O tempora o mores nederlanders tussen luxe en decadentie

Page 1

O tempora! O mores! Nederlanders tussen luxe en decadentie

jaar grensverleggend


o t em por a! o mor es!



O tempora! O mores! Nederlanders tussen luxe en decadentie mei 2008


4

O tempora! O mores! O tijden, o zeden! Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr) Romeins staatsman en filosoof


o t e m por a! o m or e s !

voorwoor d Het is een intrigerende vraag waar luxe overgaat in decadentie. Een vraag voor een intellectuele uitwisseling tussen filosofen, historici en ethici. Maar waar leggen de doorsneeNederlanders de grens? Hoe beleven zij gedrag met, soms zeer, luxueuze trekken? Vinden zij bepaalde activiteiten te ver gaan? Verschillen ze van mening bij uiteenlopende zaken als lichaamsverbouwing en het maken van luxe reizen? Of heerst er vooral een klimaat van ‘moet kunnen’? Uit een laisser-faire mentaliteit zich ook in het accepteren van topinkomens? En is het vroegtijdig stoppen met werken ook niet een aanwijzing voor een luxueuze (decadente?) samenleving waarvoor de benaming ‘vrijetijdsamenleving’ te veel de zonnige kant belicht? Het Instituut van Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS), verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft nieuwe gegevens verzameld die kunnen helpen bij het beantwoorden van dit soort vragen. Onder circa 800 personen is een enquête afgenomen om te achterhalen wat Nederlanders vinden over een aantal meer of minder luxueuze activiteiten. Vervolgens hebben de onderzoekers de Nederlandse burgers onderscheiden in typen en naar een aantal achtergrondkenmerken beschreven. Deze publicatie bevat alleen de hoofdresultaten. Het ITS stelt het basismateriaal graag ter beschikking voor nadere analyses. Het onderzoek is uitgevoerd ter gelegenheid van het 17e lustrum van de Radboud Universiteit Nijmegen en in het kader van het congres ‘Tussen luxe en decadentie’ op 23 mei 2008. De publicatie is voorbereid door drs. Herman Katteler en drs. Evelien Sombekke van het ITS. Onze speciale dank gaat uit naar prof. dr. Daniel Wigboldus en naar prof. dr. Bert Felling voor hun waardevolle suggesties bij het opstellen van de vragenlijst. Graag bedank ik ook de 800 anonieme respondenten én de pilotgroep, waarvan wij van de laatste weten dat zij naar eigen zeggen veel plezier hebben beleefd aan het onderzoek. Dr. Jeroen Winkels Directeur ITS

5


6

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

Vormgeving en opmaak: Nies en Partners bno, Nijmegen Drukwerk: Thieme MediaCenter Nijmegen

Š Radboud Universiteit Nijmegen, 2008 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt middels druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouder.


o t e m por a! o m or e s !

inhoud

Voorwoord

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

Waarom dit onderzoek? Het onderzoek Overvloedige consumptie Lichaamsverbouwing Luxe reizen Vroeg stoppen met werken Is er een basispatroon qua houding? En als het om geld gaat? Staan wij anderen méér of juist minder toe dan ons zelf? Wat is het summum aan luxe? Conclusies en discussie

8 9 11 13 18 21 24 26 30 33 36

Bijlage A – Representativiteit van het onderzoek

41

5

7


8

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

1

waarom dit onder zoek?

Algemeen wordt erkend dat wij Nederlanders leven in een welvaartsstaat. Het gezegde ‘het ontbreekt ons aan niets’, heeft grote realiteitswaarde geplaatst in het perspectief van andere, niet-westerse landen. Binnen handbereik liggen zowel zaken die van elementair belang zijn voor onze behoeftevervulling, als ook producten en diensten die daar bovenuit stijgen. Een zekere mate van luxe ontzeggen de meesten van ons zich niet. Maar leven inderdaad veel Nederlanders in luxe? Waarin uit zich dan die luxe? Beleven wij dat ook als luxe? Zijn er eigenlijk criteria te stellen voor wat luxe is? Als het inderdaad zo is dat we in een luxueuze samenleving leven, dringt de volgende vraag zich op: vervallen we niet tot een zekere decadentie? Is de samenleving zelf misschien in verval en te kenmerken als decadent? Te veel vragen om in het bestek van een vrij beperkt onderzoek te beantwoorden. Maar de vragen zijn uitdagend genoeg om een begin te maken met de beantwoording. Of althans: eerste indicatoren te verzamelen om een discussie te ondersteunen over wat luxe is en in hoeverre de samenleving verkeert tussen luxe en decadentie. Dat laatste is het thema van het lustrumcongres in mei 2008 van de Radboud Universiteit Nijmegen: ‘Tussen luxe en decadentie’. Deze studie vertrekt niet vanuit een vooraf gedefinieerd luxe-concept. Duidelijk is wel dat we van doen hebben met een continuüm: welvaart gaat over in luxe dat op zijn beurt in meer extremere vorm decadentie in zich bergt.

welvaart

luxe

decadentie

Het is uiterst subjectief wat we onder luxe en decadentie verstaan. En niet alleen subjectief, maar ook cultuur-bepaald. Om met Couwenberg te spreken: ‘Wat we als decadentie ervaren en duiden hangt af van de normen en waarden waar we als toetssteen van uitgaan’1. Datzelfde geldt voor luxe. In zijn macro-beschouwing verwoordt Couwenberg ook het dynamische karakter van normen en waarden. Die verschuiven, afhankelijk ook van wat hij de circulaire elites noemt. Wij zouden ons nu bevinden in een periode waarin de economische elites het zwaartepunt vormen, meer dan voorheen de intellectuele elites.


o t e m por a! o m or e s !

Deze studie gaat over het micro-niveau van individuele burgers in die samenleving. Over attitude en gedrag. ‘Bezondigt’ men zich aan gedrag waarvan men zelf vindt dat dergelijk gedrag (te) ver gaat? Is de Nederlander ruimhartig en heeft hij er geen moeite mee als anderen zich een luxe permitteren die hij zichzelf onthoudt? Op dit soort vragen geeft dit onderzoek een antwoord.

2

het onde r zoek

Domeinen Het thema luxe en decadentie is inhoud gegeven door vragen te stellen over door de onderzoekers als min of meer luxe beschouwde gedragingen, gespreid over vijf domeinen: • het overvloedig consumeren • het laten verbouwen van je lichaam • verre reizen en korte vakanties • het hebben van een heel hoog inkomen (topinkomen) en • het op vrij jonge leeftijd stoppen met werken. Per domein zijn enkele voorbeelden van (vermeend) luxe gedrag genoemd. Bijvoorbeeld bij het domein ‘overdadige consumptie’: het uit eten gaan in toprestaurants, het thuis dure champagnes serveren en het bont van pelsdieren dragen. En zo varieerden bij het domein ‘verre reizen en korte vakanties’ de voorbeelden van het houden van een 10-daagse all-inclusive hotelvakantie tot het zogeheten helicopter-skiën. Bij de vragen over lichaamsverbouwing kwamen zowel specifieke mannen-onderwerpen aan bod als typisch-vrouwelijke zaken, tot en met chirurgische ingrepen. Attitude én eigen gedrag Zo veel mogelijk is per gedraging gevraagd naar iemands houding tegenover ‘het feit dat er een tendens in de samenleving is dat dat steeds meer gebeurt’, voorafgegaan door de opmerking dat voorbeelden volgen van gedrag dat sommigen overdadig vinden en anderen juist zouden wensen: ‘Waar staat u, gesteld dat u het zich financieel zou kunnen veroorloven?’. Bij attitude-vragen zijn steeds de volgende antwoordmogelijkheden voorgelegd – samen een continuüm vormend – : ‘uitstekend dat dit gebeurt’, ‘best wel acceptabel’; neutraal of geen mening, ‘gaat wel ver’ en ‘gaat echt te ver’. Naast deze attitude-vraag is zo veel mogelijk per gedraging de vraag voorgelegd of men zoiets regelmatig zelf zou doen als men de kans kreeg of juist niet. De confrontatie van iemands attitude met zijn eigen gedrag levert vervolgens interessante informatie op. Om deze informatie overzichtelijk te houden, wordt die confrontatie getoond per domein. Voor elke respondent is binnen elk domein zijn positie bepaald:

9


10

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

Iemands attitude t.o.v. een domein

Iemands eigen gedrag in dat domein

Tolerante houding

Luxe gedrag2

Licht tolerante houding

Licht luxe gedrag

Licht afwijzende houding

Licht sober gedrag

Afwijzende houding

Erg sober gedrag

Vervolgens is voor deze publicatie een tweedeling gemaakt: personen met een tolerante attitude (acceptabel dat dergelijk gedrag plaatsvindt) tegenover personen met een afwijzende attitude. Ook het eigen gedrag werd tot een tweedeling teruggebracht: luxe versus sober gedrag. De combinatie van gedrag en attitude levert daarna een typologie op, die is weergegeven in het volgende schema:

Luxe eigen gedrag

Sober eigen gedrag

Tolerante attitude

Bourgondisch type

Tolerant type

Afwijzende attitude

Opportunistisch type

Calvinistisch type

Aan de hand van dit schema kunnen we een reeks vragen beantwoorden: • Hebben Nederlanders per domein min of meer dezelfde instelling, of verschilt die per domein, bijvoorbeeld voor luxe reizen of eet- en drinkgedrag? • Hoe velen zijn van het ene en hoe velen van het andere type? • Behoren jongeren meer tot het ene type en ouderen meer tot het andere? En is er verschil tussen mannen en vrouwen? Of tussen regio’s in Nederland? • Hierna worden deze vragen beantwoord en zal er ook meer gedetailleerde informatie over de diverse deelonderwerpen worden gepresenteerd. Opzet van het onderzoek Het onderzoek is gehouden onder een steekproef van personen van 18 jaar en ouder. Omdat het doel was een voor de Nederlandse bevolking representatieve steekproef te verkrijgen, is geselecteerd in alle provincies van het land. De vragen zijn voorgelegd aan een bestaand panel van Nederlanders. De panelleden beantwoordden de vragen elektronisch. De gegevensverzameling vond plaats in de maand maart 2008. Aan het onderzoek deden 806 personen mee, evenveel mannen als vrouwen. Hun leeftijdsverdeling komt nagenoeg helemaal overeen met die van de Nederlandse bevolking blijkens cbs-cijfers (zie bijlage A voor een overzicht). Ook de spreiding over de diverse regio’s in het land komt overeen met de landelijke verdeling. Geconcludeerd mag worden


o t e m por a! o m or e s !

dat de steekproef in die opzichten representatief voor Nederland is. Beneden-modaal is even sterk vertegenwoordigd als boven-modaal. De steekproef bevat meer hoger opgeleiden dan het landelijk gemiddelde.

3

ov erv loedige consum p tie

In Europa en Amerika werd kaviaar tot ver in de negentiende eeuw aan de varkens gevoerd. De Russen echter beschouwden het eten van kaviaar ook in die tijd al als een delicatesse. Deze simpele vergelijking geeft in een nutshell aan hoe cultuur-bepaald maar ook hoe veranderlijk opvattingen en waarden kunnen zijn. Wat vinden de Nederlanders anno 2008 van het eten van kaviaar? Is dit acceptabel of verwerpelijk? En hoe zit het met andere zaken als het kopen van dure merkkleding of eten in toprestaurants? Het dragen van bont is omstreden, maar vindt men het ook een te verwÊrpen uiting van luxe gedrag? Aan de respondenten zijn deze vier en nog twee andere voorbeelden van consumptief gedrag voorgelegd. Deze hebben gemeen dat zij in meer of mindere mate luxe of overdadig geacht kunnen worden. Hoe staat men er tegenover dat andere mensen zoiets regelmatig doen? In figuur 2 staat weergegeven wat Nederlanders vinden. Figuur 2 – Tolerantie ten aanzien van overdadig consumptief gedrag (in %, n=806)

eten in toprestaurants verwerpelijk acceptabel

dure champagnes

dure merkkleding

flink doordrinken

bont dragen

kaviaar eten 0

10

20

30

40

50

60

70

80

11


12

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

In de lengte van de rode staven komt duidelijk naar voren dat het overgrote deel van de ondervraagde Nederlanders het dragen van bont verwerpelijk vindt. Ook het ‘flink doordrinken’ – dat in elk geval onder de jeugd ingang vindt – kan rekenen op brede weerstand. Door velen als acceptabel beschouwde luxueus te achten gedragingen zijn ‘uit eten gaan in toprestaurants’, ‘het kopen van dure merkkleding’ en ‘het thuis schenken van dure champagnes’. Bezien we het domein ‘overdadige consumptie’ in zijn totaliteit. Voor elke respondent is zijn profiel bekend. Die totaal-indruk van wat Nederlanders over andermans gedrag vinden (attitude) wordt extra interessant als we die plaatsen naast de totaal-indruk wat Nederlanders zelf doen of zouden willen doen gesteld dat men het zich financieel zou kunnen veroorloven (eigen gedrag). Tabel 1 geeft een overzicht. Tabel 1 – Houding en gedrag van Nederlanders, domein overdadige consumptie (in %) Attitude t.o.v. anderen

Eigen gedrag

Sterk goedkeurende houding

6,1

Luxe gedrag

2,5

Licht goedkeurende houding

31,6

Licht luxe gedrag

13,6

Licht afwijzende houding

46,3

Licht sober gedrag

35,4

Sterk afwijzende houding

16,0

Erg sober gedrag

48,5

Totaal

100%

Totaal

100%

Qua gedrag neigen velen naar een sober gedrag: ook als er geen financiële beperkingen zouden gelden, is een grote meerderheid van niet minder dan 84 procent van de ondervraagde Nederlanders terughoudend om zich zelf te laten gaan. De groep die overvloedig consumeren aan anderen ontzegt is kleiner (62%) maar desalniettemin omvangrijk. Andersom kan ook gesteld worden dat redelijk veel Nederlanders (38%) het acceptabel vinden dat anderen zich overgeven aan min of meer overdadige consumptie; de groep die dat zelf al doet of zou willen doen is maar half zo groot (16%). Zijn er verschillen tussen bevolkingscategorieën? Die zijn er, maar niet indrukwekkend. In de verschillende regio’s van het land denkt en doet men hetzelfde. Er is een heel lichte – statistisch weliswaar significante – tendens dat vrouwen in vergelijking met mannen wat terughoudender zijn in zowel hun acceptatie van overdadig consumeren als in het eigen eet- en drinkgedrag. Maar het verschil is gering. Er is een lichte tendens dat hoger opgeleiden overdadig consumptief gedrag wat vaker acceptabel vinden dan lager opgeleiden. Het sterkst is de samenhang met iemands leeftijd. Figuur 3 illustreert dat: hoe ouder des te afwijzender ten opzichte van overdadig consumeren en ook zélf des te terughoudender. Dit gaat echter op tót de 75-jarigen. Boven die leeftijd is men


o t e m por a! o m or e s !

wat minder streng, zowel voor zich zelf als voor anderen. Het zoeken van een verklaring daarvoor leidt tot onverwachte bespiegelingen, maar dat voert buiten het bestek van dit rapport. Figuur 3 – Houding en gedrag in het domein ‘consumptie’, per leeftijdsgroep (in %) 100 afwijzend t.a.v. anderen erg sober t.a.v. zichzelf

84

80 77 65 60 57

49

75

70

66

55

52

44

43 40 32 24 20 <25 jr

4

25-34 jr

35-44 jr

45-54 jr

55-64 jr

65-74 jr

>75 jr

lichaamsv erbouwing

Lichaamsverbouwing is momenteel in de media een ‘hot topic’. We kennen inmiddels de nodige (Amerikaanse én Nederlandse) TV-programma’s waar vrouwen en mannen zich onder handen laten nemen. Totale make-overs concurreren met indrukwekkende detail-aanpassingen. Er zijn ook tegengeluiden. Zo trachtte het TV-programma ‘say no to the knife’ jongeren die serieus lichaamsverbouwing overwegen op andere gedachten te brengen. Een ander voorbeeld is de reclamecampagne van een groot beauty-merk waarbij normaal uitziende modellen worden gebruikt. Hoe staat de Nederlander tegenover een soms ver doorgevoerd schoonheidsideaal? In het onderzoek is over diverse voorbeelden van (luxe) lichaamsverbouwing de mening van de Nederlander gevraagd. Daarbij is wel expliciet aangegeven dat het niet gaat om behandelingen die om medische redenen noodzakelijk zijn. Sommige behandelingen zijn typisch vrouwelijk, zoals het liften van de borsten, andere typisch mannelijk (kunst-

13


14

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

matig spierbundels maken). Weer andere behandelingen kunnen gelden voor zowel mannen als vrouwen: tanden bleken en liposuctie/buikwandcorrectie. Een ander onderscheid is dat sommige behandelingen een chirurgische ingreep vereisen (zoals borst­ vergroting) en andere niet. Klimaat van ‘alles moet kunnen’? In figuur 4 staan alle in het onderzoek besproken soorten behandelingen. Een eerste blik leert dat niet alle schoonheidsbehandelingen even veel gewaardeerd worden. Het kunstmatig spierbundels laten maken en schaamlipcorrectie gaan (te) ver voor de meeste Nederlanders. Mannen denken over een en ander overigens nauwelijks verschillend van vrouwen. Verwacht had misschien kunnen worden dat vrouwen vrijer zouden staan tegenover het creëren van een masculien uiterlijk dan mannen zelf, en vice versa. Ook het opvullen van de lippen en bilvergroting/bil-lifting staan bij velen in een negatief daglicht. Een beduidend grotere acceptatie is aanwezig voor het bleken van tanden, ongeacht of dat voor mannen is of voor vrouwen, en het zetten van een haarimplantaat. Voor liposuctie/buikwandcorrectie houden de voor- en tegenstanders elkaar in evenwicht, ongeacht of vrouwen of mannen dat doen. Figuur 4 – Acceptatie van diverse vormen van lichaamsverbouwing (in %, n=806)

tanden bleken (v)

opvullen lippen (v)

liposuctie (v)

liposuctie (m)

verwerpelijk acceptabel

tanden bleken (m)

haarimplantaat (m)

spierbundels (m) 0

10

20

30

40

50

60

70

80


o t e m por a! o m or e s !

schaamlipcorrectie

bilvergroting, -lifting

borsten liften

verwerpelijk acceptabel

borstvergroting

chemische peeling

neuscorrectie 0

10

20

30

40

50

60

70

80

In tabel 2 zijn de diverse vormen van lichaamsverbouwing samenvattend gegroepeerd naar de mate van acceptatie, ook rekening houdend met het onderscheid in het té ver vinden gaan en het – zwakkere – vér vinden gaan van een behandeling.

Tabel 2 – Typering van schoonheidsbehandelingen naar mate van acceptatie Evenwicht tussen acceptatie en afwijzing

Vérgaand tot verwerpelijk

Verwerpelijk,

• Haarimplantaat

• Liposuctie / buik-

• Kunstmatige

• Schaamlipcorrectie

(door mannen)

wand correctie

Breed geaccepteerd

• Tanden bleken (door mannen) • Tanden bleken (door vrouwen) • Neuscorrectie

spierbundels

(mannen)

(door mannen)

• Liposuctie

• Lippen opvullen

(door vrouwen) • Chemische peeling • Borstvergroting • Borsten liften

(door vrouwen) • Bilvergroting, billifting

afgewezen

15


16

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

Zou er een minimum leeftijd moeten zijn waarop een meisje/jonge vrouw aan de voor vrouwen bedoelde ingrepen zou mogen beginnen? Slecht negen procent vindt een minimumleeftijd niet noodzakelijk. Een derde deel legt de ondergrens op 18-20 jaar; een ander derde deel op 21-24 jaar en een kwart wil dat vrouwen pas vanaf hun 25e jaar zoiets mogen doen. Wat als je partner zich verbouwt? Hoe zou men reageren als de eigen partner een lichaamsverbouwing zou ondergaan. Er blijkt een duidelijke tendens: als het gaat om de eigen partner is de tolerantie beduidend beperkter. Voor de eigen mannelijke partner vinden veel meer mensen dergelijke ingrepen ontoelaatbaar (‘gaat echt te ver’) dan als het om anderen gaat (bij elk genoemde type behandeling eens zo veel). En eveneens eens zo veel ondervraagden vinden schoonheidsbehandelingen voor hun vrouwelijke partner echt ongewenst, vergeleken met wat zij voor derden vinden. Voor de eigen partner gelden strakkere normen dan voor buitenstaanders. En als je partner het je vraagt? Gevraagd is of men bepaalde ingrepen wil ondergaan als gezinsleden dat zouden wensen (afgezien van eventuele medische noodzaak). In figuur 5 is de verdeling van de antwoorden weergegeven. De handelingen aangeduid met een (v) zijn alleen aan vrouwen voorgelegd en de voorbeelden met een (m) alleen aan mannen. Figuur 5 – Bereidheid tot het zélf ondergaan van lichaamsverbouwing op wens van de partner (in %)

liposuctie (v) opvullen lippen (v)

nee, dat wil ik niet, dus nee ik zou het misschien overwegen dat zou ik dan best doen

tanden bleken (v) liposuctie m) tanden bleken (m) haarimplantaat (m) spierbundels maken (m) 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100


o t e m por a! o m or e s !

De meeste mannen noch de meeste vrouwen willen de ingrepen zelf ondergaan. Toch vallen er wel enkele verschillen te constateren. Aan het opvullen van lippen bij vrouwen en het maken van spierbundels bij mannen zullen de meesten niet beginnen. Er is meer discussie over het tanden bleken. Zowel voor mannen als voor vrouwen is dit de meest acceptabele schoonheidsbehandeling, zij het dat vrouwen meer geneigd zouden zijn dat te laten doen dan mannen. Het domein lichaamsverbouwing in z’n geheel Wat is nu, door de oogharen heen kijkend, over het algemeen de opvatting van Nederlanders over lichaamsverbouwing door anderen en voor zich zelf? Tabel 3 geeft een overzicht. Samengevat komen de opvattingen op het volgende neer: • Nederlanders staan ten opzichte van lichaamsverbouwing door vrouwen niet wezen­lijk anders dan ten opzichte van lichaamsverbouwing door mannen. • Iets meer dan een derde deel van de Nederlanders heeft geen enkel probleem met lichaamsverbouwing. Een beduidend grotere groep (ruim 60%) staat wél afwijzend tegenover lichaamsverbouwing zonder medische noodzaak. • Als het gaat om schoonheidsbevorderende ingrepen in het eigen lichaam, dan staan daar wat meer vrouwen open tegenover dan mannen. Van de mannen ziet hooguit 10 procent zich dat doen als de partner dat zou wensen, van de vrouwen het dubbele aantal. Tabel 3 – Houding en gedrag van Nederlanders, domein lichaamsverbouwing (in %) Attitude t.o.v. anderen

t.a.v. M

t.a.v. V

Sterk goedkeurend

5,0

6,1

Licht goedkeurend

33,7

Licht afwijzend Sterk afwijzend Totaal

Eigen gedrag

mannen

vrouwen

Luxe gedrag

2,2

3,0

29,2

Licht luxe

6,7

17,9

42,1

38,8

Licht sober

23,9

22,8

19,2

25,9

Erg sober

67,2

56,3

100% n=403

100% n=403

100% n=806

100% n=806

Wat leeftijd betreft ligt er een scheiding tussen 55-plussers en jongere mensen. Laatstgenoemde categorie spreekt wat vaker goedkeurend over lichaamsverbouwing. Binnen de leeftijdsgroep van 18 tot 54 jaar zijn het de 25-44 jarigen die vaker achter dit soort schoonheidsbehandelingen staan. Opleidingsniveau maakt geen enkel verschil uit: ongeacht of men middelbaar onderwijs heeft genoten – algemeen vormend of beroeps­ gericht – of hoger onderwijs, ongeacht beroepsgericht of universitair, steeds 60-62 procent onthoudt zijn goedkeuring aan lichaamsverbouwing voor mannen zoals in het onderzoek aan de orde gesteld. Dat geldt min of meer ook voor de behandeling van vrouwen.

17


18

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

5

lux e r eizen

Het totaal aantal vakanties van Nederlanders is tussen 1994 en 2005 met 19 procent gestegen (cbs). Nederlanders waren in 2006 goed voor 35(!) miljoen vakanties (cijfer uit het ContinuVakantieOnderzoek cvo)3. cbs-cijfers geven aan dat het bij Nederlanders gaat om 17 miljoen vakanties in het buitenland met een gemiddelde vakantieduur van 11 dagen. Daarvan waren er 10 miljoen in de zomerperiode. Alertheid bij het opnemen van cijfers is altijd geboden: een verblijf buiten de woning voor ontspanning met tenminste één overnachting wordt in de statistieken al gezien als een vakantie. Onze zuiderburen de Belgen hielden het op 5 miljoen vakanties in het buitenland. Gemiddeld gaan we bijna zo’n drie keer per jaar (inclusief vakanties in eigen land). Over de mate van luxe geven de statistieken weinig uitsluitsel. Dat kan ook nauwelijks. Misschien waren het wel bijna allemaal als luxe te beschouwen uitstapjes. Of is er toch onderscheid in wat als luxe beleefd wordt? Maken mensen eigenlijk wel onderscheid in gradaties van luxe, van sobere tot en met decadente vakanties? Dát is in de testfase van dit beperkte onderzoek op bescheiden wijze nagegaan door een groep van 24 volwassenen acht voorbeelden van reisgedrag voor te leggen dat je decadent zou kunnen noemen. De vraag aan de respondent was nu juist: vindt u die activiteit (heel) decadent, wel luxe maar niet decadent of geen van beide. De antwoorden geven steun voor de stelling dat ‘decadentie’ een zeer subjectieve inhoud heeft en voor iedereen weer een andere concrete invulling krijgt4. Over vier van de negen aangereikte typen reisgedrag blijkt redelijk overeenstemming te bestaan dat het géén decadent gedrag is of juist wel: decadent beschouwd Als

Niet als decadent beschouwd

Door even velen als decadent als niet-decadent beschouwd

• Helicopter-skiën

• In de kerstperiode in Thailand

• In de winter 6 weken naar de

3 weken in de zon door-

Canarische eilanden.

brengen.

• Een cruise langs 2 of 3

• In een heteluchtballon je 1,5

continenten.

uur laten vervoeren.

• Een reis naar de Noordpool

• Een cruise in de Middellandse

om o.a. ijsberen te spotten.

zee.

• Een reis naar zuidelijkste punt van Zuid-Amerika om bijzon dere dolfijnen te spotten.

De vraag is wederom: vinden we dat dit soort verre reizen en uitstapjes gewoon moeten kunnen of gaan ze letterlijk en figuurlijk té ver? De in de vragenlijst opgenomen typen reizen variëren van ‘elk jaar in de kerstperiode in Thailand drie weken in de zon door-


o t e m por a! o m or e s !

brengen’ tot ‘in een weekend op en neer naar Milaan om er te winkelen’. Figuur 6 geeft weer hoeveel ondervraagde Nederlanders een bepaald voorbeeld van luxe reizen accepteren of verwerpen. Van alle opgenomen voorbeelden van luxe reizen verwerpen de respondenten vooral het helikopter-skiën (je steeds met een helikopter op een berg laten afzetten om naar beneden te skiën). Meer dan 70 procent wijst deze hiervoor reeds als decadent gekarakteriseerde vorm van vakantie vieren af. Een ander voorbeeld van luxe reizen die velen verwerpelijk achten is het ‘in een weekend op en neer naar Milaan om er te winkelen’. Figuur 6 – Acceptatie van luxueus reizen (in %, n=806)

3 wkn kerst Thailand 6 wkn Can. eilanden helikopter-skiën 10-dgn all-incl. hotelvakantie 2-jrlks cruize, intercontinentaal reis om de Noordpool

verwerpelijk acceptabel

3 x p/w naar kantoor in London weekend winkelen in Milaan 4 x p/j vliegtuig buitenland 0

10

20

30

40

50

60

70

80

Kennelijk vinden we het vrij recente fenomeen van all-inclusive hotelvakanties goed passen in ons gedragspatroon. Luxe lijkt hier standaard geworden. Is dat een indicatie voor een zeker verval van waarden (decadentie!) of juist het tegenovergestelde: bijna iedereen vindt het normaal dus waar praten we over? De aan de ondervraagden voor­ gelegde vakantiebesteding in de vorm van ‘een 10-daagse, all-inclusive hotelvakantie in Turkije of Griekenland’ is voor minder dan 10 procent iets dat associaties oproept van vergaande of verwerpelijke luxe. Andere reisvormen zoals het ‘elk jaar in de kerstperiode

19


20

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

in Thailand drie weken in de zon doorbrengen’, ‘elke twee jaar een cruise langs 2 of 3 continenten’ of ‘elke winter zes weken naar de Canarische eilanden’ stuiten dan elk bij zo’n kwart van de Nederlanders op bezwaar, maar daar staan dubbel zo veel Nederlanders tegenover die van mening zijn dat dat ‘moet kunnen’ of dat het zelfs ‘uitstekend is dat het gebeurt’. Voor zover ondervraagden één (of meerdere) voorbeeld(en) van luxe reizen verwierpen, is gevraagd waarom zij een dergelijk type reis (te) ver vinden gaan. De volgende redenen zijn aangevoerd (voorgegeven antwoordmogelijkheden): • milieubelasting 60% • geldverspilling 50% • onnodige luxe 61% • weinig respect voor andere cultuur 16%. Er is geen overheersend tegenargument zichtbaar; opvallend is dat het respect voor de andere cultuur in gewicht achterblijft bij de andere drie argumenten. Ook is gevraagd naar het gedrag van de ondervraagden zelf. Maakt men zelf wel eens luxe reizen of zou men het doen als men de kans kreeg? Dat gaat op voor in totaal niet minder dan tweederde deel van de ondervraagde 18-plussers. Ongeveer 16 procent van de ondervraagden is voor zich zelf principiële tegenstander van luxe reizen, althans zoals in de enquête als voorbeeld genoemd. Tabel 4 – Houding en gedrag van Nederlanders, domein luxueus reizen (in %) Attitude t.o.v. dergelijk reisgedrag

Eigen gedrag

Sterk goedkeurende houding

8,9

Luxe gedrag

25,8

Licht goedkeurende houding

38,7

Licht luxe gedrag

38,3

Licht afwijzende houding

38,5

Licht sober gedrag

20,2

Sterk afwijzende houding

13,9

Erg sober gedrag

Totaal

100%

Totaal

15,6 100%

Vrouwen denken niet anders dan mannen: zij zijn gelijk gestemd als het gaat om de aanvaardbaarheid van genoemd soort reizen. Met het stijgen van iemands leeftijd neemt ook de weerstand toe tegen dit soort reizen, of andersom gesteld, hoe jonger hoe vaker goedkeuring (figuur 7). Inkomen maakt enig verschil, maar het verband verloopt bepaald niet rechtlijnig. Modale inkomensgroepen denken hetzelfde over deze materie als beneden-modaal. Boven-modaal keurt luxe reisgedrag iets vaker goed maar het verschil blijft beperkt (53% versus 39-44%).


o t e m por a! o m or e s !

Figuur 7 – Houding ten opzichte van luxueus reizen, per leeftijdsgroep (in %, n=806) 100 afwijzend goedkeurend 80 68

64

62

67

70

59

60 50

41 40

38

32

33 36

30

20 <25 jr

6

25-34 jr

35-44 jr

45-54 jr

55-64 jr

65-74 jr

>75 jr

vroeg stoppen met w er k en

Vele rapporten – recentelijk nog van de oeso en de regiegroep Grijs Werkt – concluderen dat er in Nederland meer aandacht nodig is voor een aantal randvoorwaarden om de welvaart op het huidige, hoge peil te handhaven. Er wordt dan bijvoorbeeld gewezen op de wenselijkheid van een grotere arbeidsparticipatie. Die zou in ons land omhoog kunnen door de aow- en pensioenleeftijd te verhogen, deeltijdpensioen mogelijk te maken, minder mogelijkheden aan te bieden om eerder dan met 65 jaar te stoppen met werken, langere werkweken af te spreken, een grotere arbeidsparticipatie door vrouwen te faciliteren en deeltijders meer uren te laten werken. De volgende, zeer beperkte statistieken zetten een en ander in perspectief: • Gemiddelde leeftijd waarop een Nederlander rond zijn 61e stopt met werken • Deel van de beroepsbevolking dat liever minder 70% dan méér uren wil werken • Percentage werknemers dat tot 65e of langer wil doorwerken5 5% • Percentage werknemers dat verwacht tot zijn 65e door te 23% werken in het geval alle fiscale faciliteiten die eerder stoppen aantrekkelijk maken worden afgeschaft

21


22

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

• •

Verhouding actieven en inactieven op de Europese 4 op 1 Arbeidsmarkt in 2001 Verhouding actieven en inactieven op de Europese 2 op 1 Arbeidsmarkt in 2030 bij ongewijzigd beleid

Hoe kijken de deelnemers uit ons onderzoek aan tegen het vroegtijdig stoppen met werken? Op de eerste plaats: wat is men zelf van plan, althans: waar rekent men op. Aan degenen die jonger zijn dan 65 jaar is (anno 2008) de volgende stelling voorgelegd: ‘Ik reken erop dat ik al vóór mijn 65e stop met werken’. Het overheidsbeleid dat gericht is op het bevorderen van de arbeidsparticipatie tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar vindt in ons onderzoek enige, zij het beperkte hoop: één op de drie is het oneens met de stelling en rekent erop dat men tot z’n 65e doorwerkt. Dat is wellicht minder dan het kabinet voor ogen staat. Degenen die verwachten tot hun 65e door te werken zijn met name jongeren van onder de 35 jaar; driekwart van hen durft niet te rekenen op vroegpensionering. Slechts een kwart van deze jongeren rekent erop voor hun 65e te stoppen met werken (zie figuur 8). Het is interessant te bezien in hoeverre dit toekomstbeeld uiteenloopt tussen jongeren en ouderen

Figuur 8 – Verwachting en wens omtrent het doorwerken tot 65 jaar, per leeftijdsgroep (in %) 60

56 wil eerder stoppen verwachting <65e stoppen met werk

50

39

40 38

32

38

41

42

39

30 25 22 20

10 <25 jr

25-34 jr

35-44 jr

45-54 jr

55-64 jr


o t e m por a! o m or e s !

De blauwe lijn duidt erop dat jongeren van onder de 35 jaar anders anticiperen dan ouderen. Onder de leeftijdsgroepen tussen 35 en 54 jaar zijn er al méér die verwachten vroegtijdig te stoppen met werk en dus bepaald niet het wensbeeld van het kabinet als realiteit voor ogen hebben (circa 40%). Bij 55-plussers zijn dat er nóg meer (56%). De rode lijn geeft het percentage mensen weer dat zo snel als het kan wil stoppen met werken: ‘hoe eerder ik kan stoppen met werken, des te beter’. Dit is meer dan een subtiel verschil met wat men feitelijk verwacht. Wat die wens betreft denken jongeren niet wezenlijk anders dan ouderen. In de figuur is zichtbaar dat bij jongeren onder de 35 jaar er méér zijn die vroeg willen stoppen met werk dan er zijn die verwachten feitelijk te kunnen stoppen. Bij ouderen van boven de 55 jaar ligt dat juist andersom: er zijn er méér die verwachten vroegtijdig te (moeten?) stoppen dan er zijn die zouden willen stoppen. Mogelijk is dit een signaal dat vroegpensionering toch niet zo gewild meer is als men eenmaal op leeftijd is, zoals breed verondersteld wordt. Hoe denken 65-plussers? Zouden zij betaald willen werken (of blijven werken voor zover zij dat nog doen)? Door een royale groep 65-plussers (n=153) is deze vraag beantwoord. Niet minder dan 62 procent bevestigt dat men ‘betaald wil werken, zolang mijn gezondheid dat toestaat’. Dat is een bemoedigend gegeven voor een recent plan van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een ‘uitstelbonus’ op de aow in het vooruitzicht te stellen voor wie doorwerkt6. Dit gegeven loopt in de pas met een eerdere onderzoeksbevinding dat ‘ruim de helft van de werkende Nederlanders ook na het pensioen wil blijven werken. Vooral hoogopgeleiden (69%) willen hun loopbaan verlengen.’7. Het kabinet-standpunt dat het aantal niet-werkenden teruggedrongen zou moeten worden kan rekenen op verdeeldheid bij de burgers. Met de stelling ‘er zijn teveel mensen onder de 65 jaar in Nederland die al met prepensioen of pensioen zijn’ is 30 procent het inderdaad eens. Maar omdat ongeveer even veel Nederlanders (35%) het met die opvatting oneens is, is er sprake van een evenwicht tussen de mate van acceptatie en afwijzing van genoemd beleid. Niet alle bevolkingsgroepen denken hetzelfde over deze materie. Mannen verwerpen het eerder stoppen met werken wat vaker dan vrouwen, evenals hoger opgeleiden en ondervraagden met een boven-modaal inkomen. Hoger opgeleiden denken overigens ook langer door te werken dan lager opgeleiden. Stemmers ter linker zijde van het politieke spectrum ontkennen vaker dan anderen dat er te veel mensen onder de 65 jaar met (pre)pensioen zijn: door hen wordt het grote aantal vroegtijdig gepensioneerden kennelijk minder als een probleem ervaren (zie figuur 9).

23


24

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

60 Figuur 9 – Reactie op stelling dat er teveel mensen onder de 65 met (pre)pensioen zijn (in %) 50

40

oneens neutraal eens

44

40

38 30

31

32

37 32 24

22

20

10

politiek links

7

politiek midden

politiek rechts

is er een basispatroon qua houding?

In het voorafgaande is de stellingname van de Nederlandse bevolking ten opzichte van vier domeinen weergegeven (luxueus consumptiepatroon; lichaamsverbouwing; luxe reizen/vakanties en vroegtijdig stoppen met werken). Het is tijd om hier te bezien of de houding over de domeinen heen steeds min of meer hetzelfde is of dat de opvattingen verschillen per onderwerp dat aan de orde is. In het eerste geval gaat het kennelijk om een basispatroon dat consistent is en min of meer onafhankelijk van het maatschappelijk onderwerp. In het tweede geval is er minder sprake van een grondhouding. Figuur 10 toont per domein welk deel van de Nederlanders luxe gedrag in de samenleving verwerpen of accepteren. Bij het domein ‘lichaamsverbouwing’ zijn behandelingen die duidelijk een chirurgische ingreep vereisen apart opgenomen8. Een eerste blik leert dat, over het geheel genomen, de verschillen per domein niet groot zijn. Een tweede waarneming lijkt dat het aantal Nederlanders dat afwijzend staat tegenover luxegedrag in de samenleving (zie de donkere staaf-delen) wat groter is dan het aantal Nederlanders dat er goedkeurend tegenover staat (zie de linker, lichtere staafdelen). Voor de domeinen ‘luxereizen’ en ‘vroeg-pensionering’ gaat dat overigens niet op. Het aantal voorstanders en het aantal tegenstanders houden elkaar redelijk in evenwicht.


o t e m por a! o m or e s !

Figuur 10 – Houding van respondenten tegenover luxe gedragingen per domein (in %)

overvloedige consumptie lichaamsverbouwing man lichaamsverbouwing vrouw lichaamsverbouwing via chirurgie lux reizen vroegtijdig pensionering 0 erg goedkeurend

20

40 licht goedkeurend

60 licht afwijzend

80

100

sterk afwijzend

Een derde waarneming heeft te maken met de extreme categorieën (‘erg goedkeurend’ in de zin van ‘uitstekend dat zoiets gebeurt’ versus ‘sterk afwijzend’ in de zin van ‘dat gaat me echt te ver’). De omvang van de groep die sterk afwijzend staat tegenover luxueus te noemen gedragingen (donkerblauw) is doorgaans groter dan de omvang van de groep die ze duidelijk billijkt (oranje). Alleen voor vroeg-pensionering gaat dat niet op. Nagegaan is hoe veel Nederlanders consistent over de domeinen heen een afwijzende houding hebben of, andersom, hoe velen systematisch van mening zijn dat luxegedrag in de samenleving moet kunnen of, sterker, dat het zelfs uitstekend is dat zoiets kan. Het beeld is als volgt: • groep die systematisch goedkeurend staat tegenover luxegedragingen 27% • groep die wisselend positief en negatief staat tegenover luxegedrag 28% • groep die systematisch terughoudend staat tegenover luxegedragingen 45%. De grootste groep, 45 procent, bestaat uit mensen met een toch min of meer afwijzende attitude. Zij vinden de diverse genoemde voorbeelden van luxegedrag vergaan zo niet té ver gaan.

25


26

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

8

en als het om geld gaat?

Mag een topmanager veel verdienen? Ook als dat per maand een halfjaar-salaris van anderen is? En als het om zichzelf gaat? Zijn mensen dan ook terughoudend? Of is de verleiding van materieel gewin dan groter dan principiële stellingnames? Hadden de eerder behandelde onderwerpen vooral betrekking op het uitvoeren van concrete activiteiten, deze paragraaf focust op iets wat bij uitstek materieel is: het verkrijgen van geld. Dat gebeurt aan de hand van de twee volgende onderwerpen: het verkrijgen van een topsalaris en het (willen) winnen van een echt hoge geldprijs in een loterij. Topbeloningen lijken in de samenleving redelijk gebruikelijk te zijn. Maar met de wens daar toch grenzen aan te stellen. Zo kwam er begin 2005 de code-Tabaksblat met regels voor beursgenoteerde bedrijven over hoogte en samenstelling van de beloning van bestuurders en commissarissen. Dit gaf op zijn beurt weer reden tot angst dat Nederland strengere regels zou krijgen dan het buitenland, waardoor topfunctionarissen zouden neigen ons land te verlaten. Ook uit de non-profitsector kwamen in het voorbije jaar regelmatig blijken van bijna exorbitante topinkomens die althans het salaris van de minister-president verre overstijgen en aanleiding gaven tot het ontwikkelen van een Balkenende- of ook wel JP-norm: de norm dat openbare bestuurders in Nederland niet meer zouden mogen verdienen dan de minister-president. Het normbedrag bedroeg € 158.000 in 2005. In maart van dit jaar leidde maatschappelijke onrust over topbeloningen tot (voorgenomen) maatregelen van het kabinet: het wil buitensporige beloningen voor topbestuurders aanpakken. En een extra heffing opleggen aan vertrekpremies. Dit zou tegemoet komen aan de heersende onvrede rond excessieve beloningen. Topinkomens De ruim 800 ondervraagden hebben hun mening gegeven over hoge salarissen die leidinggevenden in sommige organisaties ontvangen. Om dat concreet te maken is steeds een maandsalaris van netto € 20.000 genoemd. Doel van de vraagstelling was onder meer om te bezien in hoeverre men bij het toelaatbaar achten daarvan onderscheid maakt tussen de private, de semi-publieke en de publieke sector. In de omschrijving is bij een organisatie in de publieke sector toegelicht: ‘zoals ministeries, scholen en andere organisaties die worden gefinancierd door de overheid’. En bij de semi-publieke sector: het leiding geven aan een grote organisatie in de zorg, waar bijvoorbeeld 5.000 mensen werken’. Figuur 11 geeft een indruk van de opvatting van Nederlanders.


o t e m por a! o m or e s !

Figuur 11 – De acceptatie van een topsalaris van € 20.000 netto per maand (in %)

directeur in publieke sector, zoals ministeries, scholen bestuurder van een zorginstelling (semi-publieke sector)

verwerpelijk acceptabel

directeur van een onderneming (private sector 0

10

20

30

40

50

60

70

80

Uit de figuur valt de teneur af te lezen dat Nederlanders enig verschil maken tussen de toelaatbaarheid van hoge verdiensten in private, semi-publieke en publieke sector. De toelaatbaarheid van topinkomens is, zoals verwacht mocht worden, het geringst voor managers in de publieke sector. Voor directeuren van private ondernemingen ligt dat wat minder gevoelig. De overheersende tendens is er echter een van terughoudendheid: variërend van 52 tot 69 procent van de ondervraagden geeft te kennen een netto maandsalaris/inkomen ter hoogte van de genoemde € 20.000 (te) ver vinden gaan. Een minderheid van, variërend afhankelijk van de sector waar het om gaat, 11 tot 25 procent heeft geen moeite met dergelijke topinkomens. Ruwweg een kwart van de ondervraagden heeft over deze materie geen expliciete mening. Via een vervolgvraag is nagegaan of voor topmanagers een plafond zou moeten gelden dan wel of een dergelijk plafond niet nodig is mits het inkomen gerelateerd is aan geleverde prestaties. Nederlanders vallen wat dit betreft uiteen in twee groepen van gelijke omvang: • de helft is van mening dat inkomens/salarissen gemaximeerd zouden moeten worden: hoe goed geleverde prestaties ook zijn, maximaal € 250.000 netto per jaar is uitstekend; • de andere helft geeft aan dat topmanagers onbeperkt mogen verdienen, maar dat het inkomen wel afhankelijk moet zijn van de geleverde prestaties; een kleine groep daarbinnen (2%) vindt de koppeling aan geleverde prestaties overigens niet nodig. Vrouwen zijn wat stelliger in hun afwijzing van topinkomens dan mannen. Jongeren onder de 25 jaar én de oudste deelnemers van boven de 75 betonen zich vaker dan de anderen inschikkelijk als het gaat om topinkomens.

27


28

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

Loterijen met mega-prijzen Een geheel andere aanwijzing voor iemands houding ten opzichte van veel geld ‘verdienen’ is misschien de opvatting over het feit dat sommige loterijen bijzonder hoge geldprijzen uitkeren. Het komt regelmatig voor dat loterijen een prijs van 10 miljoen of meer uit­ loven. Gegeven het meer incidentele karakter én de factor geluk gaat het wellicht om een geheel ander verschijnsel dan topsalarissen, maar gemeenschappelijk is het element van hoge bedragen die niet in reële verhouding staan tot een ‘normaal’ bestedings­ patroon. Met andere woorden: zowel bij topinkomens als bij exorbitant hoge loterij­ prijzen is een duidelijk element van luxe en overdaad aanwezig. Met de verleiding tot decadent gedrag. Alleen al bij de loterijen die vallen onder het bedrijf Nationale Goede Doelen Loterijen9 bedroeg de omzet in 2007 655 miljoen euro, een stijging van 4,6 procent ten opzichte van 2006. Ook het aantal deelnemers vertoont een stijgende tendens: circa 4 miljoen deelnemers (inclusief wellicht overlap). Naast deze entiteit is er de Stichting Lotto met eigen donatiedoelen en de Staatsloterij. In onze steekproef neemt 39 procent regelmatig mee in een loterij met een hoge hoofdprijs. Daarnaast is er een grote groep incidentele spelers. Daarmee komt het aantal deelnemers in de buurt van de 8 miljoen! Allen op zoek naar luxe? En deels ook in de verleiding voor decadentie? De verleiding van luxe is onafhankelijk van politieke stellingname: vanuit de linkse beweging valt een even grote hang naar luxe of uitspatting op te tekenen als vanuit het politieke midden of rechts op de flank (zie figuur 12). Uit de cijfers van het onderzoek valt op te maken dat hoe ouder hoe meer de drang naar het winnen van een (hoofd) prijs (Nederlanders boven de 45 jaar zijn goklustiger dan 25-44-jarigen en zij op hun beurt meer dan jongeren). De cijfers geven geen uitsluitsel of dit voortkomt uit een laatste-kans gevoel toch nog eens luxe na te jagen of dat de financiële armslag een grotere goklust toelaat. Misschien toch het doel alsnog niet-gerealiseerde dromen te realiseren? Boven-modaal neemt niet méér deel dan modaal. Beneden-modaal blijft in deelname wat achter. Het goede doelen-element is voor velen een pleister op de wonde zo die al gevoeld wordt, en zo niet een belangrijk argument om deel te nemen. Daarnaar gevraagd geeft niet minder dan 40 procent van de in ons onderzoek ondervraagde Nederlanders te kennen de donatie aan goede doelen cruciaal te vinden: ‘ik wil alleen meedoen als de loterijopbrengst naar goede doelen gaat’. Daar staat een iets grotere groep tegenover die het ‘niets uitmaakt waar het geld naar toe gaat, als de prijzen maar interessant zijn’. Beide groepen stellen de Nederlanders die tegen loterijen zijn ver in de schaduw (12%).


o t e m por a! o m or e s !

Figuur 12 – Deelname aan loterijen en politieke voorkeur (in %) 50

40

30

20 politiek links politiek midden politiek rechts

10

0 speelt regelmatig

speelt niet maar wil dat eigenlijk wel

speelt af en toe

wil niet meespelen

Is een zeer hoge geldprijs bij loterijen iets wat de Nederlandse bevolking verwerpt of vinden we deze bedragen prima? De volgende vraag is voorgelegd: ‘De hoofdprijs van sommige loterijen in Nederland wordt steeds hoger. Bedragen van 10 miljoen zijn geen uitzondering meer. Wat vindt u ervan dat er loterijen zijn die een hoofdprijs van 10 miljoen euro uitkeren?’ Allereerst: mensen blijken over hoge loterijprijzen een uitdrukkelijke mening te hebben; slechts 15 procent heeft hierover geen mening of is neutraal. De grootste groep respondenten (47%) geeft aan hoofdprijzen van 10 miljoen euro te verwerpen. Een andere, ook nog een aanzienlijke groep, 38 procent, heeft geen moeite met dergelijke loterijprijzen. Onbekend blijft waarom velen weerstand hebben tegen een dergelijk grote hoofdprijs: het missen van de kans om méér deelnemers gelukkig te maken met een weliswaar kleinere prijs of omdat zo’n grote hoofdprijs aanleiding geeft tot decadent gedrag. Hoe dan ook, voor méér dan de helft van de bevolking zou het om een prijs van hooguit 1 miljoen euro mogen gaan, of nog minder: een kwart van de bevolking vindt een half miljoen of zelfs een ton ook genoeg. Het verwerpelijk achten van exorbitant hoge prijzen betekent nog niet dat men zelf niet deelneemt aan een dergelijke loterij. Van de Nederlanders behoort 22 procent tot het

29


30

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

type dat meedoet ondanks bezwaren tegen de omvang van de hoofdprijs. Het onderzoek geeft geen uitsluitsel of hier inderdaad sprake is van een psychologische dwang om te willen voorkomen dat men slachtoffer wordt bij niet-deelname aan met name een straat-gebonden hoofdprijs10.

9

staan wij ander en méér of juist minder toe dan ons zelf?

Elke ondervraagde is getypeerd op basis van zijn houding ten opzichte van wat mensen in de samenleving doen en zijn eigen (wenselijk) gedrag. In hoofdstuk 2 is toegelicht hoe vier typen onderscheiden zijn. De vier types zijn: a. het bourgondische type b. het opportunistische type c. het tolerante type en d. het calvinistische type. Het bourgondische type accepteert dat luxe gedragingen in toenemende mate voorkomen in de maatschappij en vertoont ook zelf luxe gedrag (of zou dit willen). Het opportunistische type staat afwijzend tegenover luxe gedragingen door anderen, maar niet zozeer bij zichzelf. Een zekere hypocrisie is dit type dus niet vreemd. Een individu met een tolerante instelling is zelf terughoudend in het tonen of wensen van luxe gedrag maar accepteert luxe gedragingen bij anderen. Tot slot het laatste, calvinistische type. Deze groep houdt vast aan een strakke norm; verwerpt luxe gedrag in de samenleving en heeft zelf ook geen behoefte aan luxe gedrag. Tabel 5 leert dat er enkele hoofdtendenties zijn en wel de volgende. A. Er bestaat niet één basisinstelling ten opzichte van luxe. Bij sommige levens­ domeinen heeft de Nederlander vooral een calvinistische instelling, bij andere een meer opportunistische of bourgondische instelling. B. Bij sommige levensdomeinen – overdadig consumeren en lichaamsverbouwing – kunnen we lux gedrag bij anderen billijken ook al ‘bezondigen’ we ons zelf niet aan dergelijk lux gedrag (tolerantie komt vaker voor dan opportunisme). Bij andere domeinen echter zijn we geneigd ons zelf wél lux gedrag te permitteren en tegelijkertijd zo’n ontwikkeling in de samenleving af te keuren (het opportunisme is groter dan de tolerantie). Dat laatste geldt voor het maken van luxe reizen en vooral voor het verdienen van veel geld. C. Als het gaat om vroeg-pensionering zijn Nederlanders bijzonder verdeeld: de vier typen komen ongeveer even vaak voor.


o t e m por a! o m or e s !

Tabel 5 – Typering van Nederlanders naar luxe-instelling bij diverse domeinen* Overdadige Lichaams- Lichaams- Luxe consumptie verbouwing verbouwing reizen (M) (V)

Vroeg- pensionering

Topinkomen

Bourgondisch

13,4

7,0

16,1

40,0*

17,7

19,3

Opportunistisch

2,7

2,0

4,7

24,2

29,3

61,3

Tolerant

24,3

28,4

21,3

7,7

29,0

0,8

Calvinistisch

59,6

62,7

57,8

28,2

23,9

18,7

Totaal

100% (806)

100% (402)

100% (403)

100% (806)

100% (355)**

100% (648)

* Leesinstructie: per domein, bijvoorbeeld luxe reizen, is elke ondervraagde getypeerd. Zo kan 40% getypeerd worden als bourgondisch als het gaat om luxereizen/het vakantie-vieren; 28% heeft wat dat betreft een, wat hier heet, calvinistische instelling: zij wijzen luxereizen af, zowel voor zich zelf als voor anderen. Bij andere domeinen liggen de verhoudingen anders. ** Dit zijn alleen mensen voor wie werken van toepassing is en over vroeg-pensionering een mening uitten.

De Nederlanders zijn op de domeinen ‘overdadige consumptie’ en ‘lichaamsverbouwing’ vooral van het sobere, calvinistische type. Circa 60 procent van de respondenten acht luxe gedrag hier uit den boze en is zelf in deze ook heel terughoudend zo niet geheel afwijzend. Soberheid troef. Een groep van redelijke omvang (een kwart) is in deze domeinen van het tolerante type: zij vinden luxe gedrag in de samenleving acceptabel (‘moet kunnen’), hoewel zij zelf er verre van zullen blijven. Het bourgondische type dat ‘leeft en laat leven’ is in de minderheid. Dat ligt anders als het gaat om luxueus reizen. Op dit domein is 40 procent van de Nederlanders te typeren als het bourgondische type. Zij maken zelf luxe reizen (of willen dit doen) en accepteren het zonder voorbehoud van anderen. Opmerkelijk is de betrekkelijk substantiële omvang (24%) van het opportunistische type: van anderen wordt het vergaand gevonden dat men luxueuze reizen onderneemt maar tegelijkertijd ‘bezondigt’ men zich er zelf aan. Enig opportunisme is deze groep dus niet vreemd. Veel sterker nog is dat als het gaat om direct geldelijk gewin: veel-verdienen is verdacht, maar als men zelf de kans zou krijgen weerhoudt die opvatting er velen niet van om de kans te grijpen. Niet minder dan 61 procent van de ondervraagde Nederlanders kan hier enig opportunisme niet ontzegd worden. Op hen is bij uitstek het gezegde ‘pecunia non olet’ (geld stinkt niet) van toepassing. Voor zover mannen in hun opstelling ten aanzien van luxe gedragingen verschillen van vrouwen komt dat tot uiting in een meer bourgondische stijl. Met name als het gaat om

31


32

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

overvloedig consumeren en ook het accepteren van topinkomens stralen zij vaker een bourgondische houding uit. De verschillen zijn echter klein. De teneur is dat naarmate men ouder is een calvinistische houding aan kracht wint, terwijl op jongere leeftijd meer een houding van ‘alles moet kunnen’ de boventoon voert. Maar dat laatste ook met mate, want we zagen dat de overheersende instelling in de diverse domeinen, ook bij jongeren, vrij sober is. Reizen is voor jongeren typisch een fenomeen dat luxueus mag zijn en zij gedragen zich er ook naar. Is van de jongeren onder de 35 jaar 60 procent van het bourgondische type, bij mensen van middelbare leeftijd is dat 38 procent en dit percentage zakt bij oudere landgenoten terug tot minder dan een kwart (zie figuur 13). Deze laatsten bekennen zich veeleer tot een calvinistische levenshouding als het gaat om reizen. Het opportunistische type komt onder alle leeftijdsgroepen in nagenoeg gelijke mate voor. Ook bij andere domeinen dan luxe reizen zijn er dergelijke verschillen tussen leeftijdsgroepen.

Figuur 13 - Nederlanders en luxe vakanties, naar leeftijd (in %) 100

80

60

40

20

0

<25 jr

25-34 jr

bourgondisch

35-44 jr opportunistisch

45-54 jr tolerant

55-64 jr

65-74 jr

calvinistisch

>75 jr


o t e m por a! o m or e s !

10

wat is het summum aan lux e?

Het accent in de voorgaande hoofdstukken lag op de toelaatbaarheid van gedragingen (‘moet-kunnen’ versus ‘dat gaat wel ver/te ver’) en of men zich aan de genoemde gedragingen zelf wel of niet overgaf. Dat laat nog in het midden wat men als luxe beschouwt, laat staan als decadent. Luxe is in grote mate een subjectief gegeven, zoals ook reeds geïllustreerd aan de hand van diverse soorten reisgedrag (hoofdstuk 5). De beleving van eigen lux gedrag was onderwerp van een laatste serie vragen. De vraag ‘Wat is het meest luxe waaraan u zich ooit heeft overgegeven?’ biedt een fraaie gelegenheid gevoel te krijgen voor wat mensen zelf als luxe ervaren. Enige aanwijzing voor de grens tussen luxe en decadent gedrag geven de twee vervolgvragen, na het noemen van het meest luxe waaraan men zich ooit overgaf: • ‘Denkt u dat anderen dat als luxe zien?’ • ‘Denkt u dat anderen dat als decadent zien?’ Men kan zich voorstellen dat mensen, gesteld voor de vraag hun meest luxe gedrag ooit te noemen, zich enigszins overvallen voelen en uit hun geheugen niet direct de meest passende, luxe gedraging weten te benoemen. Deze beperking in acht genomen resulteert de vraag in een interessante reeks van gedragingen die men noemt als ‘het meest luxe’ waaraan men zich ooit heeft overgegeven. Een eerste opvallend gegeven is het volgende: minstens één op de vijf ondervraagden weet niets te noemen! Deze groep gebruikt passages als: zou het niet weten, geen idee, niets, weet ik echt niet of: ‘zou het niet kunnen zeggen’. Naast het geheugenaspect is dit wellicht toch een aanwijzing voor een betrekkelijk sober leven zonder uitspattingen. De overige, ruim 600 ondervraagde Nederlanders noemen wél iets. Dominant daarbij is het verwijzen naar vakanties, in velerlei vorm. Niet minder dan 40 procent van de uitingen hebben op enigerlei wijze betrekking op het houden van een vakantie. Andere onderwerpen die meer dan incidenteel worden genoemd zijn het overnachten in hotels al dan niet met de nodige luxe, zoals een bruisbad, het kopen van een auto, het uit eten gaan, het laten bouwen van of kopen van een huis/tweede woning en de aanschaf van gebruiksartikelen, zoals consumentenelektronica. Ook expliciet veel geld kostende zaken zijn meermalen genoemd, met nadruk dus op het bedrag. Toch is er, binnen het geheel aan genoemde vakanties, onderscheid in mate van extremiteit. Dat geldt evenzeer voor de andere genoemde als lux ervaren onderwerpen. Getracht is in de verscheidenheid aan reacties ordening aan te brengen, namelijk door onderscheid te maken in vier categorieën: eenvoudige, diep in het dagelijks leven verankerde zaken; wat royalere gedragingen maar toch in wezen nog sober of alledaags gedrag; vrij

33


34

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

lux te achten maar geen exceptioneel gedrag; en meer exceptioneel gedrag c.q. gedrag waarbij men uit de ban springt of althans zelf dat gevoel heeft. Tabel 6 geeft een selectie van zaken die door ondervraagde genoemd zijn als summum van door hen beleefde luxe11. De variatie is groot – van eenvoudig naar iets wat toch in de sfeer van decadentie gedacht kan worden –, maar met even veel recht kan gesteld worden dat, afgezien van enkele zeer alledaagse én enkele meer exorbitante zaken, de variatie beperkt is. Tabel 6 – Als meest luxe door Nederlanders ervaren zaken (selectie) Voorbeelden van eenvoudige, alledaagse zaken

Voorbeelden van royalere, maar toch alledaagse zaken

• Roomboter op brood

• Om het jaar op vakantie

• Mijn meest luxe apparaat is de magnetron

• Toen ik 40 jaar geleden mijn eerste auto kocht

• Mijn 65e verjaardag met de (klein)kinderen

• Een dure jurk gekocht

• Alles wat ik kan doen op mijn leeftijd

• Als eerste in de straat een TV gekocht

• Een weekje zonder de kinderen

• Dat mijn schulden weg zijn

• Hoe ik kan leven, dat vind ik al een grote luxe

• Aankoop van elektronica (laptop, computer,

vergeleken bij de meerderheid van de wereld-

plasma-tv, geluids- en beeldapparatuur, dvd-

bevolking

speler, digitale camera)

• Krijgen van kinderen

• Een goede fles wijn

• Kopen van goed vismateriaal, zeg maar hengel

• Iets nieuws kopen zonder dat het oude

van € 60, in deze trant als u begrijpt wat ik bedoel en ik vis er heerlijk mee en ben tevreden • Vrijwilligershulp verleend aan kinderen in Roemenië; dat gaf een rijk gevoel om anderen gelukkig te maken • Dingen doen als een dagje uit met de bus terwijl ik het eigenlijk niet kan betalen

exemplaar echt is versleten (ook genoemd bij auto’s) • Ik vind iedere vakantie een meest luxe uitgave • Caravan gekocht toen iedereen nog in een tent vakantie vierde • Een familiebezoek in Nieuw-Zeeland waar ik zelf hard voor heb gespaard


o t e m por a! o m or e s !

Voorbeelden van vrij lux te achten zaken

Voorbeelden van meer exceptioneel gedrag

• All-inclusive vakantie (vaak vermeld;

• Business class vliegen naar Thailand/Zuid-Africa

meermalen genoemd: Mexico) • Badkamer helemaal vol luxe verbouwen • Dure … aanschaffen (kleding; schoenen; vakanties; hotelovernachting; apparatuur enz)

• Lang weekend met vliegtuig naar Istanbul om er te winkelen en luxe uit te eten • Lang weekend naar Venetië met mijn minnares • Logeren in het meest luxe hotel van Dubai

• 4x per jaar met vliegtuig op vakantie

• Naar de wc gaan in het hotel Krasnapolsky

• 6-cilinder auto met lederen bekleding

• Onbeperkt champagne op oudejaarsavond

• Cruise (in diverse maten)

• Rondje van 15 cocktails

• Dagarrangement sauna/massage

• Verblijf van een week in penthouse op Gran

• Huwelijksreis naar Australië/Gambia/Canada • Jaarlijkse vakantie naar Brazilië • Granieten aanrechtblad • Aanschaf ……, maar had eigenlijk nog geen nieuwe nodig • Met alle kinderen en kleinkinderen op wintersportvakantie • Paard gekocht voor mijn kleindochter

Canaria • 4 vakanties in één jaar: Engeland, Spanje, China, Brazilië • Weekend New York €1.500, bubbelbad aangeschaft €1.800 en 2 weken Miami € 3.300. • 13-gangen kerstdiner • Huwelijksreis naar de Malediven met water­vliegtuig, een hut op palen in water met

• Ons droomhuis gekocht

roomservice, privé bbq op verlaten eiland met

• Schoenen van paar honderd euro

eigen kok en kapitein

• Trouwen in Tanzania/op Curaçao • Wintersport zonder ook maar één moment te denken aan minder geld uitgeven • Hele dag verzorgd worden in een beauty instituut • In St. Petersburg kaviaar eten terwijl de

• Veel te dure champagne in land waar alcohol verboden is • Verblijf in bruidsuite, wel ná mijn huwelijk • Weekend naar Londen vliegen om er concert te zien/te shoppen • Fles whisky van € 150

mensen daar een banaan per stuk kopen

Vakantie, geld, auto, huis en relaxen: dat omvat het gros van de genoemde onderwerpen die door Nederlanders met luxe geassocieerd worden. Een element dat kennelijk onder andere een rol speelt is de vergelijking met andere groepen. Dit element van comparatieve referentie brengen sommigen expliciet tot uiting: iets krijgt de associatie van luxe in zijn vergelijking met anderen (eerder dan anderen een caravan/tv gekocht hebben; of: vergelijking met minder-bedeelden). Weer anderen ontlenen hun gevoel van luxe aan een vergelijking terug in de tijd (roomboter op het brood).

35


36

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

Is de ‘uitspatting’ lux of mogelijk decadent? Een indirecte indicatie voor de beleving van de zelf-genoemde, meest vergaande uitspatting levert de slotvraag of men denkt dat anderen dat als luxe zien. Of mogelijk zelfs als decadent. Voor zover Nederlanders iets noemen als meest vergaande activiteit waaraan zij zich ooit overgaven (vier-vijfde van de ondervraagden), is dat in de beleving van een meerderheid wel iets dat als lux kan worden aangemerkt. Te interpreteren valt dat dit in de helft van de gevallen (54%) in beperkte mate lux is (‘sommigen’ zouden dat wellicht lux noemen), in een kwart van de gevallen (23%) is dat duidelijker als lux aan te merken. Intrigerender is nog de vraag of men het via de bril van een ander ook ziet als decadent. Dat blijkt bij 42 procent van de activiteiten het geval. 80 Figuur 14 – Eigen ‘uitspatting’ lux? Decadent? (in %, n=630)

60 58 54 40 37

20

23

23

5

0 nee, denk van niet door anderen als luxe gezien?

11

ja, door sommigen

ja, door de meesten

door anderen als decadent gezien?

conclusies en discussie

Het onderzoek onder een representatieve steekproef van personen van 18 jaar en ouder heeft informatie opgeleverd over de houding van Nederlanders ten opzichte van diverse als min of meer luxe te benoemen gedragingen. Die houding is bovendien in verband gebracht met iemands eigen gedrag. Beide invalshoeken leveren geprononceerde bevindingen op.


o t e m por a! o m or e s !

Samenvatting van de bevindingen

Opvattingen De groep Nederlanders die systematisch terughoudend staat tegenover luxe gedragingen is aanzienlijk groter dan de groep die daar goedkeurend over denkt. De eerste groep, 45 procent van de bevolking, vindt allerlei voor­beelden van luxegedrag ver gaan, zo niet té ver gaan. Een zekere moralistische instelling voert dus de boventoon. De tweede groep, 27 procent, billijkt luxueus te achten gedrag. De overigen zijn wisselend positief en negatief, afhankelijk van het onderwerp.

Het meest aanstootgevende onderwerp is hoge topinkomens/topsalarissen voor bestuurders/leiding­gevenden: vier van de vijf Nederlanders keurt dit af, van wie de meesten ook ten stelligste. Dat geldt overigens wat sterker voor topsalarissen in het (semi-)publieke domein dan voor topinkomens in het bedrijfsleven.

Het op luxe duidend fenomeen als all-inclusive hotelvakanties vindt de Nederlander volstrekt acceptabel. Luxe lijkt hier standaard geworden. Dat geldt (nog) niet voor diverse andere in het onderzoek besproken vormen van reizen of vakantie. Toch is de trend dat ook luxe reisvormen, zoals het in een weekend op en neer naar steden als Milaan en Londen om er te winkelen, of het langere tijd verblijven in exotische oorden, gewoon gevonden gaan worden. Slechts een vrij extreme vorm als het helicopter-skiën roept bij de meerderheid weerstand op.

Voor wat betreft het steeds populairder verschijnsel van lichaamsverbouwing maken Nederlanders onderscheid in zaken die echt niet kunnen en zaken die juist wel moeten kunnen. Schaamlipcorrectie wordt van de tien aan de orde gestelde ingrepen het meest afgewezen. Maar ook het maken van spierbundels, het opvullen van lippen en billifting wijst een meerderheid af.

Vroegpensioen verdeelt de meningen echt. Ongeveer evenveel mensen vinden vroegpensioen iets ‘heiligs’ of, andersom, als een fenomeen dat juist gekeerd moet worden.

Opvatting en eigen gedrag gecombineerd Het onderzoek onderscheidt bij elk levensdomein (lichaamsverbouwing, luxereizen, enzovoort) vier typen Nederlanders, al naargelang de confrontatie van iemands eigen gedrag met zijn attitude ten opzichte wat er in de samenleving gaande is. Bourgondiërs staan ruimhartig tegenover luxe-activiteiten, zowel als trend in de samenleving als voor zich zelf. Mensen van het calvinistische type staan daar lijnrecht tegenover: zij streven

37


38

neder l and e r s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

luxe-activiteiten voor zich zelf niet na en wijzen dat ook bij anderen af. Naast het bourgondische type en het calvinistische type zijn er het opportunistische en het tolerante type. •

De opvatting dat bepaald luxe gedrag minder wenselijk is, impliceert niet steeds dat men er zelf afkerig van is. Zo is er een groep (29%) die vindt dat er te veel vroeggepensioneerden zijn, maar er zelf op rekent vóór z’n 65 te stoppen met werken of ernaar streeft zo snel mogelijk te stoppen. Nog veel sterker is deze opportunistisch te noemen instelling aanwezig als het gaat om de acceptatie van een topsalaris. Niet minder dan 61 procent van de Nederlanders zou een top-inkomen accepteren als zij de kans zouden krijgen.

Het aan opportunisme tegenovergestelde tolerante type komt ook voor: de Nederlander die voor zich zelf geen luxegedrag nastreeft, ook al zou hij de kans krijgen, maar anderen dat wel gunt. Dit tolerante type omvat een kwart van de Nederlanders als het gaat om de domeinen lichaamsverbouwing en overvloedige consumptie. Bij dit laatste gaat het bijvoorbeeld om het kopen van dure merkkleding, het regelmatig uit eten gaan in toprestaurants en het flink doordrinken. Opmerkelijk is overigens dat dit flink doordrinken, door slechts een kleine groep wordt goedgekeurd. Een ander opmerkelijk gegeven is dat de tolerantie ten aanzien van lichaamsverbouwing door mannen wat groter is dan bij vrouwen.

Het aantal opportunisten is groter dan de tolerante groep als het gaat om luxe reizen en het verdienen van veel geld. Andersom, tolerantie komt vaker voor dan opportunisme bij het overdadig consumeren en lichaamsverbouwing.

Mensen van het calvinistische type zijn veruit in de meerderheid (circa 60%) boven het royale, bourgondische type (circa 10%) als het gaat om overvloedig consumeren en lichaamsverbouwing.

Bij luxegedragingen in de sfeer van reizen/vakantie overheerst juist het bourgondische type: wij Nederlanders stellen ons ruimhartig op als het gaat om exotische reizen of kortdurende, energie-vretende trips en ‘bezondigen’ ons daar zelf ook aan, voor zover we kansen daartoe krijgen.

De tolerantie ten opzichte van lichaamsverbouwing van de eigen partner is beduidend beperkter dan voor anderen.


o t e m por a! o m or e s !

Is luxegedrag algemeen of groepsspecifiek? In ‘de provincie’ zijn opvattingen over luxe niet anders dan in de Randstad. Kennelijk gaat het om een breed gedeeld principe. Normen voor wat juist of acceptabel geacht wordt, verschillen blijkens dit onderzoek niet voor de diverse landsdelen.

Voor zover mannen in hun opstelling ten aanzien van luxe gedragingen verschillen van vrouwen komt dat tot uiting in een meer bourgondische stijl. Met name als het gaat om overvloedig consumeren en ook het accepteren van topinkomens stralen zij wat vaker een bourgondische houding uit.

De teneur valt te constateren dat naarmate men ouder is een calvinistische houding aan kracht wint, terwijl op jongere leeftijd meer een houding van ‘alles moet kunnen’ de boventoon voert. Althans naar verhouding, want de overheersende instelling in de diverse domeinen is, ook bij jongeren, vrij sober.

Reizen is voor jongeren typisch een fenomeen dat luxueus mag zijn en zij gedragen zich er ook naar. Van de jongeren onder de 35 jaar behoort 60 procent tot het bourgondische type. Bij mensen van middelbare leeftijd is dat 38 procent en dit percentage zakt bij oudere landgenoten terug tot minder dan een kwart. Het opportunistische type komt onder alle leeftijdsgroepen in nagenoeg gelijke mate voor.

Discussie: wat is nu luxe en wat is decadent? Het onderzoek geeft geen enkel uitsluitsel over wat nu luxe is en wanneer luxe overgaat in decadent gedrag. Gevraagd aan te geven welke soorten reizen men luxe of decadent vindt en welke niet, oordelen mensen heel verschillend. Dat subjectieve karakter blijkt ook als mensen de meest luxe activiteit noemen waaraan men zich ooit heeft overgegeven. Het resultaat daarvan is een zeer uiteenlopende reeks activiteiten. Hoewel het overgangsgebied tussen luxe en decadentie een schemerig gebied is, is wel duidelijk welke activiteiten decadent, in de zin van‘echt te ver gaan’, gevonden worden. Van de activiteiten die in het onderzoek zijn besproken zijn dat: het dragen van bont, het opvullen van lippen, het kunstmatig spierbundels maken, schaamlipcorrectie, bilvergroting/billifting, helicopter-skiën en topsalarissen in de publieke sector. Het onderzoek bevestigt de opvatting dat datgene wat als luxe of decadent beschouwd wordt, zowel cultuur- als tijdafhankelijk is (O tempora! O mores!). Iets wat pakweg 15 jaar geleden nog niet tot het repertoire van TV-uitzendingen behoorde (lichaams­ verbouwing) of tot het programma van reisbureaus (all-inclusive vakanties) is nu standaard-repertoire.

39


40

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

De resultaten van deze studie geven aanleiding tot het stellen van nieuwe vragen. Zijn er aanwijzingen dat de samenleving zich inderdaad op een decadent spoor bevindt? En wanneer is dat het geval? Als velen vinden dat als luxe te beschouwen gedragingen toenemen? Of pas als velen dergelijke activiteiten afkeuren (‘te ver vinden gaan’)? Of juist activiteiten die als luxe te beschouwen zijn volstrekt normaal vinden? Deze studie kan aanleiding geven dergelijke vragen in discussie en verder onderzoek aan de orde te stellen.


o t e m por a! o m or e s !

bijlage a – r epr esentativit eit van het onder zoek De steekproef van 806 ondervraagde Nederlanders is op een aantal kenmerken vergeleken met de Nederlandse bevolking met als doel de representativiteit te toetsen. Hieronder staat het resultaat van die toetsing op leeftijdsverdeling en regionale spreiding. Anders dan vaak bij onderzoek het geval is, kent dit onderzoek geen ondervertegenwoordiging van ouderen van boven de 65 jaar. Binnen deze groep ouderen is 6 procent 75 jaar of ouder. Jongeren zijn evenmin ondervertegenwoordigd. De leeftijdsverdeling in de steekproef kan een getrouwe afspiegeling geacht worden van die van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. Dat geldt ook voor de regionale spreiding.

Tabel A1 – Leeftijdsverdeling steekproef en Nederlandse bevolking

steekproef (n=806)

Nederlandse bevolking (2007)

18-24 jaar

16,4

25-34 jaar

15,1

14,6 15,4

35-44 jaar

17,0

19,4

45-54 jaar

16,5

17,7

55-64 jaar

16,0

15,2

65 jaar of ouder totaal

19,0

17,7

100%

100%

Tabel A2 – Regionale spreiding steekproef en Nederlandse bevolking

steekproef (n=806)

Nederlandse bevolking (2007)

Groningen, Friesland, Drenthe

13,9

10,4

Overijssel, Gelderland

15,1

18,9

Flevoland, Utrecht

11,2

9,6

Noord-Holland, Zuid-Holland

35,4

37,1

Zeeland, Noord-Brabant, Limburg

24,4

24,0

totaal

100%

100%

41


42

neder l and er s tusse n lux e e n d e ca d en ti e

voe t n ot en 1

Couwenberg, S. W. (2003). Moderniteit en vitaliteit: hoe staan we ervoor anno 2003? In: Civis Mundi Jaarboek 2003. Budel: Damon.

2

De spelling ‘luxe gedrag’ (luxe als bijvoeglijk naamwoord) én de spelling ‘luxegedrag’ (als zelfstandig naamwoord) worden in dit rapport gehanteerd.

3

cbs (2006). Continu Vakantie Onderzoek. cbs , Voorburg/Heerlen. En: cbs (2007). Statline: Vakanties

4

Ook bezien per persoon zijn er royale verschillen. Zo zijn er 6 personen (van de 24) die geen enkele of

naar vakantiekenmerken. cbs , Voorburg/Heerlen. hooguit één van de genoemde activiteiten decadent vindt. Daar staan 7 personen tegenover die vijf of meer van de genoemde 9 activiteiten aanduiden als decadent. 5

Bron voor dit en het navolgende gegeven: Research International (2003). De belangstelling voor deeltijd­ pensioen; onderzoek onder werknemers.

6

De minister in een interview voor het radioprogramma Tros Kamerbreed op 5 april 2008. Ook eerder gemeld in de landelijke media en voorwerp van gesprek in het Voorjaarsoverleg april 2008.

7

Axa pensioen barometer: pensioen, een nieuw leven na het werk?, Power Point presentatie van door GfK Intomart in oktober 2004 verzamelde gegevens onder 301 werkenden en gepensioneerden, in het kader van een internationale studie. Januari 2006.

8

Te weten: neuscorrectie, chemische peeling, borstvergroting, borsten liften, bilvergroting/bil-lifting en schaamlipcorrectie. Bij het domein vroeg-pensionering zijn de verhoudingen uitgedrukt op diegenen die een andere dan een neutrale opvatting erop na houden.

9

BankGiro Loterij, Sponsor Bingo Loterij en Nationale Postcode Loterij

10

Bekend is dat in een rechtzaak tegen het vermeende dwingende karakter van een grote loterij de rechter deze psychologische dwang, gevoed door het risico slachtoffer te worden, onvoldoende aanwezig achtte.

11

Niet alleen wat mensen beleven als luxe is subjectief, ook de toewijzing van de genoemde onderwerpen bevat een subjectief element.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.