UZ Letters 124

Page 1

124

letters

Afzendadres: De Pintelaan 185 – 9000 Gent | Toelating gesloten verpakking nr. 03/60 | Afgiftekantoor Gent X

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent UZ GENT

PP B-03961

BELGIE(N) - BELGIQUE

Driemaandelijks tijdschrift jrg 24, nr 124 september, oktober, november 2015


advertentie

advertentie

NU LEEGVERKOOP LABYRINT SLUIT DEFINITIEF Ongeziene condities tot

-70%

Spaanse antieke kruiken Impruneta potten Trib첫 Manutti Skagerak Barlow Tyrie

ORTHOPEDIE DE RIJCKER BVBA

Openingsuren zie

www.het-labyrint.be

Ottergemsesteenweg Zuid 731 | B - 9000 Gent (afrit UZ - links) T 09 222 44 83 | F 09 222 44 85 info@orthopediederijcker.be | www.orthopediederijcker.be


advertentie

Als financieel verantwoordelijke wilt u dat iedereen in uw ziekenhuis het goed heeft …

Maak samen met uw ING Relationship Manager uw missie waar. Om het welzijn van de patiënten in uw ziekenhuis te garanderen,

die uw geldstromen optimaliseren en uw liquiditeitsbeheer en

is efficiëntie voor u een topprioriteit. Bij ING beseffen we dat.

betalingen nog vlotter laten verlopen, bijvoorbeeld. En vergeet het

Daarom kunt u rekenen op een ING Relationship Manager die

elektronisch bankieren niet, speciaal afgestemd op uw situatie en

uw behoeften begrijpt. Ook bieden we u een aantal financiële

organisatie. Zo maken we u het leven gemakkelijker. Maak gerust

oplossingen die u perfect ondersteunen in uw taak. Diensten

een afspraak met uw ING Relationship Manager.

ing.be/business Aanbod van bankdiensten onder voorbehoud van aanvaarding door ING België en wederzijds akkoord. De voorwaarden en modaliteiten (reglementen, tarieven en andere aanvullende informatie) zijn beschikbaar bij uw ING Relationship Manager of op www.ing.be/business.ING België nv – Bank/Kredietverlener – Vennootschapszetel: Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel.


E

KAMPIOENEN OP DE ROOSTER In de aanloop naar het nieuwe voetbalseizoen lieten de voetballers van landskampioen AA Gent hun conditie ­screenen in het Centrum voor Sportgeneeskunde van het UZ Gent. Ze voerden explosiviteitstests (sprint/sprong) en inspanningstests op de loopband uit. (Op de foto: Sven Kums)


5

edito Focus op kwaliteit De kwaliteit van ons handelen wordt deze dagen continu onder de loep genomen en in allerlei protocols, zorgtrajecten en charters gevat. Dat vergt een belangrijke extra inspanning van iedereen in de gezondheidszorg, maar het is de enige weg vooruit en het begint reeds vruchten af te werpen. Zo werd het UZ Gent de voorbije maanden verschillende malen bekroond voor de kwaliteit van zorg en onderzoek: de overleving na behandeling van borstkanker is excellent, uit de patiëntenenquête blijkt een zeer hoge tevredenheid en verschillende diensten ontvingen nationale en internationale onderscheidingen. Multidisciplinaire samenwerking en optimaal gebruik van hoogtechnologische technieken dragen in grote mate bij tot het optimaliseren van onze zorg. Een excellent voorbeeld hiervan vinden we in de dienst voor Vasculaire en Interventionele Radiologie (VINRAD). Jaarlijks worden er meer dan 1500 patiënten langs minimaal invasieve weg behandeld, wat hen een veel zwaardere ingreep of een dramatische afloop bespaart. Een ander mooi voorbeeld betreft het nieuw opgerichte Hypofysecentrum waar een multidisciplinair team van specialisten de meest complexe hypofyseproblemen behandelt. De dienst Orthopedie heeft, in samenwerking met de dienst Fysische Geneeskunde, veelbelovende resultaten behaald met een nieuwe conservatieve behandelingsmethode van voorste kruisbandletsels. In het Amputatiezorgteam optimaliseren verschillende disciplines samen de revalidatie en levenskwaliteit van geamputeerde patiënten. Ook op het vlak van de opslag en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal speelt ons ziekenhuis een voortrekkersrol en via een nieuw beleidskader wordt in de toekomst nog een hogere participatie van publiek en stakeholders beoogd. Naast kwalitatieve zorg en onderzoek behoort een hoogstaande opleiding natuurlijk ook tot onze kerntaken. Door de hervorming van de opleiding geneeskunde studeren in 2018 twee contingenten tegelijk af. Dit biedt wellicht opportuniteiten voor die richtingen die kampen met een structureel tekort, anderzijds moet uiteraard ook de vrije beroepskeuze van de ASO’s en de kwaliteit van de opleidingen gevrijwaard worden. Bij deze een warme oproep aan gemotiveerde collega’s die een toekomst als stagemeester wel zien zitten! Veel leesplezier!

Prof. dr. Steven Weyers Hoofdredacteur


I

IN DIT NUMMER

ZORG

08

14

18

Hypofyseproblemen. Hoe het nieuwe Hypofysecentrum van het UZ Gent zeldzame en complexe problemen van de hypofyse multidisciplinair aanpakt.

VINRAD. Minimaal invasieve oplossingen als sleutel voor de toekomst. Interview met prof. dr. Luc Defreyne, diensthoofd Vasculaire en Interventionele Radiologie (VINRAD) in het UZ Gent.

Gescheurde kruisbanden. Prof. dr. Jan Victor van het UZ Gent over het hechten van gescheurde voorste kruisbanden, met een ­snellere revalidatie als voordeel.

22 DIALOOG

Een dubbele lichting afstuderende artsen: probleem of kans om meer mensen naar de minst populaire specialisaties te leiden? COLOFON UZ LETTERS driemaandelijks medisch-wetenschappelijk magazine van het Universitair Ziekenhuis Gent HOOFDREDACTEUR Prof. dr. Steven Weyers REDACTIECOÖRDINATIE Marie-Laure Solie, T 09 332 46 47, communicatie@uzgent.be ADVERTENTIES Jan Coessens, T 09 267 64 65, jan. coessens@jaja.be FOTOGRAFIE Philip Vanoutrive, Christophe Vander Eecken, Thomas Verfaille ILLUSTRATIES Sarah Wouters CONCEPT, REDACTIE EN REALISATIE Jansen & Janssen Creative Content,


IN DIT NUMMER 7

ONDERZOEK

26

30

BELEID

28

Amputatiezorgcentrum. Handen in elkaar om de functionerings­ kansen van de patiënt na een amputatie te verbeteren.

Bedplassen bij kinderen. De onverwachte correlatie tussen nachtelijke enuresis met polyurie en gefragmenteerde slaap met periodieke beenbewegingen.

Menselijk lichaamsmateriaal. Een nieuw beleidskader wil de transparantie verhogen en de participatie van stakeholders en publiek versterken.

IN BEELD

ZOOM

EN OOK… 19

4 highlight 12 scan 32 campus kort 34 agenda

BURN-OUT

17 T 09 267 64 60, www.jaja.be V.U. Steven Weyers, De Pintelaan 185, 9000 Gent De inhoud van de advertenties valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van het UZ Gent

VOLG ONS

www.uzgent.be uzgent – uzgent

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers


Z De drie ‘trekkers’ van het Hypofysecentrum: endocrino­ » loog prof. dr. Bruno Lapauw, neurochirurg dr. Frank Dewaele en NKO-chirurg prof. dr. Thibaut Van Zele.

UZ GENT HEEFT HYPOFYSECENTRUM

De kracht van samenwerking Pathologieën van de hypofyse zijn zeldzaam en complex. Topexperts van het UZ Gent werken daarom samen een optimaal behandeltraject uit. Samen bespreken ze de patiënten, die ze meteen daarna ontmoeten tijdens een gemeenschappelijk consult.

D

e dirigent van het hormonenorkest, zo wordt de hypofyse wel eens genoemd. Het orgaantje produceert verschillende hormonen en stuurt zo andere hormoonproducerende klieren aan, zoals de schildklier, de bijnieren en de geslachtsorganen. Daarnaast speelt de hypofyse een belangrijke rol in de waterhuishouding.

REFERENTIECENTRUM Problemen met de hypofyse hangen vaak samen met een – meestal goedaardig – gezwel van de hypofyse. Dat gezwel kan bijvoorbeeld de oogzenuwen beknellen en gezichtsproblemen veroorzaken. Het kan de hypofyse zelf afknellen en het normale functioneren ervan in het gedrang brengen, zodat ze te veel of te weinig hormonen aanmaakt. Sommige gezwellen produceren zelf hormonen. Zo maakt een prolactinoom te veel prolactine aan, het hormoon dat de borstvoeding aanstuurt. Als een hypofysegezwel te veel groeihormoon produceert, kan dat leiden tot acromegalie, een aandoening die wordt gekenmerkt door buiten­ proportionele groei van armen, benen, handen en voeten. Het syndroom van Cushing kan dan weer ontstaan doordat de bijnier

te veel cortisol aanmaakt, daartoe aangezet door de hypofyse, die te veel bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH) produceert. Pathologieën van de hypofyse zijn vrij zeldzaam en complex en worden het best multidisciplinair aangepakt. In het nieuw opgerichte Hypofysecentrum van het UZ Gent werken diverse disciplines samen: endocrinologie, neurochirurgie, NKO-heelkunde, pediatrische endo­crinologie, hoofd- en hals­ chirurgie, radiologie, nucleaire geneeskunde, anesthesiologie, intensieve zorg, oogheelkunde, interventionele radiologie, pathologie, naast gespecialiseerde verpleegkundigen. De drie ‘trekkers’ van het Hypofyse­centrum zijn endocrinoloog prof. dr. Bruno Lapauw, NKOchirurg prof. dr. Thibaut Van Zele en neurochirurg dr. Frank Dewaele.


ZORG 9

Eén keer per maand bespreken ze alle dossiers van patiënten die eventueel voor chirurgie in aanmerking komen. Meteen na de staf krijgen ze de patiënten ook te zien, tijdens een gemeenschappelijk consult. ‘Dat is comfortabeler voor de patiënten en efficiënter voor ons’, zegt prof. dr. Bruno Lapauw. ‘Bovendien kunnen we na onze gemeenschappelijke staf ook een gestroomlijnde boodschap geven: kiezen we inderdaad voor heelkunde, of toch beter voor een medicamenteuze behandeling of conservatieve opvolging?’ ‘Vroeger overlegden we natuurlijk ook met elkaar, maar dat gebeurde veeleer ad hoc’, zegt dr. Frank Dewaele.’ Nu doen we dat gestructureerd. We leren veel van elkaars inzichten, expertise en ervaring. Dat komt natuurlijk de zorg voor de patiënt ten goede.’

Bij gezwellen die te veel groei­ hormoon aanmaken, liggen gemiddeld acht jaar tussen de eerste klachten en de diagnose. Prof. dr. Bruno Lapauw

LASTIGE DIAGNOSE De diagnose van een hypofyseaandoening is vaak moeilijk te stellen. Prof. dr. Lapauw: ‘Bij gezwellen die te veel groeihormoon aanmaken, liggen gemiddeld acht jaar tussen de eerste klachten en de diagnose. Met ons Hypofysecentrum willen we daarom ook andere artsen sensibiliseren. Vaak zijn de symptomen niet specifiek: verminderd gezichtsvermogen of een carpaaltunnelsyndroom in combinatie met grote handen. Specialisten zoals oogartsen en orthopedisten maar ook anderen moeten alert blijven voor een mogelijke hypofysepathologie en tijdig doorverwijzen naar een endocrinoloog. Ook voor de diagnose is vaak multidisciplinaire samenwerking nodig. ‘Bij het syndroom van Cushing, bijvoorbeeld, kan de oorzaak zich in de hypofyse


Een hypofyseoperatie waarbij de neurochirurg en » NKO-chirurg samen met 4 handen door één of beide neusgaten de operatie uitvoeren. Links in beeld staat de neuronavigatie en centraal de mo­ nitor met het endoscopisch zicht op de hypofyse.

Met speciale endoscopen ­kunnen we ook “om het hoekje kijken” en de laatste restjes van het gezwel verwijderen. dr. Frank Dewaele en prof. dr. Thibaut Van Zele

bevinden, maar ook in de bijnier of elders in het lichaam’, zegt dr. Frank ­Dewaele. ‘Als MRI-scans op de hypofyse een 6 mm groot gezwel tonen, is er geen probleem. Soms valt zelfs op zeer gevoelige MRI-scans nergens een gezwel te bespeuren. Dan vragen we de interventieradioloog om een intraveneuze sampling te doen: met een katheter wordt links en rechts van de hypofyse wat bloed opgezogen, zodat de endocrinoloog de hormoonspiegel voor ACTH kan bepalen. Zo weten we of er een gezwel zit en waar het zich precies bevindt.’ VIERHANDIGE ENDOSCOPIE Sommige hypofysepathologieën kunnen heel goed met medicatie worden behandeld. Dat geldt bijvoorbeeld voor een

prolactinoom. In andere gevallen moet het gezwel chirurgisch worden verwijderd. Zo’n ingreep is millimeterwerk: de hypofyse ligt vlak bij een cruciale slagader (arteria carotis), het kruispunt van de oogzenuwen (chiasma opticum) en de hersenstam. Vroeger werd het hypofysegezwel verwijderd met een microscoop, via het neustussenschot. In het UZ Gent gebeurt dat nu endoscopisch, via de neusgaten en de sinus sfenoïdalis. Nu voeren neurochirurg dr. Frank Dewaele en NKO-chirurg prof. dr. Van Zele de ingreep vierhandig uit, via beide neusgaten. Hun samenwerking is gestart met de oprichting van het Schedelbasiscentrum aan het UZ Gent. ‘We hebben onze endoscopische techniek

verder geperfectioneerd bij topspecialisten in Tilburg, São Paulo, Milaan en Barcelona’, zegt prof. dr. Thibaut Van Zele. ‘Intussen zijn we goed op elkaar ingespeeld. De endoscoop geeft ons een vergroot beeld van het gezwel en de omliggende structuren. Met speciale endoscopen kunnen we ook “om het hoekje kijken” en de laatste restjes van het gezwel verwijderen. Dezelfde techniek gebruiken we ook voor complexere schedelbasisingrepen in het Schedel­basiscentrum.’ Tijdens de ingreep wordt ook neuronavigatie ingezet, een techniek om zeer precies in het hersengebied te navigeren. De ingreep kan al voor de operatie virtueel worden gesimuleerd op basis van NMR (nucleaire magnetische resonantie), een beeldvormings-


ZORG 11

techniek die een driedimensionaal model van de schedel berekent. Tijdens de operatie kunnen instrumentjes met een elektromag­ netische sensor elk willekeurig punt binnen de schedel aanstippen. Dat punt wordt dan meteen vergeleken met de NMR-beelden en met gemarkeerde punten op het hoofd van de patiënt. SNEL HERSTEL ‘Een mogelijke complicatie van de ingreep is lekkage van hersenvocht’, zegt prof. dr. Thibaut Van Zele. ‘Indien nodig maken we de gemaakte opening weer dicht met een flap – een miniem stukje slijmhuid dat we vanuit het neus­ tussenschot transplanteren. De patiënt voelt overigens nauwelijks iets van de operatie. Hij bloedt nauwelijks, heeft geen wiek in

Welkom op de staf Op de stafvergadering van het Hypofysecentrum worden elke eerste maandag van de maand patiënten besproken. Endocrinologen, huis­ artsen en andere verwijzers die een dossier willen bespreken of advies willen over een hypofyseprobleem zijn altijd welkom. Graag vooraf een seintje. U kunt het Hypofysecentrum bereiken via: DIENST ENDOCRINOLOGIE tel. 09 332 39 11 Prof. dr. B. Lapauw en prof. dr. G. T’Sjoen DIENST NEUROCHIRURGIE tel.09 332 32 56 Dr. F. Dewaele en prof. dr. D. Van Roost DIENST NEUS-, KEELEN OORHEELKUNDE tel. 09 332 26 21 of 09 332 23 32 Prof. dr. Th. Van Zele

de neus en kan al meteen weer door de neus ademen. Als het hypofysegezwel een oogzenuw had bekneld, kan de patiënt een half uur na de operatie alweer zien.’ Na de ingreep verblijft de patiënt voor postoperatieve observatie op de dienst Intensieve Zorg en op de high care van de dienst Neuro­ chirurgie. ‘We willen zeker zijn dat zich geen lekkages voordoen’, zegt prof. dr. Van Zele. ‘Daarna gaat de patiënt naar de endocrinoloog, voor de hormonale evaluatie. Als alles goed gaat, kan hij een week na de ingreep al naar huis. Een viertal weken later verwachten we hem op ons gemeenschappelijke hypofyseconsult. Daar bekijken we hoe de wonde geneest, wordt de hormonale status bepaald en bekijken we of extra beeldvorming of medicatie nodig is.’


S SCAN

(vlnr): Prof. dr. ­Sylvie Rottey, prof. dr. Joris Delanghe, prof. dr. Nicolaas Lumen, dr. Filip Poelaert, Tijl ­Vermassen

Bloed- en urinetest voor screening prostaatkanker Het opsporen van glycosylatie via de urine is een nuttige aanvulling op de klassieke PSA-bloedtest om prostaatkanker op te sporen. Dat blijkt uit multidisciplinair onderzoek dat doctorandus Tijl Vermassen sinds 2012 uitvoert in het UZ Gent. De PSA-test in combinatie met de nieuwe urinetest verbetert de performantie van de screening gevoelig. Een verhoogd PSA-gehalte kan namelijk ook wijzen op een goedaardige vergroting van de prostaat of prostatitis. De combinatie met een urinetest op glycosylatie blijkt nu de kans op vals positieve resultaten drastisch te verlagen. Voor het onderzoek werden PSAresultaten en glycosylatie-analyses van drie groepen patiënten met elkaar gecombineerd. ‘Op basis daar-

van konden we bijna alle patiënten in de juiste testgroep onderbrengen,’ legt doctorandus Tijl Vermassen uit. ‘Het ging om 221 ­patiënten, bestaande uit drie groepen: patiënten met een kwaadaardige tumor, patiënten met een goedaardige prostaathyperplasie en gezonde vrijwilligers zonder voorgeschiedenis van prostaatkanker in de familie bij personen onder de 65 jaar in eerste of tweede lijnsverwanten.’ In een volgende fase van het onderzoek gaan de onderzoekers de resultaten in prostaatweefsel valideren. Ook willen ze een toegankelijke versie van de test maken volgens het Elisa-principe en bekijken ze de impact van de glycosylatie-analyses op de richtlijnen voor screening van ­prostaatkanker.

Kwaliteits­ scores UZ Gent op zorg­ kwaliteit.be

Vlaams minister voor Welzijn, ­Volksgezondheid en Gezin Jo ­Vandeurzen heeft in juni de website www.zorgkwaliteit.be gelanceerd. Op de site vindt u scores van kwaliteits­ metingen in de meeste Vlaamse ziekenhuizen terug. Momenteel zijn alleen indicatoren over borstkanker en patiëntenervaringen beschikbaar. Later dit jaar komen ook gegevens over handhygiëne en genees­


SCAN 13

‘We zijn zeer opgetogen dat Immuno­ vaccine klinische tests heeft opgestart met onze RSV-vaccinkandidaat.’ UGent-onderzoeker Xavier Saelens ontdekte met zijn team een nieuwe vaccinatiestrategie tegen RSV die nu in Fase I studies wordt onderzocht.

middelenvoorschrift online. Elk ziekenhuis kiest zelf of het meedoet aan ­bepaalde kwaliteitsmetingen en of het de resultaten publiceert. Het UZ Gent maakt alle resultaten kenbaar. Zowel voor overleving na borstkanker als voor patiënten­ tevredenheid behaalt het UZ Gent goede resultaten. Het ziekenhuis meet de kwaliteit van de zorg dag in dag uit en gebruikt de resultaten om die kwaliteit voortdurend te verbeteren. De voorbije jaren werd een solide kwaliteitsstructuur opgezet met onder meer interne kwaliteitsau­ dits van concrete patiëntentrajecten, een grootschalige en ziekenhuisbrede zelfevaluatie en veilig­heidsrondes. De resultaten worden opgevolgd via scorekaarten die op elk niveau van het ziekenhuis kunnen worden geconsul­ teerd. Daarnaast bereidt het ziekenhuis zich voor op een accreditering door het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg (NIAZ). Eind 2015 en 2016 zullen externe auditoren het ­ziekenhuis toetsen aan een internationale norm. www.zorgkwaliteit.be

Zorgpad latexallergie voorkomt problemen Patiënten die allergisch zijn aan latex lopen nog te veel risico op complicaties en lastminute uitgestelde operaties. Om die problemen te verhelpen, heeft het Allergienetwerk UZ Gent een zorgpad latexallergie uitgewerkt. Het organiseert ook op maandag 9 november een infoavond over latexallergie voor artsen. ‘We streven ernaar dat in eerste lijn de juiste vragen hierover aan de patiënt worden gesteld, dat de nodige tests vooraf worden uitgevoerd en dat indien nodig een preoperatieve consultatie wordt gepland,’ zegt prof. Philippe Gevaert van het UZ Gent. De belangrijkste sleutelvragen om na te gaan of een patiënt allergisch is aan latex zijn: Heeft u na contact met latex ooit al last gehad van 1. gezwollen ogen, lippen, handen 2. kortademigheid 3. neus- en/of oogklachten 4. huiduitslag? Help de patiënt door enkele voorbeeldsituaties van contact met latex te overlopen: het dragen van latexhandschoenen, contact

met een condoom, het opblazen van een ballon. Ook dezelfde klachten na het eten van banaan, kiwi, avocado, kastanje of papaja kunnen wijzen op een latexallergie. Infoavond latexallergie op 9 november, zie p.34


Z

VASCULAIRE EN INTERVENTIONELE RADIOLOGIE IN HET UZ GENT

Minimaal invasief heeft de toekomst Minimaal invasieve ingrepen, korte ziekenhuis­opname, snel herstel: dat is wat de hedendaagse geneeskunde vraagt – en wat interventionele radiologie kan bieden, voor een brede waaier van pathologieën.

W

e praatten erover met prof. dr. Luc Defreyne. Hij is hoofd van de dienst Vasculaire en Interventionele Radiologie (VINRAD) in het UZ Gent. ‘De boeiendste dienst van het ziekenhuis’, zegt hij onomwonden. ‘We helpen patiënten met allerlei pathologieën en hebben een uitgebreide dienstverlening voor andere specialismen.’

Wat doet een interventie­ radioloog?

‘Ons specialisme zijn de beeldgestuurde minimaal invasieve interventies, voor een breed gamma van pathologieën, van kop

VERWIJDERING BLOEDPROP UIT HERSEN­ SLAGADER BIJ DREIGEND INFARCT VOOR: carotis angio rechts: occlusie van de a.cerebria media.

NA: herstel van de bloedstroom, ­verwijderde thrombus in kader.

tot teen – bloedvatvernauwingen of -misvormingen, acute bloedingen, galwegobstructies, levertumoren, noem maar op. We prikken een slagader aan, meestal in de lies, brengen een katheter in en schuiven die tot op de plaats waar we willen ingrijpen. Door contrastvloeistof in te spuiten kunnen we bijvoorbeeld een vaatvernauwing opsporen. Maar we prikken ook rechtstreeks organen aan, bijvoorbeeld om een tumor te verbranden. Onze interventies kunnen we monitoren dankzij beeldvorming, echo- of röntgengeleid.’ De grote troef is dat de interven­ tie minimaal invasief blijft?

‘Vaak kan de patiënt ’s avonds alweer naar huis. Hij merkt zo goed als niets van de ingreep en herstelt snel. We maken alleen een aanprikgaatje in de huid en gaan meteen op het probleem af – de


ZORG 15

Prof. dr. Luc Defreyne, hoofd van de dienst Vasculaire en Interventionele Radiologie (VINRAD) in het UZ Gent.

omgevende structuren brengen we geen schade toe.’ De toepassingen zijn inderdaad heel ruim. Hoe is dat geëvolueerd?

We zijn gegroeid vanuit de diagnostische radiologie. Met een katheter spoorde men vernauwingen in de bloedvaten op en stelde nadien vast dat de patiënt daarvan opknapte – de katheter had het bloedvat opgerekt. Vasculair diagnostisch onderzoek behoort intussen niet echt meer tot ons werkterrein: CT- en MRI-angiografie hebben dat overgenomen. We zijn ons steeds sterker gaan toeleggen op interventies, ook niet-vasculair en oncologisch. Dat hebben we ook te danken aan de snelle evolutie van apparatuur en medische software: digitale angiografie, 3D-angiografie waarmee we ook kunnen navigeren … De nieuwe technieken leveren ons beelden

met scherpe resolutie, en tegelijk kunnen we de stralingsdosis fors verminderen. Als eerste ziekenhuis had het UZ Gent acht jaar geleden een biplanaire angiografie met flatpanel technologie op twee buizen aangekocht. Sindsdien kunnen we ook CT-scans op de angiografiezaal uitvoeren om de behandeling nog preciezer te sturen. We hebben net een tweede zaal aangekocht. Momenteel behandelen we met vijf artsen 1500 patiënten per jaar.’ In 2009 voerde u een van de eer­ ste trombectomieën in België uit. Dat blijft een belangrijke ingreep?

‘Een trombectomie is een behandeling voor ischemische beroertes: een stroke als gevolg van een bloedklontertje. De standaardbehandeling blijft intraveneuze trombolyse: zodra een patiënt wordt binnengebracht met symptomen van een herseninfarct krijgt hij zo snel mo-

gelijk een infuus met trombolytica. Wij kijken ook verder: als we op scans een klonter zien, brengen we de patiënt naar de angiografiezaal en halen we het stolsel weg, met een speciaal kathetersysteem. De intraveneuze trombolyse lost niet alle stolsels op. Soms ook mag de patiënt geen intraveneuze trombolyse krijgen. Dan voeren we meteen een trombec­tomie uit. Intussen doen we een 60-tal trombectomieën per jaar. We werken daarvoor in het UZ Gent nauw samen met de Stroke Unit van de dienst Neurologie, in een netwerk van doorver­ wijzende ziekenhuizen.’ Een stroke is een urgentie. Dat betekent dat uw dienst met een wachtsysteem werkt?

‘Dat klopt. Er zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week een interventieradioloog en verpleging beschikbaar. Andere urgenties zijn


Interventieradiologie wordt de vierde pijler waarop de kankerbehandeling rust, naast chirurgie, chemotherapie en radiotherapie. prof. dr. Luc Defreyne

de hemorragische beroertes en de acute bloedingen. Denk maar aan massieve bloedingen na een verkeersongeval, of aan bloedingen na een bevalling. Om aanhoudende en levensbedreigende bloedingen te stoppen, nam men vroeger de baarmoeder weg, zelfs bij een jonge vrouw van 28 … Nu emboliseren we de baarmoeder­slagader.’ De jongste jaren boekt de inter­ ventieradiologie ook successen in de oncologie?

‘Interventieradiologie wordt de vierde pijler waarop de kankerbehandeling rust, naast chirurgie, chemotherapie en radiotherapie. Denk bijvoorbeeld aan een goedaardige skelettumor zoals een osteoïd osteoom. Chirurgische resectie van de tumor is ingrijpend en levert behoorlijk wat ongemak op – soms zijn nadien implantaten nodig om het bot te stabiliseren. Wij kunnen de tumor met een naald verhitten, zodat de tumorcellen afsterven. Ook een uterusfi-

broom of een meningeoom kunnen we minimaal invasief behandelen. Andere indicaties zijn palliatief: we kunnen de tumor niet genezen, maar wel het comfort van de patiënt verhogen. Bij levertumoren kan bijvoorbeeld obstructie-icterus ontstaan, geelzucht door afsluiting van de galwegen. Als we de galwegen percutaan openmaken, verhogen we het comfort van de patiënt, en komt hij in sommige gevallen weer in aanmerking voor chemotherapie. Bij kwaadaardige tumoren kunnen we de tumor endovasculair helpen “down stagen”, zodat de patiënt weer in aanmerking komt voor chirurgie of eventuele transplantatie. Via een katheter kunnen we bolletjes geladen met chemotherapie of radioactiviteit inspuiten in de levertumor. Zo kun je lokaal een hoge dosis chemotherapie geven of brachytherapie uitvoeren, zonder uitgebreide systemische bijwerkingen. Daarnaast zijn er natuurlijk de ablatietechnieken: een solitaire

nier- of levertumor die kleiner is dan 3 cm prikken we aan en verbranden we, zonder chirurgie.’ Hoe worden patiënten naar u doorverwezen?

‘We hebben een eigen poliklinisch consult. We krijgen patiënten via andere diensten in het UZ Gent, met wie we trouwens nauw samenwerken. Ook andere verwijzers en huisartsen sturen patiënten door, en sommigen komen rechtstreeks bij ons aankloppen. Patiënten moeten wel al over een duidelijke diagnose beschikken. Een patiënt met hoofdpijn is bij ons niet aan het goed adres: hij moet eerst bij de neuroloog langs. Maar alle patiënten die we op grond van evidence-based criteria kunnen helpen, zijn welkom.’

Dienst Vasculaire en Interven­ tionele Radiologie, UZ Gent Secretariaat, tel. 09 332 61 28 Poliklinische consultaties, tel. 09 332 69 62


IN BEELD 17

Opgebrand

Stress en burn-out bij artsen PREVALENTIE: MEDISCHE PROFIELEN TGOV. ACTIEVE BEVOLKING MEDISCHE PROFIELEN bron: FOD, uitgevoerd door de KU Leuven bij 37 ziekenhuizen – 2013

6%

klinische burn-out

13%

verhoogd risico

ACTIEVE BEVOLKING bron: SERV – 2014

9,6%

werknemers

10,2%

zelfstandigen

 Noot: verhoogd risico = volgens de Maslach Burn-out Inventory een verhoogde score voor twee van de drie schalen (emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoonlijke bekwaamheid).

MEDISCHE PROFIELEN IN HET UZ GENT

26%

bron: masterproef Nele Van Dievoort (met prof. dr. Piet Hoebeke als promotor) – 2015

30

ASO

25 ZAP

20

VPK

15

5

ARTS

ASO

10 ZAP

van de UZ Gentmedewerkers vulde voor de masterproef van Nele Van Dievoort een online enquête in: 58 ZAP, 137 artsen, 94 ASO, 497 verpleegkundigen

VPK ARTS

0

KLINISCHE BURN-OUT ZAP zelfstandig academisch personeel ARTS ASO arts-specialist-in-opleiding VPK verpleegkundige

VERHOOGD RISICO Burn-outs bij medische profielen zijn gerelateerd aan werkomstandig­ heden, niet aan functie of dienst (FOD – 2013)


Z VOORSTE KRUISBAND: NIET RECONSTRUEREN, MAAR HECHTEN

Veelbelovende nieuwe operatie­techniek Klassiek wordt een gescheurde voorste kruisband verwijderd en vervangen door een pees­ greffe. Een nieuwe techniek ­herstelt de kruisband door hem artro­scopisch te hechten en extra te verstevigen. Dat bekort de revalidatietijd fors.

V

ooral voor sporters blijft een gescheurde voorste kruisband een nachtmerrie. Met zo’n blessure blijft een profvoetballer gemakkelijk zes tot negen maanden aan de kant. Een nieuwe operatietechniek versnelt de revalidatie door de gescheurde voorste kruisband niet te vervangen, maar te herstellen. Zo blijven ook de sensorische functies van de kruisband behouden.

BIJKOMENDE FIXATIE Hoe zit de nieuwe techniek in elkaar? ‘Tijdens een kijkoperatie hechten we de gescheurde kruisband’, zegt prof. dr. Jan Victor, diensthoofd Orthopedie en Trauma­tologie in het UZ Gent. ‘Om te voorkomen dat er te veel spanning komt op de hechting, zorgen we tijdelijk voor bijkomende fixatie. We planten in het onderbeen – net onder het kniegewricht – een klein

veermechanisme in, waarin een dunne draad verankerd zit. Die draad trekken we vanuit de veer dwars door de voorste kruisband en we maken hem vast aan het bovenbeen. Terwijl beide delen van de gescheurde voorste kruisband aan elkaar groeien, blijft de fragiele hechting beschermd en gestabiliseerd. In principe kan het implantaat nadien gewoon in de knie blijven zitten.’ ‘Eigenlijk grijpen we met de nieuwe techniek terug naar een oud concept’, zegt prof. dr. Jan Victor. ‘Toen men begreep dat instabiliteit van de knie werd veroorzaakt door een gescheurde voorste kruisband, werd het kniegewricht opengemaakt en de kruisband genaaid. Dat leverde slechte resultaten op: de gehechte kruisband bleek niet zo functioneel en de patiënt zakte al snel weer door de knie.’


ZORG 19

Beeld van kijkoperatie van de rechter knie (sterk vergroot). Het tangetje maakt het mogelijk om de ­hechtingsdraad via een klein steekgaatje door de voorste kruisband te plaatsen. De kruisband is afgescheurd aan het bovenbeen (femur) terwijl de ­aanhechting aan het on­ derbeen (tibia) nog intact is.

GEEN PEESGREFFE NODIG Daarom verruilde men dat concept sinds de jaren 70 voor de kruisbandreconstructie. Met een artroscopie wordt de gescheurde voorste kruisband vervangen door een greffe waarvoor meestal een lichaamseigen pees wordt gebruikt – bijvoorbeeld een hamstring of een patellapees. De chirurg verwijdert de resten van de beschadigde kruisband en boort twee tunnels in het bot: een in het bovenbeen en een in het onderbeen. Beide boortunnels eindigen in de knie, zo dicht mogelijk bij de aanhechtingspunten van de oorspronkelijke kruisband. Via de boortunnels wordt de greffe in de knie gebracht, op de plaats van de oorspronkelijke kruisband. Het geheel wordt dan vastgemaakt met een speciaal fixatiesysteem. ‘Die klassieke kruisbandreconstructie was een grote stap

vooruit, maar heeft toch ook nadelen’, zegt prof. dr. Victor. ‘De complexe, driedimensionale vorm van de oorspronkelijke kruisband kun je onmogelijk nabootsen. De boortunnels in onder- en bovenbeen zijn ingrijpend. En een peesgreffe wordt niet zomaar een gewrichtsband.’

Het is belangrijk dat we de patiënt zo snel mogelijk na de ruptuur zien, zeker in de eerste drie ­weken.’’ Prof. dr. Jan Victor

SNEL DOORVERWIJZEN Die nadelen vangt de nieuwe techniek op. ‘De oorspronkelijke kruisband, die zo moeilijk na te bootsen is, blijft bewaard, net zoals de eigen aanhechtingspunten aan het bot. In de tibia heb je wel een ‘socket’ nodig om het veermechanisme te bevestigen, maar die gaat – anders dan de boortunnels bij een reconstructie – niet tot in het gewricht. Mocht de patiënt zijn voorste kruisband later opnieuw scheuren, dan blijft een reconstructie een optie.’


De gescheurde kruisband na hechting (links). De blauwe sutuurdraad brengt de twee uiteinden van de gescheurde gewrichtsband samen, de witte draad is bevestigd op de kleine veer (rechts), die zorgt voor een continue bescherming van de sutuur in de eerste drie maanden na de ingreep.

Welke patiënten komen voor de nieuwe techniek in aanmerking? Prof. dr. Victor: ‘Het is belangrijk dat we de patiënt zo snel mogelijk na de ruptuur zien, en zeker in de eerste drie weken: het lichaam behoudt dan nog het natuurlijke potentieel om spontaan te genezen. Snel doorverwijzen is dus de boodschap. Ook moet nog een stompje van de kruisband aan het onderbeen vastzitten. Als de kruisband is “geëxplodeerd” in spaghettisliertjes, kunnen we hem niet meer hechten en moeten we hem reconstrueren.’ NA DRIE MAANDEN ALWEER TRAINEN In het UZ Gent hebben prof. dr. Jan Victor en dr. Nele Arnout al solide ervaring met de techniek opgebouwd. ‘Voor België zijn we

in het UZ Gent drie jaar geleden begonnen met de pilootstudie. We houden nog een slag om de arm omdat we nog geen vijfjaarsresultaten hebben, maar na drie jaar zijn de voorlopige resultaten alvast veelbelovend.’ Met de nieuwe techniek herstellen patiënten drie tot zes maanden sneller dan bij een conventionele voorste kruisbandoperatie. In de revalidatieperiode wordt het kniegewricht ook sneller weer beweeglijk. Beide chirurgen werken voor en na de operatie nauw samen met revalidatiearts prof. dr. Luc Vanden Bossche (Dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie), die ook clubarts is van AA Gent. ‘In september 2014 scheurde AA Gent-speler Ante Puljic zijn voorste kruisband’, zegt hij. ‘Normaal gezien betekent dat

een revalidatie van minstens zes maanden. Drie maanden na de hersteloperatie kon hij alweer intensief meetrainen. We zitten nog in de verkenningsfase van de nieuwe techniek en willen met de revalidatie zeker niet te snel gaan, maar de winst lijkt duidelijk.’ ‘Voor sporters is de nieuwe techniek revolutionair. Ze voelen minder pijn, er is minder zwelling en ze hebben geen last van een weggenomen hamstring of patellapees. Na een klassieke kruisbandreconstructie heeft de patiënt vaak een subjectief gevoel van instabiliteit. Met de nieuwe techniek is dat niet zo: doordat de eigen kruisband behouden blijft, blijven ook de mechanorecep­ toren intact en is de proprioceptie veel beter: de sensorische functie van de knie blijft bewaard.’


ZOOM 21

Z 1

1

2

3

4

2 Digitale zorg. In samenwerking met het UZ Gent heeft Living ­Tomorrow een rond­ leiding uitgewerkt over Zorg van de toekomst. In juni vond bij Living ­Tomorrow in Vilvoorde ook een contactdag Zorg­ innovatie plaats, waar onder meer een ambulancedrone en verschillende medische apps werden voor­gesteld.

3 2014 in het UZ Gent in beeld. Hoe is het UZ Gent in 2014 geëvolueerd? Lees er alles over in het nieuwe, visuele jaar­ verslag van het UZ Gent. Op www.uzgent.be vindt u een filmpje met de kernboodschappen. Wie meer details wil, kan door­ klikken naar 12 hoofdstukken of een papieren exemplaar bestellen via communicatie@uzgent.be.

4 Poppenspel in het Kinderziekenhuis. Tijdens de Gentse Feesten toverden poppenspelers en jongleurs een glimlach op het gezicht van jonge patiënten uit het UZ Gent. Ook de andere patiënten konden het spektakel volgen op het televisietoestel in hun kamer. Het project is een samenwerking tussen het UZ Gent, de Stad Gent, het Europees Figurentheatercentrum en MiramirO.

Extra adviseur Netwerking. Sinds september vervult prof. dr. Jan Gerris een nieuwe functie binnen het UZ Gent. Hij bouwt de netwerking met andere ziekenhuizen uit, naast prof. Koenraad ­Vandewoude die focust op de relaties met overheden en politiek. Prof. Gerris blijft ook twee halve dagen per week actief als specialist fertiliteitsgeneeskunde.


D

GEZOCHT:

stageplaatsen en specialisten In september 2018 zullen de laatste studenten geneeskunde uit de ‘oude’ opleiding samen met de eerste lichting uit het zesjarige curriculum een stageplek zoeken. Hoe vangen we dat op en hoe leiden we meer studenten naar de minst populaire specialisaties?

PROF. DR. MARTINE DE VOS diensthoofd Maag- en darmziekten in het UZ Gent, voorzitster opleidingscommissie master in specialis­ tische geneeskunde

PROF. DR. JAN DE MAESENEER voorzitter Opleidingscommissie Geneeskunde van de UGent

PROF. DR. JO LAMBERT diensthoofd Dermatologie UZ Gent, ondervoorzitster Hoge Raad Genees­ heren-specialisten en Huisartsen


DIALOOG 23

Het heeft geen zin om dubbel zo veel stageplaatsen te ­creëren als die studenten achteraf moeilijk een werkplaats vinden. Prof. dr. Martine De Vos

D

e Vos: ‘Mag ik er eerst op wijzen dat onze opleiding vooral op reële maatschappelijke noden moet inspelen? Het heeft geen zin om dubbel zo veel stageplaatsen voor stagiairs en artsen-specialisten-in- opleiding (ASO’s) te creëren als die achteraf moeilijk aan werk geraken. We moeten zo goed mogelijk trachten in te schatten hoe de nood aan artsen en specialisten zal evolueren zodat we het aanbod op de vraag kunnen afstemmen. Hierbij moeten we studenten extra sensibiliseren om grondig over hun specialisatiekeuzes na te denken.’ De Maeseneer: ‘Dat klopt, alleen laat de toekomst zich moeilijk voorspellen. De federale Planningscommissie heeft met het dynamisch kadaster een belangrijke eerste stap gezet. Dat toont per discipline het percentage artsen, jonger dan 45 jaar. Voor de huisartsen en de reumatologen is dit slechts 28 %, dat vraagt dus

om actie. De interpretatie van de cijfers vraagt voorzichtigheid: zo wordt een laag percentage bij de artsen-klinisch biologen verklaard doordat intussen heel wat apothekers die functie opnemen. Het hoge percentage bij de kinderartsen (45 %), mag niet verbergen dat er een probleem is om kinderartsen voor het ziekenhuis te rekruteren.’ Lambert: ‘De demografische statistieken gaan bovendien maar tot 2012, terwijl we projecties maken voor 2024. Hoe voorspel je welke ziektes er vaak zullen voorkomen? Hoe evolueert de work-life balance van artsen? En hoe wijzigen de verwachtingen van patiënten? Door de vergrijzing hebben we meer geriaters nodig. Maar misschien wil de patiënt over tien jaar ook sneller een dermatoloog zien om vlekjes te laten onderzoeken? Door nieuwe technologie en efficiëntiedruk komt er daarenboven een task shift aan. Welke taken nemen advanced ­practice nurses en andere zorgprofessionals over van artsen?’

De Maeseneer: ‘Elke crisis is een opportuniteit. Dat we in 2018 extra stageplaatsen nodig hebben, dwingt alle betrokkenen om stil te staan bij de huidige praktijk. Wat kan er beter en waaraan hebben we nood? Ik zie deze uitdaging als dé gelegenheid om noodzakelijke hervormingen in de randvoorwaarden, zoals een centrale betaling voor ASO’s, door te voeren.’ Lambert: ‘Dat is zeker een belangrijke maatregel. Een centrale organisatie als werkgever voor alle ASO’s maakt het makkelijker voor diensten om een stageplaats aan te bieden. Mooi meegenomen is ook dat ASO’s een beter statuut krijgen en dat de professionele en de educatieve rol beter gescheiden wordt. De nieuwe situatie zal het werk van de ASO’s minder prestatie­driven maken, wat ook een besparing voor het Riziv moet opleveren.’ De Vos: ‘Ik sta helemaal achter het idee van een centrale financiering voor ASO’s. Bij de huisartsenin-opleiding (HAIO’s) blijkt dat


Dit is dé gelegenheid om een ­centrale betaling voor artsen-specialisten-in-­ opleiding door te voeren. Prof. dr. Jan De Maeseneer

systeem al zes jaar goed te werken. Maar ik weet niet of we het tegen 2017 rond krijgen in deze tijd van budgettaire schaarste. Want er staat wel een rugzakje geld tegenover de invoering ervan.’ Lambert: ‘We moeten zeker ook op andere pistes inzetten. Ik kan me helemaal vinden in het driesporenbeleid dat we uitzetten. Ten eerste willen we de slapende plaatsen in kaart brengen: diensten die een erkenning hebben, maar door omstandigheden geen ASO’s inschakelen. Ten tweede proberen we tijdelijk een aantal internationale plaatsen op te zetten. In Zeeland, Noord-Frankrijk, Duitsland en ZuidEngeland lijken er mogelijkheden te zijn. Door een ministerieel besluit van april 2014 mag je een derde van je opleiding in het buitenland genieten. De moeilijkheid is echter de financiering. Ten derde onderzoeken we of er mogelijkheden zijn via wetenschappelijk onderzoek

zoals IWT en FWO. Al moeten we er daarbij altijd over waken dat de ASO’s voldoende praktijk­ ervaring opdoen. In een labo leer je niet ­opereren.’ De Maeseneer: ‘Een centrale organisatie die als werkgever voor ASO’s optreedt, biedt ook in dat opzicht extra flexibiliteit: een ASO kan makkelijker opeenvolgend voor verschillende diensten werken. Vanuit de centrale organisatie kunnen we bovendien beter sturen in welke disciplines we zinvolle nieuwe plaatsen kunnen creëren. Een dienst radiologie heeft allicht wel de financiële mogelijkheden om bijkomende mensen op te leiden. Maar dat heeft weinig zin omdat er al genoeg zijn. Dan kunnen we beter specialismen uit een knelpuntdiscipline extra ondersteunen, bijvoorbeeld in de geriatrie en psychiatrie. Wellicht heeft het statuut onder een centrale vzw bij de huisartsen in opleiding er mede toe

geleid dat er vandaag in Vlaanderen driemaal meer studenten voor huisarts opteren dan in 2006.’ De Vos: ‘Binnen de meeste associaties heeft men ervoor gekozen om de financiële prestaties eerlijker

Hoe evolueert de work-life balance van artsen? En welke taken nemen andere zorgprofes­ sionals straks over? Prof. dr. Jo Lambert

te verdelen. Daardoor krijgen ook de minder technische subdisciplines nu hun deel van de koek. Dat maakt ze ook zonder bijkomende sturing aantrekkelijker. Slimme studenten


advertentie

SE RV IC E

24/24 - 7/7

weten dat ook en ze volgen de media. Ze weten dus min of meer hoe de vooruitzichten zijn in hun favoriete discipline. Je kunt iemand die chirurg wil worden toch niet verplichten om voor geriater te gaan? Het kan wel helpen om studenten van een aantal minder geliefde disciplines extra te laten proeven. Want onbekend blijft vaak onbemind.’ De Maeseneer: ‘We moeten er absoluut ook over waken dat we kwaliteitsvolle – en waar mogelijk structurele – nieuwe plaatsen creëren. Het duurt meestal drie tot vijf jaar vooraleer een dienst op het werken met ASO’s is ingespeeld. De patiëntenzorg mag er niet onder lijden. En ook voor de ASO’s mogen we de lat niet verlagen. We zullen de impact van de dubbele cohorte vijf jaar voelen. Dat blijft een uitdaging en dat heeft zijn prijs. Maar als we de juiste keuzes maken, zijn het investeringen die op lange termijn zeker lonen.’

Wij verhogen uw comfort !

TRAPLIFTEN, HUISLIFTEN & PLATEAULIFTEN

VRIJBLIJVENDE OFFERTE / BEZOEK BEL GRATIS: 0800 20 950

WWW.COMFORTLIFT.BE Mannebeekstraat 3 | B-8790 Waregem | info@comfortlift.be


Z AMPUTATIEZORGTEAM WERKT ZORGPAD UIT

Aanpak stroomlijnen In het Amputatiezorgteam van het UZ Gent ­werken diverse disciplines ­samen een zorgpad uit. Het doel: de ­kansen van de patiënt op ­genezing en een vlotte revalidatie optimaliseren.

N

aar schatting worden in België per jaar 140 beenamputaties en 30 armamputaties uitgevoerd. Van de patiënten met een beenamputatie is 80 procent ouder dan 65 jaar en heeft vasculaire problemen. ­Patiënten met een armamputatie zijn relatief jong en worden meestal geamputeerd na een trauma. LEREN VAN ELKAAR ‘Amputaties werden wel eens als routine-ingrepen beschouwd’, zegt chirurg Wim Vanhove (dienst Orthopedie en Traumatologie). ‘Ervaringen van revalidatieartsen leerden ons dat de operatietechniek echt wel een verschil maakt. Nieuwe technieken leveren een betere stompkwaliteit op, wat belangrijk is voor de prothese.’ Om de chirur­ gische technieken, de postoperatieve aanpak, het pijnbeleid, de protheseselectie en de psychologische opvolging te stroomlijnen en zo de revalidatiekansen te verhogen, werken verschillende disciplines nu samen in het Amputatiezorgteam. ‘We kunnen veel leren van ­elkaar’, zegt revalidatiearts dr. ­Sybille


ZORG 27

voor ­betere zorg Geers (dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie). ‘We streven naar een meer open communicatie tussen de verschillende disciplines, wat een duidelijke meerwaarde heeft.’ ZORGPAD Voor majeure amputaties – boven de voet en de hand – werkt het Amputatiezorgteam nu een zorgpad uit. ‘Als revalidatiearts praat ik vooraf met de patiënten’, zegt dr. Geers, die het zorgpad coördineert. ‘Ik probeer hun een houvast te bieden tijdens een beangstigende periode in hun leven. Met de chirurgen bespreken we de ingreep: hoe ver moeten we amputeren? Hoe vrijwaren we de latere functioneringskansen van de patiënt? Na de ingreep proberen we de pijn – ook de fantoompijn – zo goed mogelijk onder controle te houden. De amputatiestomp wordt optimaal vormgegeven en klaargemaakt voor de prothese. Daarna begint de revalidatie, hier of elders, of gaat de patiënt naar huis.’ In het UZ Gent kunnen ook patiënten terecht die na de primaire amputatie problemen hebben met de prothese of de stomp. Dr. Vanhove: ‘We kunnen de stomp

chirurgisch afronden of bijwerken, of weke delen fixeren of reduceren. Dat levert goede resultaten op.’ Soms is de patiënt ook geholpen met een nieuwe prothese. ‘Inno­ vaties op dat gebied volgen we op de voet’, zegt dr. Geers. ‘Dat geldt ook voor de trainings- en revalidatietechnieken. We zetten nu ook virtual reality-technieken in om fantoompijn te slim af te zijn.’ NIEUWE TECHNIEKEN Jonge patiënten willen na hun amputatie op een hoog niveau blijven functioneren. Dat lukt niet altijd met de klassieke kokerprothese. ‘Nieuwe prothesetechnieken kunnen helpen’, zegt dr. Vanhove: ‘Als eerste ziekenhuis in België hebben we daarvoor in het UZ Gent de techniek van osseointegratie toegepast. Eerst wordt een titaniumimplantaat bevestigd in het bot, dat zich meteen aan het implantaat hecht. Zes maanden later brengen we tijdens een tweede ingreep een uitwendige fixatiepen aan, die door de huid heen gaat en waaraan later de been- of arm­ prothese wordt vastgeklikt.’ Een andere nieuwe techniek is Targeted Muscle Reinnervation

(TMR). Restanten van zenuwen van een geamputeerde arm worden omgeleid en gekoppeld aan andere spieren in de stomp of de schoudergordel. Dat verruimt de mogelijkheden om een myo-elektrische armprothese aan te sturen: de patiënt kan niet alleen de hand openen en sluiten, maar bijvoorbeeld ook simultaan de elleboog buigen en de pols draaien. Meteen vermindert daardoor ook het risico op neuroom- en ­fantoompijn. ‘De revalidatie na beide technieken stelt hoge eisen aan de mentale weerbaarheid’, zegt dr. Geers. ‘Bij osseointegratie is het gevaar op overbelasting groot en moeten ­patiënten de belasting zeer langzaam opbouwen. Ze moeten dus veel geduld oefenen: pas anderhalf jaar na de eerste operatie kunnen ze de prothese volop gebruiken. En bij TMR vergt de ingroei van zenuwen tijd en moeten patiënten maandenlang oefenen voor ze resultaat zien. Maar als ze doorzetten, is het resultaat spectaculair.’ UZ Gent dienst Orthopedie – Traumatologie, tel. 09 332 2264 dienst Fysische geneeskunde – Revalidatie, tel. 09 332 4237


B

BELEIDSKADER VOOR MENSELIJK LICHAAMSMATERIAAL IN DE MAAK

Transparant werken, b ­ etrokkenheid stimuleren In het UZ Gent verzamelen weefsel- en ­cel­banken en biobanken heel wat menselijk ­lichaamsmateriaal voor klinische en wetenschap­ pelijke toepassingen. Een nieuw beleidskader wil de transparantie verhogen en de participatie van stakeholders en publiek versterken.

I

n het UZ Gent is de Weefselbank verantwoordelijk voor weefsels die worden gebruikt voor klinische toepassingen. Het gaat bijvoorbeeld om hoornvlies, bot- en peesgreffes, bloedvaten en gehoorbeentjes. Daarnaast staat Bimetra – het Clinical Research Centre van het UZ Gent en de UGent – in voor de centrale Biobank. Die omvat verschillende

collecties lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek. Beide banken werken samen in het overkoepelende Platform Menselijk Lichaamsmateriaal, waar ook de bank voor reproductief lichaamsmateriaal en de bank voor hematopoïetische stamcellen deel van uitmaken. Dat Platform maakt nu een adviesbeleidskader op, in samenspraak met de Commissie voor Medische Ethiek.

VOORTREKKERSROL Het UZ Gent heeft fors geïnvesteerd in een nieuwe cleanroom voor de Weefselbank. Ook de Biobank beschikt over topinfrastructuur die aan de hoogste kwaliteitsnormen voldoet. Prof. dr. Sofie Bekaert (diensthoofd Bimetra): ‘Samen kunnen we patiënten, artsen en onderzoekers garanderen dat we het lichaamsmateriaal correct en kwaliteitsvol beheren en professioneel ontsluiten. Met het nieuwe beleidskader willen we anticiperen op nog ontbrekende wetgeving. Voor de Weefselbank is die al geïmplementeerd, maar voor de Biobank moet de wet van 19 december 2008 nog in uitvoeringsbesluiten worden gegoten. Transparantie voor gebruikers en


BELEID 29

Met ons beleidskader w ­ illen we een voortrekkersrol spelen voor andere Belgische ­ziekenhuizen.

patiënten, gegevensverwerking, traceerbaarheid, kwaliteitszorg, ethische afspraken, informatie: al die aspecten willen we optimaal regelen. Met ons beleidskader willen we een voortrekkersrol spelen voor andere Belgische ziekenhuizen.’ In het beleidskader krijgt een nieuw beheerscomité een belangrijke rol. Prof. dr. Hilde Beele (diensthoofd Weefselbank en voorzitter Platform Menselijk Lichaamsmateriaal): ‘Soms maken verschillende actoren aanspraak op hetzelfde lichaamsmateriaal. Je hebt een onafhankelijke instantie nodig die zulke “conflicten” met neutrale criteria kan beslechten. Dat wordt de taak van het Beheerscomité Menselijk Lichaamsmateriaal. De Commissie voor Medische Ethiek waakt over de naleving van het wettelijke kader en keurt opslag en gebruik van het lichaamsmateriaal goed. Voor de implementatie van het beleidskader en de verdere operationele opvolging van het gebruik van het lichaamsma-

teriaal staat het Beheerscomité in. Dat wordt evenwichtig samengesteld, uit artsen en onderzoekers.’ PUBLIEKSVRIENDELIJK ­INFORMEREN Het beleidskader streeft naar meer participatie, ook van het brede publiek. Dr. Catherine Van Der ­Straeten (medisch beheerder Biobank): ‘Mensen moeten beseffen dat de collecties nuttig worden gebruikt. De hele samenleving wordt er op termijn beter van: Biobanken helpen het translationeel onderzoek vooruit, dat resultaten van het basisonderzoek vertaalt naar medische en klinische toepassingen. En weefsel- en celtransplantaties redden levens en verbeteren bij steeds meer patiënten ook de kwaliteit van leven. Door het publiek daarover te informeren, willen we hun betrokkenheid versterken. Ook daarin willen we met het UZ Gent het verschil maken.’ Volgens de wetgeving is het ‘informed consent’ van de patiënt

nodig om residuair lichaamsmateriaal te gebruiken voor een geneeskundige toepassing – denk aan een weggenomen heupkop die vrijkomt bij het plaatsen van een heupprothese en die wordt gebruikt om bij een andere patiënt bottekorten of botdefecten op te vullen. Dat is anders voor wetenschappelijke toepassingen: als een patiënt niet wil dat zijn lichaamsmateriaal daarvoor wordt gebruikt, moet hij verzet aantekenen (opting out). Prof. dr. Hilde Beele: ‘We werken aan gedifferentieerde, dynamische systemen om dat allemaal te registreren en voor artsen en onderzoekers te ontsluiten. “Opting out” veronderstelt dat je de patiënt vooraf behoorlijk informeert. Daarom werken we aan een website en een brochure waarin we het brede publiek informeren – niet alleen over de wetgeving, maar ook over de vele relevante toepassingen waarvoor de collecties lichaamsmateriaal worden ingezet.’


O

GEEN DIEPE SLAAP, MAAR SLAAPFRAGMENTATIE

Bedplassen bij kinderen: verband met gestoorde slaap Sommige kinderen met een bedplasprobleem ­hebben slaapstoornissen, met periodieke been­ bewegingen. Een behandeling met desmopressine vermindert de nachtelijke urineproductie en ver­betert ook de slaap en het psychologisch functioneren.

L

ang werd aangenomen dat bedplassen samenhangt met diepe slaap’, zegt kinderpsychiater dr. Karlien Dhondt van de afdeling Kinderneurologie van het UZ Gent. ‘Kinderen vertelden dat ze diep sliepen, ouders kregen hun kind moeilijk wakker en daaruit concludeerde men dat er misschien zelfs een causaal verband was tussen bedplassen en diepe slaap. Dat subjectieve vermoeden probeerde men hard te maken met elektro-encefalografieën, maar dat leverde nooit uitsluitsel op.’ ‘In een pilootstudie heb ik enkele kinderen met een hardnekkig

bedplasprobleem polysomnografisch onderzocht: in ons slaapcentrum hebben we fysiologische parameters bekeken – ademhaling, zuurstofopname, hersengolven, oogbewegingen en spierspanning.’ Dat onderzoek kon de diepeslaap-hypothese niet bevestigen?

Karlien Dhondt: ‘Ik merkte een gestoord slaappatroon op: de slaap werd gefragmenteerd door corticale activiteit. In onze pilootstudie bleek dat gefragmenteerde slaappatroon sterk geassocieerd met periodieke beenwegingen. We hadden elektroden vastgemaakt aan beiden benen en die registreer-

den schokkerige bewegingen, vijf of meer per uur slaap.’ Charlotte Van Herzeele (­afdeling Pediatrische Nefrologie en ­Medische Psychologie Kinderen en Jongeren van het UZ Gent): ‘Na de pilootstudie hebben we samen een groter onderzoek opgezet. Daarvoor selecteerden we 30 patiënten van 6 tot 16 jaar die ’s nachts te veel urine aanmaken. We gaven die een behandeling met medicatie – desmopressine, een middel tegen nachtelijke polyurie. Zes maanden later bekeken we welk effect die behandeling had op hun slaappatroon. Als kinder­ psychologe onderzocht ik ook hun neuro­psychologisch functioneren – levenskwaliteit, gevoelens van angst of depressie, concentratieproblemen, impulsiviteit, functioneren op school. Van de kinderen met een plasprobleem heeft 20 tot 30 procent immers een psycholo­ gische problematiek.’


ONDERWIJS 31

Bij zo goed als alle patiënten werd na de behandeling met desmopressine een duidelijke afname van de periodieke beenbewegingen geregistreerd.

Wat waren de effecten?

Charlotte Van Herzeele: ‘De meeste kinderen hadden een verhoogde levenskwaliteit en functioneerden beter op psychologisch vlak, zowel volgens het kind als volgens de ouders en de leerkrachten.’ Karlien Dhondt: ‘Zeer opvallend was het effect op de periodieke beenbewegingen. Bij zo goed als alle patiënten – behalve drie – ­registreerden we een duidelijke afname. Voor de behandeling bleken 26 van de 30 patiënten slaapstoornissen te hebben. Na de behandeling was dat aantal gezakt tot 18.’

we niet aantonen. Het zijn eerder co-fenomenen: als we meer periodieke beenbewegingen registreren, betekent dat niet meteen dat de enuresisproblematiek zwaarder is. We moeten het verband verder ontrafelen, maar na ons onderzoek kunnen we alvast nieuwe hypothesen formuleren. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat beide fenomenen worden uitgelokt doordat het autonome zenuwstelsel uit balans is, of dat die slaapfragmentatie bioritmestoornissen genereert of in stand houdt.’

Welke conclusies trekt u daaruit?

Vloeien daar ook inzichten uit voort voor huis- of kinderarts?

Karlien Dhondt: ‘Je hebt twee fenomenen: enerzijds nachtelijke enuresis met polyurie, anderzijds gefragmenteerde slaap met periodieke beenbewegingen. Uit onze studies blijkt dat ze significant vaak samen voorkomen, maar een direct causaal verband konden

Charlotte Van Herzeele: ‘Het UZ Gent is een derdelijnsziekenhuis – de patiënten die we hebben onderzocht zijn dus al doorverwezen en hebben een hardnekkig bedplasprobleem. Huis- en kinderartsen volgen de standaardprotocollen afhankelijk van de oorzaak

van het plasprobleem: plaswekker of desmopressine, gecombineerd met plas- en drinkschema’s. Als dat het probleem niet oplost, is het zeker nuttig om dieper te graven naar het psychologisch functioneren en naar eventuele slaapproblemen. Zo nodig kan de patiënt worden doorverwezen voor een gesprek bij een psycholoog of voor een neurologisch consult.’

. Dhondt, C. Van Herzeele et al. K Sleep fragmentation and increased periodic limb movements in children with monosymptomatic nocturnal enuresis and polyuria. Pediatr Nephrol. 2015; Jul;30(7):1157-62. Vande Walle J, Rittig S, et al. Practical consensus guidelines for the management of enuresis. Eur J Pediatr. 2012;171(6):971-983. Polikliniek Pediatrie, UZ Gent, tel. 09 332 24 30, ook voor afspraken bij Slaapcentrum pediatrie (afdeling kinderneurologie) en Poli pediatrie – dienst Nefrologie (plasproblemen: multidiscipli­ naire werking)


C

CAMPUS KORT

Erratum en flexibele ­uretero­scopie vanaf 1 jaar Internationale erkennin­ gen voor Hematologie De voorbije maanden hebben drie units van de dienst Hematologie samen met andere betrokken teams van het UZ Gent een internationale kwaliteitserkenning in de wacht gesleept: De werkgroep Primaire Immuunstoornissen (PID) behaalde de Amerikaanse kwaliteitserkenning van de prestigieuze Jeffrey Modell Foundation, die ijvert voor een betere behandeling van PID. Het consortium Hemofilie is voortaan als European Haemo­ philia Comprehensive Care Centrum of referentiecentrum erkend

door EUHANET. Het Stamceltransplantatiecentrum kreeg na twee jaar de verlenging van de JACIE-accreditering voor het volledige stamceltransplantatieprogramma. De dienst Hematologie van het UZ Gent richt zich naar patiënten met een breed spectrum aan afwijkingen en ziekten van het bloed, het beenmerg, het lymfeklier- en het immuunstelsel. Voor haar multidisciplinaire aanpak en onderzoek werkt de dienst nauw samen met andere regionale en internationale centra.

In de vorige gedrukte versie van UZ Letters stond een fout in het fotobijschrift bij het artikel over de multidisciplinaire aanpak van nierstenen in het UZ Gent. De correcte versie kunt u online raadplegen. Enkele weken na publicatie van het artikel in UZ ­Letters is de dienst Kinderurologie erin geslaagd om een flexibele ureteroscopie bij een kind van één jaar uit te voeren. ‘Nierstenen komen niet heel vaak voor bij kinderen. Flexibele uretero­ CT-beeld van twee nierstenen en een uretersteen links bij 1-jarige patiënt.


CAMPUS KORT 33

Tweet van de maand

Volg UZ Gent ook op www.twitter.com/uzgent

Onderzoek uit eigen huis: meer uren zon in maand voor #ivf-behandeling betekent meer kans op #gezonde baby @uzgent → Tweet van Petra De Sutter over het onderzoek van UZ Gent-collega Frank Vandekerckhove.

scopie is een goed alternatief voor een percutane behandeling. Het herstel is veel sneller, boven­dien wordt er nagenoeg geen bloedverlies of pijn ondervonden,’ zegt Luitzen-Albert Groen van de dienst Kinderurologie van het UZ Gent.‘We gebruiken heel dunne, flexibele ureteroscopen en laserfibers. Twee jaar geleden pasten we de techniek toe bij een kind van vier jaar. Ondertussen werd de techniek toegepast bij 2- en 3-jarigen en vorige maand zelfs bij een 1-jarige patiënt. We staan dus weer een stap verder.’ Tot slot nog een nieuwtje over de dienst: sinds september is het team uitgebreid met dr. Thomas Tailly, na diens fellowship van twee jaar in een Canadees topcentrum voor steenbehandeling.

Echografie na de ingreep: de patiënt is steenvrij.

FDA geeft pluim aan D.R.U.G. Research Unit

de eerste keer dat ik de FDA op bezoek kreeg. Dat we geen enkele schriftelijke opmerking kregen, geldt als een mooie onderscheiding in ons vakgebied.’ De FDA staat bekend om haar door­ tastende audits met strenge eisen op het vlak van patiëntveiligheid. Prof.dr. Van Bortel: ‘Twee auditeurs

Drug Research Unit Ghent

hebben ons vier dagen op de proef

(D.R.U.G.), de dienst voor ge­

gesteld, nadat ze ons vooraf ook

neesmiddelenonderzoek van het

al grondig hadden gescreend. Hun

UZ Gent, voert onderzoek fase

positieve beoordeling zal voor heel

0, 1 en 2 uit voor de ontwikkeling

wat bedrijven een extra stimulans

van nieuwe geneesmiddelen. In

zijn om met ons te werken. Het be­

juni kreeg de unit voor het eerst

wijst ook dat we patiëntveiligheid

auditeurs van de Amerikaanse Food voorop stellen. Bij alle onderzoeken and Drug Administration (FDA) over die we de laatste vijf jaar hebben de vloer. Prof. dr. Luc Van Bortel

uitgevoerd, bleek de kans op een

van het UZ Gent: ‘Ik draai al een

ernstige bijwerking veel minder dan

paar decennia mee, maar het was

één kans op duizend.’


A AGENDA

28

SEP OKT SEP

VERPLEEGKUNDIG SYMPOSIUM De dienst Intensieve Zorg van het Universitair Ziekenhuis Gent organiseert een 6de verpleegkundig minisymposium: Stolling: Complexe schoonheid van plaatjes en factoren. et Pand, Onderbergen 1, 9000 Gent, H 19 uur, T 09 332 58 76 of tom. vanacker@uzgent.be

12

OKT

IEDEREEN GEZOND? De debatavond over de rol van de overheid in ons streven naar een goede gezondheid. Moet wie ziek wordt door zijn ongezonde levensstijl, daar zelf financieel voor opdraaien? Of moet iedereen zelf uitmaken wat goed voor hem is? andelsbeurs, Gent, 19.30 uur, H www.deburen.eu of T 02 212 1930

22

OKT

INFOAVOND ‘DE MENOPAUZE’ De Vrouwenkliniek van het UZ Gent organiseert een infoavond voor het brede publiek over ‘De menopauze’. Verschillende specialisten gaan dieper in op de belangrijkste klachten en hoe je ermee om kunt gaan. Z Gent, U De Pintelaan 185, 9000 Gent, Auditorium D, 20 uur, T. 09 332 69 68

NOV 9

NOV

SYMPOSIUM LATEXALLERGIE Het Allergienetwerk focust op mogelijke klachten en compli­caties door latexallergie. Doelgroep: huisartsen, anesthesisten, dermatologen, pediaters, NKO-artsen, longartsen en artsen uit chirur­ gische disciplines. rovinciezaal (Schelde auditorium) P aan het Zuid, Woodrow Wilsonplein 2, 9000 Gent, 19.30 uur, T 09 332 07 08

12

NOV

LICHAAM STAAT VRIJ? Zelf kunnen beslissen over je eigen lichaam. Over het al of niet krijgen van kinderen. Een positieve seksualiteitsbeleving, vrij van elke vorm van druk of dwang. Hoe zijn de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten de voorbije 20 jaar internationaal geëvolueerd? niversiteitsforum (Ufo), U Sint-Pietersnieuwstraat 33-35, 9000 Gent, 12.30 uur, Guillaume. Tuytschaever@UGent.be


AGENDA 35

congres symposium opleiding voordracht

17

NOV

ANTIBIOTICADAG Ook het UZ Gent neemt deel aan de Europese Antibioticadag met verschillende activiteiten die sensibiliseren tegen het gevaar van resistentie. Z Gent, U De Pintelaan 185, 9000 Gent, http://ecdc.europa.eu/nl/eaad/ Pages/Home.aspx

19

NOV

MAXILLOFACIALE ­DIENSTVERLENING Hoe werkt het UZ Gent intern en extern samen om de meest geavanceerde maxillofaciale dienst­ verlening te realiseren? U hoort er alles over tijdens dit symposium voor alle betrokkenen. et Pand, Gent, 19 uur, H www.uzgent.be

21

NOV

SYMPOSIUM REPRODUCTIEVE, UROGENITALE EN SEKSUO­ LOGISCHE GEZONDHEIDSZORG De afdelingen Gynaecologie, ­Urologie en het Centrum voor Seksuologie en Gender van het UZ Gent focussen op ‘De reproductieve, urogenitale en seksuologische gezondheidszorg van morgen.’ UZ Gent, aud. C en D, www.uzgent.be

advertentie


advertentie

2007

Mouna, twee jaar oud, helemaal alleen en veroordeeld tot een leven op straat

vandaag

Mouna, negen jaar oud, met haar SOS moeder in het kinderdorp in Gulu, Oeganda

Geef een kind als Mouna opnieuw een mama, een thuis en een toekomst: word meter of peter van een SOS kind op www.sos-kinderdorpen.be/mouna


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.