Inleiding
2
1. Status quaestionis
7
2. Eeuwenoude vieringen 2.1 De weg naar vrede 2.2 De Vrede van Nijmegen in zang en spel 2.3 Rijswijk en de vieringen van 1697 2.4 De Vrede van Utrecht en het einde van de Gouden Eeuw 2.5 Penningen 2.6 AllegorieĂŤn op de vrede
13 13 16 20 22 24 27
3. De eeuw van Rijswijk 3.1 De Vrede van Utrecht na 25 jaar 3.2 De Naald van Rijswijk
32 32 35
4. De vredes herinnerd: 1813-1963 4.1 Magere tijden voor Nijmegen 4.2 Zuid-Hollandse herinneringen aan de Vrede van Rijswijk 4.3 De weg naar 250 jaar Vrede van Utrecht
38 38 39 41
5. De vrede na 300 jaar 5.1 Nijmegen en 1978 5.2 Rijswijk en 1997 5.3 Utrecht en 2013
45 46 51 55
6. De vrede anno nu 6.1 Plakkaat van de Vrede van Utrecht 6.2 De Vrede van Nijmegen anno 2016
63 63 64
Conclusie
68
Bibliografie
71
“Janus tempel blijf geslooten, Zoo lang als het starrelicht Voor de glans der zonne zwicht.”1 De deuren van de Janustempel werden in het oude Rome gesloten in tijden van vrede. De al dan niet gesloten tempel is een veelgebruikt symbool voor vrede en oorlog. Ook Nederlandse schrijvers, dichters en kunstenaars die zich tijdens de vroegmoderne tijd bezighielden met vraagstukken over oorlog en vrede maakten er gretig gebruik van. 2 Bovenstaand citaat, bijvoorbeeld, is afkomstig uit een pamflet dat geschreven is naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen in 1678. Deze vrede was de eerste in een serie van drie waarbij een stad in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden diende als onderhandelingsplaats. Het betreft naast Nijmegen ook Rijswijk en Utrecht. Deze drie vredes hadden oorlogen beëindigd waarbij een alliantie het had opgenomen tegen de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV. De eerste was de Vrede van Nijmegen, die het einde van de Hollandse Oorlog (1672-1678) markeerde en de neergang van de Hollandse Gouden Eeuw inluidde. Die neergang was begonnen in 1672 het zogeheten ‘Rampjaar’ toen Nederland te land was binnengevallen door onder andere Frankrijk terwijl Engeland de strijd op zee was aangegaan in de zogeheten Derde Engelse Zeeoorlog. De Hollandse Oorlog, de andere benaming voor deze strijd, was een aanval geweest op de economische positie van de Republiek. Nog geen tien jaar na de Vrede van Nijmegen stond Europa aan de vooravond van weer een lange oorlog. Willem III van Oranje-Nassau, die in 1688 koning van Engeland werd, was de aartsrivaal van Lodewijk XIV. De Liga van Augsburg, opgericht in 1686 door keizer Leopold I van Duitsland, moest de krachten binden van de Europese mogendheden tegen Frankrijk. In 1689 voegde Willem III Engeland bij het verbond en veranderde de naam
1 Kartyne Lescailje, De Zeegepraalende Vreede (Amsterdam 1678) 6. 2 Joop W. Koopmans, ‘Politics in Title Prints: Examples from the Dutch News Book Europische Mercurius (1690-1756)’ in: Martin Gosman en Joop W. Koopmans ed., Selling and Rejecting Politics in Early Modern Europe (Leuven 2007) 139; zie ook: Frans Grijzenhout, ‘Over beeldmotief in de politieke grafiek’ in: Bram Kempers ed., Openbaring en bedrog: De afbeelding als historische bron in de Lage Landen (Amsterdam 1995) 138-143.
2
in de Grote Alliantie. 3 De oorlog die volgde was de Negenjarige Oorlog en duurde tot september 1697, toen in Rijswijk de vrede werd getekend. De Vrede van Rijswijk luidde echter slechts een korte periode van vrede in. Vijf jaar later zou de Spaanse Successieoorlog uitbreken, die duurde tot 1713. In de nacht van 11 op 12 april 1713 werd in Utrecht de vrede ondertekend, waarmee een einde werd gemaakt aan een reeks oorlogen tegen Lodewijk XIV. Het hierboven geciteerd pamflet dat naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen was geschreven, stond niet op zich. In de periodes aansluitend op de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht werden deze vredes in de Republiek op grote schaal gevierd. Pamfletten, liederen, toneelstukken, maar ook kunstwerken, vuurwerk en pektonnen maakten deel uit van de festiviteiten. In de grote steden werd groots uitgepakt. De vieringen vormden het startsein voor de herinnering aan de drie vredes. In de loop van de tijd is er af en toe aandacht geschonken aan de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht. Zo werd de Vrede van Utrecht al in 1738 herdacht en is aan het einde van de achttiende eeuw de Naald van Rijswijk opgericht. Deze obelisk is op last van stadhouder Willem V geplaatst op de plaats waar de vrede na de Negenjarige Oorlog werd getekend. Daarnaast zijn de vredes in herdenkingsjaren uitvoerig herdacht, bijvoorbeeld middels kleine plaatselijke bijeenkomsten in Rijswijk in 1897, een wetenschappelijk symposium omtrent de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in 1978 en maandenlange en grootschalige vieringen in Utrecht in 2013. De vieringen en latere herdenkingen van de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht vormen de kern van deze scriptie. Wanneer gekeken wordt naar herinneringen en herinneringscultuur in een historische context, is het van belang deze begrippen eerst toe te lichten. “Memory is not simply a matter of retrieving information aimed at empirical truths; it is an act of imagination, a creative process of crafting meaning from the remnants of time”, zo stelt de Amerikaanse wetenschapper William L Randall.4 Hij geeft aan dat het geheugen in beweging is en dat er in het proces steeds nieuwe betekenissen aan een bepaalde herinnering worden gegeven. Psycholoog Douwe Draaisma stelt in zijn boek Metaphors of Memory dat het geheugen door de tijd heen in verschillende plaatsen te vinden is en dat het constant verandert:
3 Woosang Kim, ‘Power Transitions and Great Power War from Westphalia to Waterloo’, World Politics 45:1 (1992) 164. 4 William L. Randall, ‘From Computer to Compost: Rethinking our Metaphors for Memory’, Theory & Psychology 17:5 (2007) 611.
3
“Memory was once a wax tablet, codex or magic slate, then again an abbey or theatre, sometimes a forest, or on other occasions a treasury chest, aviary or warehouse.”5 Het laatste betreft plaatsen die de Franse historicus Pierre Nora in zijn theorie lieux
de mémoire, of ‘plaatsen van herinnering’, noemt. Deze lieux de mémoire kenmerken het geheugen van een bepaald land of een bepaalde groep. In zijn theorie spreekt Nora over de wisselwerking tussen de geschiedenis en het geheugen van een bepaalde groep of bepaald land: “Memory is life”, zo stelt Nora.6 Dit geheugen evolueert constant en is onderhevig aan verandering door een proces van herinneren en vergeten. Geheugen is een actueel fenomeen, iets dat het verleden en het heden bindt. Geschiedenis, daarentegen, is volgens Nora een incomplete reconstructie van iets dat niet meer is.7 De lieux de mémoire, zoals Nora ze omschrijft, zijn de herinneringsplaatsen die het verleden met het heden verbindt. Zo is de Naald van Rijswijk een fysieke lieu de mémoire, omdat het de herinnering aan de Vrede van Rijswijk in 1697 in leven houdt. Volgens zijn theorie zou geschiedschrijving over de vredesonderhandelingen alleen een incomplete reconstructie opleveren.8 Aan de hand van Nora’s theorie zullen in deze scriptie ‘plaatsen van herinnering’ met betrekking tot de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht worden geanalyseerd. Cultuurhistorica Aleida Assmann gaat verder door een onderscheid te maken tussen het bewoonde en onbewoonde geheugen. Het bewoonde geheugen is volgens Assmann verbonden aan een bepaalde ‘drager’ (individu of groep) en slaat een brug tussen het verleden, heden en de toekomst. Deze vorm van geheugen wordt gebruikt bij de creatie van een bepaalde identiteit of een waardesysteem. Het onbewoonde geheugen is het geheugen dat in de bibliotheken, archieven en universiteiten opgeslagen ligt en verder niet actief gebruikt wordt door een specifieke groep.9 Wanneer de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht in de context van de Europese herinneringscultuur geplaatst worden, ontbreekt het in de historiografie aan een analyse van de drie vredesonderhandelingen als lieux de mémoire, of ‘plaatsen van herinnering’. Hoewel het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht in 2013 grootschalig is gevierd, lijken de drie vredesonderhandelingen en dan met name de Vrede van Nijmegen en Rijswijk in de rest van de geschiedenis in een voetnoot te verdwijnen. Deze scriptie zal daarom 5 6 7 8 9
Douwe Draaisma, Metaphors of Memory: A History of Ideas about the Mind (Cambridge 2000) 230. Pierre Nora, ‘Between Memory and History: Les Lieux de Mémoire’, Representations 26 (1989) 8. Nora, ‘Between Memory and History’, 8 Ibidem. Aleida Assmann, Erinnerungsräume: Formen und Wandlungen des kulturellen Gedächtnisses (München 1999) 131-132.
4
bijdragen aan de bestaande historiografie door de herinneringscultuur omtrent de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht met elkaar te vergelijken en een verklaring te geven waarom zij zijn herinnerd op de manier zoals zij zijn herinnerd. De centrale vraag van dit onderzoek is: hoe kunnen de overeenkomsten en verschillen tussen de vieringen en herinneringen van de vredes van Nijmegen (1678), Rijswijk (1697) en Utrecht (1713) geduid worden? Om vieringen en herinneringscultuur te onderscheiden, heb ik gekozen voor een chronologische aanpak. Teneinde het onderzoek af te bakenen, beperkt deze scriptie zich tot de Nederlandse herinneringscultuur en daarom worden bronnen benut die in de Nederlandse context tot stand zijn gekomen. Assmanns bewoonde geheugen zal een belangrijk deel vormen van de methode om de herdenkingen van de vredes te verklaren. Met deze aanpak hoop ik erachter te komen waarom de vredes van Nijmegen, Utrecht en Rijswijk zijn herdacht zoals zij zijn herdacht. Door de vredes met elkaar te vergelijken, moeten uiteindelijk de verschillen en overeenkomsten naar voren komen. Het eerste hoofdstuk zal de huidige stand van zaken de status quaestionis wat betreft de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek schetsen. Er zullen concepten worden besproken die in de hedendaagse literatuur een centrale rol spelen. Uit dit hoofdstuk zal blijken dat een vergelijking van de drie vredes nieuw is en daarmee van toegevoegde waarde is voor de historiografie omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. Het tweede hoofdstuk richt zich op de analyse van literaire bronnen in de vorm van pamfletten en gedichten die gemaakt zijn in periode volgend op, en naar aanleiding van, de gesloten vredes. Daarnaast worden ook culturele en kunstzinnige uitlatingen behandeld. Hierbij valt te denken aan toneelstukken, liederen, allegorieën en penningen. Dit hoofdstuk beantwoordt de vraag in welke mate deze bronnen de hierboven genoemde ‘neergang’ van de Gouden Eeuw weerspiegelen. Met andere woorden: hoe werkt de tijd van herinneren door in de herinneringen? Na de analyse van de hierboven genoemde bronnen uit de zeventiende en achttiende eeuw, zal het derde hoofdstuk de herinneringen aan de vredes in de achttiende eeuw behandelen. Allereerst komt het 25-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht zoals besproken in de staatkundige nieuwsperiodiek Europische Mercurius aan de orde. Daarna zal de nog meest in het oog springende lieu de mémoire, die is opgericht naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk, behandeld worden: de Naald van Rijswijk. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag waarom stadhouder Willem V deze gedenknaald in 1792 heeft laten bouwen en 5
welke rol dit monument heeft gespeeld voor de herinneringscultuur omtrent de Vrede van Rijswijk. In het vierde hoofdstuk komen de herinneringen aan de drie vredes tussen 1813 en 1963 aan bod. Deze relatief langere periode kan in ĂŠĂŠn hoofdstuk behandeld worden, omdat er in deze periode relatief weinig aandacht voor de drie vredes is geweest. Naast het 250jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk in 1947, is er tussen 1813 en 1963 geen sprake geweest van georganiseerde herinneringsmomenten aan de vredes. Sporadisch is er stilgestaan bij de vredes of worden zij in de media genoemd. In de laatste halve eeuw is er veel aandacht besteed aan het 300-jarig bestaan van de vredes. Terwijl Nijmegen en Rijswijk het in respectievelijk 1978 en 1997 nog vooral plaatselijk hielden, is de Vrede van Utrecht in 2013 op grote schaal in Europa herinnerd. Wat was de reden voor dit grote feest, dat maandenlang duurde? Ook zijn er tijdens het 300-jarig bestaan van de drie vredes internationale congressen gehouden, waarop de vredes wetenschappelijk bekeken zijn. De analyse en vergelijking van de wetenschappelijke bundels die hieruit zijn voortgevloeid, omvatten een groot deel van dit hoofdstuk. In het laatste hoofdstuk zal ingegaan worden op de manier waarop de herinneringen aan de vredes vandaag de dag in stand worden gehouden. Ten opzichte van de andere vredes lijkt Nijmegen daarmee uniek.
6
Zoals gezegd in de inleiding krijgen de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht in de geschiedschrijving niet de aandacht die zij wellicht verdienen. Omdat dit onderzoek de herinneringscultuur rond de drie vredes analyseert, is het van belang stil te staan bij het huidige debat omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van dit debat. In Nederland is de laatste jaren relatief veel literatuur verschenen waarin onderwerpen behandeld zijn die bijdragen aan het debat omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. Erika Kuijpers en Judith Pollmann hebben recent een bundel geredigeerd, waarin historici verschillende onderwerpen belichten die te maken hebben met de herinneringscultuur in de zestiende tot en met het begin van de achttiende eeuw. In deze bundel
wordt
onderscheid
gemaakt
tussen
politieke,
mediale
en
persoonlijke
herinneringscultuur. Historicus Jasper van der Steen beschrijft in zijn artikel de zogeheten
memory wars, die ontstonden tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). ‘Nederlanders’ probeerden zichzelf te verbinden met het verleden door herinneringen uit het verleden op te halen en deze te plaatsen in het heden. Deze herinneringen werden vervolgens gebruikt ter ondersteuning van de argumentatie in het heden.10 Deze redenatie van Van der Steen is in overeenstemming met de theorie van het bewoonde geheugen van Assmann, waarbij ook het verleden wordt gebruikt om het heden en de toekomst vorm te geven. Waar Van der Steen identiteitsvorming tussen groepen bekijkt, benadrukt Amerikaans historicus Sean Dunwoody juist de vorming van een identiteit binnen
een
gemeenschap.
Zo
onderscheidt
hij
‘burgerlijke’
en
‘confessionele’
herinneringscultuur in het zestiende-eeuwse Augsburg, waarbij twee partijen de magistraten en de protestantse oppositie de herinneringscultuur gebruikten in het politieke debat.11 Ook de Duitse historicus Ulrich Niggemann heeft een artikel gewijd aan het concept
memory wars. Hij kijkt echter niet naar identiteitsvorming tussen groepen of binnen een gemeenschap, maar naar de poging van de staat om de herinneringscultuur te vormen.
10 Jasper van der Steen, ‘A Contested Past. Memory Wars During the Twelve Years Truce (1609-21)’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 46. 11 Sean F. Dunwoody, ‘Civil and Confessional Memory in Conflict. Augsburg in the Sixteenth Century’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 77-78.
7
Niggemann geeft het voorbeeld van de Glorious Revolution van 1688 en de manier waarop de Engelse staat tijdens het koningschap van koningin Anna (1702-1714) de publieke herinneringen aan deze revolutie wil sturen.12 Waar Van der Steen en Dunwoody herinneringscultuur in de zestiende en zeventiende eeuw koppelen aan politieke identiteit en hiermee op een abstract niveau blijven, gaan historici Jasmine Kilburn-Toppin en Marianne Eekhout in op fysieke lieux de
mémoire en de manier waarop deze in de zestiende- en zeventiende-eeuwse media vorm krijgen. De eerste bekijkt herinneringen die ontstaan zijn door ambachtslieden en hun werk in vroegmodern Londen. Materiële herinneringscultuur en het gebruik van rituelen binnen gildes waren van essentieel belang voor de ambachtslieden om tijdens hun leven reputatie op te bouwen en deel te blijven uitmaken van hun gemeenschap, ook na hun dood. Deze fysieke lieux de mémoire, die dienden als medium voor de Londense ambachtslieden, vormden volgens Kilburn-Toppin de basis voor de herinnering aan de prestaties, vaardigheden en kwaliteiten van een ambachtsman.13 Eekhout behandelt materiële bronnen omtrent het Turfschip van Breda (1590) en het zogeheten memory landscape dat daardoor is ontstaan.14 Doordat er een groot aantal media is gebruikt bij de herinneringen aan de gebeurtenissen in Breda en er een zogeheten ‘intermedialiteit’ ontstaan is tussen die bronnen kan gezegd worden dat het stedelijke
memory landscape van Breda verzadigd is geraakt met belangrijke herinneringen. Dit alles gebeurde in een periode voor de opkomst van de massamedia.15 Hiermee geeft Eekhout aan welke rol de verschillende media hebben gespeeld bij herinneringen aan de gebeurtenissen in Breda. Ook in deze scriptie zullen verschillende media worden gebruikt om de herinneringen aan de drie vredesonderhandelingen in de tijd zelf te duiden. Engels historicus Katharine Hodgkin gebruikt de herinneringscultuur in de zeventiende eeuw om de familiaire geschiedenis en de daarbij horende rol van vrouwen te benadrukken. Hiermee begeeft zij zich binnen de cultuurgeschiedenis op het gebied van de
gender studies. In haar artikel geeft zij aan dat met name politieke en militaire
12 Ulrich Niggemann, ‘“You will see who they are that revile, and lessen your…Glorious Deliverance”. The “Memory War” about the Glorious Revolution’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 63-64. 13 Jasmine Kilburn-Toppin, ‘Material Memories of the Guildsmen. Crafting Identities in Early Modern London’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 165. 14 Marianne Eekhout, ‘Celebrating a Trojan Horse. Memories of the Dutch Revolt in Breda, 1590-1650’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 131. 15 Eekhout, ‘Celebrating a Trojan Horse’, 147.
8
gebeurtenissen de geschiedschrijving van de zeventiende eeuw kenmerken. Door een gebrek aan scholing en het feit dat vrouwen geen toegang hadden tot archieven, konden zij geen wetenschappelijke geschiedschrijving bedrijven.16 Hodgkin kijkt op zogeheten ‘microniveau’ naar bronnen die afkomstig zijn van vrouwen, en de manier waarop zij zich bepaalde gebeurtenissen in het verleden herinneren en hoe zij hiermee omgaan. Zij benadrukt dat deze teksten vorige generaties verbindt met het heden en toekomstige verbanden in kaart brengt. Dit kan vergeleken worden met Assmanns bewoonde geheugen, omdat ook hier een brug wordt geslagen tussen het verleden, heden en toekomst. Evenals Nora geeft Hodgkin aan dat het geheugen onderhevig is aan verandering en de dunne lijn tussen geschiedenis en geheugen constant verschuift.17 Deze evolutie van het geheugen, zoals Nora het noemt, wordt onder andere veroorzaakt doordat bepaalde zaken, soms om politieke redenen, in de vergetelheid raken. Pollmann en Kuijpers spreken over de politieke relevantie van het ‘vergeten’ en geven het voorbeeld van de Acts of Oblivion (‘wetten van vergetelheid’) die in het verleden door overheden gebruikt zijn om bepaalde gebeurtenissen niet meer aan het licht te brengen. Het idee was dat men best mocht weten wat er zich in het verleden had afgespeeld, maar men mocht kennis over het verleden niet gebruiken als argument voor discussies in het heden. In de introductie van hun bundel komt dit het best naar voren: Memory is knowledge with implications for the present that offers an agenda, even an imperative, to act. Acts of oblivion deny past events as legitimate reasons for action in the present and isolate them as being of the past.18 Eekhout gaat in haar proefschrift verder in op de stedelijke herinneringscultuur in de Republiek en behandelt ook hier de materiële herinneringscultuur. Deze “materiële herinneringen”, zoals zij ze noemt, komen naar voren in zowel geschreven als visuele media.19Ook deze media zijn niet langer ‘passieve dragers van informatie’, maar hebben volgens Eekhout een eigen dynamiek, waarin het proces van herinneren en vergeten een 16 Katharine Hodgkin, ‘Women, Memory and Family History in Seventeenth-century England’ in: Judith Pollmann, e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 297-298. 17 Hodgkin, ‘Women, Memory and Family History in Seventeenth-century England’, 312-313. 18 Judith Pollmann en Erika Kuijpers, ‘Introduction. On Early Modernity of Modern Memory’, in Memory before Modernity, 9. 19 Marianne Eekhout, ‘Material Memories of the Dutch Revolt: The Urban Memory Landscape in the Low Countries, 1566-1700’(Proefschrift Universiteit van Leiden, 2014) 6.
9
belangrijke rol speelt. 20 Daarnaast spreekt Eekhout over een multimediaal stedelijk geheugen. Hiermee bedoelt zij dat het geheugen van een bepaalde stad niet alleen schriftelijk wordt overgedragen, maar tot uiting komt in verschillende bronnen, zoals schilderijen, penningen en liederen.21 Dit is ook terug te zien bij de vieringen van de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht. Ook zal ‘vergeten’ een rol spelen bij de herinneringen aan de vredes. Het concept memory wars, zoals dat hierboven is beschreven, wordt door Van der Steen in zijn proefschrift verder uitgediept. Hierin maakt hij gebruik van de vergelijkende methode een methode die in dit onderzoek ook zal worden gebruikt om verschillen in de herinneringscultuur tussen de Republiek en de Zuidelijke Nederlanden aan het licht te brengen. De manier waarop de Opstand herinnerd werd in zowel de Noordelijke als Zuidelijke Nederlanden vormt de basis van de vergelijking. Het doel was te onderzoeken hoe herinneringen aan de Opstand in beide gebieden geleid hebben tot het wel of niet tot stand komen van een identiteit. Hierbij vormt de invloed van kerk en staat een belangrijk thema, en de manier waarop zij invloed hebben gehad op praktijken die de herinneringscultuur hebben gevormd. 22 Van der Steen geeft aan dat een dergelijke vergelijking tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw nog niet eerder gedaan is. 23 Daarmee draagt hij bij aan het bestaande debat omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. In zijn conclusie stelt hij dat lokale en nationale ‘Nederlandse’ identiteiten met name in de Republiek naast elkaar bestonden. Die waren vaak gebaseerd op ideeën over de Opstand als gemeenschappelijk verleden.24 De Duitse historica Raingard Esser behandelt in haar boek Politics of Memory de productie van zogeheten ‘chorografieën’ in de Lage Landen. Dit zijn publicaties die historische gebeurtenissen van een stad of regio in kaart brengen en volgens Esser onderdeel zijn van de multimediale herinneringscultuur. Net als Van der Steen, vergelijkt ook Esser de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. In haar studie analyseert zij de ontwikkeling van deze chorografieën in de Lage Landen en de rol die zij hebben gespeeld in de
20 Eekhout, ‘Material Memories of the Dutch Revolt’, 14. 21 Ibidem, 3. 22 Jasper van der Steen, ‘Memory Wars in the Low Countries, 1566-1700’ (Proefschrift Universiteit van Leiden, 2014) 1720. 23 Van der Steen, ‘Memory Wars in the Low Countries, 1566-1700’, 20. 24 Ibidem, 265.
10
herinneringscultuur.25 Esser beschrijft het concept ‘politics of memory’ als een toe-eigening van een versie van het verleden die gebruikt kan worden voor contemporaine politieke doeleinden.26 Zij analyseert de chorografieën van de verschillende steden en regio’s in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden om de verschillen in het gebruik van de politics of
memory te duiden. Dit concept kan wederom vergeleken worden met het bewoonde geheugen van Assmann, waarin ook het verleden wordt gebruikt om het heden en de toekomst te definiëren. Esser concludeert dat er in de Zuidelijke Nederlanden aanzienlijk minder chorografieën verschenen zijn dan in de Noordelijke. In het kader van de multimediale herinneringscultuur heeft dit in het Zuiden geresulteerd in relatief minder geschreven teksten en bijvoorbeeld meer kunst.27 Ook historicus Donald Haks heeft in zijn boek Vaderland en Vrede aandacht voor de mate waarin de ‘Nederlandse’ identiteit naar voren komt in de media in een tijd van oorlog. Haks bakent de tijd van zijn boek af met het tijdsbestek van het Rampjaar in 1672 tot het tekenen van de Vrede van Utrecht in 1713. In zijn boek vormen “publiciteit, publiek draagvlak en publieke opinie” met betrekking tot de drie oorlogen aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw de rode lijn.28 Verschillende bronnen als pamfletten en prenten werden door Haks geanalyseerd met als doel te onderzoeken in welke mate er sprake is van een gezamenlijke ‘Nederlandse’ identiteit. Haks richt zich op identiteitsvorming in de periode van 1672 tot 1713, maar gaat niet specifiek in op vieringen rondom de hierboven genoemde vredes. Deze scriptie zal zich daarom onderscheiden van het werk van Haks door de vieringen in de periode na de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht te analyseren en pogen te begrijpen waarin zij overeenkomen en verschillen. Uit verschillende publicaties blijkt dat religie een belangrijke rol speelt in het debat omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. Terwijl Haks in zijn boek niet ingaat op het religieuze aspect, legt letterkundige Els Stronks wel de relatie tussen literatuur, beeld en religie in de tijd van de Republiek. In haar boek Negotiating Differences analyseert Stronks illustraties en religieuze literatuur uit de Republiek. Zij probeert te achterhalen in welke mate er sprake is van de vorming van een religieuze identiteit en hoe deze zich
25 Raingard Esser, Politics of Memory: The Writing of Partition in the Seventeenth-century Low Countries (Leiden 2012) 6. 26 Esser, Politics of Memory, 10. 27 Ibidem, 321. 28 Donald Haks, Vaderland en vrede 1672-1713: Publiciteit over de Nederlandse Republiek in de oorlog (Hilversum 2013) 20.
11
verhoudt tot bijvoorbeeld de herinnering aan de Beeldenstorm van 1566, die nog vers in het geheugen lag.29 Ook Judith Pollmann heeft de herinneringscultuur uit de zeventiende eeuw vanuit een religieus oogpunt bekeken. In een artikel gaat zij in op de vraag hoe gebeurtenissen uit het recente verleden een rol hebben gespeeld in de manier waarop mensen in de zeventiende eeuw hun religieuze identiteit construeerden. 30 Zij kijkt naar de overeenkomsten en verschillen tussen katholieken en protestanten in de Lage Landen en de manier waarop zij het verleden hebben gebruikt om zichzelf te definiëren. Zo stelt zij dat martelaarschap, ballingschap en conflict in zowel de Noordelijke als Zuidelijke Nederlanden essentiële onderdelen waren van de religieuze identiteit.31 De katholieke beleving van het verleden in het Zuiden kenmerkt zich volgens Pollmann door strijd en overwinning. In de Republiek daarentegen verhinderde de religieuze verdeeldheid het ontstaan van een “triomfalistische religieuze herinneringscultuur”. Hierbij zorgden de herinneringen aan het religieuze verleden ook voor het ontstaan van een seculiere herinneringscultuur, waarin niet de strijd voor het ware geloof centraal stond, maar vaderland, patriottisme en vrijheid.32 In dit hoofdstuk is het huidige Nederlandse debat geschetst omtrent de herinneringscultuur in de tijd van de Republiek. Herinneringen aan de drie in de Republiek gesloten vredes ontbreken hierin. Zoals hierboven is beschreven, zijn onderwerpen als het Twaalfjarig Bestand, de Opstand en de Glorious Revolution behandeld in het debat omtrent de herinneringscultuur in de zeventiende en achttiende eeuw. Deze scriptie, die met zijn drie vredes een belangrijk deel van de vroegmoderne geschiedenis van de Republiek omhelst, zal bijdragen aan dit huidige debat door te verklaren hoe en waarom de vredes van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht zijn herinnerd op de manier waarop, en de mate waarin, zij herinnerd zijn.
29 Els Stronks, Negotiating Differences: Word, Image and Religion in the Dutch Republic (Leiden 2011) 3. 30 Judith Pollmann, ‘Met grootvaders bloed bezegeld: Over religie en herinneringscultuur in de zeventiende-eeuwse Nederlanden’, De Zeventiende Eeuw 29:2 (2013) 156. 31 Pollmann, ‘Met grootvaders bloed bezegeld’, 156. 32 Ibidem, 174.
12
De vieringen in de dagen en weken na de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht vormen het eerste gedeelte van de herinneringen aan deze vredes. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van deze vieringen, die een multimediaal karakter hebben. Dankdagen, pamfletten, liederen, toneelstukken, maar ook allegorieĂŤn maakten aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw deel uit van de vieringen in de Republiek. Voor de historische beeldvorming zal allereerst de weg naar de drie vredes kort geschetst worden. Hierna volgt een analyse van het geschreven bronmateriaal en de kunstzinnige uitingen. Er zal gelet worden op de manier waarop de vieringen iets zeggen over de tijd waarin de Republiek zich begaf. 2.1 De weg naar vrede
Figuur 1: Adam Frans van der Meulen, Lodewijk XIV trekt bij Lobith Nederland binnen (c.1672-1690) . Rijksmuseum, Amsterdam.
De weg naar de Vrede van Utrecht in 1713 was een lange. De conflicten op het WestEuropese vasteland van de laatste drie decennia van de zeventiende en het eerste decennium van de achttiende eeuw worden gekenmerkt door een groeiende Franse expansiedrift, het 13
uiteindelijk bereiken van een balance of power en de onomkeerbare verzwakking van de machtspositie van de Republiek. Het Rampjaar 1672 markeert het begin van de zogeheten Hollandse Oorlog (16721678). Deze oorlog was gericht op het verzwakken van de economische positie van de Republiek. Figuur 1 laat de inval van Lodewijk XIV in de Republiek zien. Op 12 juni 1672 stak de Franse koning de Rijn over bij het plaatsje Lobith.33 Het zou een week duren voordat de stad Nijmegen Lodewijks volgende stop werd opgegeven en slechts een paar maanden voordat het hele oosten van de Republiek was veroverd en het Nederlandse leger zich terugtrok in Holland, achter de waterlinie. De Hollandse Oorlog vormde het startsein van een serie oorlogen waarbij WestEuropese mogendheden het opnamen tegen de groeiende expansiedrift van Lodewijk XIV. Het was de Engelse koning Karel II die in november 1675 met het voorstel kwam om in Nijmegen tot een compromis te komen en de vredesonderhandelingen te starten.34 Tijdens de Vrede van Nijmegen werden in totaal elf vredesverdragen gesloten tussen de deelnemende landen. Doordat Frankrijk veel steden in de Spaanse Nederlanden had ingenomen, gold Spanje als de grote verliezer van het congres. Hoewel de economische positie van de Republiek verzwakt was, was zij niet beslissend verslagen. 35 Wel had de oorlog de staatskas van de Republiek drastisch verkleind en kan gezegd worden dat de Vrede van Nijmegen het begin van het einde van de Gouden Eeuw zou inluiden. De vredesonderhandelingen in Nijmegen hadden het bloedvergieten in West-Europa doen stoppen, maar Frankrijk zocht in 1688 toch opnieuw de confrontatie. De Negenjarige Oorlog, ook wel de War of the League of Augsburg of de Oorlog van de Grote Alliantie genoemd, duurde tot 1697. De oorlog was een schakel in een reeks conflicten die een groot deel van de zeventiende eeuw in beslag nam. De oorlog betekende voor Frankrijk een uitputtingsslag en vanwege de economische situatie verlangde het land naar het einde.36 En zo geschiedde. Op 20 september 1697 vrede werd gesloten tussen de Grote Alliantie aan de ene en Frankrijk aan de andere kant. Na Nijmegen in 1678 was het wederom een plaats in de Republiek die het toneel vormde van de vredesonderhandelingen. In Rijswijk stond 33 Adam Frans van der Meulen, Lodewijk XIV trekt bij Lobith Nederland binnen (1672-1690), Rijksmuseum, https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-3753, (link inmiddels niet meer bereikbaar) bekeken 02-11-2015. 34 J.A.M. van ’t Hooft, ‘Nijmegen en de vredesonderhandelingen 1675-1679’, Numaga 25:4 (augustus 1978) 113. 35 C.G. Roelofsen, ‘De regeling van Nijmegens juridische positie ten behoeve van het vredesproces (1675-1676)’, Numaga 25:4 (augustus 1978) 137. 36 H.H. Huitsing, ‘De Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende, A.M.C. van Pesch en R.P.M. de Mooy ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 9-13.
14
Huis ter Nieuwburg leeg. Dit paleis, dat eigendom was van stadhouder en koning van Engeland Willem III werd gekozen als onderhandelingsplaats. De Vrede van Rijswijk hield echter niet lang stand. In mei 1702 verklaarde de Republiek Frankrijk alweer de oorlog: Dat het Tractaet van Rijswijck, soo van Vreede als van Commercie, in den voorschreven jare sestien honderdt sefen en negentigh, soo solemnelijck wesen de geslooten, Wy reden hadden om te verwachten, dat aan den innehouden van dien ter goeder trouw soude voldaen, maer dat Wy ter contrarie ondervonden hebben, dat men in Vranckrijck in het maecken van die Tractaeten niet van intentie moet zijn geweest om die te onderhouden.37 Dit citaat, afkomstig uit de oorlogsverklaring van de Republiek richting Frankrijk, laat zien hoe de Staten-Generaal dachten over de koning van Frankrijk. Hij moest, zoals zij stelden, bij het tekenen van de Vrede van Rijswijk, niet de intentie hebben gehad deze vrede lang in stand te willen houden. Na het overlijden van koning Karel II van Spanje in 1700 brak snel de strijd in Europa los om het Spaanse erfgoed. Zowel de Oostenrijkse Habsburgers als Lodewijk XIV van Frankrijk dachten aanspraak te maken op de Spaanse troon. De hierop volgende Spaanse Successieoorlog was de laatste oorlog in de hierboven omschreven reeks van conflicten. Het duurde tot 1713 voordat Frankrijk was verslagen en de vrede in Europa was teruggekeerd. Ook dit keer vonden de onderhandelingen plaats in de Republiek. De Vrede van Utrecht maakte een einde aan de expansiedrift van Lodewijk XIV. Groot-Brittannië kreeg naast Gibraltar en Menorca grote gebieden in Amerika. Daarnaast had Groot-Brittannië het recht van asiento (de negros), wat inhield dat het Afrikaanse slaven mocht leveren aan Spaanse koloniën.38 De Vrede van Utrecht markeerde het definitieve einde van de Gouden Eeuw voor de Republiek. Zij had sinds de Vrede van Nijmegen langzamerhand haar (economische) toppositie verloren. Politicoloog Woosang Kim heeft onderzoek gedaan naar de verschuivende machtsposities in Europa van 1648 tot 1815 en stelt dat de Hollandse Oorlog, 37 Manifest, houdende de redenen waerom de Hoogh. Mog. Heeren Staten Generael genoodtzaeckt zijn tegens de Koningen van Vranckrijck en Spaigne den Oorlogh te declareren, in dato den achtsen Mey 1702 (’s-Gravenhage 1702) 5. 38 J. Aalbers, De Republiek en de Vrede van Europa (Groningen 1980) 2-3.
15
de Negenjarige Oorlog en de Spaanse Successieoorlog zogeheten hegemonic wars waren, waarbij één partij Frankrijk het opnam tegen een alliantie, die de balance of power probeerde te handhaven.39 Het was deze hegemoniale expansiedrift van Lodewijk XIV en het daarop volgende herstelde machtsevenwicht, waardoor de Republiek plaats heeft moeten maken voor andere mogendheden. De volgende paragrafen zullen onder andere een antwoord geven op de vraag of dit verval terug te zien is in de vieringen rondom de drie gesloten vredes. 2.2 De Vrede van Nijmegen in zang en spel
Het gordijn opent. Holland legt in de schoot van Weelde, die op een troon zit. Overvloed staat aan haar linker, Zorgeloosheid aan haar regter zijde. Op de trappen vertoonen zig de 6 andere Provinciën.40 Lodewijk XIV had met de Hollandse Oorlog een aanval gedaan op de economisch machtige positie van de Republiek. Zoals hierboven omschreven, kan retrospectief gezegd worden dat deze zet het begin van het einde van de Gouden Eeuw inluidde. De vraag is of dit is terug te zien in de verschenen publicaties in de periode na de vrede. Dacht men na de Vrede van Nijmegen bijvoorbeeld dat de machtspositie van de Republiek weer zou wederkeren? Voordat hierop een antwoord wordt gegeven en de verschillende zeventiende-eeuwse bronnen worden geanalyseerd, dient gezegd te worden dat de Vrede van Nijmegen in de periode volgend op de vrede aanzienlijk minder gevierd blijkt te zijn dan de Vrede van Rijswijk en Utrecht. Naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen schreef de hoogleraar en librettist Govert Bidloo in augustus 1678 een toneelstuk dat werd opgevoerd in de schouwburg van Amsterdam. In dit drama zijn verschillende concepten, zoals weelde, overvloed, zorgeloosheid en welvaart, maar ook twist, verraad en roof gepersonifieerd. Het toneelstuk was een vertoning van de oorlog en de manier waarop de Republiek zich had verhouden tot de hierboven genoemde begrippen. Bovenstaand citaat komt uit het begin van het toneelstuk. De manier waarop Holland op de schoot van Weelde zit, geeft aan dat de 39 Kim, ‘Power Transitions and Great Power War’, 160-161. 40 Govert Bidloo, Vertooningspel op de Vreede, Geslooten den 10den van Oegstmaand des Jaars 1678. Gespeeld op de Amsterdamsche Schouwburg (Amsterdam 1678) 2.
16
Republiek en dan met name de provincie Holland voor de oorlog in overvloed leefde en zich geen zorgen hoefde te maken. Met andere woorden: de openingsscène van dit toneelstuk is de representatie van de Republiek in de Gouden Eeuw. Verderop in het toneelstuk spreekt de personificatie van Voorzichtigheid over Karel II van Engeland die de Republiek “in het hart steekt” met de oorlog op zee en Lodewijk XIV die op het land de macht van de Republiek verbreekt.41 De vrede, overvloed en welvaart moeten nu vluchten en plaatsmaken voor de oorlogsgod Mars. In een gesprek tussen de gevluchte personificaties wordt duidelijk dat de weelde na de oorlog terugkeert en dat overvloed iedereen “met een nieuwen aanwas groet”.42 Uit het toneelstuk komt naar voren dat er gedacht werd dat de economische positie van de Republiek na de oorlog weer hersteld zou worden. Verraad, Geweld en Moord, betoon uw heerschappy Wat brandbaar is dat brand, wat lyden kan, dat ly En machtig ziet, is reets uit vrees al weg gevlucht Ginst sluymert Nederland, voor geen gevaar beducht Treet toe, vernielt ze nu, laat ons haar rijkdom deelen En in haar ondergang ons hoog vermogen streelen.43 Uit bovenstaand citaat blijkt dat de Republiek voor de oorlog veel rijkdommen had. Dat zij voor geen gevaar beducht was, lijkt te zeggen dat de Republiek niet had kunnen denken dat er een oorlog gevoerd zou worden om haar economische positie aan te tasten. Aan het einde van het toneelstuk daalt Holland, met Vreede en Welvaart aan zijn zijde vanuit de wolken neer op het podium. Opvallend is dat de personificaties van Overvloed en Zorgeloosheid zich niet op het podium begeven. Dit zou erop kunnen duiden dat de economische positie van de Republiek zich weliswaar zou herstellen, maar dat meer kapers op de loer lagen. De nadruk bij de vieringen van de Vrede van Nijmegen lag op de welvaart en de economische positie die de Republiek innam voorafgaand aan de Hollandse Oorlog. Dat is ook terug te zien in het pamflet van Katryne Lescailje. Nadat zij kort heeft aangegeven dat de oorlog over is en de zogeheten Janustempel weer gesloten is, vervolgt zij: 41 Bidloo, Vertooningspel op de Vreede, 5. 42 Ibidem. 43 Ibidem, 6.
17
Dus komt, naa die Krijgsorkaan Weer een stille lucht t’ontstaan Sleept een oegst van zeegen mee En, met d’Overvloet, de Vree.44 Opvallend is dat Lescailje in de laatste zin van dit stuk zegt dat de overvloed eerst komt, en pas dan de vrede. Dit zou erop kunnen duiden dat zij denkt dat de Gouden Eeuw, zoals zij die gekend heeft van voor de Hollandse Oorlog, na 1678 weer zal herleven. Dit beeld wordt bevestigd in het tweede deel van haar gedicht, waarin Lescailje aangeeft dat na al het moorden het Hollandse gezag op zee weer herleeft en de scheepvaart weer zal “ontluiken”. 45 Uit het pamflet blijkt dat zij en misschien velen met haar dacht dat het “heilig Vreeverbond” niet geschonden zou worden.46 Waar Lescailje in haar gedicht eigenlijk louter aandacht heeft voor het economische herstel dat de Vrede van Nijmegen met zich meebrengt, is het opmerkelijk te zien dat zij in het laatste deel verwijst naar oud-burgemeester van Amsterdam Cornelis Hooft, vader van dichter en geschiedkundige Pieter Corneliszoon Hooft. Dit is noemenswaardig, omdat Hooft al in 1626 overleden was, maar volgens Lescailje niet vergeten mocht worden.47 Zij haalt de oude Hooft aan als een boegbeeld van de handel en vrijheid in de stad Amsterdam en in het verlengde daarvan de Republiek. Omdat Cornelis Hooft alles behalve direct verbonden was met de Vrede van Nijmegen, is dit een goed voorbeeld van het gebruik van Hooft als
lieu de mémoire voor iets dat zich in het heden afspeelt. Volgens Assmann en Nora kunnen herinneringen uit het verleden gebruikt worden om het heden en de toekomst mee te vormen. Lescailje doet dat hier door Hooft (verleden) te gebruiken in het heden (Vrede van Nijmegen) en zich te richten op de toekomst (de handel wordt weer als in de tijd van de ‘grote’ Hooft). In het omschrijven van het verschil tussen geheugen en geschiedenis, gebruikt en onthoudt het geheugen volgens Nora alleen die feiten die het op dat moment nodig heeft.48 Het burgemeesterschap van Hooft is een voorbeeld van zo’n feit. Toneelschrijver en dichter Dirk Buysero schreef naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen een zangspel. Net als Lescailje, verwijst ook Buysero naar een staatsman, namelijk 44 45 46 47 48
Lescailje, De Zeegepraalende Vreede, 1. Ibidem, 3. Ibidem, 4-5. Ibidem, 6. Nora, 8-9.
18
Constantijn Huygens. In de schriftelijke uitgave uit 1680 spreekt hij Huygens eervol aan en draagt het stuk aan hem op. Dit ‘Vredespel’, dat net als het stuk van Bidloo vertoond is in de Amsterdamse Schouwburg, is opgedeeld in drie delen, elk met eigen liederen. Net als in de vorige bronnen wordt ook hier gebruik gemaakt van verschillende goden die het wereldlijke resultaat van de vrede vertolken. Het eerste deel laat de wederopkomst van de landbouw zien na de oorlog. Zo wordt Pan, de Griekse god van het vee, aangehaald om de bloei van de landbouw en daaruit vloeiende welvaart aan te kondigen.49 Het tweede deel kenmerkt zich door een gesprek tussen Cupido, zijn moeder Venus en haar geliefde, de oorlogsgod Mars. Zij bevinden zich in een “groote Stad met schoone gebouwen van verscheide gedaante”, wat aangeeft dat dit deel meer over de gevolgen van de vrede in het stedelijke gebied gaat.50 Als het toneel in een tuin verandert, komt Comus op, de god van de maaltijd. Hij zegt dat de Republiek, na alle ellende van de oorlog, door de vrede weer zal bloeien en de welvaart wederom de top zal bereiken.51 Dat ook Buysero dacht dat de vrede heilig en blijvend was, blijkt uit de woorden die Bacchus, de god van de wijn, spreektin een gesprek met de god van de akkerbouw, Ceres. Hij zal met zijn druiven het “droevige hart” van Frankrijk genezen. 52 Hiermee wordt aangegeven dat Lodewijks daden vergeven zullen worden en ze ervan uitgegaan dat de vrede overwint. Buysero beschrijft de herleving van welvaart en de Republiek als machthebber als volgt: En vul de schuur met graanen geel als gout Neptuin zie weer de zee van vloot op vloot gebout En voer met vryheiid nu de Nederlandsche vaanen, By Persiaan, en Indianen De zeeman vind’ nu, rijk gela’en Alle havens openstaan En ’t Weder zyds verbant van handel, zonder schroomen, Moet het vermaek en schat dees Landen overstroomen.53
49 Dirk Buysero, De Triomfeerende Min, Vredespel. Gemengt met Zang- en Snaarenspel, Vliegwerken, en Baletten (Amsterdam 1680) 8. 50 Buysero, De Triomfeerende Min, 25-26. 51 Ibidem, 39. 52 Ibidem, 47. 53 Ibidem, 76.
19
Het beeld van de overwinning van de vrede en het terugkeren van de welvaart naar “dees Landen” blijkt des te meer uit dit citaat. Buysero deed er echter nog een schepje bovenop. In één van de laatste liederen verwijst hij naar de Gouden Eeuw, door deze term zelf te gebruiken: “Zy komen weer een gout eeuw stichten, maar sieren die met pracht en vlyt, en eed’le kunst, van jonger tyd.” Daarnaast geeft hij aan dat er een einde komt aan het lijden van Nederland en dat alles in de oude stand wordt teruggebracht.54 Net als Lescailje, laat ook Buysero duidelijk blijken dat er na de Vrede van Nijmegen weer gouden tijden komen.
2.3 Rijswijk en de vieringen van 1697
Precies tien jaar na het sluiten van de Vrede van Nijmegen maakte Europa zich op voor de Negenjarige Oorlog. Tot september 1697 vocht de Grote Alliantie onder leiding van Willem III tegen het Franse leger. De Vrede van Rijswijk werd in de Republiek op grotere schaal gevierd dan de Vrede van Nijmegen bijna twintig jaar daarvoor. Eén van de verschillen was het organiseren van een dankdag, die op 6 november 1697 naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk georganiseerd werd. Pieter Scéperus geeft in zijn pamflet een korte beschrijving van de “voornaamste Vuurwerken, Sinnebeelden, Spreuken en Aanmerkwaardigheden” van de vieringen in Amsterdam, Haarlem en Den Haag. Rond de klok van elf uur ’s ochtends zag men “de vensteren van het Stadhuys openen”, waar een grote menigte op afkwam. De Haagse burgemeester Dedel sprak daar de “algemene Vrede” uit, waarna de klokken een uur lang luidden en het geschut door de hele stad drie maal losbrandde. Schepen zetten hun vlaggen en wimpels bij en tegen de avond belichtten de pektonnen de heldere hemel.55 Aan de beschrijving van Scéperus te zien, moet de vreugde groots zijn geweest. De piramidevormige beelden die voor het Prinsenhof in de Fluwelen Burgwal (of als citaat “Fluwele”) zijn geplaatst, worden uitgebreid omschreven. Opvallend is dat alle beelden die de auteur beschrijft, verwijzingen naar Willem III bevatten. Zo staat “Willem Rex” op een piëdestal op een huis in de Keizersgracht in Amsterdam met een kroon erboven; staat hij centraal afgebeeld tussen de “vier voorige Princen van Orangien” op de piramide aan de Fluwelen Burgwal in Den Haag en staat hij
54 Ibidem, 77. 55 Pieter Scéperus, Korte beschryvinge, ter gedagtenisse van alle de voornaamste vuurwerken, sinnebeelden, spreuken, en aanmerk-waardigheden (Amsterdam 1697) 3.
20
met een degen in zijn hand op de bovenste laag op een kunstwerk elders in dezelfde stad met de Latijnse vertaling van “De Vreede is tegenwoordig”.56 Prince Wilhem, den grootsten Konink, den wyste Gebieder der verbondene HeyrLegers, den Autheur der Verbonden, den Hersteller en Bewaarder van de Vreede.57 Op de kunstwerken op de Dam in Amsterdam werd het chauvinistische gevoel en de vaderlandse trots niet onder stoelen of banken geschoven. Zoals bovenstaand citaat, dat terug te vinden is op de Dam, aangeeft, was men erg trots op Willem III. Zijn daden werden zelfs vergeleken met die van Augustus, de eerste keizer van het Romeinse Keizerrijk. Daarnaast moeten het rood, wit, blauw en oranje in veelvoud te zien zijn geweest.58 De hierboven genoemde herdenkingen in de grote steden in Holland vormen de fysieke plaatsen van herinnering rondom de Vrede van Rijswijk aan het einde van de zeventiende eeuw. “These lieux de mémoire are fundamentally remains, the ultimate
embodiments of a memorial consciousness that has barely survived in a historical age that calls out for memory because it has abandoned it”, stelt Nora in zijn theorie.59In dit geval zijn de fysieke beelden die in 1697 de Vrede van Rijswijk herdacht hebben verdwenen, maar vormt de tekst van Scéperus en de herinnering aan de vrede deze ‘ultieme belichaming van de herinnering’. Ook schrijver Hendrik Hasmoor steekt de loftrompet over de rol van Willem III als koning van Engeland. Hij kijkt terug op de Glorious Revolution van 1688, toen Jacobus II verdreven werd en sindsdien in Engeland weer de “Vryheytbloeyd[e]”.60 Toch lijkt Hasmoor nog steeds vertrouwen te hebben in Lodewijk XIV, ook na het schenden van de traktaten van Nijmegen. Hij stelt dat “Vree nu sijn doel alleen” is, wanneer hij zich uitlaat over de koning van Frankrijk, wiens “glory door de wijde Weereldstraald”.61 Wat Hasmoor niet kon weten is dat deze ‘glorievolle’ koning vijf jaar later de Spaanse Nederlanden zou binnenvallen en een oorlog de enige manier was om de gevreesde ‘universele monarchie’ van Lodewijk XIV een halt toe te roepen.62 56 57 58 59 60 61 62
Scéperus, Korte beschryvinge, 4-5. Ibidem, 6. Idem, 7. Nora, 12. Hendrik Hasmoor, Oorlog en vreede of d'oorlog door vreede verjaagt. In 't jaar 1697 (Amsterdam 1697) 4. Hasmoor, Oorlog en vreede, 11. De Staten Generaal, 9.
21
2.4 De Vrede van Utrecht en het einde van de Gouden Eeuw
Nunc est bibendum, nunc pede libro, pulsanda tellus.63 Bovenstaand citaat, wat vrij vertaald betekent: nu is het tijd om te drinken, nu is het tijd om levendig te dansen, is afkomstig van de Romeinse dichter Horatius. Jacobus de Groot heeft het gebruikt aan het begin van zijn pamflet, dat hij schreef naar aanleiding van de Vrede van Utrecht in 1713. Waar de Vrede van Nijmegen in 1678 het begin van het einde van de Gouden Eeuw had ingeluid, was de Republiek in 1713 definitief van haar troon gestoten. De financiële wanorde kon niet meer gezien worden als een incident, maar eerder als een symptoom van fundamentele problemen die al tientallen jaren hadden doorgewoekerd. Daarnaast was er in de tweede helft van de zeventiende eeuw een einde gekomen aan de groei van de steden, die eerder zo bepalend waren geweest bij de opkomst van de Republiek.64 De vraag is in welke mate de vieringen van de Vrede van Utrecht in 1713 de definitieve neergang van de Republiek weerspiegelen. Waar de vieringen in 1713 wat betreft het soort media te vergelijken zijn met de vieringen na de Vrede van Nijmegen, hebben de stedelijke festiviteiten weer raakvlakken met die van Rijswijk in 1697. Een lied dat naar aanleiding van de Vrede van Utrecht werd geschreven, omvat zowel het criterium van het soort media, alsook de feestelijke kant. Een groot deel van het lied omschrijft namelijk de festiviteiten in Den Haag rond de dankdag van 14 juni 1713. De auteur neemt de lezer aan de hand langs het Haagse Buitenhof waar de Hollandse maagd en leeuw naast elkaar zijn afgebeeld. Even verder loopt hij langs de hofvijver, waar een versierde piramide deze plaats heeft getransformeerd en het vuurwerk klatert in het water.65 Op het eind meldt hij dat de dankdag landelijk gevierd is en hij de “vreugd en blydschap” door heel Nederland ziet.66 Een ander lied beschrijft de dankdag in meer detail. Hieruit blijkt dat de vieringen op de dankdagen na de Vrede van Rijswijk en Nijmegen in ieder geval in Den Haag hetzelfde moeten zijn geweest. Ook hier ontstaat een beeld van een Hollandse leeuw in de hofvijver en worden er vuurwerk en kanonschoten
63 64 65 66
Jacobus de Groot, Vreede-zang (Amsterdam 1713) 3. Maarten Prak, Gouden Eeuw: Het raadsel van de Republiek (Amsterdam 2012) 319. Onbekend, De gekroonde Utrechtze vreede, of Nederlandze Vreugd Godin (Amsterdam 1718 (herdruk)) 7. De gekroonde Utrechtze vreede, 7-8.
22
afgevuurd. Het Buitenhof is volgens de ooggetuige verlicht en lijkt wel in brand te staan door al de pektonnen en het vuurwerk.67 Naast de festiviteiten geven de liederen ook een beeld van wat men belangrijk vond te herinneren na de Vrede van Utrecht. In 1697 maakte de vergoddelijking van Willem III deel uit van een over het algemeen chauvinistisch gevierde vrede. Willem III had de vieringen in 1713 echter niet meer meegemaakt; in 1702 overleed hij nadat hij in Kensington van zijn paard gevallen was. 68 De Republiek had in de Spaanse Successieoorlog meegevochten aan de zijde van de geallieerden, maar had geen centrale rol vervuld. Dit is terug te zien in de vieringen in de periode na de Vrede van Utrecht. “Den Eenhoorn kan
ook groote Gaten boren, So lang hywierd van Marlburgopgeleyd”, klonk aan het begin van het lied van Jacobus de Groot.69 Met de Eenhoorn bedoelde hij Engeland en het was de hertog van Marlborough, beter bekend als John Churchill, die tijdens de oorlog de Britse en Nederlandse troepen had aangevoerd. De Groot verwijst naar de oorlogsstaf van Willem III die nu in handen van de Engelsen was.70 Ook de Oostenrijkse bevelhebber Eugenius van Savoye, die zich net als Churchill een groot veldheer had getoond in de oorlog, wordt in het lied geëerd als de “kloekmoedige Prins Eugeen” die “Caesars oorlogsknaapen heeft geleyd door ’s vyands Bloed-rivier”.71 “Myn hert springt op van vreugt, en dringt my ’t vogt na de ogen”, zegt dichter Frans van Oort in zijn pamflet, dat na de vredesluiting verscheen.72 Deze zin vertolkt het beeld dat heerste na de Vrede van Utrecht. Men was klaar met de oorlog en ook klaar met de leugens van Lodewijk XIV. Over de Zonnekoning zegt Van Oort dat hij verbonden is aangegaan die op het heilige kruis ingezworen waren. “Hij veegt zynagterst aan de Rijswijkzetractaten”, aldus Van Oort.73 Het was ook hier de hertog van Marlborough die de Fransen uiteindelijk heeft weggejaagd. Dit doet volgens de auteur niets af aan het leed dat Europa heeft door moeten maken door de hebzucht van één persoon en de vrede “nimmermeer roemryker heeft omvat”.74
67 68 69 70 71 72 73 74
Dirk Ravestein, ‘Triomf van Nederlandt’ in: Dirk Ravestein ed., Geuse Liedboek (Den Haag 1734) 4-5. Prak, Gouden Eeuw: Het raadsel van de Republiek, 72. De Groot, Vreede-zang, 2. Ibidem, 9. Ibidem, 6. Frans van Oort, Vreede-toorts met vreugde ontstoken op Rots-oorg den 14 van Somermaend 1713 (Utrecht 1713) 48. Van Oort, Vreede-toorts met vreugde ontstoken, 10. Ibidem, 1.
23
Veel steden afgemat, veel Landen voor de Gieren, En Wolven opgehoopt met aes van Mensze spieren, Dat monster, dat nog Weeuw nog Suygelingontsiet, Maer, in het Christen bloed te went’len, vreugd geniet.75 Het einde van de oorlog bood natuurlijk de kans voor de Nederlandse handel om weer enigszins op te bloeien. Zoals hierboven genoemd zou de Republiek nooit meer zo floreren als tevoren en was de Gouden Eeuw nu definitief ten einde gelopen. De terugkerende welvaart vormt, in tegenstelling tot de strekking van de vieringen na de Vrede van Nijmegen, dan ook niet de rode lijn in 1713. Het zijn “’t Kanon, heel grof van toon” en “de bulderende Trom en schaat’rende Trompetten” die men graag ziet gaan.76 Men verwelkomt de “eeuw’ge Vreede-Vorst” na “dees” “elf-jaar’ge Krijg”.77 Waar Bidloo in zijn toneelstuk naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen concepten als overvloed, welvaart en twist heeft gepersonifieerd, is er ook na de Vrede van Utrecht een toneelstuk opgevoerd. De bruiloft van Peleus en Thetis, twee figuren uit de Griekse mythologie, wordt nagespeeld met de vrede als uitgangspunt. In dit anoniem gepubliceerde toneelstuk wordt, net als bij de andere bronnen uit 1713, niet verwezen naar de Gouden Eeuw. De vrede staat centraal na een lange periode van oorlog. Zo wordt in het stuk gezegd dat de “treurigheid weg is” en men door “zoete Vree” de “waare rust kan bekoomen”.78 2.5 Penningen
Als derde onderdeel van dit hoofdstuk zullen drie penningen met elkaar vergeleken worden die naar aanleiding van de vredescongressen zijn geslagen. Net als liederen en gedichten waren deze penningen een manier van bijvoorbeeld kunstenaars om hun ideeën over de gesloten vredes te uiten. Als eerste de penning die Jacob van Dishoecke in 1678 sloeg naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen (fig. 2 en 3).79 Op de voorkant is de godin van de 75 Ibidem, 47. 76 Barend Warnaar, Floriaan en Silvia, herders-zang op het teekenen der Vreede binnen Utrecht, den 11 April, 1713 (Haarlem 1713) 5. 77 Warnaar, Floriaan en Silvia, 4 78 Onbekend, Verklaringe der Vertoningen over de Bruyloft van Peleus en Thetis Toegepast op den Oorlogh, en de gewenste Vreede (Den Haag 1713) 3. 79 Jacob van Dishoecke, Gedenkpenning Vrede van Nijmegen, 1678. Zie ook: http://www.teylersmuseum.nl/ en/collection/coins-and-medals/tmnk-00957-vrede-van-nijmegen-gesloten-tussen-de-verenigde-nederlanden-en-frankrijkeinde-van-de-hollandse-oorlog-1672-1679-dishoecke-jacob-van-vervaardiger (link inmiddels niet meer bereikbaar).
24
Vrede afgebeeld met een laurierblad in haar hand. Boven haar is de tekst “PACATUS SOLIS VIRTUTIBUS ORBIS” te lezen, wat zoiets betekent als “Onze wereld, Vrede en Zon”. Op de voorgrond verplettert zij de wapens en schilden van de oorlog en achter haar wordt de zee weer vrijgemaakt voor de zeevaart en de handel. Op de achterkant van de penning is de stad Nijmegen afgebeeld met de tekst “FIRMATA NEOMAGI PAX 1678”. Dit betekent “Vrede opgericht in Nijmegen 1678”. De handel tussen de mensen (onderaan) en het uitvaren van de kooplieden laten zien dat terugkerende handel, en daaruit vloeiende welvaart, centraal stond na de Vrede van Nijmegen. Dit beeld was ook eerder in dit hoofdstuk te zien. Later zal blijken dat de penning van Van Dishoecke ook tegenwoordig nog een rol speelt in de herinnering aan de Vrede van Nijmegen.
Figuur 2: Voorkant penning Jacob van Dishoecke, 1678.
Figuur 3: Achterkant penning Jacob van Dishoecke, 1678.
Figuur 4: Voorkant penning Reinier Arondeaux, 1697.
Figuur 5: Achterkant penning Reinier Arondeaux, 1697.
25
Reinier Arondeaux sloeg naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk in 1697 een gouden penning (fig. 4 en 5).80 De Amsterdamse goudsmid sloeg in de zeventiende eeuw meerdere penningen; zo vormden het overlijden van Hugo de Groot en de moord op de gebroeders De Witt ook aanleiding voor Arondeaux hier een tweetal penningen aan te wijden. Op de voorkant van de penning wordt de Janustempel afgebeeld, die wordt gesloten door een groep mannen. De linkerkant van de deur wordt gesloten door Willem III, die wordt bijgestaan door keizer Leopold I en Karel II van Spanje. Lodewijk XIV sluit de rechterdeur van de tempel.81 De tekst “CAESA FIR MABANT FOEDERA PORCA” betekent zoiets als “Zij sloten verdragen door het offeren van een zeug”. Dit geofferde zeug is afgebeeld voor de Janustempel. Mogelijk verwijst het naar het offeren van een zwijn aan de Griekse godin van het graan, de landbouw en vruchten.82 Op de achterkant van de penning zijn de wapens van de veertien deelnemende landen te zien. In het midden is Huis Ter Nieuwburg afgebeeld, de plek waar de vrede in 1697 werd ondertekend.
Figuur 6: Voorkant penning Daniel Drapentier, 1713.
Figuur 7: Achterkant penning Daniel Drapentier, 1713.
80 Reinier Arondeaux, Vrede van Rijswijk, gesloten tussen de geallieerden en Frankrijk, einde van de Negenjarige Oorlog 1688-1697, 1697. Zie ook: http://www.teylersmuseum.nl/nl/collectie/munten-en-penning en/tmnk-01361-vrede-vanrijswijk-gesloten-tussen-de-geallieerden-en-frankrijk-einde-van-de-negenjarige-oorlog-1688-1697-arondeaux-reiniervervaardiger (link inmiddels niet meer bereikbaar). 81 Arondeaux, Vrede van Rijswijk. 82 Historiek, ‘Demeter’, http://historiek.net/demeter/45, bekeken 02-11-2015, laatst gewijzigd 12-10-2007.
26
David Onnekink en Renger de Bruin hebben naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht een boek gepubliceerd. In dit boek wordt één penning omschreven, geslagen door Daniel Drapentier in 1713 (fig. 5 en 6).83 Op de voorkant van de penning is de vredesgodin afgebeeld, die de Janustempel sluit, terwijl oorlogsgod Mars geketend in een hoekje op de grond ligt. Mercurius is op de achtergrond afgebeeld met de tekst “EUROPAE PAX REDITTA”, oftewel “de vrede is aan Europa teruggegeven”. 84 Op de achterkant van de penning is ‘Europa’ afgebeeld met een vredestak en de hoorn des overvloeds. De zon breekt door en schepen varen weer uit.85 Het is opvallend dat de penning uit 1713 Europa laat zien, terwijl bij de andere twee penningen de steden Nijmegen en Rijswijk. De aangekondigde handel, die op deze penning duidelijk naar voren komt, lijkt zich in dit geval te richten op Europa en niet op de Republiek. Hiermee spreekt de penning de hierboven genoemde pamfletten niet tegen wat betreft de weerspiegeling van de neergang van de Gouden Eeuw na de Vrede van Utrecht. Wel duidt de verwijzing naar Europa op een gevoel van eenheid, waar dit eerder wellicht ontbrak. 2.6 Allegorieën op de vrede
Figuur 8: C. Allart, Conferentie Kamer alwaer de Vreede Beëdigt wert (1678). Museum Van Gijn, Dordrecht. 83 David Onnekink en Renger de Bruin, De Vrede van Utrecht (1713) (Hilversum 2013) 94. 84 Onnekink en De Bruin, De Vrede van Utrecht, 94-95. 85 Ibidem, 95.
27
In de hierboven genoemde pamfletten, toneelstukken, liederen en penningen zijn verschillende allegorieën, of symbolische voorstellingen, op de drie vredes opgenomen. In deze paragraaf wordt een aantal andere allegorieën geanalyseerd, die los van deze zijn gemaakt door kunstenaars. Ook hier geldt dat er na de Vrede van Nijmegen aanzienlijk minder allegorieën zijn gemaakt dan na de andere vredes. Figuur 8 laat een allegorie op de Vrede van Nijmegen zien uit 1678.86 Beneden zijn de onderhandelaars te zien die zich in het stadhuis van Nijmegen bevinden. Op het moment dat zij de eed afleggen, komen er wolken boven de zaal met allerlei figuren. Volgens de bijschriften zijn de twee figuren in het midden Mercurius en Minerva, de goden van de handel en het verstand. Mercurius, de linker god, heeft een stuk graan in zijn hand. De figuur links van hem lijkt een zeis vast te hebben. Dit kan erop duiden dat de maker wilde laten zien dat Mercurius na de Vrede van Nijmegen ervoor zorgt dat de handel weer zou floreren. Engeland en Frankrijk hadden in de Hollandse Oorlog een aanslag gepleegd op de economische machtspositie van de Republiek. Hoewel zij verzwakt was, was zij nog niet verslagen en kon het Nederlandse volk aannemen dat gouden tijden weer herleefden.
Figuur 9: L. Scherm, Allegorie op de Vrede van Rijswijk (1697). Museum Van Gijn, Dordrecht.
86 C. Allart, Conferentie Kamer alwaer de Vreede Beëdigt wert, allegorie, 1678.
28
De vieringen na de Vrede van Rijswijk laten eerder een beeld van vreugde zien, dan dat men dacht dat de Gouden Eeuw van een halve eeuw daarvoor zou terugkeren. Zoals geschetst is dit ook terecht. Sinds 1688 had de Negenjarige Oorlog Europa in zijn greep gehouden. De “Allegorie op de Vrede van Rijswijk� (fig. 9) werd in november 1697 gemaakt naar aanleiding van de gesloten vrede. In het midden is Vrede afgebeeld met een olijftak in haar hand. Linksboven haar zweeft vrouwe Justitia met een weegschaal en een zwaard in haar hand. De andere personen staan symbool voor Eendracht, Oorlog en Voorzichtigheid en Godsdienstigheid.87 Het lijkt of de maker van deze allegorie aan wil geven dat de oorlog nu weliswaar voorbij is en de vrede boven alles staat, maar dat voorzichtigheid geboden is. Het feit dat Godsdienstigheid op de allegorie is afgebeeld, zou kunnen betekenen dat men voorzichtig moest omgaan met religieuze kwesties die altijd op de achtergrond meespeelden.
Figuur 10: A. Allard, Zomer-vrede-jong-spel der dorpelinge (1713). Rijksmuseum, Amsterdam.
87 L. Scherm, Allegorie op de Vrede van Rijswijk, allegorie, 1697.
29
De Vrede van Utrecht markeerde het einde van een reeks oorlogen tussen de geallieerden en Frankrijk. Bijna een halve eeuw was de Republiek in oorlog met Frankrijk en in 1713 leek deze strijd eindelijk over. Lodewijk XIV had gegokt en verloren. Het beeld van vreugde en opluchting, zoals dat in de hierboven genoemde pamfletten is terug te zien, keert ook terug in de allegorie Zomer-vrede-jong-spel der dorpelinge (fig. 10). 88 Maker Abraham Allard heeft de blijdschap na de Vrede van Utrecht afgebeeld. Hij heeft een grote groep boeren getekend, die zich bij een herberg in een dorp vermaakt met zingen, dansen en drinken. Onderaan staat in het Frans “het landelijke feest van de vrede”, waarmee de maker wil aangeven dat dit feest op vele plekken in het land op deze manier gevierd werd. Zoals de pamfletten en liederen ook al lieten zien, speelt de florerende handel van de Gouden Eeuw een ondergeschikte rol. Men is blij met de vrede en is de strijd zat. Dat blijkt ook uit de tekst op de rechter vlag in het midden. Hierop wordt met “geWIGT” en “geTORI’d” verwezen naar de strijd tussen de Engelse politieke partijen. Een strijd die met koningin Anna van Engeland aan het begin van de achttiende eeuw weer was opgelaaid.89 Concluderend kan gezegd worden dat de vieringen rondom de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht verschillen en overeenkomsten vertonen. Het eerste verschil is dat de dankdagen naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk en Utrecht op grote schaal zijn gevierd. Donald Haks geeft aan dat er vanaf 1618 jaarlijks meerdere bede- en dankdagen zijn georganiseerd. Een overwinning van leger of vloot of het sluiten van vrede zou aanleiding geven voor een algemene dankdag.90 Hoewel de lutherse predikant Georguis Petri de Staten-Generaal in een schriftelijke brief vroeg een dankdag te organiseren naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen, lijkt een omschrijving van de vieringen te ontbreken.91 Haks geeft wel aan dat in het vredesjaar 1679, aansluitend op de Vrede van Nijmegen, het uitschrijven van een bededag door de Staten-Generaal geheel achterwege is gelaten.92 Wat betreft het type media kan gezegd worden dat de uitingen bij alle vredes een multimediaal karakter hebben. Liederen, pamfletten, toneelstukken en allegorieën; via alle mogelijke wegen heeft men stilgestaan bij de vrede. Opvallend is hetgeen dat na het
88 A. Allard, Zomer-vrede-jong-spel der dorpelinge, allegorie, 1713. 89 W.A.F. Bannier, ‘De Vrede van Utrecht’, rede, Stedelijk Gymnasium in Utrecht, 11-04-1913, 9. 90 Haks, Vaderland en vrede 1672-1713, 73. 91 Jeroen Salman, ‘Troebelen en tijdsordening: De actualiteit in zeventiende-eeuwse almanakken’, De Zeventiende Eeuw 17:1 (2001) 16. 92 Haks, 74.
30
bestuderen van het bronmateriaal niet meer opvallend is: in alle bronnen worden goddelijke figuren gebruikt om de vrede te verbeelden. Ook de vraag of de vieringen na het sluiten van de vredes de neergang van de Gouden Eeuw weerspiegelen, is in dit hoofdstuk beantwoord. Na de Vrede van Nijmegen dacht men dat de gouden tijden van voor de oorlog terug zouden keren. Dat deze vrede in 1678 minder gevierd lijkt te zijn dan de andere twee, zou kunnen komen door het feit dat men dacht alles weer snel op te kunnen pakken. De oorlog zou snel vergeten worden en de Republiek zou weer bloeien als voorheen. De vieringen na de Vrede van Rijswijk lijken grootschaliger. De Republiek is trots op de rol van Willem III en de vieringen laten dan ook een chauvinistisch beeld zien. De bronnen uit 1713 laten doorschemeren dat men wist dat de Gouden Eeuw over was voor de Republiek. Men deed voorkomen hier niet over in te zitten; iedereen was blij met de vrede en was, na decennia lang oorlogvoeren, toe aan vrede.
31
Het was al 1738, 25 jaar na de vieringen van de Vrede van Utrecht, voordat de eerste herdenking plaatsvond. In de rest van de achttiende eeuw bleef het lang stil rond de vredes van Nijmegen, Utrecht en Rijswijk. Het 100-jarig bestaan van de Vrede van Nijmegen lijkt in 1778 vergeten te zijn en met de komst van de Bataafse Republiek in 1795 zijn ook eventuele festiviteiten rondom de Vrede van Rijswijk in duigen gevallen. Toch werd het de eeuw van Rijswijk. In het laatste decennium werd de Naald van Rijswijk opgericht in het Rijswijkse Bos. Waarom werd deze naald gebouwd in een jaar dat er niets te herinneren viel? Dit hoofdstuk zal allereerst ingaan op de eerste herdenking van de Vrede van Utrecht na 25 jaar. Daarna zal de Naald van Rijswijk centraal staan. Na het geven van een korte voorgeschiedenis van het Huis ter Nieuwburg, de plaats waar de vredesonderhandelingen in 1697 hadden plaatsgevonden, zal de oprichting van deze lieu de mĂŠmoire geanalyseerd en verklaard worden. 3.1 De Vrede van Utrecht na 25 jaar
Figuur 11: Titelprent Europische Mercurius 1738, eerste deel.
32
De Vrede van Utrecht markeerde het einde van een reeks van conflicten tussen het Frankrijk van Lodewijk XIV en de geallieerden. De eerdere vredesverdragen hadden niet lang standgehouden. De staatkundige nieuwsperiodiek Europische Mercurius herdenkt het 25jarig bestaan van de Vrede van Utrecht in 1738. Het Nederlandsch Gedenkboek, zoals het nieuwsboek ook wel wordt genoemd, staat op verschillende manieren stil bij de Vrede van Utrecht. Zo heeft het de titelprent gewijd aan de herdenking en wordt de gedenkpenning van Martin Holtzhey afgebeeld. Deze penning is geslagen naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht. Op de titelprent (fig. 11) is de vrede afgebeeld op een voetstuk.93 Door middel van een gedicht legt het nieuwsboek de verschillende onderdelen op de prent uit. Hierdoor wordt duidelijk wat er met de symbolische afbeeldingen wordt bedoeld. De gebruikte figuren zijn vergelijkbaar met de goddelijke figuren die na de vredes zijn gebruikt in de verschillende pamfletten, zoals die in het vorige hoofdstuk geanalyseerd zijn. Dat de Europische Mercurius een nieuwsperiodiek is, wordt duidelijk bij de analyse van de prent. De verschillende onderdelen op de prent verwijzen naar gebeurtenissen die rond 1738 in Europa hebben plaatsgevonden. In de “uitleg der titelplaat” wordt verwezen naar de kalmte, die al zo lang heeft mogen duren. Hierbij verwijst de auteur naar de Janustempel, die in Nederland al 25 jaar gesloten is. Op de titelprent is links achter de vrede een oorlog afgebeeld. Dit is de RussischTurkse Oorlog (1735-1739) en wordt als volgt uitgelegd door het nieuwsboek: Schoon in ’t Oost, De krygs-orkanen zich vergroten, Daar Rusch en Turk de landen rooft, In volle vlam en ’t bloed vergieten. Linksboven in de lucht houden twee “knapen” schilden vast met de wapens van Polen en Napels erop. Hier wordt het huwelijk tussen de Spaanse koning Karel III en Maria Amalia van Saksen, de dochter van de Poolse koning, afgebeeld.94 Aan de rechterkant vecht een
93 Europische Mercurius, eerste deel, van het Jaar 1738 (Amsterdam 1738) 3. 94 Europische Mercurius, eerste deel, van het Jaar 1738, 2.
33
eenhoorn, de verbeelding van Engeland. Hier zou de maker mee kunnen bedoelen dat Engeland nog steeds altijd ergens op de wereld oorlog voert.
Figuur 12: Voorkant penning Martin Holtzhey, 1738.
Figuur 13: Achterkant penning Martin Holtzhey, 1738.
Naast de titelprent heeft de Europische Mercurius in 1738 ook aandacht besteed aan de gedenkpenning die Martin Holtzhey naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht ontworpen heeft.95 Op de voorkant van de penning (fig. 12) zijn de wapens te zien van de zeven provincies van de Republiek. In het midden is Minerva afgebeeld, de godin van het verstand. In haar linkerhand houdt zij een bundel met zeven pijlen vast, die de verbondenheid tussen de zeven provincies verbeeldt. De Europische Mercurius noemt het een “gunst des Hemels” dat Minerva de “dierbaren Vreden” al 25 jaar verleend heeft.96 De tekst bovenaan de voorkant luidt: “Geef God, dat de Vrede eeuwig dure!”97 De penning verbeeldt de algemene blijdschap met de vrede en hoe men haar koesterde. De tekst op de achterkant van de penning bevestigt dit beeld. Hier staat dat de vrijheid, zowel in het geestelijke als wereldlijke, door de voorouders hersteld is, de grenzen bevestigd zijn en de algemene rust teruggekeerd is. Het is volgens Holtzhey door “Gods Zegen” dat de Republiek nu al 25 jaar geen oorlog voert.98
95 96 97 98
Ibidem, 246. Ibidem, 246-247. Ibidem, 247. Ibidem.
34
Dat de Vrede van Utrecht in 1738 is herdacht, zou verklaard kunnen worden door het feit dat het lang geleden was dat de Republiek zo lang in vrede had geleefd. Dit 25-jarig bestaan van de vrede kan in dat opzicht gezien worden als een mijlpaal voor de Republiek. 3.2 De Naald van Rijswijk
Figuur 14: De Naald van Rijswijk. Eigen collectie auteur.
De Naald van Rijswijk (fig. 14) vormt vandaag de dag het middelpunt van het Rijswijkse Bos. Wanneer men vanaf de Huys Ter Nieuburchlaan het bos betreedt, loopt men recht op de gedenknaald af. De laan is vernoemd naar het vroegere paleis Huis ter Nieuwburg, dat in 1697 de plek was waar de vredesonderhandelingen plaatsgevonden. Aan het einde van 35
de Negenjarige Oorlog was men er al gauw over uit dat de onderhandelingen gehouden moesten worden in de Republiek, de oorspronkelijke verblijfplaats van stadhouder en koning van Engeland Willem III. De vraag was echter: wáár? Het was de Franse diplomaat Caillières die Huis ter Nieuwburg had voorgesteld, omdat dit paleis aan alle eisen leek te voldoen. 99 Stadhouder Frederik Hendrik en gemalin Amalia van Solms hadden paleis Huis Ter Nieuwburg in 1630 laten bouwen als lusthuis. Bij de bouw had de ‘stedendwinger’ en ‘paleizenbouwer’, zoals Frederik Hendrik werd genoemd, een centraal element ingesteld, namelijk een lengteas tussen de zandweg de tegenwoordige Huys Ter Nieuburchlaan en het einde van de tuin. Deze as was gericht op de Nieuwe Kerk van Delft, de plaats waar Willem van Oranje begraven lag.100 Hiermee had de ‘stedendwinger’ de gedachte aan zijn vader levend gehouden. Verreweg het grootste deel van zijn bestaan was het paleis echter zonder bewoners gebleven en leek daarmee roemloos ten onder te gaan.101Hier kwam aan het einde van de zeventiende eeuw echter verandering in. Zowel de statigheid en pracht van het paleis als ook de voorzieningen voor de vredesonderhandelingen maakten Huis Ter Nieuwburg een “waardige plek” om de “deftigste gezanten” te ontvangen.102 Even was alle aandacht gevestigd op Rijswijk. Willem III bleek na de vredesonderhandelingen nog even weinig belangstelling te hebben voor Huis Ter Nieuwburg en daarmee keerde de rust op het paleis terug. 103 De erfeniskwestie die daarop volgde, heeft Huis Ter Nieuwburg bepaald geen goed gedaan. Door de onenigheid over het eigendomsrecht en de daarmee samenhangende problemen met betrekking tot de rechten en plichten, werd het onderhoud tot een minimum beperkt. 104 In de achttiende eeuw is het paleis verhuurd aan een Nederlandse advocaat en de ambassadeur van de Russische keizerin Catharina de Grote.105 Zowel de financiële situatie van stadhouder Willem V als ook de verloederde status waarin Huis Ter Nieuwburg zich bevond, heeft de stadhouder doen besluiten het paleis te laten slopen.106 In 1789 had hij architect P.W. Schonk verzocht onderzoek te doen naar de bouwkundige staat van paleis Ter Nieuwburg. Schonk concludeerde dat een renovatie teveel 99 A. Rodenburg, De Vrede van Rijswijk (Rijswijk 1947) 24-26. 100 R. Chandali en H.H. Huitsing, Ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk: Vorstelijk vertoon in een Hollands dorp (Rijswijk 1989) 10. 101 Chandali en Huitsing, Ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk, 29. 102 Rodenburg, De Vrede van Rijswijk, 27-28. 103 Chandali en Huitsing,43. 104 Ibidem. 105 Ibidem, 43-46. 106 Ibidem, 48-49.
36
kosten met zich mee zou brengen en in overleg met de stadhouder werd daarop besloten een gedenknaald ter ere van de Vrede van Rijswijk op te richten.107 Waarom had stadhouder Willem V behoefte aan een monument ter ere van deze historische gebeurtenis? Dit kan verklaard worden door de theorieën van Nora en Assmann. Stadhouder Willem V had sinds de jaren 1780 steeds meer kritiek gekregen op zijn falende beleid. Het pamflet Aan het Volk van Nederland van Joan Derk van der Capellen tot den Pol had in 1781 voor veel ophef gezorgd en markeerde het begin van de patriottenbeweging in Nederland. Dit pamflet richtte zich tegen het bewind van Willem V en de steeds verdergaande opeenhoping van macht in handen van de Oranjes. 108 De stadhouder had halfslachtig opgetreden tegen de patriotten, waardoor zijn aanzien was geschonden. 109 Met de bouw van de Naald van Rijswijk heeft stadhouder Willem V geprobeerd het aanzien van zijn dynastie te versterken. Met de plaatsing van het wapen van Willem V aan de voorzijde van de gedenknaald heeft de stadhouder zich verbonden met de Vrede van Rijswijk. Om in termen van Nora te spreken: stadhouder Willem V heeft de Vrede van Rijswijk symbolisch als lieu de mémoire gebruikt om zijn eigen positie te versterken. Wanneer Assmanns theorie van het bewoonde geheugen wordt toegepast, is te zien dat de herinnering aan de Vrede van Rijswijk (verleden) door Willem V in het heden gebruikt is om zijn identiteit te veranderen (toekomst). De Naald van Rijswijk, die gebouwd is uit de brokstukken van het Huis Ter Nieuwburg, is dus niet gebouwd als herinneringsmoment voor de vredesonderhandelingen in 1697, maar als compensatie voor het falende beleid van de stadhouder. Hiermee heeft hij geprobeerd zijn naam te zuiveren en een nieuwe identiteit te creëren. Willem V zag zijn identiteit voortaan verbonden aan de grootse Vrede van Rijswijk.
107 E.J. Nusselder, Bouwhistorische documentatie en waardebepaling: Rijswijk Gedenknaald (Leiden 1992) 5. 108 Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Aan het Volk van Nederland, W.F. Wertheim en A.H. Wertheim-Gijse Weenink ed. (Weesp 1981) 7. 109 Chandali en Huitsing, 52.
37
Na de bouw van de Naald van Rijswijk bleef het ook in de negentiende eeuw lang stil rond de drie vredes. Het waren de herinneringen aan de Vrede van Utrecht en Rijswijk die in deze eeuw het meest in leven werden gehouden. Dit hoofdstuk behandelt de herinneringen aan de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht tussen 1813 en 1963. Hoewel er in veel gevallen geen sprake is geweest van georganiseerde vieringen, is men de vredes toch niet helemaal uit het oog verloren. 4.1 Magere tijden voor Nijmegen
Herinneringen aan de Vrede van Nijmegen zijn tot aan het 300-jarig bestaan in 1978 schaars. Herdenkingen zijn uitgebleven en ook de media lijken zich niet om het vredescongres bekommerd te hebben. Het is gemeentearchivaris H.D.J. van Schevichaven die de draad voor de herinnering aan de vrede in 1898 oppakte. In zijn Penschetsen uit Nijmegen’s
verleden gaat Van Schevichaven in op gebeurtenissen en plaatsen die de stad Nijmegen kenmerken. Nora zou het de lieux de mémoire van Nijmegen hebben genoemd. In dit boek wijdt Van Schevichaven een hoofdstuk aan de stad Nijmegen tijdens het vredescongres: “In het doolhof der negotiaties […] zullen wij ons niet begeven”, begint Van Schevichaven. 110 Hij laat de diplomatie voor wat het is en richt zich in dit hoofdstuk op de rol van de stad Nijmegen ten tijde van het congres in 1678. Zo moesten alle markten worden verplaatst, de Grote Kerk worden aangekleed en werd er speciaal voor de afgevaardigden een kaatsbaan aangelegd.111 Nijmegen wordt door de auteur beschreven als een kleine stad waar niet zoveel te beleven was. Het carnaval moet wat betreft amusement een hoogtepunt geweest zijn. Dit werd echter door de katholieke afgevaardigden van Frankrijk en Spanje georganiseerd. 112 Hij schrijft hierover:
110 H.D.J. van Schevichaven, Penschetsen uit Nijmegen’s verleden (Nijmegen 1898) 203. 111 Van Schevichaven, Penschetsen uit Nijmegen’s verleden, 203-206. 112 Ibidem, 211.
38
Met amusementen was het hier jammerlijk gesteld, vooral voor heeren en dames, gewend aan het grootstadsleven der residentiën. Hier waren noch tooneelspelen, noch muziekuitvoeringen, noch bals, noch redoutes.113 4.2 Zuid-Hollandse herinneringen aan de Vrede van Rijswijk
Nadat de Naald van Rijswijk aan het einde van de achttiende eeuw werd opgericht, was het lange tijd stil rond de Vrede van Rijswijk. De herinneringen aan deze vrede komen pas aan het einde van de negentiende eeuw weer tot leven. In de kranten komt naar voren dat er aandacht is besteed aan het 200-jarig bestaan van het vredescongres. Zo heeft in het Rijksprentenkabinet in september 1897 een tentoonstelling plaatsgevonden waar “prenten en een teekening” te zien waren.114 De Algemene Nederlandsche Vredebond in Den Haag droegin zijn “algemeene vergadering” het hoofdbestuur op na te denken over wat de bond zal zou doen ter gelegenheid van de herdenking van het “tweede eeuwfeest van den Vrede van Rijswijk”. De bond had de “wenschelijkheid uitgesproken om binnen een niet te lang tijdsverloop een Vredescongres te houden”.115 Naast een tentoonstelling en de herdenking van de Vrede van Rijswijk door de Vredebond organiseerde de gemeente Rijswijk ook een kerkdienst naar aanleiding van het verjaringsfeest van het vredescongres. Dominee J. Verwey hield een preek en door dichter en predikant Eliza Laurillard werd een toepasselijk lied gezongen. 116 In het informatief nieuwsartikel “Willem III en de vrede te Rijswijk” uit de zondageditie van Het Nieuws van
den Dagwerd de rol van Willem III tijdens de Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk besproken. De krant of de auteur lijkt echter Fransgezind te zijn: Van 1679-1688 stond Lodewijk op het toppunt zijner macht. Met dien vrede begint Frankrijks invloed te tanen. De zwakke gestalte van Willem III is het, die het tooneel vult der gebeurtenissen in West-Europa in de laatste helft der 17e eeuw; hij, de onverzoenlijke tegenstander van Lodewijk XIV heeft den machtigsten monarch in ‘t stoutst ontwerp weerhouden.117 113 114 115 116 117
Ibidem, 210. ‘Prentenkabinet’, Het Nieuws van den Dag, 27 september 1897. ‘Vredebond’, Algemeen Handelsblad, 02 juli 1897. ‘Binnenland: Nieuwstijdingen’, De Telegraaf, 20 september 1897. ‘Willem III en de Vrede te Rijswijk’, Zondagsblad van het Nieuwsblad van den Dag, 26 september 1897.
39
Opvallend genoeg is de Vrede van Rijswijk ook gebruikt bij de herinnering aan het 350jarig bestaan van het Leidens Ontzet in 1924. Op het zogeheten ‘3 oktoberfeest’ werd in het centrum van Leiden een openluchtspel vertoond, dat de Vrede van Rijswijk in Huis Ter Nieuwburg moest symboliseren. Hierbij was koningin Wilhelmina aanwezig.118 Men heeft gekozen voor de Vrede van Rijswijk, omdat tijdens het Leidens Ontzet traditiegetrouw een openluchttheater werd georganiseerd, waarin de vaderlandse geschiedenis het centrale thema was.119 Dat de Naald van Rijswijk een lieu de mémoire was, waar een rijke geschiedenis aan vooraf ging, had men in 1927 ook door. In een artikel in Het Vaderland wordt gesproken over de “onwaardige toestand” waar het monument van de Vrede van Rijswijk zich in zou bevinden. De krant verzoekt Binnenlandse Zaken het “landelijk door historie gewijde plekje” in ere te houden. 120 “En onwillekeurig wordt de herinnering wakker geroepen aan een andere Vredesonderhandeling in de nabijheid van onze stad gevoerd”, meldt Het Vaderland in juli 1929. De Herstel Conferentie, die in 1929 plaatsvond in Den Haag, was voor het nieuwsblad de aanleiding om een artikel te wijden aan de herinnering van de Vrede van Rijswijk, omdat deze in de buurt van Den Haag had plaatsgevonden. Rijswijk heeft na het 200-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk in 1897 vijftig jaar moeten wachten op een nieuwe, officiële herinnering. Het was vlak na de Tweede Wereldoorlog, in de tijd dat Nederland bezig was met de wederopbouw, dat de Vrede van Rijswijk werd herdacht. In de week van 15 september 1947 vierden de Rijswijkenaren het 250-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk feestelijk. Zij hadden eigenlijk veel groter willen uitpakken, maar “tijdsomstandigheden” zo vlak na de oorlog lieten dit niet toe.121 Zo had men graag de historische optocht van 20 september 1697 na willen spelen, maar dit was simpelweg te duur. Zo is de tijd waarin de herdenking plaatsvond de wederopbouw duidelijk van invloed geweest op de herdenking zelf. Toch zijn er twee koetsen opgemaakt en door Rijswijk gereden. Daarnaast vormde de Naald van Rijswijk het “middelpunt van de feestelijkheden”.
122
Rijswijk-deskundige A. Rodenburg sprak op maandagavond 15
september een historische herdenkingsrede uit tijdens de herdenkingsbijeenkomst. Rijswijk stond deze week in het teken van het 250-jarig bestaan van het vredescongres. Concerten, 118 119 120 121 122
‘Andere gemeenten’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 03 april 1924. ‘Het Openluchtspel: De Vrede van Rijswijk’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 03 oktober 1924. ‘Het monument van den Vrede te Rijswijk’, Het Vaderland, 07 juni 1927. ‘De Vrede van Rijswijk wordt feestelijk herdacht’, De Tijd, 12 september 1947. ‘De Vrede van Rijswijk wordt feestelijk herdacht’.
40
jeugdfeesten, tentoonstellingen en folkloristische avonden werden georganiseerd om de herinnering aan de Vrede van Rijswijk in leven te houden. Het bestuur van de Vereniging voor Heemschut te Rijswijk wilde met een boekje over de Vrede van Rijswijk de herinnering aan de vrede en daarmee ook de vrede zelf vereeuwigen: Het bestuur van de Vereniging van Heemschut te Rijswijk, van mening, dat het heuglijk feit, dat ons oude Rijswijk een plaats in de wereldgeschiedenis bezorgde, voor ons geslacht en voor hen, die na ons komen, in de herinnering moet blijven.123 Dit boekje, dat op “populaire”, maar “wetenschappelijk verantwoorde” manier de geschiedenis van de Vrede van Rijswijk moest vertellen, is geschreven door de hierboven genoemde A. Rodenburg.124 In het boekje wordt de aanloop naar de Negenjarige Oorlog, de oorlog zelf en de Vrede van Rijswijk omschreven. Uit bovenstaand citaat blijkt dat de Vereniging voor Heemschut te Rijswijk nadrukkelijk de Vrede van Rijswijk heeft willen vereeuwigen in de herinneringscultuur. Men was en misschien wel terecht trots op het feit dat de gebeurtenissen in zo’n klein dorp kunnen worden gezien als de “belangrijkste gebeurtenis voor ons land en geheel West-Europa”.125 4.3 De weg naar 250 jaar Vrede van Utrecht
Honderd jaar na de Vrede van Utrecht, in een tijd dat de Napoleontische Oorlogen Europa in zijn greep hielden, werd het vredescongres toch gebruikt als een middel tegen deze oorlogen. De Fransgezinde krant Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee greep de herdenking aan om te herinneren aan de geallieerde eisen tot overgave in 1713.126 In een periode dat Nederland bezet was door Frankrijk, maar de geallieerden oprukten, werd de herinnering aan de Vrede van Utrecht als symbolische lieu de mémoire gebruikt om het tij te doen keren. Het jaar 1863 zal niet de boeken ingaan als het jaar waarop het 150-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht grootschalig is gevierd. Integendeel, een prijsvraag in de
123 124 125 126
Rodenburg, 3. Ibidem. ‘Vrede van Rijswijk 250 jaar oud’, De Tijd, 19 september 1947. Onnekink en De Bruin, De Vrede van Utrecht (1713), 101.
41
Nederlandse Staatscourant was het enige dat de lezer weer even deed terugdenken aan 1713.127 Het was het 250-jarig bestaan van de Universiteit van Utrecht in 1886 dat ervoor zorgde dat ook de Vrede van Utrecht herinnerd werd. Jacob Johan Doesburg publiceerde in dit jubileumjaar zijn proefschrift over de Vrede van Utrecht, waarin hij het 250-jarig bestaan van de Universiteit van Utrecht benoemt in zijn voorwoord.128 Doesburg bekijkt de oorzaken en de uiteindelijke wording van de Vrede van Utrecht vanuit een Engels politiek oogpunt. Zo beschrijft hij de politieke strijd tussen de Whigs en Tories en heeft hij veel aandacht voor de rol van de hertog van Marlborough in zowel de binnenlandse Engelse politiek als de veldslagen. In zijn conclusie stelt Doesburg dat de Republiek en Engeland het telkens bij het rechte eind hadden. Frankrijk wordt daarentegen neergezet als het grote kwaad.129 Daarnaast wijzen Onnekink en De Bruin op de ‘Maskerade Vrede van Utrecht’, die onderdeel uitmaakte van de festiviteiten rondom het 250-jarig bestaan van de Universiteit van Utrecht.130 In 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, heeft historicus W.A.F. Bannier het stedelijk gymnasium in Utrecht toegesproken met een rede over de Vrede van Utrecht. In dit jaar, waarin men overladen zou worden met herdenkingen aan de Nederlandse onafhankelijkheid in 1813, was het volgens Bannier goed om aandacht te hebben voor andere belangrijke historische gebeurtenissen. Reden genoeg voor hem om de Vrede van Utrecht te bespreken.131 Bannier richt zich in zijn rede met name op de functie van de stad Utrecht in aanloop naar en op de vredesonderhandelingen. Hij verbindt de Vrede van Utrecht met de onafhankelijkheid van Nederland. 1713 markeerde volgens Bannier het begin van een teleurstellende achttiende eeuw voor Nederland, waar in 1813 juist weer een stijgende lijn werd ingezet. 132 Bannier wil dat de herdenkingen aan de 100-jarige onafhankelijkheid gevierd zouden worden, maar hij had ook het besef dat een blik op de geschiedenis uitwijst dat er in de toekomst ook weer mindere tijden zullen komen. Het was immers een periode geweest waarin Europa geteisterd werd door oorlogen. De Vrede van Utrecht wordt hiermee door Bannier gebruikt als Assmanns bewoonde geheugen. Bannier (drager) verbindt de herinnering aan de Vrede van Utrecht (verleden) in 1913 (heden) door 127 ‘Prijsvragen’, Nederlandse Staatscourant, 12 juli 1863. 128 Jacob Johan Doesburg, De wording van den Vrede van Utrecht (Proefschrift Universiteit van Utrecht, 1886), voorwoord. 129 Doesburg, De wording van den Vrede van Utrecht, 155-156. 130 Onnekink en De Bruin, 102. 131 W.A.F. Bannier, ‘De Vrede van Utrecht’, rede. Stedelijk Gymnasium in Utrecht, 11-04-1913, 1. 132 Bannier, ‘De Vrede van Utrecht’, 30-31.
42
iets te zeggen over de toekomst. Volgend citaat laat zien op welke manier Bannier dit de gymnasiasten probeert duidelijk te maken: Welnu, wellicht zal een leeraar aan het Utrechtsch Lyceum over nog eens honderd jaar Uwen kindskinderen kunnen verhalen, niet van den vrede van Nijmegen of dien van Rijswijk of van Utrecht, maar van den eeuwigdurenden pais en vree van Nederland!133 Het laatste onderdeel van deze paragraaf wordt gevormd door de herinneringen aan de Vrede van Utrecht naar aanleiding van het 250-jarig bestaan in 1963. A. Graafhuis schreef volgens het Utrechts Nieuwsblad een “boeiende samenvatting” van “Utrecht, stad, mensen en momenten” in een tijd dat Utrecht een “wereldcentrum” vormde.134 Het boek geeft een historisch overzicht van allerlei facetten van de stad, zoals de stadspoorten, parken, binnenstad en universiteit. Aan de Vrede van Utrecht heeft de auteur slechts één kort?? hoofdstuk gewijd. Hierin beschrijft Graafhuis de rol van de stad Utrecht tijdens de vredesonderhandelingen. Zo was de gemeente onder andere verantwoordelijk voor de rust en orde in de stad.135 In de politieke kwestie rond Gibraltar staat het Weekblad voor de Curaçaose Eilanden stil bij de Vrede van Utrecht. Deze “eeuwenoude kwestie voor de V.N.” was in 1963 weer opgelaaid nadat Franco het stuk land had opgeëist.136 Gibraltar werd op het vredescongres in Utrecht aan Groot-Brittannië geschonken en is sindsdien een Brits overzees gebied. Door deze “eeuwenoude kwestie” speelden politieke besluiten uit 1713, en daarmee de Vrede van Utrecht, ineens weer een rol in contemporaine geopolitieke zaken. In de Leeuwarder
Courant wordt in datzelfde jaar verslag gedaan van een veel luchtiger onderwerp, namelijk de connectie tussen het 250-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht en de Franse stad Orange. Het Nederlandse koningshuis dankt zijn naam aan deze Franse stad. Tijdens de Vrede van Utrecht is vastgelegd dat de Nederlandse leden van het huis Nassau-Dietz, dat voortaan de stadhouders leverde, in het vervolg de titel van prins en prinses van Oranje
133 134 135 136
Ibidem, 31. ‘Utrecht, stad, mensen en momenten’, Utrechts Nieuwsblad, 24 april 1963. A. Graafhuis, Utrecht: Stad, mensen en momenten. Uit het verleden van een oude stad (Utrecht 1963) 153-154. ‘Eeuwenoude kwestie voor de V.N. Franco eist rots van Gibraltar formeel op’, Amigoe di Curacao, weekblad voor de Curacaose Eilanden, 21 september 1963.
43
zouden mogen dragen. De Leeuwarder Courant concludeert dat het huidige Orange “voor dat nog steeds geldende besluit terecht bijzonder erkentelijk is”.137 Het is duidelijk dat de Vrede van Nijmegen het minst herinnerd is in de achttiende en negentiende eeuw. Er hebben geen grootse herdenkingen plaatsgevonden en daarmee lijken de herinneringen aan de Vrede van Nijmegen los van de aandacht die Van Schevichaven aan de vrede schonk in een diep dal te zijn geraakt. In de volgende twee hoofdstukken zal echter te zien zijn dat de herinneringen aan het vredescongres in 1678 in de twintigste, maar toch ook zeker in de eenentwintigste eeuw weer zou opbloeien. De vredes van Rijswijk en Utrecht zijn in deze periode wel daadwerkelijk herdacht. In Rijswijk waren het met name de media die verslag deden van de herdenkingen aan de Vrede van Rijswijk in 1897 en 1947. De herinneringen in het tweede decennium van de twintigste eeuw komen uit een onverwachte, maar zoals te zien is geweest, verklaarbare hoek. De naoorlogse, maar feestelijke herdenking in 1947 leed onder de tijd waarin zij zich afspeelde. Er was simpelweg te weinig geld om de vieringen in spreekwoordelijk vol ornaat te vieren. De Vrede van Utrecht werd sporadisch herdacht, maar er hebben zich geen grote herinneringsmomenten voorgedaan. De aanwezigheid van de Naald van Rijswijk, die in 1947 bijvoorbeeld in het middelpunt van de festiviteiten had gestaan, kan een verklaring zijn waarom de Vrede van Rijswijk in deze periode meer herinnerd is dan de andere twee vredes. Met de gedenknaald hadden de Rijswijkenaren een fysieke lieu de mémoire in handen, waar zij bij een wandeling door het Rijswijkse Bos altijd aan herinnerd werden. Dit ontbrak in Utrecht en Nijmegen.
137 ‘Orange, trotse en pure Oranjestad’, Leeuwarder Courant, 27 augustus 1963.
44
“History is not only what comes long after politics; it has also become the stuff and
fuel of politics.”138 In “Transformations between History and Memory” gaat Aleida Assmann in op de relatie tussen geschiedenis en geheugen en de manier waarop deze twee concepten elkaar door de eeuwen heen hebben beïnvloed. Zij stelt dat de relatie tussen de twee zelf ook een geschiedenis heeft, die zij opdeelt in drie fases: de identiteit (premodern), polarisatie (modern) en interactie (postmodern) tussen geschiedenis en geheugen.139 Naast Assmanns theorie van het bewoonde geheugen is het deze interactie die in dit hoofdstuk aan bod komt. Volgens Assmann ontstond deze manier van redeneren in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het gaat hierbij niet langer om de tegenstelling tussen geschiedenis en geheugen, maar de manier waarop de een de ander aanvult. De herinneringen aan het 300-jarig bestaan van de vredes vonden plaats in deze fase. Dit hoofdstuk zal laten zien dat herinneringspraktijken in deze postmoderne fase ervoor hebben gezorgd dat geschiedenis en geheugen elkaar hebben aangevuld. In zowel Nijmegen als Rijswijk en Utrecht is in meer of mindere mate aandacht besteed aan het 300-jarig bestaan van de vrede. Zo zijn de vredes van Nijmegen en Rijswijk middels een congres en daaruit vloeiende wetenschappelijke publicaties herdacht, terwijl de Vrede van Utrecht zowel op wetenschappelijk, maar zeker ook op cultureel gebied grootschalig gevierd is. In dit hoofdstuk zullen de herdenkingen aan het 300-jarig bestaan van de vredes afzonderlijk geanalyseerd worden, omdat ze ook tegen de achtergrond van verschillende tijdsomstandigheden zijn gevierd. De festiviteiten en de wetenschappelijke bundels, die naar aanleiding van de congressen en symposia zijn gepubliceerd, vormen hierbij de kern. Uit deze analyse zal een verklaring volgen waarom men zich heeft toegespitst op de behandelde onderwerpen. Uiteindelijk zal er een verklaring worden gegeven waarom de vredes op deze manier zijn herdacht.
138Aleida Assmann, ‘Transformations between History and Memory’, Social Research 75:1 (2008) 57. 139Assmann, ‘Transformations between History and Memory’, 57.
45
5.1 Nijmegen en 1978
Figuur 15: Speech burgemeester Frans Hermsen in de Schepenzaal in het stadhuis van Nijmegen, september 1978. Fotograaf: J.F.M. Trum, collectie Regionaal Archief Nijmegen, documentnummer F53487.
Zoals de vorige hoofdstukken hebben laten zien, zijn de herinneringen aan de Vrede van Nijmegen in de achttiende en negentiende eeuw achtergebleven. Men achtte de vrede niet de moeite waard of was deze simpelweg vergeten. Hoe dan ook, de herinneringen aan de Vrede van Nijmegen zijn bij het 300-jarig bestaan weer opgepakt. Figuur 15 laat burgemeester Frans Hermsen van Nijmegen zien tijdens zijn speech, waarin hij genodigden toespreekt over de herdenking aan de vrede. In het weekend van 15 en 16 september 1978 stond de stad Nijmegen feestelijk stil bij de Vrede van Nijmegen. Zo was er op 15 september een herdenkingsconcert in de Stevenskerk en waren er een dag later openluchtactiviteiten in de binnenstad. Daarnaast vonden er tot eind oktober tentoonstellingen plaats in de Commanderie van Sint Jan en het Gemeentearchief.140 Een stadswandeling, “voor jong, maar zeker ook voor oud�, werd op
140 De Vrede van Nijmegen 1678-1978, Affichecollectie Regionaal Archief Nijmegen, documentnummer 1978.10, documenttype affiche, 1978.
46
15 en 17 oktober 1978 georganiseerd. Tijdens deze wandeling liep men onder andere langs de genoemde tentoonstellingen.141 Naast al deze feestelijkheden werd er ook op wetenschappelijk gebied stilgestaan bij de Vrede van Nijmegen. In het weekend van 14 september 1978 is er een internationaal congres georganiseerd waarop lezingen zijn gegeven over onderwerpen die verband hielden met de Vrede van Nijmegen. Historicus Hans Bots redigeerde een bundel waarin deze lezingen als artikelen zijn verwerkt. Het werk van Bots en het congres is niet het enige wetenschappelijke werk dat gepubliceerd is na de herdenkingen aan de Vrede van Nijmegen in 1978. Zo heeft het tijdschrift Numaga, dat zich bezighoudt met het heden en verleden van Nijmegen en omgeving, een editie gewijd aan de vrede.142 Ook is er een catalogus gepubliceerd naar aanleiding van de hierboven genoemde tentoonstelling in de Commanderie van Sint Jan in 1978.143 Deze publicaties komen later in dit hoofdstuk aan bod. Op het internationale congres werd gesproken over een veelvoud aan onderwerpen die betrekking had op de Vrede van Nijmegen. Bots opende het congres door zich te verplaatsen in de Engelse diplomaat William Temple. Hij zei dat de Engelsman niet had kunnen denken dat deze vrede driehonderd jaar later herdacht zou worden. Wie had destijds kunnen denken dat er zoveel jaar na dato een herdenking plaats zou vinden, waar representanten uit dezelfde landen weer aanwezig zouden zijn?144 Hiermee gaf Bots aan hoe onwaarschijnlijk dit herinneringsmoment voor Temple geleken zou hebben, maar hoe waardevol de bijeenkomst voor de herinnering aan de Vrede van Nijmegen is. Op dit congres werden de effecten van deze historische gebeurtenis bestudeerd door een multidisciplinair gezelschap. Zo waren er naast historici ook politicologen, diplomaten en archivarissen aanwezig.145 Noors historica Ragnhild Hatton, gespecialiseerd in de Europese internationale geschiedenis van de zeventiende en achttiende eeuw, beet het spits af op het congres. Zij gaf aan dat de wetenschap zich nauwelijks heeft beziggehouden met de Nijmeegse vrede en dat dit congres noodzakelijk was, omdat er “ernstige lacunes” waren in de kennis die 141 Stadswandeling bij de 300e Jaardag Vrede van Nijmegen, Affichecollectie Regionaal Archief Nijmegen, documentnummer 1978.32, documenttype affiche, 1978. 142 Numaga: Herdenking Vrede van Nijmegen 4 (augustus, 1978). 143 G.Th.M. Lemmens, ed. De Vrede van Nijmegen (Nijmegen 1978). 144 J.A.H. Bots, ‘Ouverture’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) vii. 145 Bots, ‘Ouverture’, vii.
47
men over deze vrede had. Zij was dan ook blij verrast te horen dat één van deze lacunes, namelijk de rol van de Spaanse diplomaat Jean-Baptiste Christyn en de Spaanse binnenlandse crisis ten tijde van de Vrede van Nijmegen, op het congres behandeld zou worden.146 Kijkend naar Assmanns theorie die aan het begin van dit hoofdstuk genoemd is, is dit een goed voorbeeld van de interactie tussen geschiedenis en het geheugen. Door het congres en de herdenking aan de Vrede van Nijmegen komen er nieuwe inzichten aan het licht, die op hun beurt invulling geven aan de ‘serieuze lacunes’ waarover Hatton sprak. Hatton vervolgde haar lezing door in te gaan op de zogeheten ‘religieuze tolerantie’. Na de Vrede van Westfalen, die vanwege het katholicisme en protestantisme in respectievelijk Münster en Osnabrück had plaatsgevonden, was het de eerste keer dat landen elkaar religieus tolerant bejegenden. Nijmegen en de Republiek vormden daarbij het perfecte podium voor deze noviteit.147 Zo werkt Hatton in haar artikel toe naar nieuwe inzichten die zijn ontstaan wat betreft de Europese machtsverhoudingen in de zeventiende eeuw. Volgens Hatton stond Nijmegen aan het begin van een periode waarin het concept balance of power belangrijker werd. Geërfde en veroverde gebieden speelden volgens haar een steeds minder grote rol. Het ging meer om compromissen sluiten, waarbij (economisch) gelijkwaardige regio’s geruild konden worden.148 Hatton noemt het vredescongres in Nijmegen in 1678 ‘progressief’ en ‘modern’ en concludeert dat dit het begin markeert van een tijd waarin West-Europese landen onderling afhankelijk van elkaar waren geworden en streefden naar verzoening.149 Waar Hatton de Vrede van Nijmegen centraal plaatst in de verschuivende internationale machtsverhoudingen van deze periode, richt historicus D.J. Roorda zich op de Republiek en zet Nijmegen in zijn artikel daarmee juist aan het einde van een periode. Hij stelt dat met de komst van Willem III als stadhouder in 1672 de diplomatie in de Republiek veranderd was. Ouderwetse diplomaten werden van de hand gedaan en de nieuwe, jonge staatsmannen hadden informeler contact met de stadhouder.150 De Vrede van Nijmegen markeerde volgens Roorda het einde van een korte periode, waarna deze nieuwe staatsmannen lange tijd niet meer in actie hoefden te komen. Het informele gedrag, dat 146 Ragnhild Hatton, ‘Nijmegen and the European Powers’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 1-2. 147 Hatton, ‘Nijmegen and the European Powers’, 7. 148 Ibidem, 9. 149 Ibidem, 12-13. 150 D.J. Roorda, ‘The Peace of Nijmegen: The End of a Particular Period in Dutch History’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 19-20.
48
door Willem III was geïntroduceerd, was gedeeltelijk geabsorbeerd door de Nederlandse regering.151 Uit alle deelnemende landen aan het congres in 1678 waren in 1978 sprekers aanwezig. In veel gevallen behandelden zij de rol van het land waar zij vandaan kwamen op het congres. Zo sprak de Oostenrijker Leopold Auer over de Weense bronnen; van de traktaten die de Habsburgse delegatie mee had gekregen na de onderhandelingen in Nijmegen aan de ene tot correspondentiebrieven tussen Habsburgse, Spaanse en Nederlandse diplomaten aan de andere kant.152Door het bestuderen van dit bronmateriaal heeft Auer geprobeerd de diplomatieke beweegredenen van de Habsburgse delegatie te reconstrueren. Engels historicus Kenneth Haley behandelde de rol van Engeland als bemiddelaar op het Nijmeegse congres van 1678. Haley vindt het eigenlijk paradoxaal dat Engeland, het land dat de eerste schoten had afgevuurd in maart 1672, nu de neutrale voorzitter tussen de strijdende partijen was.153 Zijn lezing geeft een kijkje achter de schermen van de Engelse bemiddelaar William Temple en de manier waarop deze samenwerkte met koning Karel II van Engeland en zijn minister. Zweeds historicus Göran Rystad belichtte de rol van Zweden, zijn binnenlandse politiek beleid en de vraag waarom dit land gekozen had voor de Franse kant. Hij geeft aan dat de Zweedse expansie van de afgelopen eeuwen was gestopt, het land onvoldoende middelen had en daarmee verzadigd was. Een Frans-Zweedse samenwerking zou voor Zweden financieel voordelig zijn.154 Rystad concludeert dat de Vrede van Nijmegen slechts een klein verlies voor Zweden had betekend, maar geen oplossing voor zijn problemen had gegeven. Het was twintig jaar later, in de Grote Noordse Oorlog, dat Zweden definitief als grootmacht zou verdwijnen van het Europese toneel.155 Naast de sprekers uit de destijds aanwezige landen, waren er ook enkele andere sprekers aanwezig. Zo behandelde Amerikaans historicus Herbert Rowen de rol van raadpensionaris Johan de Witt. De Witt zou Lodewijk XIV herhaaldelijk dezelfde voorwaarden hebben geboden, waar de laatste na de Hollandse Oorlog mee akkoord was
151 Roorda, ‘The Peace of Nijmegen’, 26. 152 Leopold Auer, ‘Viennese Sources relating to the Peace Congress of Nijmegen’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 101. 153 K.H.D. Haley, ‘English Policy at the Peace Congress of Nijmegen’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 16761678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 145. 154 Göran Rystad, ‘Sweden and the Nijmegen Peace Congress’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 133-134. 155 Rystad, ‘Sweden and the Nijmegen Peace Congress’, 142-143.
49
gegaan. 156 In zijn artikel probeert Rowen dit paradoxale gegeven te verklaren. Hij concludeert dat de oorlog zo verliep dat Willem III niet anders kon dan de diplomatieke plannen die De Witt op gang had gezet, voort te zetten. Rowen spreekt over de “wraak van De Witt”, die pas na diens dood werkelijkheid werd.157 Zoals gezegd heeft Numaga in 1978 een gehele editie gewijd aan de vrede. Dat dit nummer van het op Nijmegen gerichte tijdschrift louter artikelen zou bevatten die gericht zijn op Nijmegen is niet zo verwonderlijk. Het begin van het eerste artikel geeft een opsomming van alle deelnemende landen aan het vredescongres en wat hun invloed is geweest op de stad Nijmegen. Auteur J.A.M. van ’t Hooft beschrijft de rivaliteit tussen de Franse en Spaanse ambassadeurs en hoe deze had geleid tot verschillende incidenten. Een voordelig gevolg van de incidenten was de aanwezigheid van vele katholieke onderhandelaars in de stad, die het carnaval weer hadden geïntroduceerd bij de protestantse Nijmeegse bevolking. Uiteindelijk had dit geleid tot groots opgezette feesten met vermommingen en maskeraden.158 Verschillende ambassadeurs werden destijds vereeuwigd in portrettekeningen, die allemaal zijn toegevoegd aan de tekst. In het tweede deel van dit eerste artikel gaat de auteur in op de onderhandelingen, een onderwerp dat hieronder bij de Vrede van Rijswijk terugkomt. De onderhandelingen verliepen traag, wat onder andere kwam door de onenigheid over welke positie men innam aan de onderhandelingstafel. Zo vond de afgevaardigde van de Habsburgse keizer dat hij het voorrecht had als eerste een plaats te kiezen. Hier ging de Spaanse delegatie natuurlijk niet mee akkoord, waardoor de onderhandelingen weer een paar dagen werden opgeschoven.159 Bots besteedt in zijn artikel aandacht aan de rol van het ‘antieke kabinet’ van Johannes Smetius Jr. ten tijde van de Vrede van Nijmegen. Hij geeft aan dat er veel belangstelling was onder de afgevaardigden voor de Romeinse collectie van de Nijmegenaar, omdat er niet zoveel te beleven viel in de kleine stad die Nijmegen was.160 De verzameling van Smetius toont de rijke geschiedenis van de stad en lijkt daarmee het nut te hebben gehad de stad wat meer naam te geven. De wandtapijten, die in één van de laatste artikelen
156 Herbert H. Rowen, ‘The Peace of Nijmegen: De Witt’s Revenge’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 16761678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 275. 157 Rowen, ‘The Peace of Nijmegen: De Witt’s Revenge’, 282-283. 158 J.A.M. van ’t Hooft, ‘Nijmegen en de vredesonderhandelingen’, Numaga: Herdenking Vrede van Nijmegen 4 (augustus, 1978) 119. 159 Van ’t Hooft, ‘Nijmegen en de vredesonderhandelingen’, 121-123. 160 Hans Bots, ‘Het kabinet Smetius tijdens het vredescongres’, Numaga: Herdenking Vrede van Nijmegen 4 (augustus, 1978), 177-178.
50
in het tijdschrift worden genoemd, werden aangekocht om het Nijmeegse stadhuis meer allure te geven. Hiermee lijken het kabinet van Smetius en de collectie wandtapijten de stad Nijmegen een culturele impuls te hebben gegeven in 1678. Andere artikelen bespreken de juridische problemen die ambassadeurs hadden veroorzaakt door overtredingen ten tijde van de vredesonderhandelingen. Er worden rechtszaken besproken en wetsartikelen geciteerd. Geconcludeerd kan worden dat alleen het eerste artikel ingaat op het congres van Nijmegen. In de andere artikelen worden zaken aangekaart die weliswaar met de Vrede van Nijmegen te maken hebben gehad, maar waarvan geen enkele ingaat op de herdenking van hetgeen de titel van deze editie doet vermoeden, namelijk de Vrede van Nijmegen. Als laatste zal kort de catalogus worden behandeld, die naar aanleiding van de tentoonstelling in de Commanderie van Sint Jan in 1978 is gepubliceerd. In deze catalogus, die werd uitgegeven door de gemeente Nijmegen, staan alle kunstobjecten die op de tentoonstelling zijn te zien. Het rijk geïllustreerde werk geeft een vergaand overzicht van de tentoonstelling. Na de ‘historische inleiding’ waarin de aanloop naar de Hollandse Oorlog wordt geschetst, volgt een overzicht van alle kunstwerken, historische prenten, portretten en tapijten. Met deze catalogus en de tentoonstelling in 1978 heeft de gemeente Nijmegen de kunstzinnige overblijfselen van de Vrede van Nijmegen samengevoegd. 5.2 Rijswijk en 1997
Het toneelstuk dat tachtig scholieren opvoerden op 17 september 1997 markeerde het begin van een week waarin het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk werd herdacht. Een week eerder waren zij, samen met de leraren, ingewijd in de technieken van het diplomatiek onderhandelen door stafleden van het Instituut Clingendael, het Nederlandse Instituut voor Internationale Relaties.161 Het was ‘onderhandelen’ dat een centrale rol had gespeeld op het symposium, dat naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk werd georganiseerd. Na de korte opwelling van de herinnering aan de Vrede van Rijswijk in 1947 door Rijswijkse historicus Rodenburg, werd er pas in 1997 weer een georganiseerde herdenking
161 P.W. Meerts, ‘Symposium “Vrede van Rijswijk”’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 29.
51
opgezet. Het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk is in 1997 op een vergelijkbare manier gevierd als dat in Nijmegen in 1978. Zo heeft in oktober 1997 een internationaal congres plaatsgevonden op het Instituut voor Europese Geschiedenis in het Duitse Mainz. Daarnaast heeft de Historische Vereniging van Rijswijk die in deze context vergeleken kan worden met Numaga het eerste deel van haar jaarboek uit 1997 gewijd aan de Vrede van Rijswijk en is er een symposium georganiseerd in de Schouwburg van Rijswijk op 18 september 1997. De Duitse historicus Heinz Duchhardt redigeerde in 1998 de bundel die verscheen naar aanleiding van congres. Alvorens de inhoud van diens bundel wordt geanalyseerd, is het aardig te kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen de twee bundels. Op het oog lijken deze niet veel te verschillen. Toch zijn er verschillen. Allereerst is het Nijmeegse congres georganiseerd in en door Nijmegenaren, terwijl het internationale congres in Mainz is georganiseerd door het Instituut voor Europese Geschiedenis. Daarnaast zijn er verschillen van taal. In de bundel van Bots is een aantal artikelen in het Frans geschreven, wat verklaard kan worden door het feit dat de Hollandse Oorlog een oorlog was die voornamelijk ging tussen de Republiek en Frankrijk. De bundel van Duchhardt bevat daarentegen, op één artikel na, louter Duitse artikelen. Hoewel het 300-jarig bestaan van een vrede aan het einde van de zeventiende eeuw bij beide congressen centraal staat, zijn er inhoudelijk zowel verschillen als overeenkomsten te zien. Waar Hatton in 1978 begon met een lezing over de Europese machtsverhoudingen, was het Duits historicus Klaus Malettke die in Mainz met een vergelijkbaar onderwerp het spits afbeet. Malettke behandelt de opkomst van het ‘Statensysteem’ en, evenals Hatton, de machtsverhoudingen in West-Europa. Hij gaat in op de continuïteit en verandering van het buitenlandse beleid van de Europese landen, waarbij de ontwikkeling voor en na de Vrede van Rijswijk het middelpunt vormen.162 Anders dan Hatton, die concepten als balance of
power gebruikt om de verschuiving in het Europese machtsysteem te duiden, gaat de Duitser in op de buitenlandse politiek. Malettke ziet in de Vrede van Rijswijk een keerpunt. Het is volgens hem in1697 dat het multipolaire ‘Statensysteem’ zijn doorbraak had.163 Het was Nijmegen dat in 1978 de aanzet had gegeven voor de balance of power en Rijswijk dat
162 Klaus Malettke, ‘Der Friede von Rijswijk (1697) im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staatensystems’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 1-2. 163 Malettke, ‘Der Friede von Rijswijk’, 39.
52
twintig jaar later een definitief multipolair systeem tot stand had zien komen. Deze artikelen lijken elkaar dus aan te vullen. In Duchhardts bundel wordt, net als in die van Bots, een veelvoud aan landen en regio’s besproken. Een groot verschil met de bundel van Bots is de strekking van de artikelen. In 1978 werd aandacht geschonken aan verschillende landen en stonden ontwikkelingen in een bepaald land centraal; diplomatie in de Republiek, de neergang van Zweden en onderhandelingskwaliteiten van William Temple. De artikelen in de bundel van Duchhardt gaan daarentegen meer in op de buitenlandse politieke ambities van de deelnemende landen aan het congres in Rijswijk in 1697. Zij lijken het multipolaire ‘Statensysteem’ van Malettke hiermee kleur te geven. Jeremy Black gaat bijvoorbeeld in op de ontwikkeling van de ‘Anglo-continentale’ relaties en de manier waarop deze relaties werden verstevigd onder koning Willem III. Engeland had volgens Black de rol van interventionist op het Europese vasteland op zich genomen.164 Dit was aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw zijn taak binnen het multipolaire systeem. Christine Roll beschrijft de positie van het Habsburgse Rijk aan het einde van de zeventiende eeuw als een “moeilijke”, omdat keizer Leopold I aan beide kanten van zijn rijk “strijdende interesses” had.165 Zo was er de oorlog tegen Lodewijk XIV in het westen en streden de Oostenrijkers in het oosten tegen het Ottomaanse Rijk. Roll bespreekt de doelen, maar noemt ook de beperkingen die deze situatie voor de keizer met zich meebracht. Zij concludeert dat Leopold zich ten tijde van het congres met name bezig moet hebben gehouden met de Spaanse erfopvolging.166 Inhoudelijk zijn er dus duidelijk verschillen te zien tussen de twee bundels. Waar bij de Vrede van Nijmegen meer naar ‘kleine’, specifiekere onderwerpen is gekeken, zoals het bronmateriaal in Wenen, de zaak van Johan de Witt of de rol van de Engelse onderhandelaar, kijkt men in 1997 meer vanuit een geopolitiek oogpunt en de manier waarop Europese landen daar rond de Vrede van Rijswijk invulling hebben gegeven aan hun buitenlandse beleid. Ook de artikelen die niet over een bepaald land gaan, werpen een geopolitieke kijk op zaken. Zo wordt de Vrede van Rijswijk vergeleken met de Vrede van Karlowitz (1699),
164 Jeremy Black, ‘The Treaty of Rijswijk and the Long-term Development of Anglo-continental Relations’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 122. 165 Christine Roll, ‘Im Schatten der Spanischen Erbfolge? Zur Kaiserlichen Politik auf dem Kongress von Rijswijk im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staatensystems’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 51. 166 Roll, ‘Im Schatten der Spanischen Erbfolge?’, 90-91.
53
in verband gebracht met de aankomende oorlogen in Oost-Europa en wordt de rol van de trans-Atlantische, periferische gebieden besproken. Dit verschil zou verklaard kunnen worden door het feit dat in 1978 de Koude Oorlog nog volop bezig was. De geschillen tussen het kapitalisme en het communisme waren nog niet opgelost en machtsverhoudingen waren daarmee nog niet duidelijk zichtbaar. In 1997, een aantal jaren na de val van de Sovjet-Unie, was dit echter wel het geval. Dit zou een reden kunnen zijn waarom men met Rijswijk in 1997 heeft gekozen voor een geopolitieke benadering. Naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk heeft de Historische Vereniging van Rijswijk het eerste deel van haar jaarboek gewijd aan deze herdenking. Met drie artikelen en een verslag van het gehouden symposium op 18 september in Rijswijk heeft de vereniging geprobeerd dit memorabele jaar te herdenken.167 Het eerste artikel is te vergelijken met het hierboven geanalyseerde artikel uit Numaga. Het verschil is echter dat er in dit geval wel ruimte wordt geboden voor de voorgeschiedenis en het verloop van de Negenjarige Oorlog. Daarnaast staan ook in dit artikel de onderhandelingen en de omgang tussen de ambassadeurs centraal. Zij wilden ook bij het vredescongres in Rijswijk niet voor elkaar onder doen. Zo werden er verschillende bruggen gemaakt naar het Huis ter Nieuwburg, zodat niemand als eerste het paleis kon betreden.168 Opvallend genoeg heeft het jaarboek geen aandacht besteed aan de Naald van Rijswijk, die hierboven omschreven is als de nog meest in het oog springende lieu de
mémoire op dit moment. Het artikel “Door de stad Amsterdam gemunt” gaat over de gouden penning in een zilveren doos die het Museum Rijswijk in 1996 aan haar collectie heeft toegevoegd.169 Alleen het feit dat deze penning recentelijk is verworven, en daarmee nieuwswaarde heeft, verklaart waarom dit de voorkeur heeft gekregen boven het monument in het Rijswijkse Bos. Historica Rietje van Vliet noemt in haar artikel wel de aanwezigheid van de “statige gedenknaald”.170 Verder gaat zij in op de aandacht die het kleine plaatsje Rijswijk kreeg van correspondenten uit alle windstreken. en de manier waarop de vredesconferentie in de eigentijdse versie van de ‘courant’ werd verslagen.171 167 W.P.V. van der Ende, ‘Voorwoord’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 5. 168 H.H. Huitsing, ‘De Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 17. 169 A.D. Kwakernaak, ‘Door de stad Amsterdam gemunt’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 63. 170 Rietje van Vliet, ‘Even draaide de wereld om Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 71. 171 Van Vliet, ‘Even draaide de wereld om Rijswijk’, 73.
54
Inhoudelijk gezien zijn er verschillen tussen de artikelen in het Rijswijkse jaarboek 1997 en in Numaga. Eerstgenoemde lijkt vooral de gebeurtenissen op en rond het vredescongres weer te geven. De tweede heeft, naast de onderhandelingen, meer aandacht voor zaken die zich in de stad Nijmegen afspeelden ten tijde van de vredesconferentie. Het grootste verschil is het verslag van het symposium, dat eigenlijk los staat van het jaarboek, omdat dat louter dient als medium voor de verslaggeving. Zoals gezegd heeft Van ’t Hooft in zijn artikel in Numaga de moeilijk verlopen onderhandelingen onder de loep genomen. In 1997 is men nog een stap verder gegaan en is de techniek van het diplomatiek onderhandelen van toen vergeleken met nu. 172 Hier vindt de interactie plaats tussen geschiedenis en geheugen, waarbij de herinnering aan de Vrede van Rijswijk nieuwe inzichten biedt wat betreft de manier van onderhandelen. Het symposium heeft het proces van onderhandelen bij de Vrede van Rijswijk op een wetenschappelijke, didactische en met een hedendaagse manier benaderd.173 In het didactische gedeelte gaat socioloog Willem Mastenbroek in op de geschiedenis van de wijze van onderhandelen. Van ’t Hooft had in zijn artikel beschreven hoe de posities aan de onderhandelingstafel de onderhandelingen zelf vertraagd hadden. Mastenbroek geeft aan dat men in Rijswijk ook te maken had met dit probleem. Hier ging men echter in een kring zitten, zonder tafel, zodat een duidelijke voorzittersrol vermeden werd.174 5.3 Utrecht en 2013
De festiviteiten naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht zijn qua omvang niet te vergelijken met die van Nijmegen en Rijswijk. De gemeente en provincie Utrecht hebben groots uitgepakt bij de herdenking aan het vredescongres. Van begin april tot eind september stonden stad en regio in het teken van de Vrede van Utrecht. Het Domplein was op 11 april 2013 afgeladen en het publiek aanschouwde hoe koningin Beatrix, prins Willem Alexander en prinses Máxima de herdenking aan de Vrede van Utrecht officieel openden.175
172 P.W. Meerts, ‘Symposium ‘Vrede van Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 29. 173 W.P.V. van der Ende, e.a., ‘Symposium: “De diplomatieke betekenis van de Vrede van Rijswijk”’ in: W.P.V. van der Ende, e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 34. 174 Van der Ende, e.a., ‘Symposium’, 41. 175 Vrede van Utrecht 300 jaar, http://www.vredevanutrecht2013.nl, bekeken 06-11-2015, laatst gewijzigd onbekend.
55
Bij de viering van Bevrijdingsdag in 2013 werd de 5-mei lezing uitgesproken in de Domkerk en stak premier Mark Rutte het bevrijdingsvuur aan.176 Dit is direct een goed voorbeeld van het gebruik van het bewoonde geheugen, zoals dat in de inleiding is gedefinieerd. De herinnering aan de Vrede van Utrecht in 1713 wordt in dit geval in het heden gebruikt om de vrijheid nu en in de toekomst te waarborgen. Met andere woorden: de Vrede van Utrecht slaat een brug tussen het verleden, heden en de toekomst. Assmann spreekt over een bepaalde ‘drager’ van dit geheugen, wat in dit geval ‘het Nederlandse volk’ zou kunnen zijn. Bevrijdingsdag wordt immers door alle Nederlanders gevierd. Dit zorgt voor de creatie van een waardesysteem de normen en waarden rondom vrijheid zoals Assmann dit in haar definitie omschrijft. In haar programma laat de organisatie zien dat zij op allerlei gebieden geprobeerd heeft de vrede te herdenken; internationaal, regionaal, cultureel, educatief en wetenschappelijk.177 Om de vergelijking met de vredes van Nijmegen en Rijswijk te kunnen maken, zullen de culturele en wetenschappelijke herinneringen hieronder geanalyseerd worden. In 2013 wijdden allerlei Utrechtse instellingen tentoonstellingen aan de herdenking van de Vrede van Utrecht. Zo had het Utrechts archief de tentoonstelling Hoge Pruiken, Plat
Vermaak, over het leven in Utrecht tijdens de vredesonderhandelingen. In het Geldmuseum kon men een eigen penning ontwerpen en de Domtoren werd door middel van hijsconstructies, kaarsen en projecties omgetoverd naar hoe hij er in 1713 ongeveer uit heeft moeten zien. Daarnaast
deden ook
het Centraal Museum, Catharijnemuseum,
Universiteitsmuseum en het Spoorwegmuseum mee aan de festiviteiten rondom het 300jarig bestaan van de Vrede van Utrecht.178 Maar waarom is deze Vrede van Utrecht in 2013 op zo’n grote schaal herinnerd? En wat zegt dit over de herinneringen aan het 300-jarig bestaan van de Vrede van Nijmegen en Rijswijk? Een eerste verklaring kan gevonden worden door het toepassen van het concept van het bewoonde geheugen op de grootschalige vieringen in Utrecht. In 2008 waren de gemeente en provincie Utrecht een internationale lobby gestart om European Capital of
176 Nationaal Comité 4 en 5 mei, ‘Bevrijdingsdag 2013’, http://www.4en5mei.nl/4_en_5_mei/5meilezing/ voorgaande_jaren/2013_provincie_utrecht, bekeken 06-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 177 Vrede van Utrecht 300 jaar, ‘Programma Vrede van Utrecht 300 jaar’, http://www.vrede vanutrecht2013.nl/programmas, bekeken 06-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 178 Vrede van Utrecht 300 jaar, ‘Musea Vrede van Utrecht’, http://www.vredevanutrecht2013.nl/programmas/ musea, bekeken 06-11-2015, laatst gewijzigd onbekend.
56
Culture van 2018 te worden.179 In 2011 presenteerde de Stichting Vrede van Utrecht in samenwerking met de gemeente en provincie Utrecht een bidbook waarin uitdrukkelijk werd gezegd dat Utrecht mee wilde dingen “naar de titel Culturele Hoofdstad van Europa in 2018”.180 Om dit doel te bereiken is de herdenking van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht gebruikt om de titel te bemachtigen. In een presentatie genaamd “Vrede van Utrecht 2013, Utrecht ECOC 2018” gebruikten de Stichting Vrede van Utrecht en de gemeente Utrecht nadrukkelijk de Vrede van Utrecht om Culturele Hoofdstad van Europa in
2018
te
worden.
Bij
het
geven
van
de
historische
context
waarin
de
vredesonderhandelingen in 1713 hadden plaatsgevonden, worden de veranderingen na de Vrede van Utrecht benadrukt. “Europa is hier begonnen”, zo stelden zij.181 Utrecht zou als Europese culturele hoofdstad weer de Europese gastheer en partner zijn en het podium vormen, zoals dat ook in 1713 het geval was. De herdenking aan de Vrede van Utrecht is hierdoor in het bewoonde geheugen in het heden gebruikt om Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 de toekomst te worden. Het gegeven dat de Vrede van Utrecht is gebruikt door de stad Utrecht als middel om de Europese culturele hoofdstad te proberen te worden, verklaart de grootschalige vieringen van de Vrede van Utrecht in vergelijking met die van Nijmegen en Rijswijk. Bij de herinneringsmomenten in Nijmegen en Rijswijk waren de festiviteiten kleinschalig. Wandelroutes, tentoonstellingen en toneelstukken vormden de basis van de feestweek. Utrecht heeft zich in 2013 daarentegen gepresenteerd als de ‘vrijheidshoofdstad’ van Nederland. Of de Vrede van Utrecht voor dit 300-jarig bestaan bekender was dan de andere twee vredes is niet aannemelijk. Historicus Renger de Bruin zegt dat de Vrede van Utrecht een decennium eerder nog onbekend was in Nederland, ook in Utrecht zelf. Degenen die wel een idee hadden, haalden de vrede vaak door de war met de Unie van Utrecht van 1579.182 Toen het bid van de Stichting Vrede van Utrecht in 2012 niet door de eerste ronde was gekomen, werd de nadruk van de herinnering aan de Vrede van Utrecht gelegd op
179 Gemeente Utrecht, ‘Afdeling City Marketing, Internationale Zaken en Subsidiestrategie’, http://afdelingbis. blogspot.nl/2008/03/internationale-lobby-ecoc-2018.html, bekeken 06-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 180 Stichting Vrede van Utrecht, Utrecht 2018: Looking at our Future: Habitat, 18, Work in Progress (Utrecht 2011) 3. 181 Vrede van Utrecht 2013, ‘Presentatie Utrecht ECOC 2018’, http://www.utrecht.nl/images/Secretarie/ Communicatie/BestuurenOrganisatie/presentatieVvU.pdf, (link inmiddels niet meer bereikbaar) bekeken 06-11-2015. 182 Renger E. de Bruin, ‘Peace Was Made Here: The Tercentennial of the Treaty of Utrecht, 2013-2015’ in: Renger de Bruin, e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 267.
57
vrijheid, tolerantie en Europese integratie.183 Het paradigma van de herdenking aan de Vrede van Utrecht verschoof daarmee van een cultureel naar een meer sociaal-politiek paradigma. Na de aanslagen van elf september hadden rechtse politici de Nederlandse politiek overgenomen. De dood van Pim Fortuyn en Theo van Gogh hadden de maatschappij verdeeld achtergelaten.184 Het was de herdenking aan de Vrede van Utrecht in 2013 die moest bijdragen aan de terugkeer van de Nederlandse tolerantie en het daarbij horende gevoel van vrijheid. Ook op wetenschappelijk gebied is er aandacht besteed aan het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht. Zo werd er in het weekend van 24 tot 26 april 2013 een internationale conferentie georganiseerd in het Centraal Museum in Utrecht. Performances
of Peace, de bundel die is gepubliceerd naar aanleiding van dit congres, verkent de politieke en culturele aspecten van de vrede vanuit een breed perspectief. Bij het nader bestuderen van de Vrede van Utrecht heeft men een nieuw licht geschenen op de relatie tussen diplomatie en de culturele verbeelding in het publieke domein. 185 Renger de Bruin en anderen geven aan dat de Vrede van Utrecht een paar interessante tegenstellingen belichaamt. Zo bracht het de langverwachte vrede in Europa, maar stond deze ook aan de wieg van de agressieve balance of power politiek in West-Europa. De publieke opinie had zich over het algemeen tegen de oorlog gekeerd, maar vond het niet erg helden als Eugenius van Savoye en de hertog van Marlborough te eren, zoals we dat hierboven hebben kunnen lezen.186 De Vrede van Utrecht was een ‘performatieve’ daad geweest, zowel cultureel (de vieringen na de vrede) als diplomatiek (het ceremoniële karakter van de onderhandelingen). Het is deze ‘performativiteit’, oftewel het overgaan tot actie, die in de bundel wordt verbonden met de Vrede van Utrecht. Diplomatieke en culturele historici gaan samen met andere geleerden op zoek naar nieuwe inzichten.187 Anders dan de bundels van Bots en Duchhardt, hebben de artikelen in Performances
of Peace geen geografische, maar een thematische achtergrond. In het gedeelte van de bundel waar de diplomatiek het centrale thema is, spreekt de Franse historicus Lucien Bély over het globale karakter van het vredescongres in Utrecht in 1713. Hij stelt dat de overzeese
183 De Bruin, ‘Peace Was Made Here’, 267. 184 Ibidem. 185 Renger E. de Bruin, e.a., ‘Introduction’ in: Renger de Bruin, e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 4. 186 De Bruin, e.a., ‘Introduction’, 3. 187 Ibidem, 5.
58
gebieden en de daaruit volgende commerciële belangen een belangrijke rol hebben gespeeld bij de onderhandelingen tussen geallieerden, maar ook zeker tussen vijanden. Bij deze laatste partijen zou het volgens Bély om een “stilzwijgend conflict” gaan.188 Na het vergelijken van de belangen van een aantal landen concludeert hij dat de diplomaten de noodzaak van de slavenhandel hadden ingezien. Het privatiseren van deze slavenhandel had gezorgd voor de welvaart van de achttiende eeuw. Het door Engeland verkregen asiento had daarbij een belangrijke rol gespeeld.189 David Onnekink heeft in zijn artikel proberen aan te tonen dat het zogeheten universal monarchy discourse door diplomaten en politici werd gebruikt in een bredere culturele context.
190
Hiervoor vergelijkt Onnekink
nieuwsbronnen, officiële overheidsbronnen en politieke en diplomatieke bronnen met elkaar. Hij concludeert dat de eerste en de laatste doordrongen zijn geweest van het diplomatieke discours, waardoor de vredesonderhandelingen beïnvloed zijn, meer dan in het verleden werd aangenomen. Het blijft echter de vraag of het ‘performatieve’ karakter van het universal monarchy discourse daadwerkelijk tijdens de vredesonderhandelingen was terug te zien. Hierdoor blijft deze conclusie slechts een indicatie.191 De manier waarop journaliste Madame Du Noyer, historicus Casimir Freschot en politiek pamflettist Jonathan Swift de Vrede van Utrecht versloegen, wordt in de publieke fase van het boek behandeld. De interactie tussen geschiedenis en geheugen, zoals deze aan het begin van dit hoofdstuk is uitgelegd, vindt ook hier plaats. De herinnering aan de Vrede van Utrecht zorgt ervoor dat deze personen en hun werk, die volgens de auteurs onderbelicht zijn gebleven in de geschiedschrijving, een plek krijgen. Zo wordt er bijvoorbeeld gezegd dat Du Noyer zich in 1713 bewust was van het ontstaan van de balance of power in Europa en
daarbuiten.
Zij
wilde
daarom
ook
aantonen
dat
de
uitkomst
van
de
vredesonderhandelingen op grote, pan-Europese en ideologische schaal invloed heeft gehad.192 Naast deze bundel is er naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht een catalogus opgesteld door Renger de Bruin en Maarten Brinkman, waarin de
188 Lucien Bély, ‘Behind the State: The Global Dimension of the Negotiations’ in: Renger E. de Bruin, e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 40. 189 Bély, ‘Behind the State’, 51-52. 190 David Onnekink, ‘Pride and Prejudice: Universal Monarchy Discourse and the Peace Negotiations of 1709-1710,’ in: Renger E. de Bruin, e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 69-70. 191 Onnekink, ‘Pride and Prejudice’, 90-91. 192 Henriette Goldwyn en Suzan van Dijk, ‘Madame Du Noyer Presenting and Re-presenting the Peace of Utrecht’ in: Renger E. de Bruin, e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 96.
59
Vrede van Utrecht centraal staat. Het eerste deel van deze bundel omvat een aantal essays waarin historici de context en historische betekenis van de Vrede van Utrecht belichten. In het tweede deel is de tentoonstelling in het Centraal Museum in Utrecht weergegeven, die op 11 april 2013 werd geopend. Burgemeester van Utrecht Aleid Wolfsen geeft aan dat deze tentoonstelling moet bijdragen tot een grotere bekendheid van de Vrede van Utrecht.193 Ook De Bruin schrijft in zijn inleiding dat de grootschalige herdenkingsmanifestatie, zoals die in 2013 in Utrecht heeft plaatsgevonden, verandering moet brengen in de onbekendheid van de Vrede van Utrecht.194 De essays in de catalogus belichten verschillende aspecten van de vredespolitiek anno 1713/1714.195 Van de negen essays gaan er zes over de Vrede van Utrecht. In de andere drie worden de vredes van Rastatt (1714) en Baden (1714) behandeld. In de eerste essays staat de Spaanse Successieoorlog en de aanloop naar de Vrede van Utrecht centraal. De auteurs behandelen algemene onderwerpen, zoals godsdienst, oorlog en maatschappij, economie, het Spaanse wereldrijk en vrede. Pas in het essay van David Onnekink wordt dieper ingegaan op de Vrede van Utrecht zelf. Ook de essays zelf lijken verandering te moeten brengen in de onbekendheid van de Vrede van Utrecht, zoals De Bruin dat stelde. In de essays gaan de historici niet diep in op de onderwerpen, houden zij het kort en geven zij veel historische context. Zo begint godsdiensthistorica Joke Spaans in haar artikel met de Reformatie en de manier waarop die heeft geleid tot de godsdienstoorlogen van de zeventiende eeuw. 196 Historica Ana Crespo Solana beschrijft in haar essay de opkomst van het Spaanse wereldrijk en de manier waarop zijn positie veranderde in de loop van de zeventiende eeuw.197 Historici Inken Schmidt-Voges en David Onnekink bespreken het onderwerp vrede en de Vrede van Utrecht zelf. Schmidt-Voges kijkt in haar essay specifiek naar het begrip vrede in de vroegmoderne tijd, de manier waarop diplomatie een steeds belangrijkere rol is gaan spelen en hoe de vrede doorklonk in het dagelijks leven.198 Onnekink bespreekt de aanloop tot de Vrede van Utrecht, de onderhandelingen zelf en de manier waarop deze aan de wieg staat 193 Aleid Wolfsen, ‘Woord vooraf’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 7. 194 Renger de Bruin, ‘Inleiding’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 13. 195 De Bruin, ‘Inleiding’, 14. 196 Joke Spaans, ‘De godsdienstoorlogen voorbij’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 18-21. 197 Ana Crespo Solana, ‘Het Spaanse wereldrijk in een eeuw van verandering’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 42. 198 Inken Schmidt-Voges, ‘Vrede sluiten in het vroegmoderne Europa’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 49.
60
van de evenwichtspolitiek die de internationale politiek van de achttiende eeuw domineerde.199 Wanneer de wetenschappelijke bundels naar aanleiding van de internationale congressen in 1978, 1997 en 2013 vergeleken worden, valt een aantal punten op. Allereerst de schaal waarop de artikelen zijn geschreven. In Nijmegen is men duidelijk de diepte ingedoken; binnenlandse politieke ontwikkelingen worden beschreven en ‘kleinere’ onderwerpen, zoals personen vormen de kern van de herinnering. Twintig jaar later, op het congres in Mainz, heeft men zich vooral bezig gehouden met de geopolitieke ontwikkelingen en het gevoerde buitenlandse beleid van de deelnemende landen. In
Performances of Peace is het vredescongres in 1713 op een abstract niveau benaderd. Concepten als metaforen, discours, identiteit en geheugen hebben een grote rol gespeeld bij de manier waarop het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht herinnerd is. De essays in de catalogus van De Bruin en Brinkman lijken daarentegen weer algemener van aard. Zoals gezegd lijkt het erop dat deze essays aansluiten bij het algemene doel van de grootschalige herdenkingsmanifestatie, namelijk verandering brengen in de onbekendheid van de Vrede van Utrecht. Diplomatie heeft een rol gespeeld bij de herinneringen aan het 300-jarig bestaan van de drie vredes. Opvallend is dat er in de artikelen in Performances of Peace niet specifiek is ingegaan op de rol van de bemiddelaar. In de bundels naar aanleiding van de vredes van Nijmegen en Rijswijk zijn hier zelfs artikelen aan gewijd. In Nijmegen en Rijswijk is men ongeveer op dezelfde manier te werk gegaan; de deelnemende landen aan het vredescongres vormden de basis voor de geschreven artikelen. In Nijmegen kwamen de auteurs van het desbetreffende land ook nog daadwerkelijk uit dat land, wat Engels bemiddelaar William Temple volgens Bots zich driehonderd jaar geleden waarschijnlijk niet voor had kunnen stellen. In Utrecht is men afgestapt van deze geografische benadering en is er gekozen voor een thematische invalshoek. Deze verandering, van 1978 tot 2013, zegt uiteraard ook iets over de ontwikkelingen in de historische wetenschap zelf. Zoals hierboven is geschetst, hebben de Historische Vereniging van Rijswijk en het tijdschrift Numaga beide hun maatschappelijke plicht vervuld, door in hun publicaties aandacht te schenken aan de herinnering van de vredescongressen. Gezien de grootschalige 199 David Onnekink, ‘De Vrede van Utrecht 1713’ in: Renger de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 66.
61
festiviteiten is het niet verwonderlijk dat er ook in Utrecht publicaties zijn verschenen die niet zijn voortgevloeid uit een wetenschappelijk congres. Neurowetenschapper en oud-rector magnificus van de Universiteit van Utrecht Willem Hendrik Gispen geeft in 2013 in Utrecht
mijn vrede een ode aan zijn stad. De herdenking van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht blijkt de reden te zijn geweest voor Gispen om al het moois dat Utrecht volgens hem te bieden heeft, in een boekje te verwoorden. Het deels autobiografische werk wijdt één hoofdstuk aan de Vrede van Utrecht. Hierin beschrijft Gispen onder andere de aanloop naar de Spaanse Successieoorlog en de onderhandelingen. Hij concludeert dat Utrecht door het vredescongres een “belangrijke plaats in de geschiedenis van Europa” heeft ingenomen.200 Het is duidelijk dat Gispen de herinnering aan de Vrede van Utrecht als symbolische lieu de mémoire heeft gebruikt. Daarnaast is er in 2013 een tentoonstelling georganiseerd in het Utrechts Archief, waarbij de invloed van het internationale gezelschap van diplomaten op het dagelijks leven in de stad centraal stond. Uit het boek Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres
en de stad Utrecht van Augustinus Freschot uit 1713 is een groot deel van de informatie voor de tentoonstelling gehaald. 201 Het boek, dat bestaat uit twaalf brieven, is in 2013 vertaald en per brief voorzien van toelichting. In zijn brieven gaat Freschot in op de ‘amoureuze en pikante’ kant van het internationale vredescongres. Zo schrijft hij over de feesten, de bekendste diplomaten en hun liefdesverhalen en de huizen van plezier. Freschot zegt dat de lezer dit boekje mag beschouwen als “aangenaam amusement om een paar uurtjes fijn van te genieten”.202 Hij zegt dat de lezer echter niet verder hoeft uit te zoeken wie de auteur van dit boek is, want “die heeft met het schrijven ervan weinig lof verdiend”.203 Dit laatste duidt erop dat de verhalen die Freschot behandelt, eigenlijk niet bekend gemaakt mochten worden. Dat een herschreven en vertaalde versie van dit boek in 2013 is gepubliceerd, zegt iets over de tijd van herinneren. Het zou bijvoorbeeld ondenkbaar zijn dat er een tentoonstelling over dit soort ‘pikante’ zaken was bij het 25-jarig bestaan van de Vrede van Utrecht in 1738. Het is typisch voor deze tijd dat alle facetten van de Vrede van Utrecht worden herdacht en dat ook deze kant van de zaak uitgelicht wordt.
200 Willem Hendrik Gispen, Utrecht mijn vrede (Beilen 2011) 37. 201 Erik Tigelaar, ‘Voorwoord’ in: Erik Tigelaar en Roland Fagel ed., Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht (Hilversum 2013) 5. 202 Augustinus Freschot, ‘Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht’ in: Erik Tigelaar en Roland Fagel ed., Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht (Hilversum 2013) 29. 203 Freschot, ‘Amoureuze en pikante geschiedenis’, 29.
62
De Vrede van Utrecht lijkt met de grootschalige vieringen in 2013 zijn portie te hebben gehad. Toch wordt men bij het betreden van het stadhuis in Utrecht ook vandaag de dag nog herinnerd aan de Vrede van Utrecht en het 300-jarig bestaan in 2013. Hier heeft de gemeente een plakkaat opgehangen, dat allereerst behandeld zal worden in dit hoofdstuk. De Vrede van Rijswijk wordt niet meer actief herdacht en een nieuwe herdenking aan de Vrede van Rijswijk zal niet voor 2022 of 2047 plaatsvinden. Dit brengt ons bij Nijmegen. In deze stad wordt de herinnering aan het vredescongres tot op de dag van vandaag in leven gehouden. Het tweede en grootste gedeelte van dit hoofdstuk zal laten zien op welke manier dit wordt gedaan. Kortom: ‘de vreede’ is ook in dit hoofdstuk tegenwoordig. 6.1 Plakkaat van de Vrede van Utrecht
In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de Vrede van Utrecht in 2013 grootschalig is gevierd. Bij de ingang van het stadhuis aan de Korte Minrebroederstraat in het centrum van de stad heeft de gemeente een plakkaat opgehangen ter nagedachtenis van de Vrede van Utrecht en de herdenkingen in 2013. Het was hier waar op 11 april 1713 de Vrede van Utrecht getekend werd. Het plakkaat (fig. 18) bestaat uit twee onderdelen: een verhaal over de Vrede van Utrecht en een tekening van het stadhuis aan de Korte Minrebroederstraat ten tijde van de vredesonderhandelingen. In de tekst wordt Utrecht duidelijk gepresenteerd als het centrum van Europa in 1713. Zo was het voor het eerst dat vrede tot stand kwam door diplomatie en dialoog. Daarnaast had deze vrede gezorgd voor een lange periode van rust en vrede in Europa. Volgens het plakkaat was de stad Utrecht als podium en partner van cruciale betekenis voor de toekomst van Europa. Door dit plakkaat wordt een ieder die het stadhuis van Utrecht binnentreedt, herinnerd aan de Vrede van Utrecht in 1713. Hoewel het een kleine lieu de mémoire is, die alleen bij het betreden van het stadhuis zichtbaar is, houdt de gemeente Utrecht hiermee de herinnering aan de Vrede van Utrecht in leven.
63
Figuur 17: Ingang stadhuis van Utrecht, Korte Minrebroederstraat.
Figuur 18: Plakkaat ter nagedachtenis van de Vrede van Utrecht. Eigen collectie auteur.
6.2 De Vrede van Nijmegen anno 2016
Op initiatief van onder andere de gemeente Nijmegen en de Radboud Universiteit is in 2010 de Treaties of Nijmegen Medal in het leven geroepen. Deze prijs wordt om het jaar uitgereikt aan iemand die met uitzonderlijke verdiensten een internationale sleutelrol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van Europa. De medaille is een replica van de penning die Jacob van Dishoecke in 1678 heeft gemaakt naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen.204 In mei 2014 ontving Neelie Kroes de prijs. In haar speech sprak zij over geschiedenis als een hulpmiddel voor eigentijdse problemen: “History can provide us with many valuable contributions, inspiring visions and ideas.”205 ‘Vrijheid’ die ook de Vrede van Nijmegen destijds bewerkstelligde is volgens Kroes één van de kernbegrippen voor de eenwording van de Europese Unie.206 Net als bij de vieringen rondom de Vrede van Utrecht, staat ook bij Kroes het begrip ‘vrijheid’ centraal. Hiermee wordt de Vrede van Nijmegen, die immers
204 Treaties of Nijmegen Medal, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/wordpress, bekeken 23-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 205 ‘Address by Neelie Kroes’, https://www.youtube.com/watch?v=N04lSZROu5Q&feature=youtu.be, 1m50s., bekeken op 23-11-2015, laatst gewijzigd 07-05-2014. 206 ‘Address by Neelie Kroes’.
64
de naam van de prijs draagt die Kroes in ontvangst heeft genomen, in het hedendaagse ‘vrijheidsdiscours’ geplaatst: Even though these treaties were later disregarded, this effort was (after the horrors of the Thirty Years war) the first example of an effort to establish peace through dialogue and negotiations. This event could be seen as one of the first examples of European cooperation and accord and can be considered as a key event in European history.207 De Italiaanse filosoof Umberto Eco sprak deze woorden na het in ontvangst nemen van de
Treaties of Nijmegen Medal in 2012. In zijn speech staat Eco stil bij de Europese samenwerking van na de Tweede Wereldoorlog en de manier waarop de Vrede van Nijmegen in 1678 aan het begin stond van deze samenwerking. Oud-president van de Europese Commissie Jacques Delors nam twee jaar eerder de prijs in ontvangst. Hij gaat nog een stap verder dan Eco door de Vrede van Nijmegen direct te verbinden met de constructie van Europa. Deze verbinding staat volgens Delors “symbool voor de dialoog, tolerantie en vrijheid”, zoals wij deze tegenwoordig kennen.208 De Vrede van Nijmegen wordt door middel van de Treaties of Nijmegen Medal als symbolische lieu de mémoire gebruikt in het heden voor de verbondenheid en de constructie van Europa in de toekomst. Hiermee maakt zij deel uit van het bewoonde geheugen, waarmee een Europese identiteit wordt gecreëerd. In 2016 neemt het Europese Hof van de Rechten van de Mens de prijs in ontvangst nemen voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van Europa en de bescherming van de mensenrechten. Naast deze prijs probeert de gemeente Nijmegen ook door middel van een roman de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in leven te houden. In opdracht van de gemeente Nijmegen schreef A.F.Th. van der Heijden de historische roman De ochtendgave, die in december 2015 werd gepubliceerd.209 Deze roman vertelt het verhaal van Caspar Sonmans, die tijdens de onderhandelingen bij de Vrede van Nijmegen in 1678 werkt als eerste secretaris voor de ‘Nederlandse ambassade’.210 Het boek bespreekt een aantal belangrijke
207 Treaties of Nijmegen Medal, ‘2012 - Umberto Eco’, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/wordpress/winners/ 2012umberto-eco, bekeken 23-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 208 Treaties of Nijmegen Medal, ‘Address by Jacques Delors’, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/wordpress/ winners2010jacques-delors/address-by-jacques-delors, bekeken 23-11-2015, laatst gewijzigd onbekend. 209 A.F.Th. van der Heijden, De ochtendgave (Amsterdam 2015) 2. 210 Van der Heijden, De ochtendgave, 140.
65
gebeurtenissen in de geschiedenis van de stad Nijmegen, zoals de onthoofding van burgemeester Willem Roukens in 1705 in het eerste hoofdstuk en de toeloop naar de ondertekening van de Vrede van Nijmegen in de rest van de hoofdstukken. In het tweede en grootste deel van het boek werkt Sonmans zich langzaam op tot eerste secretaris, is hij degene die de verdragen op schrift zet en komt hij in contact met de belangrijkste onderhandelaars, zoals de Franse maarschalk d’Estrades en de Nederlandse ambassadeur Van Beverningk. Tijdens de onderhandelingen speelt zich op de achtergrond het verhaal van Sonmans’ vrouw Sara af, die in hun huwelijksnacht in het Rampjaar 1672 was verdwenen en als spion voor de Republiek blijkt te werken. Naast het verhaal lijkt deze roman ook een overzicht te geven van de belangrijkste plaatsen en personen van Nijmegen aan het einde van de zeventiende eeuw. Zo worden kenmerkende plaatsen van de stad, zoals het Valkhof en de Grote Markt, gedetailleerd omschreven. Ook is er is er plaats voor bijvoorbeeld het antieke kabinet van Johannes Smetius Jr.211 Deze roman vertelt het verhaal rond de Vrede van Nijmegen, een gebeurtenis die belangrijk is geweest voor de stad Nijmegen, maar die veel mensen waarschijnlijk niet zullen kennen. Deze roman draagt daarom bij aan de naamsbekendheid van de vrede en de stad Nijmegen. Net als bij de Treaties of Nijmegen Medal lijkt de gemeente Nijmegen actief de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in leven te willen houden. Assmanns theorie van het bewoonde geheugen kan ook hier als verklaring worden gebruikt. Zij stelt dat dit bewoonde geheugen wordt gebruikt bij de creatie van een bepaalde identiteit of waardesysteem. De gemeente Nijmegen en Van der Heijden slaan als ‘drager’ een brug tussen het zeventiende-eeuwse Nijmegen, het heden en de toekomst. In dit geval is er sprake van de creatie van een (toekomstige) identiteit. Gezien de historische context die in de roman wordt gegeven, lijkt de gemeente Nijmegen de vrede te hebben gebruikt in het bewoonde geheugen om de historische relevantie van de stad te duiden. Het hierboven genoemde antieke kabinet van Johannes Smetius Jr. is daar een voorbeeld van. De geschiedenis van Nijmegen is daarmee gebruikt om de identiteit van de stad anno nu te kleuren. Ook het museum Het Valkhof in het centrum van Nijmegen houdt de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in leven. Naar aanleiding van het 330-jarig bestaan van de Vrede van Nijmegen is in 2008 de tentoonstelling in de ‘Vrede van Nijmegenzaal’ van start gegaan. De tentoonstelling heeft aandacht voor de hierboven genoemde wandtapijten, maar 211 Ibidem, 85.
66
belicht ook andere facetten van de vrede. Een film over de geschiedenis van de Vrede van Nijmegen laat op speelse wijze het verloop van het vredescongres zien. Hierin spreekt men van de “stille getuigen”, wanneer de wandtapijten worden aangehaald.212 Aan de vooravond van de Vrede van Nijmegen zijn deze tapijten gekocht bij een Antwerpse tapijtatelier, om zo het Nijmeegse stadhuis een luxueuze uitstraling te geven. 213 Naast de wandtapijten, waarvan een deel in het stadhuis van Nijmegen hangt, houdt Museum Het Valkhof de herinnering aan de Vrede van Nijmegen levend door het tentoonstellen van schilderijen, een maquette van het stadhuis en andere lieux de mémoire. Bij dit laatste kan gedacht worden aan de vork van Frans gezant Charles Colbert, die rond 1900 gevonden werd.214 Vergeleken met de herinnering aan de Vrede van Rijswijk en Utrecht lijkt Nijmegen hiermee uniek te zijn. De hierboven genoemde voorbeelden hebben laten zien dat Nijmegen de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in leven houdt, ook in een periode waarin een herinnering misschien niet noodzakelijk is. Op dat gebied onderscheidt zij zich van Rijswijk en Utrecht.
212 Deze introducerende film wordt in Museum Het Valkhof vertoond. 213 Barbara Kruijsen en Eric M. Moormann, Vergilius en Ovidius in Nijmegen: Wandtapijten voor de Vrede van Nijmegen (1678-1679) (Nijmegen 2011) 11-12. 214 Kruijsen en Moormann, Vergilius en Ovidius in Nijmegen, 10-11.
67
‘De vreede is tegenwoordig’ heeft de herinneringsculturen van de vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht op een rij gezet. Vanaf de zeventiende eeuw tot nu zijn de vredes op verschillende manieren herdacht. In deze scriptie zijn deze herdenkingsmomenten geanalyseerd en is er geprobeerd een verklaring te geven voor de manieren waarop de vredes zijn herdacht. Door de herinneringsculturen van de drie vredes met elkaar te vergelijken, zijn overeenkomsten en verschillen tussen de herdenkingen aan de vredes van Nijmegen, Utrecht en Rijswijk aan het licht gekomen. Door middel van deze vergelijking kan een aantal conclusies worden getrokken. In de periode vlak na het sluiten van de vredes zijn zij op allerlei manieren gevierd. De Vrede van Nijmegen wordt gezien als het begin van het einde van de Gouden Eeuw van de Republiek. Vieringen naar aanleiding van de vredesonderhandelingen wijzen er echter op dat men niet het idee had dat er snel een einde zou komen aan deze gouden tijden. Met andere woorden: de neergang is niet terug te zien in de bronnen. De uitlatingen zijn over het algemeen gericht op de economie, die in de ogen van de mensen weer de top zou bereiken, zoals dat voor de Hollandse Oorlog het geval was geweest. De vieringen na de Vrede van Rijswijk en Utrecht lijken de tijd de neergang van de Republiek beter te weerspiegelen. Na de onderhandelingen in 1697 stond Willem III centraal en kunnen de festiviteiten als chauvinistisch bestempeld worden. Men leek in 1713 vooral blij te zijn dat er eindelijk een einde was gekomen aan de oorlogen van Lodewijk XIV. Vanaf 1697 werd er in ieder geval niet meer gesproken over een Gouden Eeuw, waar dit in 1678 wel duidelijk het geval was. De Naald van Rijswijk vormt de nog het meest in het oog springende lieu de mémoire van de drie vredes. Het tweede hoofdstuk heeft laten zien waarom stadhouder Willem V de gedenknaald in 1792 heeft laten bouwen. De stadhouder heeft zijn naam verbonden met de Vrede van Rijswijk voor zijn eigen eerherstel. De theorieën van Nora en Assmann zijn gebruikt om dit te verklaren. Met de bouw van de naald is de herinnering aan de Vrede van Rijswijk door Willem V aan het einde van de achttiende eeuw gebruikt om zijn identiteit te veranderen. De gedenknaald is dus niet gebouwd om de herinnering aan de vrede van Rijswijk in leven te houden, maar als compensatie voor het falende beleid van de stadhouder. 68
Desalniettemin is de Naald van Rijswijk de enige en daarmee verreweg belangrijkste lieu de
mémoire van de drie vredes. In de periode tussen 1813 en 1963 is er vrijwel geen aandacht besteed aan de Vrede van Nijmegen en lijkt de vrede hiermee een tijd te zijn vergeten. De andere vredes zijn in deze periode wel herdacht. Hiervan is er aan de Vrede van Rijswijk de meeste aandacht besteed. De aanwezigheid van de Naald van Rijswijk kan hierbij als verklaring dienen. Zo vormde de gedenknaald het middelpunt van de festiviteiten bij het 250-jarig bestaan van de vrede in 1947. Het 300-jarig bestaan van de drie vredes is in de herdenkingsjaren gevierd. Een verklaring voor de grootschalige, maandenlange herinneringen aan de Vrede van Utrecht in 2013 kan gevonden worden met de theorie van Nora en Assmann. Utrecht had zichzelf het doel gesteld de Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 te worden. De herdenking van de Vrede van Utrecht moest Utrecht op de (culturele) kaart zetten. Assmann zou gezegd hebben: de herinnering aan de Vrede van Utrecht is door de gemeente en provincie in het heden gebruikt voor het creëren van een nieuwe, culturele identiteit. Daarnaast had de politieke verschuiving in Nederland aan het begin van deze eeuw bijgedragen aan de groeiende polarisatie. De herdenking aan de Vrede van Utrecht draagt bij aan de terugkeer van de gewenste Nederlandse tolerantie en het daarbij horende gevoel van vrijheid. Een voorbeeld is de opening van Bevrijdingsdag in 2013. De herdenkingen naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Nijmegen en Rijswijk waren kleinschalig en wat betreft vorm en inhoud vergelijkbaar. Dit kan verklaard worden door de grootte van de steden. Nijmegen en Rijswijk zijn kleinere plaatsen, waar een herdenking op kleine schaal, zoals in 1978 en 1997, meer voor de hand lag. Wat wel overeenkomt zijn de internationale wetenschappelijk congressen, die naar aanleidingen van dit 300-jarig bestaan zowel Nijmegen, Rijswijk als Utrecht zijn georganiseerd. In alle gevallen zijn er bundels met artikelen voortgevloeid uit deze bijeenkomsten. Bij de inhoudelijke analyse van deze bundels is een aantal verschillen geconstateerd. Allereerst de invalshoeken van waaruit de artikelen geschreven zijn. In Nijmegen is men duidelijk de diepte ingedoken; binnenlandse politieke ontwikkelingen worden beschreven en ‘kleinere’ onderwerpen, zoals personen vormen de kern van de herinnering. In 1997 heeft men zich geconcentreerd op de geopolitieke ontwikkelingen aan
69
het einde van de zeventiende eeuw en het gevoerde buitenlandse beleid van de deelnemende landen. De herinnering aan de Vrede van Utrecht kent een abstractere benadering. Wat betreft de herinneringscultuur rondom de Vrede van Nijmegen, lijkt zij in de eerste paar eeuwen overlopen te worden door Rijswijk en Utrecht. Deze ‘achterstand’ probeert men echter tegenwoordig weer goed te maken. Museum Het Valkhof en de gemeente Nijmegen lijken er alles aan te doen om de herinnering aan de Vrede van Nijmegen in leven te houden. Zo vindt er een tentoonstelling plaats, waar onder andere de wandtapijten te zien zijn, die ten tijde van de vrede zijn gebruikt als versiering. Daarnaast heeft de gemeente Nijmegen opdracht gegeven voor een historische roman over de vrede. Dit lijkt gedaan te zijn om de naamsbekendheid van de Vrede van Nijmegen en de geschiedenis van de stad te vergroten. Zoals in het laatste hoofdstuk is gesteld, kan ook hier het bewoonde geheugen van Assmann gebruikt worden als verklaring. De gemeente Nijmegen heeft als drager de Vrede van Nijmegen in het heden gebruikt voor het veranderen van de identiteit van de stad.
70
Primaire Bronnen
Regionaal Archief Nijmegen Affichecollectie 1. De Vrede van Nijmegen, documentnummer 1978.10, 1978. 2. Stadswandeling bij de 300e Jaardag Vrede van Nijmegen, documentnummer 1978.32, 1978. Fotocollectie 1. Herdenking Vrede van Nijmegen, speech burgemeester F. Hermsen, documentnummer F53487, 1978.
Gedrukte bronnen en literatuur Aalbers, J, De Republiek en de Vrede van Europa (Groningen 1980). ‘Andere gemeenten’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 03-10-1924. Assmann, Aleida, Erinnerungsräume: Formen und Wandlungen des kulturellen Gedächtnisses (München 1999). , ‘Transformations between History and Memory’. Social Research 75:1 (2008) 49-72. Auer, Leopold, ‘Viennese Sources relating to the Peace Congress of Nijmegen’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 97-108. Bannier, W.A.F, ‘De Vrede van Utrecht’, rede, Stedelijk Gymnasium in Utrecht, 11-041913. Bély, Lucien, ‘Behind the State: The Global Dimension of the Negotiations’ in: Renger E. de Bruin e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 40-52. Bidloo, G., Vertooningspel op de Vreede, Geslooten 10des van Oegstmaand des Jaars 1678 (Amsterdam 1678). ‘Binnenland: Nieuwstijdingen’, De Telegraaf, 20-09-1897. 71
Black, Jeremy, ‘The Treaty of Rijswijk and the Long-term Development of Anglocontinental Relations’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 115-127. Bots, J.A.H., ‘Het kabinet Smetius tijdens het vredescongres’, Numaga: Herdenking Vrede van Nijmegen 25:4 (augustus, 1978) 170-181. Bots, J.A.H. en A.G. Weiler, ‘Ouverture’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 16761678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) vii-ix. Boucquet, Engelbregt, Vervolg van het gepasseerde op de vrede-handel tot Ryswyk (Gent 1897). Bruin, Renger E. de, ‘Inleiding’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 12-15. , ‘Introduction’ in: Renger E. de Bruin e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 1-21. . ‘Peace Was Made Here: The Tercentennial of the Treaty of Utrecht, 2013-2015’ in: Renger E. de Bruin e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 266-281. Buysero, D., De Triomfeerende Min, Vredespel. Gemengt met Zang- en Snaarenspel, Vliegwerken, en Baletten (Amsterdam 1680). Capellen tot den Pol, Joan Derk van der, Aan het Volk van Nederland, W.F. Wertheim en A.H. Wertheim-Gijse Weenink ed. (Weesp 1981). Chandali, R. en H.H. Huitsing, Ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk: Vorstelijk vertoon in een Hollands dorp (Rijswijk 1989).
De gekroonde Utrechtze vreede, of Nederlandze Vreugd Godin (Amsterdam 1718). ‘De Vrede van Rijswijk wordt feestelijk herdacht’, De Tijd, 12-09-1947. Dishoecke, Jacob van, Gedenkpenning Vrede van Nijmegen, 1678. Doesburg, Jacob Johan, De wording van den Vrede van Utrecht (Proefschrift Universiteit van Utrecht, 31 maart 1886). 72
Draaisma, Douwe, Metaphors of Memory: A History of Ideas about the Mind (Cambridge: 2000). Drapentier, Daniel, Gedenkpenning Vrede van Utrecht, 1713. Dunwoody, Sean F., ‘Civil and Confessional Memory in Conflict. Augsburg in the Sixteenth Century’ in: Judith Pollmann e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 77-92. Eekhout, Marianne, ‘Celebrating a Trojan Horse. Memories of the Dutch Revolt in Breda, 1590-1650’ in: Judith Pollmann e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 129-147. , Material Memories of the Dutch Revolt: The Urban Memory Landscape in the Low Countries, 1566-1700 (Proefschrift. Universiteit van Leiden, 2014). ‘Eeuwenoude kwestie voor de V.N. Franco eist rots van Gibraltar formeel op’, Amigoe di Curacao, weekblad voor de Curacaose Eilanden, 21-09-1963. Ende, W.P.V. van der, ‘Voorwoord’ in: W.P.V. van der Ende e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 5. Ende, W.P.V. van der, e.a., ‘Symposium “De diplomatieke betekenis van de Vrede van Rijswijk”’ in: W.P.V. van der Ende e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 29-32. Esser, Raingard, The Politics of Memory: The Writing of Partition in the SeventeenthCentury Low Countries (Leiden 2012).
Europische Mercurius: eerste deel, van het Jaar 1738 (Amsterdam 1738). Freschot, Augustinus, ‘Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht’ in: Erik Tigelaar en Roland Fagel ed., Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht (Hilversum 2013) 27-164. Gispen, Willem Hendrik, Utrecht mijn Vrede (Beilen 2011). Goldwyn, Henriette en Suzan van Dijk, ‘Madame Du Noyer Presenting and Re-presenting the Peace of Utrecht’ in: Renger E. de Bruin e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden 2015) 95-113.
73
Graafhuis, A., Utrecht: Stad, mensen en momenten. Uit het verleden van een oude stad (Utrecht 1963). Grijzenhout, Frans, ‘Over beeldmotief in de politieke grafiek’ in: Bram Kempers ed.,
Openbaring en bedrog: De afbeelding als historische bron in de Lage Landen (Amsterdam 1995) 125-146. Groot, Jacobus de, Vreede-zang (Amsterdam 1713). Haks, Donald, Vaderland en vrede 1672-1713: Publiciteit over de Nederlandse Republiek in de oorlog (Hilversum 2013). Haley, K.H.D, ‘English Policy at the Peace Congress of Nijmegen’ in: J.A.H. Bots ed., The
Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 145-157. Hasmoor, Hendrik, Oorlog en vreede of d'oorlog door vreede verjaagt. In 't jaar 1697. (Amsterdam 1697). Hatton, Ragnhild, ‘Nijmegen and the European Powers’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of
Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 1-16. ‘Het monument van den Vrede te Rijswijk’, Het Vaderland: Staat- en letterkundig Nieuwsblad, 07-06-1927. ‘Het Openluchtspel: De Vrede van Rijswijk’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 03 oktober 1924. Hodgkin, Katharine, ‘Women, Memory and Family History in Seventeenth-century England’ in: Judith Pollmann e.a., ed., In Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 297-314. Hooft, J.A.M. van ’t, ‘Nijmegen en de vredesonderhandelingen 1675-1679’, Numaga 25:4 (augustus 1978) 113-136. Huitsing, H.H., ‘De Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 9-28. Kilburn-Toppin, Jasmine, ‘Material Memories of the Guildsmen. Crafting Identities in Early Modern London’ in: Judith Pollmann e.a., ed., In Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 165-182. 74
Kim, Woosang, ‘Power Transitions and Great Power War from Westphalia to Waterloo’, World Politics 45 (1992) 153-172. Koopmans, Joop W., ‘Politics in Title Prints: Examples from the Dutch News Book Europische Mercurius (1690-1756)’ in: Martin Gosman en Joop W. Koopmans ed., Selling and Rejecting Politics in Early Modern Europe (Leuven 2007) 135-150. Kruijsen, Barbara en Eric M. Moormann, Vergilius en Ovidius in Nijmegen: Wandtapijten voor de Vrede van Nijmegen (1678-1679) (Nijmegen 2011). Kwakernaak, A.D., ‘Door de stad Amsterdam gemunt’ in: W.P.V. van der Ende e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 63-69 Lemmens, G.Th.M. ed., De Vrede van Nijmegen (Nijmegen 1978). Lescailje, Katryne, De Zeegepraalende Vreede (Amsterdam 1678). Malettke, Klaus, ‘Der Friede von Rijswijk (1697) im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staaten systems’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 1-45.
Manifest, houdende de redenen waerom de Hoogh. Mog. Heeren Staten Generael genoodtzaeckt zijn tegens de Koningen van Vranckrijck en Spaigne den Oorlogh te declareren, in dato den achtsen Mey 1702 (’s-Gravenhage 1702). Meerts, P.W., ‘Symposium “De Vrede van Rijswijk”’ in: W.P.V. van der Ende e.a., ed., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 29-32. Niggemann, Ulrich, ‘“You will see who they are that revile, and lessen your…Glorious Deliverance”. The “Memory War” about the Glorious Revolution’ in: Judith Pollmann e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 63-76. Nora, Pierre, ‘Between Memory and History: Les Lieux de Mémoire’, Representations 26 (1989) 7-24. Nusselder, E.J., Bouwhistorische documentatie en waardebepaling: Rijswijk Gedenknaald (Leiden 1992). Onnekink, David, ‘De Vrede van Utrecht 1713’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg: 2013) 60-69. 75
, ‘Pride and Prejudice: Universal Monarchy Discourse and the Peace Negotiations of 1709-1710’ in: Renger E. de Bruin e.a., ed., Performances of Peace. Utrecht 1713 (Leiden: 2015) 69-91. , ‘The Last War of Religion? The Dutch and the Nine Years War’ in: David Onnekink ed., War and Religion after Westphalia 1648-1713 (Aldershot: Ashgate, 2009) 6988. Onnekink, David en Renger de Bruin, De Vrede van Utrecht (1713) (Hilversum 2013). Oort, Frans van, Vreede-toorts met vreugde ontstoken op Rots-oorg den 14 van Somermaend 1713 (Utrecht 1713). ‘Orange, trotse en pure Oranjestad’, Leeuwarder Courant, 27-08-1963. Pollmann, Judith, ‘Met grootvaders bloed bezegeld: Over religie en herinneringscultuur in de zeventiende-eeuwse Nederlanden’, De Zeventiende Eeuw 29:2 (2013) 154-175. Pollmann, Judith en Erika Kuijpers, ‘Introduction. On Early Modernity of Modern Memory’ in: Judith Pollmann e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden: 2013) 1-23. Prak, Maarten, Gouden Eeuw: Het raadsel van de Republiek (Amsterdam 2012). ‘Prentenkabinet’, Het Nieuws van den Dag, 27-09-1897. ‘Prijsvragen’, Nederlandse Staatscourant, 12-07-1863. Randall, William L., ‘From Computer to Compost: Rethinking our Metaphors for Memory’, Theory & Psychology 17, 5 (2007) 611-633. Ravestein, Dirk, ‘Triomf van Nederlandt’ in: Dirk Ravestein, Geuse Liedboek (Den Haag: 1734) 1-8. Rodenburg, A., De Vrede van Rijswijk 1697-1947 (Rijswijk 1947). Roelofsen, C.G., ‘De regeling van Nijmegens juridische positie ten behoeve van het vredesproces (1675-1676), Numaga 25:4 (augustus 1978) 137-152.
76
Roll, Christine, ‘Im Schatten der Spanischen Erbfolge? Zur Kaiserlichen Politik auf dem Kongress von Rijswijk, im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staatensystems’ in: Heinz Duchhardt ed., Der Friede von Rijswijk 1697 (Mainz 1998) 47-92. Roorda, D.J., ‘The Peace of Nijmegen: The End of a Particular Period in Dutch History’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 17-28. Rowen, Herbert H., ‘The Peace of Nijmegen: De Witt’s Revenge’ in: J.A.H. Bots ed., The
Peace of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 275-283. Rystad, Göran, ‘Sweden and the Nijmegen Peace Congress’ in: J.A.H. Bots ed., The Peace
of Nijmegen 1676-1678/79. International Congress of the Tricentennial Nijmegen (Amsterdam 1980) 131-144. Salman, Jeroen, ‘Troebelen en tijdsordening: De actualiteit in zeventiende-eeuwse almanakken’, De Zeventiende Eeuw 17:1 (2001) 3-17. Scéperus, Pieter, Korte beschryvinge, ter gedagtenisse van alle de voornaamste vuurwerken, sinnebeelden, spreuken, en aanmerk-waardigheden (Amsterdam 1697). Schmidt-Voges, Inken, ‘Vrede sluiten in het vroegmoderne Europa’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 49-59 Solana, Ana Crespo, ‘Het Spaanse wereldrijk in een eeuw van verandering’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 42-48. Spaans, Joke, ‘De godsdienstoorlogen voorbij’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg: 2013) 18-25. Steen, Jasper van der, ‘A Contested Past. Memory Wars During the Twelve Years Truce (1609-21)’ in: Judith Pollmann e.a., ed., Memory before Modernity: Practices of Memory in Early Modern Europe (Leiden 2013) 45-61. , Memory Wars in the Low Countries, 1566-1700 (Proefschrift Universiteit van Leiden, 24 juni 2014). 77
Stichting Vrede van Utrecht, Utrecht 2018: Looking at our Future: Habitat, 18, Work in Progress (Utrecht 2011). Stronks, Els, Negotiating Differences: Word, Image and Religion in the Dutch Republic (Leiden 2011). Tigelaar, Erik, ‘Voorwoord’ in: Erik Tigelaar en Roland Fagel ed., Amoureuze en pikante geschiedenis van het congres en de stad Utrecht (Hilversum 2013), 5.
‘Utrecht, stad, mensen en momenten’, Utrechts Nieuwsblad, 24-04-1963. Verklaringe der Vertoningen over de Bruyloft van Peleus en Thetis Toegepast op den Oorlogh, en de gewenste Vreede (Den Haag 1713). Vliet, Rietje van, ‘Even draaide de wereld om Rijswijk’ in: W.P.V. van der Ende e.a., Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997 (Rijswijk 1997) 71-79. ‘Vrede van Rijswijk 250 jaar oud’, De Tijd, 19-09-1947. ‘Vredebond’, Algemeen Handelsblad, 02-07-1897. Warnaar, Barend, Herders-zang op het teekenen der Vreede Binnen Utrecht, den 11 April, 1713 (Haarlem 1713). ‘Willem III en de Vrede te Rijswijk’, Zondagsblad van het Nieuwsblad van den Dag, 2609-1897. Wolfsen, Aleid, ‘Woord vooraf’ in: Renger E. de Bruin en Maarten Brinkman ed., In vredesnaam: De Vrede van Utrecht, Rastatt en Baden 1713-1714 (Petersburg 2013) 7.
78
Websites Educational Technology Clearinghouse, ‘Pax’, http://etc.usf.edu/clipart/1500/1582/pax_1.htm (bekeken 24-01-2016). Geheugen van Nederland, http://www.geheugenvannederland.nl allegorie Vrede van Utrecht. Geheugen van Nederland, http://www.geheugenvannederland.nl allegorie Vrede van Nijmegen. Geheugen van Nederland, http://www.geheugenvannederland.nl allegorie Vrede van Rijswijk. Gemeente Utrecht, ‘Afdeling City Marketing, Internationale Zaken en Subsidiestrategie’, http://afdelingbis.blogspot.nl/2008/03/internationale-lobby-ecoc-2018.html (bekeken: 06-11-2015). Historiek, ‘Demeter’, http://historiek.net/demeter/45 (bekeken 02-11-2015). Nationaal Comité 4 en 5 mei, ‘Bevrijdingsdag 2013’, http://www.4en5mei.nl/4_en_5_mei/ 5meilezing/voorgaande_jaren/2013_provincie_utrecht (bekeken 06-11-2015). Rijksmuseum, ‘Lodewijk XIV trekt bij Lobith Nederland binnen, Adam Frans van der Meulen, 1672-1690, https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-3753 (bekeken 02-11-2015). Teyler Museum, http://www.teylersmuseum.nl gedenkpenning Vrede van Rijswijk. Treaties of Nijmegen Medal, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/wordpress (link niet langer beschikbaar) (bekeken 06-11-2015). Treaties of Nijmegen Medal, ‘2012 - Umberto Eco’, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/ wordpress/winners/2012-umberto-eco (link niet langer beschikbaar) (bekeken 2311-2015). Treaties of Nijmegen Medal, ‘Address by Jacques Delors’, http://treatiesofnijmegenmedal.eu/ wordpress/winners/2010-jacques-delors/addressby-jacques-delors (link niet langer beschikbaar) (bekeken 23-11-2015).
79
Vrede van Utrecht 2013, ‘Presentatie Utrecht ECOC 2018’, http://www.utrecht.nl/images/ Secretarie/Communicatie/BestuurenOrganisatie/presentatieVvU.pdf (link niet langer beschikbaar) (bekeken 06-11-2015). Vrede van Utrecht 300 jaar, http://www.vredevanutrecht2013.nl (bekeken 06-11-2015). Vrede van Utrecht 300 jaar, ‘Musea Vrede van Utrecht’, http://www.vredevanutrecht2013.nl/ programmas/musea (bekeken: 06-11-2015). YouTube, ‘Address by Neelie Kroes.’ https://www.youtube.com/watch?v=N04lSZROu5Q &feature=youtu.be (bekeken 23-11-2015).
80
AUTEURSRECHT