Praktijk uit de wijk Sociale cohesie, segregatie, veiligheid en burgerschap
Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van OCW in het ŠKPC Groep september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
kader van de wet subsidiĂŤring landelijke ondersteunende activiteiten
1 INLEIDING
3
2 ACHTERGROND EN PROBLEEMSTELLING
4
3 DATA EN OPERATIONALISERINGEN
6
4 RESULTATEN
9
5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE
17
6 LITERATUURLIJST
20
7 BIJLAGEN
21
Inhoud
september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
7.1 Bijlage 1 Interviewleidraad
21
7.2 Bijlage 2 Voorbeelden
26
7.3 Bijlage 3 Respondenten
30
1 INLEIDING De voorliggende notitie is de rapportage van een uitgebreid onderzoek naar de kritische factoren en succesvolle interventies bij de problematiek van segregatie, sociale cohesie, burgerschap en veiligheid in krachtwijken in Nederland. Een goede invulling en uitwerking daarvan zijn voorwaardelijk voor een goede ontwikkeling van jongeren. Het onderzoek is vertrokken vanuit de school. Immers de school als maatschappelijke onderneming kan niet heen om de noden die zich voordoen in de samenleving. De problematiek rond democratisch burgerschap, sociale integratie, verantwoordelijkheid voor de omgeving, multiculturele en multi-etnische verschillen, segregatie, veiligheid en bovenal het opvoeden en opgroeien van de jeugd, vragen om een aanpak die boven de taken van scholen en besturen alleen uitstijgt. Het gezamenlijk opereren in buurt, wijk of stad vraagt om een procesaanpak waarin participatie van betrokken partijen en geledingen onder erkenning van hun belangen centraal staat. In december 2008 werd de eerste fase van het onderzoek afgerond met een conceptuele kadernotitie. Deze notitie vormde het uitgangspunt voor het verdere onderzoek in 2009. Op basis van vooronderzoek werd onderzocht welke kritische factoren een rol spelen bij de problematiek. Hierop werd een interviewleidraad opgesteld waarmee de respondenten werden bevraagd op interventies ten aanzien van burgerschap, veiligheid en sociale cohesie. De interventies, succesfactoren en randvoorwaarden zijn in deze kadernotitie uitgewerkt. De tweede fase van het onderzoek (2009) richtte zich op de interventies en acties die in verschillende probleemwijken ter bevordering van sociale cohesie zijn doorgevoerd met als doel goede voorbeelden uit deze wijken naar boven te halen en deze naar andere wijken te verspreiden. In deze onderzoeksrapportage zijn de operationaliseringen uitgewerkt op basis van het eerder genoemde conceptueel kader, daarnaast de resultaten van het onderzoek, conclusies en discussie. Als bijlage zijn succesvolle voorbeelden opgenomen. Tijdens de onderzoekperiode werd de weblog ‘Praktijk uit de Wijk’ (www.wijkpraktijk.blogspot.com) ingericht en actueel gehouden. Op deze weblog zijn succesvolle interventies en acties uitgewerkt. Het onderzoek werd in 2009 uitgevoerd door Lieke Eijsackers, Margaret Rekers, Martine Amsing, Anneke Elenbaas en Kochai Momand. Deze laatste verzorgde tevens de voorliggende onderzoeksrapportage, projectleiding was in handen van Fritz Spliethoff. Het onderzoek kon plaatsvinden dankzij de medewerking van een groot aantal respondenten die bereid waren hun visie en ervaringen met ons te delen. September 2009 Fritz Spliethoff
Pagina 3/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
2 ACHTERGROND EN PROBLEEMSTELLING Op 22 maart 2007 maakte minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) een lijst van 40 Nederlandse probleemwijken bekend die zij aanduidde als krachtwijken. Het doel van de nieuwe wijkaanpak was om van de 40 aandachtswijken in maximaal tien jaar krachtwijken te maken, waar de bewoners van de wijken prettig samen kunnen leven. Specifieke aandacht ging uit naar het verbeteren van maatschappelijke participatie, scholing, wonen, werk, sport en beweging, zodat de sociale positie van de bewoners vooruitgaat en daarmee de sociale cohesie van de wijk. Zo heeft minister Vogelaar vorig jaar voor Deventer het zogenaamd charter ondertekend waarin staat op welke manier de probleemwijk Rivierenwijk in de stad Deventer verbeterd moet worden (Ministerie van VROM, 2008). Hieruit blijkt dat de aandacht voor probleemwijken en daarmee samenhangend de verbetering van sociale cohesie hoog op de politieke agenda staat. Maar wat is sociale cohesie precies? Onder sociale cohesie wordt de mate van samenhang bedoeld die samenlevingen vertonen. De leden van een samenleving kunnen een hechte eenheid vormen maar ze kunnen ook als los zand aan elkaar hangen. Volgens de integratietheorie van Durkheim vertoont iedere samenleving een bepaalde mate van samenhang, voor zover ze uit bepaalde intermediaire groeperingen bestaat en bepaalde algemeen gedeelde waarden en normen kent, dat wil zeggen een of andere cultuur bezit. Naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in deze groeperingen zijn geïntegreerd, leven zij de waarden en normen meer na, wat in meer samenhang resulteert (Ultee, Arts en Flap, 2003). Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie, of als tegenhanger daarvan integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap (Conceptuele kader, 2008). Over deze begrippen volgt in latere hoofdstukken meer. Met vraagstukken omtrent sociale cohesie houden de sociale wetenschappen zich vaak bezig. Onderzoek naar sociale cohesie is van belang omdat de Nederlandse overheid aan de hand van de uitkomsten van deze onderzoeken nieuw beleid kan vormen en bestaand beleid kan aanpassen. Naast de sociale wetenschappen zijn er allerlei organisaties en instellingen die belang hebben bij kennisvergaring rondom sociale cohesie. KPC Groep wil een bijdrage leveren door meer kennis te vergaren over het bestrijden of verminderen van segregatie, het bevorderen van sociale cohesie, veiligheid en vooral burgerschapcompetenties zodat de leefwereld van kinderen verbeterd kan worden. Door middel van ontwerpgericht onderzoek worden antwoorden en kennis verworven over acties die echt effectief zijn om sociale integratie te bevorderen en bestaande segregatie tegen te gaan. Hierbij ligt het speerpunt op het bevorderen van een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders. Dit onderzoek richt zich op de interventies en acties die in verschillende probleemwijken ter bevordering van sociale cohesie zijn doorgevoerd met als doel goede voorbeelden uit deze wijken naar boven te halen en deze naar andere wijken te verspreiden zodat er betere leefwerelden voor kinderen en jongeren gecreÍerd kunnen worden. Daarom luidt de onderzoeksvraag als volgt. Door welke interventies en acties wordt sociale cohesie binnen probleemwijken in Nederland bevorderd? De school als maatschappelijke onderneming kan een belangrijke rol spelen bij de verbetering van sociale cohesie in wijken. De school heeft als taak om kinderen en jongeren voor te bereiden op een plaats binnen de samenleving. Daarom is in dit onderzoek sprake van deelvragen die zowel op de school als de omgeving betrekking hebben. Deze deelvragen Pagina 4/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
zeggen iets over sociale cohesie in het algemeen maar zijn vaak ook te verdelen over de onderwerpen segregatie, veiligheid of burgerschap.
De deelvragen zijn als volgt: -
welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen c.q. bestaande segregatie tegen te gaan;
-
hoe kunnen weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden;
-
op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in Brede Scholen (kunst, cultuur, sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat;
-
hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders; hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen;
-
hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen binnen de wijk;
-
welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen?
In december 2008 is literatuuronderzoek gedaan naar de onderwerpen segregatie, veiligheid en burgerschap en de kritische factoren voor interventies op deze onderwerpen. Hier is een conceptuele kadernotitie van gemaakt. Op basis hiervan is een ontwerpgericht onderzoek uitgevoerd ten aanzien van interventies op het gebied van segregatie, sociale cohesie, burgerschap en veiligheid in (Vogelaar)wijken. In het volgende hoofdstuk worden de data, methode en operationaliseringen besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de interviews besproken en in hoofdstuk 4 komen de conclusies en discussiepunten aan de orde.
Pagina 5/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
3 DATA EN OPERATIONALISERINGEN Data en methode Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst aan de hand waarvan open interviews zijn afgenomen. Deze hebben plaatsgevonden in november 2008 en februari 2009. De interviews zijn afgenomen in veertien wijken, waarvan er vier zijn geselecteerd uit de 40 Vogelaarwijken (zie tabel 1). Deze wijken zijn zo gekozen dat ze over heel Nederland verspreid zijn, zodat representatieve uitspraken gedaan kunnen worden over soortgelijke wijken in Nederland. In 2008 is in negen wijken één interview gehouden, terwijl in 2009 in vijf wijken gemiddeld vier (minimaal drie en maximaal zes) interviews zijn afgenomen. Dit brengt het totaal op dertig interviews. Getracht is om de interventies van verschillende kanten te horen. Daarom zijn onder de respondenten directeuren, leerkrachten, leerlingen, ouders, wijkcoördinatoren, maatschappelijke werkers, kinderopvang, et cetera. Dit onderzoek heeft in verschillende fasen plaatsgevonden. In de eerste fase is op basis van vooronderzoek nagegaan welke kritische factoren een rol spelen bij de problematiek. Dit heeft een conceptuele kadernotitie opgeleverd die het uitgangspunt vormt voor de voorlopige interviewleidraad. Deze is beproefd in 2008 bij negen respondenten uit negen verschillende wijken. Zij zijn bevraagd op interventies ten aanzien van burgerschap, veiligheid en segregatie. Wat was het effect van de interventie, wat waren succesfactoren en verbeterpunten en wat zijn de randvoorwaarden voor een dergelijke interventie (zie Bijlage 1 Interviewleidraad). Op basis van de ervaringen is de interviewleidraad enigszins bijgesteld. In de tweede fase in 2009 is de informatie over interventies en praktijkvoorbeelden uit de eerste fase meegenomen naar vijf wijken. In deze vijf wijken zijn eenentwintig interviews gehouden zoals hierboven staat beschreven. Naast de informatie uit de interviews zijn er in deze fase ook handreikingen, instrumenten en beeldmateriaal verzameld van de interventies. In de derde fase staat monitoring centraal. De interventies die de wijk al aan het uitvoeren was of is gaan uitvoeren naar aanleiding van aangedragen voorbeelden van andere wijken worden een halfjaar na het interview opgezocht en verder in de tijd gevolgd door middel van monitoring en evaluatie. Deze fase vindt plaats in de tweede helft van 2009. Tabel 1: Aantal interviews per wijk 2008 en 2009 Interviews in 2008 Stad
Wijk
Aantal interviews
Uden
-
1
Eindhoven
Woensel West
1
Alphen aan de Rijn
Centrum
1
Zeeland
Middelburg
1
’s-Hertogenbosch
Graafsewijk
1
Amsterdam
Stadsdeel Westerpark
1
Vlaardingen
Babberspolder
1
Den Haag
Transvaal
1
Nijmegen
Meijhorst
1
Totaal 2008
9
Interviews in Vogelaarwijken 2009 Stad
Pagina 6/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
Wijk
Aantal interviews
Nijmegen
Hatert
4
Arnhem
Malburgen
3
Schiedam
Nieuwland
6
’s-Hertogenbosch
Graafsewijk (geen
3
Vogelaarwijk)
Stad
Wijk
Aantal interviews
Groningen
Korrewegwijk
5
Totaal 2009
21
Totaal aantal interviews
30
Operationaliseringen Sociale cohesie Zoals uit het conceptuele kader (2008) blijkt, is sociale cohesie geen eenduidig begrip. Het kan zich op tal van manieren manifesteren, van wederzijdse participatie en samenwerking tussen de bewoners van een wijk tot wereldwijde solidariteit in de vorm van gezamenlijke acties tussen verschillende landen om bijvoorbeeld veiligheid in de wereld te bewerkstelligen. Daarnaast kent sociale cohesie verschillende definities. In dit onderzoek wordt onder sociale cohesie de verbindingen tussen delen, elementen of leden van een bepaald systeem verstaan. Of dat nu een groep, een gemeenschap, een organisatie, een buurt of wijk is, of dat het de samenleving als geheel is. Het gaat daarbij uitdrukkelijk om verbindingen die mensen bij elkaar houden. Verbindingen die ervoor zorgen dat mensen niet ongemerkt wegzakken in anonimiteit of – positief gesteld – verbindingen die ervoor zorgen dat mensen het gevoel hebben dat ze ertoe doen. Verbindingen ook die saamhorigheid teweegbrengen en die solidariteit en gemeenschapszin oproepen (Conceptueel kader, 2008). Sociale cohesie kan op verschillende niveaus bestudeerd worden, op individueel niveau, op groepsniveau, op gemeenschapsniveau, et cetera. In dit onderzoek is de aandacht gericht op wijkniveau. Het doel is om op basis van de onderzochte wijken generaliserende uitspraken te doen over soortgelijke wijken in heel Nederland. Hierbij wordt niet gesproken van te weinig of te veel sociale cohesie binnen een wijk, maar wel of binnen wijken sprake is van verbondenheid en betrokkenheid tussen de bewoners. Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie of als tegenhanger daarvan integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap. Hierbij kan sociale cohesie zowel als paraplubegrip voor de drie termen gezien worden of als een los begrip op zichzelf. Hieronder worden de dimensies van sociale cohesie, zoals zojuist genoemd, nader toegelicht. Segregatie Letterlijk betekent segregatie ‘scheiding’ of ‘afzondering’. In een samenleving kan een persoon of een groep zich afzonderen en samentrekken met anderen die men als gelijkgezinden en lotgenoten beschouwt, hetgeen de sociale cohesie binnen die groep kan versterken maar de algehele sociale cohesie van bijvoorbeeld de wijk kan verzwakken. Omdat kinderen en jongeren het aandachtspunt van dit onderzoek zijn en de school een belangrijke rol speelt in het verbeteren van de leefwereld van kinderen en jongeren is de respondenten gevraagd of de populatie van de school een afspiegeling is van de wijk, wat betreft de etniciteit en het opleidingsniveau. Dit is ook de definitie zoals deze in dit onderzoek wordt gehanteerd. Tevens is de respondenten gevraagd of er sprake is van segregatie in de wijk, hoe dit in het verleden was en welke acties zijn ondernomen om segregatie tegen te gaan en integratie te bevorderen en met welk effect. Veiligheid In de discussie rondom sociale cohesie wordt naast segregatie of integratie vaak de term (on)veiligheid gebruikt. Daarbij wordt in de literatuur een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de objectieve of meetbare onveiligheid zoals inbraak in woningen, fietsdiefstal, gebruik van geweld, et cetera. Anderzijds de subjectieve veiligheid of ook wel veiligheid die met gevoel te Pagina 7/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
maken heeft zoals bijvoorbeeld de angst om overvallen te worden, het zich niet op het gemak voelen in een donkere straat, et cetera. In dit onderzoek is naar sociale veiligheid gevraagd die zowel betrekking heeft op objectieve als subjectieve veiligheid. Sociale veiligheid wordt bepaald
door de mate van geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de betrokkenen hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het schoolklimaat en het veiligheidsbeleid en de waardering hiervan door de betrokkenen. Telkens is aan de respondenten deze definitie voorgelegd en achterhaald of er sprake is of was van onveiligheid en wat voor acties ondernomen zijn om veiligheid te vergroten en met welk effect. Burgerschap Bij burgerschap denkt men vaak aan zaken als actief en passief stemrecht, recht op onderwijs, de verworvenheden van de verzorgingsstaat en het bezit van reisdocumenten. Burgerschap kent dan ook verschillende dimensies zoals een politiek-juridische dimensie die het meest sprekend tot uitdrukking komt in de vorm van stemrecht en staatsburgerschap, een economische dimensie die sterk verbonden is met de antwoorden op vragen als ‘Waar komt mijn inkomen vandaan? En aan welke samenleving lever ik economisch een bijdrage?’. De dimensie die in dit onderzoek centraal staat, is de sociaal-culturele dimensie waarvoor van belang is bij welke gemeenschap men zich betrokken voelt, welke taal men spreekt en waar men zich thuis voelt. Respondenten is gevraagd of in hun wijk sprake is van de bereidheid en het vermogen bij de burgers om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Ook is hier gevraagd of er acties zijn ondernomen om actief burgerschap te bevorderen en met welk effect. Op basis van deze drie onderwerpen en het overkoepelende onderwerp sociale cohesie is informatie verworven die van belang is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en de deelvragen. In het volgende hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven.
Pagina 8/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
4 RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Voordat de bevindingen per onderwerp (segregatie, veiligheid, burgerschap en sociale cohesie) besproken worden, wordt ingegaan op de definities van de onderwerpen en de mate waarin de respondenten aangeven dat er sprake is van segregatie, veiligheid en burgerschap. De respondenten konden zich in grote lijnen vinden in de voorgestelde definities van de onderwerpen. Onder segregatie verstond men echter niet altijd hetzelfde als omschreven in de definitie zoals in dit onderzoek gehanteerd. Verschillende respondenten gaven aan onder segregatie de scheidslijnen op allerlei gebieden te verstaan gelijk aan etnische lijnen en dus niet alleen of de populatie van de school een afspiegeling was van de wijk wat betreft opleiding en etniciteit. Om een beeld te krijgen van de mate waarin segregatie, veiligheid en actief burgerschap door de geïnterviewden in de wijk werd ervaren, is in tabel 2 het percentage per onderwerp weergegeven. De helft van de dertig geïnterviewden ervaart een hoge mate van segregatie in hun wijk terwijl de andere helft een lage mate van segregatie ervaart. Hetzelfde geldt voor actief burgerschap. Van de drie onderwerpen wordt onveiligheid het sterkst ervaren. 73,3 procent van de geïnterviewden ervaart onveiligheid in hun wijk. Uit de interviews kwam naar voren dat het vooral subjectieve veiligheid betreft. In het algemeen gaven alle geïnterviewden aan dat zowel segregatie, onveiligheid als weinig burgerschap in vergelijking met het verleden afgenomen zijn. Hiervoor zijn verschillende activiteiten en acties genoemd die hieronder per onderwerp worden besproken. Tabel 2: Mate van segregatie, veiligheid en burgerschap volgens 30 geïnterviewden Hoge mate van
Lage mate van
Totaal
Segregatie
50,0% (15)
50,0% (15)
100,0% (30)
Veiligheid
26,7% (8)
73,3% (22)
100,0% (30)
Burgerschap
53,3% (16)
46,7% (14)
100,0% (30)
Segregatie Wat betreft segregatie is gebleken dat verschillende factoren bijdragen aan een gesegregeerde situatie in de verschillende wijken, die de benodigde aandacht behoeven. Hier worden enkele factoren beschreven. Taalachterstand is een van de factoren die vaak wordt genoemd door de respondenten als je het hebt over segregatie. Verschillende etniciteiten hebben bijvoorbeeld de intentie gehad om terug te keren naar eigen land waardoor zij minder geïnvesteerd hebben om de Nederlandse taal goed te leren beheersen, hetgeen doorlopende communicatie tussen verschillende culturen in de weg staat. Mensen zoeken groepen die de eigen taal kunnen spreken en sluiten zich af van andere groepen. De respondenten gaven aan dat doordat mensen elkaar niet tegenkomen er angst ontstaat voor het onbekende, angst om elkaar te ontmoeten. Daarnaast is in bepaalde wijken sprake van veel werkloosheid, slechte huisvesting, mensen met lage opleiding, et cetera. Dit bemoeilijkt volgens de respondenten het contact met mensen die het sociaal-economisch goed hebben. Ook op scholen wordt vaak door ouders naar de eigen cultuurgroep gezocht. Allochtone ouders zien bijvoorbeeld dat andere allochtone ouders hun kind op een bepaalde school in de wijk doen waardoor zij hun kind op dezelfde school doen. Hierdoor ontstaat een concentratie van allochtonen op school. Hetzelfde geldt voor autochtone ouders, zij kiezen liever voor een school waar veel autochtone kinderen zitten dan een school met veel allochtone kinderen. Verder komt naar voren dat islamitische scholen integratie tegenwerken, doordat mensen deze scholen als Pagina 9/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
gesloten gemeenschappen ervaren.
In het algemeen ervaren de respondenten dat in hun wijk tussen de ouders meer sprake is van segregatie dan tussen de kinderen. Bij kinderen is minder sprake van segregatie omdat zij de taal goed spreken en met elkaar spelen en elkaar overal tegenkomen: op school, op straat, in de bus, et cetera, terwijl dat voor ouders minder geldt. Interventies en acties segregatie Er zijn interessante voorbeelden en bevindingen naar voren gekomen uit de interviews die segregatie tegen kunnen gaan en integratie kunnen bevorderen. Zo blijkt dat naast het volgen van taallessen feesten en het gebruik van gezamenlijke maaltijden een bindmiddel zijn. Vooral laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten waarbij ook iets te eten of te drinken is, zorgen voor onderlinge contacten. Mensen zijn benieuwd naar het eten van andere culturen waardoor zij in gesprek raken. Dit zorgt niet alleen voor contact met elkaar maar ook voor kennis over elkaar en wederzijdse begrip. Eén van de voorbeelden die op dit punt echt succes hebben geboekt, zijn de zogenaamde ‘Meet, Greet, Eat and Speak’-avonden in het Nijmeegse Hatert, waar drie verschillende culturele eetavonden waren georganiseerd die voor iedereen toegankelijk waren. Over elke cultuur werd kennis overgedragen, er werd gegeten, gevraagd, gedanst en gezongen (zie Bijlage 2). Activiteiten die mensen boeiend vinden en laagdrempelig zijn, binden mensen. Wederzijdse kennis van de taal en cultuur maakt het isolement kleiner. Een ander voorbeeld is het project ‘Nieuwe buren’ in Nieuwland te Schiedam, waarbij nieuwe bewoners in de wijk, ongeacht de achtergrond, actief benaderd worden en geïnformeerd worden over alle voorzieningen in de wijk. Als nieuwe bewoner voelt men zich door dit project welkom en niet buitengesloten, de angst om met onbekenden in gesprek te gaan, wordt weggenomen en men is meteen op de hoogte van wat er allemaal in de wijk speelt en beschikbaar is. Dit werkt integratiebevorderend. Enkele respondenten gaven aan goede ervaringen te hebben met woon- en spreidingsbeleid. Wanneer de woningbouwvereniging de visie heeft dat zij een maatschappelijke taak heeft, namelijk dat wijken in Nederland zo veel mogelijk gemengd en verspreid zijn, kunnen zij spreidingsbeleid hanteren waarmee segregatie wordt tegengegaan. Echter de komst van nieuwbouw kan segregatie ook bevorderen. Door nieuwbouw kan een wijk aantrekkelijker, prettiger en veiliger worden om in te wonen, maar men moet weer opnieuw beginnen met kennis verwerven over elkaar. Dit komt naar voren in het westelijke deel van Malburgen, Arnhem, waar in de nieuwbouw veel autochtonen met een iets hogere sociaal-economische positie komen te wonen terwijl in de rest van de wijk veel allochtonen, meestal met lage sociaaleconomische positie, wonen. Door de komst van nieuwbouw blijven verschillende culturen gescheiden omdat hun sociaal-economische positie van elkaar verschilt. Men moet dus opnieuw kennis over elkaar verkrijgen. Bovendien kan het trekken van autochtone inwoners naar scholen in de nieuwbouwwijk een aanzuigende kracht hebben voor andere autochtone ouders. Daarom is het aan te bevelen eerst aan de achterliggende ongelijkheid te werken en dan pas integratie te bevorderen. Segregatie op scholen kan tegengegaan worden door bijvoorbeeld een centraal inschrijvingspunt in te stellen. Ouders moeten daar hun kind inschrijven, er wordt nagegaan in welke wijk de ouders wonen en welke scholen in die wijk voor hen in aanmerking komen, vervolgens zijn ouders verplicht hun kind op één van de scholen in de wijk te doen waardoor de zogenoemde witte vlucht tegengegaan wordt. De geïnterviewden zijn erg positief over deze regeling. Deze regeling is nog niet helemaal in werking vandaar dat nog niet over de effecten gesproken kan worden. Verder blijkt dat allochtone ouders en laagopgeleide autochtone ouders niet bewust bezig zijn met de schoolkeuze voor hun kind. Volgens de respondenten zou het goed zijn wanneer gemotiveerde allochtone ouders eens naar witte scholen zouden stappen. Pagina 10/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
Ouders zouden manieren moeten hebben om scholen objectief met elkaar te kunnen vergelijken.
Wat zijn effect al heeft laten zien, zijn de openwijkscholen en de Brede Scholen. De afstand tussen verschillende betrokkenen is kleiner geworden en het is makkelijker om in te springen op wat er leeft bij de mensen, wat voor een actieve verbintenis tussen school en wijk zorgt. Door peuterspeelzalen en kinderdagverblijf in de school wordt het aantrekkelijker voor werkende autochtone ouders om hun kind op de school aan te melden. Ze hoeven voor kinderopvang de wijk niet meer uit. Dit kan integratiebevorderend werken. Openwijkscholen en Brede Scholen organiseren allerlei naschoolse activiteiten zoals sportactiviteiten en culturele activiteiten zoals muziekles en dansles. Deze activiteiten kunnen voor onderlinge integratie tussen de kinderen zorgen en via de kinderen ook tussen de ouders. Een knelpunt is echter dat sommige peuterspeelzalen buitenschoolse opvang (BSO) hebben terwijl openwijkscholen en Brede Scholen naschoolactiviteiten (NSA) hebben. Er is een cruciaal verschil tussen beide omdat de BSO onder de Wet kinderopvang valt en NSA niet. Die wet zegt dat er alleen gediplomeerden mogen werken en is voor ouders bedoeld die allebei werken of op school zitten. Dat betekent dat alles vaak zelf betaald moet worden door de ouders. Bij NSA nemen de kinderen gratis het hele jaar deel aan allerlei activiteiten. Wat door deze scheiding bewerkstelligd wordt, is segregatie. Daarom is het noodzakelijk dat hier van bovenaf aandacht aan wordt besteed. Voor de ouders blijkt openheid van belang. Ouders moeten de school binnen kunnen komen wanneer zij willen, waardoor zij zich sterker betrokken kunnen voelen bij de school en de wijk. Bij gemeenschappelijke vragen kunnen er themabijeenkomsten georganiseerd worden. Van belang is dat ouders een ruimte hebben waar zij zich thuis voelen, een eigen plek in de school zoals een ouderkamer. Hier kunnen ouders koffie drinken, elkaar ontmoeten, er kunnen signalen opgevangen worden over de vragen die ouders hebben, waarop themabijeenkomsten en cursussen georganiseerd kunnen worden die op de behoefte van ouders aansluiten. Vanuit het contact dat met ouders ontstaat, kan duidelijk worden met welke vragen ouders zitten en waar hun belangstelling ligt. Indien gewenst kunnen trainingen aangeboden worden om deel te nemen aan bijvoorbeeld een medezeggenschapsraad. Veiligheid Uit de interviews komt naar voren dat bijna altijd onveiligheid werd ervaren in de wijken. Het ging daarbij in de meeste gevallen om subjectieve onveiligheid, het gevoel dat het onveilig is in de wijk. Er werd aangegeven dat subjectieve onveiligheid te maken heeft met vooroordelen die mensen over bepaalde etnische groepen hebben. Wanneer er een groep jongeren bij de bushalte staat, kan dat voor sommige mensen tot onveiligheidsgevoelens leiden; sommige mensen, vooral ouderen, kunnen dit als bedreigend zien. In sommige wijken wordt hier iets aan gedaan door samenwerking met RADAR (bureau Antidiscriminatiewet). Verder vinden mensen dat veiligheid uit de mensen zelf moet komen. Mensen moeten elkaar kennen, elkaar ontmoeten, elkaar leren vertrouwen en met elkaar omgaan. Donkere en gevaarlijke plekken zorgen ook voor onveiligheidsgevoelens. In veel wijken zijn deze plekken beter verlicht. Gevaarlijke en afgebrande plekken zijn weggehaald waardoor mensen zich een stukje veiliger voelen. Interventies en acties veiligheid In sommige wijken wordt overlast door jongeren ervaren. Dat heeft volgens de respondenten te maken met de vrije tijd van jongeren. Wanneer zij in hun vrije tijd niks nuttigs te doen hebben, trappen ze rotzooi, hangen samen rond en veroorzaken overlast, wat voor gevoelens van onveiligheid bij de bewoners zorgt. Daarom kunnen voorzieningen waarmee jongeren hun tijd beter kunnen besteden een stukje veiligheid bieden. Activiteiten die bij de wensen van jongeren aansluiten, zijn bijvoorbeeld sportactiviteiten. In verschillende wijken zijn Cruijff Courts geplaatst die volgens de bewoners echt effect hebben. Daarnaast zijn in de wijken jongerencentra Pagina 11/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
opgericht waar jongeren naast sportactiviteiten muziek kunnen luisteren, biljart kunnen spelen, kunnen computeren, voorlichtingsavonden hebben en informatie over allerlei zaken krijgen. Sommige ge誰nterviewden hebben echter aangegeven dat wanneer je lastige jongeren bij elkaar
brengt dat juist voor nog meer overlast kan zorgen omdat je precies die mensen bij elkaar brengt die overlast veroorzaken. Op langere termijn kan het positief werken omdat zij een betere vrijetijdsbesteding krijgen. Wat volgens respondenten ook kan helpen, is jongeren een stukje verantwoordelijkheidsgevoel geven. In sommige wijken surveilleren jongeren samen met politie waarbij deze jongeren andere jongeren aanspreken op zaken die mis lopen. In sommige wijken is het project ‘Jongeren Lossen het Op’ (JOLO) waarbij jongeren van 12 tot 20 jaar worden opgeleid om te bemiddelen in situaties waar buurtbewoners niet zelf uitkomen. Op deze manier krijgen zij verantwoordelijkheid en het gevoel dat zij iets waard zijn en een bijdrage leveren aan de maatschappij. Bovendien kunnen deze jongeren, wanneer zij uit een andere cultuur afkomstig zijn, jongeren uit de eigen cultuur makkelijk aanspreken omdat zij dezelfde taal en achtergrond hebben. Een ander idee dat uit de interviews naar voren kwam rondom het vergroten van het verantwoordelijkheidsgevoel van jongeren is het volgende: twee werkloze jongeren met een bakfiets met gereedschap worden naar oudere mensen gestuurd die hun tuin niet kunnen opknappen. De jongeren verzorgen en onderhouden de tuin. Op deze manier krijgen de jongeren maatschappelijke verplichtingen en verdienen ze geld, daarnaast bevordert dit een positief beeld vanuit ouderen en bewoners in de wijk. Daarnaast is in sommige wijken een schoolverlaterproject aan de gang om leerlingen van groep 8 te begeleiden en ondersteunen om de overgang naar het voortgezet onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen. Terwijl in andere wijken een schoolverlatersproject scholen en werkgevende instanties samenwerken om jeugdige schoolverlaters terug in de schoolbanken te krijgen. De jonge schoolverlaters melden zich op enig moment bij bijvoorbeeld het CWI voor inschrijving als werkzoekende om een uitkering te kunnen krijgen. Volgens de projectpartners krijgt het CWI daardoor de jongeren zonder schooldiploma het beste in beeld. De schoolverlaters worden via het CWI niet aan werk geholpen, maar terug naar school geleid. Door het terugdringen van schooluitval wordt getracht te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden. In veel wijken wordt politie ingezet op signalen die onveiligheid kunnen vergroten. Politie wordt hierbij vooral in preventieve zin betrokken. Ook dit kan nadelig werken voor het gevoel van veiligheid omdat door meer inzet van de politie bewoners het gevoel kunnen krijgen dat het echt onveilig is in de wijk. Waar respondenten positief over zijn is dat iedere wijk een bewonerscommissie heeft waarbinnen meestal een werkgroep Veiligheid zit. Deze organiseren van tijd tot tijd bijeenkomsten waarbij niet alleen maatschappelijk werkers maar ook wijkagenten aanwezig zijn zodat de politie meteen op de hoogte is van wat er allemaal in de wijk speelt en preventief kan handelen. Buurtbemiddelaars blijken effectief in het vergroten van veiligheid door bij conflicten mensen weer in contact te brengen met elkaar, wat voorkomt dat een klein conflict groter wordt. Ook zijn er wijkteams waarin de school en de wijk samenwerken met als doel het vergroten van leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Het politiekeurmerk Veilig wonen kan preventief werken. Op deze wijze krijgt de wijk de uitstraling van een veilig woongebied. In nieuwbouwprojecten is deze maatregel in de bouw al meegenomen in de procedure van het vergunningenbeleid. Bij bestaande woningen zijn er diverse wooncomplexen voorzien van dit veiligheidskeurmerk. Wat betreft veiligheid op school moet de school duidelijk maken dat zij goed onderwijs geeft en ouders uitnodigen om te komen kijken en ervaren hoe de sfeer is. Het accent moet liggen op een goed pedagogisch klimaat en een goede kwaliteit van het onderwijs. De school kan een vindplaats zijn voor kinderen en problematiek. Als ouders kunnen komen om iets te melden dan moet er als school ook iets aan gedaan worden. Zo blijkt uit de interviews dat wanneer een directeur bij het in- en uitgaan van de school bij de deur van de school staat hij meer zicht krijgt Pagina 12/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
op wat er allemaal bij de ouders speelt. Ouders kennen op deze manier het gezicht van de directeur en kunnen voor hun problemen hulp vragen.
Er kunnen door de school thematische bijeenkomsten georganiseerd worden die te maken hebben met activiteiten gericht op een veilige school in een veilige wijk. Veel scholen hanteren gedragsregels die nagestreefd moeten worden zoals: wij accepteren elkaar zoals wij zijn, wij zorgen voor een gezellige buurt, als er problemen zijn praten wij erover, et cetera. Tevens zijn op sommige scholen convenanten getekend door verschillende betrokkenen om aan veiligheid op school en in de wijk te werken. Er wordt aan het verbeteren van de sociale competenties van kinderen gewerkt. Zo hebben Brede Scholen deelgenomen aan een pilot voor de ontwikkeling van een leerlingvolgsysteem rondom sociale competentie. Uitgangspunt was dat wanneer leerlingen sociaal vaardiger zijn ze minder kans hebben het slachtoffer te worden van pesten. Er zijn pestprotocollen opgesteld, er worden situaties nagespeeld en sociale vaardigheidstrainingen gegeven. Ten slotte is in sommige wijken sprake van een schooladoptieplan waarbij elke basisschool geadopteerd wordt door de politie. Dit betekent in de praktijk dat niet elke school evenveel zorg en begeleiding nodig heeft van de adoptant. De adoptant werkt aan de opbouw van een vertrouwensband met de school en de leerlingen. Dit met het doel de schroom weg te nemen zodat signalen van huiselijk geweld, calamiteiten met betrekking tot discriminatie in en rondom de school en gezin snel en voortvarend gemeld worden bij de adoptant. De politie wil door deze interventie schoolnabij werken. Burgerschap Zoals eerder vermeld wordt actief burgerschap door sommige respondenten gemist terwijl andere respondenten juist aangeven dat er sprake is van hele actieve burgers. Vaak wordt gezegd dat taal een beperking vormt voor andere culturen om actief deel te nemen aan allerlei activiteiten in de wijk, om actief bijdrage te leveren aan de wijk. Een directeur van een basisschool en andere respondenten geven aan dat mensen vanuit een andere cultuur twee generaties lang geen mogelijkheid is geboden om de taal te leren en nu, circa 20 jaar later, zijn ze verplicht om een taalcursus te volgen. Er is daarmee niet alleen vertraging in het leren van de taal, maar ook wat betreft actief burgerschap. Interventies en acties burgerschap Maar hoe kunnen mensen van andere culturen toch betrokken worden? Als knelpunt wordt genoemd dat als je deze groep per brief uitnodigt om mee te doen aan een bepaalde activiteit of om aanwezig te zijn bij een bijeenkomst, dan kan het zijn dat zij de brief niet begrijpen of niet kunnen lezen. De respondenten geven aan dat deze mensen via een tolk te bereiken zijn en dat langsgaan en persoonlijk uitnodigen beter werkt dan een brief sturen. Uit de interviews komt naar voren dat als je de mensen kent en meeneemt naar de bijeenkomst, zij veel kunnen vertellen over hun straat, wijk en de leefbaarheid. Bovendien zijn ze te betrekken bij de wijk door activiteiten die hen interesseren. Een voorbeeld is het vragen aan allochtone vrouwen om te koken, dat is iets wat zij graag doen en wat zij vaak erg goed kunnen. Kortom: je moet deze groep mensen op een andere manier bereiken en dan blijkt dat zij heel actief meedoen met de wijk. Verder komt naar voren dat in sommige wijken veel mensen een laag gevoel van eigenwaarde hebben en een respondent geeft aan dat het dan moeilijk is om een positieve bijdrage te leveren aan de omgeving. Als je het zelf moeilijk hebt om je hoofd boven water te houden, dan is het moeilijk aandacht te besteden aan iemand die het ook moeilijk heeft. Als mensen werk hebben, betaald of vrijwillig, vermindert de lage eigenwaarde en neemt men makkelijker actief deel. Buurtbemiddelaars kennen iedereen in de wijk en kunnen helpen om burgerschap te bevorderen door samen te werken met bijvoorbeeld scholen. Er kunnen bijvoorbeeld meer Pagina 13/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
informatieavonden voor ouders georganiseerd worden over activiteiten in de wijk en dergelijke. Bewonerscommissies en bewonersstichtingen spelen ook een rol om de deelname van bewoners aan allerlei activiteiten in de wijk te bevorderen.
Ook door de gemeenten worden acties ondernomen om de bewoners bij hun wijk te betrekken. In sommige wijken wordt gebruikgemaakt van projecten als Bouwstenen en Wijkparticipatiecoach. Bij Bouwstenen wordt in een overleg met bewoners gekeken wat er leeft in de wijk. Er wordt gevraagd wat zij graag willen, hoe het ingericht moet worden en dit wordt meegenomen in verdere beslissingen. Een Wijkparticipatiecoach gaat huis aan huis langs, mensen kunnen met hem een afspraak maken en hun problemen bespreken zoals financiële moeilijkheden, taalachterstand, et cetera. Daarbij schakelt de Wijkparticipatiecoach de juiste hulpverlening in hetgeen betrokkenheid van de bewoners bevordert. Ook vanuit de bewoners worden initiatieven genomen. Een voorbeeld daarvan is het Netwerk huiselijk geweld. Hierbij worden eerst veertien vertrouwensbuurtbewoners opgeleid om een luisterend oor te zijn voor mensen die met huiselijk geweld te maken hebben. Zij kunnen mensen begeleiden naar professionele hulpverlening. Na lange tijd is gebleken dat een groot deel van de wijk, zowel allochtoon als autochtoon, erg goed is ingezet en bewoners dus erg actief blijken te kunnen zijn. De geïnterviewde geeft aan: het vertrouwen winnen van mensen kan alleen door mensen zelf. Vanuit het Educatief Beleid van de gemeente staat een aantal zaken centraal om de verbinding tussen school en wijk te stimuleren, zoals de Brede Buurtscholen. In het kader van dit beleid zijn er ideeën (nog geen middelen) om een brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Brede Schoolcoördinator een aparte functionaris zijn, of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheidsfunctionaris. Deze brugfunctionaris heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de wijk. De bedoeling is dat elke Brede Buurtschool deze brugfunctie invult. Het is nog onzeker of alle plannen die op stapel staan, kunnen worden uitgevoerd. Ook zijn er vouchers beschikbaar gesteld voor de wijkbewoners. Deze kunnen hiervoor ook plannen indienen. Mogelijk kunnen er vanuit deze faciliteiten spontaan gezamenlijke plannen van school en buurt worden opgepakt en uitgevoerd. Wat betreft burgerschap op school wordt actief burgerschap binnen en buiten de school voorgeleefd op basis van normen en waarden om op die manier samen een actieve bijdrage te leveren aan de wijk. Daarnaast wordt burgerschap op sommige scholen ook als vak gegeven waarbij leerlingen informatie krijgen hoe de maatschappij in elkaar zit, hoe de politiek werkt, et cetera. In veel scholen werkt een kinderraad of kinderparlement als bevorderend voor de participatie van jongeren op school en in de wijk. Er wordt van alles door de kinderen bedacht en uitgevoerd. Zo is in sommige wijken een kickboksvereniging opgericht door jongeren en in andere wijken zijn door de leden van de kinderraad gele kaarten uitgereikt aan ouders die verkeerd geparkeerd stonden. Door kinderen de ruimte te geven om na te denken over wat zij graag willen en hoe zij dat het beste voor elkaar kunnen krijgen, raken ze betrokken bij de wijk. De betrokkenheid van jongeren wordt ook door de oprichting van een jongerencentrum bevorderd waarbij allerlei activiteiten worden georganiseerd die zowel op school als op de wijk betrekking hebben. Weer een ander voorbeeld is een maatjesproject waarbij een kind van groep 5 met een kind van groep 4 maatjes is. Zijn voeren in tweetallen activiteiten uit rond een bepaald thema waarbij het accent ligt op het voeren van gesprekken. Hierdoor wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd, bovendien komen deze twee kinderen in aanraking met kinderen waar zij normaal gesproken geen contact mee zouden krijgen. Ouders kunnen via een ringmodel betrokken worden. Je moet als school/gemeente/politie et cetera zelf de wijk ingaan en één persoon vinden die mee wil doen. Deze kan meteen aan de slag en als hij enthousiast wordt, blijkt hij vaak nog een paar mensen te kennen die mee willen doen en zij kennen op hun beurt weer mensen, et cetera. Dit ringmodel blijkt goed te werken als je mensen de tijd geeft, goed faciliteert en verantwoordelijkheid geeft. Op deze manier zijn er in de Graafsewijk, ’s-Hertogenbosch, bloeiende ICT-clubs, leesbevorderingsclubs en Pagina 14/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
speel-o-theekclubs ontstaan. Om ouders bij de school te betrekken, kunnen kinderen als succesfactor gezien worden. Als het om hun kind gaat dan komen ouders omdat ze het beste voor hun kind willen. Daarnaast zijn er in sommige wijken ouder-kindcentra waarbij ouders met
hun kind meedoen aan allerlei activiteiten, er zijn actieve schoolraden met ouders. Sommige geïnterviewden gaven aan dat wanneer naast de school niet alleen welzijn en zorg aanwezig is in het gebouw maar ook bijvoorbeeld een kapper, een drogist en dergelijke dat ook ouders zal trekken. Uit de interviews kwam naar voren dat de eerste stap om ouders bij de school te betrekken gezelligheid is. Als ouders naar een school gaan om hun kind in te schrijven dan moet je laten zien dat het erg leuk is op school want dan blijven zij komen. Wanneer er op een ouderavond iemand niet komt dan moet je als leerkracht niet lopen schoppen dat hij/zij er niet was, dan moet je echt geïnteresseerd vragen wat er aan de hand was. Uit de interviews komt naar voren dat ouders niet komen voor uitleg over bijvoorbeeld actief leren, maar ze komen wel naar kijklessen waarbij zij een uur in de klas kijken hoe het gaat. Dan moet je dus als school meer kijklessen organiseren. Naast kijklessen wordt ook geprobeerd ouders te laten kijken naar hun kind. Dit wordt bijvoorbeeld aan de hand van een voorbeeld gedaan van kinderwerk en videoopnames. De ouders wordt zo bijvoorbeeld ook inzichtelijk gemaakt wat het probleem is in de klas en welke hulp daarvoor nodig is. Ten slotte moet je ouders serieus nemen, je moet goed luisteren en het gesprek aangaan. Sociale cohesie Uit bovenstaande blijkt dat of het nu segregatie is, veiligheid of burgerschap, alle drie de onderdelen te maken hebben met sociale cohesie in het algemeen. Vandaar dat onder dit kopje de algemene bevindingen zijn gepresenteerd die met alle drie de onderdelen te maken hebben maar ook alleen met sociale cohesie in de wijk. Interventies en acties sociale cohesie Voor de bevordering van sociale cohesie in de wijk blijkt dat goede netwerken zeer belangrijk zijn. Er is samenwerking nodig tussen verschillende betrokkenen zoals bewoners, scholen, buurtbemiddelaars, gemeentes, politie, wooncorporatie, kinderopvang, wijkcentrum, zelforganisaties waarbij van belang is dat deze dezelfde visie hebben. Naast de samenwerking tussen verschillende betrokkenen moet je gangmakers zien te vinden die acties op gang brengen en de bevlogenheid en betrokkenheid overdragen. Gangmakers die vervolgens gebruik kunnen maken van de netwerken van mensen om allerlei activiteiten en acties te bewerkstelligen. Verder blijkt dat iets positiefs veel meer oplevert dan iets negatiefs, daarom is van belang om de problemen in positieve zin te bespreken: niet zeggen dat wij aan de onveiligheid van de wijk willen werken, maar wel dat wij de veiligheid van de wijk willen vergroten. Continuïteit in activiteiten is ook zeer belangrijk. Structurele activiteiten hebben veel meer kans van slagen, worden serieuzer genomen en vinden meer bijval en ondersteuning dan kleine en losse projecten. Tevens werken te veel overleggen demotiverend, er moet ook echt iets gedaan worden. Mensen moeten kunnen zien dat er inderdaad acties worden ondernomen, zij moeten het kunnen maken. Te veel nieuwe gezichten worden door de bewoners niet gewaardeerd, daarom is het verstandig om bewoners met personen aan de tafel te zetten die zij kennen uit de wijk, in plaats van mensen buiten de wijk in te vliegen. Bovendien is van belang dat er eerst naar de wensen van de bewoners, jongeren en ouderen, moet gekeken worden en dan pas acties ondernomen worden in plaats van andersom. Buurtcontactmiddagen, activiteiten in het wijkcentrum, vrouw-kindcentra, bibliotheken, vouchers voor wijkinitiatieven blijken effectief te zijn om de sociale cohesie te bevorderen. Er zijn tal van andere voorbeelden die werken zoals schoolverlaterproject, wijktheater, instellen van gezinscoaches, kwartier maken, straat in actie, theateravonden, zomerfeest, kleurrijk Hatert, ontwikkeling vissteiger, et cetera. Voor meer voorbeelden zie Bijlage 2. Pagina 15/30
Zoals eerder vermeld spreken laagdrempelige activiteiten waarbij ook eten aanwezig is aan.
september 2009
Een voorbeeld van een activiteit die succes heeft geboekt, is huiskamergesprekken. In een
JD1.09KO.0043 (PO4528)
straat is één iemand gastvrouw, zij nodigde mensen uit uit de straat, een stuk of zes, die zij
helemaal niet kende om bij haar in huis te komen om met elkaar kennis te maken. Het is heel spannend voor mensen, zowel om die mensen te ontvangen maar ook om daarnaar toe te gaan, op deze manier hebben mensen elkaar leren kennen, mensen voelden zich veilig, sommigen hebben zelfs drie bijeenkomsten op deze manier gepland om daarna nog elkaar te zien. Vaak worden dit soort laagdrempelige activiteiten wat negatief bekeken als alleen maar koffiedrinken, terwijl dit soort activiteiten ervoor zorgt dat mensen elkaar ontmoeten, van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen stimuleren om andere dingen en andere mensen te ontmoeten. Kinderen worden vaak als belangrijk bindmiddel genoemd om zowel de sociale cohesie met andere kinderen te bevorderen als tussen de ouders onderling. Elke ouder heeft emoties bij zijn kind. Via kinderen kunnen positieve emoties geraakt worden en kan de drive gecreëerd worden om iets te doen. In dit onderzoek zijn ook kinderen aan het woord geweest, maar er kwam naar voren dat deze weinig zicht hebben op wat er allemaal gaande is in de wijk aan interventies of acties. Zij meten of het beter gaat in de wijk af aan hun thuissituatie bijvoorbeeld. In het algemeen blijkt dat de meeste van Vogelaar’s projecten nog niet van start zijn gegaan, vandaar dat de bevindingen meer betrekking hebben op acties in de wijk en minder op interventies die volgens Vogelaar’s plannen uitgevoerd gaan worden. Tot slotte missen de geïnterviewden de eigen verantwoordelijkheid bij mensen. Mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Je moet niet wachten tot zij naar jou toe komen, je moet er zelf naartoe. Kortom je kunt van alles bedenken maar je moet ook intrinsiek gemotiveerd zijn om daaraan deel te nemen want het gaat om je eigen wijk. Daarom vindt een respondent het belangrijk om mensen meer op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Pagina 16/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE In dit onderzoek is de centrale vraag, door welke interventies en acties sociale cohesie binnen probleemwijken in Nederland wordt bevorderd, beantwoord. Door middel van open interviews is op basis van drie dimensies van sociale cohesie, namelijk segregatie, veiligheid en burgerschap, informatie verworven. Naast de centrale vraagstelling zijn er kernvragen te beantwoorden die op zowel sociale cohesie, segregatie, veiligheid als burgerschap betrekking hebben. Deze worden hieronder besproken. 1
Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen c.q. bestaande segregatie tegen te gaan? Om sociale integratie te bevorderen, is het van belang om eerst aan de ongelijkheid op beroepssectoren te werken en dan pas sociale integratie te bevorderen. Mensen blijven gescheiden leven zolang er een verschil bestaat in hun sociaal-economische posities. Het bieden van verschillende cursussen zoals taallessen, computerlessen en voorlichtingsbijeenkomsten kunnen helpen en wanneer er toch groepen mensen zijn die niet bereikt worden, kunnen deze op andere manieren betrokken worden zoals via een tolk. Daarnaast blijkt dat structureel laagdrempelige activiteiten die aansluiten bij de interesses van mensen integratiebevorderend werken. Zoals feesten waarbij eten en drinken aanwezig is. Woon- en spreidingsbeleid kunnen een rol spelen bij het bevorderen van integratie. Op schoolniveau kan een centraal inschrijvingspunt een mogelijkheid bieden om integratie te bevorderen. Door de komst van Brede Scholen zijn afstanden tussen verschillende betrokkenen kleiner geworden waardoor er actieve verbintenis tussen de school en de wijk wordt bewerkstelligd.
2
Hoe kan weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden? Om weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen te vergroten, moeten er activiteiten zijn waardoor jongeren hun vrije tijd beter kunnen besteden. Jongerencentra waarbij allerlei activiteiten zoals sport, muziek, computeren, et cetera geregeld worden kunnen de sociale competentie van jongeren vergroten omdat zij niet alleen met klasgenootjes maar ook met andere jongeren uit de wijk in contact komen. Daarnaast kunnen vanuit de school leerlingvolgsystemen gericht op sociale competenties en pestprotocollen een effectieve werking hebben. Ook het werken met maatjes uit verschillende groepen vergroot de sociale competentie en weerbaarheid van kinderen. Jongeren een stukje gevoel van verantwoordelijkheid geven door hun taken te laten verrichten zoals bij een kinderraad en kinderparlement kan ook bijdragen.
3
Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in Brede Scholen (kunst, cultuur, sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat? De bijdrage van verbreding van het aanbod in Brede Scholen aan een veilig schoolklimaat kan het volgende zijn: school kan een vindplaats zijn voor kinderen en hun problematiek. Door allerlei naschoolse activiteiten en wijkactiviteiten te koppelen aan lessen kan een veilig schoolklimaat gecreĂŤerd worden. Projecten als maatjeswerk en schooladoptie door de politie kunnen voor veiligheid zorgen. Gedragsregels die op scholen worden gehanteerd, verminderen het gevoel van onveiligheid op school. Daarnaast blijkt dat in sommige wijken weinig plekken zijn waar kinderen kunnen spelen waardoor kinderen zich gaan vervelen en rotzooi gaan trappen. Daarom is het belangrijk dat kinderen genoeg speelruimte hebben in de wijk.
4
Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders? Actieve maatschappelijke participatie van jongeren en ouders kan op verschillende manieren bevorderd worden. Wanneer activiteiten bij de wensen van jongeren en ouderen aansluiten, nemen zij actief deel. Daarnaast is ook bij deze vraag de laagdrempeligheid
Pagina 17/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
van belang; laagdrempelige ontmoetingsplekken of activiteiten kunnen een eerste aanzet geven. Als je in de wijk zowel jongeren als ouderen hun stem laat horen, werkt het motiverend, bewonersstichtingen en bewonerscommissies spelen daarbij een belangrijk
rol. Het indienen van plannen ter bevordering van de leefbaarheid door wijkbewoners en hierop te laten stemmen door wijkbewoners en vervolgens het uitvoeren van de beste plannen samen met wijkbewoners is succesvol. Bij een wijkstemdag bevordert gratis lekker eten de opkomst. Verder kunnen kinderraad, kinderparlement, ouderkamer, huiskamer, wijkcentra, bouwstenen, Wijkparticipatiecoaches et cetera actieve bijdrage van de bewoners bevorderen. Een goede aanpak blijkt het ringmodel voor ouderparticipatie, waarbij vanuit mensen zelf via via steeds meer mensen worden betrokken. Inloop op school helpt, evenals het persoonlijk groeten en uitnodigen van ouders bij het in- en uitgaan van de school bijvoorbeeld. Zoals eerder vermeld kunnen via kinderen de ouders bereikt worden. Kinderen wordt op school vaak het vak burgerschap aangeboden waarbij informatie wordt gegeven over bijvoorbeeld de koningin, verschillende partijen in Nederland, stemrecht, et cetera. 5
Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen? Bij maatschappelijke vraagstukken waarmee een school te maken krijgt en die niet alleen door de school opgelost kunnen worden, is een samenwerking nodig tussen de school en andere betrokkenen als ouders, politie, maatschappelijk werk, bewoners en gemeente. Een voorbeeld van samenwerking is het schooladoptieplan. In het kader van dit beleid zijn er ideeën om een brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Brede Schoolcoördinator een aparte functionaris zijn, of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheidsfunctionaris. Deze brugfunctionaris heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de wijk. Vanuit de Brede School worden de lijnen met samenwerkende partners korter. Het preventieve karakter van bijvoorbeeld de inzet van een politieagent gekoppeld aan de school kan ook bijdragen.
6
Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen binnen de wijk? Voor de samenwerking met ouders en de verschillende partijen binnen de wijk is op te merken dat ouders via kinderen heel goed te betrekken zijn. Ouders moeten serieus genomen worden, je moet echt naar ouders luisteren. Het gezellig laten zijn op school voor ouders, een open houding hebben, je gezicht laten zien bij in- en uitgaan van de school, een laagdrempelige ontmoetingsplek in de school voor ouders zijn zaken die bijdragen. Om samen te werken in de wijk is het geven van verantwoordelijkheid aan jongeren of ouders van belang. Het moet bij hun interesse aansluiten, je moet hun de ruimte geven, de faciliteiten geven. Een effectieve samenwerking kenmerkt zich door korte lijnen en een preventief karakter. Bekende gezichten uit de wijk zijn effectiever dan mensen die van buiten de wijk plannen komen oppakken.
7
Welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen? Voor de samenwerking met partners om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen, kan een spel- en opvoedwinkel een rol spelen. In de spel- en opvoedwinkel wordt ingegaan op situaties die zich voordoen of waarover terloops aan de koffietafel verteld wordt. Er worden verschillende thema’s besproken die over het kind gaan, ouders hoeven er zich niet voor in te schrijven en kunnen deelnemen aan deze thema’s. Problemen kunnen hier worden gesignaleerd en mensen kunnen begeleid worden naar de juiste hulp indien nodig. Eenzelfde informele, gezellige laagdrempelige ontmoetingsplek vormt jongerenwerk als kinderen ouder zijn. Ook hier kunnen veel signalen worden opgepakt en doorgegeven. Op sommige scholen worden opvoedcursussen gegeven.
Pagina 18/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
Bovengenoemde acties/interventies samen met voorbeelden uit het vorige hoofdstuk, de resultaten, kunnen sociale cohesie in verschillende Vogelaarwijken bevorderen. De interventies moeten laagdrempelig van aard zijn en in zekere zin continuïteit kennen. De interventies moeten aansluiten bij de interesses van zowel jongeren als ouderen. Voor de interventies zijn gangmakers en goed functionerende netwerken nodig. Discussiepunten In dit onderzoek is gebruikgemaakt van semi-gestructureerde open interviews om het verhaal van de respondent centraal te stellen zodat zo veel mogelijk informatie vergaard zou worden vanuit de respondent. Een open interview kent voor- en nadelen. Aan de ene kant is de geïnterviewde vrij in wat hij/zij te vertellen heeft zodat de interviewer zo veel mogelijk informatie krijgt over hoe naar een bepaalde zaak wordt gekeken. Aan de andere kant kan het betekenen dat de interviewer niet precies te horen krijgt wat hij wilt weten. Er wordt daarbij van de interviewer gevraagd om goed op alle details te letten en bij relevante opmerkingen door te vragen en af te bakenen. Dit lukt over het algemeen goed, maar wisselend over de interviews. De definitie van segregatie is in dit onderzoek dat de school een afspiegeling is van de populatie in de wijk wat betreft opleiding en etniciteit, terwijl door sommige geïnterviewden segregatie werd gezien als scheidslijn tussen verschillende culturen. Een ‘ja’ op de vraag of er sprake is van segregatie volgens de definitie zoals in dit onderzoek gehanteerd, geeft aan dat er geen sprake is van segregatie. Terwijl volgens de definitie van geïnterviewden een ‘ja’ betekent dat er wel sprake is van segregatie. Daarom zijn een ‘nee’ op de definitie van onderzoek en een ‘ja’ op de definitie van geïnterviewden meegenomen als wel sprake van segregatie. Een knelpunt in het onderzoek was dat de periode waarin de interviews zijn afgenomen niet gunstig was. Dit ten eerste omdat de Vogelaarplannen in de meeste wijken nog niet worden uitgevoerd, ten tweede omdat scholen in de maand februari een week vakantie hadden waardoor de al krappe tijd nog meer onder druk kwam te staan. Ook de respondenten hadden te maken met tijdsdruk. Soms werden de afspraken afgebeld vlak van tevoren of hadden ze al zoveel aandacht in het kader van Vogelaarwijk dat ze geen tijd hadden voor deelname aan dit project.. Een andere knelpunt is dat de kernvragen van tevoren vastlagen. Gaandeweg het onderzoek krijgt de onderzoeker een beter zicht op de stand van zaken waardoor meer effectieve en relevante vragen gesteld kunnen worden. Dit bemoeilijkt ook het beantwoorden van de kernvragen. Voor een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om eerst de Vogelaarplannen goed te bestuderen en vervolgens aan de hand van die plannen vragen op te stellen, zodat direct aangesloten kan worden op de geplande interventies en deze goed gevolgd kunnen worden. Ondanks de genoemde beperkingen zijn er veel waardevolle, interessante voorbeelden, acties en andere bevindingen naar voren gekomen die zowel op maatschappelijk als wetenschappelijk vlak een bijdrage leveren en verdere aandacht behoeven.
Pagina 19/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
6 LITERATUURLIJST -
Bron, J (2006). Een basis voor burgerschap; een inhoudelijke verkenning voor het
-
Groot, W. en Maassen van den brink, H. (2002). Onderwijs en sociale cohesie: een
funderend onderwijs. SLO, Enschede. economisch perspectief. In: Onderwijsraad, Rondom onderwijs (studie). Den Haag. -
Hermans, C.A.M. (red.) (2003). De school als gemeenschap; participerend organiseren van identiteit. Budel.
-
Inspectie van het Onderwijs (2005). Onderwijsverslag 2003-2004. De Meern. Inspectie van het Onderwijs (2008). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 20062007. Utrecht.
-
Leenders, H. en Veugelers, W. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap; een pleidooi voor een kritisch democratisch burgerschap. In: Pädagogik. Jrg. 24, nr. 4.
-
MOCW (2005). Voorstel van wet en memorie van toelichting. W2624K-2. Den Haag.
-
Onderwijsraad (2002). Samen leren leven; Verkenning. Den Haag.
-
Rekers, M. en Oorschot N. van (2008). Achtergronden en definitie van segregatie. Intern stuk, april 2008. KPC Groep, ’s-Hertogenbosch.
-
RMO (2004). Sociale veiligheid organiseren. Den Haag.
-
Schuyt, C.J.M. (2001). Het onderbroken ritme, opvoeding, onderwijs, en sociale cohesie in een gefragmenteerde samenleving. Amsterdam.
-
Ultee, W., W. Arts en H. Flap (2003). Sociologie: vragen, uitspraken, bevindingen. Groningen: Wolters-Noordhoff.
-
Veugelers, W. (2003). Waarden en normen in het onderwijs: zingeving en sociale betrokkenheid. Universiteit voor Humanistiek, Utrecht.
-
Wit, C. de (2008). Sociale cohesie integraal. Voorlopige conceptversie, eind augustus 2008. KPC Groep, ’s-Hertogenbosch.
-
WRR (1992). Eigentijds burgerschap. Den Haag.
Geraadpleegde websites -
Ministerie van VROM http://www.vrom.nl/pagina.html?id=35346&term=vogelaars+wijken+doel, geraadpleegd op 1 februari 2009.
-
http://www.hetccv.nl/Nieuws/2008/02/Deventer--Eerste-plan-probleemwijk-klaar.html, geraadpleegd op 29 januari 2009.
Pagina 20/30 september 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
7 BIJLAGEN 7.1 Bijlage 1 Interviewleidraad Registratieformulier 2009 Versie 21 januari 2009 Gegevens ge誰nterviewde(n):
Interviewer:
Naam:
Datum:
Functie: School/wijk: DEEL 1 Interventies verkennen -
Besteed niet meer dan een uur aan dit onderdeel (alle vier deelgebieden).
-
Niet elk vakje hoeft ingevuld, maar hoe meer nuttige informatie, hoe beter.
-
Beperk je tot de kern.
-
Je kunt zelf de ruimte vergroten om meerdere interventies te beschrijven en daarvan de knelpunten, succesfactoren et cetera aangeven.
Algemene kernvraagstukken 5.5 Welke samenwerking (hoe en met welke partners) is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen? 5.6 Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met ouders (en de verschillende partijen binnen de wijk)? 5.8 Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen?
Pagina 21/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
a
Segregatie
Kernvraagstuk: 5.10. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen c.q. bestaande segregatie tegen te gaan? In dit onderzoek naar segregatie verstaan wij onder
Ja/beetje/nee
segregatie of de populatie van de school een afspiegeling is van de wijk (wat betreft de etniciteit en wat betreft het opleidingsniveau). Doet u dit ook? Is er sprake van segregatie?
Ja/beetje/nee
Was er sprake van segregatie?
Ja/beetje/nee
Interventies/acties segregatie Beschrijving Wat zijn bij de actie‌
knel-/verbeterpunten succesfactoren randvoorwaarden effecten
Pagina 22/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
b
Veiligheid
(Zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies.) Kernvraagstuk: 5.1 Hoe kunnen weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden? 5.2 Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in Brede Scholen (kunst, cultuur, sport, bewegen, zorg/welzijn, techniek, multimedia) bijdragen aan een veilig(er) schoolklimaat? In dit onderzoek naar veiligheid kijken we naar sociale
Ja/beetje/nee
veiligheid. Dit wordt bepaald door de mate van geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de betrokkenen hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het schoolklimaat en het veiligheidsbeleid en de waardering hiervan door de betrokkenen. Valt dit voor u ook onder veiligheid? Is er sprake van onveiligheid?
Ja/beetje/nee
Was er sprake van onveiligheid?
Ja/beetje/nee
Interventies/acties veiligheid Beschrijving Wat zijn bij de actie‌
knel-/verbeterpunten succesfactoren randvoorwaarden effecten
Pagina 23/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
c
Burgerschap
(Zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies.) Kernvraagstuk: 5.11 Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren (en hun ouders)? In dit onderzoek naar aandacht voor burgerschap verstaan
Ja/beetje/nee
wij onder burgerschap de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Doet u dit ook? Is er sprake van te weinig burgerschap?
Ja/beetje/nee
Was er sprake van te weinig burgerschap?
Ja/beetje/nee
Interventies/acties burgerschap Beschrijving Wat zijn bij de actie‌
knel-/verbeterpunten succesfactoren randvoorwaarden effecten
d
Sociale cohesie (rest)
(Voor interventies rondom sociale cohesie die niet onder segregatie, burgerschap en veiligheid vallen.) Interventies/ Acties sociale cohesie (rest) Beschrijving Wat zijn bij de actie‌
knel-/verbeterpunten succesfactoren randvoorwaarden effecten
Pagina 24/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
DEEL 2 Voorbeelden uitwisselen en volgen -
Zorg dat je een half uur bewaart voor dit deel, ook al doe je dan het vorige deel te kort.
-
Denk aan materiaal voor de weblog.
Inbreng ideeĂŤn vanuit project
Te denken valt aan
Suggesties doen voor interventies die aansluiten bij de
Bij de deur van de school gaan staan, hondenbarbecue, ouderkamer, opzomeren van de wijk, mensen met
respondent vanuit eerdere bevindingen in het project.
elkaar in contact brengen (dag van de dialoog), buurtbemiddelaar, inloop op school met eigen of buurtproblemen, gratis naschoolse activiteiten, ouders opvangen, ook emotioneel, met partners samenwerken die dezelfde normen en waarden hebben, toepassen herstelrecht.
Tips/verbeteringen vanuit respondent Hebt u betere ideeĂŤn of tips (wellicht al bij deel 1 genoemde interventies, dan daarnaar verwijzen)? Laten zien voorbeelden Kunt u me daar iets van laten zien, of kan ik iemand vragen naar zijn ervaringen hiermee? Volgen interventie Ik zou graag over ongeveer zes maanden nog eens langskomen om te kijken hoe die interventie (aangedragen of eigen) werkt. Kan ik daarvoor contact met u opnemen?
Overige opmerkingen/bevindingen
Pagina 25/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
7.2 Bijlage 2 Voorbeelden 1
‘Meet, create, greet, eat en speak’-avonden
Ik heb ‘Meet, create, greet, eat en speak’-avonden georganiseerd. Het was mijn initiatief om alle betrokkenen, bewoners, of je nu zwart of wit was, om deze mensen bij elkaar te brengen. Er zat dus iedereen bij van groenteboer tot politieagenten, directeuren van scholen, et cetera en ze hadden maar één gemeenschappelijkheid, namelijk Hatert. Daarbij heb ik een viergangendiner georganiseerd, met Turks, Marokkaans en Moluks eten. Ik heb mij voorgesteld, gezegd wat een openwijkschool is, wie er allemaal aanwezig waren, over eten gehad, door wie het gemaakt was et cetera. Daarna hebben zij soep gehad, daarna kwam ik weer met mijn verhaal waarbij ik steeds mensen aansprak en iets over hen vertelde zodat mensen zich betrokken voelden, mensen in verbinding gebracht van hoe mooi die culturen zijn, hoe mooi het is wat in Hatert allemaal gebeurt, waar jij deel van uitmaakt, et cetera. Na het voorgerecht zat de stemming erin, er was oorverdovend lawaai. Een vrouw bijvoorbeeld met een hoofddoek die nog niet zo lang in de wijk woont, vertelde iets over het land Dafur in Afrika, de wijk waar zij vandaan was gekomen. Dat het in dat dorp heel slecht ging, dat er vrouwen werden verkracht, woningen in brand gestoken, kinderen zijn vermoord, et cetera. Iedereen werd heel erg emotioneel ervan en ik attendeerde mensen erop door te zeggen dat er mooie dingen gebeuren maar ook dit soort trieste dingen in onze wijk en dat wij helemaal niks weten van elkaar. Dus je moet gangmakers zien te vinden maar ook emoties aan kunnen raken. Op het einde van de feest hebben wij allemaal een Moluks liedje gezongen, GANDUNG E wat vaak aan het einde van Molukse feesten wordt gezongen. Op een gegeven moment zong iedereen mee. Iedereen vond deze party helemaal geweldig. 2
Bij de deur staan
’s Morgens om tien voor half negen en ’s middags om drie uur lossen ze veel zaken op. Dan staan ze buiten met verschillende directieleden en je weet wat er waar speelt en wie er problemen heeft met huisvesting en wie er net een baby heeft, dat hoor je allemaal op het moment dat je er bent. Ze komen niet aankloppen om te vertellen dat ze zwanger zijn, als je in je kamertje zit, hoor je het niet. Alle ouders zijn makkelijk te bereiken, maar niet voor iedereen. Het ligt eraan wie de ouder benadert. 3
Jeugdmonitor
De gemeente is gestart met een jeugdmonitor: een CtC-onderzoek (CtC = Communities that Care) om de huidige stand van zaken op het gebied van veiligheid in kaart te brengen. Op grond van de resultaten zal vervolgens een preventieve aanpak worden gestart om de veiligheid in de gemeente te versterken. 4
Schoolverlatersproject
Het schoolverlatersproject is erop gericht om voortijdig schoolverlaten van zoveel mogelijk jongeren te voorkomen. Door het terugdringen van schooluitval wordt getracht te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden. In het project worden leerlingen van groep 8 begeleid en ondersteund om de overgang naar het voortgezet onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen. Voor veel leerlingen uit deze wijk betekent de overgang naar het voortgezet onderwijs dat zij een voor hen vreemde wereld tegemoet gaan (voor de eerste keer de wijk uit en moeite met het ontmoeten van anderen uit andere wijken). Ook hebben ouders meestal wel vertrouwen in de leerkracht, maar minder in de jongerenwerkers omdat ze de jongerenwerker meestal pas tegenkomen als er problemen zijn. Naar aanleiding hiervan is het plan ontstaan om te gaan werken aan het herstellen van Pagina 26/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
contacten. Er is contact gezocht met het jongerenwerk om jongerenwerkers in groep 8 te kunnen laten werken aan het vertrouwen van leerlingen en ouders.
Door jongerenwerkers in groep 8 mee te laten doen aan leuke activiteiten en een praatje te laten maken in de klas worden ze voor de leerlingen vertrouwder. Ook ouders worden betrokken bij het jongerenwerk. Een jongerenwerker gaat met de leerkracht mee op huisbezoek en heeft op die manier een goede ingang bij de ouders en leerlingen. Door de nauwe samenwerking van beroepskrachten is snelle signalering en aanpak mogelijk. Door deze nauwe samenwerking ontstaat bekendheid met en daardoor een vertrouwensband tussen beroepskracht en bewoner/leerling, waardoor de drempel lager wordt om hulpvragen te stellen. Van de intensieve samenwerking gaat tevens een preventieve werking uit: het is een vorm van sociale controle waardoor incidenten niet zo snel zullen plaatsvinden. Er wordt een saamhorigheidsgevoel gekweekt. Onderdelen van het Schoolverlatersproject 1
Schoolkeuze/ beroepenoriëntatie: bedrijfsbezoeken, ouderavonden, huiswerkplek, open dagen VO-scholen, zorgen dat de VO-school aansluit bij de interesses.
2
Preventie: het jongerenwerk behandelt de werkboekjes gezonde school en genotsmiddelen, politie, Bureau HALT, GGD, Novadic en eventueel andere organisaties komen in de klas uitleg geven.
3
Vrijetijdsbesteding: ICT-inloop, Introductie regulier jongerenwerk, Whoz next waarbij de jongeren zelf leren activiteiten te organiseren, ambulante inzet op straat), introductie bij sport en beweging, uitstapjes en excursies en hebben het doel om informatie te winnen, vertrouwen op te bouwen, signalen vroegtijdig op te vangen en acties te ondernemen en bekend te worden met de leefwerelden van jongeren om een totaalbeeld te krijgen van gezin, school en straat.
De kracht van het project is het in nauwe samenwerking langdurig kunnen volgen en begeleiden van jongeren (vanaf groep 8 tot de leeftijd van 18-19 jaar). Het project is erg succesvol: er vindt geen schooluitval meer plaats en leerlingen zien de jongerenwerker nu als een maatje en zijn vertrouwd met hem. Jongeren geven zelf ook aan dat zij het prettig vinden om te worden begeleid (vragen zelf om de terugkommiddagen). Het heeft tevens een soort ‘voorbeeldfunctie’ naar de jongere leerlingen. Ook de ouders zijn vertrouwd met de jongerenwerker en komen nu ook uit zichzelf met een hulpvraag voor hun kind. 5
Instellen van gezinscoaches
De oprichting van een Centrum voor Jeugd en Gezin waar zij leiding aan geeft. Een van de interventies is het instellen van gezinscoaches voor gezinnen waar meerdere hulpverleners zich mee bemoeien. Nu is er sprake van één iemand. Het samenbrengen van tienermoeders is een voorbeeld van de activiteiten van het CJG. 6
Zomerfeest
De school organiseert jaarlijks het zomerfeest. Alle wijkbewoners kunnen daarin participeren. Iedereen kan lootjes kopen voor het feest. Het is een kinderfeest, maar ook wordt er een rommelmarkt georganiseerd. Dit is het enige moment om de wijk bij de school te betrekken. Er zijn ontwikkelingen voor een Multi Functionele Accommodatie (MFA), waarin ook andere scholen gehuisvest moeten worden, naast de ouderkamer, Centrum voor Jeugd en Gezin, de kinderopvang, peuterspeelzaal, de ouderensoos et cetera. 7
Kwartiermaken
Mensen met psychiatrische beperkingen wonen in de wijk, worden begeleid door begeleiders van de RIBW (regionale instelling begeleid wonen). Het project Kwartiermaker probeert een verbinding te leggen tussen deze groep bewoners en de wijk.
Pagina 27/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
8
Straat in actie
Is een regeling waarbij iedereen voor een feest op straat van alles kan huren. 9
Kleurrijk Hatert
Een voorbeeld van de acties is Kleurrijk Hatert dat een jaar of tien aan de gang is, waarbij op het marktterrein in Hatert een grote braderie, rommelmarkt, infomarkt en multiculturele manifestatie wordt georganiseerd. Tevens treden er gedurende de gehele dag diverse groepen en artiesten op. Het overgrote deel van de winkels in het winkelcentrum zijn op deze dag geopend. De winkeliersvereniging organiseert diverse attracties in en rond het winkelcentrum. Deze actie heeft als doel om de banden van de diverse culturen onderling te verstevigen en verbeteren in een kleurrijk multicultureel evenement. Op deze manier willen wij niet alleen elkaars cultuur begrijpen, maar ook elkaars gedachten. 10
De dag van de dialoog
Het thema van dit jaar was ‘Dit ben ik en dat ben jij!’. We hebben met de bewoners uit de wijk over verschillende onderwerpen gesproken. De allochtone wijkbewoners hechten wel aan oude tradities. Je komt er via dit soort activiteiten, als school, achter dat mensen zeker willen delen en elkaar graag willen begrijpen. Voor alle culturen geldt dat vrouwen onderling veel aan elkaar willen vertellen: over tradities, normen en waarden. Bijvoorbeeld dat vrouwen tijdens vrouwendag geen hoofddoek hoeven te dragen wanneer zij met elkaar zijn, samen kunnen dansen en dat zij zich dan de gehele dag vrij voelen. Dus op vrouwendag kan dit wel. Op andere dagen niet. 11
Wijktheater
Het wijktheater is een groot podium waar alle artiesten uit de wijk op kunnen treden. Van een rapgroep tot een koor en van cabaret tot salsa dans. Het Wijktheater draait voor 90% dankzij een groep vrijwilligers uit de eigen wijk. Iedereen zit, door elkaar, in de zaal, van superrijk tot straatarm, geel, bruin en wit. Er wordt naar het Wijktheater toegeleid via de muziekschool, via de basisschool (een basisschool heeft kerndoelen cultuur en kunsteducatie en kan dus toeleiden naar het Wijktheater), het jongerenwerk (je kunt jongeren niet alleen binden, therapie geven tegen agressie door middel van sport maar ook door dans, via cultuur, via rap), via een musicalgroep. Er is met het Wijktheater een plek gecreëerd met het motto ‘wees nou eens trots op wat je gemaakt heb en doe dat niet 1 keer alleen maar voor je eigen groepje, maar laat het aan de wijk zien’. Elke doelgroep brengt zijn eigen publiek mee in de zaal. Groepen die elkaar in de wijk in de haren vliegen zitten in dezelfde zaal naar elkaars culturele prestaties te kijken. 12
Welkom in mijn Wijk
Het project Welkom in mijn Wijk biedt kinderen de kans om hun blikveld te verruimen tot buiten hun eigen school, wijk en etnische groep. Het laat hen kennismaken met leeftijdsgenoten in andere wijken, uit andere bevolkingsgroepen bij hen in de stad. In het project gaan kinderen uit twee verschillende basisscholen uit verschillende wijken uitwisselingen aan met elkaar. Ze voeren gezamenlijk allerlei activiteiten uit rondom de thema’s 'de wijk' en ‘omgaan met verschillen’. Het project stimuleert binding aan de eigen woonplaats, leert de kinderen omgaan met verschillen en vormt een goede voorbereiding voor het leven in een multiculturele stad. Aanleiding voor het project was de discussie over segregatie binnen steden (zwarte-witte scholen). Het idee achter het project is dat kinderen op jonge leeftijd een vanzelfsprekendheid Pagina 28/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
moeten kunnen ontwikkelen in het omgaan met mensen met verschillende achtergronden. Dit kan discriminatie helpen voorkomen.
Het project bestaat uit twee ontmoetingsseries. Voor die ontmoetingen krijgen leerkrachten een uitgewerkt draaiboek en materialen aangeboden. Tijdens de uitvoering is het team van Welkom ondersteunend. Binnen het programma is ruimte voor eigen inbreng van leerkrachten. De website www.welkominmijnwijk.nl dient ondermeer voor het uitwisselen van foto’s en verhalen tussen de leerlingen. De uitwisselingen vinden tot nu toe plaats binnen Amsterdam, er zijn plannen om het programma ook buiten de stad aan te bieden. Het project is in 2007 en 2008 meerdere malen als ‘best practice’ aangemerkt. In 2009 wordt het opgenomen in het internationale compendium van de HREA (Human Rights Education Associates). Welkom in mijn Wijk is geschikt voor leerlingen vanaf groep 6. 13
Samen vissen in de wijk
In samenwerking met de woningcorporatie en de school wordt een vissteiger gebouwd, zodat buurtbewoners en kinderen van de school samen kunnen vissen. Met deze activiteit wil de school een bijdrage leveren aan de versterking van de sociale cohesie in de wijk Nieuwland. 14
School Adoptie Plan (SAP)
Het schooladoptieplan ‘Doe Effe Normaal’ is een lesprogramma dat in groep 7 en 8 van het basisonderwijs wordt gebruikt door politieagenten. Per groep geven zij een viertal lessen over politiegerelateerde onderwerpen. De centrale kreet in het schooladoptieplan is ‘Doe Effe Normaal!’. Tijdens de lessen zorgen de lesbrieven, een dvd (bij de meeste lessen beschikbaar) en de opdrachten die gedaan worden voor het vasthouden van de aandacht van de kinderen. Het commitmentmateriaal zorgt ervoor dat de kinderen een positieve associatie krijgen met de politie en de lessen. Met name de positieve benadering is erg belangrijk binnen ‘Doe Effe Normaal’. Iedere les begint met een herkenbaar verhaal waarin het onderwerp van de les naar voren komt. Vervolgens wordt spelenderwijs extra informatie over het onderwerp gegeven. De lesbrief eindigt met een eindtoets en aan het einde van de les is er tijd voor een klassikale discussie, welke eventueel kan worden overgenomen door de leerkracht. 15
Plannen uit de wijk
De buurtbewoners en ook organisaties hebben plannen ingediend volgens een format en hier is over gestemd op de wijkstemdag waar alle bewoners voor uitgenodigd zijn. Alle ideeën kunnen ingebracht worden. De populairste plannen worden uitgevoerd, zoveel mogelijk door de bewoners zelf. Regionale televisie volgt de uitvoering van de plannen. Dit om te laten zien dat het echt gebeurt, om te laten zien welke knelpunten ze onderweg tegen kunnen komen en om publiciteit te generen voor de volgende stemdag. 16
Laagdrempelige gezellige ontmoetingsplekken
Laagdrempelige ontmoetingsplekken creëren. Dit kan bijvoorbeeld op scholen of bij een Centrum voor jeugd en gezin. De Spel en opvoedwinkel biedt een laagdrempelige ontmoetingsplek in een gemoedelijke sfeer voor ouders en kinderen van 0-4 jaar. Ouders kunnen er rondom de tafel koffie en thee drinken, hun kinderen kunnen er spelen, of ouder en kind kunnen er samen spelen. In de Spel en opvoedwinkel wordt ingegaan op situaties die zich voordoen of waarover terloops aan de koffietafel verteld wordt. Naar aanleiding hiervan wordt soms doorverwezen of worden ouders aan het denken gezet en zo geactiveerd.
Pagina 29/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)
7.3 Bijlage 3 Respondenten Aan de interviews werd meegewerkt door: -
J. Wieringa, beleidsmedewerker Gemeente Middelburg;
-
J. van Voren, directeur Islamitische basisschool Bedir, Uden;
-
E. Nusselder, coördinator team Jeugd Stadsdeel Westerpark, Amsterdam;
-
E. Doomernik, leerkracht basisschool De Kameleon, Brede Bossche School, ’s-Hertogenbosch;
-
S. Schruijer, locatiedirecteur Het Mozaïek, Babberspolder, Vlaardingen;
-
R. Snijders, intern begeleider Het Mozaïek, Babberspolder, Vlaardingen;
-
G. Acuner-Kasar, buurtbemiddelaar Stichting Inter-lokaal Meijhorst Nijmegen;
-
J. Huiskens, adjunct directeur basisschool Onze Wereld, Transvaal, Den Haag;
-
R. Zöllner, directeur basisschool Groen van Prinsterer, Alphen aan den Rijn (centrum);
-
A. van der Stap, projectcoördinator Welkom in mijn wijk, Amsterdam;
-
Y. Balikoc, contactpersoon buurtcommissie kastelenbuurt en opbouwwerker Tandem zorg en welzijn, Hatert, Nijmegen;
-
M. Reinders, actieve wijkbewoner, Hatert, Nijmegen;
-
S. Elders, coördinator openwijkschool , Hatert, Nijmegen;
-
M. Suijskens, directeur basisschool Vossenburcht, Hatert, Nijmegen;
-
M. Kuenen, directeur Pastoor van Arsschool, Malburgen West, Arnhem;
-
E. de Wit, projectleider Malburgen Netwerk, vertrouwenspersoon huiselijk geweld en kwartiermaker buurtcentrum De Hobbit, Malburgen, Arnhem;
-
J. Simonis, unit manager kinderopvang SKAR, Malburgen, Arnhem;
-
K. van Eijck, jongerenwerker Divers, Organisatie voor welzijnswerk ’s-Hertogenbosch;
-
W. Sleutjes, actieve wijkbewoner De Bartjes, ’s-Hertogenbosch;
-
P. Kuijs, actieve wijkbewoner De Bartjes, ’s-Hertogenbosch;
-
I. Bleker, Spel- en opvoedwinkel Groningen;
-
A. Warris, Stichting MJD, Groningen;
-
N. Stutterheim, Vensterschool Korenspoor, Groningen;
-
C. Niemeijer, Dienst OCSW, Gemeente Groningen;
-
A. Willemen, chef wijkteam Nieuwland Schiedam;
-
S. Veraan , opbouwwerker Schiedam Nieuwland;
-
D. Kunst, wijkprocesmanager Nieuwland Schiedam;
-
J. Davidz , wijkactieprogrammamanager woningcorporatie Woonplus;
-
L. Steerneman, beleidsadviseur educatief beleid Gemeente Schiedam;
-
B. van Dam , directeur OBS De Taaltuin Nieuwland Schiedam;
-
T. Klaassen, directeur RKBS ’t Meesterwerk Nieuwland Schiedam;
-
R. Snijder, intern begeleider en Stienie Schruijer , directeur ’t Mozaiek , Babberspolder Vlaardingen.
Pagina 30/30 maart 2009 JD1.09KO.0043 (PO4528)