Uzletters122

Page 1

122

letters

Afzendadres: De Pintelaan 185 – 9000 Gent | Toelating gesloten verpakking nr. 03/60 | Afgiftekantoor Gent X

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent UZ GENT

PP B-03961

BELGIE(N) - BELGIQUE

Driemaandelijks tijdschrift jrg 24, nr 122 maart, april, mei 2015


advertentie

advertentie

Wij verhogen uw comfort !

TRAPLIFTEN, HUISLIFTEN & PLATEAULIFTEN

VRIJBLIJVENDE OFFERTE / BEZOEK

SE RV IC E

24/24 - 7/7

BEL GRATIS: 0800 20 950

WWW.COMFORTLIFT.BE Mannebeekstraat 3 | B-8790 Waregem | info@comfortlift.be


advertentie

Als financieel verantwoordelijke wilt u dat iedereen in uw ziekenhuis het goed heeft …

Maak samen met uw ING Relationship Manager uw missie waar. Om het welzijn van de patiënten in uw ziekenhuis te garanderen,

die uw geldstromen optimaliseren en uw liquiditeitsbeheer en

is efficiëntie voor u een topprioriteit. Bij ING beseffen we dat.

betalingen nog vlotter laten verlopen, bijvoorbeeld. En vergeet het

Daarom kunt u rekenen op een ING Relationship Manager die

elektronisch bankieren niet, speciaal afgestemd op uw situatie en

uw behoeften begrijpt. Ook bieden we u een aantal financiële

organisatie. Zo maken we u het leven gemakkelijker. Maak gerust

oplossingen die u perfect ondersteunen in uw taak. Diensten

een afspraak met uw ING Relationship Manager.

ing.be/business Aanbod van bankdiensten onder voorbehoud van aanvaarding door ING België en wederzijds akkoord. De voorwaarden en modaliteiten (reglementen, tarieven en andere aanvullende informatie) zijn beschikbaar bij uw ING Relationship Manager of op www.ing.be/business.ING België nv – Bank/Kredietverlener – Vennootschapszetel: Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel.


E


5

edito Duurzame zorg

AYA-LOUNGE. In deze ­gezellige ruimte kunnen jonge kanker­ patiënten – AYA staat voor Adolescents and Young Adults – voortaan verpozen met hun vrienden, familie en lot­genoten. De jongeren laten hier het ziekenhuisgevoel even achter om te laptoppen, een dvd te kijken of op de Wii Fit te spelen.

Ons zorgsysteem staat zowel financieel als inhoudelijk voor belangrijke uitdagingen: hoe houden we onze kwalitatief hoogstaande geneeskunde maximaal toegankelijk voor de komende generaties patiënten én zorgverleners? Door in de toekomst de patiënt meer en meer eigenaar te laten worden van zijn eigen zorgtraject bijvoorbeeld. En ook door nog verder te gaan in de richting van multidisciplinaire en interprofessionele samenwerking. Verder zal ook de zorg voor de zorgverlener in belang toenemen. In dit nummer van UZ Letters worden hieromtrent een aantal innoverende initiatieven belicht. Het UZ Gent biedt sinds kort als eerste ziekenhuis in Vlaanderen selfcare nierdialyse aan. In 5 units staan een 20-tal patiënten zelfstandig in voor hun eigen dialyse, onder begeleiding van 1 verpleegkundige tegenover 5 in de klassieke setting. Een multidisciplinair team van o.a. psychiaters, psychologen en gezinstherapeuten zorgt er, samen met de huisarts, voor dat psychische problemen binnen het gezin aangepakt worden. Als enig centrum in ons land beschikt het UZ Gent over een multi­disciplinair DSD-team dat instaat voor de diagnostiek, psycholo­ gische opvang en behandeling van stoornissen, of beter ‘variaties’ in de aanleg van de geslachtsontwikkeling. En ook het genderteam van het UZ Gent scheert hoge toppen: vorig jaar kregen zij een recordaantal van 148 transgendercliënten over de vloer. Twee vernieuwende initiatieven inzake interprofessionele samenwerking zorgen ervoor dat de opleiding geneeskunde aan de UGent een belangrijke voorloperrol speelt. Getuige hiervan het feit dat we, via het Global Forum on Innovation in Health Professional Education, als enige Europese universiteit mee mogen beslissen over de manier waarop interprofessioneel opleiden wereldwijd vorm krijgt. Ten slotte ook nog aandacht voor de gezondheid van de zorg­ verleners: recent onderzoek van onze faculteit toont aan dat specialisten, artsen-in-opleiding en verpleegkundigen bloot staan aan een hoog risico op burn-out. Een recent opgerichte werkgroep ‘werkstress en burn-out’ organiseert op 20 mei een symposium rond deze problematiek. Veel leesgenot! Prof. dr. Steven Weyers Hoofdredacteur


I

IN DIT NUMMER

ZORG

? 08

14

Het gezin als systeem. Psychiater prof. dr. Gilbert Lemmens en huisarts Tom Declercq over de relatieen gezinsraadplegingen die het UZ Gent sinds eind 2014 aanbiedt.

Bloedtransfusie doorgelicht. De complexe logistiek en ­kwaliteitsbewaking achter de ­dagelijkse bloedtransfusies.­

18 Problemen bij geslachtsontwik­ keling. Hoe het multidisciplinaire DSD-team van het UZ Gent aan psychologische opvang en gendertoewijzing doet.

22 DIALOOG

Artsen zijn gevoelig voor burn-out. Hoe groot is het probleem en wat kunnen we eraan doen?

COLOFON UZ LETTERS driemaandelijks medisch-wetenschappelijk magazine van het Universitair Ziekenhuis Gent HOOFDREDACTEUR Prof. dr. Steven Weyers REDACTIE­COÖRDINATIE Marie-Laure Solie, T 09 332 46 47, communicatie@uzgent.be ADVERTENTIES Jan Coessens, T 09 267 64 65, jan.coessens@jaja.be FOTOGRAFIE Philip Vanoutrive, Christophe Vander Eecken, Thomas Verfaille ILLUSTRATIES Sarah Wouters CONCEPT, REDACTIE EN ­REALISATIE Jansen & Janssen Creative Content,


IN DIT NUMMER 7

ONDERZOEK

26

28

ONDERWIJS

30

Buikvlieskanker beter behan­ deld. Naar een verdubbeling van de overlevingsduur met chirurgie en hypertherme intraperitoneale ­chemotherapie (HIPEC).

Implantaten voor het leven? Dr. Melissa Dierens bracht de levensduur en het r­ isico op c­ omplicaties bij solitaire ­implantaten in kaart.

Interprofessioneel opleiden. De zorgprofessional van de toekomst werkt nauwer samen. Kennis­ making met twee vernieuwende opleidingsmomenten aan de UGent.

IN BEELD

ZOOM

EN OOK…

DE ZELFDIALYSE

21

4 highlight 12 scan 32 campus kort 34 agenda

17 T 09 267 64 60, www.jaja.be V.U. Steven Weyers, De Pintelaan 185, 9000 Gent De inhoud van de advertenties valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van het UZ Gent.

VOLG ONS

www.uzgent.be uzgent – uzgent

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers


Z

prof. dr. Gilbert Lemmens


ZORG 9

RELATIE- EN GEZINSTHERAPIE IN HET UZ GENT

Het gezin als systeem Sinds eind 2014 biedt het UZ Gent relatie- en gezinsraadplegingen aan. Een multi­disciplinair team ontrafelt de ­problematiek en for­ muleert een behandelplan. Het uitgangspunt: in relaties en gezinnen beïnvloeden mensen elkaar – positief of ­negatief.

H

et Centrum voor ­Relaties en Gezinnen van het UZ Gent biedt ­ambulante hulpverlening, ­organiseert een permanente vorming partnerrelatie-, gezinsen systeemtherapie en doet aan wetenschappelijk onderzoek. Het team bestaat onder meer uit

kinder- en ­volwassen­psychiaters, kinder- en volwassen­ psychologen en partnerrelatieen ­gezinstherapeuten. We praten over het hulp­ verlenings­­aanbod met de coör­dinator van het Centrum, psychiater prof. dr. ­Gilbert ­Lemmens (dienst Psychiatrie, UZ Gent) en met Tom Declercq, praktijkassistent aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg (UGent) en huisarts in Merelbeke. Wie kan voor relatie- en gezin­­s­­­ therapie in het UZ Gent ­terecht? Gilbert Lemmens: ‘Cliënten

kunnen rechtstreeks bij ons aankloppen, maar worden soms doorverwezen door de huisarts of een afdeling in het UZ Gent. We zijn er voor partners die aan hun relatie willen werken, voor ouders en kinderen van wie de onderlinge relaties stroef verlopen of die bijvoorbeeld in een nieuw samengesteld gezin leven.’

‘We zijn er ook voor patiënten met een psychiatrische of somatische aandoening. Die heeft vaak een enorme impact op de relatie met de partner en de verhoudingen in het gezin. Als mensen met zulke problemen in het UZ Gent zijn opgenomen, proberen we daar het gezin bij te betrekken. Ons uitgangspunt is dat klachten of ­problemen nooit op zichzelf staan. Ze beïnvloeden de interacties ­tussen de gezinsleden, die de klachten op hun beurt kunnen ­verbeteren of verslechteren. Daarom bekijken we de relatie of het gezin als een systeem.’ Is dat uitgangspunt herkenbaar voor een huisarts? Tom Declercq: ‘Zeker. Mensen leven

in verbondenheid met elkaar. Daar moet je oog voor hebben. Denk maar aan een vader met een zware depressie: die ­aandoening zet het gezin onder druk, wat dan weer een invloed heeft op de depressie. Zo krijg je een vicieuze cirkel.’


‘Als huisarts ben je vaak de arts van het hele gezin. Je ziet en hoort veel en je krijgt een goed zicht op de ­interacties.’

Gilbert Lemmens: ‘Mensen ver­ geten wel eens dat gezinsleden de belangrijkste zorgverlener blijven voor iemand met ­psychische of medische problemen. Ouders blijven bijvoorbeeld voor hun psychisch zieke kind zorgen, ook als dat het huis uit is. Je kunt gezinsleden in die zorgende rol ­ondersteunen.’ Tom Declerq: ‘Als huisarts ben je vaak de arts van het hele gezin. Je ziet en hoort veel en je krijgt een scherp beeld van de interacties. Dat is trouwens een meerwaarde van huisbezoeken: je kunt eventuele problemen detecteren en als hypothese blootleggen.’ Wat doe je daar dan verder mee? Tom Declercq: ‘Als huisarts heb

je niet de skills om daarmee aan de slag te gaan. Je bent wél de juiste persoon om mensen in de juiste richting te duwen en hen te motiveren om hulp te zoeken. Veel huisartsen dringen aan op ondersteuning bij vragen rond

geestelijke gezondheidszorg. Op de sociale kaart vind je wel hulpverleners en in het ideale geval heb je in je groepspraktijk een eerstelijnspsycholoog. Maar als je de hele gezinscontext wil meenemen, kun je in het Gentse bij weinig systeem­ therapeuten terecht. Daarom is het Centrum voor Relatie- en Gezins­ therapie een zeer zinvolle aanvulling van de sociale kaart. Gilbert Lemmens: ‘De vraag naar individuele therapie is nu eenmaal erg groot, zodat partners en gezinnen minder vaak worden betrokken: dat vergt ­immers veel meer organisatie. Veel t­ herapeuten werken wel systemisch met ­individuen.’ Tom Declercq: ‘Voor gezinnen spreekt het ook niet vanzelf dat ze in hun systeem pottenkijkers toelaten. De meeste mensen moeten toch een drempel over. Psychische problemen blijven in de taboesfeer.’ Gilbert Lemmens: ‘Allerlei gevoeligheden spelen mee. Als een

depressieve vrouw haar partner mee op therapie wil, voelt die zich misschien onterecht schuldig aan de depressie. Een depressieve moeder voelt zich vaak schuldig omdat ze tekortschiet tegenover haar partner en kinderen. Ze durft het dan niet aan om hen mee op therapie te vragen en hen extra te belasten.’ Hoe pakt het Centrum voor ­Relaties en Gezinnen de ­problematiek aan? Gilbert Lemmens: ‘Dat hangt af

van de problematiek. Bij partnerrelatietherapie vertrekt alles bij de verwachtingen van de partners: wat willen ze bereiken en welke obstakels staan dat in de weg? Bij gezinnen die met een psychisch of somatisch probleem te maken krijgen, bekijken we de impact op het hele systeem. In welke levensfase zit het gezin, hoe lopen de relaties, wie zijn de ­steunfiguren?’ ‘Bij een depressie merk je vaak dat de normale communicatie


ZORG 11

Huisarts Tom Declercq en prof. dr. Gilbert ­Lemmens: ‘Het Centrum voor ­Relatieen ­Gezinstherapie is in de regio Gent een zeer zinvolle aanvulling van de ­sociale kaart.’

IDENTIK IT Tom Decle rcq (links) • huisarts in Merelbe ke • praktijk assistent aan de vakgroep Huisartsg eneeskun en Eerste de lijnsgezo ndheidsz (UGent) org

verstoord raakt. Sociale contacten verwateren. Het tijdsperspectief versmalt: alleen het hier-en-nu rest nog. Ook het palet van interactie­ patronen vernauwt. Mensen vermijden sommige onderwerpen, ze ontzien elkaar, zitten gevangen in negatieve vicieuze cirkels.’ Hoe doorbreek je dat? Gilbert Lemmens: ‘Door men-

sen ervan bewust te maken dat ze elkaars gedrag veel sterker sturen dan ze beseffen, ook niet-­ intentioneel. We helpen hen te beseffen dat ingesleten negatieve interacties een negatief gezinsklimaat in stand houden. En we proberen de normale, gezonde, positieve interacties – die vaak wat ondergesneeuwd zijn geraakt – weer te activeren. Waarom zou het gezin van een depressieve man niet samen op reis gaan? Door de herstellende krachten die in het gezin schuilen aan te boren kun je depressiegestuurde ­interacties ­terugdringen.’

Tom Declerq: ‘Dat zijn belangrijke inzichten en communicatieve vaardigheden. De basis daarvan hoort eigenlijk thuis in het c­ urriculum van de voortgezette huisartsenopleiding, vind ik. Dat is nodig om patiënten niet als indi­vidu te benaderen, maar in verbondenheid met hun omgeving. Die attitude heb je als huisarts hard nodig.’ Het Centrum is verbonden aan het UZ Gent en heeft een derdelijnsfunctie. Hoe vervult het die? Gilbert Lemmens: ‘Door onder

meer gebruik te maken van vernieuwende therapievormen. Groepsgezinstherapie, bijvoorbeeld: het gelijktijdig behandelen van verschillende gezinnen in een groep. Die therapie wordt al langer toegepast bij problemen als bipolaire stoornissen, schizofrenie of eetstoornissen. Wij passen ze ook toe bij ernstige depressie. Dat werkt: door elkaar te observeren leren gezinnen van elkaar. Ze beseffen dat ze niet alleen op de

wereld zijn. Dat werkt destigmatiserend. Gezinnen leren elkaar te ondersteunen.’ Doet het Centrum ook ­wetenschappelijk onderzoek? Gilbert Lemmens: ‘Zeker. We

brengen bijvoorbeeld de psychosociale kenmerken in kaart van allerlei psychische problemen: we onderzoeken op welke manier ­relaties aandoeningen zoals ADHD of eetstoornissen beïnvloeden, al dan niet intentioneel. We bestuderen hechtingsproblemen, om preciezer te weten welke gezinsrelaties we moeten aanpakken. Maar we onderzoeken bijvoorbeeld ook broer-zusrelaties in reguliere en nieuw samengestelde gezinnen.’

Centrum voor Relaties en Gezinnen Dienst Psychiatrie, UZ Gent De Pintelaan 185 9000 Gent Contact: 09 332 43 94 of 95​


S SCAN

MDG-­Platform versterkt ­oncologische precisie­geneeskunde Genezen we straks extra kankerpatiënten met precisiegeneeskunde? Het Centrum voor Medische Genetica heeft samen met het Labo Klinische Biologie en de dienst Pathologische Anatomie een nieuw Moleculair Diagnostisch platform in het UZ Gent (MDG) opgericht. Dat moet het mogelijk maken om sneller en voor meer patiënten genetische mutaties in tumoren te identificeren. Door de tumor vlotter en nauwkeuriger in kaart te brengen, kan meteen de meest

geschikte kankerbehandeling worden gekozen. Dankzij de bundeling van de verschillende expertises kan het MDGplatform ook heel efficiënt nieuwe moleculaire testen ontwikkelen. In de loop van 2014 hebben we verschillende technieken om genetische mutaties op te sporen vereenvoudigd,’ legt professor ­Kathleen Claes van het Centrum voor ­Medische Genetica uit. ‘We gebruiken bij deze analyses de nieuwste generatie sequencing

technologieën waarmee we kostenefficiënt en flexibel een test kunnen uitvoeren, zelfs voor pas ontdekte genen en mutaties waarvoor nog geen commerciële test bestaat. Door ook sterk in automatisering te investeren, is onze analysekost met 90 procent verminderd.’ De samenwerking binnen het nieuwe MDG platform is in de loop van 2014 opgestart. Vanaf maart 2015 zal het platform geaccrediteerd zijn om deze genetische tests uit te voeren.


SCAN 13

Headset voor epilepsiepatiënten Meet deze comfortabele headset met droge elektroden straks de hersenactiviteit bij epilepsiepatiënten? Binnen het CICI project EEG@home van Flanders DC en

Team Kinder­­­ neurologie UZ Gent ont­­­­dekt ­NARS2-­gen Het laboteam mitochondriale ziekten onder leiding van prof. dr. Rudy van Coster, kinderneuroloog in het UZ Gent, heeft een nieuw gen in kaart gebracht. De onderzoekers analy­ seerden het DNA van twee patiënten met een spier- en hersenafwijking uit hetzelfde gezin – met ouders die neef en nicht zijn. Daarbij achterhaalden ze een defect aan het N ­ ARS2-gen. De ontdekking van het nieuwe gen is belangrijk, omdat ze prenatale diagnose mogelijk maakt, en de weg opent naar gencorrectie en genthe­ rapie. De symptomen van de mitochondriale spierziekte zijn: over­ dreven vermoeidheid en intolerantie voor fysieke inspanning, in combinatie met her­ senafwijking. Het team ontdekte de voorbije jaren ook vier andere nieuwe genen.

het IWT werken het UZ Gent, Imec/UGent en ontwerpbureau Pillipilli een patiëntvriendelijk alternatief uit voor de lijm, gel en elektroden die we al 50 jaar gebruiken.

Nieuwe polikliniek Bloed, Ademhaling, Spijsvertering

Patiënten met aandoeningen aan het hematologisch, het ademhalings-, of het spijsverteringsstelsel kunnen in het UZ Gent voortaan in één interdisciplinaire polikliniek terecht. In totaal zijn medewerkers van zes diensten bij de nieuwe polikliniek betrokken: Algemene en Hepatobiliaire Heelkunde, Gastro-enterologie, Gastro-intestinale Heelkunde, Hematologie, Longziekten en

het Transplantatiecentrum. De diensten werkten al nauw samen en maken nu ook de bijbehorende consultaties patiëntvriendelijker. Vanaf 20 april kunnen patiënten op de vierde verdieping van gebouw K12 aankloppen voor alle onderzoeken en de opvolging van hun klachten.

www.uzgent.be


Z BLOEDTRANSFUSIES: DE KETEN BEWAKEN

Kwaliteit en veiligheid staan voorop Dat bloedtransfusies veilig verlopen vindt iedereen vanzelfsprekend. Toch blijven aan transfusies risico’s verbonden. Strikte procedures en voorschriften moeten die maximaal uitsluiten.

E

lk jaar worden in het UZ Gent zowat 30.000 labiele – beperkt houdbare – bloed­producten gebruikt: 15.000 tot 16.000 zakjes rode bloedcellen (erytrocytenconcentraat, packed cells), 10.000 eenheden bloedplaatjes en 5.000 tot 6.000 zakjes plasma. Rode bloedcellen helpen patiënten met acute of chronische anemie, bloedplaatjes worden toegediend bij patiënten met een tekort aan bloedplaatjes of een bloedplaatjesfunctiestoornis en plasma wordt gebruikt bij problemen met de bloedstolling. ‘Bloed blijft een onvervangbaar product’, zegt transfusie-arts en hematoloog prof. dr. Lucien Noens (Bloedbank UZ Gent). ‘Er wordt wel gedroomd van kunstbloed,

maar in de praktijk staan we nog nergens. Bloed is ook erg kostbaar – je moet er zuinig en efficiënt mee omspringen. Niet alleen omdat het donoraanbod daalt, maar ook omdat royaal transfunderen volgens veel studies niet zo gunstig is, wordt ‘patient blood management’ een noodzaak.’ Hoe ziet het UZ Gent toe op de kwaliteit en de veiligheid?

‘Bloedtransfusie omvat een hele keten van processen. In het UZ Gent gelden voor elk proces hoge kwaliteits- en veiligheidscriteria. Om die nog systematischer toe te passen, ontwikkelen we vormingsmomenten en e-learningmodules. Een task force met verpleegkundigen en artsen van allerlei specialismen zorgt voor sensibilisering. En met

BeQuint (Belgian Quality in Transfusion, het vroegere Nationaal Transfusieplatform) werken we aan afspraken om de veiligheid en de kwaliteit van de transfusie – de hemovigilantie – nog te optimaliseren. We stimuleren ziekenhuizen om bloedproducten rationeler te gebruiken, werken richtlijnen en goede transfusiepraktijken uit en proberen die te stroomlijnen.’

‘Bloed blijft erg kostbaar – we moeten er zuinig mee ­omspringen.’ Prof. dr. Lucien Noens


ZORG 15

Het labo van de Dienst voor het Bloed (Rode Kruis) bevindt zich op de campus van het UZ Gent. Het labo zorgt onder meer voor pretransfusietests, bloedtypering en screening op antistoffen.

Een deel van de keten – ­donorselectie, bloedafname, bewerking, enz. – hebt u niet zelf in de hand?

‘Daar ziet de Dienst voor het Bloed van het Rode Kruis op toe, heel deskundig en kwaliteitsbewust. Met de dienst heeft het UZ Gent al sinds 1994 een samenwerkingsovereenkomst. Het labo bevindt zich trouwens op onze campus, vlakbij onze Bloedbank. Zeven dagen per week, 24 uur per dag staat het labo paraat, onder meer voor pretransfusietests: bloedtypering en screening op antistoffen. Het labo test op regulaire antistoffen tegen de klassieke ABO-bloedgroep en de resusfactor, maar ook op ­irregulaire antistoffen tegen nog een 20-tal andere bloedgroepen. Die antistofscreening is nodig om

voor elke patiënt nauwgezet het meest geschikte bloedproduct te selecteren, zodat eventuele ­afweerreacties minimaal zijn. Voor een transfusie met rode ­bloedcellen doet het labo een kruisproef: plasma van de patiënt wordt getest met erytrocyten van de donor.’ Uitzonderlijk loopt bij een ­bloedtransfusie iets fout. ­Waaraan ligt dat?

‘Een op de drie gevallen is te wijten aan een menselijke factor: er is te veel of te weinig bloed besteld, de indicatie van de arts was niet scherp genoeg, er is iets verkeerd gegaan bij de patiëntidentificatie enz. Dat laatste aspect is natuurlijk cruciaal. We checken het identificatiebandje en vragen de patiënt

om zelf zijn of haar naam en geboortedatum te zeggen. Binnenkort starten we een proefproject om de hele keten digitaal traceerbaar te maken – voor een groot ziekenhuis als het onze een hele uitdaging.’ Hoe groot is het risico op ­infecties?

‘Bloedoverdraagbare virale infectieziekten – hiv, hepatitis – zijn eigenlijk uitgesloten. Wel doet zich in België bij 1 op 40.000 zakjes een bacteriële infectie voor – vaak bij bloedplaatjes, omdat die op kamer­ temperatuur worden bewaard. De Dienst voor het Bloed kent het risico: elk zakje bloedplaatjes kweken ze in een hemocultuur voor bacterio­logisch ­onderzoek. Natuurlijk moet elke verpleeg­ kundige weten hoe je die bloed­


Waterdichte procedures moeten garanderen dat correct gelabelde zakjes bij de juist geïdentificeerde patiënt terechtkomen.

Enkele sleutelprocessen VOORSCHRIFT

producten bewaart, hoe je voor zakjes erytrocytenconcentraat de koude keten bewaakt en hoe je diepgevroren plasma ontdooit.’ Ook transfusiereacties zijn nooit uit te sluiten?

‘Bestanddelen in het bloed ­kunnen overgevoeligheidsreacties uitlokken, wat zich uit in koorts, benauwdheid, jeuk … Ook immu­ nisatie is een risico: bloed met vreemde bloedgroepantigenen activeert het afweersysteem, zodat de productie van antistoffen op gang komt. Soms zijn de complicaties levensbedreigend, zoals bij Transfusion Related Acute Lung Injury (TRALI). Om alert te kunnen rea­geren, observeren verpleegkundigen de patiënt tijdens de transfusie en monitoren ze vitale parameters. Bij een acute transfusiereactie vertelt een actieschema met beslisboom wat hun te doen staat en waarschuwen ze de arts.’

De arts selecteert de patiënt en stelt een gedetailleerde transfusieindicatie. Op het elektronisch voorschrift dat in het Elektronisch Patiënten­dossier (EPD) komt, staat die indicatie uitdrukkelijk vermeld, naast aanvragen voor bloedgroeptyperingen en de ­eventuele kruisproef.

PRETRANSFUSIETESTS Een verpleegkundige neemt bloed­ stalen voor de bloedgroeptypering en stuurt ze naar het labo van de Bloed­ bank. De typering wordt twee keer uitgevoerd: er worden onafhankelijk van elkaar twee stalen genomen. Voor het afprikken wordt de identiteit van de patiënt gedubbelcheckt: door het identificatiebandje te controleren en door uitdrukkelijk naar de naam en geboortedatum te vragen. De bloedstalen worden meteen gelabeld aan het bed van de patiënt. Die iden­ tificatiemaatregelen gelden ook voor de kruisproefafname.

BEWARING EN TRANSPORT Zakjes rode bloedcellen worden per gevalideerde buizenpost geleverd en meteen toegediend. Kan dat niet, dan worden ze meteen in de koelkast gelegd. Ook bloedplaatjes

worden via buizenpost geleverd en op kamertemperatuur bewaard terwijl ze regelmatig worden geschud. Diepgevroren plasma wordt in een gevalideerde koelbox geleverd en volgens ­voorschriften ­ontdooid.

TOEDIENING EN MONITORING Alle al eerder vastgestelde gegevens – het label op het bloedzakje, de iden­ titeit van de patiënt – worden opnieuw gecheckt. Op voorgeschreven momenten worden bloeddruk, pols en temperatuur gemonitord. Bij acute transfusiereacties wordt de transfusie meteen stopgezet en de verantwoordelijke arts geroepen. Een beslisboom vertelt wat te doen staat.

OPVOLGING Bij plaatjesconcentraat wordt een uur na toediening bloed afgenomen om te bekijken of de opbrengst is gestegen. Ook de opbrengst van toegediende rode cellen wordt gecontroleerd.

EVALUATIE Na elke transfusie wordt een transfusieverslag opgemaakt. Daarin komen transfusiereacties, incidenten en bijna-fouten. Incidenten en bijnafouten worden intern besproken en gemeld aan de Hemovigilantiecel van de federale overheid.


IN BEELD 17

Nierpatiënten doen het zelf VOORDELEN? Hoe werkt de nieuwe self care dialyse in het UZ Gent? Afvalstoffen Gezuiverd bloed pomp Dialysator met water

Het UZ Gent is het eerste zieken­ huis in Vlaanderen dat self care dialyse aanbiedt (naast k­ lassieke dialyse, thuis­hemodialyse en samen­werking met low care ­centra). Een 20-tal patiënten reserveert online wanneer en hoelang ze komen. Ze zetten zelf het toestel klaar, bedienen en reinigen het. Patiënten kunnen zich in 5 units dialyseren. De toestellen kregen een extra toegankelijke interface en ­patiënten worden ­grondig ­opgeleid. Net als bij een klassieke dialyse ont­ trekt ultrapuur water afvalstoffen aan het bloed van de patiënt. Per minuut gaat het om 500 tot 800 ml puur water. De patiënt heeft geen ruimte nodig voor een grote water­ zuiveringsinstallatie en moet niet zelf instaan voor water- en elek­triciteitskosten zoals bij thuisdialyse wel het geval is.

pomp

De behandeling wordt volledig terugbetaald. Voor 20 ­patiënten is 1 opleiderverpleegkundige (i.p.v. 5 in de klassieke setting) nodig. Het UZ Gent i­nvesteerde 100.000 euro in dit project.


Z PSYCHOLOGISCHE OPVANG EN GENDERTOEWIJZING

Multidisciplinair team voor DSD Bij sommige pasgeborenen is niet meteen duidelijk of het een jongetje of een meisje is. Een uniek multi­ disciplinair team zorgt in het UZ Gent voor psychologische opvang en de nodige diagnostiek, doet de geslachts­toewijzing en maakt een behandelplan op.

D

SD staat voor Disorders of Sex Development, aandoeningen van de geslachtsontwikkeling. ‘Die benaming krijgt steeds vaker kritiek van patiëntenverenigingen: zij verkiezen de term differences, variaties of verschillen, boven disorders’, zegt prof. dr. Martine Cools, kinderendocrinologe en coördinator van het DSD-team in het UZ Gent. Wat zijn de oorzaken van een DSD?

?

?

‘Het gaat om een groep zeer heterogene genetische aandoeningen die op diverse niveaus van de geslachts­ontwikkeling een rol kunnen spelen. Bij de bevruchting bepalen de chromosomen het chromosomale geslacht. Zodra het embryo vier weken oud is, ontwikkelt zich een oergonade die zich differentieert tot teelbal of tot eierstok. Het SRY-gen op het Y-chromosoom stuurt de differen­ tiatie van de oergonade tot teelbal aan. Zodra dat gebeurd is, worden


ZORG 19

Prof. dr. Martine Cools: ‘Elk kind heeft recht op een geslachtstoewijzing. Daarover bestaat een vrij grote consensus binnen de DSD-expertisecentra.’

hormonen aangemaakt die ervoor zorgen dat de uitwendige geslachtsdelen mannelijk worden. Andere genen zorgen ervoor dat celletjes in de oergonade zich differentiëren tot ovariële cellen.’ ‘We hebben dus vier niveaus van geslachtsontwikkeling: de chromosomen, de gonaden, de hormonen en het fenotype, dus de uitwendige geslachtsorganen. Daar komt dan nog het niveau van de genderidentiteit bij: het besef en het gevoel man of vrouw te zijn.’ Op elk van die niveaus kan iets mislopen?

‘Inderdaad. Zo heeft 1 op 20.000 meisjes het androgeen ongevoeligheidssyndroom. Zo’n meisje heeft XY-chromosomen, maar doordat ze geen receptoren heeft voor de mannelijke hormonen die ze produceert, ziet ze er uitwendig helemaal als een meisje uit. Soms blijkt pas in de puberteit dat ze geen baarmoeder heeft maar twee testikels in de buik. Andere meisjes hebben congenitale bijnierschors

hyperplasie. Chromosomaal zijn ze vrouw, maar doordat ze worden blootgesteld aan hoge dosissen mannelijke hormonen die hun bijnier aanmaakt, wordt hun clitoris excessief groot. Sommige jongens hebben dan weer een abnormaal aangelegde penis of plasbuis.’ Wanneer wordt een DSD ­vastgesteld?

‘Dat gebeurt soms al voor de geboorte, als op de echo bijvoorbeeld een meisje te zien lijkt en een karyo­typering op XY wijst. Doorgaans wordt de diagnose bij de geboorte gesteld, maar soms gebeurt dat pas rond de puberteit.’

‘We leggen alle puzzelstukjes samen en proberen in te schatten welke genderidentiteit het kind zal ontwikkelen.’ Prof. dr. Martine Cools

Als een baby wordt geboren met een DSD wordt het DSDteam ­ingezet?

‘Meestal worden meteen drie “kernleden” van het DSD-team ­betrokken: de kinderendocrinoloog, de kinderuroloog en de kinder­psycholoog. Op de achtergrond worden ook andere experts ingezet, bijvoorbeeld om de genetische oorzaken te ontrafelen. We werken op twee sporen. We bieden de ouders optimale psychologische ondersteuning. Daarnaast doen we zo snel mogelijk de nodige diagnostiek: karyotypering, onderzoek van de hormonen, echografie van de inwendige geslachtsorganen … Bij de meeste DSD-baby’s is na grondig onderzoek duidelijk tot welk ­gender ze behoren.’ Geslachtstoewijzing blijft ­altijd het doel?

‘Elk kind heeft recht op een geslachtstoewijzing. Daarover is een vrij grote consensus binnen de DSD-expertisecentra. Enkele individuele patiënten zijn het daar


Het DSD-team van het UZ Gent niet mee eens, maar als je oudere kinderen en jongeren met een DSD hoort, vertellen die altijd dat geslachtsloos door het leven gaan geen optie is.’ In Duitsland werd toch een ­‘derde geslacht’ erkend?

‘Daar zijn juridisch-administratieve redenen voor. In Duitsland moet je een geslachtsaangifte doen twee weken na de geboorte. Dan beschik je vaak nog niet over alle onderzoeksresultaten. Het “derde geslacht” biedt een tijdelijke uitweg. In België kun je drie maanden uitstel vragen.’

Het UZ Gent is het enige centrum in België dat beschikt over een multidisciplinair DSD-team. Dat werkt nauw samen met andere DSD-centra in Europa en de rest van de wereld en heeft een solide internationale reputatie opgebouwd. Het DSDteam tekent een gestroomlijnd zorgpad op maat uit, gestoeld op wetenschappelijk onderzoek en ruime ervaring. Het bundelt de expertise van verschillende medische diensten en laboratoria en telt onder meer een kinderendocrinoloog, kinderurologen, kinderpsychologen, gynaecologen, een neonatoloog en een geneticus. Het stimuleert ook wetenschappelijk onderzoek en werkt samen met diverse patiëntenorganisaties.

een gecombineerd consult waarop ze ook de psycholoog kunnen zien.’ De psycholoog speelt een ­sleutelrol?

‘Inderdaad, en ook dat is een groot verschil met vroeger. Voor de ­ouders kan een kind met een DSD een grote schok zijn. Wat moeten ze op het geboortekaartje zetten? Hoe vertellen ze het vrienden en familie? Opgroeiende kinderen kunnen zich zorgen maken over hun uiterlijk. Bovendien komt onvruchtbaarheid vaak voor – ook daar moeten ze in het reine mee komen.’

Welke criteria geven de ­doorslag om een geslacht toe te wijzen?

Het DSD-team geeft ook ­opvoedingsadvies mee?

‘We leggen alle puzzelstukjes samen – de onderliggende aandoening, het fenotype, het karyotype enz. – en proberen in te schatten welke genderidentiteit het kind zal ontwikkelen. Die verwachte gender­identiteit geeft de doorslag.’

‘We adviseren ouders om open met hun kind te praten, vanuit het besef dat er in de natuur nu eenmaal veel variaties bestaan. We geven ook tips mee om het kind te helpen zijn genderidentiteit te exploreren en te leren omgaan met onvruchtbaarheid. Als een meisje met de poppen speelt, waarom zou de pop bijvoorbeeld geen geadopteerde baby kunnen zijn?’

?

Wordt het kind in de ­eerste maanden of jaren al ­behandeld?

opereren, kiezen we daarom voor ­zenuwsparende ingrepen.’

‘Geslachtsaanpassende ingrepen stellen we zo veel mogelijk uit. Soms doen we een corrigerende ingreep, bijvoorbeeld bij een zeer uitgesproken clitorisvergroting. Zulke ingrepen deed men vroeger vaker, om het uitzicht van het geslacht te doen beantwoorden aan de norm. Nu vinden we functionaliteit belangrijker. Als we

‘Daarnaast stippelen we een langetermijnplan uit. Zolang het kind nog niet in de puberteit zit, volstaat meestal een laagfrequente opvolging. Zo behouden we een band met ouders en kind en verlagen we de drempel voor psychologische hulpvragen. We nodigen hen bijvoorbeeld om de twee jaar uit voor

Contact: Secretariaat Kinderendocrinologie Tel. 09 332 27 60 Referentie wetensch. artikel Cools, Looijenga, Wolffenbuttel et al., Stoornissen in de geslachtsontwikkeling: Genetische basis, terminologie en het risico voor de ontwikkeling van kiemceltumoren, Tijdschrift voor Geneeskunde, 65 (16): 709 – 722, 2009.


ZOOM 21

Z 1

1

2

3

4

2 3D-kopie redt knie. Bij een jong patiëntje met botkanker heeft dokter Gwen Sys van het UZ Gent een tumor die vlakbij het knie­ gewricht zat verwijderd door 3D-technologie in te zetten. Technici van het bedrijf Materialise maakten titanium plaatjes waardoor het bot opnieuw aan elkaar kon worden ­bevestigd.

3 Revalideren met smaak. Op de Health­care beurs 2014 is het maaltijdconcept voor patiënten van het revalidatiecentrum van het UZ Gent bekroond. Pa­ tiënten die vaak heel lang in het centrum verblijven, genieten er sinds juli 2013 van ter plaatse bereide gerechten in een omgeving die is aangepast aan rol­ stoelen en andere ortho­ pedische hulpmiddelen.

4 148 transgender­ cliënten. Vorig jaar behandelde het Genderteam van het UZ Gent 148 transgendercliënten. Dat is 30 procent meer dan het jaar voordien. In vergelijking met 2010 is het aantal aanvragen verdubbeld. De stijging lijkt vooral te verklaren doordat het taboe rond genderproblemen een stuk kleiner is geworden.

Neuromusculair onderzoek bekroond. Doctoraatstudente Sandrine Herbelet won de Prijs Denyse Bourgeois 2014 van l’Association Belge contre les maladies neuro-Musculaires. Ze ontving € 2500 voor haar onderzoek naar het eiwit NFAT5 in samenwerking met prof. dr. De Bleecker van het Labo voor Neuro- en Myopathologie van het UZ Gent.


D

WERKSTRESS EN BURN-OUT BIJ ARTSEN

‘Een sluipend gif’ Als arts heb je een verhoogd risico op burn-out: uit Nederlands onderzoek blijkt dat 20 procent van de huisartsen en specialisten met symptomen van een ­burnout kampt. Toch blijven deze klachten vaak binnenskamers. Hoe groot is het probleem en wat doen we eraan?

PROF. DR. GWENDOLYN PORTZKY, psycholoog UZ Gent – docent Medische ­Psychologie, Faculteit Geneeskunde en Gezondheids­wetenschappen, UGent DR. ERIC BOYDENS, huisarts en voorzitter van Doctors4Doctors vzw DR. NELE VAN DIEVOORT, 2de master Geneeskunde UGent, auteur masterscriptie ‘Werkstress en burn-out in het UZ Gent’


DIALOOG 23

‘Als je bij jezelf gedurende meer dan twee weken klachten vaststelt die op een ­burn-out kunnen wijzen, moet je actie durven te ondernemen.’ prof. Gwendolyn Portzky

Portzky: ‘Nu het maatschappelijk

taboe rond burn-out afbrokkelt, komt er ook stilaan meer aandacht voor de problematiek bij medici. Het beroep van arts of verpleegkundige houdt in vergelijking met andere jobs een verhoogd risico op burn-out in. De werkdruk is hoog en je klopt veel uren. Je professioneel en je privéleven zijn moeilijk in balans te houden. Je wordt geconfronteerd met onmacht, lijden en ethische spanningen. In de wetenschappelijke literatuur vind je niet veel éénduidig cijfermateriaal, maar een Nederlands onderzoek leert ons dat 20 procent van de huisartsen en specialisten met symptomen van een burn- out kampt.’ Boydens: ‘Het is moeilijk in te schatten wat symptomen van een burn-out precies inhoudt. Uit onderzoek van onze vzw Doctors4Doctors onthoud ik dat één arts op tien met een aan burn-out-gerelateerd probleem arbeidsongeschikt is. 70 procent van de artsen rapporteert ook dat hij of zij langdurig met hoge stress wordt geconfronteerd. Artsen zijn nu eenmaal heel bevlogen en dan loopt je een verhoogd

risico op burn-out. We moeten daar met z’n allen alert voor zijn.’ Van Dievoort: ‘Burn-out is inderdaad moeilijk te definiëren. Het is geen psychiatrische stoornis zoals depressie, waarbij je een bepaald aantal symptomen kunt afvinken. Het is een psychologische aandoening die wat minder strikt omschreven is en die eigenlijk door een professional beoordeeld moet worden. Dat maakt het moeilijk om cijfers uit verschillende onder­ zoeken te vergelijken.’ Portzky: ‘Een van de grote moeilijkheden is ook dat de klachten van een burn-out zo geleidelijk erger worden, dat zelfs een arts het nauwelijks bij zichzelf merkt voor het te laat is. Binnen de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de UGent zijn we bezig met het uitwerken van een beleid voor preventie en een zorgaanbod voor ASO’s (Assistenten in Opleiding). De Cel Welzijn van het UZGent werkt ook een beleid uit voor interne medewerkers. [zie kader nvdr.] Ik ben blij dat we daar eindelijk op inzetten.’ Boydens: ‘Iedereen moet beseffen dat burn-out een sluipend gif is,

waarvoor je maar beter heel alert kunt zijn. Zeker als je zoals veel artsen en verpleegkundigen een aantal risicovolle persoonlijkheidskenmerken in je hebt. Ik denk aan: perfectionisme, zich dienstbaar opstellen, moeilijk grenzen aan­geven, idealisme, een hoog verantwoordelijkheidsgevoel, vatbaar zijn voor schuldgevoelens, koppig, vasthouden aan rigide denk­patronen en controledwang. Wij streven ernaar dat elke arts zich om de drie jaar, in alle discretie, zou laten onder­ zoeken. Niet iedereen staat daarvoor te springen, maar volgens The Lancet is de gezondheid van artsen een van de beste indicatoren voor de kwaliteit van onze zorg.’ Van Dievoort: ‘Dat geeft alvast een extra dimensie aan mijn onderzoek binnen het UZ Gent. Met een anonieme enquête heb ik gegevens verzameld van 786 respondenten: artsen, verpleegkundigen, artsen-specialisten in opleiding (ASO), en zelfstandig academisch personeel (ZAP). Ik onderscheid drie niveaus: emotionele ­uitputting (moe zijn, geen zin hebben om te werken), depersonalisatie (je buiten je lichaam voelen) en merken dat


‘ASO’s halen de minst goede score voor emotionele uitputting en voor depersonalisatie.’ Nele Van Dievoort

je persoonlijke bekwaamheid afneemt. Ik ben nog volop de cijfers aan het verwerken – tegen juni moet mijn masterscriptie klaar zijn. Maar de belangrijkste conclusies zijn voorlopig dat ASO’s de minst goede score halen voor emotionele uitputting en voor depersonalisatie, en dat verpleegkundigen het hoogst scoren voor afgenomen ­persoonlijke ­bekwaamheid.’ Portzky: ‘Dat de ASO’s eruit springen zal niemand verwonderen. Zij kloppen vele uren, zijn volop bezig met – vaak tegelijk – hun carrière en hun gezin uit te bouwen. Jonge kinderen, een huis bouwen of verbouwen, lange wachtdiensten en de onzekerheid en stress die bij een beginnende carrière horen. Nu, een burn-out is nooit alleen het gevolg van externe factoren. Het is de combinatie met bepaalde persoonlijkheidskenmerken die het risico op burn-out verhoogt op momenten van overmatige stress.’ Boydens: ‘Artsen nemen ook vaak hun toevlucht tot medicatie of alcohol om bepaalde symptomen te onderdrukken. 19 procent van de mannelijke specialisten drinkt te veel. Dat wil nog niet zeggen dat hun werk daaronder leidt, maar ik vind

dat patiënten recht hebben op een arts die gezond met stress omgaat.’ Portzky: ‘Daarmee ben ik het helemaal eens. Als je bij jezelf gedurende meer dan twee weken klachten vaststelt die op een burnout ­kunnen wijzen, moet je actie durven te ondernemen. Ik heb het dan over l­ichamelijk en fysiek moe zijn, spanningsklachten zoals rug-, nek- of spanningshoofdpijn, slecht slapen, aandachtsproblemen, cynisch of negatief naar je werk kijken. Wees alert voor die klachten, en zoek hulp als ze blijven aanhouden!’ Boydens: ‘De vzw Doctors4­ doctors bestaat nog maar sinds 2013, maar we beschikken intussen over een operationeel en discreet netwerk van hulpverleners. Vorig jaar hadden we 55 aanmeldingen, waarvan er een 40-tal een traject hebben doorlopen. We werken met artsen, psychologen en coaches die bekijken wat er op organisatorisch vlak anders kan, wat er in je team of de mensen rondom jou beter kan en hoe je persoonlijk in elkaar zit – aan welke eigenschappen je eventueel kunt werken. We zijn uiteraard blij dat we deze mensen kunnen helpen, maar het leidt geen

twijfel dat vele artsen nog te lang wachten voor ze burn-out- of andere ­problemen ­aanpakken.’ ragen? De Cel Welzijn van het V UZGent (Dect 26262) of het pas opgerichte Steunpunt Werkstress en Burn-out van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheids­ wetenschappen, UGent (werkstress. ge@ugent.be) begeleidt u in alle discretie en helpt uw klachten aan te pakken.

Doctors4Doctors? Doctors4Doctors (D4D) is een vzw die in 2013 werd opgericht en die streeft naar een betere omkadering voor artsen en hun familie. De vzw biedt een discreet aanspreekpunt voor wie met een hulpvraag zit en voert onderzoek uit naar de gezondheid van zorgverleners. Elke arts en zijn familieleden kunnen bij de vzw aankloppen voor medische hulp, psychologische begeleiding, juridische bijstand en coaching rond organisatieen teamwerking door een netwerk van huisartsen, psychiaters, psychologen, coaches en juridische experts. ww.doctors4doctors.be w info@doctors4doctors.be Agendatip:

20 mei: Symposium Werkstress en burn-out Meer info volgt op www.uzgent.be


advertentie

DWARS DOOR BELGIË Grensverleggende solidariteit 2 PRACHTIGE FIETSTOCHTEN IN EIGEN LAND OP DE FIETS OF MOUNTAINBIKE

Ontdek ook onze venementen: buitenlandse fietse nda en Dwars Dwars door Oega door Burkina !

Ben jij sportief én solidair? Ontdek onze unieke fietstochten doorheen België én zamel geld in voor het werk van Broederlijk Delen. Info en inschrijven via www.dwarsdoorbelgie.be


Z CHIRURGIE EN INTENSIEVE CHEMOTHERAPIE BIJ BUIKVLIESKANKER

HIPEC verdubbelt overlevingsduur Chirurgie ­gecombineerd met hypertherme ­intraperitoneale chemo­ therapie ­(HIPEC) heeft de ­overlevingsduur bij buikvlieskanker aanmerkelijk vergroot. Voor deze ­behandeling is het UZ Gent wereldwijd een van de ­topcentra.

POMP

VERWARMING

V

chemo­therapie, HIPEC ­genoemd – hypertherme intraperito­ neale ­chemotherapie.’ De behandeling gebeurt in twee stappen. Eerst worden alle peri­toneale metastasen die met het blote oog te zien zijn zo volledig mogelijk chirurgisch verwijderd. Soms is daarvoor ook resectie ­nodig van de dunne of de dikke darm, de eierstokken of andere organen en moet de peritoneale ­bekleding van de buikholte worden gestript. Meteen daarna, nog tijdens dezelfde narcose, TIJDENS DEZELFDE wordt de buikholte geNARCOSE spoeld met een chemo‘Voor zulke peritonetherapieoplossing. In de ale metastasen gold buikholte worden twee altijd een zeer slechte RESERVOIR inloopbuisjes en drie prognose’, zegt prof. RESERVOIR uitloopbuisjes geplaatst. dr. Wim Ceelen (dienst Met een rollerpomp Gastro-Intestinale Heelwordt de chemotherakunde). ‘Tot in de jaren pieoplossing in een gesloten negentig werden de patiënten circuit rondgepompt, zowat enkel behandeld met systemi90 minuten lang. Dat gebeurt sche chemotherapie, maar die door een perfusionist van de bleek onvoldoende te werken. dienst Cardiochirurgie. Om Daarom is men gaan experimenhet tumordodend effect te verteren met een combinatie van sterken, worden de cytostatica chirurgie en intensieve lokale an de patiënten met buikvlieskanker heeft een kleine groep een primaire tumor aan het buikvlies, zoals een mesothelioom. De meeste patiënten hebben uitzaaiingen van primaire tumoren elders in de buikholte. Zulke metastasen aan het buikvlies komen bijvoorbeeld frequent voor bij patiënten met een colorectaal carcinoom, een appendixtumor of een ovariumcarcinoom.


ZORG 27

THERMOMETER

Bij HIPEC wordt in de buik een – soms verwarmde – chemo­ therapieoplossing rondgepompt.

soms verwarmd. Dat geldt bijvoorbeeld voor cisplatinum bij eierstoktumoren. ­Oxaliplatin – toegediend bij colorectale ­tumoren – wordt doorgaans niet meer verwarmd. Na de chemotherapie wordt de buik weer gesloten. SIGNIFICANTE VERBETERING Doordat de chemotherapieoplossing lokaal in de buikholte wordt toegediend en niet in de bloedbaan terechtkomt, zijn de

POMP

MEDICIJN

nevenwerkingen gering. Men kan de cytostatica bovendien in hogere dosissen toedienen, wat hun effec­ tiviteit ­vergroot. De combinatie van chirurgie en HIPEC zorgt meestal niet voor definitieve genezing, maar wel voor een significante toename van de overleving. Volgens een gerandomiseerde klinische studie van het Nederlands Kanker Instituut bij patiënten met darmkanker verdubbelt de behandeling de gemiddelde overlevingsduur van één tot twee jaar. De individuele verwachting hangt vooral af van het tumortype en van de mate waarin we erin slagen de volledige tumor weg te nemen. De beste resultaten worden behaald bij pseudomyxoma peritonei, een zeldzame slijmvormende tumor die uitgaat van de appendix. Na een HIPEC-behandeling hebben patiënten een tienjaarsoverleving van 90 procent. UZ GENT IS TOPCENTRUM Jammer genoeg komen lang niet alle patiënten met peritoneale metastasen voor HIPEC in aanmerking. Prof. dr. Wim Ceelen: ‘Een

belangrijke voorwaarde is dat de metastasen beperkt blijven tot de buikholte en niet te uitgebreid zijn. Zijn de uitzaaiingen afkomstig van agressieve tumoren zoals een pancreas- of een maagcarcinoom, dan is de HIPEC-procedure meestal niet zinvol.’ Het UZ Gent past de HIPECbehandeling al toe sinds 1999. ‘Per jaar behandelen we een 70-tal patiënten’, zegt prof. dr. Ceelen. ‘Daarmee behoren we wereldwijd tot de grootste centra. We doen ook wetenschappelijk onderzoek naar peritoneale metastasering en naar mogelijkheden om de behandeling te optimaliseren. De cytostatica die we voor HIPEC gebruiken zijn off-label. We zoeken nu naar specifieke farmaceutische dragers die de chemotherapie heel traag kunnen vrijgeven.’

ienst Gastro-Intestinale ­Heelkunde D De Pintelaan 185 9000 Gent Secretariaat: 09 332 55 62


O

ONDERZOEK NAAR LANGETERMIJNOVERLEVING IMPLANTATEN

Implantaten

w ­ eerstaan de tand des tijds Solitaire implantaten hebben een ­behoorlijke ­langetermijnoverleving. Toch blijft opvolging ­noodzakelijk. Tandartsen moeten bovendien open zijn over extra kosten die op lange termijn aan een ­implantaat ­verbonden kunnen zijn.

at zijn belangrijke conclusies uit het ­doctoraatonderzoek van dr. Melissa Dierens (dienst Tand-, Mond- en Kaakziekten, UZ Gent). ‘Implantaten worden vaak voorgesteld als een oplossing voor het ­leven’, zegt ze. ‘Toch bestaat er maar weinig langetermijn­ onderzoek dat die bewering kan ondersteunen. Daarom heb ik een retrospectieve steekproef gedaan om de overlevingsduur, de klinische resultaten, eventuele complicaties en extra kosten van solitaire implantaten te onderzoeken.’

Voor haar proefschrift screende dr. Dierens een populatie van 134 patiënten die tussen 1987 en 1993 in het Zweedse Malmö een solitair implantaat (eentandsvervanging) hadden gekregen. Daarvan namen er 101 (met alles samen 131 implantaten) contact op om de overleving van hun implantaat te bevestigen. Dr. Dierens kon 50 patiënten zelf spreken en onderzoeken. De implantaten werden geplaatst tussen 1987 en 1993. Gemiddeld waren ze 18,5 jaar in functie. Een kanttekening: de populatie bestond vooral uit relatief jonge en ­gezonde ­patiënten.

DE BELANGRIJKSTE ­CONCLUSIES

• Behoorlijke overlevingsduur. De cumulatieve overleving bedroeg 91,5 procent, wat behoorlijk goed is. Het risico op falen was het hoogst in het eerste jaar na het plaatsen, maar bijna 40 ­procent van de falingen deed zich voor na meer dan 5 jaar. I­ mplantaten worden in het kaakbot geschroefd, wat tot ontstekingen en in het ergste geval zelfs botverlies kan leiden. Bij 5 procent van de implantaten deed zich progressief botverlies voor en bij 19 procent bestond een risico op progressief botverlies. Om dat botverlies op te sporen, blijkt radiografische opvolging het belangrijkste ­diagnostische ­middel. • Prosthetiek. Van de abutments – de opbouw op het implantaat, waar dan de kroon overheen


ONDERZOEK 29

komt – moesten 15 procent en van de kronen 27 procent worden vervangen. Alle kronen in kunsthars bleken aan vernieuwing toe: de overleving was significant hoger voor de andere kroontypes (porselein-op-goud en ­volkeramische kronen). • Esthetiek. De esthetische normen lagen in de periode 1987-1993 veel lager dan vandaag. Toch bleef het resultaat op lange termijn stabiel. Een kleurverschil met de omringende tanden was de meest voorkomende reden om de kroon te vervangen. Het was niet altijd duidelijk of dat aan de kroon of aan de verkleuring van de eigen tanden lag. Het niveau van de zachte weefsels rond de implantaten bleef stabiel, maar rond de eigen tanden trok het tandvlees zich wat terug. Ook dat heeft een invloed op het ­esthetische ­resultaat.

AANBEVELINGEN Uit haar onderzoek trekt dr. Melissa Dierens twee belangrijke aanbevelingen voor de praktijk.

Volg patiënten ­langdurig op ‘Complicaties kunnen zich ook na vijf jaar en later nog voordoen’, zegt dr. Dierens. ‘Daarom blijft langetermijnopvolging nodig. Het is raadzaam om daarbij ook de chirurg te betrekken die het implantaat heeft geplaatst. Als klinische factoren wijzen op mogelijke infecties, is jaarlijkse radiografische opvolging aangewezen. Als het botniveau goed is – bij het overgrote segment van de patiënten – dan hoeft zo’n jaarlijkse radiografie niet.’

ees open over m W ­ ogelijke ­extra kosten ‘Patiënten houden meestal alleen rekening met een hoge initiële kostprijs voor het implantaat. Voor veel patiënten blijft het daar ook bij, maar als zich complicaties voordoen, kunnen de kosten hoog oplopen: bij een derde moest een kroon worden vervangen. Patiënten moeten duidelijk worden geïnformeerd over die mogelijke extra kosten.’

elissa Dierens, Clinical aspects, complications and M maintenance cost of single dental implants after 16 to 22 years. ­Promotoren: prof. dr.Hugo De Bruyn en prof. dr. Jan Cosyn. ­Vakgroep ­Tandheelkunde, UGent, 2014.


O INTERPROFESSIONELE VORMINGSMOMENTEN AAN DE UGENT

De blik leren verruimen

Van artsen wordt steeds meer verwacht dat ze nauw samenwerken met andere zorgwerkers. Dat leren ze niet vanzelf. Aan de UGent maken twee innovatieve opleidingsmomenten interprofessionele samenwerking tastbaar.

D

at zorgprofessionals sterker moeten samenwerken, hangt samen met nieuwe uitdagingen in de gezondheidszorg, zegt prof. dr. Jan De Maeseneer, voorzitter van de opleidingscommissie Geneeskunde (UGent). ‘Onder meer door de vergrijzing worden zorgsituaties complexer en hebben patiënten vaak meerdere aandoeningen. Daarnaast wordt de sociale gezondheidskloof tussen arm en rijk breder: artsen moeten daarom samenwerken met psychologen, maatschappelijk werkers en andere professionals om oog te krijgen voor de maatschappelijke levens-

situatie van hun patiënten.’ ‘Veel zorgverstrekkers besteden 20 tot 30 procent van hun tijd aan taken waarvoor ze eigenlijk te hoog gekwalificeerd zijn. Door beter samen te werken, kunnen ze die taken efficiënter delegeren. Een vlotte samenwerking kan bovendien de psychische belasting verlichten en de ­jobtevredenheid ­verhogen.’ DIAGNOSE VAN EEN BUURT Interprofessioneel samenwerken moet je leren. Daarom heeft de UGent in de opleiding geneeskunde twee innoverende vormings­ momenten geïntroduceerd. In de 3de bachelor staat de zogenaamde


ONDERWIJS 31

Global Forum

Interprofessionele vorming krijgt ook veel aandacht in het ­Global Forum on Innovation in Health Professional E ­ ducation. Dat Forum onderzoekt mogelijkheden om de opleiding van ­artsen en andere gezondheidswerkers te vernieuwen. Prof. dr. Jan De Maeseneer werd door het prestigieuze Amerikaanse Institute of Medicine (Washington) voor dat Global Forum geselecteerd. Daarmee heeft de UGent als enige ­Europese ­universiteit inkijk en inspraak in de manier waarop het ­interprofessioneel opleiden wereldwijd vorm krijgt.

COPC-week op het programma – de afkorting van Community Oriented Primary Care (COPC). Studenten geneeskunde worden samen met studenten sociale pedagogie, sociologie, gezondheidspromotie en verpleegkunde naar een Gentse wijk uit de 19de-eeuwse gordel gestuurd. In kleine groepjes zoeken ze telkens een patiënt thuis op, praten met zorgverleners en lokale buurtorganisaties en verkennen de buurt. De informatie die ze zo inventariseren, bekijken ze vanuit verschillende perspectieven. Dat levert een community diagnosis op, waaruit dan mogelijke interventies kunnen worden voorgesteld. Aan het eind van de COPCweek houden de studenten een presentatie voor stakeholders uit de buurt – van politiemensen tot gezondheids- en buurtwerkers. Ze schrijven ook een brief naar een instantie met een concrete

suggestie om de levenssituatie van ‘hun’ patiënt daadwerkelijk te verbeteren. Prof. dr. De Maeseneer: ‘Voor veel studenten is de kennismaking met armoede en andere samenlevingsproblemen een cultuurschok. Maar later vertellen ze ons vaak dat ze in die COPC-week echt hebben begrepen waarom ze arts wilden worden. Ze leren de omslag maken van individuele patiëntenproblemen naar de diagnose en aanpak van problemen op buurtniveau, in een­ ­interprofessioneel team.’ ZORGSTRATEGIE In de masteropleidingen staat een interprofessionele oefening zorgstrategie op het programma. Studenten van diverse opleidingen binnen de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen werken drie dagen lang intensief samen rond drie ziektebeelden: reumatoïde artritis, COPD en multiple sclerose. Eerst luisteren ze ­intensief naar patiënten: hoe ervaren zij hun ziekte, wat verwachten zij van de zorg, welke doelen

­willen ze nog realiseren? Daarna diepen ze in kleine groepjes systematisch enkele ­thema’s uit: de impact van de ziekte op het werk en op kinderwens en zwangerschap, multi-morbi­ diteit, diagnosestelling, palliatieve fase enz. Vervolgens tekenen ze een zorgstrategisch plan uit voor de patiënt: wie doet wat, wat kan al in de eerste lijn, wat zijn de randvoorwaarden, hoe zit het met de financiering? ‘De studenten leren naar de patiënt luisteren en elkaars perspectieven naast elkaar leggen’, zegt prof. dr. De Maeseneer. ‘Dat verruimt hun blik: ze zien meer dan de ziekte: een patiënt in een concrete ­levenssituatie.’ ‘Aan de UGent hebben we op één campus zeven complementaire opleidingen. Die rijkdom benutten we nog te weinig om van het UZ Gent een platform voor interprofessionele vorming te maken. We willen zeker nog andere mogelijkheden ­verkennen om studenten te leren hoe ze van elkaars competenties gebruik kunnen maken om samen beter op zorgbehoeftes in te spelen.’


C

CAMPUS KORT

Nieuwe gezichten in de Medische Raad

O

p 1 januari trad een nieuwe ploeg van 17 verkozen ­artsen aan als Medische Raad van het UZ Gent. De Medische Raad is een wettelijk adviesorgaan dat geregeld overlegt met de directie van het ziekenhuis. ‘De leden worden voor drie jaar verkozen door de ziekenhuisartsen’, zegt prof. dr. Piet Hoebeke, die opnieuw voorzitter van de Medische Raad is. ‘We zorgen ervoor dat artsen de wettelijk voorziene adviezen geven over beleidsbeslissingen, aanstel-

lingen en ontslagen, verloning, investeringen in infrastructuur en apparatuur enzovoort. Als bijkomende taak stimuleren we de collegialiteit onder artsen.’ De nieuwe ploeg bestaat uit zeven vrouwen en tien mannen, en heeft een gemiddelde leeftijd van 44,5 jaar. De Medische Raad vergadert twee keer per maand; artsen die een probleem willen aankaarten ­kunnen altijd bij de Medische Raad terecht via anita.clauwaert@uzgent.be.

Mooie resultaten voor borst­ kanker

B

egin dit jaar zijn binnen het Vlaams Indicatoren Project (VIP2) de nieuwe kwaliteitsindicatoren voor de diagnose, behandeling en overleving bij borstkankerpatiënten bekend­gemaakt. De cijfers maken ­bepaalde kwaliteitsaspecten van de zorg in verschillende ziekenhuizen zichtbaar. Volgens de indicatoren scoort de Borstkliniek van het UZ Gent over de hele lijn uitstekend: de overlevingskans 5 jaar na het vaststellen van borstkanker bedraagt 94,4%. Dat is hoger dan alle deelnemende


CAMPUS KORT 33

Tweet van de maand

Volg UZ Gent ook op www.twitter.com/uzgent

In het UZ Gent is 45% van de ­artsen vrouwelijk. Straffe ­madammen g ­ enoeg hier, komaan! #vrt #straffem UZ Gent @uzgent · 14 jan. → Situering: De VRT zoekt extra vrouwelijke specialisten in verschillende vakgebieden om voor duiding te zorgen in haar actuaprogramma’s.

Jonge revalidatie­ patiënten maken radio

ziekenhuizen, terwijl de patiënten van het UZ Gent als derdelijnscentrum doorgaans een hoger risicoprofiel hebben.​ ‘Onze borstkliniek kan heel mooie resultaten voorleggen’, zegt prof. dr. Veronique Cocquyt, coördinator van het Zorgprogramma Oncologie in het UZ Gent. ‘De multidisciplinaire samenwerking werpt zijn vruchten af. We blijven op hetzelfde elan verder werken, in functie van de meest kwali​teitvolle zorg voor de patiënt.’   Ontdek het rapport op www.uzgent.be > nieuws

I

n het Kinderrevalidatiecentrum van het UZ Gent knutselen dertien jonge patiënten dit voorjaar hun eigen radioprogramma in elkaar. De tieners leren tijdens het project Radio Sterrestof zelf opnemen, interviewen, monteren en jingles maken. Peter en meter van het project zijn MNM-pre-

sentator Peter Van de Veire en zijn MNM-collega-fotografe Freya Goossens. Zij begeleiden een van de workshops in de tweede jaargang van het project. De sessies worden gegeven door experten van het REC Radio­ centrum in nauwe samenwerking met de therapeuten van het Kinderrevalidatiecentrum.


A AGENDA

19

MAA MAA

UROLOGISCHE TUMOREN­ In de reeks Theoretische Opleiding Inwendige Geneeskunde staan volgende thema’s op het programma: Urologische tumoren – S. Rottey, Targeted therapy voor niet-oncologen – H. Denys, Pijnbehandeling bij oncologische patiënten – M. De Laat, Cancer survivorship – L. ­Lapeire

25

MAA

PROGRESSIE IN NEFROLOGIE In de reeks Journal Club Nefrologie wordt gefocust op ‘Progression and non-recovery of AKI – E. D’Hoore’. Bib. afdeling Nefrologie, UZ Gent, 12.30u, 09 332 45 24

25

MAA

FARMACOTHERAPEUTISCHE ACTUALITEIT Symposium van de Dienst Geriatrie van het UZ Gent over ‘Evidence based voorschrijven bij ouderen: respiratoire infecties, diepe veneuze trombose, urinaire incontinentie en retentie’. Aud. E, UZ Gent, 20.30u, T 09 332 01 97

ud. E, UZ Gent, 16u, A T 09 332 21 51

20

MAA

ALLES OVER ­AORTAPATHOLOGIE Het Hartcentrum van het UZ Gent maakt een stand-van-zaken op over ‘A​​​​​​ortapathologie – multidisciplinaire benadering anno 2015​’. aal Ned Kahn – Zebrastraat Gent, Z 8.30u, 09 332 34 80, symposium. hartcentrum@uzgent.be

26

MAA

FOCUS OP ­DIKKEDARMKANKER Meer weten over preventie en de behandeling van dikkedarmkanker? Het team Digestieve Oncologie van het Oncologisch Centrum van het UZ Gent verwelkomen het brede publiek op hun ­Symposium Damkanker. ud. E, UZ Gent, 18.15u, A secretariaat.zog@uzgent.be of via 09 332 55 93


AGENDA 35

congres symposium

APR 1

MEI

APR

6

HUISARTSENPRAKTIJK NAEVI De Vereniging der geneesheren, oud-studenten der Universiteit Gent organiseert een infoavond over Naevi – update van de kliniek van de huisartsenpraktijk.

ETHIEK VOOR OUDERE PATIËNTEN De Vereniging der g­ eneesheren, oud-studenten der U ­ niversiteit Gent gaat in op enkele ­Ethische topics bij ouderen in de ­gezondheidszorg.

ud. E, UZ Gent, 20.15u, A T 09 332 28 98, alumni.geneesheren@ugent.be

22

APR

HUISARTS EN ­INWENDIGE ­ZIEKTEN Bijeenkomst over de interactie tussen de huisarts en gespecialiseerde diensten voor algemene inwendige ziekten, georganiseerd door de Vereniging der geneesheren, oudstudenten der Universiteit Gent. ud. E, UZ Gent, 20.30u, A T 09 332 28 98, alumni.geneesheren@ugent.be

MEI

Aud. E, UZ Gent, 20.30u, T 09 332 26 88, alumni.geneesheren@ugent.be

29

APR

TELEGENEESKUNDE Meer weten over de actuele mogelijkheden van telegeneeskunde? Kom dan naar deze sessie in de reeks ‘Update van de kliniek van de huisartsenpraktijk’ van de Vereniging der geneesheren, oudstudenten der Universiteit Gent. ud. E, UZ Gent, 20.30u, A T 09 332 28 98, alumni.geneesheren@ugent.be

28

MEI

MEDISCH BEGELEIDE ­VOORTPLANTING In de reeks postgraduaat- en ­navormingsvergaderingen ­Klinische Biologie staat een avondsessie op het programma over ‘Virale infecties in medisch begeleide voortplanting (MBV)’ ud. P8, UZ Gent, 20u, A T 09 332 36 58

Voor meer activiteiten: surf naar www.uzgent.be > agenda

opleiding voordracht familie-uitstap


advertentie

al onze realisaties op www.SWIMMINGPOOLS.be

Ook de Willy Naessens van industriebouw‌

WORTEGEM-PETEGEM T. 055 39 03 90 TESSENDERLO T. 013 29 27 17 OVERIJSE T. 02 657 39 16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.