Landgenoten

Page 1

landgenoten

www.vilt.be

magazine voor boer en buiten lente 2011  |  25

Konijnen in de varkensstal

Over GAIA, topkwaliteit en centen

‘Onderzoekers zijn niet wereldvreemd’

driemaandelijks | kwartaal 1 | Gent X | P509285

ILVO-baas Erik Van Bockstaele

Miss België bezoekt Schoonste Boerin Niet te

missen!

DOSSIER ggo’s

Onbekend maakt onbemind?

+ 100 jaar KVLV, bacterievuur, meewerkende echtgenotes, provinciebevoegdheden, paarse koeien en veel meer


KUHN,

dat is mijn kracht!

VOEDERWINNING

> maaiers en maaikneuzers > cirkelschudders > cirkelharken > opraappersen > wikkelaars

be strong, be KUHN

PACKO AGRI WERKT UITSLUITEND MET EEN PROFESSIONEEL DEALERNET. KENNIS EN SERVICE BIJ DE DEUR.

B-8210 Zedelgem T : 050/25 00 10 B - 5 5 9 0 C i n e y T : 0 8 3 / 6 1 1 4 74 E : info@packo.be W : www.packo.be


3 Beste

landgenoten Je zal het merken. De vrouwen zijn nogal sterk vertegenwoordigd in dit nummer. Dat KVLV dit jaar zijn honderdste verjaardag viert, heeft er misschien iets mee te maken, maar zeker niet alles. Eigenlijk is het eerder toeval. Of misschien ook juist niet. Want op tal van land- en tuinbouwbedrijven geven vrouwen dag na dag het beste van zichzelf voor hun gezin en het bedrijf.

09

Of het nu gaat om veldwerk, zorg voor de dieren, de administratie, het grootbrengen van de kinderen of het runnen van het huishouden: vrouwen weten het allemaal met een natuurlijke flair te combineren. En verdenk me er niet van dat ik dit zeg omdat ik zelf een vrouw ben, wel omdat ik tijdens mijn job regelmatig van die straffe madammen mag ontmoeten.

12

land uit en veroverde in januari het lintje van Schoonste Boerin. Mia vormde ruim 25 jaar geleden het ouderlijk bedrijf om tot konijnenkwekerij. Die omschakeling was al gauw zo’n succes dat ook haar man voltijds mee in het bedrijf stapte. En melkveehoudster Linda schoolde zich bij als plattelandsgids en ontvangt nu klassen in haar omgebouwde varkensstal. Stuk voor stuk verhalen over passie, doorzettingsvermogen en veerkracht. Veel leesplezier! Griet Lemaire Hoofdredacteur

Bekijk dit nummer maar eens! Tuinbouwster Cindy baat samen met haar man het grootste biologische glastuinbouwbedrijf van ons

22 in dit nummer 06 focus biotechnologie Hoever staat het met de teelt van ggo’s in Vlaanderen? Aanbod, wetgeving en al wat je moet weten om zelf je oordeel te vormen.

12 onderneemster van nature Linda Dellaert toont hoe het statuut ‘meewerkende echtgenote’ een grote impact kan hebben op het bedrijf van een ondernemende boerin.

18 biechtstoel Dirk Lips voelt Eric Van Bockstaele van het ILVO aan de tand over de muren tussen labo’s en de praktijk.

22 buitenlander Schoonheid en elegantie tussen de tomaten. Miss België Justine De Jonckheere op bezoek bij ‘Schoonste Boerin’ Cindy Declercq.

en verder …

04 koetjes & kalfjes 11 gewikt en gewogen 14 burenbabbel 17 uit de provincie 20 ten huize van 26 frontaal

20

colofon Landgenoten wordt u aangeboden door vilt. Het Vlaams infocentrum land- en tuinbouw informeert een breed publiek over de hedendaagse land- en tuinbouw. Daarvoor krijgt het middelen van privé-organisaties en de overheid. verantwoordelijke uitgever vilt-voorzitter Dirk Lips redactie en realisatie Jansen & Janssen Customer Media, www.jaja. be redactieadres vilt vzw, Koning Albert II-laan 35, bus 57, 1030 Brussel tel +32 (0)2 552 81 91 fax +32 (0)2 552 80 01 e-mail info@landgenoten.be hoofdredacteur Griet Lemaire redactieraad Dirk Lips, Wim Fobelets, Freddy Robberecht, Jan Mosselmans, Hubert Hernalsteen, Guy Depraetere, Greet Riebbels, Didier Huygens, Joris Relaes, Jan Coessens, Anneleen De Vos, Leen Guffens, Jona Lambrechts, Ine Vervaecke, Veroniek Denys, Maarten Puls, An Van Acker, Bernard Biesbrouck fotografie Filip Vanoutrive, iStockphoto, Vilda de meningen die derden in dit magazine vertolken, vallen buiten de verantwoordelijkheid van vilt.


4

koetjes & kalfjes

Wie klikt, die wint!

Auw… mijn

Naast een versnelde uitbetaling van premies en 50% minder kans op fouten is er dit jaar nog een mooi extraatje verbonden aan het gebruik van het e-loket om je verzamelaanvraag in te dienen. Elke 1000ste aanvraag die via het e-loket de landbouwadministratie bereikt, wordt met een mand met heerlijke streekproducten beloond. Als jij de 1000ste, 2000ste,… landbouwer bent die het e-loket gebruikt, kan jij dus van deze culinaire verwennerij genieten. De verzamelaanvraag indienen kan van 21 februari tot 21 april. Veel geluk!

Sla oogsten, koeien melken, urenlang met de tractor rijden, bomen snoeien,… De belasting van rug en andere ledematen is vaak niet min in de landbouwsector. Musculoskeletale aan­doeningen oftewel spier- en gewrichtspijnen aan onder meer rug, schouders, knieën, ellebogen en polsen ­komen dan ook vrij frequent voor, zeker wanneer je dezelfde bewegingen vaak herhaalt. Ter ­preventie van deze aandoeningen heeft IDEWE, een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, samen met een aantal partners uit buurlanden zes brochures met p ­ raktische tips en voor­beelden uitgewerkt: koeien melken, met de tractor rijden, snoeien, groenten en fruit op

INFO www.landbouw­vlaanderen.be

‘ Boeren rijden straks in Lamborghini’s, terwijl bankiers blij mogen zijn met een baan als tractorbestuurder.” Jim Rogers, een bekende Amerikaanse grondstoffengoeroe, tijdens een lezing in Amsterdam. Volgens hem valt het grote geld de komende decennia te verdienen met voeding, nu de voedselprijzen door het dak schieten.

Puur Limburg Met het merk ‘Puur Limburg’ promoot de provincie Limburg producten van eigen bodem. Op die manier wil ze haar steentje bijdragen om de relatie tussen boer en consument in de huidige voedselindustrie opnieuw zichtbaar te maken. Dit rijk aanbod aan lokale producten is nu gebundeld op één overzichtelijke website. Ook de verkooppunten van het Limburgse lekkers staan erop vermeld. Vanaf september kan je zelfs online je bestelling plaatsen. Geef als Limburgse landof tuinbouwer zelf het goede voorbeeld en koop producten van eigen bodem! INFO www.puurlimburg.be

5

Durf


5

Gedicht

rug! grondniveau behandelen, plukken van fruit en sorteren en inpakken. Vanaf nu weet je voor elk klus hoe je gewrichten en spieren kan ontzien!

zoekt muur

Een mooie muur op een inspirerende locatie op het platteland: dat is wat de provincie Oost-Vlaanderen zoekt om de gedichten van haar plattelandsdichter Lut De Block ten volle tot hun recht te laten komen. Iedereen kan een locatie (lees: muur) in Oost-Vlaanderen nomineren. Je moet je keuze wel met ijzersterke argumenten kunnen motiveren. De winnaars krijgen een gedicht op maat gemaakt voor de locatie. Op die manier kunnen alle passanten in woord en beeld genieten van het Oost-Vlaamse platteland. Deelnemen kan nog tot 4 april.

INFO www.agri-ergonomics.eu of info@idewe.be of 016/39 04 11

5

INFO www.oost-vlaanderen.be, 09/267 86 70 of katrien.de.merlier@oost-vlaanderen.be

Naar schatting komen dagelijks vijf ongevallen voor op Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven. Daarmee staat landbouw op de vierde plaats in de ongevallenstatistieken, na de bouwnijverheid, de staalindustrie en de houtsector. In één op drie gevallen gaat het om valpartijen. Op plaats twee en drie staan incidenten met dieren (26%) en met machines of tractoren (24%). INFO www.vlaanderen.be/landbouw (>publicaties)

hulp vragen! Boeren op een Kruispunt heeft op maat van de varkenssector die het de jongste tijd zwaar te verduren krijgt, een actieplan opgesteld. Dit plan bevat concrete en praktische tips over hoe je de situatie op je bedrijf draaglijk kan houden. Zo wordt aangeraden om te blijven praten, om voor je gezondheid te zorgen of om met een haalbaar plan tijdig naar je bank te stappen. Hoe je dat allemaal doet, kan je lezen op de website van ­Boeren

Win 7.500 euro!

op Kruispunt. Je kan ook steeds bij de organisatie terecht voor hulp op maat. Ook voor andere sectoren en andere problemen wil Boeren op een Kruispunt een rots in de branding zijn. Naast het actieplan varkens­houderij staat er dan ook nog heel wat n ­ uttige informatie op de website van de ­organisatie.

Landbouwers die op hun bedrijf een innovatie geïntroduceerd hebben die gelinkt is aan gewasbescherming, maken kans op een geldprijs van 7.500 euro van het Phytofar Instituut. Via dit i­ nitiatief wil de Belgische Vereniging van de Gewasbeschermingsmiddelenindustrie haar steentje bijdragen tot een meer duurzame landbouw. Deze professionele prijs wordt uitgereikt aan een landbouwer, een praktijkcentrum of een andere partij die beroeps­matig bezig is met landbouw. Meedingen voor de prijs kan door vóór 31 maart een dossier in te dienen dat jouw initiatief omschrijft.

INFO www.boerenopeenkruispunt.be, 0800/99 138 of info@boerenopeenkruispunt.be

INFO www.phytofar.be/nl/Phytofar_Instituut of Sofie Vergucht, svergucht@essenscia.be, 0495/20 56 13


6

focus biotechnologie

Ggo’s: spek vo Eerst lezen, dan oordelen

Wat de boer niet kent, daarover kan hij niet beslissen. Toch zal ook jij de komende jaren moeten kiezen of je wel of niet ggo’s gaat telen. En of je bijvoorbeeld bezwaar indient tegen je collegabuur die de stap wel waagt. Hieronder vind je een stand van zaken als kader om je beslissing af te wegen.

M

omenteel zijn er geen land- of tuinbouwers in Vlaanderen die genetisch gewijzigde organismen, kortweg ggo’s, telen. Nochtans is het wettelijk niet verboden en zijn er verschillende ggo-zaden verkrijgbaar in de Europese handel. In de praktijk heeft de EU echter nog geen toestemming verleend aan fabrikanten om ggo’s op de markt te brengen die ­specifiek in onze regio voordeel op­ leveren. De verwachting is dat die ­situatie vanaf 2014 zou veranderen. In die p ­ eriode zou een ggo-aard­appel die resistent is tegen de aardappelplaag (Phytophthora ­infestans) op de markt kunnen komen. Die zou wel een aan­zienlijk milieuvoordeel opleveren, namelijk dat hij het aantal spuit­beurten van 10 à 15 per jaar tot 2 terug­brengt.

Populieren en Bt-maïs Voor wetenschappelijk onderzoek worden wel al ggo’s geteeld in Vlaanderen. Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) voert in Zwijnaarde een veldproef uit met genetisch gewijzigde popu­ lieren voor de productie van bio-ethanol. De

bomen staan in openlucht, maar ze zullen niet oud genoeg worden om geslachtsrijp te worden en stuifmeel te verspreiden. Twintig kilometer verderop, in Wetteren, voerde het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) in 2010 een co-existentieproef uit met Bt-maïs die resistent is tegen de maïsstengelboorder. De Bt uit de naam komt overigens van Bacillus thuringiensis: de bacterie waaruit het gen af­komstig is dat de maïs resistent maakt. Deze ggo is al toegelaten door Europa en wordt onder meer in Spanje op grote schaal geteeld. In onze streken komt de ­maïsstengelboorder ­normaal gezien niet voor, maar via deze gevalstudie wil het ILVO onder meer ­ervaring opdoen inzake isolatieafstanden en bemonsteringsschema’s om vermenging te controleren. Begin maart werd ook het licht op groen gezet voor veldproeven met varianten van een ggo-aardappel die resistent is tegen ­Phytophthora. Zowel de UGent met het ILVO, het VIB en HoGent, als BASF – dat om juridische redenen apart optreedt – hadden hiervoor een aanvraag ingediend. Ze hopen de proeven zo snel mogelijk op te starten. Ook in Zweden, Nederland, Duitsland, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk zijn recent overigens toelatingen uitgereikt om veldproeven met deze aardappel op te zetten.


7

oor jouw bek? Soorten toelatingen Tot zover wat er al wordt geteeld in Vlaanderen. Wat is er wettelijk nu wel en niet toegelaten op het vlak van ggo’s? De Europese regels zijn heel wat strikter dan die in de VS, China en de meeste ­Latijns-Amerikaanse landen. Toch bepaalt de EU dat zowel de invoer als de teelt van ggo’s toegelaten is, na goedkeuring van het dossier op het vlak van gezondheid en leefmilieu en onder bepaalde voorwaarden, waarvan de verplichte etikettering de bekendste is. Europa heeft complexe procedures uitgewerkt voor het verkrijgen van zo’n toelating. Daarbij worden verschillende factoren in overweging genomen, die variëren naargelang het gaat om het telen, om het invoeren als voedsel/­veevoeder of om het invoeren als industriële grondstof. In de Europese database (zie www.gmo-compass.org) kun je voor alle ingediende ggo-variëteiten op­ volgen hoe het dossier evolueert. De lidstaten worden, via Europese aanbevelingen uit 2003 en 2010, ook gestimuleerd om een co-existentiewetgeving uit te werken. Die moet vermijden dat genetisch gewijzigde gewassen vermengd raken met conventionele of biologisch geteelde planten. Bovendien kunnen er als onderdeel van het kader afspraken vastgelegd worden over hoe er met eventuele economische schade als gevolg van vermenging moet worden omgegaan. De filosofie achter het achterwege laten van één centrale Europese regeling is dat de teeltomstandigheden per land verschillen. Bij kleine percelen zal de impact van windbestuiving in principe groter zijn; bij een groter oogstvolume is het verdunningseffect groter. Tegelijk hebben de lidstaten door dit systeem de vrijheid om zelf te bepalen in welke mate ze het telen van ggo’s willen faciliteren. Zo is de isolatieafstand voor maïs in Nederland vastgelegd op 25 meter voor

de gangbare teelt en op 250 meter voor bio. In Luxemburg is gekozen voor 600 meter, waardoor de teelt er de facto zo goed als onmogelijk wordt.

Isolatieafstanden en co-existentie Het Vlaamse co-existentiedecreet is op 3 april 2009 bekrachtigd door de Vlaamse Regering. In het decreet staan procedures voor het voor­komen van vermenging, zoals verplichte kennis­geving, het indienen van bezwaren en teelt­technische maatregelen. Ook voor de afhandeling van schadevorderingen is een procedure uitgewerkt. Er komt namelijk een schadefonds dat kan optreden in het geval dat er toch een vermenging zou optreden.

Vanaf 2014 kan de eerste ggo die voordeel oplevert in onze streek op de markt komen Wie een ggo-gewas wil telen, zal rekening ­moeten houden met een verplichte voorafgaande kennis­ geving aan autoriteiten en producenten die ­binnen de vastgestelde meldingsafstand voor dat gewas vallen. Je collega-buur kan dan, binnen een bepaalde periode en op basis van de economische schade die hij zou lijden, een bezwaar indienen. Particuliere buren kunnen dat niet, al zijn er wel een beperkt aantal uitzonderingen voorzien die per gewas zullen worden bepaald. In Vlaanderen zullen de locaties van ggo-teelten overigens niet standaard openbaar worden gemaakt. Alle

velden worden wel opgenomen in een verplicht register, dat geïnteresseerden onder bepaalde voorwaarden zullen kunnen inkijken. Het kader dat het co-existentiedecreet biedt, b ­ epaalt maar deels hoe soepel of streng onze wetgeving wordt. Veel hangt af van de invulling van de uitvoeringsbesluiten bij dit decreet, waarin ­onder meer per gewas de isolatieafstanden ­worden vastgelegd. Op 15 oktober 2010 werden de eerste twee uit­ voeringsbesluiten goedgekeurd, waarin een aantal algemene teeltvoorwaarden en de isolatie­afstand voor ggo-maïs zijn vastgelegd. In de besluiten is gekozen voor een perimeter van 50 meter voor ggomaïs en er worden een aantal voorschriften opgelegd, zoals het reinigen van zaai- en oogstmachines, gescheiden opslag van zaaigoed, het verwijderen van opslagplanten die in het volgende teeltseizoen ongewild op het veld groeien enzovoort.

Schadefonds als buffer Stel nu dat je ggo-teelt toch een vermenging zou veroorzaken bij een buurman, terwijl je alle ­wettelijke regels en de gangbare technische voor­ schriften hebt gevolgd. Volgens het decreet kun je daar dan als individuele teler niet aan­sprakelijk voor worden gesteld. In dit geval zal een ggoschadefonds optreden, dat wordt gespijsd met jaarlijkse bijdragen die ggo-telers zullen betalen. De hoogte van de verplichte bijdrage werd voor ggo-maïs vastgelegd op 15 euro per hectare, hetzelfde bedrag als wat er circuleert voor ggo-


8

focus biotechnologie

Lidstaat (ha Bt-maïs)

2005

2006

2007

2008

Spanje

53.225

53.667

75.148

79.269

76.057

67.726

492

5.000

21.147

0

0

0

Frankrijk

2009

2010

Tsjechië

150

1.290

5.000

8.380

6.480

4.680

Portugal

750

1.250

4.500

4.851

5.094

4.868,5

Duitsland

342

947

2.685

3.171

0

0

Slovakije

0

30

900

1.900

875

1.248,7

*110.000

*90.000

350

7.146

3.344

822,6

0

100

320

3.000

3.000

3.000

54.959

62.284

110.050

107.717

94.750

82.346

Roemenië Polen TOTAAL

* In Roemenië werd voor de toetreding tot de EU (1/1/2007) op grote schaal ggo-soja geteeld

aardappelen en -suikerbieten. Terwijl Vlaanderen nog de kat uit de boom kijkt, worden elders binnen en vooral buiten ­Europa meer en meer ggo’s ingezaaid. Volgens de recentste cijfers schommelde het Europese areaal van ggo-maïs in 2010 rond de 100.000 hectare of ± 1 procent van het Europese maïsareaal. In Spanje is het ggo-aandeel tussen 2005 en 2010 opgelopen tot 20 procent van de totale oppervlakte waarop maïs wordt geteeld (zie tabel). Naast Bt-maïs is de Amflora-aardappel, die een gewijzigde zetmeel­ samenstelling als grondstof voor de papierindustrie bevat, momenteel de enige andere ggo die in de EU wordt geteeld. Op aansturen van BASF gebeurt dat alleen in Zweden, het noordoosten van Duitsland en Tsjechië, telkens dicht in de buurt van de fabriek waar de aardappelen w ­ orden verwerkt.

In de supermarkt? De kans is vrij klein dat een van de momenteel ingezaaide ggo’s de eerstvolgende jaren ingang vindt in de Vlaamse landbouw. Al kan het altijd

dat de maïsstengelboorder zich, door de op­ warming van het klimaat, ooit in onze streek nestelt. Hij zou overigens al op 100 kilometer van de ­Belgische grens gesignaleerd zijn. Op korte

Op welke termijn raakt de consument al dan niet overtuigd van het nut van bepaalde ggo’s? termijn is het echter waarschijnlijker dat een plaagresistente aardappel de eerste ggo wordt die Vlaamse ­boeren voor de lokale voedselmarkt zullen ­telen. UGent en BASF hebben plannen om hiervoor ­binnenkort een gezamenlijke veldproef op te ­starten. De UGent wil een groot aantal nieuwe experimentele aardappellijnen op hun resistentie testen. BASF brengt één lijn in die al heel ver ontwikkeld is, namelijk de zogenaamde Fortuna-aardappel. Behalve wanneer de over-

heid er anders over beslist, wordt deze ggo tegen 2014 op de markt verwacht. Hiernaast zijn er ook voor andere teelten ggo’s in ontwikkeling, die op termijn voor de Vlaamse landbouw interessant kunnen zijn. Onder meer voor appels, bloemkool, pruimen, sla, tarwe en tomaten zitten er projecten in de pijplijn. Een cruciale voorwaarde om ggo’s te gaan telen, blijft natuurlijk dat er een afzetmarkt ­ voor is. En dat is nog een groot vraagteken. Tot hiertoe liggen er nog geen ggo-groenten of -fruit in de ­ Belgische supermarkten. Hoewel voedsel­fabrikanten heel wat ingevoerde ggo’s mogen en kunnen ­gebruiken, heeft nog geen enkele ­producent de stap durven te zetten. Alle ­fabrikanten vrezen dat de door de EU verplichte vermelding op het etiket te veel kopers zou afschrikken in verhouding tot de kostenbesparing die ze kunnen realiseren. In onze buurlanden speelt zich trouwens dezelfde evolutie af. Als er in de winkel al eens een product wordt ontdekt waar in de kleine lettertjes pakweg ggo-maïs opduikt, dan gaat het om een product dat voor de Amerikaanse markt was bedoeld.

Diervoeder Wel ingeburgerd zijn daarentegen vlees en e ­ ieren van dieren die ggo-voeder hebben gegeten. Dat moet van Europa niet op het etiket worden ­vermeld en de consument lijkt zich hiervan niet echt bewust. Ook kwaliteitslabels als Meritus of Certus focussen in hun campagnes niet op ggoarm voeder, omdat dat door internationale evoluties op termijn onhaalbaar dreigt te worden. Tot slot zijn ggo’s ook gangbaar in de sector van diervoeder voor de markt van hobbykwekers. Bijna alle legkorrels voor kippen bevatten ggo-soja en conform de EU-wetgeving staat dat telkens ergens op de verpakking vermeld. Bijna niemand blijkt hier een probleem van te maken. Toch rest de vraag hoe groot de stap naar menselijke voeding is. Op welke termijn kunnen de landbouwen/of de voedingssector de consument al dan niet van het nut van bepaalde ggo’s overtuigen? Info w ww.vlaanderen.be/landbouw (> zoeken: ggo)

www.biosafety.be www.ogm-ggo.be www.gmo-compass.org www.ilvo.vlaanderen.be www.vib.be www.aardappelziekte.be


9

‘Je kunt moeilijk tegen de techniek zijn’ Over ggo’s doen nog altijd heel wat misverstanden de ronde. Professor Lieve Gheysen, specialiste in moleculaire biologie en biotechnologie aan de Universiteit Gent, antwoordt op de vaakst gehoorde vragen. Zijn we zeker dat ggo’s niet schadelijk zijn voor de gezondheid? De goedgekeurde ggo-variëteiten worden alleszins op onnoemelijk veel vlakken wetenschappelijk getest. Maar wanneer heb je 100 procent zekerheid over een nieuw product? Dat geldt evengoed voor nieuwe variëteiten uit natuurlijke kruising. Want sommige ggo’s verschillen amper van wat je ook via kruising kunt verkrijgen, alleen duurt het dan bijvoorbeeld 40 in plaats van 4 jaar. De ene ggo is ook de andere niet. Er is een breed spectrum van hoe verschillend het genetisch ­materiaal is dat je in een plant binnenbrengt. Hoe erg lijken de planten op elkaar? Breng je dierlijk materiaal in bij een plant? Men zegt ook dat DNA overbrengen kunstmatig is, maar voor bacteriën is het een natuurlijk proces om DNA-materiaal uit

te wisselen. Akkoord, normaal gebeurt dat zelden tussen een bacterie en een plant. Toch bestaat er ook een tabaksvariant waarin je bacterieel DNA aantreft in compleet gezonde planten. In alle ­wetenschappelijke tests is nog geen enkel bewijs opgedoken van een ggo die schadelijk bleek te zijn. Eén keer was er een ggo waarbij DNA van noten ingebracht was. Die bleek net als noten bij bepaalde mensen allergieën uit te lokken. Alle andere berichten over schade aan de gezondheid bleken achteraf stuk voor stuk wetenschappelijk niet gegrond.

Hebben ggo’s geen negatieve impact op de biodiversiteit en de natuur? Dat is een eindeloze discussie die gevoerd moet worden per ontwikkelde ggo. Ik vind in

het a­lgemeen trouwens dat je moeilijk tegen de wetenschappelijke techniek van genetische ­aanpassing kunt zijn. Je kunt problemen ­hebben met bepaalde ggo-toepassingen of met de ­manier waarop sommige overheden het gebruik van ggo’s wettelijk hebben geregeld. Maar er zijn zo veel verschillen van ggo tot ggo. Ook voor wat betreft de impact op de biodiversiteit. Als de onkruiddruk daalt door een ggo, zal je minder moeten ­sproeien. Maar minder onkruid kan ook betekenen dat sommige insecten het moeilijk ­krijgen. Hierbij stel ik me overigens de vraag of je biodiversiteit op of naast een akker moet meten. Sommigen vrezen ook dat een ggovariëteit ­resistent zou worden tegen alle gangbare herbiciden. Maar dat gevaar lijkt me niet groter dan bij de conventionele planten. Bovendien is


10

focus biotechnologie

Witte, rode en groene ggo’s We spreken van een genetisch gewijzigd ­organisme (ggo) als het genetische m ­ ateriaal ervan via moderne biotechnologie is veranderd op een manier die van nature door voortplanting en/of natuurlijke kruising niet mogelijk is. Ggo’s duiken vandaag in drie domeinen op: 1. witte biotechnologie voor industriële processen (zoals genetisch gemodifi­ ceerde enzymen, gisten, enz.) 2. rode biotechnologie in de geneeskunde (vaccins en ­andere medische en diagnostische producten) ­ 3. groene biotechnologie in de landbouw.

dat vooral een probleem voor de landbouw en de ggo-fabrikant, die daar snel genoeg een oplossing voor zal vinden. Wat wel een impact kan hebben op het leefmilieu en dan vooral de lokale biodiversiteit, is dat je een plant droogteresistent of zouttolerant maakt. Maar hierbij komt het erop aan om de voor- en nadelen voor het ecosysteem in kwestie af te wegen.

Klopt het dat je ggo-zaden niet kunt vermeerderen?

Zijn de toelatingsprocedures voor ggo’s streng genoeg?

Kunnen merkers in ggo’s de antibioticaresistentie in de hand werken?

De controles in de EU zijn alleszins zéér strikt, zelfs voor ggo’s die in andere regio’s al lang worden gebruikt. Nochtans zijn de bedrijven die ggo’s op de markt brengen, al erg streng voor zichzelf. Niemand wil het risico lopen dat een gezondheidsclaim de toekomst verknalt voor een product waarin zo zwaar geïnvesteerd is. Je doorloopt 101 stappen van ontwikkeling naar serre- en veldproef. Voor voedingsproducten zijn er ook dierproeven, meestal eerst op ratten, daarna op dieren die in de voedselproductie belangrijk zijn zoals kippen of koeien. Het klopt dat veel van die onderzoeken worden gedaan door het bedrijf dat de ggo ontwikkelt, maar dat is ook bij de ontwikkeling van geneesmiddelen zo. Het is een kwestie van budgetten. Goed om weten is ook dat alle resultaten wel openbaar zijn en dat de European Food Safety Authority (EFSA) alles van kortbij volgt.

Dreigen ggo’s niet vooral in het voordeel te spelen van een paar grote firma’s? De meeste ggo’s worden ontwikkeld met een commerciële doelstelling voor ogen. Maar de ontwikkelaars weten goed dat een ggo alleen ingang zal vinden als ook landbouwers, milieuliefhebbers of de maatschappij als geheel er voordeel bij hebben. Het klopt dat een paar spelers zich stevig op de ggo-markt positioneren. Al verschilt de situatie niet zo veel van die in de conventionele landbouw. Er gebeurt ook veel onderzoek door universiteiten, waarbij het nog afwachten is hoe dat zal worden gecommercialiseerd. Als kleinere speler beschikt een universiteit niet over dezelfde middelen als multinationals. Overigens maakt de strenge regulering het in zekere zin wel extra moeilijk voor kleinere bedrijven om een ggo te ontwikkelen.

Dat is een hardnekkig misverstand. Er is bij mijn weten geen enkel steriel ggo-zaad op de markt. Voor veel gewassen speelt die vraag sowieso niet. Bij maïs zorgen hybride zaden sinds jaar en dag voor een hogere opbrengst, waardoor niemand dus met eigen zaad voortwerkt. Dat blijft zo bij ggo-maïs.

Dat risico is verwaarloosbaar in het geval van de meest gebruikte en veel bediscussieerde kanamycineresistentie. Het klopt dat men bij ggo’s vaak zogenaamde merkers binnenbrengt in de vorm van een stukje antibioticaresistent DNA. Op die manier zie je snel bij welke planten de genetische aanpassing goed is verlopen: alleen die planten die het antibioticum in kwestie overleven. Zo weet je als onderzoeker op welke planten je ­verder moet werken. Meestal worden de merkers er opnieuw uitgeselecteerd voor een product wordt gecommercialiseerd, maar soms ook niet. Het gaat echter altijd om antibiotica waarvan de resistentie al zo wijd verspreid is, dat dit geen ­impact meer heeft.

Is het toelaten van ggo’s een bedreiging voor de biologische landbouw in Vlaanderen? De biosector heeft veel schrik van ggo’s, terwijl de Europese en Vlaamse wetgeving uitdrukkelijk de keuzevrijheid wil bieden aan telers om al dan niet ggo-vrij te produceren. De sector heeft het meest problemen met de tolerantiedrempel van 0,9 %. Dat betekent dat alle producten waarin minder dan 0,9 % ggo’s worden aangetroffen, niet onder de etiketteringsplicht vallen. Een ­dergelijke drempel is nodig omdat nultolerantie door bijvoorbeeld meetfouten, vermenging van zaden of vervuiling bij transport, onmogelijk is. Ook voor de invulling van de isolatieafstanden dringt de biolandbouw aan op zo veilig mogelijke isolatieafstanden. Ontdek op www.vilt.be ook het interview met professor Geert Haesaert van de UGent over de voor- en nadelen van ggo’s.


gewikt en gewogen

‘Landbouw op Europees topniveau houden’ Waarom een rondetafel over land

gezocht m/v die zich bezighoudt met het luik landbouw in het toekomstplan Vlaanderen in Actie (ViA) van de Vlaamse Regering. gevonden Inge Piessens, persverantwoordelijke van het Departement Landbouw en Visserij en verslaggeefster van de ­ ViA-rondetafel ‘samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen’.

info i nge.piessens@lv.vlaanderen.be,

T 02 552 77 31, www.vlaanderen. be/landbouw/via

bouw?

Met het ambitieuze project ‘Vlaander en in Actie’ wil de Vlaamse regering tegen 2020 een performante landbouw hebben die de verg elijking met de Europese topregio’s kan blijven doorstaan. Landbouwers en spelers uit de agro voedings­ keten ondervinden dagelijks dat ondernemen ook in hun sector geen sinecure is. Consumenten zijn veeleisend: ze verwachten kwalitatief en veilig voedsel, tegen redelijke prijzen. Maar die prijzen moeten ook een redelijk inkomen garanderen voor producenten en verw erkers. Wij zijn ervan overtuigd dat samenwer king en innovatie in de hele keten noodzakelijk zijn om een ­antwoord op deze uitdagingen te bied en.

Hoe ging de discussiedag in zijn wer

k?

Welke ideeën kwamen daar zoal

uit?

Een sprekend voorbeeld zijn de gebroeders ­Vlaemynck, die op zoek gingen naar een beter gebruik van hun resttomaten dan het ver­werken in soep. Door ze te drogen kond en ze er een ­lekker nevenproduct van maken. Ze dienden een project in bij het Innovatiesteunpun t voor landen tuinbouw en met de 2500 euro die ze van hen kregen, lieten ze onderzoek doen naar bewaring en smaak door UGent en het Smaaklab oratorium in Kruishoutem. Zo hebben ze de marktwaarde kunnen verdubbelen. Om maar te zeggen dat s­ amenwerkingsverbanden ­tussen ­o ndernemers, kennisinstellingen, toeleveranciers en afnemers belangrijk kunnen zijn in de ontw ikkeling van nieuwe productinnovaties. Een ande re werkgroep ging na hoe we de zwakke onderhan delingspositie van individuele landbouwers ­kunne n verbeteren door IPA’s (interprofessionele a­ kkoorden) af te sluiten. Zij gingen na wat er in zo’n IPA moet staan, hoe het tot stand kan komen en hoe we de naleving ervan kunnen regelen.

Op 13 januari, de openingsdag van Agriflanders, hebben we ongeveer 200 mensen uit landbouw, voedingsindustrie, distributie, over heid, onderzoek en nog andere organisaties same ngebracht om te werken rond een aantal gem eenschappelijke uitdagingen in de agrovoed ingsketen: hoe kunnen landbouw en voedingss ector el- Wat is nu de volgend e stap? kaar ­versterken? Wat zijn de verw achtingen Samen met de stuurgro ep werken we momenvan de consument rond duurzaam heid? Waar teel op basis van alle idee ën aan een actieplan. ­kunnen we innoveren en samenwe rken? En ten Voor meer info kun je altijd een kijkje nemen op slotte: kunnen interprofessionele akkoorden de onze website www .vlaa nder en.b e/landbouw/ ­belangen van landbouwers en voed ingssector via waar het eindvers lag en actie plan zullen beter op elkaar afstemmen? ­worden gepubliceerd.

11


12

onderneemster van nature

Vrouw zkt Het statuut van meewerkende echtgenote gaf boerinnen en tuiniersters in 2003 de sociale bescherming die ze al zo lang nodig hadden. Voor Linda Dellaert uit Evergem betekende dat het verschil tussen thuisblijven en uit werken gaan. Toch beklemtoont ze dat het statuut dringend aan de huidige situatie moet worden aangepast.

naam

Linda Dellaert

leeftijd 52 jaar

diploma

studeerde scheikunde

woonplaats Evergem


13

volwaardig statuut O

nze wagen is net geparkeerd wanneer Linda Dellaert haar hoofd door de deur van de varkensstal steekt: ‘Kom maar binnen hoor’, roept ze, om dan meteen weer te verdwijnen. Maar niet tussen de varkens, zoals we dachten. Het gebouw is omgetoverd tot een lokaal waar leerlingen op boerderijuitstap worden ontvangen. ‘Zeven jaar geleden zijn we met varkens gestopt’, verklaart ze de ommekeer. ‘Voornamelijk omdat onze zoon, die het bedrijf zou overnemen, er weinig interesse voor had. Zijn hart ligt eerder bij het melkvee.’ Sindsdien brengt Linda hier als gediplomeerd plattelandsgids schoolkinderen de beginselen van de boerenstiel bij. Van januari tot mei krijgt ze wekelijks twee à drie klassen op bezoek.

Om een vangnet te hebben, heb ik eerst 15 jaar op een advocatenkantoor gewerkt Gedaan met kantoorwerk Samen met de administratie, het melken van de koeien en het onderhoud van de stallen en het melkhuis, heeft ze aan haar educatieve taak een voltijdse job. Maar dat is niet altijd zo geweest. ‘Eerst heb ik ook nog vijftien jaar lang op een ­advocatenkantoor gewerkt. Het was de enige manier om toch een pensioen te kunnen op­ bouwen en een sociaal vangnet te hebben, iets wat tot voor enkele jaren niet mogelijk was. Tot dan bleven meewerkende vrouwen zoals ikzelf na hun pensioen met lege handen achter.’ Aan die situatie kwam een eind vanaf 2003. Toen riep de overheid in twee fasen het statuut van meewerkende echtgenote in het leven, onder meer na zwaar lobbywerk van KVLV. Dat statuut gaf deze vrouwen eindelijk de sociale be­ scherming waar ze zolang op gewacht hadden: een eigen pensioen, gezinsbijslag, gezondheidszorg en uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en

invaliditeit. Al zijn er nog wel minpunten. Om een volwaardig pensioen te kunnen uitbouwen, moet je minstens 30 jaar volgens een bepaald statuut gewerkt hebben. Voor oudere vrouwen is dat een onhaalbare kaart, en daarom werd voor hen een ministatuut uitgewerkt. Dat houdt in dat vrouwen die voor ’56 geboren zijn, kunnen kiezen om een minimale bijdrage te betalen die hen enkel tegen arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap verzekert.

genote, en dus haar kansen op een volwaardig pensioen. ‘Nochtans is het in veel bedrijven niet langer haalbaar dat beide partners voltijds in het bedrijf werken’, zegt Linda. ‘Het gevolg is vaak dat de vrouw deeltijds buitenshuis gaat werken en dus niet meer in aanmerking komt voor het statuut meewerkende echtgenote. Dit betekent een verlies in eigen pensioensopbouw, waardoor vrouwen weer kwetsbaarder worden. En dat is jammer.’

Geen deeltijdse rechten

Flexibiliteit als uitdaging

Vrouwen zoals Linda, die na 1956 geboren zijn, vallen verplicht onder het maxistatuut. Zij betalen dus een volledige sociale bijdrage, hoewel het ook voor de oudsten onder hen moeilijk is om nog aan een 30-jarige loopbaan te geraken. ‘Voor die vrouwen zou er een overgangsmaatregel ­moeten komen, waardoor ze toch nog van een vol­waardig pensioen kunnen genieten’, meent Linda, die zelf wel zicht heeft op een pensioen voor een ­volledige loopbaan dankzij haar vroegere carrière in het advocatenkantoor. De vraag is alleen of Linda in de toekomst voltijds op de boerderij blijft werken. Sinds 1 januari van dit jaar is zoon Willem effectief in het ouderlijke bedrijf in Evergem gestapt. Dat geeft Linda in principe de mogelijkheid om deeltijds buitenshuis te werken. Maar wanneer ze dat zou doen, verliest ze haar statuut van meewerkende echt-

Ook in de statistieken merken we dat steeds minder vrouwen in aanmerking komen voor ­ het statuut meewerkende echtgenote. Onlangs ­meldde de krant De Tijd dat het aandeel mee­ werkende echtgenoten op vijf jaar tijd met bijna een kwart is gedaald. In landbouwbedrijven ging het om een daling met 18,9%. ‘In de begindagen was de totstandkoming van het statuut absoluut een zegen voor heel wat vrouwen, herinnert ­Linda zich. ‘Helaas is duidelijk dat het in zijn huidige vorm, onder meer door een gebrek aan flexibiliteit, veel van zijn aantrekkelijkheid heeft verloren. Er zullen dus aanpassingen nodig zijn als we niet weer willen verglijden naar de situatie van voor 2005.’

100 jaar opkomen voor plattelandsvrouwen KVLV is een eeuw jong en dat wordt het ­ganse jaar door gevierd met feestelijke bijeen­ komsten over heel Vlaanderen. Het hoogtepunt van de festiviteiten is gepland op 21 mei, ­wanneer 20.000 deelnemers verwacht w ­ orden op een groots event in Leuven. KVLV werd in 1911 opgericht in de schoot van de Belgische Boerenbond en slaagde erin om te verbreden tot een van de grootste vrouwen­bewegingen

van Vlaanderen, met vandaag 107.000 leden. Eén van de grootste verwezen­lijkingen van de KVLV, Vrouwen met vaart ­(zoals de beweging sinds 2005 officieel heet), is de totstandkoming van het statuut meewerkende echtgenote. info www.kvlv.be


14

burenbabbel

Actieplan bacterievuur

Verspreid de

A

lleen al de laatste tien jaar werd fruitteler Edwin Saels uit Herk-deStad (rechts op de foto) drie keer door bacterievuur getroffen. De laatste keer was vier jaar geleden: ‘Toen kwam de besmetting van een niet-geschoren meidoornhaag op een landbouwbedrijf vlak naast mijn plantage. ‘Drie jaar heeft het geduurd vooraleer Edwin de ziekte onder controle had. Op de bewuste plantage moest hij één derde van zijn perenbomen rooien. Een zwaar economisch v­ erlies. ‘Toch ben ik niet kwaad op die collega’, zegt Edwin. ‘Het was geen kwestie van slechte wil, alleen van onwetendheid.’

Symptomen herkennen

Niet-gesnoeide hagen en bomen zijn dé broeihaard bij uitstek van bacterievuur. Als de ziekte overslaat op professionele plantages, kan ze aanzienlijke economische schade veroorzaken. Hoe overtuigen we onze buren ervan geregeld te snoeien? En hoe moeten ze bacterievuur bestrijden?

Roepen om een verbod op meidoorn of andere leden van de waardplantenfamilie in de omgeving van appel- en perenplantages of boomkwekerijen, brengt volgens Edwin weinig zoden aan de dijk. ‘De enige remedie is om de mensen c­ orrect te informeren. We moeten hen leren om het ziekte­beeld van bacterievuur te herkennen. En we ­moeten hen leren hoe ze die zieke bomen of struiken moeten behandelen.’ Hij heeft het dan niet alleen over particulieren: ‘De eerste keer dat mijn perenbomen getroffen werden, vond ik de besmettingshaard in een groengebied, de tweede keer op een perceel van de provincie. Ook hun medewerkers moeten de symptomen leren herkennen.’ In hun strijd tegen bacterievuur kregen de fruittelers en boomkwekers een aantal jaar terug hulp van de overheid. Sinds 2008 is het wettelijk ­verplicht om meidoornhagen preventief te snoeien in de winter en om besmette hagen en bomen aan te pakken. Het Voedselagentschap staat in voor het toezicht. Ondersteunend lanceerden de provincies een grootschalige informatie- en sensibilisatiecampagne om de vervelende plantenziekte beter bekend te maken bij het grote publiek.

Zieke krentenboom Dat zo’n campagne absoluut zijn nut heeft, onder­ vond hobbytuinier Jan Vandoorne uit Testelt: ‘In


15

boodschap, stop de bacterie de lente van vorig jaar merkte ik dat de krenten­ boom in mijn voortuin, een heester uit de rozen­ familie, ziek begon te worden’, zegt hij. ‘Toevallig had ik net die week een brochure van de provincie in de bus gekregen. Het ziektebeeld van mijn boom bleek helemaal te voldoen aan de beschrijving in de brochure: de verwelkende zwartgekleurde bloesems, de krullende scheuten, de slijmerige druppels…’

Het is wettelijk verplicht om meidoorn­ hagen te snoeien in de winter en om besmette planten aan te pakken Jan contacteerde meteen het Voedselagentschap, waarop een inspecteur kwam vaststellen dat het inderdaad om bacterievuur ging. Hij gaf Jan advies om de ziekte te bestrijden: ‘Ik moest de boom tot een halve meter onder de besmetting snoeien en alle besmette takken verbranden of laten verbranden. Om verspreiding te voorkomen, moest ik mijn snoeimes ook regelmatig ontsmetten met een onverdund ontsmettingsmiddel zoals Det-

tol. Ik heb zijn advies nauwgezet opgevolgd. Af­ wachten tot de lente of de ziekte nog terugkomt.’ Hoewel Jan zich al bewust was van het probleem, ging hij graag in op onze uitnodiging om het bedrijf van Edwin in Herk-de-Stad te bezoeken. ‘Nu ik die beschadigde perenbomen met mijn eigen ogen heb gezien, besef ik pas hoe belangrijk het is om je tuin goed te onderhouden. Iedereen zou dit eens gezien moeten hebben,’ aldus Jan. Edwin knikt tevreden en geeft Jan voor hij vertrekt nog wat extra goede raad mee: ‘Het is ook belangrijk dat je je boompje regelmatig snoeit, maar dan bij voorkeur in de winter. Op die manier beperk je het aantal bloesems, die de grootste infectiepoort vormen. Bacterievuur verspreidt zich voornamelijk bij warm en broeierig weer. Als een boom dan snoeiwondes heeft, is hij extra vatbaar.’

Steun van het brede publiek Hoe belangrijk het is om buurtbewoners te sensibiliseren, werd onlangs nog eens duidelijk: na lang onderhandelen kon de Belgische Fruitveiling (BFV) haar eerste Conférence-peer naar China exporteren. Als de vrucht aanslaat, opent zich een gigantische nieuwe markt voor onze fruittelers. Omdat China zijn boomgaarden wil vrijhouden van bacterievuur, kwam de peer echter niet uit

4 speerpunten van het interprovinciale actieplan 1. Overleg met agrarische sector en alle r­ elevante 3. Het demonstreren van herkenning van betrokken partijen waaronder provinciale diensten, sectororganisaties, FAVV, ADLO, ANB, veilingen, ­natuurverenigingen en regionale landschappen.

ziekte­ beeld en preventieve maatregelen via ­informatievergaderingen en workshops.

2. Het sensibiliseren van besturen, organi-

Het ondersteunen bij de afbakening van bacterievuurvrije zones (met het oog op de ­ export van fruit) in samenwerking met ­gemeenten, veilingen en FAVV.

saties, ondernemers en burgers via brieven, ­folders, publicaties, website technische werkgroep en overlegplatform.

4.

het Limburgse Haspengouw, maar uit het bacterievuurvrije Oost-Vlaamse Waasland. In Limburg zijn ze inmiddels met man en macht begonnen om verschillende zones vrij van bacterievuur te ­maken. En dat kan alleen maar met de steun van het grote publiek. INFO www.bacterievuur.be

Provinciale aanspreekpunten • Antwerpen - dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid Provinciehuis - Koningin Elisabethlei 22 - 2018 Antwerpen T 03 240 58 00 - F 03 240 58 79 dlp@admin.provant.be • Limburg – dienst Landbouw en Platteland Provinciehuis - Universiteitslaan 1 - 3500 Hasselt T 011 23 74 48 - F 011 23 74 10 landbouwenplatteland@limburg.be • Oost-Vlaanderen - dienst Landbouw en Platteland Provinciehuis - Gouvernementstraat 1 - 9000 Gent T 09 267 86 78 - F 09 267 86 97 landbouw@oost-vlaanderen.be • Vlaams-Brabant - dienst Land- en tuinbouw Provinciehuis - Provincieplein 1 - 3010 Leuven T 016 26 72 72 - F 016 26 72 71 bacterievuur@vlaamsbrabant.be • West-Vlaanderen - Provinciaal Onderzoek- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw Ieperseweg 87 - 8000 Beitem-Rumbeke T 051 27 33 82 - F 051 24 00 20 dieter.depraetere@west-vlaanderen.be


Studenten die kiezen voor de professionele bachelor in Agro- en biotechnologie kunnen als afgestudeerde onmiddellijk aan de slag. Ze komen terecht in brandend actuele sectoren met een tekort aan professioneel opgeleide arbeidskrachten. Jobgarantie verzekerd!

“Als student kies ik voor jobgarantie” Leren uit onderzoek In de opleiding Agro- en biotechnologie wordt veel belang gehecht aan projectmatig wetenschappelijk onderzoek. Zowel lectoren als studenten werken mee. Zo blijven docenten op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het werkveld en zijn studenten zeer gegeerd op de arbeidsmarkt. Het onderzoek spitst zich toe op de vier afstudeerrichtingen uit de opleiding: Agro-industrie In de afstudeerrichting agro-industrie draait alles rond de actuele thema’s voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselproductie. Studenten zijn praktijkgericht bezig met voedingstechnologie, onderzoek en laboratoriumtechnieken. Er wordt onderzoek gedaan naar voedselveiligheid, ambachtelijke voedselproductie, voedselkwaliteit en aquacultuur. Afgestudeerden komen terecht in brandend actuele sectoren met een tekort aan professioneel opgeleide arbeidskrachten. Dierenzorg Ons docentenkorps van dierenzorg is sterk gespecialiseerd in diergedrag, dierenwelzijn en ethologie, hete hangijzers in onze maatschappij. Hun onderzoek spitst zich toe op het meten van dierenwelzijn bij dieren uit de intensieve veehouderij, hobbyhouderij en dierentuinen. Daarnaast gaat er aandacht naar diergedrag en het meten van dominantie bij dieren. Groenmanagement De afstudeerrichting groenmanagement legt de nadruk op park-, groen- en natuurbeheer. Daarnaast wordt ook de professionele tuinbouw bestudeerd. Het onderzoek richt zich ondermeer op technieken die een alternatief bieden voor de chemische bestrijding van plagen op bomen, planten en siergewassen. Landbouw In de richting landbouw leren de studenten professioneel omgaan met de huidige tendensen rond landschapsbeheer, teeltmanagement, akkerbouw, mechanisatie en het kweken, het houden en verzorgen van en omgaan met landbouwdieren. Onderzoek

houdt zich bezig met praktijkgerichte proefveldwerking rond teelttechnieken, houderij, opfok en welzijn van Belgisch WitBlauw en vergelijkend onderzoek akkerbouw voor de industrie, meestal op vraag van de bedrijven zelf.

Opleiding op maat Elke student heeft specifieke interesses zoals paarden, voeding, tuinaanleg, etc. De opleiding biedt de mogelijkheid om deze specifieke interesses ten volle te ontplooien via praktijkspecialisatie, stage, onderzoek en project en dit reeds van bij aanvang van de studies. Studenten krijgen daarnaast echter ook een breed basispakket mee dat hen inzetbaar maakt binnen het totale werkveld van de professionele bachelor in de agro- en biotechnologie. Zo krijgen afgestudeerden veel meer tewerkstellingsmogelijkheden.

Hoger afstandsonderwijs, kans op extra diploma Deze professionele bacheloropleiding wordt ook aangeboden in hoger afstandsonderwijs. Zo kunnen afstandsstudenten werk, gezin en studie combineren en een (extra) volwaardig diploma hoger onderwijs behalen. De zelfstudie gaat gepaard met een sterke persoonlijke begeleiding en alle praktische modaliteiten worden in onderling overleg met de studietrajectbegeleider afgesproken. Zo wordt een pakket ontwikkeld op maat van de student.

INFO KaHo Sint-Lieven, Campus Waas, Hospitaalstraat 23, 9100 Sint-Niklaas 03 776 43 48, info.waas@kahosl.be, http://agrobio.kahosl.be INFODAGEN 23 maart 2011 (14.30 u start) 30 april 2011 (10 - 17 u OPEN DAG: doorlopend) 25 juni 2010 (10 - 13 u doorlopend) 3 september 2011 (10 - 16 u doorlopend)


uit de provincie

In het verstedelijkte Vlaanderen is een goede link tussen ­enerzijds de landbouw en het platteland, en anderzijds de stad van groot ­belang. Als partner van het Europees project SURF ­stimuleert de Provincie Oost-Vlaanderen een duurzame invulling van het ­ruimtelijk gebied rondom steden.

Surfen tussen stad en platteland

H

et Europees project ‘Sustainable Urban Fringes’, kortweg SURF, past volgens gedeputeerde Alexander Vercamer in de ambitie van de Provincie OostVlaanderen om duurzame, competitieve en aantrekkelijke plaatsen te creëren om te werken en te leven. ‘SURF heeft tot doel het gebied tussen de stad en het platteland op een duurzame wijze te ontwikkelen. Daarvoor wordt gewerkt rond vier thema’s: economie en ondernemen, de rol en waarde van groene ruimtes, ruimtelijke p ­ lanning, en betrokkenheid van actoren en beleid van stadsranden.’ De hoofdpartner van het project is de Schotse stad Aberdeen, daarnaast zijn er partners uit Vlaanderen (namelijk de P ­ rovincies Antwerpen en Oost- en West-Vlaanderen), ­Nederland, Engeland, Duitsland en Zweden. De Provincie Oost-­Vlaanderen is vooral actief rond het thema ruimtelijke planning.

Participatie in Beveren Een herkenbaar voorbeeld: in de gemeente ­Beveren werd het agrarische gebied ter hoogte

van het bedrijventerrein Schaarbeek geselecteerd als meest geschikte locatie voor een glastuinbouwzone. Voor dit gebied bestudeert de ­Provincie momenteel de opmaak van een Provinciaal ­ ­Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP). De realisatie van een grootschalige glastuinbouwzone heeft echter een belangrijke impact op het wonen, werken en (be)leven in de betrokken regio, beklemtoont gedeputeerde Alexander Vercamer. ‘En dus is er veel aandacht nodig voor participatie van alle mogelijke betrokkenen in het gebied: de particulieren, bedrijven en overheden. Het participatieve proces zal worden opgevolgd en ondersteund door SURF, en de expertise van de buitenlandse partners zal worden ingebracht.’

Kwaliteitskamer als methodiek Als bouw- en infrastructuurprojecten mee gefinancierd worden door Oost-Vlaamse, Vlaamse en Europese middelen, wordt de Provinciale Kwaliteitskamer voor Oost-Vlaanderen (PKvOV) ingeschakeld. De PKvOV begeleidt projecten in het streven naar een goede ruimtelijke kwaliteit

De trajectbegeleiding geldt als een inspirerend voorbeeld in het streven naar goede ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Uiteenlopende verwachtingen zoals verkeersveiligheid, klimaatvriendelijkheid, economische haalbaarheid,… moeten immers op elkaar afgestemd worden. De trajectbegeleiding door de leden van de PKvOV, met een diverse deskundigheid en expertise, geldt binnen het SURF-project als ­ een belangrijke meerwaarde en een inspirerend ­voorbeeld voor de andere partners. De werking van de kamer wordt binnen het project verder ­uitgebouwd en de methodiek en de resultaten ­zullen worden voorgesteld aan de projectpartners. info P rovincie Oost-Vlaanderen,

dienst Landbouw en Platteland, platteland@oost-vlaanderen.be.

17


18

biechtstoel

‘Onze onderzoekers kijken al naar 2020’ Klimaatverandering, prijsvolatiliteit, strengere bemestingsnormen,… Landbouwonderzoek kan een belangrijke bijdrage leveren om op deze uitdagingen een antwoord te formuleren. Maar is de wetenschap zich voldoende bewust van deze sleutelrol? Wij trokken naar het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) waar administrateur-generaal Erik Van Bockstaele een team van 260 onderzoekers aanstuurt.

Dirk Lips: Een vaak gehoorde kritiek op landbouwonderzoek is dat de onderzoekers meer bezig zijn met hun eigen wetenschappelijke carrière dan met de Vlaamse land- en tuinbouw. Geldt dit ook voor ILVO? Erik Van Bockstaele: Onderzoek gebeurt op verschillende niveaus. Universiteiten doen vooral fundamenteel onderzoek, terwijl praktijkcentra zich met heel praktische experimenten bezighouden. ILVO zit tussen de twee: wij doen onderzoek op middellange termijn. Wij publiceren daarover in internationale tijdschriften en we delen onze expertise via vakbladen en andere kanalen. De Vlaamse overheid verplicht ons trouwens om een goed evenwicht te bewaren tussen beiden. En dat evenwicht bereiken we elk jaar probleemloos. Ook bij projectonderzoek waarvoor we externe financiering ontvangen, worden steeds meer communicatie-eisen gesteld. Dat was in het verleden soms anders.

Hoe komt het dan dat heel wat waardevolle onderzoeksresultaten nog onvoldoende tot bij de boeren geraken? Onze onderzoekers zijn er in de eerste plaats om onderzoek te verrichten. Ze bezitten niet altijd de communicatieskills die nodig zijn om concrete

onderzoeksresultaten naar de boer of een groot publiek te brengen. Vorig jaar hebben we sterk geïnvesteerd in een goed uitgebouwde communicatiecel. Die zal intern actief op zoek gaan naar waardevolle informatie om naar buiten te brengen. En als we onze nieuwe communicatie-

De goudklompjes liggen hier voor het rapen directeur Greet Riebbels mogen geloven, is die waardevolle informatie voorhanden. Toen zij eind vorig jaar bij ons in dienst trad, was haar eerste reactie dat de goudklompjes hier voor het rapen liggen. De communicatiecel zal er nu voor zorgen dat dit ook voor de buitenwereld duidelijk wordt. Zo is er een afspraak met VILT om elke maand de resultaten van recent onderzoek te verspreiden via de elektronische nieuwsbrief geVILT. We zullen ook nauwer gaan samenwerken met vakbladen, en natuurlijk ook met Landgenoten.

Is het geven van voorlichting aan boeren in het takenpakket van de onderzoekers opgenomen? Niet expliciet, maar velen doen het wel. Onder-

zoek blijft onze allereerste taak blijft, maar dat mag niet uitsluiten dat wij onze informatie ook naar buiten brengen. Vaak verleent ILVO samenwerking aan initiatieven van voorlichters of van praktijkcentra. We stimuleren onze onderzoekers in die zin ook. Zo hebben we een peter- en meterschap in het leven geroepen waarbij onze senior onderzoekers worden aangemoedigd om een jonge onderzoeker mee te nemen wanneer ze voordrachten geven. Op die manier kunnen ze steeds grotere delen van de presentatie overnemen van hun ervaren collega. Dat geeft hen de kans om te groeien en ze worden niet meteen afgeschrikt om voor een publiek van praktijkmensen te spreken. Je mag niet vergeten dat de afstand van de jonge generatie tot de landbouw steeds toeneemt.

Hebben ze dan nog voldoende voeling met de praktijk om te bepalen aan welk onderzoek de landbouwsector nood heeft? Onze onderzoekers zijn niet wereldvreemd, hè. ILVO heeft een raadgevend comité met vertegenwoordigers uit heel de sector. Twee keer per jaar treden wij ook in overleg met de administratie, het beleid en met andere stakeholders. Daarnaast nodigen we geregeld boeren uit voor een bezoek of voor discussiegroepen. Zo kwamen


19

naam

Erik Van Bockstaele

leeftijd 62 jaar

functie

Administrateurgeneraal ILVO

hier een paar weken geleden nog 200 siertelers over de vloer. Wij luisteren op zo’n moment ook heel aandachtig naar wat bij hen leeft. Maar het is een illusie om te denken dat wanneer een acuut probleem zich voordoet, dat we dan plots alles kunnen laten vallen om ons daarop te concentreren. Onderzoek werkt zo niet. Onze beleidslijnen worden op middellange termijn uitgezet. Langs de andere kant moeten we ook opmerken dat we soms te vooruitstrevend zijn.

Hoe bedoelt u? Eind de jaren tachtig was ILVO al bezig met het opmaken van mestbalansen op bedrijfsniveau en met voederefficiëntie. Ook rond energiegewassen deden wij al onderzoek voor dat dit een maatschappelijk thema werd. Soms merk je dat de geesten nog niet rijp zijn om een nieuw idee ingang te laten vinden. Alle boodschappen zijn ook niet altijd even gemakkelijk over te brengen naar de landbouwers. Soms moeten bepaalde technieken gestimuleerd of verplicht worden vooraleer ze geïntroduceerd geraken, ook al is het voordeel voor de boer duidelijk wetenschappelijk aan te tonen. Denk maar aan vruchtafwisseling of bodembedekking. Ook het idee dat er een verschil is tussen een economisch optimum en een teelttechnisch optimum krijgen we maar moeilijk uit-

gelegd. Nochtans heeft onderzoek uitgewezen dat de laatste liter melk of de laatste kilo graan vaak meer kost dan hij opbrengt.

Welke uitdagingen ziet ILVO op zich afkomen? De grootste uitdaging is om blijvend de juiste onderzoekslijnen voor de toekomst uit te zetten. In 2010 hebben we ons project ILVO2020 voorgesteld. Daarin formuleren we in negen onderzoeksdomeinen de uitdagingen waar het landbouwonderzoek in Vlaanderen de komende tien tot vijftien jaar mee geconfronteerd zal worden. Zo zien we de aanpassing van gewassen aan de klimaatverandering en de water- en energieproblematiek als belangrijke onderzoekspistes. Een uitdaging die slechts impliciet de kwaliteit van ons onderzoek beïnvloedt, is onze infrastructuur. Sinds begin dit jaar heeft ILVO zelf zeggenschap over de investeringsgelden voor gebouwen. De voorbije decennia werd er nog nauwelijks geïnvesteerd. Nu dat probleem van de baan is, willen we onze veestallen vernieuwen. Onze nieuwe onderzoeksserre zal halfweg dit jaar klaar zijn. Daarnaast gaan we onze pilootfabriek volledig moderniseren. In samenwerking met Flanders FOOD komt er onder meer een hoogtechnologische diepvries- en vleesverwerkingslijn. Hier kan de voedingsindus-

trie innovatieve voedselverwerkende processen komen testen. Bovendien moet dit ons toelaten om de wisselwerking tussen landbouw en de verwerkende industrie te maximaliseren. De mogelijkheden zijn enorm: Hoe kan je kaas maken van melk met een hogere omega-3-waarde?, Kan het buitenste groen van prei gevaloriseerd worden in brood of pasta?, enz. Op die manier dragen we bij tot een grotere toegevoegde waarde voor zowel de voedingsindustrie als de boer.

ILVO-onderzoek in Landgenoten Wil jij de “goudklompjes” van ILVO ook beter leren kennen? Vanaf het volgende nummer krijgt ILVO een speciale rubriek in Landgenoten met allerlei korte berichtjes over een brede waaier aan lopende onder­ zoeken. Wens je meer te weten over een bepaald project, dan kan je steeds terecht bij de ILVO-onderzoekers.


20

ten huize van

Konijnen

in de varkensstal

Sinds het verbod op het antibioticum zinkbacitracine in 2001 zijn er in Vlaanderen maar een paar tientallen professionele konijnen­ kwekers meer over. We gingen op bezoek bij Mia ­Versmissen en Luc Buyens in Lichtaart. ‘Konijnen kweken is een intensieve maar heel afwisselende job’, vindt het koppel.

I

n een ver verleden werkte Mia als scheikundige bij Amoco Chemicals. Maar toen haar contract verliep en ze niet meteen een andere interessante job vond, besloot ze in de voetsporen van haar vader te stappen. ‘Luc en ik hebben in 1985 onze eerste stal gebouwd. Ik verzorgde fulltime de konijnen. Hij gaf les aan het Hoger Instituut der Kempen en aan de landbouwschool in Geel, en hielp zo veel mogelijk mee na zijn uren.’ Na vier jaar bouwde het koppel er een tweede stal, wat de totale capaciteit van 450 naar 750 voedsters of moederdieren bracht.

Het moment voor Luc om zijn job op te zeggen. ‘Het lesgeven viel niet langer te combineren met mijn bezigheden op de kwekerij. We fokten toen nog via natuurlijke dekking, en daar ben je wel de ­nodige tijd mee zoet.’

De hele keten in handen De werklast werd iets lichter toen Mia en Luc in 1989, als een van de eersten in België, over­ stapten naar kunstmatige inseminatie. ‘Bij natuurlijke dekking moet je de konijnen drie à vier keer per week bevruchten door de moederdieren en

rammen samen te zetten. Bij KI doen we gewoon één keer om de twee à drie weken onze inseminatieronde. Een ander voordeel is dat je ook met grote groepen konijnen van dezelfde leeftijd kunt werken. Dat betekent dat alle dieren op hetzelfde moment naar de slachterij vertrekken, waardoor je de ruimte in één keer met de hogedruk­reiniger kunt schoonmaken. Ook andere klussen kun je veel meer groeperen: een hele dag nieuwe ­worpen tellen bijvoorbeeld, of nestmateriaal aanbrengen. Op die manier bespaar je flink wat tijd.’ Dankzij die tijdswinst konden Luc en Mia nog


21

meer konijnen houden. In 2007 bouwden ze de varkens­stal van Lucs vader om, wat het totaal aantal voedsters op 1.600 bracht. Om al die ­konijnen te verzorgen, werken Luc en Mia niet met een vaste dagindeling, maar met schema’s van 6,5 weken: insemineren, het nest voor­bereiden, de jongen tellen, spenen, voedsters verzetten... ‘Elke dag ziet er bij ons helemaal anders uit’, vindt Luc. ‘Dat komt omdat je als konijnenkweker de hele keten in handen hebt, van het selecteren van het fok­materiaal tot het verkopen van het vlees. Dat maakt de job ook zo boeiend.’

Belgische topkwaliteit Of konijnen kweken ook financieel interessant is? ‘De prijs voor het vlees schommelt nogal’, zegt Luc. ‘Momenteel mogen we niet klagen. Wat wel roet in het eten gooit, zijn de stijgende prijzen voor het voeder. Die romen onze winsten sterk af. We zijn vandaag in elk geval een stuk beter af dan in Frankrijk, waar ze te kampen hebben met een overproductie als gevolg van de sterke uitbreiding in 2001. In ons land ging de sector op dat moment net door een diep dal, omdat Europa het gebruik van zinkbacitracine verbood. In de buurlanden maakte de overheid een uitzondering voor konijnenkwekers, die het antibioticum gebruiken

Konijnen houden op stro kost drie keer zoveel als in onze nieuwe kooien als geneesmiddel tegen dikkebuikenziekte. Hier gebeurde dat niet. Daardoor zijn in België veel konijnen gestorven en ging de helft van de kwekerijen over de kop.’ ‘Ook wij hadden het toen moeilijk’, vertelt Mia. ‘Luc is daarom twee dagen per week beginnen te werken als vertegenwoordiger-consultant bij een meelfirma. Op die manier konden we het hoofd boven water houden.’ Op lange termijn had het verbod op het genees­ middel wel een positief effect. Luc: ‘Het konijnenvlees uit Frankrijk, waar kwistig werd omge­ sprongen met antibiotica, kreeg een negatief imago en de verkoop van konijnenvlees daalde er sterk. België daarentegen geniet nog altijd een goede reputatie op gebied van voedselveiligheid. Sommige warenhuizen kopen vandaag bijna uitsluitend vlees van Belgische kwekers.’

Welzijn en leefbaarheid ‘De warenhuizen hechten de laatste tijd ook meer en meer belang aan het welzijn van de konijnen’, zegt Luc. ‘Voorlopig is er nog geen wet op dat gebied, maar in onze nieuwe stal proberen we zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de N ­ ederlandse normen: grotere kooien met een platform en een matje op de vloer. Tegen september moeten ook onze oudere stallen aangepast zijn.’ Mia: GAIA vindt dat we nog een stap verder moeten gaan, dat we net als in Zwitserland de dieren in grote groepen op stro en op de grond moeten kweken. Het probleem is dat het Zwitsers konijnenvlees drie keer zo duur verkocht wordt. Voor ons is dat niet haalbaar, want wij kunnen onze markt niet afschermen zoals in Zwitserland. We willen best rekening houden met het welzijn van de dieren, maar het moet economisch wel leefbaar blijven natuurlijk.’ Dat is zeker een voorwaarde als Mia en Luc hun bedrijf ooit aan de volgende generatie willen overlaten. Mia: ‘We hebben drie kinderen: Tom (26), Els (24) en Wim (19), maar ik denk eerlijk gezegd niet dat een van hen het bedrijf zal overnemen. Ze beseffen goed dat het vrij intensief werk is en dat je zeven dagen op zeven moet klaarstaan. Ach, we zien wel. We willen hen in elk geval niets opdringen.’

naam

Luc Buyens

leeftijd 50 jaar

diploma

Industrieel ingenieur landbouw

hobby’s

Skiën, salsa dansen, paardrijden

taken

De konijnen insemineren, tellen en naar de slachterij brengen; hokken reinigen

naam

Mia Versmissen

leeftijd 51 jaar

diploma

Industrieel ingenieur scheikunde

hobby’s

Skiën, salsa dansen, tuinieren

taken

De konijnen dagelijks verzorgen, tellen en vaccineren; hokken reinigen


22

buitenlander

Spiegeltj

T naam

Cindy De Clercq

woonplaats Assenede

hobby’s

joggen, dansen, koken

burgerlijke staat

Getrouwd met Krist Hamerlinck, moeder van Roan (4) en Liam (7)

naam

Justine De Jonckheere

woonplaats Wevelgem

hobby’s

op stap gaan met vrienden

burgerlijke staat vrijgezel

Als Schoonste Boerin is Cindy Declercq (33) uit Assenede i­ n­tussen een vleugje glamour gewend. En toch gierden de zenuwen haar door de keel toen miss België Justine De Jonckheere (19) op haar glastuinbouwbedrijf aanklopte. Achteraf bleken rang of stand van geen tel: ‘we zijn allebei spontane madammen’, verklaart Justine met haar sympathiekste glimlach.

erwijl we in een zonovergoten serre op de eregaste wachtten, had Cindy al ­laten vallen dat ze best wel gefascineerd is door de wereld van ‘een echte miss België’. ‘Ik heb zeer veel respect voor wat Justine op haar n ­ egentiende presteert. Qua leeftijd kan ik bijna haar moeder zijn, en toch herken ik veel van mezelf in haar. Toen journalisten haar vroegen waarom zij gewonnen had, hoorde ik een echo van mezelf na mijn verkiezingsavond: spontaan, enthousiast, veel interesses, mezelf gebleven...’

Paprika’s, showbizz en contacten We moeten er niet flauw over doen: Miss België is de moeder van alle missverkiezingen in ons land. In vergelijking hiermee is de Schoonste Boerin klein bier. Toch zegt Justine dat ze ‘het sympathieke ­initiatief’ kent, hoewel ze geen familiale of andere band met de landbouw heeft. ‘Ik volg de actua­liteit, maar heb de laatste tijd niets bij­ zonders over de sector opgevangen. Vroeger zocht ik bij een boer in mijn straat geregeld het paard ­Noblesse op, en dat is het zowat. Daarom vind ik het juist plezant om hier te zijn, ik kan weer iets nieuws ontdekken.’ Het in contact komen met andere mensen en situaties is voor beide dames met voorsprong het aangenaamste neveneffect van hun lintje. ‘Dankzij mijn overwinning beleef ik dingen die ik anders nooit zou meemaken’, zegt Cindy. ‘Voor mij is de


23

je, spiegeltje aan de wand showbizz een leuke afwisseling met de zaken waar ik dagelijks mee bezig ben. De ­kinderen en het bedrijf komen op de eerste plaats. Maar mijn man Krist en ik gaan ook graag eens naar een modeshow of een optreden. Door mijn verkiezing heb ik herontdekt dat ik gelukkiger ben als ik meer ­sociale contacten heb. Onder andere daarom komt er binnenkort iemand die het ­papierwerk van me overneemt, zodat ik me meer op de ­contacten op en rond het bedrijf kan richten. Maar voor jou zijn al die ontmoetingen en shows waarschijnlijk niet meer zo speciaal?’

Dromen van nieuwe schoenen

Een ander leuk extraatje van een miss­verkiezing zijn de prijzen die je samen met het lintje in de wacht sleept. Voor Cindy was dat het gebruik van een John Deere-tractor voor één jaar, een reischeque en een gratis jaaropleiding naar keuze. Bij Justine bestond de prijzenpot uit ander lekkers, vertelt ze: ‘Een Peugeot 207 cabriolet, een cruise naar Thailand, Swarovski juwelen, Vogue zonnebrillen, wekelijks een paar nieuwe schoenen...’

Soms mis ik het verse eten dat mama elke avond voor me kookte

‘Nu ben ik het al vrij goed gewoon, maar ik heb de voorbije maanden ook een totaal nieuwe ­wereld leren kennen,’ verklapt de 19-jarige rechten­ ‘Mmm, misschien moeten we de organisatie van studente uit Wevelgem. ‘Tot voor mijn verkiezing de Schoonste Boerin eens zeggen dat wij dat ook leuk zouden vinden,’ dagdroomt Cindy. ‘52 paar had ik geen enkele camera-ervaring. Weet je dat nieuwe schoenen!’ Waarop Krist lachend: ‘Schat, de reis naar Thailand met de finalistes mijn eerste ik weet al waarvoor we je volgend jaar inschrijven.’ vliegtuigreis was? Ik kom uit een doodgewoon gezin: mijn vader is magazijnier, mijn moeder schoonmaakster. Al ben ik fier op hen en sta ik Serre in Mexico Maar genoeg over de wereld van erelinten. Tijd erop om ook nu zo veel mogelijk met mijn oude voor een rondleiding op het grootste biologisch vrienden uit Wevelgem af te spreken. De v­ oorbije weken is dat door mijn drukke agenda maar een glastuinbouwbedrijf van Vlaanderen. Justine luistert met bewondering naar de uitleg van Cindy en paar keer gelukt, maar ik laat dan wel op een Krist. Hoe ze in hun serre van 2,6 hectare ­tomaten, ­andere manier van me horen. Ook mijn studies paprika’s en komkommers telen. Hoe ze na hun heb ik door mijn vele afspraken trouwens een ­huwelijksreis een tweede bedrijf in Mexico op­ jaar op stilstand moeten zetten. Miss België zijn startten om de Amerikaanse en de Canadese markt is een job.’

te bedienen. Hoe ze hier alleen al met 10 vaste personeelsleden, en in het seizoen nog eens 10 à 15 seizoensarbeiders, werken. Hoe een WKK-motor elektriciteit, warmte en CO2 levert. En hoe ze geen substraat gebruiken, maar hommels, zebravinken en kwartels om respectievelijk planten te be­vruchten en rupsen en pissebedden op te eten. Als we na de rondleiding willen polsen wat ­Justine van haar bezoek heeft opgestoken, is het bijna alsof we twee keuvelende vriendinnen ­storen. ‘We zijn inderdaad twee spontane ­madammen’, glimlacht Justine. ‘Bij land- of tuinbouw had ik me niet meteen dit soort bedrijf voorgesteld. Toch vond ik het boeiend om te zien hoe een ­biologische tomaat wordt geteeld. Ik hecht veel belang aan gezonde voeding, al ligt dat nu soms wat moeilijk met al die recepties en feestjes. Soms mis ik het verse eten dat mama elke avond voor me kookte. Maar misschien moet ik haar ­vragen om de volgende keer hier biogroenten te komen halen voor mijn spaghetti…’ Waarna ­Justine merkt dat haar chauffeur wil vertrekken. Kordaat maar hartelijk neemt ze afscheid van Cindy en Krist. ‘Sorry voor het te korte bezoek, maar de ­volgende afspraak wacht: een fotosessie voor ­Story en ­jurken passen voor de Nacht van Exclusief.’ INFO BoerenstebuitenTV maakte een reportage over de ontmoeting van deze missen. Bekijk ze op www.vilt.be.

‘Ik heb herontdekt dat ik gelukkiger ben als ik meer sociaal contact heb.’


“Er zijn wel 30.000 tuinders en landbouwers, maar slechts 1 zoals ik.”

Samen voor uw toekomst  heeft ruim 40 jaar ervaring als adviseur in de landbouwsector. U bent in elk -kantoor dan ook verzekerd van een deskundige begeleiding inzake fiscaliteit, boekhouding, milieu- en bouwreglementering en alle belangrijke sectoraangiftes. Bovendien krijgen onze lokale kantoormedewerkers ondersteuning van een eigen centrale studiedienst. Zo kunt u in alle omstandigheden rekenen op het gespecialiseerd advies van uw -adviseurs. U bent toch ook liever zeker van uw zaak? SBB Accountants & Adviseurs: Voor info of het -kantoor in uw buurt? Bel 070/222 673 of kijk op www.sbb.be.

www.sbb.be


mijn gedacht

25

‘Consumenten willen enkel nog paarse koeien’ Seth Godin is auteur van meerdere internationale bestsellers over marketing. In ‘Purple Cow’ beschrijft hij waarom alleen opmerkelijke producten nog aanslaan bij de consument.

7 tips

van Seth Godin: 1. Hou op met adverteren, ga innoveren. 2. Verken je grenzen. Wat zou er gebeuren als je de snelste, de duurste, de hipste, de saaiste, de meest gehate of wat dan ook was? Denk klein. Probeer niet iedereen aan te spreken. Zoek een niche en maak dan een product. Marketing is het bedenken van het product. Plus de vormgeving, de productie en het vaststellen van de prijs. Zorg voor een goede slogan of een opmerkelijke belofte. Bouw een bestand op van klanten die je toestemming geven hen te benaderen. Wees vooral niet bang om de mist in te gaan. Je kunt kiezen uit twee opties: je speelt op safe en blijft onzichtbaar of je waagt het erop en je bedenkt iets geweldigs.

3.

4. 5.

6. 7.

T

oen ik met mijn gezin door Frankrijk reed, waren we erg gecharmeerd door de honderden koeien die in weilanden stonden te grazen. Maar na de zoveelste koe sloeg de verveling al gauw toe. Een paarse koe tussen die andere koeien, bedacht ik toen, dat zou pas interessant zijn. Deze ervaring projecteerde ik op de marketing. Traditioneel wordt vaak verwezen naar de vier P’s van de marketingmix: Product, Prijs, Plaats en Promotie, later aangevuld met een aantal andere P’s zoals Presentatie, Personeel of Proces. Maar de belangrijkste P ontbreekt bij die opsomming: Paarse Koe. Om vandaag de aandacht van de consument te kunnen trekken, moeten producten opmerkelijk zijn. Het reclametijdperk is voorbij. Vroeger was het winstgevend om via tv-spotjes en advertenties je product op de markt te brengen, maar de hedendaagse consument hoeft niets meer te kopen, zijn behoeften zijn bevredigd. Bovendien heeft hij het te druk om zich bezig te houden met banale producten. Wat hij zoekt, is iets opmerkelijks, iets wat de aandacht trekt omdat het nieuw, interessant en anders is. Opmerkelijke marketing is de kunst dingen in je product of dienst in te bouwen die de aandacht trekken. Dit betekent dat je de marketing er op het einde niet als een sausje overheen giet, maar dat die ingebakken zit in je product. Een geheim recept om een Paarse Koe te creëren, bestaat helaas niet. Wel is er een vrij eenvoudig systeem dat kan helpen. Daag jezelf uit te beschrij-

ven wat de grenzen van de markt zijn en test dan uit welke grens de meeste kans geeft op datgene wat je financieel en in marketingopzicht wil bereiken. Door alle marketing-P’s onder de loep te nemen, schets je een beeld van je grenzen en van je concurrentie. Zonder dit inzicht is het onmogelijk om uit te zoeken op welke innovatie je het best kunt inzetten. Zo is het misschien wel opmerkelijk om je product gratis aan te bieden, maar wellicht weinig financieel haalbaar.

Een zeer goed product is niet goed genoeg Een opmerkelijk product is niets anders dan een idee. En een idee dat zich verspreidt, heeft een veel grotere kans op succes. Daarvoor heb ik het woord ‘ideeënvirus’ bedacht. De verspreiders van dit ideeënvirus noem ik ‘niezers’. Dit zijn de ervaringsdeskundigen die hun collega’s, vrienden of bewonderaars vertellen over een nieuw product of dienst en hen op die manier besmetten met het virus. Iedere markt heeft een paar niezers en het komt er dan ook op aan die te verleiden. Heb je echt een opmerkelijk product, dan zal het virus – eens het de oorspronkelijke niche heeft besmet – overslaan op het grote publiek. INFO www.sethgodin.com


26

frontaal

Minder bevoegdheden voor de provincies? In zijn plannen voor een interne staatshervorming stelt Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois (N-VA) verschillende taken van het provin­ ciale beleidsniveau in vraag. Waarom is dat al dan niet een goed idee en welke impact zullen de plannen hebben op de land- en tuinbouw?

Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken ‘Bij de regeringsvorming in 2009 is om ver­ schillende redenen afgesproken om een interne staatshervorming uit te werken. De voorbije jaren zijn heel wat bevoegdheden van het federale naar het Vlaamse niveau verhuisd. Maar Vlaanderen heeft op zijn beurt onvoldoende bevoegdheden aan de gemeenten doorgegeven, of beperkt de lokale autonomie door te strikte en gedetailleerde regelgeving. Daarnaast stellen we een verrommeling vast in het beleidsniveau tussen de Vlaamse en de lokale overheid. Naast de provincies heb je honderden andere structuren, bijvoorbeeld ­regionale landschappen, bosgroepen, zorgregio’s,... Dat is niet altijd even

transparant en ­efficiënt. Door deze versnippering gaan veel overheidsprocessen te langzaam. Het is dan ook een van de uitdagingen om per dossier nog maximaal twee betrokken beleidsniveaus over te houden.’ Wat de provincies betreft, streven we naar een duidelijke taakstelling, waarbij de provincie­besturen de klemtoon leggen op de grond­gebonden bevoegdheden. De optimale taakverdeling voor plattelandsbeleid, moet nog worden uitgeklaard. Maar de land- en tuinbouw op zich, lijkt me bijna per definitie grondgebonden. Voor de proefcentra en dergelijke verwacht ik dus niet veel veranderingen. Ik

merk trouwens dat ­verschillende van die centra, bijvoorbeeld in ­Limburg de afgelopen jaren al efficiënter zijn gaan werken en hun activiteiten centraliseren.’ ‘Om te bepalen wat er nu precies gaat veranderen, passen we de Europese methodiek toe waarbij je een groen- en daarna een witboek opstelt. Alle beleidsniveaus en middenveldsorganisaties zijn bij deze oefening uitgebreid geconsulteerd. Momenteel zijn we nog de laatste reacties op het groenboek aan het verwerken. Maar tegen Pasen willen we in een witboek vastleggen welke ­strategische keuzes we gaan doorvoeren.’


27

Monique Swinnen, gedeputeerde voor Vlaams-Brabant en woordvoerster voor de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) ‘Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat het landbouwbeleid op de eerste plaats op Vlaams en Europees niveau wordt uitgestippeld. Toch benadruk ik graag dat ook de provinciebesturen een lange traditie kennen van steun aan de land- en tuinbouw in Vlaanderen. Ik zie dan ook niet waarom een interne staatshervorming hieraan zou moeten sleutelen.’ ‘De belangrijkste meerwaarde van de provincies zit in de nabijheid en aanspreekbaarheid van onze diensten, en in de voeling die we hebben met de sector. De proef- en praktijkcentra bekleden in onze dienstverlening een centrale positie. Het Proefcentrum Fruitteelt in Sint-Truiden, het proefcentrum voor Sierteelt in Destelbergen, het POVLT in Beitem, de Proeftuin voor Witloof in Herent en de Hooibeekhoeve in Geel fungeren elk als motor en als netwerk voor een deel van de landbouwsector. Het is geen toeval dat deze centra in lokaal verankerde teelten zijn gespecialiseerd. Dat is zelfs een van hun sterktes. In theorie zou je een proef- of praktijkcentrum ook vanuit Brussel kunnen aansturen, maar dan ver-

dwijnt die permanente uitwisseling tussen kennis en praktijk. Ik hoor soms dat consultancy zoals in Nederland een deel van het praktijkadvies kan overnemen. Maar dan vrees ik dat dit een betalende dienst wordt, die alleen op grote bedrijven is gericht.’ ‘De provincies zijn ook via veel andere aspecten bij de landbouw betrokken. In de evolutie naar een multifunctionele landbouw vervullen we een stimulerende rol. Alle provincies besteden veel aandacht aan initiatieven op het vlak van zorgboerderijen, landbouweducatie, streekproducten, plattelandstoerisme en de landschappelijke inbedding van landbouwbedrijven. Terwijl het gemeentelijke niveau vaak te dicht op de lokale situatie zit, fungeren de provincies voor deze evoluties als een belangrijke katalysator. Bovendien slagen we erin om dit soort ontwikkelingen mee in het achterhoofd te houden bij beslissingen in andere beleidsdomeinen, zoals integraal waterbeleid, ruimtelijke ordening of leefmilieu en natuur.’

Piet Vanthemsche, Boerenbond ‘Voor ons is een interne staatshervorming geen ‘Na lectuur van het groenboek hebben we verschildoel op zich en omvat het veel meer dan bevoegd- lende opmerkingen over potentiële gevolgen voor de heden van het ene beleidsniveau naar het andere landbouw geuit. We betreuren dat de gemeentelijke verhuizen. Een staatshervorming moet het vooral subsidies voor agronatuurbeheer mogelijk zouden makkelijker maken voor burgers, middenveld- worden afgebouwd. Zij maken het juist mogelijk om organisaties en bedrijven om met de overheid snel en flexibel op lokale behoeften in te spelen. Voor te werken. Ongeacht of dat nu op provinciaal, ge- wat betreft waterbeheer, lijkt ons dan weer niet de meentelijk of Vlaams niveau is. Wij zijn expliciet vra- organisatie maar de gebrekkige ruiming van de wagende partij voor een meer terughoudende Vlaam- terlopen het probleem. Los van wie de waterloop se overheid. Men moet inzetten op het afbouwen beheert, is het almaar moeilijker om ruimingswerken van overdreven regelgeving en een doordachte uit te voeren.’ decentrali­satie. Dat eist een totale cultuuromscha‘Op het vlak van ruimtelijke ordening tot slot, moet keling: van c­ entrale sturing en controle naar weder- de interne staatshervorming worden afgestemd op zijds ­vertrouwen en lokale autonomie.’ de vereenvoudigingsprocessen die met name voor

investeringsprojecten, al waren opgestart. Het opzetten van transparante en efficiënte besluitvormingstrajecten en van kwaliteitsvolle beslissingen moet de doelstelling zijn. Los van het aantal en de juiste bestuursniveaus, kunnen we een grote vooruitgang boeken door de integratie van stedenbouwkundige en milieuvergunningen, een slimme procesarchitectuur, een uniek loket, geïntegreerde adviezen en door de afschaffing van b ­ indende adviezen. Voorts pleiten we voor voldoende eenvormigheid in het ruimtelijk beleid. Om een wildgroei aan lokale stedenbouwkundige voorschriften te vermijden, vragen we dat de afbakening van natuurlijke en agrarische structuur een taak van het Vlaams Gewest blijft.’


De laatste evolutie van de meermaals bekroonde T7000 reeks, de nieuwe T7 reeks met Tier 4A SCR motoren, voldoet aan de meest recente emissienormen en biedt een hoger vermogen, koppel en productiviteit, gecombineerd met een aanzienlijke brandstofbesparing. Deze machine behaalt dan ook de beste resultaten ooit op het vlak van brandstofverbruik in deze tractorklasse: -11 % in vergelijking met groene concurrenten.

300

BRANDSTOFVERBRUIK

295

Gemiddeld AdBlue verbruik van 4,6% niet inbegrepen. www.dlg-test.de/pbdocs/traktoren/ NewHollandT7270_e.pdf

290 285 280 275 270

-11%

265 260 255

DLG-test 12/2010 – DLG Powermix Gemiddeld brandstofverbruik

Gemiddeld brandstofverbruik g/kWh

Profi test 08/2008 – DLG Powermix John Deere 7530 Premium Autopower Gemiddeld brandstofverbruik Profi test 04/2008 – DLG Powermix Fendt 820 Vario Gemiddeld brandstofverbruik

VOORTDUREND RENDEMENT: Voor iedere euro die u investeert in AdBlue, bespaart u tot drie euro brandstof. SCR machines vormen een investering die gegarandeerd zal opbrengen.

1C

ADBLUE

=

BESPARING VAN 3C AAN BRANDSTOF

Bij aankoop van een nieuwe T7, krijgt u er een gevulde AdBlue tank gratis bij! (geldig tot en met 31 december 2011) www.newholland.com 24u/7d bijstand en info Gratis oproep vanaf een vaste lijn. Bij mobiel bellen,

NEW HOLLAND TOP SERVICE 00800 64 111 111

informeer bij uw provider of uw oproep zal worden aangerekend. Alternatief nummer: 02 2006116

POWERTRAIN TECHNOLOGIES

www.thecleanenergyleader.com

P509285

Afgiftekantoor Gent X Landgenoten 25 Tijdschrift-kwartaalblad Kwartaal 1, 2011

België-Belgique 9099 Gent X bc 10292

V.u. Dirk Lips, p.a. Vilt Koning Albert II-laan 35, 1030 Brussel

New Holland verkiest

T7.270 AUTO COMMAND DE ZUINIGSTE TRACTOR MET CONTINU VARIABELE TRANSMISSIE IN ZIJN KLASSE (170 - 230PK). LAGER New Holland T7.270 Tier 4A SCR

-smeermiddelen

btsadv.com

TRUE BLUE EFFICIENCY. TRUE BORN PERFORMANCE.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.