10 minute read
Wel en wee ION-docent toont kansen voor verbetering
Wel en wee ION-docent t oont kansen voor verbetering
Voor cursussen heb je natuurlijk een docent nodig en gelukkig zijn er voor de ION-cursussen docenten genoeg. Hoe kijkt een docent aan tegen de ontwikkelingen op het gebied van opleidingen en cursussen? We vroegen het aan David Kloosterman, docent voor diverse ION-cursussen sinds 2016. “Dat je geen praktijkonderwijs kunt geven aan de cursisten vind ik heel erg.”
David Kloosterman is een man van de praktijk en zijn werkweek barst van de afwisseling. Hij doet zelf nog stralen en spuiten, doet industrieel schilderwerk op locaties, neemt langs de hele Noordzeekust op een hoogwerker veel transformatoren en hoogspanningsinstallaties onder handen, wordt regelmatig door PPG-coatings (Sigma) als coatinginspecteur ingehuurd voor de maritieme sector en sinds 2016 is hij ook ION-docent. Dat ging heel eenvoudig. “In de OT stond een artikeltje waarin om docenten werd gevraagd en daar heb ik op gereageerd. Ik was in 2011 al voor mezelf begonnen als zzp’er. Toen ben ik op verzoek onder meer veel incompanytrainingen gaan doen. Ik ben handig in dit vak en bleek goed in staat te zijn om mensen te begeleiden. Toen ik nog in loondienst was, zei een voorman in 1998 al tegen mij dat ik les moest gaan geven, want daar was ik volgens hem heel erg geschikt voor. Ik heb dat lange tijd weggewuifd, maar het is er toch van gekomen.”
Omdat hij van oorsprong poedercoater is, is hij eerst daarin les gaan geven op alle drie de niveaus. Tegenwoordig geeft hij ook les in metaalconserveren en in inspectie staalconserveren. Daarnaast doet hij veel incompanytrainingen, voornamelijk bedoeld om een groepje medewerkers in te werken. Hij kijkt nog met veel plezier terug op een bijzonder trainingsproject enkele jaren geleden voor de gemeente Amsterdam. Hij moest een aantal maal asielzoekers opleiden, zodat ze aan het werk konden in de havens. “Die asielzoekers wilden dolgraag werken, maar mochten dat niet. Tegelijkertijd zaten ze in de haven te springen om vaklui. De gemeente is een project gestart en ik werd ingeschakeld om ze in enkele weken voor het werk klaar te stomen. Een bedrijf had een grote hal ingericht als praktijklokaal waar ze konden stralen, schilderen, bikken, tollen, spuiten enzovoorts. Ze waren acht uur per dag aan het werk. Na drie weken konden ze examen doen; als ze slaagden kregen ze allerlei certi caten, maar ook een jaarcontract. Ze waren dolgelukkig, niet zozeer vanwege het geld dat ze gingen verdienen, maar ze deden ertoe: kregen een functie in de maatschappij.”
P A S S I E F L U I S T E R E N Maar tegenwoordig, mede door corona, vindt hij zichzelf als ION-docent terug voor de computer met de cursisten aan de andere kant van het beeldscherm. Dat er bij de cursussen een omslag plaatsvindt naar online lesgeven, is iets wat voor een groot deel losstaat van corona. “Maar ik hou daar niet van, ik mis het fysieke contact met de cursisten enorm. Je hebt dan geen interactie, je bent aan het voorlezen uit andermans werk en de cursisten luisteren passief. Twee van de acht stellen vragen,
David Kloosterman in volle uitrusting voor inspecties aan boord van een schip.
een derde doet dat achteraf per mail en de rest is helemaal stil. Hoe die de stof oppikken, merk je pas op het examen. In mijn beleving is dat niet de juiste manier van opleiden. Maar momenteel geef ik via e-learning de cursus poedercoaten 2 en ik moet toegeven dat dat best wel goed gaat. De lesstof is goed opgebouwd en bij de cursisten zie ik geen enkele uitval. Maar ik ben dolblij wanneer ik op een avond praktijkles mag geven, dan heb je interactie met de cursisten.”
Hij verwacht dat wanneer cursussen steeds meer in een digitale omgeving gehuisvest worden, de combinatie van e-learning en online lesgeven misschien wel goed kan uitpakken. “Nu is dit allemaal nog in de beginfase en kun je dat nog beter op elkaar afstemmen. Je kunt online lesgeven en de cursisten kunnen mij dan direct vragen stellen. Als er daarnaast e-learning plaatsvindt waarbij de docent in zijn eigen tijd opdrachten kan nakijken en corrigeren, zie ik dat als een goede ondersteuning. Maar het grote probleem is de onmogelijkheid om tijdens het lesgeven de cursisten werkelijk iets praktisch te laten doen. Het enige wat we tijdens de cursussen doen, is dat we de theoretische achtergrond vertellen van het werk; dus waarom de cursist iets moet doen. Het mooiste zou zijn als we verspreid over Nederland leslokalen hadden met daarnaast een praktijklokaal waar men het geleerde meteen in de praktijk kan beoefenen. Maar er moeten dus bedrijven zijn die dit willen aanbieden. Nu kan iemand het diploma poedercoaten niveau 2 hebben, maar of die kan poedercoaten is nog maar de vraag.”
B L I J V E N O N T W I K K E L E N Hij vertelt dat dat geen verzinsel is. “Herhaaldelijk kom ik bij de cursussen mensen tegen die bijvoorbeeld vertegenwoordiger zijn, op de tekenkamer werken, directieassistente zijn of in de tussenhandel werken. Als een sollicitant een certi caat laat zien, is het wel handig als de werkgever goed navraagt wat die persoon gedaan heeft. Het is lastig om hier een oplossing voor te vinden. Tegelijk zie je dat de vraag naar vakmensen erg groot is. Dat probleem zie ik niet zo snel verdwijnen. Wat zou kunnen helpen, is het veel meer promoten van de beschikbaarheid van allerlei subsidies voor het groepsgewijs volgen van vakcursussen. Dat vergt wel een investering, maar kan goed werken. Medewerkers die op die manier een certi caat hebben gehaald, moeten de eerste jaren ook bij die werkgever blijven.”
Hijzelf vindt de combinatie van op verschillende manieren in de praktijk werken en lesgeven heel jn. “Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik elke dag dingen doe die ik leuk vind. Ik ben nog nooit met tegenzin ergens naartoe gegaan. En ik wil me blijven ontwikkelen. Onlangs heb ik gesolliciteerd op de functie van hybride docent in het (v)mbo. Tegenwoordig mag je als niet-opgeleide docent zes uur in de week voor de klas staan, plus een half uur voorbereiding per lesuur, dus negen uur per week. Ik zie dat als een groeimarkt en ik vind het bijzonder leuk om de interactie met die mensen aan te gaan.”
M E E R I N F O R M A T I E www.vereniging-ion.nl
Lees verder of reageer
V ereniging ION Betekenis CO -reduc t ie 2 o f CO -foo t print2 voor onze branc he
In 2050 moet de EU klimaatneutraal zijn. De ambitie is om in 2030 al 32% hernieuwbare energie te produceren en 55% CO2-reductie ten opzichte van 1990. Wat betekent dit voor de oppervlaktebehandelende branche en welke antwoorden kunt u geven aan uw klanten? Daarenboven wil Nederland in 2050 een 100% circulaire economie hebben.
Steeds vaker krijgen we vragen van leden en van hun klanten over de betekenis van het Klimaatakkoord voor de OT-branche. En wat is de relatie tussen het Klimaatakkoord en Circulaire Economie? Ofschoon het afzonderlijk al een veelomvattend onderwerp is met heel veel parallelle acties, is het gezamenlijk een enorme uitdaging. Het betekent ook dat er de komende jaren veel zal veranderen. Ook namens u wordt er door uw branchevereniging op de achtergrond al een hoop werk verzet. Daarom nu wat informatie over de zaken waar ION mee bezig is.
Het Klimaatakkoord moet omgezet worden naar nationaal beleid. Mede door de Urgenda- uitspraak, de PFAS- en stikstofproblematiek en recent ook weer de uitspraak over Shell, loopt Nederland in een aantal uitwerkingen voorop. Dat betekent dat er veel nog niet bekend is, omdat uitwerkingen nog niet voldoende gevorderd zijn of dat verschillende uitwerkingen nog niet op elkaar zijn afgestemd. Ook is het nog niet zeker of andere EU-landen dezelfde uitwerkingsrichting volgen of dat er informatie op internationaal niveau uitgewisseld en of meegerekend wordt.
In Nederland wordt gewerkt aan een aantal branchebrede akkoorden. Vanzelfsprekend volgt ION deze ontwikkelingen. Echter voor de branche oppervlaktetechnieken geldt dat er geen (zelfstandig bruikbaar) product wordt gemaakt. Een coating is altijd een laagje op een product. Daarom wordt er tot op heden weinig aandacht aan besteed. De afwijking in berekeningen of modellen mag (nu nog) 4% zijn. De coating van een product ligt zowel in waarde alsook in gewicht ruim onder de 4%. Dat betekent dat de branche nu nog nauwelijks aangesproken wordt. Dat zal overigens wel gaan veranderen als de modellen beter worden. Dat het veelal SVHC-sto en zijn (Substances of Very High Concern, oftewel zeer zorgwekkende stoffen), is voor de CO2-footprint niet relevant.
Doordat onze branche geen zelfstandig bruikbaar product maakt, lijkt het erop dat er een vergelijking kan worden getrokken met de EN1090. We brengen geen product op de markt, dus een DoC (Declaration of Conformity) lijkt een logischere keuze. Maar ook dat is nog niet duidelijk.
De VMRG is gestart met het uitzoeken wat één en ander betekent voor gevels. Met vier collega-brancheverenigingen wordt gekeken naar de mogelijkheden. Vanwege het voorgaande is ION hierbij (nog) niet formeel aangesloten, maar we werken op coatinggebied wel nauw samen met de VMRG.
Uiteraard zien we ook in de branche een toenemende inzet van zonnepanelen. Ook gaan verschillende lidbedrijven over op het inkopen van duurzaam opgewekte
energie. Soms direct bij de bron, maar ook regelmatig via certi caten. Maar er lopen ook onderzoeken op dit gebied. Zo is ION betrokken bij: • Nagaan of een OT-bedrijf van energie-vraaggestuurd naar energieaanbodgestuurd kan gaan. Dat betekent bijvoorbeeld afschakelen bij weinig beschikbaarheid van energie (hoge tarieven) en extra capaciteit inzetten bij grote beschikbaarheid van energie (lage tarieven). • Er wordt gekeken naar mogelijkheden om gasloos te worden. Met name voor mo elovens is dat nog een uitdaging.
Één van de opties is waterstof. • En uiteraard praten we mee over een mogelijk vervolg op de MJA3.
Gelet op de substraten kijkt ION met name naar de hechting. Bij een groot aandeel gerecycled materiaal (metaal en kunststoffen) lijkt de hechting van de coating op de ondergrond een probleem te (kunnen) worden. Ook kan bij het anodiseren de kleur worden beïnvloed. Diverse werkgroepen, waarin ION actief participeert, kijken grondig naar deze problematiek (ook op EU-niveau). Verder dragen we bij aan het verhogen van de kwaliteit van coatings. Immers, een lange (product) levensduur is de beste manier om geen nieuw product te hoeven aanscha en.
Onder druk van wet- en regelgeving (EU Chemicaliën strategie – gifvrije samenleving) wordt gezocht naar alternatieven voor SVHC-sto en. Voor de OT-branche is dat best lastig, omdat deze sto en juist gebruikt worden om weerstand te bieden aan natuurlijke processen (tegen roesten en rotten). ION is gestart met een bewustwording bij de autoriteiten met de slogan “oppervlaktetechnologie is van nature niet natuurlijk”. Daarbij komt dat veel sto en veilig en verantwoord gebruikt kunnen worden. Doel is uiteraard om de sto en die de branche nodig heeft om een lange levensduur van de producten te realiseren, ook te mogen blijven gebruiken. Dat doen we onder andere door actief mee te zoeken naar bewezen alternatieven, maar ook door het ontwikkelen van veilige werkwijzen als vervanging niet mogelijk is. Uiteraard hanteren we een aantal uitgangspunten: • Vervangen als het kan en autoriseren (toestaan) als het moet en veilig kan • Als we de sto en dan toch gebruiken, hoe maken we de risico’s dan zo klein mogelijk (risico-gebaseerd, en niet gevaar-gebaseerd) • De menselijke factor is veelal bepalend voor het veilig gebruik van sto en.
Aandachtspunten hierbij zijn opleiding van mensen (management en uitvoerenden), goede registratie van sto en en risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E), een adequate blootstellingsbeoordeling en proportionele handhaving.
Uiteindelijk alles om ervoor te zorgen dat we werken aan de kerndoelen van ION aangaande duurzaamheid op drie niveaus: • Duurzaamheid van de door de branche voorgebrachte (lees OT) producten.
Zaken in relatie met kwaliteit komen hier aan de orde. • Duurzaamheid van de bedrijven. Dit omvat zaken als nieuwe technieken, inclusiviteit en duurzame inzetbaarheid van mensen en branchebrede afspraken. Relevante thema’s zijn dus onder meer opleidingen, nieuwe technieken, leverings- en garantievoorwaarden en voorkomen van blootstelling. • Duurzaamheid van de processen. Dus processen ontsluiten waarbij bijvoorbeeld minder SVHC-sto en worden gebruikt (soms compleet andere oplossingen), minder energie, minder afval of hergebruik daarvan.
Afval scheiden voor hergebruik.
Tekst: Egbert Stremmelaar
M E E R I N F O R M A T I E www.vereniging-ion.nl www.youtube.com/ watch?v=zf74KGVOhm4 www.klimaatakkoord.nl/klimaatakkoord www.vmrg.nl/circulair