'Er kan geen sprake zijn van een menselijke toekomst die het waard is geleefd te worden als die niet berust op werkelijke internationale solidariteit’ Prins Claus 1
1 ‘Het gaat om internationale solidariteit’, Volkskrant, 16 oktober 2002.
Inleiding
3
1. Een vruchtbare grond voor solidariteit 1.1 De ontdekking van de ‘derde wereld’ 1.2 De ‘culturele revolutie’ in de jaren zestig 1.3 De jaren zeventig, dans tussen politiek en maatschappij 1.4 De verwijdering tussen de politiek en de solidariteitscomités
7 7 10 15 18
2. De burgeroorlog in El Salvador 2.1 De oorzaken voor het ontstaan van de burgeroorlog 2.2 Het ontstaan van het FMLN 2.3 Het verloop van de burgeroorlog 2.4 Internationale inmenging in het conflict
22 22 25 26 28
3. Het ontstaan van de El Salvador-comités 3.1 Het ontstaan van de comités 3.2 De activiteiten van de comités 3.3 De comités en de politiek 3.4 De comités en het FMLN
32 32 36 37 39
4. De moord op de vier IKON-journalisten 4.1 Publieke verontwaardiging 4.2 De politieke consequenties 4.3 Het FMLN haalt de touwtjes aan
41 41 44 46
5. Crisis in het FMLN en de El Salvador-comités 5.1 Verdeeldheid in het FMLN 5.2 Breuk tussen de comités 5.3 Een nieuwe strategie voor het FMLN 5.4 Het verdwijnen van de comités
49 49 50 52 53
Conclusie
55
Bibliografie
59
2
Op 10 oktober 1980 besluiten de leiders van vijf verschillende guerrillabewegingen in El Salvador hun krachten te bundelen en samen als het Farabundi Marti Liberación Nacional (FMLN) te strijden tegen de regering. Dit gebeurde na aanhoudend geweld van regeringstroepen en doodseskaders tegen de bevolking en de guerrillagroepen. Het doel van het FMLN was het omverwerpen van de gewelddadige en autoritaire rechtse regering. Het FMLN streed voor democratie, landhervormingen en beter onderwijs. Na de formatie van het FMLN werd op 10 januari 1981 het eerste grote offensief gestart tegen de regering en doodseskaders. Dit was het begin van een bloedige burgeroorlog die duurde tot 1992. 2 Dat het FMLN ondanks haar populariteit niet in staat was de burgeroorlog te winnen, kan verklaard worden door de inmenging van de Verenigde Staten. 3 De Verenigde Staten voerden een buitenlandse politiek die in het teken stond van de Koude Oorlog. CentraalAmerika viel binnen de invloedsfeer van de Verenigde Staten. Voor de Amerikanen was het van groot belang het communisme in ‘hun achtertuin’ buiten de deur te houden. Zo werden conservatieve autoritaire regimes gesteund die de belangen van de Amerikanen veilig stelden en actief de communistische en socialistisch georiënteerde partijen en guerrillabewegingen
onderdrukten.
Tijdens
de
regeerperiode
van
de
sterk
anticommunistische Ronald Reagan (1981-1989) ontving de regering in El Salvador niet alleen geld en wapens maar een groot deel van de militairen werd ook door de Amerikanen getraind.4 De Amerikaanse steun voor het in het zadel houden van autoritaire regimes die de eigen bevolking onderdrukten was niet onomstreden. Zowel in de Verenigde Staten zelf als in West-Europa waren tal van demonstraties tegen de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. De publieke opinie werd niet alleen beïnvloed door de berichtgeving in de media over de burgeroorlog. In de Verenigde Staten en verschillende West-Europese landen ontstonden begin jaren tachtig solidariteitscomités. 5 De comités verspreidden
2 T. David Mason, ‘The Civil War in El Salvador: A retrospective analysis’ Latin American Research Review Vol. 34 No. 3. (1999) 180-181. 3 James Dunkerley, The long was: Dictatorship and revolution in El Salvador (Londen 1982) 133. 4 Mason, ‘The Civil War in El Salvador’, 192. 5 C. Hatzky en J.Stites More, ‘Latin American Transnational Solidarities: Context and Critical Research paradigms’, Journal of Iberian and Latin American Research, Vol. 2 No. 4 (2014) 130.
3
informatie over de schending van mensenrechten, zamelden geld in voor het FMLN en lobbyden bij politieke partijen om het onderwerp op de agenda te krijgen. Zo probeerde het FMLN om via diplomatieke kanalen de publieke opinie en politici te beïnvloeden en druk uit te oefenen op de Verenigde Staten om de steun aan de regering van El Salvador te staken. 6 Dit was ook het geval in Nederland waar midden jaren tachtig een uitgebreid netwerk van solidariteitscomités ontstond. Bij een breder publiek kreeg de strijd van het FMLN in Nederland vooral veel aandacht nadat op 17 maart 1982 vier Nederlandse journalisten door het regeringsleger in El Salvador werden gedood. 7 Historici zijn de laatste jaren bezig geweest met het verklaren van de solidariteit in Westerse landen met derde wereldlanden. De Belgische historicus Kim Christiaens heeft onderzoek gedaan naar het ontstaan van solidariteitscomités met de Sandinisten (socialistisch georiënteerde guerrillastrijders) in Nicaragua. In zijn artikel ‘between diplomacy and solidarity’ 8 uit 2014 betoogt Christiaens dat de Sandinisten leidend zijn geweest in het opzetten en aansturen van deze comités in Europa en niet, zoals tot dan toe werd aangenomen, de solidariteitscomités hun werk vooral gebruikten om hun eigen socialistische ideeën uit te dragen. 9 Hoewel Christiaens alleen onderzoek doet naar de verbintenissen tussen de Sandinisten en West-Europese solidariteitscomités, generaliseert hij zijn bevindingen: ‘For one thing, whereas it is commonplace to say that Western progressives discovered the Third World, this article argued that the reverse was also true, and that the latter often preceded the former’10. Dit nodigt uit tot verder onderzoek dat ons inzicht geeft in de aard van de solidariteit van West-Europese groepen met de derde wereld. De Duitse historicus Christian Helm onderzocht Duitse comités die solidair waren met de Sandinisten en de Amerikaanse historicus Héctor Perla onderzocht Amerikaanse solidariteitscomités die het FMLN ondersteunden. De bevindingen van beide historici sluiten aan bij de conclusies van Christiaens. Onderzoek naar de relaties tussen het FMLN en Nederlandse solidariteitscomités is echter nog niet eerder gedaan en zal uitwijzen of de bevindingen van Christiaens nog breder getrokken kunnen worden en dus ook gelden voor het FMLN en Nederlandse solidariteitscomités.
6 Mason, ‘The Civil War in El Salvador’, 194. 7 H. Beerends en M. Broere, De bewogen beweging: een halve eeuw mondiale solidariteit (Amsterdam 2004) 88-90. 8 Kim Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity: Western European support networks for Sandinista Nicaragua’, European Review of History: Revue européenne d'histoire , Vol 21:4 (2014) 617-634. 9 Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity’, 618. 10 Ibidem, 628.
4
De historici die bezig zijn geweest met het verklaren van de solidariteit van mensen in het Westen met revolutionaire guerrillabewegingen in de derde wereld geven een mooi kader om historisch onderzoek te doen naar deze casus die nog niet onderzocht is. In Nederland is een begin gemaakt met het onderzoek naar solidariteitscomités door de publicist Hans Beerends. Beerends onderzocht de Chileense solidariteitscomités maar legde daarbij, anders dan Christiaens en Perla, de nadruk op het in kaart brengen van de comités zonder veel aandacht te besteden aan het transnationale netwerk. In mijn onderzoek zal ik zowel de El Salvador-comités in kaart brengen als de verbinding tussen de comités en het FMLN onderzoeken. De El Salvador-comités waren vooral tussen 1981 en 1984 actief in Nederland. Deze periode is daarmee het interessantst om te onderzoeken. De steun voor het FMLN in Nederland begon bij linksgeoriënteerde steuncomités. De moord op vier IKONjournalisten 11 door het regeringsleger in El Salvador in 1982 deed veel stof opwaaien en maakte de strijd van het FMLN in Nederland ook bij het grote publiek bekend. Dit leidde tot demonstraties tegen het beleid van de Verenigde Staten in El Salvador en veel aandacht in de media.12 Wat maakte dat Nederlanders zich zo massaal inzetten voor guerrillastrijders aan de andere kant van de wereld? Had dit alleen te maken met de dood van de journalisten of zijn er meer verklaringen voor te geven? Hoe kan de solidariteit met El Salvador in de jaren tachtig verklaard kan worden en op welke manier werd hier uiting aan gegeven in Nederland tussen 1981 en 1984. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal ik in het eerste hoofdstuk de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig in Nederland bestuderen. Dit is van belang om te kunnen verklaren hoe een vruchtbare bodem ontstond voor de solidariteit van linksgeoriënteerde West-Europeanen met LatijnsAmerika. In de literatuur over de geschiedenis van ontwikkelingshulp en solidariteit met derde wereldlanden in Nederland wordt relatief weinig aandacht besteed aan El Salvador. Dit zal ik met dit onderzoek aanvullen. Vervolgens zal ik in hoofdstuk twee het ontstaan en het verloop van de burgeroorlog in El Salvador beschrijven om meer inzicht te verschaffen in de situatie in El Salvador. In hoofdstuk drie, vier en vijf zal ik het ontstaan, het
11 De vermoorde journalisten waren werkzaam voor de Interkerkelijke Omroep Nederland en werden in de pers aangeduid als ‘IKON-journalisten’. 12 H. Beerends, De bewogen beweging, 88-90.
5
functioneren en de afname van de belangstelling voor de solidariteitscomités met El Salvador in Nederland onderzoeken en analyseren. In ieder hoofdstuk zal ik ook aandacht besteden aan de transnationale verbindingen tussen het FMLN en de solidariteitscomités. De literatuur over transnationale solidariteitsnetwerken tussen Nicaragua en het Westen is uitgebreid. Over El Salvador is daarentegen minder geschreven en een onderzoek naar de solidariteitscomités met El Salvador en de transnationale verbindingen tussen het FMLN en Nederlandse solidariteitscomités ontbreekt. Dit nodigt uit om de El Salvadorcomités in kaart te brengen en te onderzoeken hoe de relaties tussen de comités en het FMLN waren. Daarbij zal ik aansluiten bij het onderzoek van Kim Christiaens en Héctor Perla. Het in kaart brengen van de solidariteitscomités met El Salvador doe ik aan de hand van primair bronnenonderzoek. Ik maak daarbij intensief gebruik van het archief van het El Salvador Komittee 13 Nederland (ESKN) dat zich in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam bevindt. Dit omvangrijke archief bevat ledenkranten, notulen van vergaderingen, interne en externe correspondentie, relevante krantenartikelen en jaarverslagen van het ESKN en andere plaatselijke El Salvador solidariteitscomités. 14 Als aanvulling op het onderzoeken van primair bronnenmateriaal heb ik een aantal oud-leden van verschillende El Salvador-comités geïnterviewd. Door de combinatie van primaire bronnen en interviews kan ik een beeld schetsen van de El Salvador-comités. Ten slotte: De solidariteitscomités voor El Salvador maakten deel uit van de zogenaamde
‘Derde
Wereldbeweging’.
De
Derde
Wereldbeweging
omvatte
ontwikkelingshulporganisaties, actiegroepen, landencomités en stichtingen die solidariteit met de derde wereld als gemeenschappelijke deler hadden. Het was een brede beweging die in Nederland in de jaren zestig, zeventig en tachtig een flinke omvang had. Zowel maatschappelijke als politieke organisaties werden tot de beweging gerekend.
15
In mijn
onderzoek maak ik gebruik van de term Derde Wereldbeweging, als het om deze beweging in bredere zin gaat. Daarnaast dient de term ‘solidariteitsbeweging’ gespecificeerd te worden.
Ik
gebruik
deze
term
om
alle
landencomités,
stichtingen
en
ontwikkelingsorganisaties aan te duiden die zich bezig hielden met één bepaald onderwerp. 13 De correcte schrijfwijze van het woord comité is veranderd. Ten tijde van het ontstaan van de solidariteitscomités was de correcte spelling ‘komittee’. In mijn scriptie gebruik ik de oude spelling indien ik de naam van één van de comités gebruik. Dus het El Salvador Komittee Nederland. Wanneer ik over de comités schrijf, doe ik dit echter in de huidige spelling. 14 Internationaal Instituut Sociale Geschiedenis (hierna IISG), Archief Yamilet (Tilburg) Arch02002, inv. Nr. 1-586. 15 Maarten Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde wereld: Beeldvorming en beleid in Nederland 1950-1990 (Den Haag 1994) 64-65.
6
Nederland telde in 1982 veertig verschillende El Salvador-comités. 16 De leden van de comités waren allemaal in meer of mindere mate betrokken bij het werk van de comités en bereid in hun vrije tijd het FMLN in El Salvador te steunen. Een dergelijke solidariteit en betrokkenheid bij een conflict in Centraal-Amerika was voor de Tweede Wereldoorlog ondenkbaar geweest. Destijds was solidariteit met bevolkingsgroepen in derde wereldlanden zowel in de politiek als in de maatschappij niet zo sterk aanwezig dat dit leidde tot beïnvloeding van het buitenlandbeleid of het ontstaan van ontwikkelingsorganisaties. Na 1945 veranderde dit
langzaam.
Naast
ontwikkelingsorganisaties
ontstonden ook
solidariteitscomités met actieve leden die zich blijvend vrijwillig inzetten voor bepaalde groepen mensen in de derde wereld. De focus ligt voornamelijk op deze solidariteitscomités. Verschillende maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de jaren vijftig, zestig en zeventig zorgden voor een vruchtbare bodem voor het ontstaan van solidariteitscomités. Deze ontwikkelingen zal ik in dit hoofdstuk omschrijven. 1.1 De ontdekking van de ‘derde wereld’
De Tweede Wereldoorlog liet Europa in puin achter. Er had een genocide plaatsgevonden, de Europese economie was ernstig verzwakt en de bevolking was ontredderd. In Nederland was na 1945 in de politiek weinig aandacht voor armoedebestrijding, laat staan voor solidariteit met andere landen. De regering richtte zich voornamelijk op de wederopbouw van het land en de strijd in Nederlands-Indië. De Nederlandse economie kreeg een stevige impuls omdat de West-Europese landen in 1949 omvangrijke economische steun van de Verenigde Staten ontvingen, het Marshallplan. 17 Het Marshallplan had in veel landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika geleid tot optimisme. Indien de Verenigde Staten bereid waren de Europeanen te helpen, zou er misschien ook een hulpprogramma voor andere landen komen. Landen in Latijns Amerika, en gedekoloniseerde landen in Afrika en Azië ventileerden hun hoop in een vergadering van de Verenigde Naties, opgericht in 1945. Dit 16 IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten? Nee!. 17 Jussi M. Hanhimäki, ‘Europe’s Cold War’, in: Dan Stone, The Oxford handbook of postwar European history (Oxford 2010) 284-298, aldaar 286.
7
leidde in 1949 tot de lancering van het Expanded Programme of Technical Assistance (EPTA). Het programma was door de Verenigde Naties opgezet om kennis over te dragen aan derde wereldlanden en ontwikkeling te bevorderen. 18 Alhoewel Nederland 1,5 miljoen gulden bijdroeg aan de EPTA was de ontwikkelingshulp in de jaren vijftig nog van weinig betekenis. Dit betekende echter niet dat de noodzaak van het bestrijden van armoede niet werd ingezien. Minister van financiën P. Lieftinck verklaarde in de ministerraad in 1951 dat hij er niets op tegen had dat de regering zich solidair met de actie ‘Helpt India’ zou verklaren, zolang de regering maar niet financieel hoefde bij te dragen. 19 De actie ‘Helpt India’ was georganiseerd door de Nederlandse Jeugdgemeenschap en het Nederland India comité. Door middel van het verkopen van voedselbonnen werd er geld ingezameld. 20 De aandacht vanuit de samenleving voor de derde wereld groeide. De historicus Niek Pas laat in zijn studie Aan de wieg van het nieuwe Nederland zien dat de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog de interesse van de Nederlandse pers en de publieke opinie opwekte. Frankrijk was toonaangevend in de jaren vijftig op intellectueel en cultureel gebied. Des te schokkender waren de wreedheden die het leger en de politie begingen tegen de Algerijnse bevolking. Dit wekte de interesse van progressieve journalisten die uitgebreid over de oorlog gingen schrijven. 21 Ook in de samenleving was er onder studenten en in de vredesbeweging aandacht voor het lot van de Algerijnen. Amsterdamse studenten richtten in 1959 het Comité Hulp Algerijnse Vluchtelingen op en ook in Groningen werd een solidariteitscomité opgericht. 22 Alhoewel de acties van de comités kleinschalig waren, markeerden ze een groeiende interesse in de betrokkenheid van een deel van de samenleving bij misstanden in het buitenland. Ook vanuit kerkelijke hoek was er aandacht voor het bestrijden van armoede. In 1954 richtte pater Simon Jelsma samen met een kleine groep rooms-katholieken de Pleingroep op. De groep bepleitte een open katholicisme waarbij aandacht werd gevraagd voor armoedebestrijding en vredesinitiatieven. De speeches die Jelsma wekelijks in Den Haag gaf werden druk bezocht en de Pleingroep genereerde veel aandacht en steun. Het idee van de 18 P.A.M. Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’ in: J. A. Nekkers en P.A.M. Malcontent, De geschiedenis van vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking 1949-1999 (Den Haag 1999) 11. 19 Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’, 16. 20 Stadsarchief Rotterdam, Inv. Nr.V-1951-0218, Affiche, 1951. 21 Niek Pas, Aan de wieg van het nieuwe Nederland. Nederland en de Algerijnse oorlog 1954-1962 (Amsterdam 2008) 37-59. 22 Pas, Aan de wieg van het nieuwe Nederland, 69.
8
Pleingroep was het oprichten van een organisatie in Nederland die op zou komen voor de armen in de wereld. In 1956 werd door prominenten uit de Pleingroep en het comité van Hugenholz, de bepleiter van een verhoging van het politieke ontwikkelingsbudget, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand opgericht, de NOVIB. 23 De doelen van de NOVIB waren het op ruime schaal voorlichting geven aan het Nederlandse volk om bewustwording te creëren, politiek draagvlak voor ontwikkelingshulp te zoeken en het houden van inzamelingsacties om projecten te kunnen bekostigen die de armoedebestrijding ten goede kwamen. De NOVIB haalde met verschillende nationale acties zoals de ‘anti-hongerweek’ en het televisieprogramma ‘Gast aan Tafel’ veel geld op en vestigde zich als een succesvolle en professionele ontwikkelingshulporganisatie. 24 De Pleingroep en de NOVIB worden gezien als de eerste organisaties die deel uitmaakten van de Derde wereldbeweging. Een beweging die in de jaren zestig, zeventig en tachtig flink in omvang zou groeien. De Derde wereldbeweging zou uitgroeien tot een waaier aan verschillende organisaties: ontwikkelingshulporganisaties, actiegroepen en landencomités die solidariteit met de derde wereld als gemeenschappelijke deler hadden. 25 Het ontstaan van de Derde wereldbeweging had te maken met een groeiende preoccupatie met het lot van de derde wereldlanden. In het denken over ontwikkeling vervulden Franse intellectuelen een voortrekkersrol. In 1952 introduceerde de demograaf Alfred Sauvy het begrip ‘derde wereldlanden’, ongebonden, onderontwikkeld en vol potentie. Derde wereldlanden die een voortrekkersrol innamen waren onder andere: Indonesië, India en Egypte. Dit was het begin van het zogenaamde ‘tiers mondisme’, de derde weg, een vreedzaam alternatief voor het communisme en het kapitalisme. De intellectuelen die zich identificeerden met de emancipatiestrijd van de derde wereldlanden keken ook steeds kritischer naar de eigen Westerse samenleving en volgden de ontwikkelingen van derde wereldlanden met interesse. 26 Landen in Latijns-Amerika, Afrika en Azië werden in de jaren vijftig steeds meer onder druk gezet om zich te scharen achter één van de grootmachten. Deze landen, waarvan velen door het dekolonisatieproces pas net de onafhankelijkheid hadden verworven, keerden zich af van nieuwe imperialistische pogingen van de machtsblokken, ze wilden ongebonden 23 Hans Beerends, De Derde Wereldbeweging. Geschiedenis en toekomst (Amsterdam 1992) 26-30. 24 Hans Beerends, De bewogen beweging, 32. 25 Maarten Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde wereld: Beeldvorming en beleid in Nederland 1950-1990 (Den Haag 1994) 64-65. 26 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde wereld, 5-6.
9
blijven. De verwachtingen van deze niet-gebonden landen om vooruitgang te boeken op sociaal- economische en politiek vlak waren hooggespannen. Om sterk en onafhankelijk te blijven in een polariserende wereld werd in Indonesië in 1955 de Bandungconferentie voor ongebonden Afro- en Aziatische landen gehouden. Hier werd afgesproken elkaar zoveel mogelijk te steunen om de neutraliteit te behouden en imperialistische machtspolitiek tegen te gaan. Deze conferentie markeerde het begin van een politiek bewuste derde wereld en inspireerde veel Westerse intellectuelen die zich solidair verklaarden met de strijd van de derde wereld. 27 Zo was tussen 1945 en 1960 een politiek bewuste derde wereld ontstaan die zich afzette tegen de eerste en tweede wereld. Onder invloed van het Franse tiers-mondisme en het succes van het naoorlogse Europa waren verschillende landen in de derde wereld optimistisch gestemd over de toekomst. De derde wereld maakte zich sterk in de VN en op de Bandungconferentie om aanspraak te maken op hulp in de vorm van kapitaal en kennisoverdracht. In Nederland stond de ontwikkelingshulp nog in de kinderschoenen. De eerste stappen waren echter gezet. Ook vanuit de samenleving groeide de interesse voor de derde wereld. Het ontstaan van de NOVIB markeerde het begin van de Derde Wereldbeweging en de solidariteit met onderontwikkelde landen. 1.2 De ‘culturele revolutie’ in de jaren zestig
De jaren zestig vormden een roerige periode. Volgens de historicus James Kennedy veranderde Nederland en Italië het meest van alle West-Europese landen tijdens deze jaren. Kennedy spreekt van een ‘culturele transformatie’, waarin seksuele vrijheid, democratisering en zelfontplooiing een belangrijke rol speelden. 28 De welvaart steeg en steeds meer huishoudens waren voorzien van koelkasten, wasmachines en auto’s. Bovendien werd met de uitvinding van de pil de seksuele vrijheid veel groter. De generatie geboren na de Tweede Wereldoorlog begon volwassen te worden. Deze generatie was opgegroeid in welvaart en was het krampachtige vasthouden aan machtsstructuren zat. Studenten protesteerden en in binnen- en buitenland werd er steeds kritischer naar machthebbers gekeken.
29
De
27 Roland Burke, Decolonization and the evolution of international human rights (Pennsylvania 2010) 13-14. 28 J. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw (Amsterdam 1997) 10-11. 29 P.A.M. Malcontent, Op kruistocht in de derde wereld. De reacties van de Nederlandse regering op ernstige en stelselmatige schendingen van fundamentele mensenrechten in ontwikkelingslanden, 1973-1981 (Hilversum 1998) 3435.
10
maatschappelijke interesse voor de derde wereld steeg aanzienlijk. Dit leidde tot de groei van de Derde Wereldbeweging én tot talloze demonstraties en acties. In 1950 waren er 24 landencomités en ontwikkelingsorganisaties die zich bezighielden met de derde wereld. In 1960 was dit aantal gegroeid tot 32, eind jaren zestig was dit aantal verdubbeld tot 64. 30 De maatschappelijke ontwikkelingen die ten grondslag lagen aan de grotere interesse voor de derde wereld waren volgens de Amerikaanse socioloog R. Inglehart de groeiende welvaart, secularisatie en de opkomst van de massamedia. Dit leidde tot de waardering van maatschappelijke en culturele ontplooiing. 31 P.A.M. Malcontent sluit zich in zijn studie Op kruistocht in de derde wereld aan bij Inglehart. Het wonderbaarlijk snelle economische herstel na de Marshallhulp zette zich door in de jaren zestig. De nieuwe welvaart die dit opleverde bij het grootste deel van de bevolking zorgde voor ruimte, geld en tijd voor het vervullen van nieuwe interesses. De focus was niet langer alleen op Nederland gericht maar in toenemende mate ook op het buitenland. De introductie van de televisie op grote schaal eind jaren vijftig zorgde er ook voor dat de wereld naar de mensen toekwam. Rampen en oorlogen werden zichtbaar en bewegende beelden brachten de derde wereld bijna tastbaar in de woonkamers. Dit leidde ertoe dat de derde wereld in toenemende mate een gezicht kreeg en solidariteit opwekte. Toch moet de rol van de jaren zestig bij de ‘ontdekking’ van de derde wereld volgens Malcontent ook niet overdreven worden: ‘De postmaterialistische waarde van de mensenrechten zou zich nooit zo sterk hebben ontwikkeld, als zich niet reeds in de 19de eeuw binnen de Nederlandse samenleving een groeiende neiging had gemanifesteerd de buitenwereld door een moralistisch gekleurde bril te aanschouwen.’ 32 In de politiek leidde de ontzuiling tot het verdwijnen van de pacificatiedemocratie. Dit was de politieke situatie in Nederland waarbij tijdens de verzuiling, ondanks de grote ideologische tegenstellingen tussen de partijen consensus werd bereikt. Het verdwijnen van de pacificatiedemocratie leidde tot het ontstaan van een meer gepolariseerd politiek speelveld. De politieke partijen waren niet langer verzekerd van hun vaste kiezers en moesten zich duidelijker profileren. Dit werd gedaan door ferme standpunten in te nemen over internationale politieke kwesties. Dat zorgde ervoor dat internationale thema’s veel meer becommentarieerd werden en de politieke situatie in het buitenland door een groter 30 Ph.P. Everts, Controversies at home. Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands (Dordrecht 1985) 62. 31 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 252-253. 32 Ibidem, 48.
11
deel van de samenleving werd gevolgd via kranten, de radio en het nieuwe medium, televisie. 33 De maatschappelijke betrokkenheid in de jaren zestig moet niet overdreven worden. Onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse kiezers bij internationale kwesties wees uit dat tijdens de vroege jaren zeventig slechts vijf tot tien procent van het electoraat zich hier voor interesseerde.34 Toch heeft de maatschappelijke interesse voor de derde wereld gezorgd voor de nodige pressie op de regering en het verhogen van het budget voor ontwikkelingshulp. Deze beïnvloeding tussen maatschappij en politiek ging twee kanten op. De nadrukkelijkere profilering van politieke partijen zorgde ook voor meer berichtgeving en bewustwording in de maatschappij over derde wereldthematiek. Bovendien waren prominente leden van politieke partijen actief bij het opzetten van actiegroepen en ontwikkelingsorganisaties. 35 De toegenomen maatschappelijke en politieke betrokkenheid bleek tijdens de jaren zestig het meest duidelijk uit de manier waarop in Nederland werd gereageerd op de Vietnamoorlog. Tot 1964 was er voor het conflict tussen de Vietcong gesteund door NoordVietnam (en China) en Zuid-Vietnam (gesteund door de Verenigde Staten), weinig aandacht. Dit veranderde toen de Amerikanen op grote schaal Noord-Vietnam begonnen te bombarderen. De media begonnen de oorlog op de voet te volgen. Dit was een van de redenen voor de bijzonder grote solidariteit en betrokkenheid van de Nederlandse bevolking met de Vietnamese bevolking. 36 In 1965 werden de Aktiegroep Vietnam en het Jongeren Protestcomité opgericht. Demonstraties en teach-ins werden georganiseerd tegen de inmenging van de Verenigde Staten en voor de zelfbeschikking van de Vietnamezen. Tot 1967 bestond de protestbeweging uit een klein aantal verschillende groepen. Actief waren vooral
de
PSP,
de
CPN
en
aanverwante
communistische
organisaties
en
jongerenverenigingen zoals de Socialistische Jeugd en andere vredesbewegingen. 37 In 1967 verbreedde de protestbeweging zich. Op 20 mei 1967 vond in Amsterdam een demonstratie tegen de oorlog in Vietnam plaats waar 10.000 mensen bij aanwezig waren. De demonstratie was georganiseerd door het comité Vietnam. Dit comité bestond uit verzetsheld Piet Nak en een bonte verzameling artsen, docenten, wetenschappers, 33 34 35 36 37
Ibidem, 171. Everts, Controversies at home, 52. Malcontent, Op kruistocht in de derde wereld, 33. Malcontent, Op kruistocht in de derde wereld, 38-48. Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president (Utrecht 2007) 42.
12
journalisten en gemeentelijke politici van de PvdA, ARP en KVP. Het succes van de demonstratie zat hem in het feit dat het niet langer alleen activistische jongeren waren die zich lieten horen over de Vietnamoorlog, maar een grote groep mensen met verschillende achtergronden en leeftijden. 38 Eind jaren zestig was de protestbeweging tegen de oorlog uitgegroeid tot het Nationaal Vietnam-comité, het Medisch Comité Nederland-Vietnam en een honderdtal plaatselijke Vietnam groepen. Ook in de Tweede Kamer werden twijfels uitgesproken over de juistheid van het conflict. De PSP diende een motie in om de bombardementen te veroordelen. Deze haalde het echter niet ondanks steun van de PvdA. Dit veranderde toen eind 1972 Noord-Vietnam de onderhandelingen verbrak en de Verenigde Staten tijdens de kerstdagen de bombardementen hervatten. Dit leidde tot zoveel onbegrip dat op 6 januari 80.000 mensen tegen de Amerikaanse rol in de oorlog protesteerden. Alle politieke partijen protesteerden mee behalve de VVD. Twee weken later werd het vredesakkoord getekend in Parijs. 39 De politieke en maatschappelijke preoccupatie met Vietnam was het meest opvallend in de jaren zestig. Vietnam was echter niet het enige land waar comités voor werden opgericht. Andere politieke comités gericht op één bepaald land waren het Angola-comité dat streed voor de onafhankelijkheid van Angola, het comité Zuid Afrika dat streed tegen het apartheidssysteem en het comité Vrij Griekenland dat zich sterk maakte voor het stoppen van mensenrechtenschendingen in Griekenland. Ook andere meer algemene organisaties ontstonden in de jaren zestig; deze waren gericht op het hervormen van de economische machtsstructuren en internationale handel. Voorbeelden hiervan waren de Werkgroep X-Y voor het instellen van een wereldbelasting en de in 1969 opgerichte Wereldwinkels. 40 Het ontstaan van de Werkgroep X-Y en de Wereldwinkels liet een kentering in het ontwikkelingsdenken zien. De oplossing voor armoede in derde wereldlanden werd niet langer gezocht in het geven van financiële- en technische hulp maar in het hervormen van internationale handelsstructuren. Deze kentering kan verklaard worden door de populariteit van de Argentijnse econoom R. Prebisch en zijn ‘dependencia’ theorie. Door Prebisch kwam er meer aandacht voor de ongelijke kansen voor de landen waar grondstoffen geproduceerd
38 van der Maar, Welterusten mijnheer de president, 81-82. 39 Kim van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning. Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, 1969-1976 (Hilversum 2011) 104. 40 Malcontent, Op kruistocht in de derde wereld, 34.
13
werden en landen waar eindproducten werden gemaakt. Prebisch stelde daarnaast ook de afscherming van de Westerse markten aan de orde en pleitte voor de hervorming van de internationale markten. Ook het gedachtegoed van de Nederlandse ontwikkelingsfilosoof Tinbergen sloeg aan. Volgens Tinbergen was het verminderen van armoede alleen mogelijk door de hervorming van internationale handelsstructuren uitgevoerd door de Verenigde Naties. Eerlijke handel door samenwerking zou de ontwikkelingshulp op den duur moeten vervangen.41 Om de toegenomen bereidheid tot solidariteit met de derde wereld alleen toe te schrijven aan binnenlandse factoren zou de derde wereld tekort doen. In de jaren zestig waren de derde wereldlanden zich steeds meer bewust geworden van hun positie in de wereld. Via de Verenigde Naties lieten ze hun stem horen tijdens conferenties over handel en ontwikkeling. De eis die ze stelden, een gelijkwaardiger economisch bestel, kon rekenen op solidariteit in progressieve kringen. Niet alleen de inspanningen in de Verenigde Naties hadden invloed op de Europeanen. Volgens de Italiaanse historicus Giuliano Garavini waren onafhankelijkheidsbewegingen, charismatische intellectuelen en politiek leiders in de derde wereld van minstens zo groot belang voor het ontstaan van solidariteit in West-Europa met de derde wereld. Het Algerijnse Front Liberación Nacional,(FLN) versloeg in 1962 de Fransen door een succesvolle internationale propagandacampagne. De FLN was in staat veel internationale solidariteit op te roepen door de oorlog tegen de Fransen af te schilderen als een strijd tegen racisme en onderdrukking. Ook het optreden van charismatische derde wereldleiders als de Congolese Patrice Lumumba droeg bij aan de aantrekkingskracht van de strijd van de derde wereldlanden in progressieve kringen. 42 Tijdens de jaren zestig kreeg de Derde Wereldbeweging steeds meer vorm. De groeiende welvaart, ontzuiling en de opkomst van de televisie zorgden dat men meer betrokken raakte bij de derde wereld. Ontwikkelingsorganisaties en landencomités ontstonden waarin veelal linksgeoriënteerde mensen actief waren. Bepaalde politieke partijen zetten zich actief in voor groepen en landen in de derde wereld. Dit waren voornamelijk de CPN, PSP en de PvdA. De derde wereld wist echter ook in toenemende mate het Europese publiek te vinden voor het opwekken van solidariteit en het stellen van eisen met betrekking tot het hervormen van de internationale handelsstructuren. 41 Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’, 17. 42 Giuliano Garavini, ‘The colonies strike back. The impact of the Third World on Western Europe, 19681975’Contemporary European history, Vol. 16 (2007) 299-319, Aldaar 301-302.
14
1.3 Jaren zeventig, dans tussen politiek en maatschappij
Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid werd in de jaren zeventig steeds uitgebreider. Nederland was het land dat in verhouding tot het aantal inwoners het meeste uitgaf aan ontwikkelingshulp. In de loop van 1973 werd het progressieve kabinet Den Uyl geformeerd (PvdA, PPR, en D’66). Als minister van Ontwikkelingssamenwerking werd een leerling van de ontwikkelingseconoom Tinbergen geïnstalleerd, de PvdA’er Jan Pronk. Zijn beleid wordt vaak gezien als uitgesproken en zijn passie voor sociale rechtvaardigheid als bijzonder. Toch heeft Pronk met zijn ministerschap ook de tijd mee gehad. De ontwikkelingslanden spraken zich eensgezind uit bij de VN en ontwikkelingshulp leefde bij veel Nederlanders. 43 Ten tijde van het ministerschap van Pronk liepen de wensen van de landencomités en het beleid van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking nagenoeg gelijk. Het beleid dat gevoerd werd vanuit dit ministerie en de Nationale Commissie voor Ontwikkelingsstrategie sloot aan bij de visie en de acties van de Derde Wereldbeweging. Pronk verhoogde het ontwikkelingsbudget en legde de nadruk op hulp aan landen waar sociaal economische gelijkheid belangrijk was. Zo kregen Cuba en later ook Vietnam Nederlandse ontwikkelingshulp, een stap die de conservatieven binnen de regering moeilijk konden verkroppen. Toch heeft Pronk vooral gezorgd voor het besef dat de grote kloof tussen arm en rijk in de wereld moreel lastig te accepteren is en dat dit de internationale verhoudingen ook geen goed doet. Dit zorgde voor groeiende solidariteit met de derde wereld in de samenleving. 44 Pronk zorgde voor ophef, discussie en het verspreiden van ideeën over de derde wereld. Ook de in 1970 opgerichte Nationale Commissie voor Ontwikkelingsstrategie (NCO) zorgde af en toe voor controverse. Deze commissie was ingesteld om het maatschappelijke besef met betrekking tot ontwikkelingsvraagstukken te vergroten en werd voorgezeten door Prins Claus. De commissie die hij voorzat kwam in 1972 voor het eerst in opspraak nadat de commissie het Angola comité had gesubsidieerd om een koffieboycot te bewerkstelligen en zo druk uit te oefenen op het autoritaire regime. Dit leidde tot een rel. De VVD en de Telegraaf zagen de NCO als een radicaal links bolwerk dat gesponsord werd door gemeenschapsgeld. In de daaropvolgende jaren bleef de NCO omstreden. Er werden veel
43 Duco Hellema, Nederland in de wereld: De buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2014) 291. 44 Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’, 34-35.
15
Kamervragen gesteld, voornamelijk door politici van de VVD. In de jaren zeventig en tachtig zijn er maar liefst drie onderzoekscommissies naar het functioneren van de NCO ingesteld. Deze kwamen allemaal met de conclusie dat de NCO goed functioneerde maar aansluiting moest vinden bij een groter deel van de bevolking. 45 Voor de Derde Wereldbeweging was de NCO een belangrijk orgaan. Eind jaren zeventig werden er naar schatting driehonderd werknemers in de Derde Wereldbeweging gesalarieerd door de NCO. 46 Vooral de subsidiëring van de landencomités was omstreden, omdat de commissie een onafhankelijk maar toch aan de politiek gelieerd orgaan was. Het steunen van revolutionaire en socialistische bewegingen in landen waar Nederland diplomatieke relaties mee onderhield, was problematisch voor de regering. Minister van ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk adviseerde in 1976 de comités om voorlichting en actiewerkzaamheden op papier te scheiden, zodat de NCO voor de relatief neutrale voorlichtingsacties zonder problemen subsidie kon verlenen, terwijl de actiewerkzaamheden daarentegen werden niet meer gefinancierd werden.47 In de jaren zeventig groeide de interesse voor Latijns Amerika. Tot de jaren zeventig was er weinig maatschappelijke belangstelling voor dit continent geweest, alhoewel Cuba hierop een uitzondering vormde in met name intellectuele en communistische kringen.48 Dit veranderde toen in Chili in 1970 de socialistische leider Salvador Allende aan de macht kwam. Dit leidde tot wereldwijde belangstelling van socialistisch georiënteerde partijen. Het beleid van Allende werd gezien als een gulden middenweg, een socialistisch experiment zonder autoritaire trekjes. Om de aandacht voor, en de ‘objectieve’ berichtgeving over Chili te bevorderen richtte in 1972 een kleine groep mensen waaronder Jan Pronk het Chili Komitee op. In 1973 werd Allende afgezet door legerleider Pinochet. Hier werd in progressief linkse kringen wereldwijd met verbijstering op gereageerd. Het comité nam hierna een andere houding aan en ondersteunde het verzet in Chili en probeerde zoveel mogelijk steun te verkrijgen voor een boycot van de militaire junta van Pinochet. 49 De verontwaardiging na de militaire coup van Pinochet was groot en het verzet tegen het regime van Pinochet had een brede maatschappelijke basis. Politici van verschillende
45 Sjoerd Keulen, ‘Rebellen die de macht van ambtenaren overnemen’ in: Bram Mellink, Jouke Turpijn e.a, Onbehagen in de polder. Nederland in conflict sinds 1795 (Amsterdam 2014) 253-281, Aldaar 275-277. 46 Kuitenbrouwer, ‘De ontdekking van de Derde wereld’, 64. 47 Beerends, De Derde Wereldbeweging, 296-297. 48 Kuitenbrouwer, ‘De ontdekking van de Derde wereld’ , 88. 49 Hans Beerends, Weg met Pinochet. Een halve eeuw solidariteit met Chili (Amsterdam 1998) 17-18.
16
partijen waren actief in de solidariteitsbeweging met Chili. De betrokkenheid van de PvdA was het grootst maar ook politici van D’66, PSP en de PPR waren actief. Verschillende maatschappelijke organisaties lieten ook hun stem horen. De radicale Werkgroep Sjaloom was een van de initiatiefnemers voor grootschalige acties; de revolutionaire inslag van Sjaloom schrikte echter veel mensen af. De meer gematigde organisaties zoals de NOVIB en de Evert
Vermeer
Stichting, opgericht
door
de vrouwenbeweging en de
jongerenbeweging van de PvdA, haalden de scherpe kantjes van de solidariteitsbeweging af. Er werd een landelijk Chili-comité opgericht om de verschillende solidariteitscomités te coördineren. Dit landelijke comité ontving subsidie van de NCO. Dat de protestbeweging zo breed was verleende het legitimiteit en versterkte de aantrekkingskracht van de beweging. 50 Alhoewel Pinochet nog lang zou regeren boekte de solidariteitsbeweging met Chili ook successen. Door de samenwerking tussen de Chili-comités en progressieve partijen in het parlement werd in 1976 een investeringsovereenkomst van 62,5 miljoen dollar tussen de Nederlandse Stevingroep en de regering van Pinochet ongedaan gemaakt. 51 De grote maatschappelijke verontwaardiging ebde langzaam weg; toch bleven de solidariteitscomités actief. Dit was mede dankzij de ballingen uit Chili. Pinochet gaf linksgeoriënteerde tegenstanders van het regime de mogelijkheid om in ballingschap te gaan. Dit was hun strategie om het binnenlandse verzet te verzwakken. 200.000 Chilenen vertrokken uit Chili en verspreidden zich over de wereld. Deze politiek bewuste Chilenen waren van groot belang bij het vormen van transnationale solidariteitsnetwerken. 52 Ook in Nederland waren Chileense ballingen actief in de solidariteitsbeweging. Ze zochten wegen om het verzet in Chili te steunen. Dit deden ze door nieuwe comités op te richten, geld in te zamelen, het contact te onderhouden met het Chileense verzet en de comités informatie te verschaffen over mensenrechtenschendingen in Chili. 53 Niet iedere sociale strijd in de derde wereld trok evenveel aandacht. Vooral onderdrukte groepen in landen waar sociaal onrecht in stand werd gehouden of veroorzaakt door de economische of militaire interventie van Europa en de Verenigde Staten werden door solidariteitscomités gesteund. Bovendien was het belangrijk dat leden van 50 Beerends, Weg met Pinochet, 127. 51 Kuitenbrouwer, ‘De ontdekking van de Derde wereld’, 69. 52 Patrick William Kelly, ‘The 1973 Chilean coup and the origins of transnational human rights activism’ , Journal of global history, Vol. 8, No. 1 (2013)165-186, Aldaar 177. 53 Beerends, Weg met Pinochet, 86-87.
17
solidariteitscomités zich konden identificeren met onderdrukte groepen in de derde wereldlanden. In Latijns Amerika gold dat het katholieke geloof zorgde voor een gevoel van verbondenheid, evenals het aanhangen van dezelfde ideologie of politieke stroming. Ook een actieve ballingengemeenschap die op zoek ging naar solidariteit was van groot belang voor het opwekken van solidariteit. 54 In de jaren zeventig groeide de Derde Wereldbeweging en vooral het aantal landencomités aanzienlijk. 55 Dit is te verklaren door een aantal factoren. De vele demonstraties, petities en publicaties van de Derde Wereldbeweging vonden bij de samenleving steeds meer gehoor. Dit kwam onder andere doordat veel standpunten van de Derde Wereldbeweging overgenomen werden door maatschappelijke organisaties zoals de Evert Vermeer Stichting van de PvdA en de meer gematigde ontwikkelingshulporganisaties zoals de NOVIB. Hierdoor werd het lidmaatschap van een solidariteitscomité niet langer als radicaal maar juist als een daad van rechtvaardigheid gezien. Het succes van de Chili-comités was ook te verklaren door de actieve Chileense ballingengemeenschap die deels verantwoordelijk was voor de verbinding met het Chileense verzet. Bovendien was het politieke klimaat gunstig met het oud-Chili-comité lid Jan Pronk als minister van ontwikkelingssamenwerking. Pronk legde de nadruk op steun aan landen met een socialistisch democratisch karakter en via de NCO vloeide veel subsidie naar de solidariteitscomités die hierdoor vaste krachten in dienst konden nemen en een professionalisering doormaakten. 1.4 Verwijdering tussen de politiek en de solidariteitscomités
Aan het linkse politieke klimaat kwam een einde. Van 1977 tot 1989 was een coalitie van de partijen CDA en VVD aan de macht. In 1977 ontstond er met het centrum rechtse kabinet van van-Agt een nieuwe koers in het ontwikkelingsbeleid. Het aantal landen dat hulp ontving werd drastisch teruggebracht en de nadruk werd gelegd op economische groei en niet langer op het bereiken van de allerarmsten. 56 In 1982 werd de ministerspost voor het eerst door een VVD politicus ingevuld; dit was Van Schoo. Van Schoo verschoof het zwaartepunt van de ontwikkelingshulp nog meer naar de zakelijke kant. Bovendien werd in 54 Kelly, ‘The 1973 Chilean coup and the origins of transnational human rights activism ’, 171-172. 55 Kuitenbrouwer, ‘De ontdekking van de Derde wereld’, 64. 56 Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’, 45-46.
18
de keuze voor het selecteren van begunstigde landen niet langer gekozen voor socialistische landen. Dit was ook de reden dat de hulp aan de Sandinistische regering in Nicaragua drastisch werd verminderd. 57 De verrechtsing van de politiek droeg niet bij aan solidariteit met de derde wereld in de samenleving. Het protest klimaat in Nederland had hier echter niet onder te lijden. Sterker nog, in Nederland werd veel gedemonstreerd. De Amerikaanse historicus Laqueur bedacht de term ‘Hollanditis’ voor de uitzonderlijke maatschappelijke betrokkenheid en protestcultuur in Nederland.
58
Nederland nam bijvoorbeeld een fel standpunt in tegen de
plaatsing van kernwapens in Nederland door de Verenigde Staten. Onder leiding van de IKV (Interkerkelijk Vredesberaad), de PSP, de PvdA en het katholieke Pax Christi werd een antinucleair standpunt ingenomen. In 1981 protesteerden 400.000 mensen in Amsterdam tegen de plaatsing van kernraketten en in 1983, 550.000 mensen in Den Haag. De Nederlandse historicus Remco van Diepen schrijft de grote betrokkenheid bij het kernwapendebat toe aan de goedgeorganiseerde vredesbeweging IKV, de snelle betrokkenheid van een breed scala aan politieke partijen en maatschappelijke bewegingen en de linkse intellectuele cultuur die in Nederland heerste sinds de ‘culturele revolutie’ van de jaren zestig. 59 Deze linkse intellectuele cultuur heerste volgens van Diepen van de jaren zestig tot eind jaren tachtig in Nederland en droeg bij aan de voortdurende aantrekkingskracht van de Derde Wereldbeweging en de landencomités. Begin jaren tachtig kenmerkte deze cultuur zich door scherpe maatschappijkritiek vanuit zowel seculiere als progressief christelijke kringen. De kritiek richtte zich op de leegheid van de maatschappij, het kapitalisme en het imperialisme van de Verenigde Staten. Progressieve sociaal democraten, liberalen en christenen verwierpen het oude-Koude Oorlog denken en zagen het communisme als een humane ideologie met als doel het vergroten van de sociale rechtvaardigheid. 60 Met het aantreden van Ronald Reagan in 1981 kwam de buitenlandpolitiek van de Verenigde Staten weer in het teken van de Koude Oorlog te staan. De focus van de LatijnsAmerikaanse solidariteitscomités was verschoven naar Midden-Amerika. De strijd die in Nicaragua woedde tussen de dictator Somoza en de guerrilla beweging Frente Sandinista Liberación Nacional trok de aandacht van de Chileense gemeenschappen in Europa. Moe
57 58 59 60
Ibidem, 50. Walter Laqueur, ‘Hollanditis. A new stage in European neutralism’ ProQuest, Vol 72, No 2, (1981) 23. Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland en het kernwapendebat 1977-1987 (Amsterdam 2004) 362-368. van Diepen, Hollanditis, 352-353.
19
en gedesillusioneerd over de (on-)mogelijkheden van het verzet tegen Pinochet richtten ze zich op de optimistisch ogende strijd tegen de dictator in Nicaragua die in het zadel werd gehouden met steun van de Verenigde Staten. Samen met enkele Nicaraguanen en doorgewinterde
West-Europese
actievoerders
die
ervaring
hadden
in
de
solidariteitsbewegingen voor Vietnam, Cuba en Chili richtten ze de eerste Nicaraguacomités op. Het doel van de comités was het steunen van de FSLN in hun strijd tegen Somoza. In 1979 wisten de Sandinisten dit doel te bereiken en vestigden ze een socialistische regering. 61 De overwinning van de Sandinisten leidde tot veel publiciteit en wereldwijd enthousiasme. Dit kwam doordat de Sandinisten op grote schaal socialistische veranderingen doorvoerden. Grootschalige alfabetiseringscampagnes gingen van start en in een groot deel van het land werd de gezondheidszorg gratis. De comités groeiden en kregen een andere functie. Ze werden steeds meer gecoördineerd door de FSLN in een transnationaal netwerk. De Europese overkoepelende organisatie was gevestigd in Utrecht. Het doel van de solidariteitscomités was het beïnvloeden van het buitenlandbeleid van de Verenigde Staten. Reagan was namelijk een Contra-oorlog tegen de Sandinisten begonnen. Binnen de solidariteitsbeweging werd de overwinning van de Sandinisten als hét succes van MiddenAmerika gezien. Om de betrokkenheid nog groter te maken werden ook veel solidariteitsreizen georganiseerd waar Europeanen en Amerikanen aan deelnamen.. De opbouw van een socialistische samenleving in Nicaragua kon alle hulp gebruiken. In 1979 en begin jaren tachtig reisden zo veel vrijwilligers af naar Nicaragua om scholen, ziekenhuizen en buurthuizen te bouwen en kennis over te dragen. Vanuit West-Duitsland waren dit er tussen 1979 en 1990 al 15.000. Veel van de vrijwilligers kwamen enthousiast terug en waren nog gemotiveerder zich in te zetten voor Nicaragua. 62 In Nicaragua heeft de solidariteit in Europa en de Verenigde Staten gezorgd voor veel diplomatieke, economische en militaire steun voor de Sandinisten. Toen in El Salvador ook guerrillastrijders de wapens opnamen klonk overal de leus: ‘Na Nicaragua heel Latijns-Amerika’. Het optimisme van de overwinning in Nicaragua werkte aanstekelijk, El Salvador zou snel volgen werd verwacht. Veel Chili- en Latijns-Amerika -comités begonnen zich te richten op El Salvador. 63 61 Kim Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity: Western European support networks for Sandinsta Nicaragua’ European review of history, Vol 21 (2014) 620-21. 62 Christian Helm, ‘The sons of Marx greet the sons of Sandino’.West German solidarity visitors to Sandinista Nicaragua’ European review of history, Vol 20, No.2 (2014) 154. 63 Interview Marja Kusters, 29 mei 2015.
20
De burgeroorlog die in 1981 in El Salvador leidde in het begin niet tot een uitgesproken standpunt van de Nederlandse regering of hulp vanuit de politiek. De regering was niet van plan zich te mengen in de politiek van de ‘achtertuin’ van de bondgenoot. In 1986 werd een regiohulpprogramma voor Centraal Amerika opgezet. De hulp die werd geleverd was voornamelijk voor ‘democratische’ landen bedoeld. Dit waren Costa Rica, El Salvador en Guatemala en niet het socialistische Nicaragua. Dat de Nederlandse hulp via de regering van president Duarte in El Salvador verstrekt werd was een tegenslag voor de solidariteitscomités. De hulp was impliciet een goedkeuring van de regering van Duarte, dit ondermijnde de steun van de comités aan het FMLN.64 Ook de NCO was in eerste instantie niet bereid om de El Salvador-comités subsidie te verlenen. De aanvraag van subsidie werd afgewezen op volkenrechtelijke bezwaren. De onwil van de El Salvador-comités om het FMLN te verplichten het geld alleen te besteden aan humanitaire doeleinden leidde tot een afwijzing van de subsidieaanvraag. Het FMLN zou het geld namelijk voor de aanschaf van wapens kunnen gebruiken. Dit was echter niet de enige reden, de NCO moest voorzichtig optreden bij het steunen van landencomités die groeperingen ondersteunden die zich vijandig opstelden tegenover regeringen waarmee de Nederlandse overheid bevriend was. 65 Dit veranderde plotseling in 1982. Nadat de vier Nederlandse IKON-journalisten vermoord waren ontving het El Salvador Komitee Nederland ineens wél subsidie. Hierdoor kon het comité een vaste werknemer in dienst nemen. De plotselinge verandering in de opstelling van de NCO is te verklaren door de maatschappelijke afkeuring van de regering in El Salvador en de tijdelijke positieve opstelling van de Nederlandse regering ten aanzien van het werk van de El Salvador-comités. 66 Eind jaren zeventig begin jaren tachtig werden er in Nederland een groot aantal demonstraties gehouden en al was de politiek verrechtst, in de maatschappij had links de overhand. In linkse en progressieve kringen heerste een afkeer van het oude KoudeOorlogsdenken en het imperialisme van de Verenigde Staten. Leden van de landencomités leerden welke strategieën het best werkten om groepen te steunen, bedrijven te boycotten en invloed uit te oefen op de regering. De verkregen kennis en opgebouwde solidariteitsnetwerken werden meegenomen naar een volgend landencomité. Zo waren de omstandigheden voor het ontstaan van een breed gedragen solidariteitsnetwerk voor El Salvador begin jaren tachtig gunstig.
64 Kuitenbrouwer, ‘De ontdekking van de Derde wereld’, 108. 65 Interview N.N., 19 juni 2015. 66 IISG, Archief Yamilet Tilburg (Hierna YT) inv. Nr. 231, Jaarverslag ESKN 1981-1982.
21
El Salvador is een van de kleinste, armste en meest dichtbevolkte landen van CentraalAmerika. Tussen 1980 en 1992 woedde er een burgeroorlog tussen de regering en de guerrillagroepen van Farabundo Marti Liberacion Nacional (FMLN). In deze oorlog vielen ongeveer 75.000 doden, waarvan de meeste burgers waren. Beide partijen maakten zich schuldig aan grove mensenrechtenschendingen. 67 Om de aantrekkingskracht van het FMLN op de betrokkenen van de El Salvador-comités in Nederland te kunnen begrijpen, is het belangrijk om meer te weten over het FMLN. In dit hoofdstuk zal ik eerst dieper ingaan op de ontstaansgeschiedenis van de burgeroorlog. Vervolgens zal ik het ontstaan van het FMLN beschrijven. Tot slot zal ik het verloop van de oorlog en de internationale inmenging schetsen. 2.1 Oorzaken voor het ontstaan van de burgeroorlog
Over de geschiedenis van El Salvador is weinig geschreven. De oorzaak hiervan is een combinatie van het gebrek aan gedegen universitair onderzoek in El Salvador zelf en de geringe aandacht in het buitenland voor het land. Dit kwam deels door de voortdurende burgeroorlog die zorgde dat El Salvador tot 1992 te gevaarlijk was om uitgebreid historisch onderzoek te doen. 68 Vanaf de jaren negentig zijn er echter een aantal politicologische en historische werken verschenen die de geschiedenis en burgeroorlog van El Salvador beschrijven en verklaren. In deze werken worden twee oorzaken gegeven voor het ontstaan van een revolutie. De grote sociale ongelijkheid én de onwil van de politieke elite om veranderingen door te voeren. Het ontstaan van deze problemen is terug te voeren tot de negentiende eeuw.69 De gemengde bevolking van El Salvador, ruim 80% is ‘mestizo’ (van Europese en oorspronkelijk Latijns-Amerikaanse afkomst) leefde bijna zonder uitzondering van de landbouw. Eind negentiende eeuw werd de vraag naar het traditionele gewas indigo steeds kleiner. Het verbouwen van koffie werd daarentegen winstgevend voor de elite. Hiervoor 67 Isaac M. Castellano, Civil war interventions and their benefits. Unequal return (Londen 2015) 67. 68 Yvon Grenier, The emergence of insurgence in El Salvador. Ideology and political will (Pittsburgh 1999) 3-7. 69 Grenier, The emergence of insurgence in El Salvador, 9.
22
waren land en mankracht nodig. Dit werd bewerkstelligd door gemeenschappelijk land van kleine boeren te onteigenen en te privatiseren. De boeren hadden zo geen andere keuze dan op de koffieplantages te gaan werken. De boerenbevolking werd op de koffieplantages uitgebuit en onderdrukt door de grootgrondbezitters. Dit leidde tot het ontstaan van een zeer rijke elite. In de volksmond werd deze elite ook wel aangeduid als ‘Los catorce’, de veertien
families. 70
Deze
elite, bestaande uit
zowel
liberale
als
conservatieve
grootgrondbezitters, vergaarde een groot fortuin gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw. De export werd ondertussen ook volledig gedomineerd door de winstgevende koffie. Niet alleen de economische maar ook de politieke macht lag volledig in de handen van deze rijke families. Dit oligarchische bestel hield stand tot de jaren dertig. 71 De economische crisis van 1929 had desastreuze gevolgen voor de economie in El Salvador. Door het halveren van de koffieprijs raakten vele koffieplantages in onbruik en zo werd een groot deel van de boerenbevolking werkloos. Ook de staat had te kampen met grote financiële verliezen. De communistische partij die in de jaren twintig was opgericht, groeide intussen snel. De vakbonden werden steeds populairder en eisten een minimum loon en betere arbeidsomstandigheden. De regering zag haar dominantie bedreigd door de demonstraties van arbeiders, boerenbewegingen en de communistische partij met als leider Augustin Farabundo Marti. De regering gaf de Guardia Nacional en de veiligheidsdienst de opdracht alle communisten en opstandige demonstranten op te pakken. Zo werd de opstand bezworen. De macht van de oligarchie was hiermee echter wel gebroken, aangezien de politieke macht bij het leger kwam te liggen. De opstand van 1932 werd in El Salvador door de boeren als een mislukte heroïsche strijd van de onderdrukte bevolking tegen de oligarchie gezien. Door de elite werd teruggekeken op de strijd als een succesvolle bestrijding van de eerste uitbarsting van het communisme. 72 De opstand in de jaren dertig was voor latere guerrillastrijders een voorbeeld. De oorzaken van de protesten in 1932 kwamen enigszins overeen met die van de revolutie in 1980. De belangrijkste redenen voor onvrede waren ongelijkheid en armoede; de inkomensongelijkheid was hoog in El Salvador maar toch iets lager dan het gemiddelde van Latijns-Amerika. De absolute armoede was in de jaren zeventig zeer groot; 68% van de
70 James Dunkerly, The long war. Dictatorship and revolution in El Salvador (Londen 1982) 12. 71 Dunkerly, The long war, 12-14. 72 Ibidem, 31.
23
bevolking was structureel ondervoed. 73 Daarnaast was de autoritaire onderdrukkende regering een grote bron van onvrede. De politieke situatie was sinds de opstand in 1932 nauwelijks verbeterd. De Partido de Conciliación Nacional was in 1979 al achttien jaar aan de macht. Weliswaar werden er verkiezingen gehouden en waren andere politieke partijen toegestaan, maar van eerlijke verkiezingen was nooit sprake. 74 De politieke macht lag volledig bij de militaire elite. Deze elite was absoluut niet bereid politieke of economische veranderingen door te voeren om tegemoet te komen aan de wensen van de bevolking. De gewelddadige manier waarop de regerende elite iedereen met progressieve ideeÍn bestreed, vergrootte de onvrede.75 In de jaren zeventig begonnen de verschillende socialistische en communistische guerrillabewegingen te groeien, zich beter te organiseren en meer aanslagen uit te voeren. Niet alleen de regering maar ook de guerrillastrijders zagen geweld als enige manier om veranderingen door te voeren. 76 De succesvolle revolutie in Nicaragua in 1979 van de FSLN gaf de guerrillastrijders in El Salvador nieuw perspectief en was een voorbeeld van een succesvolle gewelddadige omverwerping van een autoritair regime. De groei van guerrillabewegingen, studenten- en vakbondsorganisaties zorgde voor angst bij de regering van de autoritaire Carlos Romero. 77 Deze reageerde door harde repressie en willekeurig geweld. Niet alleen de guerrillabewegingen en vakbonds- en studentenorganisaties, maar ook de kerk werd aangevallen. Verschillende populaire geestelijken schaarden zich achter de ontevreden massa’s en vroegen om oplossingen voor de grote armoede en het stoppen van het geweld. De impact van de moord op Oscar Romero, de populaire aartsbisschop van El Salvador, vergrootte de woede van de bevolking tegen de regering. De chaos was zo groot dat in oktober een progressieve factie van het leger een coup pleegde en een civiel militaire regering installeerde. Deze regering probeerde veel van de gevraagde maatregelen in te voeren zoals landhervorming, nationalisering van de belangrijkste sectoren en de ontbinding van de paramilitaire groepen. Dit werd echter effectief geblokkeerd door de samenwerking van conservatieve oligarchische kringen in het leger en de economische elite waardoor de situatie verder verslechterde en het land in een burgeroorlog terecht kwam. 78
73 74 75 76 77 78
Grenier, The emergence of insurgence in El Salvador, 13. Hugh Byrne, El Salvadors civil war. A study of revolution (Boulder 1996) 47-49. Byrne, El Salvadors civil war, 48. Ibidem. Dunkerly, The long war, 101-102. Ibidem, 107-109.
24
2.2 Het ontstaan van het FMLN
In de jaren zeventig was met de opkomst van verschillende guerrillabewegingen de situatie steeds onoverzichtelijker geworden. Alle bewegingen wilden een alternatief voor de huidige regering, maar de manier om dit te bereiken en de visie op welke manier het land vervolgens geregeerd zou moeten worden verschilden enorm. Bovendien waren de regio’s waar de bewegingen actief waren verschillend evenals de mensen die hen steunden. Ook tussen de bewegingen verliep het contact moeizaam aangezien ze ook elkaars concurrenten waren. Met de steeds verder verslechterende situatie en het voorbeeld van de FSLN in Nicaragua werd door de verschillende bewegingen hulp gezocht bij de Cubaanse- en Nicaraguaanse regeringen. Deze landen steunden de guerrillabewegingen en waren bereid financiële en militaire hulp te verlenen maar alleen onder de voorwaarde dat de guerrillabewegingen samen zouden werken. Begin 1981 werd in Managua een bijeenkomst georganiseerd waar vijf
guerrillabewegingen 79
besloten
samen
te
werken
in
een
overkoepelende
oppositiebeweging. Het doel was het omverwerpen van de regering om een democratisch revolutionaire regering te installeren die de samenleving opnieuw zou inrichten. De organisatie werd vernoemd naar de leider van de opstand in 1932 en ging Farabundo Marti Liberación Nacional heten.80 Het FMLN werd bestuurd vanuit Managua. Alle guerrillabewegingen hadden een even grote stem in het bestuur maar door de aanzienlijke verschillen in grootte van de organisaties en hun netwerk hadden de ERP en de FPL de overhand. Twee sub-organisaties van het FMLN waren de BPR en de FDR. De BPR bestond uit alle politieke organisaties in El Salvador die tegen de regering waren en voor de revolutie. Vanuit de BRP werden politieke acties gecoördineerd zoals demonstraties, stakingen en protestmarsen. De FDR was het internationale politieke orgaan van het FMLN. De FDR was ontstaan uit het samengaan van de sociaaldemocratische en sociaalchristelijke partij. De FDR bestond voornamelijk uit politici, emigranten en kunstenaars die naar het buitenland vertrokken waren en het idee van een links alternatief voor de huidige regering ondersteunden. Ze waren niet openlijk
79 Deze guerrillabewegingen waren de communistische FAL, het méér revolutionaire FPL, het op de politiek gefocuste RN, de op stedelijke gebied gerichte ERP en de socialistische PRTC. 80 José A. M. Bracamonte and David Spencer, Strategy and tactics of the Salvadorean FMLN guerrillas. Last battle of the Cold War. Blueprint for future conflicts (Westport 1995) 3-4.
25
voorstander van de militaire acties van het FMLN maar zorgden niettemin voor belangrijke internationale diplomatieke steun. 81 2.3 Het verloop van de oorlog
Dat de burgeroorlog twaalf jaar zou duren had de leiding van het FMLN nooit gedacht. Verwacht werd dat de strijd vergelijkbaar zou zijn met die van de Sandinisten. Bovendien was snelheid geboden, want er werd gevreesd voor de overwinning van Ronald Reagan bij de volgende Amerikaanse presidentsverkiezingen. Reagan liet in zijn campagne weten dat hij de hulp aan de regering van El Salvador substantieel wilde verhogen. 82 Het eerste offensief dat vanuit het FMLN werd geïnitieerd werd ‘la ofensiva final’ genoemd, ‘het laatste offensief’. Dit offensief begon in januari 1981. Het FMLN viel op verschillende plekken het leger aan, organiseerde demonstraties en wegblokkades en probeerde eenheden van het leger over te laten lopen. Dit eerste offensief mislukte. De steun onder de bevolking in de steden was minder groot dan verwacht en de officieren in het leger bleven de regering trouw. De militaire kracht van de guerrilla’s woog niet op tegen de kracht van het regeringsleger. Toch was dit eerste offensief ook succesvol omdat de regering met de tegenaanval een groot deel van haar militaire reserves gebruikte. De guerrilla’s waren na dit offensief in het voordeel. In 1982 begon het FMLN met een nieuw offensief. Dit offensief vond plaats op een select aantal militaire doelen in het oosten van het land. De aanvallen werden dit keer beter gepland en uitgevoerd. Het FMLN beschikte ondertussen over betere wapens afkomstig uit Nicaragua en Cuba. Bovendien hadden veel FMLN strijders militaire training gehad. De nieuwe strategie van het FMLN was gericht op het veroveren van het oosten en het noorden van het land. De gebieden die overgenomen waren door het FMLN werden door de guerrillabeweging bestuurd. Door orde op zaken te stellen en op een goede manier te besturen probeerde het FMLN haar populariteit onder de bevolking in deze gebieden te vergroten. 83 Tussen 1982 en eind 1983 was het FMLN op zijn sterkst. Grote delen van het land waren in handen van het FMLN en de regering verloor slag na slag. Voor de regering was
81 Byrne, El Salvadors civil war, 76. 82 Alberto Martín Álvarez, ‘From revolutionary war to democratic revolution. The Farabundo Marti National Liberation Front (FMLN) in El Salvador’ Berghoff transition series, No. 9. (2010)1-44, Aldaar 18. 83 Bracamonte, Strategy and tactics of the Salvadoran FMLN guerrillas, 19-20.
26
de financiële en militaire steun van de Verenigde Staten van groot belang. De Verenigde Staten had het behoud van de regering tot een van de kernpunten van het buitenlandbeleid gemaakt want een ‘tweede Nicaragua’ moest koste wat kost voorkomen worden. 84 Het gebruik van doodseskaders en het op grote schaal schenden van mensenrechten door de regering bemoeilijkte dit echter. De doodseskaders werden ingehuurd door de regering om terreur te zaaien onder de boerenbevolking en hele gemeenschappen die mogelijke samenwerkten
met
het
FMLN
uit
te
roeien.
Verschillende
internationale
mensenrechtenorganisaties brachten kritische rapporten uit over het handelen van de regering. De aandacht voor de mensenrechtenschending in El Salvador vergrootte de Amerikaanse publieke oppositie tegen de regering; hierdoor was het lastig overheidsgeld direct aan de regering te geven. Dit moest via omwegen gedaan worden en dit leidde tot een grote vertraging van het versterken van de troepen. In het jaar 1984 echter keerde het tij. De regering was in staat om met hulp van de Verenigde Staten de luchtmacht en de inlichtingendiensten aanzienlijk te versterken waardoor het FMLN militair niet langer de overhand had. Het houden van verkiezingen in mei 1984 waarbij José Napoleon Duarte aan de macht kwam verleende de regering internationale legitimiteit. 85 Tussen 1984 en 1989 was er sprake van een patstelling. De regering van Duarte verloor steun onder de bevolking door het uitblijven van vrede en economische groei. Het FMLN faalde echter in het genereren van meer steun onder de stedelijke bevolking. Dit kwam grotendeels doordat er regelmatig vreedzame verkiezingen gehouden werden die ook konden leiden tot veranderingen. Bovendien werd de bevolking ook af geschrokken door de steeds gewelddadiger acties van het FMLN in de steden. In 1988 intensiveerde het militaire conflict weer waarbij het FMLN de overhand had. Dit leidde ertoe dat de regering en het FMLN zich realiseerden dat de enige uitweg onderhandelen was. 86 Hier droeg ook het einde van de Koude Oorlog aan bij; beide partijen voorzagen de afnemende steun van hun bondgenoten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, Cuba en Nicaragua. Ook vanuit de samenleving was de roep om vrede groter dan ooit. In april werden in Genève de eerste onderhandelingen gehouden onder auspiciën van de VN. Dit zou uiteindelijk in 1992 leiden tot vrede en de incorporatie van het FMLN in het politieke systeem. 87
84 85 86 87
William M. Leogrande, Our own backyard. The United States in Central America, 1977-1992 (Pennsylvania 1998) 5. Byrne, El Salvadors civil war, 113-115. Ibidem, 137. Ibidem, 169.
27
2.4 Internationale inmenging in het conflict
Het verloop van de burgeroorlog werd voor een groot deel bepaald door de steun van internationale bondgenoten. Zonder de economische, militaire en diplomatieke steun van de Verenigde Staten had de regering van El Salvador de oorlog nooit kunnen uithouden tot 1992. Hetzelfde gold voor het FMLN die zonder de militaire en economische hulp van de Sovjet-Unie, Cuba en Nicaragua nooit militair zo sterk was geweest. De solidariteitscomités in West-Europa en de Verenigde Staten waren belangrijk voor het beïnvloeden van de publieke opinie in deze landen en hielpen met het vergroten van de legitimiteit van het FMLN. Bovendien speelden comités een belangrijke rol bij het vormen van een alternatieve interpretatie van de oorlog in El Salvador die tegenover de officiële Amerikaanse en Salvadoraanse interpretatie van het conflict stond. Het beleid dat de Verenigde Staten voerden ten aanzien van Latijns-Amerika was sterk afhankelijk van het verloop van de Koude Oorlog. Jimmy Carter, president van de Verenigde Staten tussen 1977 en 1980 maakte mensenrechten tot speerpunt van zijn buitenlandbeleid. In de jaren zeventig werd duidelijk dat de Sovjet-Unie weinig interesse had in Latijns-Amerika. Het dramatische verloop van de Vietnamoorlog had bij de Amerikanen geleid tot een ambivalente houding tegenover het bevechten van het communisme in het buitenland. Een nieuw militair avontuur tegen het communisme was moeilijk te verkopen aan de bevolking. Bovendien had het ‘Watergate’-schandaal in 1974 geleid tot een meer kritische houding ten aanzien van de politiek bij een groot deel van de bevolking. Carter zette de clandestiene hulp aan autoritaire mensenrechten schendende regimes in Latijns-Amerika grotendeels stop en zette de regering van Argentinië en Uruguay onder druk om de mensenrechtensituatie te verbeteren. 88 Dit veranderde echter in 1979. De revolutie in Iran en de invasie in Afghanistan door de Sovjet-Unie leidden tot een verharding van de verhoudingen tussen de VS en de Sovjet-Unie. In 1980 werd Ronald Reagan verkozen tot president en werd Centraal Amerika gezien als dé plek om het communisme te bestrijden. Volgens de invloedrijke Counsel for Inter-American security waren ‘The America’s (…)
88 A. Glenn Mower, Human rights and American foreign policy. The Carter and Reagan experiences (Westport 1987) 89-93.
28
under attack’ 89. Of zoals Reagan zei: ‘the national security of all the America’s is at stake in Central America’ 90. Reagan spendeerde 1 miljard dollar aan militaire steun voor de regering in El Salvador. Dit werd uitgegeven aan financiële hulp voor de regering, training voor de militairen aan Amerikaanse militaire academies en het leveren van wapens. Verder verleenden de Verenigde Staten diplomatieke steun waardoor de regering van El Salvador niet geïsoleerd raakte. De vele moorden en schendingen van mensenrechten werden toegerekend aan vermomde guerrillastrijders. De vermoorde en vermiste mensen werden weggezet als gevaarlijke communisten, terwijl het grotendeels arme boeren betrof. 91 De oorlog werd in de Verenigde Staten verkocht als een onvermijdelijke stap om de gevaarlijke communisten te bestrijden en de democratie terug te krijgen. De verkiezingen die in El Salvador gehouden werden in de jaren tachtig met steun van de Verenigde Staten waren belangrijk. Het legitimeerde de steun aan de regering Duarte, omdat de verkiezingen het ‘bewijs’ waren dat de Verenigde Staten een bijdrage leverden aan het herstellen van de democratie. 92 Het FMLN was voor militaire steun aangewezen op Nicaragua en de Sovjet-Unie. Wapens werden vooral via Cuba en Nicaragua naar El Salvador gesmokkeld. Over de hoeveelheid financiële steun en wapens aan het FMLN zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. De landen die het FMLN op militaire, strategisch, economisch of diplomatieke wijze steunden waren: Vietnam, Tsjechië, Cuba, Nicaragua, de Sovjet-Unie en China. De steun van China en Vietnam was echter alleen strategisch van aard. 93 Naast de militaire werd er ook een diplomatieke oorlog gevoerd. Vooral de diplomatieke oorlog is van belang om de solidariteitscomités te begrijpen. De regeringen van El Salvador en de Verenigde Staten en hun bondgenoten probeerden te voorkomen dat het FMLN erin zou slagen internationaal steun te vergaren. In 1981 publiceerde het US State Department de ‘White Papers’, dat waren onderschepte documenten van een hoge FMLNleider. Deze leider Shafik Handal had samen met Amerikaanse activisten in 1980 een conferentie in Washington en een conferentie in Los Angeles georganiseerd. Het doel van
89 Stephan G. Rabe, The killing zone. The United States wages Cold War in Latin America (Oxford 2012) 145-149. 90 Rabe, The killing zone, 159. 91 Human Rights Watch, El Salvador accountability and human rights. The report of the UN commission on the truth for El Salvador (New York) 16-17. 92 Rabe, The killing zone, 164-170. 93 Byrne, El Salvadors civil war, 99.
29
deze conferenties was het opzetten van een solidariteitsnetwerk in de Verenigde Staten. Dit netwerk was bedoeld om campagne te voeren tegen de buitenlandpolitiek van Reagan in El Salvador. Naar aanleiding van de conferenties werd het Committee In Solidarity with the People of El Salvador CISPES opgericht. In 1981 volgde de christelijke Salvadorean Humanitarian Aid, Relief and Education Foundation SHARE. De onderschepte documenten waren voor de regering het bewijs dat het solidariteitsnetwerk door de communisten werd gebruikt om samen te zweren tegen de regering. Dit bleek overdreven. De organisaties werkten nauw samen met het FMLN maar waren niet bedoeld om het communisme te verspreiden. 94 In 1981 bleek dat de diplomatieke strategie van de Verenigde Staten maar gedeeltelijk effectief was. Frankrijk en Mexico erkenden het FMLN-FDR als representatieve politieke macht in El Salvador. Dit was voor de regering in El Salvador en de Verenigde Staten een tegenslag aangezien het het FMLN aanzien en geloofwaardigheid verleende. Het FMLN werd door de internationale gemeenschap niet langer alleen als een gevaarlijke communistische guerrillabeweging gezien. Deze tegenslag beantwoordde de Verenigde Staten door negen Latijns-Amerikaanse bondgenoten te laten protesteren tegen deze inbreuk op de interne politieke aangelegenheden. Toch werd het voor de regering van Reagan steeds moeilijker om de regering van El Salvador openlijk te blijven steunen. 95 Het FMLN was aanvankelijk succesvol in het genereren van internationale steun. In de Verenigde Staten waren zoals hierboven genoemd het CISPES en de SHARE actief. Het CISPES was opgezet met hulp van emigranten uit El Salvador, het FMLN en Amerikaanse actievoerders. De CISPES had altijd een FMLN vertegenwoordiger in de Verenigde Staten die adequate informatie over de oorlog kon verschaffen. De CISPES organiseerde reizen naar El Salvador voor activisten en studentenleiders. Dit werd gedaan om nog meer betrokkenheid te creëren bij de strijd in El Salvador. De studentenleiders en activisten kwamen bevlogen terug van hun reis. De reizigers organiseerden na terugkomst lezingen waarin een positief beeld van het FMLN werd geschetst en het buitenlandbeleid van Reagan werd bekritiseerd.96
94 Héctor Perla, ‘Si Nicaragua venció, El Salvador vencerá. Central American agency in the creation of the US Central American Peace and Solidarity movement’, Latin American research review, Vol 43, No. 2 (2008)148-149. 95 Byrne, El Salvadors civil war, 90. 96 Héctor Perla, ‘Transnational public diplomacy. Assessing Salvadoran revolutionary efforts to build U.S. public opposition to Reagans Central American policy’, In: Kenneth A. Osgood en Brian C. Etherigde, The United States and public diplomacy. New directions in cultural and diplomatic history (Leiden 2010) 165-195, Aldaar 188-189.
30
De SHARE was vooral in christelijke kringen actief. Verschillende kerken in de Verenigde Staten en El Salvador werden aan elkaar gekoppeld en zo werd geld opgehaald voor de wederopbouw van huizen in conflictgebied en voor humanitaire hulp. Ook SHARE organiseerde reizen
naar
El Salvador.
Deze reizen werden georganiseerd om
liefdadigheidswerk te doen en om als vrijwillig menselijk schild te dienen in conflictzones. Dit werkte omdat de doodseskaders die ingehuurd waren door de regering om terreur te zaaien in het gebied van het FMLN, absoluut geen Amerikanen mochten ombrengen. Dit zou namelijk leiden tot een diplomatieke rel. 97 De comités en het FMLN waren succesvol in het beïnvloeden van de Amerikaanse publieke opinie. Er werden veel kritische vragen gesteld in het Congres in 1981 en 1982 en Reagan werd gedwongen om een deel van de financiële en militaire hulp via clandestiene wegen bij de regering in El Salvador te krijgen. Dit leidde tussen 1981 en 1983 tot tekorten bij het regeringsleger. 98 Om meer inzicht te krijgen in de solidariteit met het FMLN zette ik de oorzaken van het conflict, het ontstaan van het FMLN en het verloop van de oorlog en de internationale inmenging in het conflict op een rij. De burgeroorlog in El Salvador ontstond door een combinatie van factoren. Een groot deel van de bevolking leefde in armoede en de macht en rijkdom waren in handen van een kleine elite die absoluut geen veranderingen wilde doorvoeren. Vanuit de samenleving ontstonden guerrillabewegingen en vakbonden die sociale hervormingen eisten van de regering. De vijf grootste guerrillagroepen fuseerden en vormden zo het FMLN. De burgeroorlog die begon met het offensief van het FMLN tegen de regering leidde tot een groot aantal doden en hield het land ruim tien jaar in zijn greep. De economisch en militaire steun die het FMLN en de regering van hun bondgenoten ontvingen was bijzonder groot. Ook de diplomatieke steun was van groot belang en heeft op bepaalde momenten in de oorlog een beslissende rol gespeeld. Deze diplomatieke steun heeft voor het FMLN veel betekend. Vooral de solidariteitscomités in de Verenigde Staten waren door de invloed op beleidsmakers en hiermee indirect op de steun aan de regering en het verloop van de oorlog, van groot belang voor het FMLN. In Europa ontstond echter ook een netwerk van solidariteitscomités voor El Salvador. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de solidariteitscomités voor het FMLN in Nederland.
97 Perla, ‘Si Nicaragua venció, El Salvador vencerá’, 150-151. 98 Bracamonte, Strategy and tactics of the Salvadorean FMLN guerrillas, 20.
31
‘El Salvador is geen tweede Vietnam’, deze leus werd door veel betogers gescandeerd tijdens de demonstratie op 4 april 1981 tegen de Amerikaanse inmenging in het conflict in El Salvador. De demonstratie, georganiseerd door het landelijke El Salvador Komité Nederland, het ESKN, was een van de vele acties. Tijdens het hoogtepunt van de aandacht voor El Salvador waren er ongeveer veertig plaatselijke comités actief. Deze werden aangestuurd door het landelijke comité dat bestond uit 15 mensen. 99 In dit hoofdstuk zal ik het hoe en waarom van het ontstaan van het landelijke comité en de plaatselijke comités beschrijven evenals de activiteiten die ze organiseerden in de beginperiode. Bovendien zal ik de verhouding van de comités met de politiek en het FMLN analyseren. De beginperiode duurde van het oprichten van het ESKN tot de moord op de vier IKON-journalisten in maart 1982. Daarna steeg de landelijke bekendheid van het conflict in El Salvador aanzienlijk waardoor de solidariteitscomités voor nieuwe keuzes kwamen te staan. 3.1 Het ontstaan van de comités
De Nederlander Frits Schuitema, werkzaam voor Philips, werd op 24 november 1978 in El Salvador klemgereden en ontvoerd door de RN, het nationale verzet dat later ook deel zou uitmaken van het FMLN. De politieke guerrillastrijders van de Resistencia Nacional (RN), wilden hun boodschap over de grenzen verspreiden. Door middel van ontvoeringen dwongen ze bedrijven advertenties te laten zetten in nationale kranten en bladen die de situatie in El Salvador beschreven. Zo wilden zij dat de noodzaak voor verandering kenbaar gemaakt werd aan een internationaal publiek. 100 Dit gebeurde ook bij Schuitema. Philips betaalde advertentieruimte in ruim dertig landen voor de RN waaronder aan alle grote kranten in Nederland. Naar aanleiding van de paginagrote proclamatie van de RN besloot het Latijns-Amerika Komitee in Tilburg zich te verdiepen in de situatie in El Salvador. Dit leidde tot de publicatie van de brochure ‘Groeten uit El Salvador’ in april 1979. Daarin
99 IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten? Nee!. 100 ‘Ik ben ontvoerd in mijn eigen auto’, Algemeen Dagblad, 31 oktober 2006.
32
werden ook de Nederlandse bedrijven die daar opereerden, Philips, Shell, van Leer Vatenfabriek en Ceteco, onder de loep genomen. 101 De situatie in El Salvador werd ondertussen steeds dreigender. De militair-civiele regering die in 1979 orde op zaken moest stellen en de sociale problemen in El Salvador moest oplossen, bleek machteloos. De machteloosheid van de regering was de reden dat het eerste vrouwelijke parlementslid, Marianella Garcia Villas haar parlementszetel opgaf. Marianella richtte hierna het CDHES op, een onafhankelijke commissie die de schendingen van mensenrechten ging onderzoeken in El Salvador. Marianella legde haar eerste contacten met journalisten in El Salvador. De Nederlander Koos Koster was een van de journalisten met wie ze bevriend raakte. Geholpen door de contacten van Koos Koster, reisde Marianella in 1979 naar Nederland om aandacht voor de schending van mensenrechten in El Salvador te vragen. Marianella legde contacten met politieke partijen, ICCO en het Nicaragua-comité in Amsterdam, dat haar verwees naar de schrijvers van de brochure Groeten uit El
Salvador. 102 Niet alleen Marianella kwam terecht in Tilburg. Afgezanten van de RN en de FPL (guerrillabewegingen die later deel uitmaakten van het FMLN) reisden door Europa op zoek naar solidariteit. In september 1979 ontving het Latijns-Amerika comité in Tilburg Marianella en de afgezanten van de RN en de FPL. De leden van het comité raakten overtuigd van de noodzaak van het oprichten van een El Salvador-comité en besloten zich toe te spitsen op El Salvador. Het El Salvador Komittee Nederland was geboren. Een van de oprichters van het El Salvador Komitee Nederland zei hierover: ‘De oprichting van het ESKN was écht een wisselwerking tussen ons en de mensen van de FPL en de RN’ 103. Zo werden de eerste contacten gelegd tussen het ESKN en het FMLN. Ook Marianella bleek een waardevol contact, ze voorzag de comités in de loop der jaren van veel informatie. In Nederland was de aandacht voor El Salvador nog gering ondanks de vele schendingen van mensenrechten in het land. De gebeurtenissen van 24 maart 1980 leidden daarentegen tot veel aandacht in de internationale en nationale media. De aartsbisschop van San Salvador, Oscar Romero was een van de symbolen in El Salvador van geweldloos protest tegen de regering. Romero veroordeelde het op grote schaal schenden van mensenrechten,
101 IISG, Inv. Nr. BRO 748/10, Groeten uit El Salvador, april 1979. 102 Jan van der Putten, Over mensenrechten en chemische oorlogvoering in El Salvador. Marianella (Amsterdam 1983) 12. 103 Interview Elisabeth Pelupessy, 23 juni 2015.
33
het uitblijven van landhervormingen en de voortdurende politieke macht van de militairen. Romero stuurde president Carter een brief met de vraag de Amerikaanse interventie in de binnenlandse aangelegenheden te staken en riep de militairen op om in naam van God de onderdrukking van de boerenbevolking te staken. Tijdens het opdragen van de mis op 24 maart werd Romero echter door een aanslag van een geheime eenheid van het regeringsleger omgebracht en daardoor verwierf hij internationale bekendheid. 104 Romero werd in veel landen in kerkelijke en niet-kerkelijke kringen herdacht. Bovendien leidde de moord tot een toename van de interesse in El Salvador. Naar aanleiding van de moord werd de landelijke werkgroep-Romero opgericht, een christelijk georiënteerd comité dat activiteiten en de herdenking rond de sterfdag van de aartsbisschop ging organiseren. Deze jaarlijkse herdenkingen werden zeer goed bezocht, ook door El Salvadorcomités, al was de werkgroep niet gelieerd aan het ESKN. 105 Na de dood van Romero en door de steeds slechter wordende situatie in El Salvador werden er steeds meer comités opgericht. Op 17 april 1980 ontstond het El Salvador Komitee Amsterdam. Het ESKA zou na de ESKN het meest actief worden in het organiseren van activiteiten. Dit kan worden verklaard door de traditie die in Amsterdam bestond op het gebied van actievoeren. In Amsterdam ‘gebeurde het’. Landelijke demonstraties en manifestaties werden vaak in Amsterdam gehouden bij het Amerikaanse consulaat en op het Museumplein. Het ESKN had als doelstelling de publiciteit omtrent de gebeurtenissen in El Salvador te bevorderen. Ook zamelde het geld in om hulpbehoevenden in El Salvador te kunnen ondersteunen. In de oprichtingsbrief maakte het comité duidelijk dat het niet vanuit een bepaalde ideologie werkte en dat het nadrukkelijk de bedoeling was om met andere El Salvador-comités en Midden-Amerika comités samen te werken. 106 Naast het ESKA ontstonden onder andere ook in Arnhem, Utrecht, Groningen, Den Haag, Rotterdam, Finsterwolde en Den Bosch comités. Tussen de comités bestonden grote verschillen. In Finsterwolde, een communistische gemeente in Oost-Groningen, bestond het comité uit zes vrienden. De solidariteit met El Salvador paste goed in het communistische wereldbeeld van de leden. De voorzitster Ilze Buitenhuis zegt over de periode: ‘Ik was niet echt op de hoogte van de ontwikkelingen in El Salvador (…) We waren vooral solidair met het FMLN, anti-Amerikaans en bereid tot 104 IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, Romerokrant 1984. 105 IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, brief J.P.J Zijerveld aan het GESK, 25 november 1986. 106 IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, informatiebrief ESKA aan ESKN, 17 april 1980.
34
actie’ 107. In het comité in Utrecht speelde het communisme daarentegen juist helemaal geen rol. De leden waren studenten en andere betrokkenen geïnteresseerd in Latijns-Amerika. Sommige van hen waren in El Salvador geweest en onderhielden banden met Salvadoranen. Toch was ook hier de informatievoorziening schaars. Marja Kusters, oud-lid van het comité verteld: ‘We werden sporadisch op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in El Salvador (…) Het bezoek van twee gemartelde Salvadoranen om te vertellen over hun ervaringen, maakte een grote indruk op ons. Daarna konden we ons meer voorstellen van de strijd’ 108. Om alle El Salvador groepen te coördineren werd in april 1980 de Brede Solidariteitsbeweging gestart. Lid zijn van de beweging betekende volgens het ESKN: ‘solidair zijn met het Salvadoraanse volk en zijn massaorganisaties, solidair zijn met de strijd tegen uitbuiting en onderdrukking in El Salvador, ondersteuning van de strijd van het Salvadoraanse volk tegen elke imperialistische interventie en ondersteuning van het Salvadoraanse volk tegen de junta ten gunste van de regering van het volk. Door lid te zijn van de beweging verklaarden de deelnemers zich bereid om zich indien mogelijk in te zetten bij allerhande acties, demonstraties en activiteiten van de comités.’ 109 De Brede Solidariteitsbeweging was een overkoepelend orgaan, gehuisvest bij het ESKN. Het organiseerde elke twee maanden een landelijke bijeenkomst waar ervaringen en informatie werden uitgewisseld en acties gecoördineerd. Sommige El Salvador-comités ontstonden zoals het ESKA spontaan, andere ontstonden uit comités die eerder gericht waren op Chili of Latijns- of Midden-Amerika. Dit gold ook voor het El Salvador Komittee Rotterdam dat eind 1980 werd opgericht. Riekje ten Have, lid van het Nicaragua-comité ontmoette Elisabeth Pelupessy van het ESKN bij de opening van het Nicaraguaanse Consulaat in Rotterdam. Tijdens een bijeenkomst in november waar ook twee geïnteresseerde Chilenen, Manolo en Hugo van het culturele Salvador Allende Centrum voor waren uitgenodigd, richtten ze samen met Elisabeth het ESKR op. 110 De betrokkenheid van de Chilenen was niet toevallig. Voor veel Chilenen en Chilicomités gold dat het begin jaren tachtig duidelijk was dat Pinochet stevig in het zadel zat en de middelen die de solidariteitscomités tot hun beschikking hadden om de val van Pinochet te bevorderen zo
107 108 109 110
Interview Ilze Buitenhuis, 31 mei 2015. Interview Marja Kusters, 29 mei 2015. IISG, Inv. Nr. 393/4, Tijdschrift NOVIB informatiemap El Salvador. IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten? Nee!.
35
langzamerhand uitgeput waren. Bovendien was Chili al lang niet meer in het nieuws. El Salvador daarentegen juist wel en zo werden veel Chilenen ook actief voor El Salvador. 111 In oktober 1980 voegden de verschillende guerrillabewegingen zich samen tot het FMLN. Samen met de ongeveer veertig plaatselijke El Salvador-comités besloot het ESKN de FLMN politiek en financieel te steunen. Langzamerhand veranderden de doelstellingen van de comités van louter humanitaire ondersteuning van de onderdrukte El Salvadorianen naar een politieke en financiële ondersteuning van het FMLN. De comités richtten zich meer tegen de regering in El Salvador en nadat de strijd in 1981 was losgebarsten, tegen de inmenging van de Verenigde Staten. 112 Dit is ook terug te zien in de veranderde doelstellingen van de ESKA, gepubliceerd op 28 april 1982: ‘Tegen een onderdrukkende oligarchie en imperialistische inmenging van de Verenigde Staten. Waar mogelijk in een breder kader van anti-imperialisme in heel Midden-Amerika en Nederland.’113 Hier werd vooral verwezen naar de weerstand en demonstraties tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland. 114 3.2 De activiteiten van de comités
De solidariteitscomités draaiden, afgezien van één door het NCO gesalarieerde kracht bij het ESKN vanaf 1982, volledig op vrijwilligers. Het ESKN was succesvol in het werven van fondsen. De comités organiseerden inzamelingsacties in de grote steden en er waren vaste donateurs. Het geld dat het ESKN zo inzamelde kon allemaal besteed worden aan het FMLN, humanitaire hulp in El Salvador en het maken van actiemateriaal dat in Nederland verspreid werd. De solidariteitscomités maakten gebruik van het landelijke gironummer voor het FMLN dat beheerd werd door het ESKN. De inkomsten waren verdeeld in ‘ongebonden’ geld, dat direct naar het FMLN ging en ‘gebonden’ geld dat voor een bepaald doeleinde was bestemd zoals het verlenen van humanitaire hulp en het ondersteunen van vluchtelingen. 115 In januari 1981 vroeg het FMLN de solidariteitscomités om medische hulp. In Tilburg werd de ‘Medische Commissie’ opgericht waaraan artsen, apothekers en niet-medisch 111 112 113 114 115
Hans Beerends, Weg met Pinochet. Een kwart eeuw solidariteit met Chili (Amsterdam 1998) 88. IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, Jaarverslag ESKN 1981-1982. IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, brief ESKA aan ESKN, 28 april 1982. Ibidem. IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, Jaarverslag ESKN 1981-1982.
36
geschoolde vrijwilligers bijdroegen. Medicijnen en medische instrumenten werden verzameld, voorzien van een Spaanse bijsluiter en verstuurd naar Nicaragua waar ze de grens over werden gesmokkeld naar El Salvador. In 1981 werden in totaal zo’n 35 medische dozen verstuurd met een gewicht van ongeveer 870 kg. Dit was mogelijk omdat het ESKN in Tilburg met medische acties in totaal ongeveer 100.000 gulden binnen haalde. 116 De comités organiseerden naast inzamelingsacties ook culturele avonden, benefietconcerten en festivals in samenwerking met culturele Latijns-Amerika centra. In 1982 werd het Victor Jara festival in Utrecht georganiseerd. Er stonden informatiestandjes van de comités en de muziek van Yolocamba It-a werd verkocht, een beroemde band uit El Salvador die sinds de burgeroorlog in West-Europa rondreisde. Op het Victor Jara festival werd ook een forum georganiseerd waar sprekers van verschillende politieke partijen, CPN, PSP en de PvdA hun mening over de houding van de Nederlandse regering en het beleid van de Verenigde Staten konden ventileren. Op festivals en culturele avonden waren ook vaak sprekers aanwezig uit El Salvador en werden foto’s en films vertoond uit de regio. 117 3.3 De comités en de politiek
10 januari 1981 begon het FMLN met ‘La Ofensiva Final’. Dit markeerde het begin van de burgeroorlog in El Salvador. De Verenigde Staten besloten de regering in El Salvador financieel en militair te ondersteunen. Bij de comités heerste de overtuiging dat het conflict in El Salvador en de onrust in heel Midden-Amerika zou stoppen indien de Verenigde Staten zich niet meer met de regio zouden bemoeien. In Nicaragua steunden de VS een uitgebreid offensief tegen de Sandinisten, de VS gebruikten Honduras als militaire basis en in Guatemala hielpen de Verenigde Staten meermaals verkiezingen te vervalsen ten gunste van een pro-Amerikaanse regering. 118 Dit leidde tot nieuwe acties. Op 4 april 1981 organiseerden de comités in Rotterdam een grote landelijke demonstratie tegen de Amerikaanse inmenging in El Salvador. De leus: ‘El Salvador geen tweede Vietnam, geen interventie in Nicaragua, weg met de verkiezingsfarce in Guatemala en El Salvador; Handen af van MiddenAmerika’dekte het best de lading van de demonstratie. Voor het Amerikaanse consulaat ontstonden opstootjes en de demonstratie eindigde in de Laurenskerk. Hier richtten de 116 IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten? Nee!. 117 IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, brief Gerda Coelen aan deelnemers Breed El Salvador Platform, 5 maart 1982. 118 Rabe, The killing zone, 160-164.
37
verschillende Midden-Amerika comités, maatschappelijke organisaties zoals Pax Christi en politieke partijen zoals de PvdA, D66, PSP, PPR, en de CPN het ‘Breed Platform tegen de inmenging van de Verenigde Staten in El Salvador’ op. 119 De populariteit van de El Salvador-comités en het Breed Platform was groot. Dit bleek uit de succesvolle acties, de hoge opkomst bij demonstraties en het groot aantal maatschappelijke en politieke partijen dat bij het platform betrokken was. De bovengenoemde partijen, PvdA, D’66, PSP, PPR en de CPN spraken zich kritisch uit over de rol die de Verenigde Staten speelden in het conflict. Dit waren echter allemaal oppositiepartijen. Tussen 1977 en 1981 vormden de VVD en het CDA de coalitie. Dit was het kabinet Van-Agt I. De regering had geen boodschap aan de doelstellingen van de solidariteitscomités en het Breed Platform. 120 In september kwam een coalitie van de PvdA, D’66 en het CDA aan de macht, het kabinet Van-Agt II. Minister van Buitenlandse Zaken werd Max van der Stoel. Deze regering stond positiever tegenover het FMLN. De regeringen van Mexico en Frankrijk verleenden het FMLN in augustus 1981 diplomatieke steun. De landen verklaarden dat het FMLN een legitieme representatieve politieke macht in El Salvador was. Dit bood het FMLN het nodige politieke- en diplomatieke aanzien. Ondanks de afkeuring van de Verenigde Staten en hun bondgenoten in LatijnsAmerika van deze internationale bemoeienis met El Salvador, sloot Nederland zich samen met Noorwegen, België en Oostenrijk in september aan bij deze verklaring. De erkenning was opmerkelijk aangezien de Nederlandse regering vriendschappelijke betrekkingen onderhield met de Salvadoraanse regering. Om de negatieve impact op de betrekkingen te beperken werd echter een aanpassing aan de Frans-Mexicaanse verklaring toegevoegd: alleen de politieke arm van het FMLN, de FDR werd erkend. 121 Dit nieuws werd enthousiast ontvangen door de El Salvador-comités. Een half jaar later echter ging het Breed Platform verhaal halen bij van der Stoel. Met de erkenning van het FDR was de Nederlandse regering volgens het Platform verplicht mee te helpen aan een oplossing van het conflict. De regering zou alles in werking moeten zetten om een einde te maken aan de Amerikaanse interventie in El Salvador. Bovendien werd de minister gevraagd ontwikkelingshulp beschikbaar te stellen voor humanitaire doeleinden geselecteerd door het
119 IISG, Archief DOC NL, Inv. Nr. 7.1, folder manifestatie en oprichting Breed platform, 1981. 120 Handelingen Tweede Kamer, zitting 1981-1982, Blad 177. 121 Stefan Talmon, Recognition of governments in international law. With particular reference to governments in exile (New York 1998)26.
38
FMLN. Daarnaast werd ook een vergroting van het ontwikkelingshulpbudget voor Nicaragua aanbevolen. 122 De bereidheid van minister Max van der Stoel om het FDR te erkennen in september was echter het laatste openlijk positieve gebaar vanuit de politiek richting het FMLN geweest. Dat de steun van de Nederlandse regering uitbleef, weerhield de comités er niet van om het in West-Europa te proberen. Op 5 en 6 december 1981 werd een conferentie in Parijs georganiseerd waarin de verschillende West-Europese El Salvador-comités hun plannen en de strategie met elkaar konden bespreken. Het doel was het organiseren van een West-Europa-brede organisatie en het ontwerpen van een voorstel om in te dienen bij het Europees parlement ter ondersteuning van het FMLN. De opkomst was echter laag met slechts acht comités. Bovendien was er weinig animo voor nieuwe demonstraties en bestond er weerstand tegen een overkoepelende Europese structuur, omdat veel comités een kleine achterban hadden en zodoende beschikten over weinig mankracht. Uiteindelijk werd besloten dat de ESKN als coördinatiepunt zou fungeren voor het uitwisselen van informatie tussen de comités. De solidariteitscomités in Nederland waren relatief goed georganiseerd, talrijk en beschikten over veel informatie uit El Salvador. Dit gold ook voor de comités in West-Duitsland. 123 Ook later in 1985 zou weer blijken dat de Nederlandse en West-Duitse comités het beste op de hoogte waren van de ontwikkelingen binnen het FMLN en in El Salvador. Er werd afgesproken deze informatie beter door te spelen aan andere Europese comités. 124 3.4 De comités en het FMLN
Het FMLN was actief betrokken geweest bij de oprichting van het ESKN. Vervolgens hield het FMLN zich echter op de achtergrond bij de comités. Miguel Bonilla, de contactpersoon van het FMLN in Nederland, maakte duidelijk waar op welk moment vraag naar was. In de beginperiode waren dit voornamelijk het inzamelen van medicijnen en geld. In een brief aan de solidariteitscomités op 8 oktober 1981 bedankt Miguel Bonilla de solidariteitscomités voor het ophalen van 850 kg aan medische goederen en het inzamelen van 34,720 dollar
122 ‘Verzoek aan Van der Stoel. Platform wil actie’, Leidsch dagblad, 4 februari 1982. 123 IISG, Archief YT, inv. Nr. 238, verslag Europese conferentie door de ESKN, 16 december 1981. 124 IISG, Archief YT, inv. Nr. 238, brief ESKN, 2 december 1985.
39
voor het FMLN in het eerste jaar.125 Het FMLN zorgde vooral voor informatie. Deze kwam via de comités terecht bij de pers en politieke partijen. Het FMLN hield zich echter afzijdig bij het aansturen van acties en demonstraties. 126 Wél werden leden van de FLMN vaak ingezet als spreker bij manifestaties. Tot 1981 was er in Nederland geen officiële afgezant van het FMLN. Eind 1981 kwam daar verandering in met de komst van Germán Avalos. In het begin was de samenwerking tussen Germán Avalos en het ESKN nog weinig gestructureerd. Later is het FMLN zich meer gaan bemoeien met de te volgen strategische koers van de comités. De betrekkingen tussen de Nederlandse FMLN afgezant Germán Avalos en de leden van het ESKN waren goed. 127 Dat het ESKN werd opgericht was mede te danken aan de actieve zoektocht naar solidariteit van de RN en de FPL. De comités waren van het steunen van de bevolking over gegaan tot het steunen van het FMLN. Zij organiseerden demonstraties, manifestaties en inzamelingsacties. De comités werkten bovendien nauw samen met andere MiddenAmerika-comités in het Breed Platform om te protesteren tegen de inmenging in El Salvador. Ook politieke partijen waren actief en ondersteunden de acties van de comités, zij het wel dat dit oppositiepartijen waren die weinig invloed hadden op het regeringsbeleid. De samenwerking tussen het FMLN en de comités verliep goed. Het FMLN leverde informatie en de comités zorgden voor geld, medicijnen, landelijke bekendheid en podia om op te spreken. Al was de betrokkenheid van de leden van de comités groot, veel mensen waren nog onverschillig en de politiek had nog niet echt onder druk gestaan. De moord op vier IKON-journalisten zou dit veranderen.
125 IISG, Archief YT, inv. Nr. 231, brief Miguel Bonilla aan de solidariteitscomités, 8 oktober 1981. 126 Interview Elisabeth Pelupessy, 23 juni 2015. 127 IISG, Archief YT, inv. Nr. 1, Jaarverslag ESKN 1981-1982.
40
Op 17 maart 1982 vonden beschietingen plaats in de provincie Chaletenango in El Salvador waarbij vier Nederlandse journalisten om het leven kwamen. De dood van de journalisten, die voor de IKON voorafgaand aan de verkiezingen later die maand in El Salvador reportages maakten, deed veel stof opwaaien. Voor veel Nederlanders werd de situatie in El Salvador ineens veel tastbaarder en een paar maanden zou het land volop in de belangstelling staan. Ook werd de roep om actief optreden van de Nederlandse regering tegen het regime van Duarte en de inmenging van de Verenigde Staten door een groot deel van de bevolking ondersteund. Het FMLN reageerde op de moorden door een hoge afgezant te sturen om te lobbyen voor het FMLN bij de Nederlandse regering. Ik zal hieronder eerst de moord, de impact die dit had op de samenleving en de acties naar aanleiding van de moord beschrijven. Vervolgens zal ik de pogingen van de comités en het FMLN om invloed uit te oefenen op het regeringsbeleid uiteenzetten. Tot slot zal ik de acties die niet gerelateerd waren aan de moord analyseren en een beeld schetsen van het functioneren van de comités in 1982 en begin 1983. 4.1 Publieke verontwaardiging
Het nieuws over de waarschijnlijk vermoorde journalisten deed in Nederland snel de ronde. De lichamen van de IKON-journalisten Koos Koster, Jan Kuiper, Joop Willemsen en Hans ter Laag waren ondertussen gevonden door twee andere Nederlandse journalisten. Kort daarna verlieten deze het land uit veiligheidsoverwegingen. De Nederlandse regering gaf de ambassadeur in Mexico de opdracht de moord te onderzoeken. De pers nam echter al snel aan dat de journalisten door de regering waren vermoord. 128 De lichamen kwamen aan op Schiphol, waarna op 27 maart een herdenkingsdienst werd gehouden. Die werd live op de radio uitgezonden en uitgebreid besproken in het nieuws. De publieke omroep zond in de daaropvolgende week elke avond een deel van de opnamen uit die de journalisten in El Salvador gemaakt hadden. De situatie in El Salvador en het nieuws met betrekking tot het
128 ‘Bijna zeker moord, demonstranten met kruisen naar het museumplein’, Algemeen dagblad, 20 maart 1982.
41
onderzoek naar de moorden domineerden de voorpagina’s van de grote kranten in de eerste weken na 17 maart.
129
Alle aandacht in de media leidde ertoe dat overal werd geroepen dat het zo niet langer kon; de steun van de Verenigde Staten aan de regering Duarte moest stop gezet worden en de onderdrukking van het volk moest afgelopen zijn. De verontwaardiging en betrokkenheid van de bevolking bleek uit de vele acties die volgden. Op 19 maart organiseerde het Breed Platform een grote demonstratie in Amsterdam tegen de inmenging van de VS in El Salvador. De demonstranten zetten tijdens de demonstratie vijf grote witte kruisen neer voor het Amerikaanse consulaat met op elk kruis de naam van een van de dode journalisten. Op het vijfde kruis stond: ‘40.000 Salvadorianen’.130 De comités organiseerden tijdens het weekend van 20 en 21 maart op veel plekken in het land demonstraties tegen de moord en het regime in El Salvador. Ook in vrijwel alle kerken in Nederland werd op zondag 21 maart aandacht besteed aan de moorden en de situatie in El Salvador. De leden van de Amsterdamse Keizersgrachtgemeente stuurden zelfs gezamenlijk protestbrieven aan het Amerikaanse consulaat. Daarnaast uitten ook verschillende politieke partijen kritiek op de manier waarop de Nederlandse regering omging met de moorden. Het partijbestuur van de PvdA drong aan op een veroordeling van het Amerikaanse beleid. Het congres van D’66 stuurde de regering Duarte een verklaring waarin het de afschuw tegen de moorden uitte. De PPR riep het parlement op een onafhankelijke onderzoekscommissie te sturen die kritischer te werk zou gaan in El Salvador dan de Nederlandse ambassadeur. Deze baseerde zijn oordeel op de officiële verklaring van de regering in El Salvador. 131 Toch leidden de moorden ook tot kritische vragen. De meest gehoorde vragen waren: ‘zijn de journalisten niet te ver gegaan?’ en ‘waren ze te geëngageerd?’ 132. In opiniestukken schreven journalisten over de grenzen van de journalistiek en of de journalist Koos Koster in zijn drang de armen een stem te geven niet te ver was gegaan. Critici verweten de journalisten vulgair marxisme en roekeloosheid. Daar tegenover stonden echter
129 IISG, Inv. Nr. 28/85 FOL, feiten over Midden-Amerika verzameld door de IKON. El Salvador voor en na 17 maart
1982. 130 ‘Bijna zeker moord, demonstranten met kruisen naar het museumplein’, Algemeen dagblad, 20 maart 1982. 131 ‘omgekomen journalisten deden gedreven hun werk’ Trouw, 22 maart 1982. 132 IISG, Inv. Nr. 28/85 FOL, feiten over Midden-Amerika verzameld door de IKON. El Salvador voor en na 17 maart 1982.
42
ook veel bewonderaars die de moed en onzelfzuchtigheid van het journalistieke team prezen.133 Ook vanuit het bedrijfsleven volgde een reactie op de moorden. De Nederlandse Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers besloot voor onbepaalde tijd geen koffie meer uit El Salvador te importeren. Deze actie kwam niet uit de lucht vallen. In september 1981 onderzocht het ESKN of er een mogelijkheid was om net als het AngolacomitĂŠ een koffieboycot uit te voeren. Koffie was een van de belangrijkste exportproducten van El Salvador en de winst op de koffie ging bijna volledig naar de rijke oligarchie en de regering van Duarte. Volgens de informanten van het ESKN uit El Salvador werd de winst deels gebruikt om de oorlog te bekostigen. 134 Een boycot zou volgens het ESKN een mooi politiek statement tegen de regering Duarte zijn en misschien zelfs door andere Europese landen worden overgenomen. 135 Daarom stuurde het ESKN eind september 1981 een brief aan de Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers om over El Salvador te praten. Dit overleg vond plaats in samenwerking met de Wereldwinkels, ook groot voorstander van een boycot en verliep positief. Op 9 december zou de Vereniging een definitieve uitspraak doen over het voorstel.136 Op 8 december echter gooide het CLAT, de overkoepelende vakbondsorganisatie in Latijns-Amerika, roet in het eten. De bij het CLAT aangesloten vakbond in El Salvador was niet enthousiast over een boycot en dus stemde CLAT, dat de stem van de Salvadoraanse boeren vertegenwoordigde, op het laatste moment tegen. Later bleek dat de boerenvakbond waar 80 % van de koffieboeren in El Salvador bij aangesloten was, wĂŠl voor de boycot was. De export naar Nederland was gering en het politieke signaal kon een bijdrage leveren aan de overwinning van het FMLN. De Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers stelde het plan echter uit om meer onderzoek te doen naar de situatie in El Salvador. 137 De moord op de journalisten rechtvaardigde de boycot omdat de Vereniging zich niet al te zeer zorgen hoefde te maken over de politieke lading van de boycot.
133 IISG, Inv. Nr. 28/85 FOL, feiten over Midden-Amerika verzameld door de IKON. El Salvador voor en na 17 maart 1982. 134 IISG, Archief YT, inv. Nr. 231, brief ESKN aan Vereniging van Koffiebranders, 23 september 1981. 135 Ibidem. 136 IISG, Archief YT, inv. Nr. 231, persbericht, 3 november 1981. 137 IISG, Archief YT, inv. Nr. 231, blad Alerta, december 1981.
43
4.2 De politieke consequenties
De solidariteitscomités waren erg enthousiast over de boycot. Eindelijk werd actie ondernomen; de boycot zou economisch weinig schade aanrichten maar het politieke statement was duidelijk voor de regering van Duarte. Dit was echter niet voldoende; de comités wilden dat de Nederlandse regering ook een politiek statement zou maken. De moorden hadden gezorgd voor flinke maatschappelijke verontwaardiging, perfecte omstandigheden voor flinke pressie op de regering. Vanuit de samenleving was de roep om de betrekkingen te verbreken groot. Op 22 maart werd vanuit het Breed Platform (alle comités, organisaties en partijen die zich inzetten tegen de inmenging van de VS in El Salvador) een brief gestuurd aan minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek waarin met klem werd verzocht alle betrekkingen met Duarte onmiddellijk te verbreken. 138 De daders van de moorden waren nog steeds onbekend. Het onderzoek werd bemoeilijkt doordat de regering van El Salvador geen medewerking verleende. De minister van Buitenlandse Zaken van El Salvador weet de moord achtereenvolgens aan de politie, doodseskaders en rechts extremistische regeringseenheden. Vervolgens werd bekend dat iemand de beschietingen had overleefd. Deze getuige, een strijder van het FMLN met de schuilnaam Mártin, werd naar Nederland gehaald onder begeleiding van Salvador Samayoa, commandant van het FMLN en een hoge politieke representant. Dit was bijzonder; het FMLN zag een unieke kans de Nederlandse regering te bewegen tot een boycot van het regime en zette alles op alles om dat te bewerkstelligen. Een boycot zou namelijk een belangrijke diplomatieke overwinning voor het FMLN zijn. Begin mei werden de twee op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag door een onderzoekscommissie gehoord over de gebeurtenissen. Mártin verklaarde dat de journalisten in een hinderlaag waren gelokt en doelbewust vermoord werden door het regeringsleger. De getuigenis van Martin kon volgens van den Broek niet als enig bewijs dienen in het onderzoek. De kolonel die verantwoordelijk was voor de moord werd opgespoord en ook ondervraagd. Samayoa lobbyde ondertussen bij Van den Broek maar die hield een slag om de arm en deed nog geen toezegging over het verbreken van de betrekkingen voor er een definitief onderzoeksrapport was verschenen. 139 138 IISG, Archief YT, inv. Nr. 232, brief ESKN aan alle comités, 24 mei 1982. 139 ‘buitenlandse zaken acht doelbewuste moord niet bewezen. Aanslag op tv-team tenminste doodslag’, Volkskrant, 7 mei 1982.
44
Het FMLN achtte de kans groot dat de Nederlandse regering na het bewijs van de opzettelijk moord over zou gaan tot het verbreken van de betrekkingen met Duarte. Het FMLN had veel contact met het ESKN en zo werd besloten dat er flink gelobbyd moest worden in Den Haag. Dit gebeurde door bevriende parlementariërs te bewegen hun stem te laten horen in het parlement. Bovendien startte de ESKN een landelijke campagne in samenwerking met de plaatselijke comités om de regering en minister Van den Broek te overstelpen met brieven die hen vroegen de betrekkingen te verbreken. Ook werd een landelijke campagne opgezet die ten doel had informatie te verspreiden over de te nemen beslissing van de regering ten aanzien van El Salvador. Hierbij werd ook duidelijk gemaakt hoeveel en welke maatschappelijke groepen en politieke partijen het FMLN allemaal steunden. 140 Het
mocht
onderzoekscommissie
niet van
baten. het
Op
28
juni
Ministerie van
verscheen Buitenlandse
het
rapport
Zaken.
van
Moord
de met
voorbedachten rade op de journalisten was niet bewezen door de tegenstrijdige bekentenissen van Mártin en de kolonel. 141 Ondertussen was het kabinet Van-Agt II gevallen. De PvdA was uit de coalitie gestapt en er was een overgangskabinet gevormd, Van-Agt III met het CDA en D’66. Dit kabinet werd begin juni geïnstalleerd. Naar aanleiding van het rapport liet de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Dries van Agt begin juni weten dat de betrekkingen met El Salvador niet verbroken zouden worden, maar dat de betrekkingen beperkt zouden blijven tot een minimum. 142 Daarmee verschoof de aandacht van het verbreken van de betrekkingen met El Salvador weer naar de inmenging van de Verenigde Staten in het conflict. Relus ter Beek, Kamerlid van de PvdA, kwam op 17 juni 1982 met de ‘oorvijgmotie’ met de vraag de militaire hulp van de VS aan het regime in El Salvador te veroordelen. Deze motie werd door Van Agt afgewezen, omdat het niet gepast was in zulke sterke bewoordingen een bondgenoot op de vingers te tikken. De andere motie die ter Beek indiende was een motie om ook humanitaire hulp aan Salvadoranen in de bezette gebieden te geven. Deze motie werd gesteund door de PvdA, CDA, D’66, PSP, CPN en de PPR, en aangenomen. 143
140 IISG, Archief YT, inv. Nr. 232, brief ESKN aan alle comités, 24 mei 1982. 141 IISG, Inv. Nr. 28/85 FOL, feiten over Midden-Amerika verzameld door de IKON. El Salvador voor en na 17 maart 1982. 142 ‘van Agt geen verbreking betrekkingen met El Salvador’, NRC Handelsblad, 8 juni 1982. 143 Handelingen Tweede Kamer, 22 juni 1982, Blad 3910-3911.
45
Begin november werd een nieuw kabinet gevormd met het CDA en de VVD. Dit was het eerste kabinet Lubbers. Deze regering zou tot 1986 aan de macht blijven en haalde de banden met de regering Duarte weer aan. Van de meer gematigde opstelling van Van-Agt II tegenover het FMLN-FDR was geen sprake meer. In mei 1983 legde minister Hans van den Broek een officieel bezoek af bij de regering van El Salvador. Dit leidde tot veel protest in de Tweede Kamer van de CPN, PvdA en D’66 die Van den Broek verweten onnodig de banden aan te halen met een regering die mensenrechten schond. 144 Van den Broek trok zich niks aan van de kritiek. Hij verklaarde na zijn bezoek dat de militaire aanpak van de Verenigde Staten in El Salvador de enige manier was om ‘erger’ te voorkomen. 145 Niet alleen vanuit de politiek was de belangstelling voor en de welwillendheid tegenover het FMLN na de zomer sterk afgenomen. De Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers besloot in oktober 1982 dat het politieke signaal van de boycotactie weinig effect gehad had en dat de actie lang genoeg had geduurd. Dit tot grote verontwaardiging van het ESKN die in de media de actie van de Vereniging als: ‘wisselvallig en opportunistisch’ wegzette. 146 Het comité in Wageningen ondernam actie. Een aantal leden richtte een koffiewerkgroep op met de bedoeling de boycot door te zetten via consumenten.147 Het ESKN zorgde voor de landelijke publiciteit, maar gek genoeg was dit niet nodig. De koffiemarkt was zodanig veranderd dat de Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers geen heil meer zag in het importeren van de op dat moment kwalitatief minder goede koffie uit El Salvador.148 4.3 Het FMLN haalt de touwtjes aan
Ondertussen gingen de acties van de comités gewoon door. Het ledenaantal van de comités was flink gestegen na de moorden op de journalisten en de actiebereidheid vanuit de comités was groot. Ook werd er nu meer samengewerkt op Europees en mondiaal niveau. Het FMLN begon de transnationale solidariteitsbeweging steeds beter te coördineren en organiseerde een internationale solidariteitsbijeenkomst in Mexico van 26 tot 28 maart 1982. Hier richtte
144 Handelingen Tweede Kamer, 3 mei 1983, Blad 3732. 145 Jan van der Putten, Over mensenrechten en chemische oorlogvoering in El Salvador. Marianella (Amsterdam 1983) 95-99. 146 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, Koffiebrochure ESKN. 147 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief comité Wageningen aan andere comités, 25 oktober 1982. 148 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, Koffiebrochure ESKN.
46
het FMLN het mondiaal solidariteitsfront met het Salvadoraanse volk op. De bedoeling was dat het FMLN ze zo beter in staat zouden zijn de solidariteitscomités aan te sturen. Het ESKN stuurde één afgevaardigde naar de bijeenkomst. Het FMLN maakte de nieuwe doelstellingen van de comités bekend. Deze waren: het verbreden van het conflict in El Salvador naar de Midden-Amerika context, het strijden voor respect en zelfbeschikking van de onderdrukte bevolking van El Salvador en uiteraard het tegengaan van de interventie van de Verenigde Staten in Midden-Amerika. Het FMLN riep de comités op om een zo breed mogelijk deel van de bevolking te bereiken en plannen te maken voor de lange termijn. 149 Eind maart werd de moord op Romero weer herdacht met de uitgave van speciale Romerokrantjes en herdenkingsdiensten. Zijn bekendste uitspraak: ‘Mij kan men doden, maar men kan niet de stem der gerechtigheid het zwijgen opleggen’ was ondertussen het christelijke symbool van de bevrijding van de bevolking in El Salvador geworden. Vlak na de herdenking begon de reis van de Anti-Interventie Karavaan door Nederland. De Karavaan was een bonte verzameling van mensen en bestond uit een theatergezelschap, LatijnsAmerikaanse muziekgroepen, actievoerders en informatieverstrekkers over de situatie in Midden-Amerika. De karavaan kostte de comités veel tijd en inspanning, maar leverde wel veel nieuwe leden en geld op voor de comités.
150
Het idee voor de karavaan was ontstaan
tijdens een bijeenkomst van Europese comités. Naast de landelijke karavanen die dit opleverde was er ook een Europese karavaan die negen verschillende landen aandeed. De Europese karavaan eindigde op 3 juni 1982 bij het Europarlement waar de groep dringende aanbevelingen presenteerde voor de verbetering van de situatie in Midden-Amerika. 151 De comités bleven aandacht vragen van het Europees parlement. Zo waren verschillende comitéleden begin 1983 bezig met het lobbyen bij Nederlandse Europarlementariërs om de oorlog in El Salvador weer op de agenda te krijgen en het conflict niet langer te bezien door de bril van de Koude Oorlog. Ook bij deze actie werd samengewerkt met bevriende comités om de impact van de actie te vergroten. Zo werd ook in Duitsland en België vanuit de comités flink gelobbyd bij Europarlementariërs uit eigen land.152
149 150 151 152
IISG, IISG, IISG, IISG,
Archief Archief Archief Archief
YT, YT, YT, YT,
Inv. Inv. Inv. Inv.
Nr. Nr. Nr. Nr.
1, publicatie ESKN, 18 mei 1982. 232, Verslag Karavaan, 16 mei 1982. 231, tijdschrift Maňana, opbouw en verzet in Midden-Amerika. 1, herdenking ESKN.
47
Een ander thema waar steeds meer aandacht voor kwam was de situatie van de Salvadoraanse vluchtelingen in Honduras. In de provincies die grensden aan Honduras werd veel gevochten en dit leidde tot een stroom vluchtelingen naar Honduras. Deze vluchtelingen werden echter in detentie kampen vastgehouden onder leiding van de veiligheidspolitie van Honduras, omdat ze verdacht werden van samenwerking met het FMLN. Dit leidde in mei en juni 1982 tot internationale acties waarbij op veel plekken in Europa aan Hondurese consulaten petities werden aangeboden voor het vrijlaten van de vluchtelingen. In Nederland werd dit door het ESKN geïnitieerd. Opmerkelijk was dat de ESKN ook in Honduras in de belangrijkste kranten advertenties liet plaatsen om de situatie van de vluchtelingen kenbaar te maken bij de bevolking. 153 Het jaar 1982 was een heftig jaar voor de comités. De burgeroorlog in El Salvador was bekend geworden bij het grote publiek. Dit had geleid tot de koffieboycot, pressie op de politiek en veel debat. Toch waren concrete acties van de regering uitgebleven tot grote teleurstelling en verontwaardiging van de leden van de comités. Op 17 maart 1983, een jaar na de moord op de journalisten werd door het ESKA een bijeenkomst in Paradiso georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst werd het zogenaamde Zwartboek gepresenteerd. Dit was een overzicht van de gebeurtenissen na de moord en de vele toezeggingen en beloftes van politici die daarop volgden. Het Zwartboek werd afgesloten met de conclusie dat van al deze mooie woorden niks terecht was gekomen. 154 Ondertussen was het FMLN organisatorisch de touwtjes aan het aantrekken met de oprichting van een coördinerend internationaal platform voor de comités.155 Dit leidde tot meer afstemming van acties tussen de verschillende Europese El Salvador-comités maar vooralsnog niet tot meer politiek resultaat in Nederland en Europa. Ondanks het uitblijven van concrete stappen was de populariteit van de comités echter ongekend hoog. Een grote internationale Anti-Interventie demonstratie op 22 januari 1983 in Amsterdam trok nog steeds ruim duizend demonstranten 156 evenals de politieke steun van D’66, de PVDA, de CPN, PSP, SP en de PPR.157
153 154 155 156 157
IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief ESKN aan comités, 18 mei 1982. IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief ESKN aan ESKA over organisatie, 20 maart 1983. IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, publicatie ESKN, 18 mei 1982. ‘Demonstratie El Salvador’ Leeuwarder Courant, 23 januari 1983. IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, Poster landelijke demonstratie ESKA, 22 januari 1983.
48
Op 7 april 1983 werd in Managua, Nicaragua de tweede commandant van het FMLN, Ana Maria vermoord. Al snel werd duidelijk dat niet een regeringseenheid verantwoordelijk was maar een tegenstander van Ana Maria in het FMLN. Hierdoor werd bekend dat het FMLN kampte met een flinke interne strijd. Niet alleen binnen het FMLN maar ook internationaal had dit zijn weerslag. In Nederland leidde deze interne strijd uiteindelijk zelfs tot een herstructurering van de comitĂŠs en het langzaam verdwijnen van het ESKN. De solidariteit met El Salvador was na het jaar 1982 in Nederland over het hoogtepunt heen. In dit hoofdstuk zal ik de strijd binnen het FMLN en de gevolgen hiervan beschrijven, waarna ik dieper in zal gaan op de onenigheid die ontstond in Nederland naar aanleiding van de crisis in het FMLN. Vervolgens zal ik de activiteiten van de comitĂŠs bekijken en de redenen voor de afname van de belangstelling voor El Salvador analyseren. 5.1 Verdeeldheid in het FMLN
De moord op Ana Maria kwam niet onverwachts. Het uitblijven van een militaire, politieke en diplomatieke nederlaag van de regering deed het FMLN beseffen dat het onwaarschijnlijk was dat de oorlog snel gewonnen zou worden. Bovendien was het duidelijk geworden dat indien het FMLN militair weer de overhand zou krijgen, de Verenigde Staten alles zouden doen om te zorgen dat zij niet aan de macht zou komen. Het leek een verloren strijd. Als gevolg daarvan gingen binnen het FMLN steeds meer stemmen op om aan te sturen op onderhandelingen. De FPL, samen met de ERP de grootste guerrillagroep binnen het FMLN, zag daar van oudsher niets in. De uitzichtloosheid zorgde echter voor het bijstellen van deze visie van een belangrijke factie binnen de FPL, de factie onder leiding van Ana Maria. De harde lijn in de FPL onder leiding van commandant Marcial zag het evenwicht verstoord en overwoog Ana Maria te vermoorden. Dit gebeurde, maar Marcial werd valselijk beschuldigd van de moord die iemand anders uiteindelijk had uitgevoerd. Marcial zag geen andere uitweg dan zelfmoord te plegen. Door dit drama besloot de harde lijn van de FPL zich af te scheiden van het FMLN en zelfstandig verder te gaan. Naar aanleiding van de splitsing
49
rommelde het nog wat verder in het FMLN en ook een paar kleine vakbonden besloten zelf verder te gaan. 158 De ernstig verzwakte FPL was niet langer een van de grootste partijen binnen het FMLN. De internationale vertegenwoordigers van het FMLN waren echter grotendeels afkomstig uit de FPL: zo ook in Nederland. Dit leidde tot spanningen en het FMLN besloot een Europese conferentie te organiseren. Deze conferentie vond plaats in juni 1984. Tijdens de conferentie zette het FMLN de problematiek rond de dissidenten uiteen. Het FMLN vroeg de comités om een keuze te maken tussen het steunen van het FMLN in nieuwe vorm of het steunen van het FMLN en de dissidenten. Dit zou tot een aantal praktische problemen leiden, aangezien het geld dan én naar de dissidenten én naar het FMLN zou moeten gaan. 159 5.2 Breuk tussen de comités
Hoewel het FMLN tijdens het congres liet weten dat de beslissing bij de comités lag, werd daar in de praktijk niet naar gehandeld. De representant in Nederland, Germán Avalos van de FPL werd vervangen door Juan Bonilla. De nieuwe representant beschuldigde het ESKN al snel van gesjoemel met geld. Bovendien verweet Juan Bonilla het comité dat ze de relaties met de FPL en de dissidenten in stand wilden houden. Het ESKN kon zich op zijn beurt niet vinden in de nieuwe lijn die werd gevolgd door het FMLN. Volgens het comité was er met de nieuwe te volgen strategie minder ruimte om geld te besteden aan humanitaire doeleinden. Het FMLN was niet gediend van deze strategische kritiek en naar aanleiding van alle onenigheid tussen het ESKN en het FMLN verbrak het FMLN eenzijdig alle relaties met het ESKN. Op 20 januari 1985 liet Juan Bonilla bovendien weten dat het ESKN niet langer de solidariteitscomités in Nederland representeerde. 160 Ondertussen bezocht Juan Bonilla de vijf grootste solidariteitscomités in Amsterdam, Eindhoven, Den Haag, Leiden en Utrecht. Tijdens de dag van het landelijk beraad van alle El Salvador-comités op 21 april werd duidelijk dat de meeste comités zich konden vinden in de argumentatie van het FMLN. Bovendien uitte een aantal comités kritiek op de autoritaire manier van besturen van het ESKN. Het ESKN verliet de vergadering. De vijf grootste comités ontwikkelden vervolgens een nieuwe bestuurlijke structuur. Het 158 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 238, interview met Leo Maduro van het ESKN in: weekblad BLUF, 6 juni 1985. 159 Jan ver Putten, ‘Hoe de uitgestelde revolutie haar eigen kinderen opeet’, Groene Amsterdammer, 27 februari 1985. 160 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 238, interview met Leo Maduro van het ESKN in: weekblad BLUF, 6 juni 1985.
50
Gezamenlijk El Salvador Komittee was geboren. Dit comité werd gezamenlijk bestuurd en werd het nieuwe landelijke aanspreekpunt voor het FMLN. 161 Niet alleen in Nederland hadden de problemen in het FMLN gezorgd voor een scheiding in de solidariteitscomités. In België en Groot Brittannië voltrokken zich vergelijkbare scenario’s. Het was voor de overkoepelende organisaties niet eenvoudig hun werkwijze aan te passen en jarenlang zorgvuldig opgebouwde contacten te stoppen. 162 Dat het FMLN niets meer aan het toeval wilde overlaten, bleek ook uit de doelen van de in januari 1984 opgerichte Commissie Internationale Solidariteit. Deze doelen waren: ‘de leiding, planning en controle van de solidariteit die onvoorwaardelijk moet zijn en zich dient te identificeren met het politieke platform van een regering met brede deelname van het FMLN-FDR’. De commissie was opgericht vanuit het FMLN en beschikte over een eigen gironummer zodat het geld niet langer via het ESKN hoefde te gaan. Zo bleek het FMLN haar grip op de solidariteitscomités nog steeds te willen vergroten. De breuk tussen verschillende solidariteitscomités in België, Groot Brittannië en Nederland liet zien dat de comités niet altijd zonder meer bereid waren een nieuwe koers te volgen. 163 De crisis binnen de Nederlandse solidariteitscomités leidde de aandacht af van de situatie in El Salvador en verzwakte de solidariteitscomités. De onenigheid binnen het FMLN en tussen de Nederlandse comités had een nadelig effect op de aantrekkingskracht van de comités. De strijd in het FMLN en tussen de comités was in het nieuws in plaats van de acties van de comités. Bovendien waren met het wegvallen van het ESKN kostbare en ervaren medewerkers verloren gegaan. 164 De meeste comités hielden zich echter niet uitgebreid bezig met de problemen en de nieuwe te volgen strategie. De aandacht voor El Salvador was in 1983 nog redelijk groot, al werden er voornamelijk acties georganiseerd naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen in El Salvador. In de loop van 1983 nam de militaire en financiële hulp vanuit de Verenigde Staten aan de regeringen van Honduras en El Salvador namelijk flink toe. De angst voor een directe interventie van de Verenigde Staten was groot. Naar aanleiding van deze angst werden in de week van 10 tot 15 oktober 1983 landelijk activiteiten georganiseerd. De week stond in het teken van vrede. Er werd samengewerkt met vredesorganisaties en Wereldwinkels en in Utrecht en Amsterdam
161 162 163 164
IISG, IISG, IISG, IISG,
Archief YT, Inv. Nr. 232, Uit tijdschrift: El Salvador vrij. Archief YT, Inv. Nr. 238, interview met Leo Maduro van het ESKN in: weekblad BLUF, 6 juni 1985. Archief YT, Inv. Nr. 238, Verklaring ESKN over solidariteit, 26 februari 1985. Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten? Nee!.
51
werden allemaal culturele activiteiten georganiseerd. In Rotterdam werd een vredesloop georganiseerd tegen de dreigende interventie van de Verenigde Staten en tegen de plaatsing van Kruisraketten in Nederland. Zo werden binnen- en buitenlandse thema’s aan elkaar gekoppeld om een zo breed mogelijk publiek te trekken. 165 5.3 Een nieuwe strategie voor het FMLN
Het FMLN richtte zich steeds meer op vrede. Begin 1984 ontving het ESKN een brief van het FMLN waarin werd aangekondigd dat het FMLN zich in ging zetten voor een overgangsregering met brede deelname van alle partijen om een politieke oplossing van het conflict te bewerkstelligen. 166 Dit werd echter door de regering Duarte niet aangegrepen. De regering had inmiddels de overhand in het conflict en de ‘democratisch’ verkozen regering won steeds meer aan legitimiteit. De Nederlandse regering onderhield na de lastige maanden in 1982 ook weer goede betrekkingen met Duarte. Zo reisde op 20 februari 1984 een Nederlandse delegatie af naar El Salvador. De delegatie bestond uit Relus ter Beek (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA) en Weisglas (VVD). Er werd kritiek geleverd op de Sandinistische regering in Nicaragua en Duarte werd door ter Beek in het NRC Handelsblad ‘de laatste hoop van El Salvador’ genoemd. 167 Het was duidelijk voor de comités en het FMLN: van de West-Europese regeringen was weinig steun te verwachten. De nieuwe strategie van het FMLN gericht op vrede vroeg om nieuwe partners. De solidariteitscomités werden te links en te radicaal bevonden. Voor de comités was te weinig draagvlak binnen het politieke spectrum van de regeringen in Europa om echt invloed uit te oefenen. Dit leidde tot een toenadering van het FMLN tot de sociaaldemocratische en socialistische partijen in Europa. De solidariteitscomités werden meer een meer gezien als een manier om geld op te halen voor humanitaire doeleinden en niet om politieke en diplomatieke steun voor het FMLN te genereren. Dit leidde tot een afname van de belangstelling van het FMLN in de comités. In 1980 en 1981 was de vraag van het FMLN naar hulp en acties ontzettend groot geweest. In 1982 was de aandacht van het FMLN vooral gericht op de Nederlandse regering vanwege de mogelijke verbreking van
165 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief ESKN aan alle comités, 18 augustus 1983. 166 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, inlichtingenbrief FMLN aan ESKN, 31 januari 1984. 167 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 231, Ingezonden brief Pieter van Veenen aan ESKN, 21 februari 1984.
52
de betrekkingen met Duarte. Na 1982 was de belangstelling afgenomen en werden de comités steeds minder om hulp gevraagd door het FMLN. 168 5.4 Het verdwijnen van de comités
Niet alleen de crisis tussen de Nederlandse solidariteitscomités en de afname van de belangstelling van het FMLN hadden gezorgd voor het teruglopen van het aantal acties en van leden van de comités. Volgens Marja Kusters, lid van het El Salvador Komittee Utrecht, was ook het verloop van de oorlog een reden dat veel leden afhaakten. De verwachte snelle overwinning was uitgebleven en de bloederige oorlog duurde voort. De interesse van het Nederlandse publiek was verplaatst en de acties van de comités leken weinig invloed te hebben op de verkorting van het conflict en de overwinning van het FMLN. In Utrecht gold ook dat de leden van het comité, bijna allemaal studenten, in een nieuwe levensfase terechtkwamen en minder tijd hadden om zich in te zetten voor de comités. Nieuwe aanwas was moeilijk te vinden aangezien de ‘schwung’ uit de beweging was. 169 Veel kleine comités werden opgeheven, de grotere comités overleefden doordat ze zich aanpasten aan de tijd. De nadruk werd gelegd op het inzamelen van geld voor kleinschalige projecten in El Salvador en medische steun. Toch was er ook voor deze projecten niet meer zoveel aandacht. Dit was voor het El Salvador-comité Den Haag in 1988 ook de reden om zichzelf op te heffen. De laatste actie ‘Steun volkskliniekjes in El Salvador’ had ondanks de grote voorbereiding en publiciteit nauwelijks geld opgebracht.170 De afname van de populariteit van het FMLN en de solidariteitscomités begon met de plannen om een vreedzame oplossing voor het conflict te vinden. De crisis die dit veroorzaakte binnen het FMLN tastte het beeld van het FMLN als sterke eenheid aan. Bij de solidariteitscomités leidde de breuk met een deel van de FPL ook tot een scheuring in de nationale structuur. Dit had zijn weerslag op de effectiviteit van de comités en de grootte van de solidariteitsbasis waar de comités op konden rekenen. Tot slot was voor de leden van de comités de uitzichtloosheid van de situatie in El Salvador en het uitblijven van het resultaat van de acties ook een reden om met het werk te stoppen. Helaas leidden de plannen van het FMLN tot het vormen van een brede overgangsregering niet tot vrede. Dit zou nog 168 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 238, interview met Leo Maduro van het ESKN in: weekblad BLUF, 6 juni 1985. 169 Interview Marja Kusters, 29 mei 2015. 170 IISG, Archief YT, Inv. Nr. 1, brief aan leden en achterban ESKR, 17 november 1988.
53
tot 16 januari 1992 duren. Dit was voor de voorzitster van het GESK reden om op te stappen en zo verdwenen ook de laatste grote comitĂŠs. Het El Salvador-comitĂŠ Rotterdam vormt hierop een uitzondering, zij zetten zich nog steeds in voor de bevolking in El Salvador. 171
171 IISG, Inv. Nr. BRO 1841/5, tijdschrift: El Salvador vergeten?Nee!.
54
Binnen de Nederlandse solidariteitsbeweging met El Salvador waren op het hoogtepunt in 1982 veertig El Salvadorcomités actief. Deze hoge mate van betrokkenheid bij de strijd van een guerrillabeweging in El Salvador is bijzonder te noemen. Het doel van dit onderzoek was het verklaren van de solidariteit met het FMLN en het in kaart brengen van de El Salvador-comités in Nederland. Hierbij besteedde ik ook aandacht aan de relatie tussen het FMLN en de El Salvadorcomités om te onderzoeken hoeverre de relatie tussen het FMLN en de comités gelijkwaardig was. De ‘culturele revolutie’ in de jaren zestig wordt door onder andere James Kennedy en R. Inglehart gezien als het moment dat een betrokken samenleving ontstond. Het cultureel-maatschappelijke en later ook politieke gedachtegoed zorgde ervoor dat misstanden
in
de
derde
wereld
actieve
solidariteit
opwekten.
Zo
ontstonden
ontwikkelingsorganisaties en landencomités. Niek Pas laat echter in zijn studie zien dat al in de jaren vijftig sprake was van transnationale solidariteit met de Algerijnen, geïnitieerd door
progressieve
journalisten
en
de
solidariteitscomités
met
de
Algerijnse
onafhankelijkheidsstrijd. De historicus Giuliano Garavini voegt hier nog aan toe dat ‘de ontdekking van de derde wereld’ niet een eenzijdig Westers proces was. Vanaf de jaren vijftig heeft de derde wereld haar stem laten horen tijdens de Bandung conferentie, tijdens vergaderingen van de VN en door middel van het actief zoeken naar transnationale solidariteit. Het Franse tiers-mondisme en de onafhankelijkheidsoorlog met Algerije wekten de interesse van de progressieve pers en intellectuelen in Nederland. De eerste solidariteitscomités werden in de jaren vijftig opgericht en ook vanuit kerkelijke hoek groeide de interesse voor ontwikkelingshulp. In de jaren zestig groeide de interesse voor de derde wereld als gevolg van de gestegen welvaart, de introductie van de televisie en de ontzuiling. Internationale thema’s kwamen meer op de voorgrond en de derde wereld werd door de televisie zichtbaar. De Derde Wereldbeweging richtte zich eerst nog vooral op het bestrijden van armoede. Later onder invloed van een nieuwe kritische generatie kwam er steeds meer aandacht voor het hervormen van de economische wereldorde en het verkleinen van sociale ongelijkheid. 55
In de jaren zeventig groeide de Derde Wereldbeweging en vooral het aantal landencomités aanzienlijk. Dit kwam onder andere doordat veel standpunten van de Derde wereldbeweging overgenomen werden door maatschappelijke organisaties zoals de Evert Vermeer Stichting en de NOVIB. Hierdoor werd het lidmaatschap van een solidariteitscomité niet langer als radicaal maar juist als een daad van rechtvaardigheid gezien. Ook de kritische houding van linkse politici in het geval van Chili en Vietnam had bijgedragen aan het publieke debat over solidariteit met de derde wereld. Bovendien was het politieke klimaat gunstig met het oud-Chilicomité lid Jan Pronk als minister van ontwikkelingssamenwerking. Via de NCO vloeide veel subsidie naar de solidariteitscomités. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig heerste in linkse en progressieve kringen een afkeer van het oude koude- oorlogsdenken en het imperialisme van de Verenigde Staten. De overwinning van de socialistische regering in Nicaragua stemde links-progressief Nederland optimistisch over een socialistisch alternatief voor derde wereldlanden. De solidariteit met de Sandinisten was groot, mede dankzij de actieve rol die de Sandinisten speelden bij het zoeken en coördineren van deze steun en solidariteit in West-Europa. Leden van de landencomités leerden welke strategieën het best werkten om onderdrukte groepen te steunen, bedrijven te boycotten en invloed uit te oefenen op de regering. De verkregen kennis en opgebouwde solidariteitsnetwerken werden meegenomen naar een volgend landencomité. Zo waren de omstandigheden voor het ontstaan van een breed gedragen solidariteitsnetwerk voor El Salvador begin jaren tachtig gunstig. Het ESKN werd in 1979 opgericht nadat de groep benaderd was door afgezanten van het FMLN die op zoek waren naar solidariteit in West-Europa. De dood van aartsbisschop Romero in 1980 gaf de strijd van de El Salvadoranen internationale bekendheid en dit zorgde voor het ontstaan van veel plaatselijke comités. De formatie van het FMLN en het begin van de burgeroorlog in 1981 leidde tot een omslag in de focus van de comités. De hulp was niet langer alleen humanitair maar steeds vaker ook politiek en economisch van aard ter ondersteuning van het FMLN. Er werden veel demonstraties, manifestaties en inzamelingsacties gehouden door de comités. Bij de demonstraties waren ook politieke partijen betrokken waaronder de PvdA, D’66, PSP, PPR en de CPN. Toch waren de comités en de burgeroorlog tot 1982 redelijk onbekend bij het grote publiek. Dit veranderde toen op 17 maart 1982 vier IKON-journalisten werden vermoord. De publieke verontwaardiging was groot, evenals het aantal demonstranten dat deelnam 56
aan de demonstraties tegen de regering Duarte en de Amerikaanse inmenging in het conflict. Het FMLN hoopte dat de Nederlandse regering serieuze stappen tegen de regering Duarte zou ondernemen en stuurde een hoge delegatie van het FMLN om dit te bewerkstelligen. Het onderzoek naar de moord kon echter geen uitsluitsel geven over de daders en dus werden er geen politieke stappen ondernomen. Ondertussen verstevigde het FMLN haar grip op de solidariteitscomités. Er werd een Europees platform opgericht om de acties van de verschillende comités beter aan te sturen en te coördineren. De verstevigde grip van het FMLN zou de effectiviteit van de solidariteitscomités moeten vergroten. Crisis binnen het FMLN zorgde echter voor het omgekeerde effect. In 1983 splitste een van de vijf guerrillabewegingen zich af van het FMLN. Dit was de beweging die in West-Europa in 1979 actief was geweest bij het opzetten van solidariteitscomités. Dit leidde tot problemen voor het ESKN dat vasthield aan de contacten met de afgesplitste beweging. De crisis binnen het FMLN en tussen de Nederlandse solidariteitscomités deed af aan de aantrekkingskracht van de comités. Ook de goede relaties tussen de Nederlandse regering en de regering Duarte leidden tot pessimisme over het nut van de comités. Uiteindelijk verschoof zelfs de aandacht van het FMLN naar het politieke middenveld. De comités hadden weinig tot geen politieke invloed kunnen uitoefenen en waren vooral geschikt om geld in te zamelen. De verminderde publieke aandacht, de beperkte politieke mogelijkheden en de desinteresse van het FMLN leidden uiteindelijk tot het verdwijnen van veel van de comités. Dat op het hoogtepunt van de solidariteit met El Salvador maar liefst veertig plaatselijke comités actief waren had dus te maken met de moord op de vier IKONjournalisten, maar dit verklaarde niet alles. Vóór de moord op de journalisten was al een breed netwerk aan solidariteitscomités ontstaan en hadden al veel acties plaatsgevonden. De Derde Wereldbeweging was in de jaren vijftig, zestig en zeventig flink gegroeid en de maatschappelijke en politieke betrokkenheid bij onrecht in de derde wereld was bij een deel van de bevolking groot. Bovendien was het FMLN succesvol geweest in het mede oprichten van de comités. De relatie tussen het FMLN en de comités was vruchtbaar en gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect. Zo kan met recht gesteld worden dat Christiaens’ uitspraak: ‘For one thing, whereas it is commonplace to say that Western progressives discovered the Third World, this article argued that the reverse was also true, and that the
57
latter often preceded the former’ 172 ook geldt voor het FMLN. Hiermee is mijn onderzoeksvraag beantwoord. In mijn onderzoek heb ik de solidariteitscomités in Nederland en de betrekkingen met het FMLN vanuit Nederlands perspectief in kaart gebracht. In hoofdstuk twee heb ik de oorzaken van de burgeroorlog in El Salvador alsmede het verloop van het conflict uiteen gezet. Dit heb ik vanuit het perspectief van El Salvador gedaan. Hector Pérla belichtte in zijn onderzoek naar de verbindingen tussen het FMLN en solidariteitscomités in de Verenigde Staten beide perspectieven en concludeerde dat er op gelijke voet werd samengewerkt. Het werk dat de Amerikaanse comités verrichten beïnvloedde de publieke opinie waardoor de Amerikaanse regering in 1981 niet in staat was openlijk geld en wapens te leveren aan El Salvador. Dit was precies het doel van het FMLN. Hoe het FMLN aankeek tegen de solidariteitscomités in West-Europa is niet met zekerheid te zeggen. Onderzoek naar het buitenlandbeleid van het FMLN ten aanzien van West-Europese solidariteitscomités zal een welkome aanvulling geven op mijn onderzoek.
172 Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity’, 628.
58
Geraadpleegde archieven Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam Archief Yamilet (Tilburg), 1- 586 Inv. nr. 1 Inv. nr. 231 Inv. nr. 232 Inv. nr. 238 Archief DOC NL Inv. nr. 7.1 Books and Brochures Inv. nr. Bro 1841/5 Inv. nr. Bro 748/10 Inv nr. Fol 28/85 Stadsarchief Rotterdam Serie 2: Beschreven affiches. Collectie Kamerstukken 1814-1995 Handelingen Tweede Kamer, Vergaderjaar1981-1982. Handelingen Tweede Kamer, 22 juni 1982. ` Handelingen Tweede Kamer, 3 mei 1983 Periodieken
De Groene Amsterdammer De Volkskrant Het NRC Handelsblad De Leeuwarder Courant Trouw Leidsch dagblad Algemeen Dagblad
59
Lijst van geïnterviewden Marja Kusters, 29 mei 2015 Utrecht. Ilze Buitenhuis, 31 mei 2015 Amsterdam. Elisabeth Pelupessy, 23 juni 2015 (telefonisch). N.N., 19 juni 2015 (schriftelijk).
Literatuur Beerends, H. en M. Broere, De bewogen beweging: een halve eeuw mondiale solidariteit (Amsterdam 2004). Beerends, H. De Derde Wereldbeweging, geschiedenis en toekomst (Amsterdam 1992). Beerends, H., Weg met Pinochet: Een kwart eeuw solidariteit met Chili (Amsterdam 1998). Bracamonte, J.A.M., Strategy and tactics of the Salvadoran FMLN guerrillas: last battle of the cold war, blueprint for future conflicts (Londen 1995). Burke, Roland Decolonization and the evolution of international human rights (Pennsylvania 2010). Byrne, H., El Salvador’s civil war: A study of revolution (Londen 1996). Castellano, Isaac M., Civil war interventions and their benefits. Unequal return (Londen 2015). Castermans-Holleman, M.C., Het Nederlandse mensenrechtenbeleid in de Verenigde Naties (Den Haag 1992). Christiaens, K, ‘Between diplomacy and solidarity: Western European support networks for Sandinsta Nicaragua’ European review of history , Vol 21 (2014) 617-634. Christiaens, K, ‘States going transnational. Transnational state civilian networks and socialist Cuba and Sandinista Nicaragua solidarity movements in Belgium (1960s1980s)’ Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis , Vol 89, No ¾ (2011) 1277-1306. Dunkerley, J., The long war: Dictatorship and revolution in El Salvador (Londen 1982).
60
Everts, Ph.P. Controversies at home. Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands (Dordrecht 1985). Garavini, Giuliano, ‘The colonies strike back. The impact of the Third World on Western Europe, 1968-1975’Contemporary European history, Vol. 16 (2007) 299-319. Grenier, Yvon, The emergence of insurgence in El Salvador. Ideology and political will (Pittsburgh 1999). Hanhimäki, Jussi, M., ‘Europe’s Cold War’, in: Dan Stone, The Oxford handbook of postwar European history (Oxford 2010) 284-298. Hatzky, C. en J. Stites More, ‘Latin American Transnational Solidarities: Context and Critical Research paradigms’, Journal of Iberian and Latin American Research , Vol. 2 No. 4 (2014) 127-140. Hellema, Duco, Nederland in de wereld: De buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2014). Helm, Christian, ‘Booming solidarity: Sandinista Nicaragua and the West German solidarity movement in the 1980s’ European review of history , Vol 21, No.4 (2014) 597615. Helm, Christian, ‘The sons of Marx greet the sons of Sandino’:West German solidarity visitors to Sandinista Nicaragua’ European review of history, Vol 20, No.2 (2014) 153170. Keck, M.A, K. Sikkink, Activists beyond borders: Advocacy networks in international politics (New York 1998). Kelly. Patrick William, ‘The 1973 Chilean coup and the origins of transnational human rights activism’, Journal of global history, Vol. 8, No. 1 (2013) 165-186. Kennedy, J, Nieuw Babylon in aanbouw (Amsterdam 1997). Keulen, Sjoerd ‘Rebellen die de macht van ambtenaren overnemen’ in: Bram Mellink, Jouke Turpijn e.a, Onbehagen in de polder. Nederland in conflict sinds 1795 (Amsterdam 2014) 253-281. Kuitenbrouwer, M., ‘De rol van mensenrechten in het buitenlandbeleid van Nederland na 1945: politicologische en historische literatuur’ Vol 118 (2003) 179-192.
61
Kuitenbrouwer M. en Marij Leenders , Geschiedenis van de mensenrechten. Bouwstenen voor een interdisciplinaire benadering (Hilversum 2000). Kuitenbrouwer, M., De ontdekking van de derde wereld: beeldvorming en beleid (Den Haag 1994). Laqueur, Walter, ‘Hollanditis. A new stage in European neutralism’ ProQuest, Vol 72, No 2, (1981) 19-26. Leogrande, William M., Our own backyard. The United States in Central America, 19771992 (Pennsylvania 1998). Maar, Rimko van der, Welterusten mijnheer de president (Utrecht 2007). Malcontent, P.A.M., en J.A. Nekkers, De geschiedenis van vijftig jaar Nederlandse ontwikkelingssamenwerking 1949-1999 (Den Haag 1999). Malcontent, P.A.M., Op kruistocht in de derde wereld: De reacties van de Nederlandse
regering op ernstige en stelselmatige schendingen van fundamentele mensenrechten in ontwikkelingslanden, 1973-1981 (Utrecht 1998). Mason, T. David, ‘The civil war in El Salvador: A retrospective analysis’, Latin American Research Review, Vol. 34, No. 3 (1999) 179-196. Mower, A.G. Human rights and American foreign policy: the Carter and Reagan experiences (New York 1987). Perla, Hector, ‘Si Nicaragua Venció, El Salvador vencerá: Central American agency in the creation of the U.S. Central American peace and solidarity movement’ Latin American research review, Vol 43, No.2 (2008) 136-158. Putten, Jan van der, Over mensenrechten en chemische oorlogvoering in El Salvador. Marianella (Amsterdam 1983). Rabe, Stephan G., The Killing Zone: The United States Wages Cold War in Latin America (New York 2011). Slobodian, Quinn, Foreign front: Third world politics in sixties West Germany (Durham 2012). Stanley, W. The protection racket state: elite politics, military extortions and civil war in El Salvador (Lincolnshire 1996). 62
Talmon, Stefan, Recognition of governments in international law. With particular reference to governments in exile (New York 1998). Wijngaart, Kim van der, Bondgenootschap onder spanning. Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, 1969-1976 (Hilversum 2011). Wood, E.J., Insurgent collective action and civil war in El Salvador (New York 2003).
Rapporten Human Rights Watch, ‘El Salvador accountability and human rights. The report of the UN commission on the truth for El Salvador’, website America’s Watch, (https://www.hrw.org/reports/pdfs/e/elsalvdr/elsalv938.pdf.)
63
AUTEURSRECHT