen noemen zich president van een land. Hoe dan ook, de kern van het leren dat nodig is om deze structuren in stand te houden, is de taal die we vanavond achter ons zullen laten. Een taal die over mensen oordeelt als goed / kwaad, juist / fout en een taal die straf en beloning goedkeurt en de mens het recht ontzegt op een vrije keuze. Als je wilt dat 10.000 jonge mensen naar verre landen vliegen om andere mensen te vermoorden, dan moet je ze op een bepaalde manier opvoeden: In scholen gewen je ze aan autoriteiten die wolfstaal gebruiken, je laat hen geloven dat de autoriteiten weten wat goed is. En dan krijg je medailles en beloningen van de autoriteiten... oh ja, laat hen ook nog televisie kijken tussen 19 en 21 uur, gedurende hun kindertijd en jeugd, want de meeste programma's gaan over een held die iemand in elkaar slaat of iemand vermoordt. Dus, met 18 jaar vinden we het normaal om iemand te vermoorden, als de autoriteit zegt dat het een slechterik is. Soms wordt een meer op punt gestelde wolfstaal gebruikt. Er wordt dan niet meer gezegd dat iemand slecht is, er wordt gezegd dat het een terrorist is: de goeden vechten voor de vrijheid, de slechten zijn terroristen. En zo krijg je de beminnelijkste van alle jonge mensen ertoe om andere mensen te folteren en te doden. Maar ze moeten al van kleins af aan zo opgevoed zijn om dat te doen. In scholen wordt gesteld dat leraars weten wat juist is, in de familie wordt er geleerd dat de ouders weten wat juist is. En dan, als kinderen dat soort opvoeding krijgen, denken ze: “De president weet wat juist is, wat het is een goede burger te zijn, te gehoorzamen en slechte mensen af te maken”.
GC toont ons, hoe we eerlijk kunnen zijn zonder kritiek te leveren. Ik stelde aan enkele leraars het gevaar voor van een taal die mensen veroordeelt. Ik toonde hun het gevaar van woorden als juist /fout, normaal /abnormaal, passend /ongepast... iedere taal waarmee we over iemand anders of onszelf oordelen. De leraars waren zeer van streek en vroegen: "Hoe kunnen we onderwijzen zonder onze studenten te zeggen, dat wat ze doen juist of fout of goed of slecht is?. Het is ons werk om studenten te beoordelen... hoe kun je opvoeden zonder te beoordelen?" Ik antwoordde: ik ben voor beoordeling; maar een beoordeling, die leren ondersteunt in plaats van te ondermijnen door alles te beoordelen als juist of fout, goed of slecht, egoïstisch of altruïstisch. Laat ons nu eens zien, wat we vanavond allemaal achter ons gelaten hebben: in korte tijd hebben we ieder soort van kritiek en verwijten uit onze taal geveegd, ieder soort van lof en complimenten, geen schuldgevoelens meer en geen straf... Voel je je niet een heel stuk lichter zonder dat allemaal in je bewustzijn?
68
GC is de taal van het hart. GC toont ons hoe te beoordelen vanuit het hart en niet vanuit ons hoofd. Ik noem dit soort beoordelen giraffentaal, omdat giraffen van alle landdieren het grootste hart hebben. Een taal die geweld en weerstand uitlokt, noem ik dan wolfstaal. Daarvoor heb ik geen goede reden... Neem bijvoorbeeld dat jongetje van 9 jaar. Hij had 9+6=14 uitgerekend. Ik zei het volgende tegen hem: "Hey, ik ben verwonderd over je resultaat, ik krijg een ander resultaat, kun je mij tonen hoe je aan dit resultaat gekomen bent?" Hij begon te wenen. Ik zei: "Hey, wat gebeurt er?" "Ik heb een fout gemaakt". Hij was dus reeds 3 jaar in een school waar wolfstaal gesproken wordt; waar als volgt beoordeeld wordt: als je het juist hebt word je beloond, dan krijg je goede punten, als je het fout hebt word je bestraft, dan zak je. Als je het vaak genoeg goed doet, word je als intelligent beoordeeld; in het andere geval, word je als dom bestempeld. Leren wordt zo net zo’n plezier als naar de tandarts gaan. Je hebt de mogelijkheid om iedereen te leren wat hij wil leren, maar dat is wel zeer moeilijk als je een ‘melkkan-leraar’ bent. De ‘melkkan-leraar’ bekijkt zijn studenten als lege glazen die op een rijtje staan. De leraar staat daar met zijn melkkan en giet tezelfdertijd dezelfde hoeveelheid melk in ieder glas. Dan komt de dag van het examen, de glazen gieten de melk weer in de kan, en wat over- blijft zijn 30 lege glazen en een kan met verschaalde melk. Schoolprestaties gaan omhoog en het geweld daalt als leraars overschakelen van de ‘melkkan’aanpak naar wat wij de levensverrijkende opvoeding noemen. Als iemand iets doet waarmee je het moeilijk hebt, dien je jezelf twee concrete vragen te stellen. Als je dat doet, zul je nooit meer straf willen gebruiken, omdat je zult inzien dat bestraffen precies verhindert dat iemand iets leert. Eerste vraag: wat wil je dat de persoon concreet anders doet? Als iemand meer uren televisie kijkt dan je wenst en je wil, dat hij maar één uur per dag kijkt, dan is dat het antwoord op vraag één: je wilt dat de persoon maar één uur per dag televisie kijkt. Stel je alleen maar die vraag, dan zou je kunnen denken dat straf werkt, want als ons enig doel is mensen ertoe te krijgen te doen wat we willen, werkt straf soms inderdaad. De belangrijke tweede vraag is: welke reden wil je dat de andere persoon heeft om zich te gedragen zoals jij het graag zou hebben? Ik denk dat je zult inzien, dat als iemand iets uit angst doet, het leren zeer kostelijk wordt. Eens we inzien hoé kostelijk dan wel, zullen we dit soort strategie om mensen te beïnvloeden niet meer gebruiken.
69
Tot nu toe, hebben we alleen maar de oude manier van denken afgebroken. Laat er ons nu een taal in de plaats zetten, die het leven dient. Laat ons terugdenken aan de persoon die je wilt opvoeden. Als je iemand wilt opvoeden, zeg hen dan wat er in jou omgaat (wat er in jou leeft) op het moment dat ze iets doen waar je het niet mee eens bent. Beoordeel hen met de taal van het leven. Hiermee bedoel ik: zeg hun wat in je omgaat, zonder kritiek te uiten of te stellen dat ze fout zijn. De taal van het leven veronderstelt dat we kunnen uitdrukken wat in ons zelf en in anderen leeft. De taal van het leven vraagt kennis en bewust-zijn van gevoelens en behoeftes, dit in tegenstelling tot de taal van de dominantie die de meesten van ons van ons aanleerden en die een taal is die ons leert om te oordelen en om superieuren te dienen. Hoe voelen wij ons als iemand iets doet dat we niet graag hebben? Om te kunnen antwoorden, moeten we in ons zelf gaan kijken om te zien wat er in ons leeft, in plaats van in ons hoofd te gaan en te oordelen. Voorbeelden van gevoelens, taal van het leven, zijn : heel erg kwaad, angstig, treurig, verontrust, gefrustreerd, verloren … Voorbeelden van verkeerde reacties, wolventaal, zijn: “ik voel me verkeerd begrepen”, “ik voel me bekritiseerd”, … Want die woorden zeggen helemaal niet hoe je je voelt. Ze zeggen hoe je over de andere persoon oordeelt, ze zijn de interpretatie van wat je denkt dat de andere doet. Gevoelens zijn een deel van de taal van het leven, maar het allerbelangrijkste deel is de taal die uitdrukt vanwaar die gevoelens komen. Gevoelens zijn het resultaat van behoeftes. Het is het al dan niet vervuld zijn van onze behoeftes dat gevoelens bij ons opwekt: als onze behoeften vervuld zijn hebben we aangename gevoelens, als ze niet vervuld zijn hebben we onaangename gevoelens. Dat is de manier waarop de natuur ons mobiliseert om tot actie over te gaan als onze gevoelens niet vervuld zijn. Vraag je steeds af welke behoeftes onvervuld blijven als iemand zich op een manier gedraagt die je niet graag hebt. Voorbeelden van behoeftes die gevoelens opwekken, zijn: gerust gesteld zijn, erkend worden, gerespecteerd worden, nodige rust genieten, vrede, liefde, autonomie, … Voorbeelden van verwisseling tussen behoeftes en gevoelens, zijn: Liefde is een behoefte. Verliefdheid, zin om te liefkozen en te knuffelen, sympathie, empathie, opgewonden zijn … zijn gevoelens Bij gevoelens kan men zeggen : “Ik ben ….” Behoeftes zijn universele noden, die op 1001 manieren kunnen vervuld worden. Een mens, een actie of een voorwerp bv kunnen geen behoefte zijn.
70
Een verzoek formuleren Nadat we onze behoeftes hebben meegedeeld, is het enorm belangrijk om aan de andere persoon mee te delen, wat we van hem verwachten om aan onze behoefte tegemoet te komen. Dat is een zeer sterk onderdeel van opvoeding. Het is niet genoeg te zeggen wat we voelen als gevolg van een concreet gedrag, en welke behoeftes hierdoor niet vervuld worden, we moeten ook een duidelijk verzoek uitspreken over wat we wel willen en wat we niet willen dat de andere concreet doet, om aan onze behoefte tegemoet te komen. Dat vraagt om zeer duidelijke verzoeken. Wij gebruiken hiervoor positieve actietaal. Een voorbeeld: Tijdens een voordracht, vertellen de leraars me van hun bezorgdheid over de hoeveelheid vernielde vensters op school. Ik vroeg de leraren dus, wat ze willen dat de studenten anders doen. "Dat is toch duidelijk, we willen dat ze stoppen vensters te vernielen" "Dat zegt mij wat je niet wilt...ik stel voor, dat, als je iemand iets wilt leren, je hem zegt wat je wél wil "We willen gewoon dat ze ermee ophouden vensters te vernielen..." "Je maakt mijn werk als consultant gemakkelijk. Ik heb namelijk een manier waardoor je ze kunt stoppen.” "Hoe dan wel?" "Vermoord hen. Onderzoek heeft aangetoond: dode studenten breken geen ramen" Nu, hoe belachelijk dat ook mag klinken, doe de krant eens open en kijk hoeveel wereldleiders hun doelen zo omschrijven: "We zullen deze mensen tegenhouden...", en ze zenden legers en bommen om ze tegen te houden. Als je echt iemand iets wilt leren, dan zeg je niet wat je wilt dat ze stoppen te doen maar je formuleert een verzoek, om hun een andere mogelijkheid te tonen om het leven van iedereen beter te dienen. Hoe minder het gedrag van iemand anders je bevalt, hoe belangrijker het is om de (goede !) reden te zien, waarom deze persoon zo handelt. Zolang we de goede redenen niet kennen voor hun gedrag, zal het moeilijk zijn om invloed uit te oefenen. Je begint dus met begrip te tonen voor wat hij doet. Je kan de andere daar rechtstreeks naar vragen : bv: “Kun je me zeggen welke behoefte je vervult als je te laat thuis komt?” Ik zou namelijk de goede redenen willen begrijpen die de persoon heeft om te laat thuis te komen. Zolang ik niet de goede redenen zie voor het gedrag van de persoon, zal het voor haar/hem moeilijk zijn om te horen waarom ik het niet graag heb. Eerst als je in alle eerlijkheid de goede redenen kunt zien van wat iemand doet, en de andere erop vertrouwt dat je de goede redenen voor hun gedrag ziet, kun je hen opvoeden.
71
Ken het verschil tussen een verzoek en een eis Een verzoek en een eis kunnen volledig hetzelfde klinken. Dezelfde woorden kunnen een verzoek of een eis zijn. Het verschil is, wat de andere denkt dat je zult doen als hij niet doet wat je van hem verwacht. -
Als de andere de ervaring met ons heeft, dat als hij niet doet wat we vragen, we hem zullen bestraffen of bekritiseren of hem iets verwijten, dan is de kans groot, dat ze ons verzoek als een eis zullen zien.
-
Als we willen dat mensen erop vertrouwen dat we een verzoek doen en geen eisen stellen, is het nodig, dat ze erop vertrouwen, dat we evenveel in hun behoeftes geïnteresseerd zijn als in onze eigen behoeftes, dat we met andere woorden zoeken naar win-win situaties of oplossingen.
Hoe brengen we dat over? We brengen dat over door ons met de andere empatisch te verbinden, dat is: door ons in verbinding te stellen met wat leeft bij anderen? Bijvoorbeeld: stel je voor dat iemand waar je mee samenleeft, vindt dat je bepaalde dingen sneller moet doen. Dat bedreigt de diepe behoefte voor autonomie om te functioneren op je eigen ritme. Bovendien, gebeurt het vaak dat iemand die onder druk gezet wordt, precies nog trager wordt. Zelfs al wil hij/zij dat helemaal niet. En zelfs al weet hij dat dit helemaal niet goed voor hem is. De behoefte aan autonomie is enorm sterk. Ik zou de andere persoon empatisch tegemoet treden en de goede redenen voor wat ze doet bekijken. Ik zou in verbinding met haar/zijn gevoelens en behoeftes treden. Als we dat soort begrip tegenover iemand tonen, tonen we dat we de goede redenen voor zijn/haar gedrag kunnen zien. Alles wat een mens doet is voor een goede reden: om behoeftes te vervullen. En dat doen wij allemaal op de beste en meest succesvolle manier die wij kennen. Als we dus begrip tonen voor de behoeftes die iemand probeert te vervullen, tonen we hem dat we begrip opbrengen voor de keuzes van deze persoon en niet oordelen: goed - kwaad, juist - fout….: We begrijpen wat er in hem leeft.
Hoe doen we dat nu in de praktijk? Stel je voor: We hebben onze observatie meegedeeld, we hebben gezegd wat we voelen en wat onze behoeftes zijn, en we hebben ook een duidelijk verzoek geformuleerd. Wat denk je dat de andere persoon zal zeggen als we zo het gesprek beginnen? Wat is het ergste wat je kunt terug krijgen? "wat probeer je te doen?" "jij kunt het wel uitleggen..." "je overdrijft" "het is altijd hetzelfde met jou" "ben je weer naar zo een workshop geweest?" “ha! Jij voelt je droevig als ik …, hoe denk je wel dat ik mij dan moet voelen (schuldig?) ?”
72
Het is belangrijk je niet druk te maken over de reactie van de andere. Als je bang bent van de reactie van de andere, of als je enkel zo wilt communiceren dat de andere niet kwaad wordt of zich niet schuldig voelt, dan ben je een vriendelijke, dode persoon geworden. Je kunt dan je woordenschat beperken tot "hallo, hoe is het", en mensen zullen dan maar zelden kwaad worden of zich schuldig voelen. Als je levend wilt zijn en jezelf eerlijk wilt uitdrukken... ja, dan zullen wel een hele hoop mensen erg kwaad worden (freak out). Als iemand je toeroept dat je dwaas bent, egoïstisch, ongevoelig … dat hij niet wil doen wat je hem vraagt, dan helpt het niet om terug te roepen dat je dat allemaal niet bent, of te proberen hem te overtuigen wel te doen wat je wenst. Probeer uit te vissen waarom die persoon zo handelt: Welke behoefte van die persoon wordt niet vervuld? "Ben je woedend omdat je behoefte aan genegenheid, aandacht, gevoel van belangrijk te zijn, … niet door mij vervuld wordt?" Blijf in verbinding met de gevoelens en behoeftes van die persoon: “Versta ik u juist als ik zeg dat het enorm pijnlijk voor u is, te zien dat ik al uren zit te lezen terwijl jij je eenzaam voelt?” Zie je, als ik luister naar wat leeft in die persoon, hoor ik hem zingen “zie hoe mooi IK ben”, en hoor ik geen kritiek. Als mensen erop vertrouwen dat we geven om wat in hen leeft, zijn we op de goede weg om ieders behoeften te vervullen. Je kan GC gebruiken zonder dat het uitmaakt hoe de andere reageert: Zolang we in verbinding staan met de gevoelens en behoeftes van de andere, maakt het niet uit hoe hij/zij communiceert. Als we dus aan een van onze kinderen vragen om de TV uit te zetten en het antwoord is neen, horen we niet “neen”, maar “zie hoe mooi ik ben” en luisteren wij zijn/haar behoeften op dat moment. Dat wil niet zeggen dat we onze eigen behoeftes moeten opgeven, het wil alleen maar zeggen dat we de andere laten weten dat we om zijn behoeftes geven, juist zoveel als om onze eigen behoeftes. En als mensen je daarin vertrouwen, dan zijn we op de goede weg om van elkaar te leren.
73
Hoe druk je dankbaarheid uit in GC? Eerlijke dankbaarheid drukken we niet uit met lof en complimenten, zeker niet als we deze als een vorm van beloning geven. Als we onze eerlijke dankbaarheid uitdrukken, is onze enige motivatie te vieren hoe het gedrag van iemand anders ons leven rijker maakt. Het is niet om hen te belonen, het is om te vieren. Als ik dus een student zie, die zeer hard aan iets gewerkt heeft en het nu echt begint te begrijpen, dan heb ik zin om uit te drukken hoe goed ik mij van binnen voel als ik zie hoe ver hij/zij geraakt is, en dat ik echt bewonder hoe hard hij/zij gewerkt heeft. Ik doe dat omdat ik het eerlijk zo voel en omdat ik het wil vieren, niet omdat ik hen wil manipuleren om verder hard te werken. Hoe klinkt dit soort dankbaarheid, zodat we ze niet met lof en complimenten vermengen? Eerlijke dankbaarheid maakt 3 dingen duidelijk voor de andere persoon: wat ze gedaan hebben, hoe we erover voelen, welke van mijn behoeftes erdoor werden vervuld. Ik denk dat opvoeding verbeterd wordt als we eerlijke dankbaarheid uitdrukken en geen lof en complimenten.
Als je bang bent van de reactie van de andere, Als je enkel zo wilt communiceren dat niemand kwaad wordt of zich schuldig voelt, Dan ben jij zelf een vriendelijke, dode persoon geworden. Je kunt dan je woordenschat beperken tot "hallo, hoe is het", en mensen zullen dan maar zelden kwaad worden of zich schuldig voelen. Als je levend wilt zijn en jezelf eerlijk wilt uitdrukken... ja, dan zullen wel een hele hoop mensen erg kwaad worden maar alleen zo leg je de basis voor een eerlijke relatie met de anderen.
74
Positieve Omgang met mensen Gedrag dat zorgt voor : vervreemding, conflict, ruzie : 1. Diagnoses, oordelen, cachettes, labels, vergelijkingen, kritiek Vb :
jij bent dom, slim, koppig, egoïstisch, lui, ….. jij bent altijd moe, met andere dingen bezig, weg, …. jij wil altijd jouw goesting, … jij luister nooit, doet nooit wat ik vraag, …
2. Denken in straf – beloning termen Vb:
als jij … (de afwas) doet, mag je … (uitgaan vanavond) Je mag niet … (uitgaan), want je hebt … (de afwas niet gedaan)
3 Eisen stellen, dwingen (door eisen te stellen weiger je een andere het recht op vrije keuze Bovendien wordt aan het niet nakomen van een eis soms een straf verbonden) Vb: je moét … , je màg niet ….
4. Ontkenning van eigen keuze of verantwoordelijkheid Vb:
ik moest wel … , ik kon niet anders, jullie lokten het uit, zij dwongen mij, …
Hoe dan wel met mekaar omgaan ? 1. Zeg wat er gebeurt, zonder een oordeel te vellen Of kritiek te geven
Als ik zie, hoor, opmerk, … dat …
2. Zeg hoe je je dan voelt, zonder bedenkingen
dan voel ik mij …
3. Zeg welke onvervulde behoefte maakt dat je je zo voelt
omdat ik waarde hecht aan … Omdat ik behoefte heb aan …
4. Voeg een vriendelijk verzoek toe Als je wil dat er iets verandert
Zou je willen … Ik vraag me af of je zou kunnen … Wil je me vertellen hoe je je voelt na wat ik net zei?
Mensen tonen hun gevoelens, maar vertellen er ons niet bij welke behoefte die gevoelens veroorzaakt. Als iemand emotioneel is, vraag je dus best : “Voel jij je + gevoel (bv boos, opgewonden, …) omdat je + behoefte (bv rust nodig hebt) ?
75
Wat zijn gevoelens ? Een gevoel kan je aanduiden met de term “ik ben”. Vb: ik ben … Voorbeelden van gevoelens wanneer onze behoeften niet vervuld worden: Droef, ongelukkig, angstig, gespannen, boos, ongeduldig, geïrriteerd, bezorgd, razend, verlegen, beschaamd, wanhopig, geschokt, zenuwachtig, kwetsbaar, moe, gealarmeerd, miserabel, ten einde raad, verscheurd, onverschillig, gedeprimeerd, paniekerig, gestrest, pessimistisch, verward, eenzaam, verveeld, apathisch, bitter, moedeloos, terneergeslagen, onzeker, onveilig, onvoldaan, murw, onbemind, … Voorbeelden van gevoelens wanneer onze behoeften wél vervuld worden: Blij, gelukkig, sereen, geïnspireerd, bevlogen, tevreden, ondeugend, dankbaar, open, opgelucht, ontspannen, vertrouwend, bewonderend, levendig, veilig, zeker, vredig, vreedzaam, energiek, voldaan, gevoelig, trots, optimistisch, enthousiast, gefascineerd, empatisch, gerust gesteld, teder, verliefd, bemind, affectief, rustig, …
Pas op voor deze fouten: Als je zegt : “ik voel dat …” of “ik heb het gevoel dat …” Dan druk je geen gevoel uit, maar een bedenking of een oordeel. Als je zegt : “ik voel dat jij … “ (vb: ik voel dat je mij niet respecteert) Dan druk je een interpretatie uit, of een analyse van het gedrag van iemand
Wat zijn behoeften ? Behoeften zijn universele, abstracte, neutrale (= noch goed, noch kwaad) noden. Voorbeelden van behoeften: Lucht, water, een veilig onderkomen, kleding, slaap, eten, drinken, liefde, waardering, respect, aanvaarding, eerlijkheid, begrip, sex, beweegruimte, privacy, autonomie, vrijheid, creativiteit, zelfvertrouwen, aanvaarding, tact, rust, licht, vrede, warmte, dankbaarheid, duidelijkheid, …
Pas op voor deze fouten: Een mens, een groep of vereniging, een voorwerp of een actie kunnen nooit een behoefte zijn.
76
Voorbeelden van omgangsvormen
Beschrijving
De slechte houding
De goede houding
.
Willen
baas zijn, domineren
samenwerken, partnershap
Intenties
gelijk hebben, De slimste zijn
begrip hebben voor verschillende opvattingen
Oordeel
op basis van goed/kwaad, juist/fout Dualistisch : of / of
op basis van de vervulling van de behoeften Dialectisch : beide / en
Orde, Veiligheid
door gehoorzaamheid
door verbondenheid
Focust op
verleden en toekomst
hier en nu
Ziet mensen als
slachtoffers, vijanden, redders, … Je bent … Je verdient …. “je” als “object”
deel van mensheid Je hebt nodig … Wat leeft in jou ? “je” als individu
Pijn tonen
door anderen pijn te doen
empatisch medeleven tonen
Gezagsbron
extern : god, overheid, ouders, boeken
intern: “geweten”, instinct
In de slechte omgangsvorm zoeken we de SCHULD voor wat gebeurt of fout gaat bij de anderen of bij onszelf. De goede omgangsvorm kent geen verwijten, noch zelfbeklag, maar brengt begrip op voor de gevoelens en de behoeften van zowel onszelf als van de anderen.
Beschrijving van een gebeurtenis met en zonder oordeel Mét : Je stelt te lang uit voor je begint te studeren Zonder: Je bent voor dat vak de avond voor het examen beginnen studeren Met: Je doet bijna nooit wat ik je vraag Zonder: De laatste drie keer dat ik je vroeg de afwas te doen, heb je geweigerd Een beschrijving zonder oordeel is een beschrijving zoals die door een camera zou kunnen vastgelegd worden.
77
Wat zijn de voordelen van deze manier van omgang ? -
Je maakt onderscheid tussen wat er gebeurt en hoe je erover denkt. Dezelfde situatie kan door twee mensen totaal verschillend ge誰nterpreteerd worden. Iedereen heeft zijn waarheid en waardigheid.
-
Je concentreert je op je gevoelens en behoeften, wetend dat je zelf meester bent van je gevoelens en dat iedereen gevoelens en behoeften heeft, die evenwel verschillend kunnen zijn van de jouwe.
Je leert op een aanvaardbare manier opkomen voor je eigen, dat is : met respect voor de persoonlijke rechten van de anderen.
Verantwoordelijkheden Wij zijn verantwoordelijk voor onze intenties en doelen en voor onze acties. Wij zijn NIET verantwoordelijk voor de (re-)acties van anderen, WEL voor onze eigen reactie op de reacties van anderen.
Achtergrond Geweldloze Communicatie is ontwikkeld door Marshall Rosenberg, een Amerikaanse psycholoog, die zich van jongs af aan afvroeg hoe sommige mensen er in slagen om, zelfs in de meest moeilijke omstandigheden, met mededogen te reageren. Het werd op grote schaal in gebruik genomen gedurende de zestiger jaren toen in de VS de aparte scholen voor zwarten en blanken werden ge誰ntegreerd. Zoals bekend ging dat met veel geweld gepaard. Het model van Geweldloze Communicatie werd ingezet om te helpen de verschillende behoeftes (aan veiligheid, respect e.d.) op een vreedzame manier bij elkaar te brengen en tot een oplossing te komen. Inmiddels wordt Geweldloze Communicatie in ruim 30 landen en op 5 continenten actief gebruikt op scholen, tussen individuen, door overheden, in bedrijven, in gevangenissen en in conflictsituaties.
78
Doel Het doel van Geweldloze Communicatie is in contact komen met jezelf en anderen zodat er een echte verbinding ontstaat. In die verbinding ontstaat ruimte om zowel je eigen behoeften te vervullen als die van de ander. Geweldloze Communicatie ondersteunt je bij het leven in harmonie en met respect voor jezelf en anderen en om met verschillen om te gaan.
Het model van Geweldloze Communicatie bestaat uit vier stappen. Stap 1. Observeer welke concreet gedrag een invloed heeft op jouw welzijn. Deel dit mee aan de ander. Opgelet: Observeer zo zuiver en objectief mogelijk: interpreteer en (ver)oordeel niet. “Als ik zie/hoor/me bedenk+ me herinner dat …” Stap 2 Geef aan hoe je je voelt bij die observatie :
“dan voel ik me ….”
Stap 3. Geef aan welke behoeften aan de basis van dit gevoel liggen. Zo neem je verantwoordelijkheid voor jou deel “Want ik heb nood/behoefte aan …” Stap 4. Formuleer je verzoek aan de ander. Opgelet: Geef de andere de ruimte om er op in te gaan of niet. Anders is het geen verzoek maar wel een eis of een opdracht. “Wil je … / Hoe is het voor jou om …” Door deze 4 stappen zuiver te gebruiken ontwapen je de communicatie. Je beschuldigt de ander niet, maar je neemt juist de verantwoordelijkheid voor wat je zegt en je bent duidelijk over je verwachtingen.
Bronnen : Diverse artikelen over NVC (nonviolent communication) van Marshall Rosenberg
79
80