UZ Letters 120

Page 1

120 BELGIE – BELGIQUE PB – PP

letters

Afzendadres: De Pintelaan 185 – 9000 Gent | Toelating gesloten verpakking nr. 03/60 | Afgiftekantoor Gent X

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent UZ GENT

3961

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT JRG 24, NR 120 OKTOBER, NOVEMBER 2014


advertentie

Wij verhogen uw comfort !

Uw advertentie hier? Bereik via UZ Letters meer dan 12.000Â huisartsen, tandartsen en andere medische profielen.

Neem contact op met Jan Coessens

TRAPLIFTEN, HUISLIFTEN & PLATEAULIFTEN

VRIJBLIJVENDE OFFERTE / BEZOEK E SERVIC 7/7 24/24 -

BEL GRATIS : 0800 20 950

Mannebeekstraat 3 | B-8790 Waregem | info@comfortlift.be

BEZOEK ONZE WEBSITE : WWW.COMFORTLIFT.BE

via T 09 267 64 65 of jan.coessens@jaja.be


advertentie

al onze realisaties op www.SWIMMINGPOOLS.be

Ook de Willy Naessens van industriebouw‌

WORTEGEM-PETEGEM T. 055 39 03 90 TESSENDERLO T. 013 29 27 17 OVERIJSE T. 02 657 39 16


E

edito Comfort Excelleren in medische zorg is een van de missies van het UZ Gent. Het ultieme doel van een behandeling is idealiter een volledig herstel, maar soms is dat niet mogelijk: sommige patiënten genezen maar leven verder met blijvende klachten, bovendien zijn er aandoeningen waarbij een volledig herstel niet mogelijk is. Naarmate de bevolking veroudert en de aanpak van ernstige aandoeningen efficiënter wordt, groeit de groep van mensen die verder moeten met comfortproblemen. De aanpak daarvan behoort tot de topprioriteiten van een universitair ziekenhuis. In dit nummer van UZ Letters ligt de focus op het comfort van onze patiënten. Zo werd er recent een richtlijn uitgewerkt voor assistentiehonden op de campus. Daardoor zijn onze diensten vlotter toegankelijk voor mensen met een beperking. Het Pijnplatform staat, samen met de huisarts, garant voor de preventie én aanpak van chronische pijn. In de behandeling van hoofdpijn bouwt de dienst Neurologie aan een optimale zorgketen, waarbij o.a. ook de huisarts en de apotheker een cruciale rol spelen. Verder leren we dat het gebruik van decongestieve neussprays weliswaar op korte termijn het comfort verhoogt maar bij chronisch gebruik meestal schadelijke effecten heeft. De dienst Radiotherapie stond ruim 20 jaar terug mee aan de wieg van intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMRT), een techniek waarbij tumoren heel precies worden bestraald. Daardoor ondervinden de omliggende organen minimaal schade en worden klassieke comfortproblemen na radiotherapie (monddroogte, radio-enteritis, …) beperkt. Verder hebben we in dit nummer aandacht voor opleiding. Het elektronisch stageboekje wordt een belangrijke tool in de evaluatie van arts-assistenten, wellicht nog belangrijker is een trainingsprogramma dat streeft naar een optimale opleiding en ondersteuning van de stagemeesters en –begeleiders. De opleiding van de ­arts-assistenten bepaalt immers mee de zorg van de toekomst. Veel ­leesgenot! Prof. dr. Steven Weyers Hoofdredacteur

ASSISTENT OP VIER ­ OTEN. In het UZ Gent zijn P sinds kort nieuwe richtlijnen van kracht voor het omgaan met assistentiehonden. Het zieken­huis wordt hierdoor makkelijker toegankelijk voor personen met een ­beperking. (Lees meer over de richt­lijnen op p. 12.)


5


I

IN DIT NUMMER

medical rf.com/science photo library

ZORG

06

14

16

Pijn beter bestrijden. Een nieuwe ziekenhuisbrede aanpak van pijn: de Pijnkliniek, het Pijnplatform en een pijnnetwerk voor kinderen en volwassenen.

Weg met reuma. Hoe de aanpak van spondyloartritis (SpA) naar een gepersonaliseerde behandeling evolueert.

Samenwerken rond hoofdpijn. Het overgrote deel van de hoofdpijnpatiënten hoort thuis in de ­eerste lijn.

20 DIALOOG

Psychische problemen in de eerstelijnszorg: hoe ga je als huisarts om met patiënten die lijden aan depressie, burn-out of stress? COLOFON UZ LETTERS driemaandelijks medisch-wetenschappelijk magazine van het Universitair Ziekenhuis Gent HOOFDREDACTEUR Prof. dr. Steven Weyers REDACTIE­ COÖRDINATIE Marie-Laure Solie, T 09 332 46 47, communicatie@uzgent.be ADVERTENTIES Jan Coessens, T 09 267 64 65, jan.coessens@jaja.be, T 09 267 64 60, stefaan.roelens@jaja.be FOTOGRAFIE Philip Vanoutrive, Christophe Vander Eecken, Thomas Verfaille ­


IN DIT NUMMER 7

ONDERWIJS

24

26

ONDERZOEK

28

Innovatieve radiotherapie. De radiotherapie zit in een stroomversnelling: technieken voor een preciezere dosering en ­minder ­bijwerkingen.

Steun voor stagebegeleiders. Train the trainer-sessies en een app als portfolio maken het werkplekleren makkelijker en beter.

Schadelijke neussprays. De ­vicieuze cirkel van overgebruik van vrij ­verkrijgbare neussprays in kaart.

ZOOM

AGENDA

EN OOK…

19

21-22/11 Europees congres Urologie 32

ILLUSTRATIES Sarah Wouters CONCEPT, REDACTIE EN ­REALISATIE Jansen & Janssen Creative Content, T 09 267 64 60, www.jaja.be V.U.Steven Weyers, De Pintelaan 185, 9000 Gent

De inhoud van de advertenties valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van het UZ Gent.

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers

04 highlight 12 scan 30 campus kort


Z

UZ Gent bouwt aan

ziekenhuisbreed pijnbeleid OOK HUISARTSEN WORDEN BETROKKEN

Het comfort van de patiënt verhogen en voorkomen dat acute pijn chronisch wordt: dat zijn doelstellingen van het pijnbeleid in het UZ Gent. Dat wordt ziekenhuisbreed aangepakt – en slaat ook bruggen met de huisarts.

W

aarom is een pijnbeleid nodig?

Prof. dr. Jacques Devulder, diensthoofd Pijnkliniek UZ Gent: ‘Eerst en vooral natuurlijk omdat de patiënt er beter van wordt. We weten dat een efficiënt pijnbeleid het comfort verhoogt, complicaties voorkomt, het herstel bevordert en de duur van de ziekenhuisopname kan bekorten. Voor de accreditatie die ons

ziekenhuis wil behalen, moet het pijnbeleid aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen. Ook de Vlaamse Zorginspectie ziet erop toe. En de federale overheid heeft in 2013 de pijnbehandeling in de ziekenhuizen geheroriënteerd – ook daar houdt ons pijnbeleid rekening mee.’ Dat pijnbeleid wordt ziekenhuisbreed aangepakt?

‘Dat ligt voor de hand. Stel je een patiënt voor die met trauma’s op

intensieve zorgen terechtkomt. Zijn pijn wordt gemeten met een pijnschaal en er wordt een pijnbehandeling opgestart. Na enkele dagen wordt hij hopelijk overgebracht naar een andere ziekenhuisafdeling. Dan moet die afdeling heel precies weten welke pijnschalen werden gehanteerd en welke behandeling werd toegepast. Dat is cruciaal voor de zorgcontinuïteit.’ Dat geldt ook voor de huisarts die de patiënt verder opvolgt?

‘Precies. Daarom zitten aan ons pijnbeleid ook transmurale aspecten. We willen in de ontslagbrief de gebruikte pijnschalen en medicatieschema’s duidelijker toelichten. De rol van de huisarts in de pijnbehandeling wordt overigens alsmaar groter. Steeds meer ingrepen vinden in het Chirurgisch


ZORG 9 Dr. Erwin Crombez en prof. dr. Jacques Devulder

initieert ze in het centrale zenuwstelsel heel wat processen die je niet zomaar kunt omkeren.’

Het Pijnplatform is een multi­ disciplinaire groep van 40 tot 50 pijnexperts en zorgverleners. Dagcentrum plaats. Sommige daarvan gaan met flink wat pijn gepaard. We willen huisartsen zo volledig mogelijk adviseren om hun patiënten na zo’n ingreep te behandelen. We weten immers dat slecht behandelde acute pijn, bijvoorbeeld na een operatie, kan uitgroeien tot chronische pijn. Dat moeten we te allen prijze voorkomen: als pijn zich innestelt,

Wie werkt het pijnbeleid in het UZ Gent uit?

‘De stuwende kracht is het Pijnplatform. Dat is een multidisciplinaire groep van 40 tot 50 pijnexperts en zorgverleners uit alle sectoren van het UZ Gent. Het Pijnplatform moet alle zorgverleners sensibiliseren om pijn te detecteren en te behandelen. Het keurt ook procedures goed: welke pijnschalen hanteren we, welke behandelplannen en medicatieschema’s hebben we nodig enz. De concrete invulling van die procedures gebeurt in werkgroepen. Het Pijnplatform wordt getrokken door een algologisch team. Daarin zitten een pijnarts, een psychologe en verpleegkun­ digen van de Pijnkliniek.’

Pijn­ behandeling federaal hervormd Op 1 juli 2013 heeft de federale overheid de pijnbehandeling in de ziekenhuizen op een andere leest ­geschoeid. Elk ziekenhuis moet voor­taan beschikken over een algologische functie – een pijnteam – dat alle zorgverleners sensibiliseert. Daarnaast is een zorgnetwerk van 35 erkende multidisciplinaire pijncentra actief: een ervan is de Pijnkliniek van het UZ Gent (multidisciplinair pijncentrum). Dertien ziekenhuizen – waaronder opnieuw het UZ Gent – zijn bovendien erkend als centrum voor de behandeling van chronische pijn bij kinderen.


Het Pijnkennis­centrum

Ook voor kinderen wordt een specifieke pijnschaal gehanteerd.

Het Pijnkenniscentrum van het UZ Gent stoelt op vier pijlers:

1

het Pijnplatform: aangestuurd door het algologisch team werkt het Pijnplatform een ziekenhuisbreed pijnbeleid uit. Het sensibiliseert, ontwikkelt procedures en organiseert opleidingen en bijscholing

2

het centrum voor de multidisciplinaire aanpak van pijn bij kinderen, dat een netwerk opzet met andere gespecialiseerde centra in België

3

het Multidisciplinair Pijncentrum: de Pijnkliniek, die bestaat uit vier pijnartsen, een psycholoog, een kinesitherapeut, een ergotherapeut, een sociaal verpleegkundige, een fysicotherapeut en een psychiater. Omdat de Pijnkliniek deel uitmaakt van de sector Bewegingsstelsel werkt ze ook samen met de diensten Fysicotherapie, Orthopedie en Reumatologie. Daarnaast wordt ook samengewerkt met de dienst Neurochirurgie.

4

het onderzoeksconsortium: met de vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie en andere vak- en onderzoeksgroepen van de Universiteit Gent wordt samengewerkt voor klinisch en weten­ schappelijk onderzoek.

Erg belangrijk voor het Pijnkenniscentrum is de netwerking met andere ziekenhuizen. Regelmatig zullen zorgverleners en experts van de negen ziekenhuizen in het netwerk samenkomen om inzichten en ervaringen te delen, om de aanpak van een bepaald type pijn te bespreken, om zorgstandaarden te screenen enz.

Prof. dr. Jacques Devulder, diensthoofd Pijnkliniek UZ Gent

Veel aandacht ging naar de keuze van de pijnschalen. Waarom?

‘Pijnschalen geven ons zicht op de manier waarop de patiënt de pijnintensiteit beleeft. Op basis van de pijnscore wordt de behandeling bepaald. In het UZ Gent hebben we uitgebreide pathologie met een zeer diverse patiëntenpopulatie – van baby’s tot oudere patiënten met dementie. Daarom hanteren

we acht verschillende pijnschalen. De meeste ervan zijn overigens niet nieuw – de afdelingen gebruikten ze al. Bij twijfel kunnen zorgverleners terugvallen op een ­beslissingsboom.’ Hoe zorgt men ervoor dat het pijnbeleid ook ­effectief aan elk ziekenhuisbed wordt ­uitgevoerd?

‘Voor de verpleegkundigen staan


ZORG 11

e-learningsessies op stapel. Daarnaast zal elke afdeling over een pijnreferentieverpleegkundige beschikken. Alle protocollen en behandelplannen die we in het Pijnplatform ontwikkelen, komen in een documentenbeheersysteem terecht dat via intranet ontsloten wordt. Daar kunnen alle zorgverleners in het UZ Gent altijd de recentste goedgekeurde versie van

Pijnschalen geven ons zicht op de manier waarop de patiënt pijnintensiteit beleeft.

een protocol aantreffen. Pijn wordt bovendien een kwaliteitsindicator: door gegevens over pijnscores en pijnregistraties te analyseren, ontdekken we wat en waar we nog kunnen bijspijkeren.’

een psycholoog. We werken ook samen met een fysicotherapeut en kunnen altijd een beroep doen op dezelfde psychiater en een sociaal ­verpleegkundige.’

Wat is de rol van de Pijnkliniek in het pijnbeleid?

‘Wij sturen aan, maar daarnaast blijven we een derdelijnscentrum voor de multidisciplinaire behandeling van vooral chronische pijn. Die behandelen we volgens het biopsychosociale model. Aan pijn zitten immers niet alleen biologische, maar ook psychologische en sociale aspecten vast. Denk maar aan patiënten met chronische pijn die in een depressie belanden of hun werk en inkomen verliezen. Daarom werken in onze Pijnkliniek niet alleen pijnartsen en ergo- en kinesitherapeuten, maar ook

Symposium over pijn Op vrijdagnamiddag 10 oktober 2014 organiseert het Pijnkenniscentrum in het Pand in Gent een symposium over ‘pijn anno 2014’. Er zijn lezingen over acute postoperatieve pijn en pijnrevalidatie en vier workshops. Deelname is gratis. Programma en inschrijvingen: www.pijnanno2014.be


S

Levensdonoren in het UZ Gent

ZAADCELLEN

430

donorzoekenden

SCAN

6

inzetbare donoren (van wie de zaad­ cellen na invriezen en ontdooien aan de kwaliteitsnormen voldoen)

Werkplekleren over palliatieve zorg Het aantal Belgen dat palliatieve zorg nodig heeft, neemt jaarlijks toe en wordt geschat op 15.000. De meeste palliatieve patiënten willen graag thuis blijven tijdens hun laatste levensfase en rekenen daarvoor op de huisarts en palliatieve thuiszorgteams. Toch zijn de basisopleiding voor huisartsen en de bijscholingen tijdens hun carrière onvoldoende om hen vertrouwd

Allemaal beestjes In het ziekenhuis worden in het principe geen honden, katten of andere huisdieren toegelaten. Patiënten of bezoekers met een assistentiehond vormen voortaan in het UZ Gent een uitzondering op die regel. Net als huisdieren die tijdens een kort bezoek en onder strikte voorwaarden op het vlak van ziekenhuishygiëne

afscheid komen nemen van een terminale patiënt. Het UZ Gent versoepelde de toelatingsvoorwaarden voor (huis)dieren met het oog op de toegankelijkheid van het ziekenhuis voor personen met een beperking. Met die nieuwe richtlijnen bevestigt het UZ Gent zijn vooruitstrevende aanpak in Vlaanderen.


SCAN 13

EICELLEN

29

inzetbare donoren

43

donorzoekenden

Ook het UZ Gent ondersteunt de ­campagne www.levensdonoren.be. Tegelijk staat het UZ Gent open voor een constructief debat met alle betrokken partijen over de verschillende facetten van donoranonimiteit.

cijfers 2013 UZ Gent

te maken met alle aspecten van palliatieve zorg. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Peter Pype, praktijkassistent aan de UGent. Als antwoord op de palliatieve uitdaging schuift hij werkplekleren naar voren.

Precisie­­bestraling bij prostaat­kanker

‘Veel luisteren, observeren en discussiëren met verpleegkundigen en palliatieve thuiszorgequipes, is de meest gebruikte manier om bij te leren over palliatieve zorg’, zegt Peter Pype, ‘omdat het leervormen zijn die nauw bij het dagelijks werk aansluiten. Andere leervormen, zoals leren uit fouten of het geven en krijgen van feedback, zijn een stuk efficiënter maar in de praktijk allicht moeilijker haalbaar.’ Uit bevragingen blijkt dat teamwerk en communicatie de belangrijkste werkpunten voor huisartsen zijn. De kersverse doctor ontwikkelde een training die verpleegkundigen en palliatieve thuiszorgequipes leert omgaan met leervormen. ‘Het is de bedoeling dat ze die ook toepassen in hun contacten met huisartsen, zodat alle betrokkenen meer opsteken van elkaar.’

Voor patiënten met drie of minder uitzaaiingen van prostaatkanker is precisiebestraling een aan te raden therapie. ‘De voorbije vier jaar hebben we stereotactische radiotherapie bij meer dan honderd patiënten in het UZ Gent toegepast. Dit soort precisiebestraling blijkt doeltreffend en veroorzaakt in tegenstelling tot de klassiek voorgeschreven hormoonbehandeling nauwelijks bijwerkingen’, zegt Gert De Meerleer, radiotherapeutoncoloog in het UZ Gent. ‘Sinds kort hebben we in samenwerking met acht andere ziekenhuizen ook een gerandomiseerde studie opgezet naar het effect van onze aanpak. Belangrijk is de steun van de collega’s van Urologie, Radiologie en Nucleaire Geneeskunde. Zonder deze multidisci-

plinaire aanpak lukt het niet.’ Gemiddeld kunnen patiënten het opstarten van hormoon­ therapie met drie jaar uitstellen dankzij de precisiebestraling. De behandeling werd ook op verschillende symposia voorgesteld en werd door de Vlaamse Liga tegen Kanker bekroond. ‘Zowel voor de patiënt als voor de overheidsuitgaven is het een positieve ontwikkeling als je de hormoontherapie en de daarmee gepaard gaande bijwerkingen kunt uitstellen’, benadrukt hij. Momenteel wordt ook onderzocht of een gelijkaardige therapie ontwikkeld kan worden in de strijd tegen nieren huidtumoren.


Z INTERNATIONAAL CONGRES IN OKTOBER

UZ Gent heeft topexpertise in spondyloartritis Spondyloartritis (SpA) omvat een breed ­spectrum van aandoeningen die alsmaar ­vroeger herkend en alsmaar effectiever behandeld kunnen worden. De aanpak evolueert naar ­gepersonaliseerde behandeling, op basis van een uitgebreid risicoprofiel.

S

pondyloartritis is een brede, heterogene groep van inflammatoire reumatische aandoeningen die zich ook niet-reumatisch kunnen manifesteren, in de huid, de ogen of de darmen. SpA komt voor bij 1 procent van de bevolking. Meestal zijn de wervelkolom en de grotere gewrichten buiten de rug aangetast. De groep omvat onder meer aandoeningen die vroeger als aparte ziekten werden beschreven, zoals Spondylitis Ankylosans (ziekte van Bechterew), inflammatoir darmlijden (zoals de ziekte van Crohn) en psoriasisartritis.

DIAGNOSE ERG BELANGRIJK INTERNATIONAAL CONGRES Van 23 tot 25 oktober organiseren prof. Elewaut en prof. Van den Bosch in Gent de negende editie van het International Congress on Spondyloarthropathies. Dat tweejaarlijkse congres – dat altijd in Gent wordt ­georganiseerd – staat wereldwijd ­bekend als de belangrijkste bijeenkomst voor SpA-onderzoekers. www.spa-congress.org

De oorzaken zijn multifactorieel. Er is een sterke genetische component (HLA-B27), maar de aandoening kan ook worden uitgelokt door omgevingsfactoren: een darminfectie kan bijvoorbeeld reactieve artritis uitlokken. ‘In het UZ Gent hebben we ook de rol van biomechanische stress ontdekt’, zegt prof. dr. Dirk Elewaut (dienst Reumatologie). ‘Overbelasting van gewrichten kan bij mensen met een aanleg voor SpA tot ontstekingen leiden. Zo ontwikkelen havenarbeiders doorgaans een ernstigere vorm dan mensen met een kantoorbaan.’ Spondyloartritis kan in eerste


medical rf.com/science photo library

ZORG 15

De nieuwe ­geneesmiddelen worden alsmaar specifieker, wat de diagnose nog ­ elangrijker maakt. b Prof. Van den Bosch

instantie behoorlijk worden behandeld met ontstekingsremmers en bewegingstherapie. Als dat faalt, schakelt men over naar ‘biologicals’: experts van het UZ Gent stonden mee aan de wieg van geneesmiddelen die TNF blokkeren, het eiwit dat een sleutelrol speelt in het ontstekingsproces. Prof. dr. Filip Van den Bosch (Dienst Reumatologie): ‘Hoe vroeger je de ziekte herkent, hoe effectiever je ze kunt behandelen: in een vroeg stadium is nog geen onherroepelijke schade opgetreden. Vroegtijdige diagnose heeft natuurlijk een keerzijde: slechts een klein percentage van alle patiënten met rugklachten heeft effectief spondyloartritis. Gelukkig hebben we in de diagnose grote vorderingen gemaakt, vooral dankzij MRI–beeldvorming.’ RISICOGROEP

Het uiteindelijke doel is de gepersonaliseerde behandeling van SpA-patiënten. Prof. Van den Bosch: ‘Op basis van klinisch, genetisch en beeldvormend

onderzoek maken we een zo volledig mogelijk “paspoort” op van de patiënt. We brengen alle mogelijke risicofactoren in kaart, zodat we kunnen beslissen of de patiënt al dan niet intensieve behandeling nodig heeft. Op basis van dat profiel kunnen we ook de meest effectieve medicatie voorstellen. Nu, dat klinkt eenvoudiger dan het is: het samenspel van de diverse factoren zit erg complex in elkaar.’ Een van de risicofactoren, zo blijkt, is het voorkomen van microscopische darmonstekingen. In 2010 ging een grootschalige cohortstudie van start waarvoor het UZ Gent samenwerkt met perifere ziekenhuizen. Prof. Elewaut: ‘We volgen een groep van 300 SpApatiënten van nabij om na te gaan welke factoren kunnen voorspellen dat de ziekte zich nefast zal ontwikkelen. Dat er een verband bestaat tussen darmontstekingen en spondyloartritis hebben we in het UZ Gent al in de jaren 1980 aangetoond. De cohortstudie

bevestigt dat: patiënten bij wie al in een vroege fase microscopische darmontstekingen voorkomen, kunnen de ziekte van Crohn ontwikkelen. Ze hebben ook een groter risico op ernstige gewrichtsontstekingen. We proberen nu de mechanismen achter die ontstekingen te ontrafelen.’

MASTERCLASS VOOR (HUIS)ARTSEN De dienst Reumatologie organiseert occasioneel masterclasses voor kleine groepen (huis)artsen over de nieuwe inzichten in spondyloartritis. Interesse? Mail dan naar kim.dewispelaere@ ugent.be en we houden u op de hoogte.


Z NIET OVER DE EERSTE LIJN HEEN SPRINGEN

Een zorgketen rond hoofdpijn Hoofdpijn is bij uitstek een domein waar alle schakels van onze gezondheidszorg optimaal moeten samenwerken. Het overgrote deel van de patiënten hoort thuis in de eerste lijn, bij de apotheker en de huisarts.

D

at zegt prof. dr. Koen ­Paemeleire van de dienst Neurologie in het UZ Gent. ‘Op de hoofdpijnraadpleging in het UZ Gent aanvaarden we alleen patiënten die zijn doorverwezen door de eerste of tweede lijn. Patiënten die op eigen initiatief komen, verwijzen we voor een diagnose door naar de huisarts.’

U pleit dus voor e ­ chelonnering?

‘In België hebben patiënten gemakkelijk toegang tot de verschillende niveaus van de gezondheidszorg. Dat is een groot goed, maar we


ZORG 17 Prof. dr. Koen Paemeleire van de dienst Neurologie

Een groot deel van de patiënten die een interventie voor cervicogene hoofdpijn ondergaan heeft eigenlijk migraine.

mogen niet blind blijven voor de nadelen. De kosten lopen op en her en der zie je langere wachttijden. Echelonnering kan de behandeling van hoofdpijn efficiënter maken – niet als doorverwijssysteem met rigide regels, maar als zorgmodel waarin elk echelon optimaal wordt ingezet. Zo vermijden we ook interventies zonder geverifieerde diagnose. Een groot deel van de patiënten die een interventie voor ‘cervicogene hoofdpijn’ ondergaan heeft eigenlijk migraine. Een correcte diagnostiek is erg belangrijk. Bij twijfel staat een goede samenwerking tussen huisarts en neuroloog garant voor correcte doorverwijzing naar de pijntherapeut.’ Migraine hoort volgens u in de eerste lijn thuis?

‘Migraine omvat natuurlijk een breed spectrum: van laagfrequente migraine tot de chronische vorm. Ook de intensiteit varieert: een hevige aanval zit volgens de WHO zelfs in dezelfde ‘disability’-klasse

als quadriplegie … Maar het gros van de patiënten heeft de laagfrequente variant. Sommige patiënten kunnen zich redden met een gewone pijnstiller. De huisarts is het best geplaatst om te monitoren hoe de migraine bij een patiënt evolueert en fluctueert. Je moet zeker alert blijven: slecht behandelde migraine kan chronisch worden. Dat is bij minstens 1 procent van de bevolking het geval.’ Hoe behandel je een ­migrainepatiënt?

‘Sommige patiënten hebben baat bij medicamenteuze preventie, met bijvoorbeeld bètablokkers of anti-epileptica. Op sommige uitlokkende factoren – triggers – heeft de patiënt greep: onregelmatig eten en slapen, cafeïne, alcohol, stress. Je kunt hem of haar bij dat trigger management helpen, bijvoorbeeld door een gezondere levensstijl aan te moedigen. Om het migrainepatroon van je patiënt te leren kennen, kun je een hoofdpijndagboek

laten invullen: een eenvoudige agenda waarin patiënten de aanvallen registreren en bijvoorbeeld ook hoeveel pijnstillers ze gebruiken.’ Hoe pak je de migraine­ aanvallen zelf aan?

‘Eigenlijk moet je de patiënt binnen twee uur hoofdpijnvrij krijgen: dat is het streefdoel. Je patiënt vier keer per dag paracetamol laten nemen, is dus geen adequate behandeling. Triptanen hebben bij veel patiënten de levenskwaliteit fors verbeterd. Veel huisartsen staan er nog huiverig tegenover, terwijl het middel

Aanbevelingen? Prof. dr. Koen Paemeleire is co-auteur van de aanbeveling Aanpak van migraine in de huisartsenpraktijk: www.domusmedica.be, kijk bij Documentatie > Richtlijnen. Hij schreef ook mee aan de European principles of management of common headache disorders, te vinden op de website van de European Headache Federation (EHF): http://ehf-org.org, kijk bij Publications > EHF Guidelines.


veilig is als je de tegenaanwijzingen respecteert: onbehandelde hoge bloeddruk en cardiovasculaire ziekten. Triptanen zijn natuurlijk wel voorschriftplichtig. Intussen zijn er ook generieken op de markt, zodat de prijs geen drempel meer is.’ Bij welke soorten hoofdpijn moet de huisarts wél ­doorverwijzen?

‘Je moet altijd alert blijven voor secundaire hoofdpijn die wordt veroorzaakt door een drukprobleem in de hersenen, hersenbloeding, hersenvliesontsteking enzovoort. Een bejaarde patiënt

die voor het eerst zware hoofdpijn heeft; hoofdpijn met neurologische uitvalsverschijnselen of een zogenoemde thunderclap headache, een zeer acute hoofdpijn: dat zijn urgente gevallen. Ook bij clusterhoofdpijn verwijs je beter door. Die komt bij 1 op 1000 mensen voor. Een snelle diagnose is belangrijk om clusterhoofdpijn adequaat te kunnen behandelen. De helft krijgt eerst een migrainediagnose…’ Is het verschil makkelijk te herkennen?

‘Bij clusterhoofdpijn zit de pijn altijd aan dezelfde kant. Een

Alert voor hoofdpijn door ­pijnstillers Samen met collega’s van de Eenheid Farmaceutische Zorg van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen deed prof. dr. Paemeleire onderzoek naar zelfmedicatie bij hoofdpijn. Via een netwerk van apotheken bevroegen ze 1.205 patiënten die minstens één keer per maand hoofdpijn hebben en daarvoor een pijnstiller halen. Een kwart van hen bleek te veel pijnstillers te gebruiken. De definitie van ‘overgebruik’ hangt af van van het geneesmiddel: van 10 tot 15 dagen per maand. Slechts 15 procent was ooit gewaarschuwd dat overgebruik tot medication-overuse headache kan leiden. Nog opvallend: 44 procent van de patiënten had geen

diagnose van de huisarts. In die groep bleek de meest waarschijnlijke diagnose bij 42 procent migraine te zijn. ‘Daar ligt zeker een rol voor de apotheker’, zegt prof. Paemeleire. ‘Als patiënten regelmatig pijnstillers tegen hoofdpijn komen halen, moet je hen op de risico’s wijzen en hen voor een diagnose naar de huisarts sturen. Pijnstillers tegen migraine zijn oké, maar meer dan 6 tot 8 dagen per maand moet je ze toch niet gebruiken. Als het met minder niet lukt, moet de huisarts ingrijpen, een preventieve behandeling overwegen en aan de triggers werken.’

aanval duurt 15 minuten tot 3 uur, terwijl een migraineaanval 4 tot 72 uur kan duren. Vaak zie je bij clusterhoofdpijn ook autonome symptomen aan de kant van de pijn: een rood of tranend oog, een lopende of verstopte neus … Clusterhoofdpijn is een primaire hoofdpijn, maar soms verschijnt hij als een mimic: hij lijkt primair, maar verbergt een onderliggende ziekte. Om die uit te sluiten, nemen we in het UZ Gent altijd eenmalig een MRI-hersenscan. Als aanvals­behandeling gebruiken we triptanen in injecteerbare vorm, en zuurstof. Patiënten moeten minstens 12 liter per minuut ­inhaleren. Daarom gebruiken we geen neusbril, maar een ­mondmasker.’ Clusterhoofdpijn wordt wel eens verward met ­trigeminusneuralgie?

‘Toch is die laatste makkelijk te herkennen: het is een zenuwpijn met korte en zeer hevige pijnscheuten aan één kant van het gezicht. Vaak maakt de patiënt ook pijngrimassen. Voor de behandeling zijn anti-epileptica – carbamazepine of oxcarbazepine – de eerste keuze. Als die niet aanslaan, is het zeker nodig om door te verwijzen. Een MRIhersenscan moet bij oudere patiënten een neurovasculair conflict uitsluiten, en bij jongere patiënten ­multiple sclerose.’


ZOOM 19

Z 1

1

2

3

4

2 Extern dialyse­ centrum. In het ASZ Wetteren is in samenwerking met het UZ Gent een low-care dialyse­centrum geopend. Patiënten uit de buurt die geen acute medische zorg nodig hebben, kunnen er 6 halve dagen per week terecht voor hun dialysebehandeling.

3 Kindvriendelijke Spoed. Onlangs palmden zo’n 25 kleine artiesten, allemaal kinderen van personeelsleden, een namiddag lang de Spoedgevallendienst van het UZ Gent in. Het jonge talent maakte er knutselwerkjes die vandaag de opgewaardeerde speelhoekjes op de dienst versieren.

4 Extra onderzoeksruimte. Binnenkort komt er op de site van het UZ Gent nieuwe ruimte vrij voor medisch onderzoek. De ruwbouw van Medical Research Building 2, met een op DNA geïnspireerde look, is klaar. In het voorjaar van 2015 nemen onderzoekers van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen er hun intrek.

Propere handen. Een strikte handhygiëne is uiterst belangrijk in ziekenhuizen om infecties onder controle te houden. In het UZ Gent waakt het team Ziekenhuishygiëne erover dat alle richtlijnen hierover worden nagevolgd. Het team roept ook patiënten op om zorgverleners aan te spreken over correcte handhygiëne.


D PSYCHISCHE KLACHTEN IN EERSTELIJNSZORG?

Burn-out in de wachtzaal

Hoe ga je als huisarts om met patiënten die lijden aan depressie, burn-out of stress? Zijn hun psychische klachten de oorzaak van hun hoofdpijn, of is het andersom? Kun je de patiënt zelf helpen of moet je hem doorverwijzen? Twee huisartsen, een psycholoog en een psychiater in debat.

T

illey: ‘Tijdens mijn consultaties krijg ik patiënten met lichamelijke en evengoed met psychische klachten over de vloer. Die twee staan niet los van elkaar: een lichamelijke klacht heeft vaak een invloed op het psychische en omgekeerd. Ik heb de indruk dat vooral dertigers en veertigers in toenemende mate met werkgerelateerde stressklachten kampen. Het is niet makkelijk om als huisarts dit soort problemen aan te pakken. Ze vergen veel tijd en de omkadering waarop

huisartsen en patiënten kunnen terugvallen voor deze klachten is nog niet ideaal.’ Declercq: ‘Er bestaan weinig harde cijfers die aantonen dat het aantal patiënten met psychische klachten toeneemt. Maar ik heb dezelfde indruk en volgens de Wereldgezondheidsorganisatie komt depressie in het jaar 2020 in de geïndustrialiseerde wereld op de nummer één van aandoeningen die gepaard gaan met langdurende arbeidsongeschiktheid. Het kan ook dat patiënten sneller met psychische klachten naar de dokter gaan


DIALOOG 21

LINDE TILLEY huisarts en bestuurslid Huisartsenvereniging Gent ROLAND ROGIERS psycholoog UZ Gent en docent Vakgroep Huisartsgenees­kunde UGent PROF. DIRK VAN DEN ABBEELE psychiater UZ Gent TOM DECLERCQ huisarts en praktijkassistent Vakgroep Huisarts­ geneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg UGent

Vooral dertigers en veertigers kampen in toenemende mate met werkgerelateerde stressklachten. Dr. Linde Tilley

dan vroeger. Al blijft er zeker een drempel. Vaak praten patiënten eerst over lichamelijke klachten. Hun psychische klachten moet je dan tussen de lijnen willen lezen.’ Rogiers: ‘Het overgrote deel van de huisartsen doet dat ook, meer dan vroeger. Omgaan met psychische klachten maakt deel uit van de job, daarover bestaat weinig twijfel. In de opleiding gaat al een aantal jaar heel veel aandacht naar een communicatiestijl met voldoende open vragen en interesse voor niet-lichamelijke elementen. Het is misschien wat kort door de bocht, maar ook de vervrouwelijking van het beroep kan hierin een rol spelen. Aan de mentaliteit van

de huisartsen schort er weinig; ze botsen vooral op een aantal praktische problemen.’ Tilley: ‘Als huisarts heb je om te beginnen weinig tijd per patiënt. Als ik tijdens een consultatie bepaalde signalen opvang, probeer ik om een nieuwe afspraak te maken. Daarin kun je dan uitgebreider op een aantal zaken ingaan. Je kunt dan eventueel wat meer tijd incalculeren. Al zullen niet alle collega’s daartoe geneigd zijn, omdat je dan minder consultaties per dag kunt doen. Als huisarts is het soms ook moeilijk om de eerste schifting te maken. Tussen alle klachten die je hoort en vaak zonder voorafgaande onderzoeken, moet je inschatten welke klachten bijvoorbeeld door een ontregelde schildklier en welke door een depressie worden veroorzaakt.’ Van den Abbeele: ‘Ik denk dat we op de goede weg zijn in de evolutie naar het meer opvangen van psychische problemen in de eerstelijnszorg. Maar we kunnen de huisartsen nog een stuk beter ondersteunen met gespecialiseerde diensten die ze kunnen inschakelen. Elke huisarts zou bijvoorbeeld moeten kunnen terugvallen op een gespecialiseerde arts met wie hij kan overleggen over het behandelplan


Projecten waarbij een eerstelijns­­ psycholoog deel uitmaakt van een groepspraktijk, leveren mooie resultaten op. Dr. Tom Declercq

van een patiënt. Binnen de hervorming van de psychiatrie naar meer ambulante zorg zijn een aantal interessante projecten opgezet. Ik denk aan ­mobiele crisisteams, de structuren voor chronische psychiatrische zorg en enkele andere initiatieven die nog verder moeten worden ­uitgewerkt.’ Declercq: ‘Door meer paramedische ondersteuning, bijvoorbeeld van een praktijkassistente, verpleegkundige of andere gezondheidswerker, kunnen huisartsen tijd winnen die ze beter kunnen besteden. Ik geloof sterk in het inzetten van eerstelijnspsychologen. Als een psycholoog deel uitmaakt van een huisartsenpraktijk, verloopt de communicatie intern veel vlotter en leer je als arts ook meer oog te hebben voor psychische problemen. Het werkt ook drempelverlagend voor de patiënt. Als de psycholoog in hetzelfde gebouw zetelt, zijn er veel minder remmingen om de stap naar geestelijke gezondheidszorg te zetten. En het is makkelijker om op urgente situaties in te spelen, als je bijvoorbeeld een patiënt met suïcidale gedachten over de vloer krijgt.’ Tilley: ‘In onze groepspraktijk kunnen we via een proefproject een psycholoog inschakelen

en de resultaten zijn echt indrukwekkend. Ik hoop dat de nieuwe bevoegde minister die piste verder zal bewandelen en inzetten op een terugbetaling voor alle psychologische eerstelijnsconsultaties. Eerstelijnsbegeleiding tegen vijftig euro per uur is niet voor alle patiënten weggelegd.’ Rogiers: ‘Een psycholoog in huis betekent overigens niet dat je als huisarts automatisch alle patiënten met psychische klachten doorverwijst. Van alle patiënten met angst- of depressieklachten wordt maar tien procent doorverwezen. Meer zou overshooting zijn. Als huisarts kun je gerust in een reeks van drie tot vijf consultaties een aantal patiënten helpen om hun probleem aan te pakken. Dat is een vorm van psycho-educatie. Je reikt de patiënt informatie aan om zijn ziekte te begrijpen. Je biedt een luisterend oor en je stelt enkele tools voor, zoals een angstdagboek bijhouden of elke dag een kleine uitdaging aangaan, waarmee hij zelf zijn gedrag kan bijsturen. Al die zaken komen ook aan bod in de verschillende extra opleidingen die we organiseren voor huisartsen in opleiding van de UGent en andere universiteiten, en voor gevestigde huisartsen die zich willen bijscholen.’


DIALOOG 23

Declercq: ‘De tijd dat een huisarts bij elke klacht van psychische aard automatisch psychofarmaca voorschreef, ligt gelukkig stilaan achter ons. Jonge artsen weten wanneer ze wel en niet medicatie moeten voorschrijven. Er is ongetwijfeld nog overconsumptie van psychofarmaca, maar de niet-medicamenteuze behandelingen vinden meer en meer ingang. Een nijpender probleem vind ik de wachtlijsten waarmee patiënten worden geconfronteerd. Heb je als huisarts iemand eindelijk overtuigd om op de tweede lijn gespecialiseerde hulp te zoeken, dan moet hij in het slechtste geval een paar maanden wachten op een eerste consultatie of intake.’ Van den Abbeele: ‘Dat klopt: wachtlijsten zijn niet goed te praten. De communicatie tussen alle betrokken artsen is ook een blijvend aandachtspunt. De gegevensdeling tussen verschillende praktijken kan beter, zeker in deze tijden van elektronische communicatie. De patiënt moet wel altijd zijn fiat geven omdat sommige zaken erg gevoelig kunnen liggen. Ook op het vlak van informatieuitwisseling kan de reorganisatie van de psychiatrie naar meer ambulante zorg nieuwe mogelijkheden bieden. Het gaat overigens wel degelijk over communicatie

in twee richtingen. De huisarts weet bijvoorbeeld zaken over de sociale context van de patiënt, zijn gezinssituatie en dergelijke, die ook nuttig zijn om als psychiater een diagnose te stellen of een behandeling uit te werken.’ Rogiers: ‘Voor patiënten met een niet te complexe problematiek moeten we ook durven af te stappen van de heilige koe van individuele consultaties. Als je de eerstelijnszorg voor psychische problemen wilt toegankelijker en betaalbaarder maken, kan dat ook door structuren voor groepsinitiatieven op te zetten. Psycho-educatieve groepen, groepstherapie en groepssessies mindfulness hebben soms meer effect dan individuele consultaties en ze kosten veel minder per patiënt. Dit soort initiatieven heeft lang nog geen ingang gevonden bij de collega’s psychologen, hoewel het werkvormen zijn die uitermate geschikt zijn voor eerstelijnswerk. Een opleiding tot eerstelijnspsycholoog dringt zich dan ook op.’


O VEELBELOVENDE INNOVATIES IN RADIOTHERAPIE

Preciezer en gedifferentieerder bestralen De radiotherapie zit in een stroomversnelling. Nieuwe toepassingen maken de dosering preciezer en voorkomen bijwerkingen. De winst voor de patiënt: betere genezingskansen en meer levenskwaliteit.

M

idden jaren 1990 stond het UZ Gent mee aan de wieg van de intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMRT), samen met centra in Heidelberg, New York, Ann Arbor en San Francisco. IMRT maakt gebruik van bestralingsbundels die uit deelbundeltjes bestaan en de tumor vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Elke deelbundel bestraalt een segmentje van de tumor. Op die manier kan de bestraling heel precies worden gericht en gemoduleerd. De stralingsintensiteit wordt

optimaal gevarieerd, zodat gezond weefsel en risico-organen die vlak bij de tumor liggen maximaal worden ontzien. MINDER BIJWERKINGEN

Een grote stap vooruit, maar de meeste radiotherapeuten reageerden sceptisch, herinnert prof. dr. Wilfried De Neve (dienst Radiotherapie) zich. ‘IMRT ging in tegen alle bestaande dogma’s, die volhielden dat de bundel de hele tumor gelijkelijk moest bestralen. Intussen wordt in het UZ Gent 60 procent van de patiënten met IMRT behandeld.’ De implementatie van moderne radiotherapietechnieken werd ondersteund via de Multidiscplinaire Werkgroep Hoofd-enHalstumoren Gent. IMRT betekende vooral een doorbraak voor tumoren die hoge dosissen nodig hebben en vlak bij risico-organen liggen. De eerste hoopgevende resultaten werden dan ook geboekt bij tumoren in het hoofd-halsgebied, waar kwetsbare organen heel dicht bij elkaar liggen. Dr. Fréderic Duprez (dienst Radiotherapie): ‘Vroeger veroorzaakte

radiotherapie van sinuscarcinomen soms blindheid of droog-oogsyndroom. Nu kunnen we met IMRT de ogen en de traanklieren sparen. Bij andere hoofd-halstumoren sparen we met IMRT de speekselklieren, zodat patiënten niet meer permanent last hebben van monddroogte.’ (DE-)ESCALEREN EN DOSE-PAINTING

Toch kan IMRT niet alle bijwerkingen voorkomen. Zo ontwikkelen veel patiënten zes tot twaalf maanden na de behandeling soms slikstoornissen. Dr. Duprez: ‘De slikspieren verlittekenen doordat ze toch nog altijd een hoge dosis krijgen. Sinds 2007 lopen trials waarin onder meer het UZ Gent heeft gepionierd en waarin de preventief bestraalde hals een lagere dosis krijgt. Door die de-escalatie krijgen de slikspieren ook minder dosis te verwerken. Voorlopig leidt dat niet tot meer recidieven in de preventief bestraalde hals. We stellen ook vast dat de slikfunctie significant beter recupereert.’ Tot de helft van de patiënten met vergevorderde tumoren krijgt


ONDERZOEK 25

Bij dose painting koppel je aan elke zone een bepaalde stralingsdosis.

Adaptieve dose painting by numbers, met behandelplannen op basis van beeldvorming voor de radiotherapie (links), na bijna 2 weken (midden) en na bijna 4 weken (rechts).

wel een recidief in de tumor zelf. Blijkbaar ligt de stralingsdosis voor sommige zones toch te laag. Trials tonen aan dat de tumorcontrole groter wordt als die precies gelokaliseerde doelgebieden selectief een extra dosis krijgen. Prof. De Neve: ‘PET-scans laten zien waar de tumorcellen het meest agressief zijn. ‘Je kunt de PET-signaalintensiteit koppelen aan radioresistentie. Zo breng je de radioresistente en minder radioresistente zones binnen de tumor in kaart. Aan elke zone koppel je dan een bepaalde stralingsdosis. Dat doet denken aan painting by numbers,

een schildermethode waarin je in vooraf genummerde zones de juiste kleur aanbrengt. Daarom noemen we die nieuwe techniek dose painting.’ Voor dit onderzoek wordt intensief samengewerkt met prof. dr. Ingeborg Goethals en prof. dr. Bieke Lambert van de dienst Nucleaire Geneeskunde. ADAPTIEVE RADIOTHERAPIE

Ontwikkelingen in de biologische beeldvorming en steeds krachtigere computers maken een andere veelbelovende innovatie mogelijk: adaptieve radiotherapie. Prof. dr. De Neve: ‘Het principe is eenvou-

dig. Omdat een behandeling enkele weken duurt, vermageren veel patiënten. Daardoor kan de ligging van de tumor veranderen en wordt hij kleiner. Hoe langer de bestraling duurt, hoe minder accuraat ze wordt: ze is immers niet aangepast aan de veranderde doelvolumes. Tussentijdse beeldvorming kan dat opvangen: je kunt het behandelplan dan tussentijds bijstellen en “matchen” met de recentste anatomische veranderingen. Hoe krachtiger onze computers zullen worden, hoe sneller we het behandelplan aan de recentste beeldvorming zullen kunnen aanpassen.’   Meer informatie Dienst Radiotherapie UZ Gent De Pintelaan 185, 9000 Gent tel. 09 332 30 1


O

‘TRAIN THE TRAINER’ EN E-PORTFOLIO

Stagebegeleiders sterker ondersteunen De UGent en het UZ Gent willen de stagebegeleiders in de specialistenopleidingen sterker ondersteunen. Een ‘train the trainer’opleiding maakt hen beter vertrouwd met het werkplekleren. En een elektronisch portfolio maakt het gemakkelijker om feedback te geven.

1

TRAIN THE TRAINER

Niet alle stagebegeleiders zijn vertrouwd met het ‘leren op de werkplek’: waardevolle feedback geven tijdens of na een ingreep of consultatie, efficiënte evaluatie- en functioneringsgesprekken voeren, formele opleidingsmomenten inbouwen in de praktijk enz. ‘Veel begeleiders ervaren dat als extra werk dat bovenop de klinische praktijk komt’, zegt dr. Krishna Vyncke, voorzitter onderwijs van de Gentse Vereniging voor Geneesheer Assistenten (GVGA). ‘Terwijl je dat eigenlijk heel effectief met je praktijk kunt verweven. Dat kost minder tijd, tilt de opleiding naar een hoger kwaliteitsniveau en komt bijgevolg op korte termijn ook de klinische “productie” ten goede.’ Om stagebegeleiders daar beter

mee vertrouwd te maken, organiseren de UGent en het UZ Gent samen een korte opleiding, zowel voor de universitaire als de nietuniversitaire stagemeesters en stagebegeleiders. Prof. dr. Martine De Vos, voorzitter opleidingscommissie specialistische geneeskunde: ‘De opleiding wordt heel concreet aangepakt. Stagebegeleiders krijgen handvatten aangereikt waar ze meteen mee aan de slag kunnen.’ De opleiding wordt afgestemd op bevragingen die zullen worden georganiseerd bij de stagebegeleiders en de artsenspecialisten in opleiding (ASO’s). ‘Train the trainer’ bestaat uit twee sessies van een halve dag. De eerste sessie legt de theoretische basis, de tweede sessie volgt enkele maanden later en is opgevat als een ‘terugkomsessie’: stagebegeleiders kunnen er de intussen opgedane ervaringen aankaar-


ONDERWIJS 27

Het e-portfolio helpt om het feedback­ moment vlotter te integreren.

ten. Voordat ze aan de opleiding beginnen, volgen de deelnemers in hun eigen tempo een korte ­e-learningmodule. Alle stagemeesters en stagebegeleiders die met het UZ Gent samenwerken, worden persoonlijk voor de opleiding uitgenodigd.

2

ELEKTRONISCH PORTFOLIO

Het portfolio registreert de voortgang van de specialistenopleiding. De ASO brengt er alles in samen wat met de opleiding te maken heeft: ingrepen en consultaties, besprekingen en vergaderingen, evaluatie- en functioneringsgesprekken, de bijgewoonde lessen, lezingen, congressen enz. ‘Tot nu toe bestond dat portfolio voor de meeste specialisaties alleen op papier’, zegt prof. dr. De Vos. ‘Het

kostte tijd om het bij te houden en vaak vond de stagebegeleider pas dagen of weken na een prestatie de tijd om daar feedback op te geven.’ Een gebruiksvriendelijk elektronisch portfolio moet daar verandering in brengen. Dat zal ook als app beschikbaar zijn, zodat de stagebegeleider al meteen na een ingreep of consultatie feedback kan geven. Het e-portfolio helpt om het feedbackmoment vlotter te integreren in de dagelijkse praktijk. En de coördinerende stagemeester kan veel gemakkelijker monitoren hoe de ASO’s het doen – en desnoods ook ­sneller ­remediëren. ‘Het elektronisch portfolio is een interuniversitair project’, zegt dr. Vyncke. ‘Dat is handig: stagebegeleiders die ASO’s van verschillende universiteiten over de vloer krijgen, hoeven maar één login en één paswoord te gebruiken. De

vier deelnemende universiteiten hebben ook enkele uniforme formulieren uitgewerkt.’ Het elektronisch portfolio moet zowel de academische als de professionele opleiding ondersteunen. Die professionele opleiding staat onder de bevoegdheid van de verschillende erkenningscommissies. Diverse commissies hebben zich intussen bereid verklaard om prints van het portfolio als stageboekje te aanvaarden. Bovendien heeft een recent MB de zogenoemde transversale criteria vastgelegd – de basiscriteria die voor elke discipline gelden. Daarin staat uitdrukkelijk dat kandidaatspecialisten zowel een theoretische als een academische opleiding moeten volgen. Het is de bedoeling om het e-portfolio al vanaf oktober uit te rollen. In januari moet elke ASO erover kunnen beschikken.


O DECONGESTIEVE NEUSSPRAYS OVERMATIG GEBRUIKT

Slimme beperking dringt zich op Bij overmatig gebruik maken ­decongestieve neussprays de kwaal ­alleen maar erger. Recent onderzoek toont aan dat de helft van de patiënten met ­persistente rhinitis ze te lang gebruikt.

P

ersistente rhinitis wordt het best behandeld met nasale corticosteroïden. Die zijn alleen op voorschrift te krijgen en beginnen pas na enkele dagen te werken. Veel patiënten grijpen daarom naar decongestieve neussprays. Die neusdruppels of sprays zijn zonder voorschrift bij de apotheek te verkrijgen en beloven onmiddelijke verlichting. Overmatig gebruik ervan kan leiden tot rhinitis medica-

mentosa: het neusslijmvlies zwelt opnieuw op, zodat de patiënt nog meer druppels of sprays gaat gebruiken en er een vicieuze cirkel ontstaat. ‘Onderzoekers van de Universiteit Gent en de Université de Liège hebben 8250 klanten in 181 Belgische apotheken gescreend’, vertelt prof. dr. Philippe Gevaert (Dienst Neus-, Keel- en Oorheelkunde). ‘895 voldeden aan de inclusiecriteria en waren bereid mee te werken. Allemaal hadden ze persistente rhinitis: minstens vier dagen per week of vier weken na elkaar hadden ze last van symptomen – vooral neusverstoppingen en een gestoorde slaap. De helft bleek overmatig nasale decongestiva te gebruiken.’ Hoe definieert u overgebruik?

‘Eigenlijk mag je nasale decongestiva maximaal zeven dagen gebruiken.

Voor ons onderzoek hebben we “overgebruik” heel ruim gedefinieerd: minstens een jaar lang elke dag. Toch blijkt de helft van de bevraagde patiënten in de groep van de overgebruikers te zitten. Dat is veel meer dan we hadden verwacht.’ Waar wijst dat op?

‘Voor een groep patiënten is de oplossing die ze van de arts krijgen kennelijk niet afdoende. Nasale corticosteroïden zijn heel effectief, maar ze werken niet meteen en je hebt een voorschrift nodig. Sommige patiënten zijn ongeduldig of zien ertegen op om een nieuw voorschrift te halen. Bij een deel is vermoedelijk iets anders aan de hand: een scheef neustussenschot of een hypertrofie van de neusschelpen, poliepen, sinusitis enz. Door die problemen is hun neusverstopping moeilijker te behandelen. Huisartsen moeten daar


ONDERZOEK 29 Prof. dr. Philippe Gevaert (Dienst Neus-, Keel- en Oorheelkunde)

De middelen die goed werken en onschadelijk zijn, kun je alleen op voorschrift krijgen.

alert voor zijn en patiënten zo nodig doorverwijzen naar een NKO-arts.’ Beseffen de overgebruikers de risico’s?

‘Van de onderzochte groep zegt 80 procent dat artsen of apothekers hen hebben gewaarschuwd dat gebruik langer dan 7 dagen tot problemen leidt. Toch gaat de helft over de schreef. Goede patiënteninformatie alleen volstaat dus niet. Anderzijds: uit de studie blijkt dat het risico op overgebruik van nasale decongestiva duidelijk lager ligt bij patiënten die nasale corticosteroïden of antihistamines gebruiken. Zo krijg je een absurde situatie: de middelen die goed werken en onschadelijk zijn – nasale corticosteroïden – kun je alleen op voorschrift krijgen. De middelen die bij overmatig gebruik schadelijk zijn, zijn vrij te verkrijgen – en er wordt massaal reclame voor gemaakt.’ Wat moet er gebeuren?

‘Reclame voor zulke sprays zou verboden moeten worden. Daarnaast zouden we de vrije verkrijgbaarheid op een slimme manier moeten beperken. Zonder voorschrift een spray halen bij de apotheek, dat

moet nog altijd kunnen, maar vanaf de tweede of de derde spray zou je een voorschrift nodig hebben. Met de nieuwe informaticatoepassingen moet zo’n slimme beperking vlot te organiseren zijn.’

duurt wel even voordat de medicatie begint te werken. Blijven ze hardnekkig decongestiva gebruiken, dan is het misschien raadzaam om door te verwijzen naar een NKO-arts, om eventuele andere problemen uit te sluiten.’

Hoe behandel je patiënten met rhinitis medicamentosa?

Mehuys E, Gevaert P, Brusselle G,

‘Je moet er zeker op toezien dat ze geen druppels of sprays meer gebruiken. Het beste kun je nasale corticosteroïden voorschrijven, twee keer per dag, een maand lang. De patiënten moeten wel beseffen dat ze het lastig zullen hebben: het

Van Hees T, Adriaens E, Christiaens T, Van Bortel L, Van Tongelen I, Remon JP, Boussery K. Selfmedication in persistent rhinitis: overuse of decongestants in half of the patients. J Allergy Clin Immunol Pract. 2014 May-Jun;2(3):313-9.

Groep van 895 patiënten met persistente rhinitis

70%

gebruikt nasale decongestiva

80%

zegt dat artsen en apothekers hebben gewaarschuwd tegen overgebruik

49%

doet aan overgebruik

Overgebruikers:

Niet-overgebruikers:

80%

heeft last van een gestoorde slaap

72%

26%

gebruikt nasale cortico­ steroïden of antihistaminica

gebruikt nasale cortico­ steroïden of antihistaminica


C

CAMPUS KORT

2013 in cijfers

5.967 medewerkers

405

nieuwe aanwervingen

Transitiepoli voor bijna volwassen ­hartpatiënten

Samenwerking Hematologie UZ Gent en AZ Sint-Lucas

H

D

oe laat je de overgang van kindercardiologie naar volwassenencardiologie zo vlot mogelijk verlopen? Patiënten met aangeboren hartafwijkingen en hun ouders worden in het UZ Gent opgevangen op de transitiepoli, waarbij beide artsen samen aanwezig zijn. Daniel De Wolf, diensthoofd Kindercardiologie

in het UZ Gent: ‘De patiënt en zijn omgeving voelen dan dat beide artsen het dossier kennen en dezelfde filosofie hanteren. Vroeger overlegden we ook wel, maar samen de patiënt onderzoeken levert bijkomende nuttige informatie op.’

De transitiepoli is veel meer dan een manier om de patiënt en zijn familie gerust te stellen, bevestigt cardiologe Julie De Backer van het UZ Gent. ‘We zijn de voorbije twee jaar door middel van permanente evaluatie geëvolueerd naar een meer gestandaardiseerde overgang, met beter op elkaar afgestemde referentie-onderzoeken. We hebben ook meer aandacht voor de kennis van de patiënt en voor hoe hij zijn levenskwaliteit percipieert. Dat verschilt vaak van hoe ouders of artsen die inschatten.’ Eind dit jaar wordt de transitiepoli ingebed in een ruimer project waarbij de patiënt samen met zijn ouders al tijdens de jaren voor de overstap gradueel voorbereid wordt. Het transitieproject wordt gecoördineerd door verpleegkundig specialist Michèle de Hosson.

iensten Hematologie UZ Gent en Hematologie AZ Sint Lucas slaan de handen in elkaar. Door een samenwerkingsakkoord met het AZ Sint-Lucas kunnen patiënten onder meer extern op een stamceltransplantatie voorbereid – en achteraf opgevolgd – worden. De twee ziekenhuizen werken hiervoor nauw samen en hebben een structuur met een gedetailleerd draaiboek opgezet die een hechte wisselwerking garandeert. Het initiatief kadert binnen een ruimer samenwerkingsverband tussen beide diensten Hematologie, dat dit jaar werd afgesloten na een gemeenschappelijke huisartsenavond in AZ Sint-Lucas. Uit onderzoek blijkt dat het succes van een stamceltransplantatie samenhangt


CAMPUS KORT 31

115.688

uur vorming gevolgd (2012: 96.325)

met de expertise en de activiteitsgraad van een transplantatiecentrum. Stamceltransplantatie is daarom bij uitstek een domein waarin concentratie van zorg in een referentiecentrum en een collegiale samenwerking van groot belang is. Door de samenwerking wordt de gespecialiseerde infrastructuur van de dienst Hematologie van het UZ Gent beter benut, delen we knowhow en kunnen meer patiënten uit de wijde regio rond Gent van een optimale zorg genieten. Vorig jaar voerde het UZ Gent 27 allogene en 32 autologe stamceltransplantaties uit.

18

Ontdek meer cijfers in het jaarverslag, www.uzgent.be > over UZ Gent > jaaroverzicht

partnerziekenhuizen

Nieuwe klaslokalen en revalidatietuin

M

et de vernieuwbouw van het Revalidatiecentrum in het UZ Gent kreeg de Ziekenhuisschool Stad Gent vijf gloednieuwe lokalen op de kelderverdieping. Die zijn intussen piekfijn ingericht en worden opnieuw druk gebruikt. ‘De Ziekenhuisschool Stad Gent organiseert onderwijs in combinatie met zorgmaat­regelen op maat van kinderen en jongeren tot 18 jaar of ouder,’ legt leerkracht Rita De Canck uit. ‘We streven ernaar om hen na hun zieken­ huisopname opnieuw te laten instromen in hun thuisschool en -omgeving. De thuisleerkrachten worden nauw betrokken bij onze lessen, die we zowel individueel als in groep geven.’ Afgelopen zomer overhandigde de Ziekenhuisschool Stad

Gent een cheque van 2000 euro aan de verantwoordelijken van het Revalidatiecentrum. Rita De Canck: ‘We hadden een theatervoorstelling georganiseerd voor medewerkers, leerlingen, familie, vrienden en sympathisanten. Met de inkomsten daarvan helpen we het Revalidatiecentrum graag om een therapeutische tuin aan te leggen. We hopen in de toekomst ook voor andere afdelingen iets te organiseren.’ De patiënten aan wie les wordt gegeven, krijgen in het UZ Gent een behandeling in het kinderziekenhuis, de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, het Centrum voor Locomotorische en Neurologische Revalidatie en het Kinderrevalidatiecentrum. Het afgelopen schooljaar waren er in het UZ gemiddeld meer dan 60 leerlingen per dag.


A

AGENDA

SEPT.

19 20

SEPT.

24

SEPT.

26

SEPT.

MAGISCHE DANS EN CINEMA

ONTDEK INTENSIEVE ZORG

IMRT BIJ PROSTAATKANKER

Filmregisseur Jaco Van Dormael (van ‘Toto le Héro en ‘Le Huitième Jour’) maakte samen met Rosasdanseres Michèle Anne De Mey een magische dansvertelling met live cinema: ‘Kiss & Cry’.

Avondsessie met voordrachten onder de noemer ‘Een blik achter de schermen van Intensieve Zorg’.

Symposium ter gelegenheid van 15 jaar IMRT voor prostaatkanker in het UZ Gent, met als thema ‘Samenwerken loont’.

Auditorium D, UZ Gent, 20-22 uur, T 09 332 69 68

Marriott Hotel, Gent, 16-19 uur, karolien.devrieze@uzgent.be

Capitole, 20 uur, T 09 233 77 88

20

SEPT.

27

SEPT.

PATIËNTENDAG

OPERA ‘ELEKTRA’

PROSTAATKANKER

In ‘Elektra’ bezingen de Weense auteur Hugo von Hofmannsthal en de Duitse componist Richard Strauss de strijd om de macht en de opstandigheid van de jonge generatie. Met Iréne Theorin en chef-dirigent Dmitri Jurowski.

Voordrachten met als thema ‘Alles wat een leek moet weten over prostaatkanker’   Auditorium Z, UZ Gent, 8.30 – 13 uur, poli.urologie@uzgent.be

Opera Gent, 20 uur, www.vlaamseopera.be


AGENDA 33

congres symposium

OKT. 03

opleiding voordracht familie-uitstap

18

OKT.

OKT.

KINDER-&

BERLINDE DE BRUYCKERE

JEUGDPSYCHIATRIE

Het SMAK presenteert de meest uitgebreide solotentoonstelling van Berlinde De Bruyckere (°1964, Gent) tot nog toe. Een artistieke kijk op het menselijk lichaam en verschillende vegetale vormen.

De dienst Kinder- en Jeugd­ psychiatrie van het UZ Gent viert haar 10de verjaardag met een symposium onder de noemer ‘Tien om te zien. Tien(er) om te (over)zien.’

SMAK, Gent, 18/10 tot 8/2,   Aula UGent, Voldersstraat 9, Gent,

T 09 269 87 50

9.30-16 uur, T 09 332 48 74, kinderpsychiatrie@uzgent.be

10

OKT.

13

OKT.

23

OKT.

PIJNKENNISCENTRUM GENT

THERAPIETROUW BIJ

SESSIE WONDVERBANDEN

Symposium over ‘Pijn anno 2014’ met lezingen over acute postoperatieve pijn en pijnrevalidatie, en vier workshops. Deelname is gratis.

KANKERPATIËNTEN

Workshop ‘Wondverbanden appliceren, niet altijd evident’ door de organisatie EduWOnd voor huisartsen, verpleegkundigen, podologen, etc.

Het Pand, Gent, 13.30-18 uur, www.pijnanno2014.be

Hoe begeleid je patiënten met orale antikankergeneesmiddelen tot adequaat zelfmanagement en therapietrouw? Symposium door het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde van de UGent en Klinische Farmacologie en Farmacotherapie van de KU Leuven.   Elewijt Center, Elewijt, 18-22 uur, www.ucvvgent.be

Arteveldehogeschool, Voetweg 66, Gent, 19 uur, www.augent.be/eduwond, T 09 234 70 93


A

AGENDA

OKT.

13

NOV.

SYMPOSIUM TWINS

SYMPOSIUM SCHISISTEAM

De Vrouwenkliniek van het UZ Gent blikt terug op 50 jaar w ­ etenschappelijk onderzoek op basis van het ­meerlingenregister

Het Centrum voor Congenitale Aangeboren Aangezichtsafwijkingen van het UZ Gent stelt zijn werking voor onder de noemer ‘Een multidisciplinaire aanpak staat voorop!’

8u30 tot 14 uur, www.uzgent.be

© Lieve Blancquaert

25

NOV.

Het Pand, Onderbergen 1, 9000 Gent, 19.30 uur, www.uzgent.be

29 30 ## OKT.

21 22

NOV.

26

NOV.

WINOKKIO’S

RECONSTRUCTIEVE

JEF NEVE SOLO

WERELDTOURNEE

UROLOGIE

Kapitein Winokkio steelt al een paar jaar de harten van kinderen met muziek die ook voor de ouders plezant is. Dit keer brengt hij na een lange wereldreis kinderliedjes van over de hele wereld.

De dienst Urologie van het UZ Gent focust tijdens een Europees congres op de nieuwe reconstructieve mogelijkheden binnen het vakgebied.

Na meer dan tien jaar toeren in allerlei formaties, komt het muzikale wonderkind tot de essentie: één piano, één pianist en de stilte van de zaal.

T 09 332 22 76

Handelsbeurs, 20.15 uur, T 09 265 91 65

Vooruit, Gent, 14-16 uur, www.vooruit.be , T09 267 28 28


AGENDA 35

congres symposium

DEC. 05 ## NOV.

04

DEC.

opleiding voordracht familie-uitstap

06 30 ## DEC.

DE BIOLOGISCHE BASIS

10 JAAR

B.ART GENT

VAN ONS GEDRAG

KANKERREGISTRATIE

Zeven woensdagen lang kunt u zich bij em. prof. dr. Johan Mertens bijscholen over het menselijk gedrag in vergelijking met andere diersoorten en bekeken vanuit een ecologisch en evolutionair perspectief.

Symposium naar aanleiding van het tienjarige bestaan van De Stichting Kankerregister. Welke lessen leren we uit de gegevens van de voorbije tien jaar?

B.Art Gent is een Belgische kunstbeurs in Flanders Expo. Je vindt er honderden vooraanstaande kunstwerken die vanaf 1900 gecreëerd werden door Belgische of in België wonende en werkende kunstenaars.

UZ Gent, restaurant,   UGent, 7 woensdagavonden

De Pintelaan 185, T 09 332 55 93

Flanders Expo, www.bart-gent.be

in november-december, www.ipvw-ices.UGent.be

advertentie


advertentie

Als financieel verantwoordelijke wilt u dat iedereen in uw ziekenhuis het goed heeft …

Maak samen met uw ING Relationship Manager uw missie waar. Om het welzijn van de patiënten in uw ziekenhuis te garanderen,

die uw geldstromen optimaliseren en uw liquiditeitsbeheer en

is efficiëntie voor u een topprioriteit. Bij ING beseffen we dat.

betalingen nog vlotter laten verlopen, bijvoorbeeld. En vergeet het

Daarom kunt u rekenen op een ING Relationship Manager die

elektronisch bankieren niet, speciaal afgestemd op uw situatie en

uw behoeften begrijpt. Ook bieden we u een aantal financiële

organisatie. Zo maken we u het leven gemakkelijker. Maak gerust

oplossingen die u perfect ondersteunen in uw taak. Diensten

een afspraak met uw ING Relationship Manager.

ing.be/business Aanbod van bankdiensten onder voorbehoud van aanvaarding door ING België en wederzijds akkoord. De voorwaarden en modaliteiten (reglementen, tarieven en andere aanvullende informatie) zijn beschikbaar bij uw ING Relationship Manager of op www.ing.be/business.ING België nv – Bank/Kredietverlener – Vennootschapszetel: Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.