Proefschrift Het Woord is aan het Beeld

Page 1

Blijf bij het beeld (werktitel) Proefschrift in voorbereiding van drs. J. Damen

Achtergrond Two Piece Reclining Figure (Version 2) van Henry Moore was het eerste moderne beeld dat ik in mijn leven ontmoette. Ik was toen elf jaar oud. Het beeld bracht teweeg dat ik mij uitvoerig ging bezighouden met beeldhouwkunst. Een aantal jaren bestond mijn omgang met beelden alleen Two Piece Reclining Figure 2 (1960)

uit een woordenloze ontmoeting, waarbij ik me geheel

Henry Moore

overleverde aan het gevoel dat een beeld bij me opwekte.

Brons twee delen, totaal 129,5x259cm

Wat die beelden betekenden of hun precieze inhoud vond

Otterlo, RM Kröller-Müller

ik niet belangrijk, hun aanwezigheid was voldoende. Hoe ze er ook uitzagen, ze hadden altijd een geruststellende invloed op me, ik was blij en een soort van dankbaar dat ze er waren en intuïtief wist ik: ze zijn belangrijk. Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis concentreerde ik mij op de beeldhouwkunst van de twintigste eeuw. Mijn afstudeerdescriptie behandelde één beeld: het nietfiguratieve Doppelstück van de Duitse beeldhouwer Ulrich Rückriem. Hierin beschreef ik hoe mijn eerste weerzin tegen het beeld kantelde naar aanname van de kwaliteit, en vandaar zelfs verder naar waardering, door herhaald en

Doppelstück (1984)

nauwkeurig benoemen van wat ik waarnam.

Ulrich Rückriem

Ik ontdekte dat het niet in eerste instantie de voorstelling is

Dolomiet gekloofd en gezaagd

die mij echt bekoort. Ik word gegrepen door het oppervlak

Elk ca 190x105x72cm

en het materiaal, het licht en de aanwezigheid. Het beeld

Huidige verblijfplaats onbekend

dringt niet alleen de voorstelling maar vooral zichzelf op aan mij. Ik kijk naar het beeld als ding. Ik wil weten wat het beeld als ding betekent. Ik houd van het ding om wat het is.


Probleemstelling Inhoud en betekenis geven werd later een onderdeel van het genieten van beelden, een onderdeel dat er gewoon bij hoorde. De uitermate lelijke stroomgoden die aan de rand van de Zeister Slotgracht lagen, leken iets te vertellen over de mensen die ze daar geplaatst hadden en ook iets over de mens die ze gemaakt had. Ik zag ze elke week opnieuw. Toen merkte ik dat ik elke ontmoeting met een beeld opnieuw begon. Dat ik alles wat ik er eerder van gedacht had of te weten was gekomen kon uitschakelen, en opnieuw met het beeld kon samenzijn alsof we elkaar voor het eerst aantroffen. Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis kwam ik tot de ontdekking dat wat ik wilde weten, of het andere mensen ook zo verging, en wat zij er mee deden, nauwelijks werd beschreven: beelden werden beschreven en benoemd vanuit hun voorstelling en inhoud, en soms vanwege hun boodschap: ‘De David van Michelangelo is een vrijstaand beeld dat de jonge David uitbeeldt nadat hij zojuist Goliath heeft gedood en het staat voor de overwinning die Florence behaalde op Pisa’. Zulke beschrijvingen geven geen antwoord op mijn vragen. Niets over het gevoel dat het beeld opwekt, geen antwoord op de vraag waarom David er dan precies zo uit moet zien, en ook geen antwoord op mijn vraag of het beeld een nieuwe verering van de jeugd voorstelde. Wel hele beschrijvingen hoe de invloed van de klassieke beeldhouwkunst in het beeld doorwerkte, maar dat vond ik niet echt interessant want dat geldt tenslotte voor alle beelden, tot en met die welke op de dag van vandaag gemaakt worden. Kunst komt nooit uit de lucht vallen. Hoe dan ook: het ging altijd om de boodschap waarvan de schrijver dacht dat het beeld die uitdroeg, en niet om het beeld zelf. De concentratie op de inhoud en het onderwerp, de toewijzing aan stromingen en stijlen gaat voorbij aan een van de belangrijkste eigenschappen van het beeld: dat het een uniek ding is, dat het niet gemaakt is om ergens toe te behoren, maar juist gemaakt is om zich te onderscheiden: zowel door het materiaal als door de vorm, de inhoud en het opgeroepen gevoel. Een beeld verdient op de eerste plaats aandacht als ding, omdat het nu eenmaal een ding is en geen zinsbegoocheling. Het verdient respect omdat het gemaakt is om een zelfstandig ding te zijn. Een ding met een eigen waarde, niet alleen een drager van een boodschap. Als er een boodschap of inhoud is, gaat het niet alleen om het ontrafelen daarvan, maar vooral om de vraag waarom die inhoud zó, en dan ook precies zó wordt weergegeven. Hoe meer ik me met beelden bezighield, hoe meer ik over beelden las en opzocht, hoe meer het me opviel dat in al die beschrijvingen bijna altijd juist dát ding vooral ontbrak: het beeld zelf. Geschaafd, gekneed, gehakt of geboord? De voeten en de spieren en het haar en de hand en de


aderen en de houding en de grootte en de manier waarop de ogen zijn ingelegd, het ontbrak aan alle details. Veel beeldhouwliteratuur gaat voorbij aan de vraag waarom een beeld er precies zo uitziet als het er uit ziet, wat voor gevoel dat oproept, en hoe dat gevoel de waarneming van het beeld en daarna de interpretatie beïnvloedt. Wat nodig is om het gevoel en de betekenissen van beeldhouwkunst te ontsluiten, is een methode van beschrijven waarin het beeld als ding, en als ding in onze werkelijkheid, zijn eigen plaats krijgt. Doelstelling In dit proefschrift draag ik een methode aan: een vaste structuur die de wisselwerking duidelijk maakt tussen waarneming en gevoel waarmee de inhoud, betekenis en interpretatie van een beeld bewust worden geformuleerd in woorden. Op zo’n manier dat het beeld zelf dat alles oproept en controleert door zijn aanwezigheid tijdens het formuleren ervan. Het is van belang om consequenties te kunnen hechten aan kwalitatieve opmerkingen, omdat wordt beschreven hoe die kwaliteit in het beeld wordt bereikt en hoe de werking van het beeld wordt teweeggebracht. Wanneer woorden - die zich durven los te maken van onze ‘gewone’ werkelijkheid - voor het beschouwen worden gevonden zijn er vier winnaars: het beeld, de toeschouwer, de beeldhouwer, en de beeldhouwkunst. Nauwkeurig benoemen en onderzoeken zal het unieke van het voorwerp aan het licht brengen waarmee het zich onderscheidt van elke vooraf gedefinieerde samenhang. In dat beschouwen zit heel de mens: niet alleen het oog of het brein maar ook het gevoel. De beschouwing zal het voorwerp en de beschouwer verrijken omdat het aan elk van beiden een grotere en nieuwe eigenheid verleent. De kunstbeleving van de beschouwer wordt bewuster, intenser, gevoeliger en rijker. Kunst is kunst omdat zij denken en voelen samenbrengt en tot het beginpunt maakt van een nieuw handelen: de toeschouwer betrekken in zingeving. De opbouw van dit proefschrift is als volgt: In een kort voorwoord beschrijf ik mijn persoonlijke fascinatie voor beelden, hoe die is gewekt en hoe ik daarmee omga. Daarna beschrijf ik welk probleem zich voordeed toen ik probeerde over dat beeld meer te weten te komen, als voorbeeld hoe het gaat bij de overgrote meerderheid van de literatuur over beeldhouwkunst. Daarmee stel ik een belangrijk gemis vast in de literatuur. Daarna ga ik over tot de proefondervindelijke beschrijving van vijf beeldhouwwerken. Beeld 1 is niet-figuratief, in beeld 2 t/m 5 neemt de figuratie steeds meer toe.


Vijf beelden in de volgorde van mijn beschrijving, van links naar rechts: 1.

Constructie met I balken (1966) André Volten IJzer 630x1250x1400cm. Asterdam, bij de Sloterplas

2.

Zonder Titel (2004) Rudi van de Wint Cortènstaal H= ca. 500cm. Hoorn, in het water voor de schouwburg

3.

Dier (1983) Carel Visser Rubber, hout, leer, glas, blik 290x270x130cm. Rotterdam, Museum Boymans van Beuningen

4.

Anita (2001) David Bade Polyestergieting van diverse materialen 180x160x300cm. Rotterdam, Eendrachtsplein

5.

Man van Hazendans (2002) Henk Visch Brons h= ca. 520cm. Maastricht, Hazendansplein

Ik noteer de emoties en gedachten die bij me opkomen als ik een aantal keer beeld 1 bezoek. Tijdens die beschrijving ontdek ik een aantal problematische maar noodzakelijke begrippen die zich bij elk beeld voordoen: begrippen als ruimte, massa, volume. Ik citeer vervolgens een tekst over het beeld en analyseer de verschillen met mijn eigen tekst. Beeld 1 en de tekstanalyse leveren de opzet voor de beschrijving van de volgende vier beelden: ik houd me vanaf dat moment aan dezelfde structuur en dezelfde begrippen, terwijl de beelden zelf veranderen. Zo test ik de bruikbaarheid van de begrippen, de werkelijke inhoud ervan en hun mogelijkheden om de eigenheid van het beschreven beeld in woorden te vertalen. Woorden zijn cruciaal bij het beschouwen van beeldende kunst. De beschrijving van de vijf beelden vul ik aan met literatuur die mijn beschouwen ondersteunt: opvattingen van auteurs die mijn scholing hebben gevormd, aangevuld en aangescherpt. Na de vijf beelden kom ik tot een samenvatting van wat de vergelijkende beschrijving van de beelden heeft opgeleverd en de conclusie op de vraag: is er een methode mogelijk waardoor het gesignaleerd gemis in de literatuur wordt opgeheven? Is dat wenselijk? En als dat kan, hoe stel ik me dan voor dat zo’n methode eruit zou zien? Tot besluit voeg ik een becommentarieerd literatuur overzicht toe van voor mijn proefschrift belangrijke boeken over beeldhouwkunst en tenslotte een register en bibliografie. De winst Onze interpretatie kunnen we aan anderen voorstellen omdat ze voor iedereen zichtbaar aan het beeld is en boven onze persoonlijke omgang met het beeld uitstijgt. Zo betreden we – na onze eigen betekenissen te hebben vastgesteld – het domein van de kunstgeschiedenis.


Ons oordeel over het beeld komt v贸贸r historische kennis en na herhaalde persoonlijke ontmoetingen met het werk zelf. Het is zelfs goed mogelijk dat wij een beeld als kunstwerk waarderen omdat het de juiste verhouding tussen verstand en gevoel bezit, ook al kunnen wij er (nog) geen betekenissen aan toeschrijven. De methode die ik aandraag van formele beschouwing van het kunstwerk levert de volgende winst op: 1. De rol van het gevoel wordt duidelijk onderscheiden tijdens de waarneming 2. De rol van de woorden wordt duidelijk 3. Het persoonlijke van de waarneming komt aan het licht 4. De persoonlijke waarneming is de sleutel voor de interpretatie 5. De persoonlijke interpretatie is de sleutel voor communicatie met anderen 6. Die communicatie levert een sleutel voor bepaling van kwaliteit 7. Het zelfstandige beeld wordt gewaardeerd vanwege zijn eigen, unieke betekenissen 8. Het beeld krijgt een eigen plaats toegewezen in de kunstgeschiedenis 9. Er ontstaat beter gefundeerde waardering voor het autonome beeld 10. De algemene waardering voor beeldhouwkunst neemt toe 11. De rijping van de persoonlijke beschouwingen groeit 12. De beschouwing levert de waarnemer inzicht in zichzelf Na de beschouwing wordt kunsthistorische arbeid verricht: hoe verhoudt dit beeld zich tot andere beelden, tot zijn eigen tijd en andere tijden, tot maatschappelijke en intellectuele stromingen, tot stijlen en vormprincipes, en wat is zijn plaats in de geschiedenis van de beeldende mens. Waarbij elke auteur opnieuw vanuit zijn persoonlijke beleving zal moeten beargumenteren dat dit beeld die moeite en aandacht verdient.

Jeroen Damen Hoorn 20 juli 2009


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.