Marinka Joosten, 'Sal het eens met een advookaet overlegge'

Page 1



1. Inleiding 1.1De familie Huydecoper 1.2 Het onderzoek

2 4 5

2. De familieachtergrond 2.1 De vrouwen 2.2 De echtgenoten 2.3 Eer en netwerk 2.4 De zeventiende-eeuwse vrouw

8 8 10 12 14

3. Brieven om banden aan te halen 3.1 Regels 3.2 Gesprek op afstand? 3.2.1 Formeel 3.2.2 Informeel 3.2.3 Combinatie van beiden

19 20 27 28 30 31

4. Brieven als onderdeel van het familienetwerk 4.1 Gezondheid 4.2 Familiezaken 4.3 Handel en politiek

32 32 35 41

5. Correspondentie tussen man en vrouw 5.1 Een liefdevol huwelijk 5.2 De brieven

44 44 50

6. Conclusie

56

Bibliografie

64


De interesse voor vrouwen in de geschiedenis lijkt steeds groter te worden. In de zeventiende eeuw besteedden schilders al uitgebreid aandacht aan de schrijvende vrouw. Deze groep wekte bij historici pas veel later de interesse. Vooral de correspondentie van mannen is in de afgelopen tijd uitgebreid onderzocht, en ook bij onderzoek naar familiecorrespondentie richtte het onderzoek zich vooral op brieven van het familiehoofd, de man.1 Pas vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw is het onderzoek naar vrouwen in de vroegmoderne tijd op gang gekomen.2 Het onderzoek naar mannen in de geschiedenis levert meestal veel informatie over politieke zaken op. Er komen minder inzichten over het dagelijks leven naar voren, omdat vrouwen in deze periode het huishouden regelden en mannen daar relatief gezien weinig mee te maken hadden. Wanneer we meer willen weten over het gezinsleven, zullen we moeten kijken naar de leefwereld van vrouwen. Wat voor taken hadden zij, en hoe keken de vrouwen aan tegen hun rol binnen het gezin. Een van de manieren om dit te doen is het bestuderen van correspondentie, omdat de vrouwen hierin vaak openhartig persoonlijke onderwerpen die binnen de familie van belang waren bespreken.3 De brieven werden ook gebruikt om bijvoorbeeld invloed mee uit te oefenen op andere familieleden of om het netwerk van familieleden te onderhouden. Hiermee bevat vrouwencorrespondentie niet alleen huishoudelijke mededelingen, maar geeft het een uitgebreid overzicht van de zaken waar vrouwen zich mee bezig hielden. Laagopgeleide vrouwen uit de zeventiende en achttiende eeuw hebben de afgelopen tijd steeds meer aandacht gekregen. Door de vondst van de sailing letters zijn veel brieven van zeemansvrouwen aan hun geliefde boven tafel gekomen. Deze brieven bevinden zich nu in The National Archives in Londen, omdat ze door Engelse zeeschepen werden buitgemaakt tijdens kapingen. De brieven waren vanuit Nederland onderweg naar onder

1 S. Broomhall en J. van Gent, ‘In the name of the father: conceptualizing Pater Familias in the letters of William the Silent’s children’, Renaissance Quarterly Vol. 62(4) (2009) 1130-1166, aldaar 1132/ A. Sneller, ‘’Vriendschap’ in brieven: Tesselschade Roemers en Pieter Hooft’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken, “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 105-128, aldaar 106 2 R.M. Dekker, ‘Getting to the source. Women in the medieval and early modern Netherlands’, in: Journal of Women’s History, vol 10, nr 2 (1998) 165-188, aldaar 165 3 M. Corporaal, “Dat gy mij niet vergeet’. Inleiding’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken, “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 7-24, aldaar 9

2


andere AziĂŤ, waar de VOC actief was.4 Ook de correspondentie van de hoogopgeleide vrouwen uit de Republiek krijgt steeds meer aandacht. Brieven van bijvoorbeeld Maria van Reigersberch, die haar man Hugo de Groot hielp ontsnappen uit Slot Loevestein, en de zussen Roemers Visscher, die contacten onderhielden met de geleerden uit hun tijd, zijn uitgegeven.5 Er zijn echter veel vrouwen die niet in een van deze twee groepen thuishoren en waarvan we nog weinig weten. Dit zijn bijvoorbeeld vrouwen uit rijke families. Via correspondentie schreven zij naar hun eigen familieleden over zaken die alleen de familie aangingen. Op deze groep wordt in deze scriptie de nadruk gelegd. In 1997 schreef historicus Luuc Kooijmans een boek over het onderhouden van vriendschappelijke relaties binnen drie vooraanstaande regentenfamilies in de vroegmoderne tijd. Een van deze families was de familie Huydecoper. Leden van deze familie vervulden belangrijke bestuurlijke taken in onder andere Amsterdam en Utrecht. Het onderzoek van Kooijmans heeft zich voornamelijk gericht op de mannelijke familieleden. Aan de vrouwelijke leden van de familie besteedt hij maar mondjesmaat aandacht, en meestal alleen in relatie tot de mannen. Door het onderzoek van Kooijmans hebben we een kijkje gekregen in de leefwereld van de mannelijke leden van de familie Huydecoper. We weten op welke manier zij de eer van de familie hooghielden en wat voor consequenties dit had voor hun dagelijks leven. Over de vrouwelijke leden is veel minder bekend. Hierdoor rijst de vraag wat de rol was van vrouwen in deze familie bij het hooghouden van de familie-eer. In deze masterscriptie zal aandacht worden besteed aan vier vrouwen rondom Joan Huydecoper II. Door de vele functies die hij bekleedde in het stadsbestuur van Amsterdam was hij in de zeventiende eeuw de meest invloedrijke man uit de familie. Er wordt gekeken naar de rol van deze vrouwen in het familienetwerk en de manier waarop zij correspondentie gebruikten om deze rol te bevestigen.

4 Zie hiervoor bijvoorbeeld het werk van Roelof van Gelder, Zeepost. Nooit bezorgde brieven uit de 17e en 18e eeuw (Amsterdam 2008) & Marijke van der Wal, De voortvarende zeemansvrouw. Openhartige brieven aan geliefden op zee (Zutphen 2010) 5 Zie hiervoor bijvoorbeeld M.B. Smits-Veldt en M.S. Bakker, In een web van vriendschap. Brieven van Nederlandse vrouwen in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1999) & H.C. Rogge (ed.), Brieven van en aan Maria van Reigersberch (Leiden 1902)

3


1.1 De familie Huydecoper

In de Gouden Eeuw nam vooral de stad Amsterdam een belangrijke positie in de Republiek in. Binnen deze stad hadden de burgemeesters, vier tegelijkertijd, de meeste macht. ‘Burgemeesters regeerden in de Hollandse steden, en wie burgemeester van Amsterdam was, kon zijn invloed zelfs tot ver buiten de stad laten gelden,’ aldus Luuc Kooijmans.6 Binnen een aantal belangrijke Amsterdamse families bekleedde een familielid meerdere malen het ambt van burgemeester. De familie de Graeff is hier een voorbeeld van, maar ook de familie Huydecoper leverde Amsterdam verscheidene jaren een burgmeester. De familie Huydecoper was een Amsterdamse regentenfamilie. De geschiedenis van de familie begint bij Jan Bal, een protestantse leerlooier en handelaar.7 Hij werd in 1578 voor het eerst in het stadsbestuur van Amsterdam gekozen. Jan Bal, die zich naar zijn beroep heel toepasselijk Huydecoper had laten noemen, bouwde een groot kapitaal op door te investeren in de eerste aandelen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Ook de stadsuitleg van Amsterdam in 1613, waarbij de stad werd uitgebreid met onder andere de Keizersgracht en Prinsengracht, vond hij het investeren waard.8 Deze rijkdom werd door Jan Bal geïnvesteerd in de hofstede Gouden Hoef langs de Vecht bij Maarssen. Zijn zoon Joan I verbouwde dit tot het buitenhuis Goudesteijn. Met het buitenhuis en de titel heer van Maarsseveen verhieven de leden van de familie zichzelf als het ware tot het niveau van de adellijke status, waar door andere kooplieden en regenten veel waarde aan werd gehecht.9 Doordat de heerlijkheid Maarsseveen in het bezit van Joan I kwam, mocht hij deze titel voeren. Deze middeleeuwse bestuursvorm werd in de zeventiende eeuw nog op kleine schaal toegepast. 10 Ook al waren ze niet adellijk van geboorte, de verkregen status zorgde ervoor dat de mannen uit de familie goede maatschappelijke posities konden verkrijgen, waaronder in het stadsbestuur van Amsterdam. Joan I werd bijvoorbeeld zes keer burgemeester van de stad. Daarnaast was hij bewindhebber van de VOC. Ook zijn zoon Joan II deed het goed. Hij

6 L. Kooijmans, Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1997) 121 7 Sneller 2006, 117/ Kooijmans 1997, 113 8 Kooijmans 1997, 114 9 Kooijmans 1997, 114 10 Het Utrechts Archief, Familie Huydecoper, ‘Inleiding’

4


werd onder andere dertien keer verkozen tot burgemeester11 en was meerdere malen luitenant en kapitein van de schutterij.12

1.2 Het onderzoek

In deze scriptie wordt de nadruk gelegd op vier vrouwen rondom Joan II: zijn echtgenote Sophia Coymans (1636-1714), zijn schoonzussen Elisabeth (1639-1720) en Aletta Maria (1641-1725) Coymans en Joans dochter Constantia Eliana Huydecoper (1677-1743). Om de familierelaties van de vier vrouwen overzichtelijk te maken, zijn de stambomen van hun families in de bijlage toegevoegd. Zie voor een versimpelde stamboom Afbeelding 1: Versimpelde stamboom Familie Coymans op pagina 2. Er is specifiek voor deze vier vrouwen gekozen, omdat zij regelmatig brieven naar elkaar schreven. Om hun rol in het familienetwerk in kaart te brengen, wordt hun correspondentie als uitgangspunt gebruikt. 13 Aan de hand van een analyse van zowel inhoud als vorm van de brieven wordt een antwoord gegeven op de vraag welke rol vrouwen vervulden bij het in stand houden van het familienetwerk, en op welke manier de correspondentie werd ingezet om deze rol te vervullen. Van de vier vrouwen zijn in totaal zestien brieven overgeleverd. Historica Ingrid Tieken-Boon van Ostade is van mening dat onderzoek aan de hand van brieven een groot probleem oplevert, doordat er weinig materiaal is. 14 Zij zou deze zestien brieven een te klein aantal vinden. Ondanks dit kleine aantal, staan de brieven vol informatie en laten daarnaast zien dat er veel meer brieven geweest zijn, door daarnaar te refereren. Hiermee geven deze brieven ons veel kennis, waarmee het familienetwerk gereconstrueerd kan worden. Van de zestien brieven is één brief afkomstig van Aletta Maria gericht aan Constantia Eliana, negen brieven heeft Aletta Maria geschreven aan haar zus Elisabeth. Constantia Eliana heeft één brief aan haar tante Elisabeth gestuurd. Sophia stuurde vijf brieven aan haar 11 Er bestaat onenigheid over dit getal: Dudok van Heel houdt het op een aantal van twaalf, terwijl Elias aangeeft dat Joan II dertien keer verkozen werd. S.A.C. Dudok van Heel, Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten (’sGravenhage 2008) 581-582/ J. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1784 (Haarlem 1903) 518 12 Dudok van Heel 2008, 582/ Kooijmans 1997, 134 13 In deze scriptie komen veel van de gebruikte brieven aan bod. Om de leesbaarheid te behouden zijn veel citaten naar modern Nederlands hertaald. Deze citaten staan niet tussen aanhalingstekens. Alleen de delen die letterlijk uit de brieven zijn overgenomen, zijn tussen aanhalingstekens geplaatst. Waar nodig zijn letters of woorden in vierkante haakjes toegevoegd om de leesbaarheid te vergroten. 14 I. Tieken-Boon van Ostade, ‘Letters as a source for reconstructing social networks: the case of Robert Lowth’, in: M. Dossena en I. Tieken-Boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence (Bern 2008) 51-76, aldaar 51

5


dochter Constantia Eliana. Deze cijfers geven een vertekend beeld. Uit de brieven die bewaard zijn gebleven, blijkt namelijk dat er in alle gevallen een uitgebreidere correspondentie gaande was. Er zijn dus meer brieven verstuurd dan de zestien die bewaard zijn gebleven. De brieven zijn geschreven tussen 1694 en 1716. Er zijn geen brieven bewaard gebleven die geschreven zijn door Elisabeth en gericht waren aan een van de andere drie vrouwen. Zij heeft echter na het overlijden van haar man in 1690 de familiekroniek voortgezet. Hierin werden huwelijken, geboortes en sterfgevallen genoteerd. Elisabeth voorzag veel van deze gebeurtenissen van commentaar, waardoor we op deze manier inzicht krijgen in haar gedachtes. De brieven die Constantia Eliana schreef aan de andere drie vrouwen zijn helaas niet overgeleverd. Wel is een uitgebreide correspondentie tussen haar en haar man Jan Carel van der Muelen bewaard gebleven. Aan de hand van een selectie van zeventien brieven15 uit het jaar 1711, kunnen de commentaren van Constantia Eliana in deze periode worden achterhaald. Daarnaast kan een vergelijking gemaakt worden tussen de informatie die vrouwen van één familie deelden en tussen datgene dat echtgenoten aan elkaar toevertrouwden. Dit zorgt er ook voor dat er brieven van twee generaties worden vergeleken. Als dochter van Sophia vormt Constantia Eliana de tweede generatie. Hiermee kan een eventuele verandering in de manier van schrijven of de beschreven onderwerpen naar voren komen. Om tot een conclusie te komen, worden allereerst de vier vrouwen en hun echtgenoten uitgebreider geïntroduceerd. Daarnaast zal gekeken worden naar het belang van het hebben en behouden van eer en netwerk in de vroegmoderne tijd. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan vrouwen in het algemeen. Aan de hand van bestaande historische onderzoeken wordt een beeld geschetst van de rechten en plichten van deze vrouwen. Hun positie in de maatschappij wordt vergeleken met die van mannen. Het tweede hoofdstuk gaat in op de functie van brieven en correspondentie binnen een familienetwerk. Er wordt gekeken naar de regels die golden voor het onderhouden van een goede correspondentie. Hier zal onder andere antwoord worden gegeven op de vraag welk belang de vier vrouwen hechtten aan correspondentie. Wat het toepassen van de regels en het uiterlijk van de brieven zegt over de rol, functie en het doel van de correspondentie komt ook aan bod. 15 In totaal zijn er 44 brieven bewaard gebleven, die Constantia Eliana en Jan Carel in de periode 1703-1728 naar elkaar schreven. Er is gekozen voor deze specifieke selectie, omdat uit dit jaar de meeste brieven van zowel Constantia Eliana als haar man aan ons zijn overgeleverd.

6


In het derde hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de inhoud van de brieven. Aan de hand van deze inhoud kan de rol van de vrouwen in het familienetwerk worden bepaald. Daarnaast worden de besproken onderwerpen vergeleken met de algemeen geaccepteerde rol van vrouwen, zoals die in het eerste hoofdstuk beschreven zal worden. Hierbij zullen ook de familieaantekeningen van Elisabeth worden gebruikt. Tenslotte zal de correspondentie tussen Constantia Eliana en Jan Carel nader worden bekeken. De inhoud van deze brieven wordt vergeleken met de inhoud van de correspondentie tussen de vier vrouwen. Op deze manier kunnen verschillen en overeenkomsten worden geanalyseerd. Ook de rol van Constantia Eliana in het familienetwerk komt in dit hoofdstuk naar voren.

Afbeelding 1: Versimpelde stamboom Familie Coymans

7


2.1 De vrouwen

De vier vrouwen rondom Joan II behoorden allemaal tot de bovenlaag van de bevolking. In hoeverre hun leven afweek van dat van andere vrouwen in de Republiek of andere regentenvrouwen, zal later blijken. Eerst wordt gekeken wie deze vier vrouwen waren en wat hun onderlinge relatie was. Op deze manier kunnen de brieven en de inhoud daarvan straks beter geplaatst worden. Sophia, Elisabeth en Aletta Maria zijn zussen van elkaar. Constantia Eliana is de jongste dochter van Sophia, en daarmee het nichtje van Elisabeth en Aletta Maria. De kinderen van Sophia, Elisabeth en Aletta Maria trouwen onderling met elkaar, waardoor hun levens verder met elkaar verbonden worden. Zie hiervoor de stamboom op pagina 2 en de bijlage. De familie Coymans is een gegoede handelsfamilie uit Amsterdam. Aan het eind van de zestiende eeuw vlucht Balthasar Coymans vanuit Antwerpen via Duitsland naar de Republiek, waar hij zijn handelshuis opricht. Zijn dochter Maria trouwt in Amsterdam met Joan Huydecoper I, de zoon van een rijke Amsterdamse handelaar. Maria en Joan I krijgen meerdere kinderen, waaronder hun oudste zoon Joan II die in 1625 wordt geboren.16 Sophia Coymans wordt in 1636 geboren als eerste kind van Joan Coymans en Sophia Trip. Joan Coymans is de oudste zoon van Balthasar Coymans, en de broer van Maria Coymans. Na Sophia volgen meerdere kinderen, waaronder haar twee zusjes Elisabeth (1639) en Aletta Maria (1641). In 1656 trouwt Sophia met Joan Huydecoper II. Hij is de zoon van de zus van haar vader en daarmee haar volle neef. Sophia en Joan II krijgen meerdere kinderen, in ieder geval acht, maar waarschijnlijk ook nog aan aantal kinderen die heel vroeg zijn overleden. Hun jongste dochter is Constantia Eliana, geboren in 1677.17 De families Coymans en Huydecoper worden niet alleen door de huwelijken van Maria en Joan I, en die van Sophia en Joan II met elkaar verbonden; de huwelijken van de andere drie vrouwen die hier centraal staan zorgen voor een verdere versmelting. Elisabeth

16 Kooijmans 1997, 131, 172, 218-219 17 Kooijmans 1997, 131, 172, 218-219

8


trouwt in 1671 met Willem van der Muelen. In 1672 krijgen zij een zoon, Jan Carel. Aletta Maria is ondertussen met Carel Voet getrouwd, bij de aanloop naar dit huwelijk zal verderop nog uitgebreider worden stil gestaan. Uit dit huwelijk wordt onder andere een dochter geboren: ook zij krijgt de naam Aletta. Deze Aletta trouwt in 1699 met Jan Carel, haar volle neef. Aletta sterft in 1700 vlak na de bevalling van haar zoon Willem Carel. Een jaar later hertrouwt Jan Carel met Constantia Eliana Huydecoper, zij zijn eveneens volle neef en nicht van elkaar. 18 Door deze huwelijken raken de families Huydecoper en Coymans steeds verder met elkaar verweven. De levens van de vier vrouwen, Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana, zijn zo met elkaar verbonden dat zij veel met elkaar delen.

Afbeelding 2: Jacob van Loo (toegeschreven), Portret van Joan Huydecoper en Sophia Coymans, ca 1655. Olieverf op doek, 117,2 x 86,8 cm. Veiling Christie’s Amsterdam, 09-05-2000, lotnr 148

18 Kooijmans 1997, 131, 172, 218-219

9


2.2 De echtgenoten

Om de inhoud van de brieven straks in het goede perspectief te kunnen plaatsen, is verdere informatie over de echtgenoten van de vrouwen van belang. Aan de hand hiervan kan gekeken worden of de vier vrouwen direct of indirect invloed konden uitoefenen op de beslissingen van hun man. Zoals we hiervoor gezien hebben was Sophia getrouwd met een regentenzoon die aan het eind van zijn leven uiteindelijk burgemeester van Amsterdam werd. Ook de mannen van Elisabeth en Constantia Eliana hadden een hoog maatschappelijk aanzien. Willem van der Muelen (1631-1690) zat in het stadsbestuur van de stad Utrecht; hij was van 1674 tot 1690 schepen en is daarnaast thesaurier19 geweest.20 Hij werd niet tot burgemeester verkozen, omdat hij met een aantal politieke veranderingen niet had ingestemd. Degene die over de burgemeesterspost moesten stemmen, zaten Willem van der Muelen daarna dwars door hem niet te benoemen.21 Na de dood van haar man voelde Elisabeth zich genoodzaakt om zijn politieke loopbaan voor het nageslacht te verdedigen, ‘datse wel weeten moegen dat haer Groot vaeder een Godtsaligh en vroom man is geweest.’22 Jan Carel van der Muelen (1672-1738), de man van Constantia Eliana, was in 1705 schepen van de stad Utrecht geweest. Twee jaar later zat hij eveneens in de raad van deze stad. Jan Carel had zijn curriculum vitae tevens uitgebreid met de functie van heemraad van de Lekdijk. Hij wist de functie van burgemeester in 1733, in tegenstelling tot zijn vader, wel te bemachtigen.23 De man van Aletta Maria past in het geheel niet in dit rijtje. Carel Voet (1631-1679) was van lagere komaf en daarnaast had zijn familie geen beste reputatie. Uit onderzoek blijkt dat mensen uit de hoogste sociale klassen in Leiden rond 1750 voor twee derde met iemand met dezelfde sociale achtergrond trouwden.24 Toch is het niet vreemd dat Aletta Maria met Carel Voet trouwde. Ze was met hem in contact gekomen doordat hij een baantje

19 Penningmeester 20 Kooijmans 1997, 199 /‘Kwartierstaat van Willem van der Muelen (1631-1690)’, Centraal Museum Utrecht, invnr 8912, via: http://centraalmuseum.nl/ontdekken/object/?img_only=1#o:5341 /Familiekroniek Elisabeth, p 10 21 Familiekroniek Elisabeth, p10 22 Familiekroniek Elisabeth, p 9 23 ‘Kwartierstaat van mr. Jan Carel van der Muelen (1672-1738)’, Centraal Museum Utrecht, invnr. 8910, via: http://centraalmuseum.nl/ontdekken/object/?img_only=1#o:5339 24 D. Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw: processtukken en moralisten over aspecten van het laat 17de- en 18de-eeuwse gezinsleven (Assen 1982) 130-131

10


als kassier had in het handelshuis van de familie Coymans. Na het overlijden van Joan Coymans in 1657 had Aletta Maria’s moeder, Sophia Trip, hier de leiding. Carel Voet had zichzelf samen met een andere medewerker financieel verrijkt op kosten van het handelshuis. De andere medewerker werd onmiddellijk ontslagen, maar Carel Voet wist Sophia Trip in te palmen, waardoor hij mocht blijven. Daarna probeerde Carel Voet de oude werknemers van het handelshuis te laten ontslaan. De leden van de familie Coymans waren hier niet blij mee, maar konden niets doen omdat Carel Voet het lievelingetje van Sophia Trip was geworden. Toen Carel Voet Aletta Maria ten huwelijk vroeg, was de maat vol. Als weduwe had Sophia Trip geen toestemming van anderen nodig om haar dochter te laten trouwen met Carel Voet. Toch probeerde de familie er alles aan te doen om haar op andere gedachten te brengen. Maar ze hield vast aan het idee. In reactie daarop onderzochten verschillende familieleden, waaronder Joan Huydecoper II, de mogelijkheid om het huwelijk via hogere instanties tegen te houden. Dit had echter geen effect. Dat de familieleden een rechtszaak probeerden aan te spannen, is verwonderlijk. Conflicten als deze werden zo veel mogelijk binnenshuis opgelost. Een gang naar de magistraat was een laatste redmiddel. Om reputatieschade voor de familie te beperken, moest de buitenwereld zo veel mogelijk buiten het conflict gehouden worden.25 Uiteindelijk kreeg de familie het voor elkaar dat in het huwelijkscontract werd opgenomen dat zowel Sophia Trip als Carel Voet geen beslissingen in het handelshuis mochten nemen zonder toestemming van de andere leden van de familie. Aletta Maria en Carel Voet trouwden uiteindelijk op 10 mei 1661.26 Carel Voet stierf al in 1679. Aletta Maria bleef met vier dochters en één zoon achter. Haar huwelijk had ook voor hen gevolgen. Aletta Maria’s kinderen zouden moeite krijgen met het sluiten van huwelijken, omdat de eer van de familie was aangetast door het huwelijk van hun ouders. Daarnaast was er minder geld beschikbaar dan gebruikelijk was, door het vroege overlijden van hun vader. Ook dit zorgde voor een mindere positie op de huwelijksmarkt.

25 Haks 1982, 116-118 26 In het Utrechts Archief bevindt zich een omslag met verschillende documenten over deze strubbeling. Onder andere de brief aan het Hof van Holland, het advies dat de familie inwon bij een advocaat, de uiteindelijke huwelijksvoorwaarden en verschillende brieven tussen de familieleden zijn bewaard gebleven. (toegangsnr 67, invnr 69)/ Kooijmans 1997, 125-129

11


2.3 Eer en netwerk

Familie-eer was niet alleen voor Aletta Maria en haar kinderen van groot belang. Alle andere families in de Republiek hadden er mee te maken. Eer was het belangrijkste ordeningsprincipe van het bestaan van edellieden in de Republiek, aldus historicus Conrad Gietman.27 Maar niet alleen voor edellieden was eer van belang; voor elke man was het de essentie van zijn reputatie naar zijn sociale gelijken toe.28 Eer verwijst naar een door God gegeven waardigheid die door innerlijke eigenschappen en deugden wordt verleend en door middel van een bloedband wordt doorgegeven. Daarnaast is het een aanspraak op macht en aanzien die wordt afgeleid uit de standenordening. Deugd is de innerlijke zijde van het begrip eer en staat voor de positieve eigenschap dat mannen zich aanpassen aan de normen die bij hun stand horen. Eer en deugd vormen daarmee als het ware een gedragscode waar iemand zich aan moest houden.29 Net als voor mannen was eer voor vrouwen van groot belang. Het zorgde onder andere voor een goede positie op de huwelijksmarkt. Naast persoonlijke keuzes was eer tevens sterk afhankelijk van de bloedlijn waar iemand van afstamde. Een goede familie, waarin alle leden zich netjes gedroegen, zorgde voor een positieve invloed op de individuele eer. Ook de eer van de familie als geheel, de collectieve eer, moest door alle personen uit een familie worden hooggehouden. Het nastreven van de collectieve eer was belangrijker dan de eigen eer, omdat met de collectieve familie-eer meer mensen gemoeid waren, en dus meer mensen last hadden van een aangetaste eer dan dat bij de persoonlijke eer het geval was. De collectieve eer zorgde soms voor spanningen binnen een familie, wanneer bijvoorbeeld de oudste zoon zijn persoonlijke eer en verlangens niet ondergeschikt wilde maken aan die van zijn vader en daarmee het collectief. De bloedband, die ten grondslag lag aan de collectieve eer, bood bescherming. Het was een netwerk waar je op kon terugvallen en wat je goed moest onderhouden. Deze bloedband kon ook verwanten van verwanten omvatten, wat voor een zeer uitgebreid netwerk zorgde.30 De steun van familieleden kon wegvallen als bijvoorbeeld een huwelijk

27 28 29 30

C. Gietman, Republiek van adel. Eer in de Oost-Nederlandse adelscultuur (1555-1702) (Utrecht 2010) 12 A. Fletcher, Gender, sex and subordination in England 1500-1800 (New Haven/Londen 1995) 126 Gietman 2010, 12-13 Gietman 2010, 13-14, 47

12


werd gesloten, waar (een deel van) de familie tegen was.31 Bij het huwelijk tussen Aletta Maria en Carel Voet was dit niet gebeurd, Aletta Maria onderhield daarna nog steeds goed contact met haar zussen. De familie was het allerbelangrijkste voor het opbouwen en onderhouden van de persoonlijke status. Zelfs contacten met mensen uit een hogergeplaatste klasse waren van minder belang.32 Dit familienetwerk, dat naast verwanten ook niet-verwanten kon bevatten, werd onderhouden door middel van correspondentie.33 Naast het versterken van de persoonlijke en collectieve eer was het netwerk nodig om in de vroegmoderne samenleving iets te kunnen bereiken. Het maatschappelijke vermogen en de sociale status die iemand in de zeventiende eeuw had hing namelijk af van de contacten die iemand had.34 Hiermee konden goede functies worden verkregen of kon hulp worden ingeschakeld bij bijvoorbeeld financiële problemen.

Relaties

konden

worden

onderhouden

door

middel

van

financiële

tegemoetkomingen, fysieke hulp, cadeaus, maar ook door het sluiten van huwelijken tussen twee families. Niet alle personen uit het netwerk konden altijd persoonlijk worden benaderd, de afstand was bijvoorbeeld te groot. Dit zorgen ervoor dat de contacten via brieven warm werden gehouden. Brieven waren dus essentieel om sociale banden aan te gaan, te onderhouden en te versterken.35 Binnen de netwerken werd onderscheid gemaakt tussen ‘oneigenlijke’ en ‘echte’ vriendschappen. De eerste soort was gebaseerd op verwantschap, waarbij diensten en gunsten centraal stonden. De ‘echte’ vriendschap was tussen personen die elkaar zelf hadden gekozen en dus geen bloedband hadden. De deugden en gunsten konden bij deze vriendschap achterwege worden gelaten. Historicus Gary Schneider duidt de groepen mensen die op vriendschappelijke basis regelmatig met elkaar communiceerden via brieven aan als ‘epistolary communities’. De leden uit zo een groep waren niet met elkaar verwant door een familieband, maar door de zaken die zij bespraken.36 In de zeventiende eeuw

31 D. Watt, “No writing for writing’s sake’: the language of service and household rhetoric in the letters of the Paston women’, in: K. Cherewatuk en U. Wiethaus, Dear sister. Medieval women and the epistolary genre (Philadelphia 1993) 122-138, aldaar 130 32 M. Nevala, ‘Inside and out. Forms of address in seventeenth- and eighteenth century letters’, in: T. Nevalainen en SK. Tanskanen, Letter writing (Amsterdam 2007) 89-113, aldaar 90-91 33 Corporaal 2006, 8 34 Kooijmans 1997, 17 35 G. Schneider, The culture of epistolarity. Vernacular letters and letter-writing in early modern England, 1500-1700 (Newark 2005) 27 36 Schneider 2005, 23

13


hadden maar weinig mensen een dergelijke ‘echte’ vriendschap. De meeste vriendschappen waren gebaseerd op, al dan niet aangetrouwde, verwantschappen.37

2.4 De zeventiende-eeuwse vrouw

Net als voor mannen, was voor vrouwen het familienetwerk van groot belang. Op dit punt verschilden mannen en vrouwen niet van elkaar. Op andere punten, zoals werk en zeggenschap over het eigen leven, golden andere regels voor vrouwen dan voor mannen. Buitenlanders die de Republiek bezochten schreven in hun reisverslagen vaak met verwondering over Hollandse vrouwen. Ze spraken over de schoonheid, de vrijheid en de bazigheid van de vrouwen. Hiermee lijken vrouwen in de Republiek in hun doen en laten te verschillen van vrouwen in het buitenland. Els Kloek wijst er echter op dat een passage waar op deze manier over vrouwen wordt gesproken in bijna alle reisverslagen voor komt, ongeacht de maker of het land dat zij beschrijven.38 De beschrijvingen van de Republiek moeten worden vergeleken met de verslagen over andere landen. Alleen op deze manier kunnen de specifieke kenmerken van Hollandse vrouwen naar voren komen. Toch worden dit soort verslagen vaak aangehaald zonder dat deze vergelijking wordt gemaakt. Hierdoor hebben ze ons beeld van de vrouw in de zeventiende eeuw voor een groot deel bepaald. Vrouwen werden in dit soort verslagen aangeduid als mooi en deugdzaam, ondanks het feit dat zij heel bedrijvig waren. Buitenlandse reizigers vonden het tevens opmerkelijk dat vrouwen handel konden drijven en dat zij de zaak waarnamen als hun man van huis was. Daarnaast waren de vrouwen goede huisvrouwen: het huis was altijd schoon en netjes. Dit zou komen door de bazigheid van de Hollandse vrouwen; ‘hier kraait de hen en moet de haan kakelen,’ aldus de Duitse theoloog Henrich Ludolff Benthem.39 Vrouwen hadden veel zeggenschap en macht in huis, volgens de reisverslagen.40 In theorie moest de vrouw haar man gehoorzamen. Het klassieke idee over de humorenleer rechtvaardigde de onderdanigheid van de vrouw.41 Hieruit zou blijken dat

37 Kooijmans 1997, 15-16 38 E. Kloek, ‘De vrouw’, in: H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten (eds), Gestalten van de Gouden Eeuw: een Hollands groepsportret (Amsterdam 1995) 241-280, aldaar 248 39 Kloek 1995, 249 40 Kloek 1995, 248-249 41 De leer wordt ook wel humeurenleer genoemd. Volgens deze leer zou iemands humeur en stemming afhankelijk zijn van vier lichaamssappen: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Een verandering van deze sappen zou voor een veranderende gemoedstoestand zorgen.

14


vrouwen een zwakker gestel en minder verstand hadden dan mannen, wat tot logisch gevolg had dat mannen meer te zeggen hadden dan vrouwen. De man moest het huis besturen en zijn gezin onderhouden, hen godsdienst bijbrengen, en zijn vrouw liefhebben. De vrouw daarentegen moest trouw, onderdanig, vriendelijk, zedig en bescheiden zijn, en ze moest zorgen voor het huishouden.42 Zoals de reizigers al was opgevallen, hadden vrouwen in de praktijk veel meer zeggenschap. Ondanks het feit dat de vrouw ondergeschikt was aan de man, was zij in de zeventiende en achttiende eeuw onmisbaar in het huishouden. Hiermee werd de term huisvrouw een soort roeping; meisjes kregen er les in, het werd hun doel in het leven.43 Het huishouden was voor vrouwen hun publieke domein. Alles speelde zich in en rond het huishouden af.44 Binnen het huishouden zorgden vrouwen niet alleen voor de praktische zaken. Ze regelden ook sociale, politieke en economische zaken met betrekking tot het huishouden.45 Een van deze taken was het toezicht houden op de opvoeding van de kinderen, voornamelijk van de dochters. Ze moesten een goede educatie krijgen en leerden de huishoudelijke zaken regelen onder toezicht van hun moeder. Daarnaast hadden vrouwen een belangrijke stem in het huwelijk van hun dochter, als het ging om de te kiezen echtgenoot. Na het huwelijk bleven moeders hun dochters adviezen geven, onder andere via correspondentie. Deze adviezen ging over geboorte, religie en huwelijk, maar ook over goed moreel gedrag.46 Ongetrouwde vrouwen werden als jongedochters aangesproken, omdat men ervan uitging dat iedere vrouw uiteindelijk trouwde. Ongehuwde vrouwen stonden onder voogdij van hun vader of zijn plaatsvervanger, en dienden hem te gehoorzamen. Het belangrijkste voor een ongetrouwde vrouw was het bewaren van haar maagdelijkheid. Was ze niet kuis, dan had ze niet alleen haar eigen eer verloren, maar eveneens die van haar vader aangetast. Ook voor een weduwe moest kuisheid voorop staan. Een weduwe had echter meer vrijheid, doordat ze nu zelf het hoofd van de huishouding was geworden en zelf beslissingen moest nemen over het beheer van haar eigen goederen en die van haar overleden man. Ze moest zelf haar kinderen opvoeden, voor zover die nog niet meerderjarig waren, en ze had niemand

42 Kloek 1995, 250-251, 253 43 E. Kloek, Vrouw des huizes: een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw (Amsterdam 2009) 78 44 S. Broomhall, Emotions in the household, 1200-1900 (Basingstoke 2008) 3 45 Watt 1993, 134 46 J. Daybell, ‘Social negotiations in correspondence between mothers and daughters in Tudor and early Stuart England’, in: Women’s history review vol. 24, no. 4 (2015) 502-527, aldaar 505-507

15


meer om mee te overleggen. Alleen voor strikt juridische zaken had de weduwe een voogd nodig. 47 Vrouwen die op zoek waren naar een huwelijkspartner waren relatief vrij in hun keuze, zolang maar gekozen werd voor iemand uit dezelfde sociale kring en met dezelfde geloofsachtergrond. Ook moest rekening gehouden worden met eventuele politieke of zakelijke belangen, maar bij zowel ouders als kinderen werd het niet maatschappelijk geaccepteerd dat zij hun zin doordrukten. Het huwelijk moest in de eerste plaats gesloten worden uit liefde, daarna pas om het geld dat er mee gemoeid was, iets dat in de praktijk vaak anders bleek uit te pakken.48 Wanneer een vrouw eenmaal getrouwd was, was haar voornaamste plicht het baren van kinderen. Hierbij waren vooral jongens gewenst. Alleen deze konden voor het voortbestaan van de naam, de macht en het aanzien van de familie zorgen.49 Uit onderzoek blijkt dat een arbeidersgezin uit vier tot vijf personen bestond. De huishoudens van de elite waren veel groter, doordat zij vaak inwonend personeel hadden en meer kinderen kregen. Ook de gezinnen van de vier vrouwen waren veel groter. Zo kreeg Constantia Eliana elf kinderen, waarvan er tien volwassen werden.50 Dat de belangrijkste taak van vrouwen het op orde houden van het huishouden was, betekende niet dat zij niet werkten. Vooral in de lagere klassen werkten vrouwen, al dan niet samen met hun man, om extra geld te verdienen. Banen als verkoopster van etenswaren op de markt of langs de deuren, naaister, wasvrouw en werkmeid waren veelvoorkomend.51 Vrouwen hadden vaak veel verschillende banen, waardoor ze zich minder konden identificeren met hun werk, mede doordat vrouwen vaak van baan wisselden. Daarnaast waren vrouwen volgens de wet niet gekwalificeerd, zij konden bijvoorbeeld geen lid worden van een gilde. Hierdoor moesten vrouwen hun diensten en producten goedkoper aanbieden dan hun mannelijke collega’s.52 Handeldrijven was voor de meeste vrouwen niet weggelegd. Alleen weduwen en meerderjarige ongehuwde vrouwen53 waren handelingsbekwaam en konden dus zelfstandig

47 M.E. Wiesner, Women and gender in early modern Europe (Cambridge 2000) 36-37/ Kloek 1995, 253-254/ Kloek 2009, 91/ Gietman 2010, 119/ Haks 1982, 153 48 Kloek 1995, 262/ Haks 1982 108 49 Gietman 2010, 117 50 Haks 1982 143-148/ S. Broomhall, ‘Health and science’, in: S. Cavallo en S. Evangelisti (eds.), A cultural history of childhood and family in the early modern age (Oxford/New York 2010) 171-186, aldaar 176/ Het Utrechts Archief, Familie Van der Muelen (57), inventaris nummer 78 51 Kloek 2009, 102/ Kloek 1995, 271 52 Wiesner 2000, 103-105 53 De meerderjarige leeftijd werd met 25 bereikt.

16


handeldrijven. De meeste vrouwen die grote ondernemingen aanstuurden, waren dan ook weduwen.54 Getrouwde vrouwen stonden onder toezicht van hun man en konden zonder zijn toestemming geen aankopen doen. Vaak werden hier uitzonderingen op gemaakt, en kon een vrouw met stilzwijgende toestemming van haar echtgenoot toch handeldrijven. Deze vrouwen werden openbare koopvrouwen genoemd.55 Bij het handeldrijven, of tijdens het kopen van aandelen, werden weduwen in hun kapitaal beperkt. Vrouwen beschikten na de dood van hun echtgenoot over het algemeen niet over zijn volledige kapitaal, omdat een deel als erfenis voor de kinderen was bedoeld. Zolang de kinderen minderjarig waren, moest de vrouw er enkel op passen, zonder het te mogen uitgeven.56 Mannen hadden in theorie de macht over vrouw en kinderen, maar historica Linda Pollock laat zien dat andere familieleden in konden gaan tegen de opgelegde regels van het familiehoofd. Broers konden allianties sluiten en elkaar helpen wanneer zij de hulp van hun vader niet wensten in te roepen, of wanneer dit door ruzie niet meer mogelijk was. Vrouwen konden zich eveneens bij dit soort allianties aansluiten, waardoor het mogelijk was om aan de dominantie van hun vader of man te ontsnappen. ‘Dat de man in theorie de macht had was een ding, de praktische uitvoering ervan was iets heel anders.’57 Buitenshuis hadden vrouwen in theorie geen macht, van politieke functies in bijvoorbeeld het stadsbestuur waren zij uitgesloten. In de praktijk lag dit echter gecompliceerder. Volgens Natalie Zemon Davis hadden vrouwen in een republiek geen macht, alleen in een monarchie was er een positie voor een vrouw weggelegd in de vorm van koningin. Daarnaast konden andere vrouwen aan het hof door middel van huwelijk en geboorte het politieke belang van het koninkrijk dienen. In Engeland konden vrouwen zelfs zelfstandig regeren als een mannelijke opvolger uitbleef.58 Historicus Rudolf Dekker laat echter zien dat er in de Republiek wel degelijk vrouwen waren die, al dan niet informeel, een rol speelden bij het nemen van politieke beslissingen. In de zestiende eeuw waren dit de landvoogdessen en in de zeventiende eeuw had Amalia van Solms, de moeder van

54 Zie voor meer informatie het proefschrift van Daniëlle van den Heuvel over vrouwelijke handelaren in de Republiek: D. van den Heuvel, Women and entrepreneurship. Female traders in the Northern Netherlands c. 1580-1815 (Amsterdam 2007) 321-325/ Wiesner 2000, 130 55 Kloek 1995, 270-272/ Haks 1982, 153 56 Wiesner 2000, 131 57 L. Pollock, ‘Rethinking patriarchy and the family in seventeenth-century Europe’, in: Journal of Family History 23 no1 (1998) 3-27, quote: 20 58 N. Zemon Davis, ‘Vrouwen en politiek’, in: G. Duby en M. Perrot ea (eds.), Geschiedenis van de vrouw. Van renaissance tot de moderne tijd (Amsterdam 1992) 157-170, aldaar 159

17


stadhouder Willem II, een belangrijke invloed op de landelijke politiek.59 Vrouwen uit de lagere klassen konden hun politieke stem laten horen tijdens protesten, zoals voedsel- of belastingoproeren.60 Historica Els Kloek is van mening dat gewone regentenvrouwen geen politieke macht hebben gehad, ook niet via informele kanalen. Zij stelt zichzelf de vraag of dit door politieke desinteresse komt, of dat hun informele invloed voor ons niet meer te achterhalen is. 61 Nieuwere onderzoeken laten echter zien dat regentenvrouwen, net als landvoogdessen en stadhoudersvrouwen, politieke invloed konden uitoefenen. Hiermee is het idee van Kloek achterhaald. Historicus Luc Panhuysen heeft onderzoek gedaan naar het rampjaar 1672, waarin de Republiek van verschillende kanten werd aangevallen. Hierbij heeft hij gebruik gemaakt van de correspondentie van de familie Van Reede. Godard Adriaan van Reede zat in Berlijn als ambassadeur van de Republiek. Hij kon op dat moment zijn functie als baron van Amerongen niet uitvoeren. Daarom nam zijn vrouw Margaretha zijn taken waar en trad zij op als patrones. Hiermee had zij politieke zeggenschap en aanzien.62 Het andere vlak waar regentenvrouwen zich actief konden mengen in het openbare leven, was de liefdadigheid. Zij waren bijvoorbeeld regentes van een weeshuis of gasthuis. 63 Op deze manier konden de vrouwen zich mengen in de armenzorg van de stad, en hadden zij daarmee aanzien bij het stadsbestuur.

59 R. Dekker, ‘Vrouwen in middeleeuws en vroeg-modern Nederland’, in: G. Duby en M. Perrot ea (eds.), Geschiedenis van de vrouw. Van renaissance tot de moderne tijd (Amsterdam 1992) 415-433, aldaar 417-418 60 Dekker 1992, 418 61 Kloek 1995, 268 62 L. Panhuysen, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Amsterdam 2009) 52, 448 63 Kloek 1995, 268

18


Naast het opvoeden van kinderen, het verzorgen van zieken en het hulp bieden bij bevallingen, behoorde ook het schrijven van brieven naar kinderen en vrouwelijke leden van de familie tot de sociale rol van vrouwen, uit voornamelijk de hogere klassen. 64 Vrouwen uit de lagere klassen konden in sommige gevallen lezen en schrijven, maar voor hen was het veel minder gebruikelijk dat zij dit deden.65 Bij de families waarin het schrijven door vrouwen geaccepteerd was, kregen de vrouwen hier les in. In eerste instantie leerden meisjes lezen en schrijven van hun ouders. Daarnaast was er de mogelijkheid om naar school te gaan. Dit was voornamelijk weggelegd voor de hogere sociale klassen. De meisjes die naar school gingen leerden eerst lezen, en daarna pas schrijven. Het was duurder om dit laatste te leren, omdat er oefenmateriaal nodig was en schrijfgerei niet goedkoop was. Ook dit zorgde ervoor dat voornamelijk vrouwen uit rijkere families leerden schrijven.66 Toch kwam het voor dat vrouwen uit hogere klassen niet konden lezen, of dat zij een bepaalde taal niet konden lezen waarin zij wel een brief ontvingen, zoals Frans of Latijn. Deze brieven werden dan voorgelezen.67 Naast het eigen gezin en de directe familie, behoorden de vrouwen tot een veel groter netwerk dat door huwelijken steeds verder werd uitgebreid. Goede relaties met al deze verwanten was van groot belang. ‘Dankzij onderlinge protectie kon de sociale status en goede naam van zo’n familie behouden blijven,’ aldus historici Mieke Smits-Veld en Martha Bakker.68 Vooral het gevoel van loyaliteit ten opzichte van de verwanten was belangrijk. Deze loyaliteit werd in de brieven getoond door de schrijfstijl en de manier waarop de ontvanger werd aangesproken. De toon en stijl van de brieven hing af van de scholing en de persoonlijkheid van de schrijfster, maar ook de sociale status van de ontvangster was van belang.69

64 Onder de vrouwen uit regentenfamilies bestonden grote verschillen in opleidingsniveau. Sommige vrouwen konden nauwelijks lezen en schrijven, terwijl andere meerdere talen beheersten. L. Kooijmans, ‘De koopman’, in: H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten (eds), Gestalten van de Gouden Eeuw: een Hollands groepsportret (Amsterdam 1995) 65-94, aldaar 86/ Kooijmans 1997, 57 65 Corporaal 2006, 9 66 Wiesner 2000, 146-149 67 J. Daybell, “I wold wyshe my doings might be … secret’: Privacy and the social practices of reading women’s letters in sixteenth-century England’, in: J. Couchman en A. Crabb, Women’s letters across Europe, 1400-1700. Form and Persuasion (Hampshire 2005) 143-162, aldaar 148-149/ Daybell 2015, 508 68 M.B. Smits-Veldt en M.S. Bakker, In een web van vriendschap. Brieven van Nederlandse vrouwen in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1999) 82 69 Smits-Veldt en Bakker 1999, 82-83

19


In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar de verschillende regels waar een goede correspondentie aan moest voldoen. Daarnaast zal getoond worden in hoeverre Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana deze regels toepasten. Uit het uiterlijk en de vormgeving van de brieven zal blijken dat de vier vrouwen hun briefwisseling als een aparte manier van communicatie zagen, waarbij veel waarde aan de regels werd gehecht. Hiermee lieten zij hun respect voor de ontvangster blijken en werden de onderlinge banden aangescherpt, nog voor er naar de werkelijke inhoud gekeken hoefde te worden.

3.1 Regels

Het schrijven van brieven was een belangrijk onderdeel van het onderhouden van vriendschappen en het hooghouden van de eigen eer. Zowel mannen als vrouwen gebruikten correspondentie voor dit doel.70 Doordat het schrijven steeds populairder werd, verschenen verschillende briefboeken. Deze bevatten informatie om een zo goed mogelijke brief te kunnen schrijven. Er werden praktische tips gegeven voor het onderhouden van een goede correspondentie. Hierbij werden tips gegeven voor het gebruik van inkt of zegelwas. Daarnaast kwamen de verschillende conventies aan bod. Zo bestonden er regels voor de afstand tussen aanhef en tekst, die bij mensen met een hogere sociale status dan de schrijver groter moest zijn dan bij een brief aan een gelijke. Dit verschil moest alleen in de brief worden aangegeven; in de adressering werd geen onderscheid gemaakt zodat de bezorger niet kon zien wat de sociale relatie was tussen schrijver en ontvanger. Hiermee waren de regels voor de adressering strikter dan die regels voor de aanhef in de brief zelf. Het adres werd door meer mensen gelezen, waardoor het zakelijk werd gehouden. De achternaam van de ontvanger werd genoemd, samen met de eventuele titel.71 Daarnaast moesten de regels strenger worden nageleefd naarmate de sociale afstand tussen schrijver en ontvanger groter werd.72 Er is echter een belangrijk onderscheid te zien tussen mannen en vrouwen. Mannen werden vanuit hun maatschappelijke functie aangeschreven, terwijl bij vrouwen de familiale afkomst en functie centraal stond. In de adressering gericht aan vrouwen werd daarom vaak verwezen naar haar man en zijn maatschappelijke functies.73

70 71 72 73

D. Goodman, Becoming a woman in the age of letters (Cornell 2009) 10 Nevala 2007, 103-104, 109 Watt 1993, 126 Sneller 2006, 112

20


Twee brieven van de vrouwen, beide geschreven in 1711, zijn hier een goed voorbeeld van. De eerste brief is gericht aan Constantia Eliana en afkomstig van haar moeder. Ze wordt aangesproken als ‘Mevrou Constansia Elieyaena Huydecoper huysvrou van de heer Jan Caerel van der Muele.’ Hierna worden de functies van Jan Carel opgesomd.74 De brief die Elisabeth in dat jaar van haar zus Aletta Maria ontvangt, wordt als volgt geadresseerd: ‘Meevrou Elisabet Coymans weedue wijle de Heer Wilhem van der Meule, in sijn Ed[ele] leeve vroetschap en scheepe der stad Uijtercht.’75 Uit beide voorbeelden blijkt dat vrouwen inderdaad gelinkt werden aan hun man, als huisvrouw of in het geval van Elisabeth als weduwe. Het beroep of de titels van de man waren belangrijk, zelfs als hij al overleden was.

Afbeelding 3: Adressering gericht aan Elisabeth (AM aan E, 21 oktober 1711, detail)

74 S aan CE, 19 maart 1711 75 AM aan E, 21 oktober 1711

21


Naast deze conventies bevatten bijna alle briefboeken die aan ons zijn overgeleverd een aantal voorbeeldbrieven, zodat de ongeoefende schrijver wat meer houvast had. Alle briefboeken die we nu nog kennen zijn gericht op de mannelijke schrijvers. Er zijn geen exemplaren bekend die speciaal voor vrouwen werden gemaakt, maar in de briefboeken voor mannen stonden eveneens voorbeelden die vrouwen in hun brieven konden verwerken.76 In 1675 verscheen in Engeland The gentlewoman’s companion geschreven door Hannah Woolley. Als gids voor de zeventiende-eeuwse vrouw bevatte het ook een sectie over correspondentie.77 Hiermee komt dit boek het dichtst in de buurt bij een briefboek speciaal voor vrouwen.78 De verschillende stijlen die in de briefboeken werden behandeld, kunnen worden verdeeld in een aantal briefcategorieën. Eén daarvan is de Grieks-Romeinse briefcategorie, ook wel epistolae ad familiares genoemd. Deze categorie legt de nadruk op de privébrief en het vriendschappelijke karakter van deze brief.79 Taalkundige Willem van den Berg noemt dit het gesprekskarakter van de brief. Het leek net alsof schrijver en adressant lijfelijk met elkaar in gesprek waren, zij het van een afstand via papier.80 Een andere briefcategorie is de retorische brief. Deze staat ook wel bekend onder de naam ars dictaminis en werd vooral gebruikt in formele situaties.81 Hierdoor is deze laatste vorm vaker bij mannelijke schrijvers terug te vinden, terwijl vrouwen vaker in de eerste traditie schreven, aldus Willem van den Berg.82 Historici Gary Schneider en Jane Couchman en Ann Crabb geven echter aan dat de

epistolae ad familiares ook vaak politieke en zakelijke informatie bevatte. Hiermee zien zij het onderscheid tussen de twee categorieën veel minder scherp dan Van den Berg.83 Bij het schrijven van de brief moest naast alle conventies ook rekening gehouden worden met het feit dat een brief niet altijd in de privésfeer bleef. Er was geen garantie dat de ontvanger de inhoud van de brief geheim zou houden. De brieven konden tijdens de 76 Corporaal 2006, 8/ Smits-Veldt en Bakker 1999, 82/ W. van den Berg, ‘Briefreflectie in briefinstructie’, Documentatieblad werkgroep 18e eeuw, nr 38 (feb 1978) 1-22, aldaar 1-3/ Nevala 2007, 92-93 77 Nevala 2007, 93 78 In latere briefboeken werden vrouwen gezien als de beste briefschrijfsters. Ze hadden veel liefde voor anderen, waardoor ze via correspondentie de familiebetrekkingen in stand konden houden. Een voorbeeld hiervan is Stijlleer van Willem Brill uit 1866. Zie: W. Ruberg, Conventionele correspondentie. Briefcultuur van de Nederlandse elite, 1770-1850 (Nijmegen 2005) 34-35 79 Van den Berg 1978, 5/ J. Couchman en A. Crabb, ‘Form and persuasion in women’s letters, 1400-1700’, in: J. Couchman en A. Crabb, Women’s letters across Europe, 1400-1700. Form and Persuasion (Hampshire 2005) 3-18, aldaar 8/ F.A. Deen, Moorddam: publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand (15661578) (Amsterdam 2012) 120 80 Van den Berg 1978, 5 81 Van den Berg 1978, 5/ Couchman en Crabb 2005, 7/ Deen 2012, 120 82 Van den Berg 1978, 5 83 Schneider 2005, 41-43/ Couchman en Crabb 2005, 8

22


bezorging zoekraken en gelezen worden door derden. Deze onbedoelde derde lezer kon daarnaast op een minder gebruikelijke manier de brief te lezen krijgen, wanneer correspondentie uiteindelijk werd uitgegeven. Die bevatte bijvoorbeeld interessante gegevens waarvan de ontvanger of zijn familie vonden dat het met meerdere mensen gedeeld moest worden.84 Lang niet altijd was de verzender of ontvanger blij als de brief door anderen gelezen was. Daarom werd niet alles aan het papier toevertrouwd. Sommige belangrijke zaken werden via de koerier overgebracht. Hij kon ze mondeling aan de juiste persoon vertellen.85 Daarnaast zijn er talloze voorbeelden van ontvangers die in een volgende brief verontwaardigd reageren op een brief die zij ontvangen hadden terwijl deze al geopend was.86 Er waren ook brieven die expres zonder verzegeling werden verzonden. Op deze manier konden ze door de ontvanger gelezen worden, die ze na verzegeling kon doorsturen naar de eigenlijke geadresseerde.87 Een aantal van de brieven die voor deze scriptie zijn onderzocht, is daarnaast aan meerdere personen gericht. Er worden boodschappen doorgegeven voor anderen, waarmee de derde lezer expres wordt aangeschreven. Op deze manier kon het contact met meerdere mensen worden onderhouden terwijl de schrijfster maar één brief hoefde te schrijven. Een voorbeeld hiervan zijn de groeten of variaties daarop die werden overgebracht. Sophia laat Constantia Eliana de groeten overbrengen naar een van haar andere dochters, en Aletta Maria draagt Elisabeth op om hun gezamenlijke kleinzoon Willem Carel namens haar ‘kussies’ te geven.88

Afbeelding 4: Kusjes voor kleinzoon Willem Carel. ‘Gelieft Wilhemtie wat kussie voor mij te geeve, wens hem veel gesontheijd en sterkte’ (AM aan E 21 oktober 1711, detail) 84 Goodman 2009, 8-9/ Schneider 2005, 22/ M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade, ‘Introduction’, in: M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 7-20, aldaar 9/ Nevala 2007, 91 85 Daybell 2005, 153-154 86 Zie hiervoor Daybell 2005, 151 87 Daybell 2005, 155 88 S aan CE, 12 april 1710/ AM aan E, 21 oktober 1711

23


Het schrijven van brieven had niet alleen het overbrengen van informatie tot doel. Brieven waren zoals eerder gezegd van groot belang om de relaties in het netwerk te onderhouden. Soms gingen ze vergezeld van een cadeau om deze band nog verder te onderstrepen. Ook de vier vrouwen maken van deze mogelijkheid dankbaar gebruik. Aletta Maria stuurt Elisabeth op 1 april 1712 een stuk zalm mee met haar brief. Een bekende had het haar aangeprezen, waarna ze de zalm gekocht heeft. Aletta Maria hoopt dat Elisabeth haar dit kleinigheidje niet kwalijk neemt.89 Deze zalm is echter niet alleen voor Elisabeth: aan het eind van haar brief vraagt Aletta Maria haar zus om ‘aen mijn dochter Barckmans 90 het klijne stuckie salm te geeve.’91 Cadeaus werden niet alleen met een brief meegezonden. Op 24 maart 1708 schrijft Aletta Maria aan haar zus Elisabeth dat zij haar de vorige dag een kalfskop heeft gestuurd. Ze verontschuldigt zich voor het feit dat ze het ‘most […] buijge om in het mantie te krijge.’92 Hierdoor is het er waarschijnlijk niet mooi uitgekomen. Elisabeths reactie is helaas niet bewaard gebleven, dus we weten niet of zij blij was met de kalfskop. Het is aannemelijk dat haar reactie dezelfde strekking had als die van Aletta Maria wanneer zij op 6 maart 1714 een half lam ontvangt van Elisabeth. Ik ben u heel dankbaar voor het uitstekende halve lam dat u mij gezonden heeft, schrijft ze. Toch had Aletta Maria liever gehad dat er geen kosten waren gemaakt voor dit geschenk, want ze is te zwak om gasten uit te nodigen met wie zij het lam kan opeten en haar zoon heeft ‘geen treck tot vlees.’93 Geschenken konden daarnaast via andere personen worden meegegeven. Dit gebeurt in 1713 wanneer Constantia Eliana haar moeder Sophia een geschenk stuurt, en dit laat bezorgen door iemand die als ‘neef Huydecoper’ wordt aangeduid.94 Hiermee waren bij het versturen van cadeaus meerdere mensen betrokken, om het netwerk zo groot mogelijk te maken. Wanneer er geen nieuws wordt gemeld in de brieven, lijkt de inhoud onbelangrijk. Toch hadden ook dit soort brieven als doel om de band tussen twee personen te versterken.95 Deze band werd door een aantal ongeschreven regels, zoals het tijdig antwoorden op brieven, nog meer versterkt. Wanneer de continuïteit van de correspondentie werd

89 AM aan E, 1 april 1712 90 Dochter Barchman is Isabella, de oudste dochter van Aletta Maria. Ze wordt bij de achternaam van haar man genoemd. 91 AM aan E, 1 april 1712 92 AM aan E, 24 maart 1708 93 A aan E, 6 maart 1714 94 S aan CE, 14 november 1713 95 Schneider 2005, 27

24


doorbroken, ging de volgende brief altijd vergezeld van een aantal regels ter verontschuldiging. Ook het postsysteem kreeg soms de schuld, omdat dit niet altijd even betrouwbaar was.96 Brieven deden er lang over om bezorgd te worden en kwamen soms nooit aan. Ondanks het feit dat er nog maar zestien brieven bewaard zijn gebleven, kunnen we ervan uitgaan dat er een continue correspondentie gaande was. Dit blijkt onder andere uit een brief van Aletta Maria, wederom aan haar zus Elisabeth. Op 11 januari 1711 schrijft zij dat ze gewacht heeft met antwoorden tot de vrouw van Oudbroekhuizen97 is vertrokken.98 Er was een correspondentie gaande tussen Elisabeth en Aletta Maria, en Aletta Maria vond dat ze de tijd moest nemen om haar zuster te antwoorden en te bedanken. Door het bezoek dat zij had, liet haar antwoord even op zich wachten. Dit sluit aan bij het idee van Gary Schneider, die aangeeft dat er in de vroegmoderne tijd grote waarde werd gehecht aan de lengte van de brief en de frequentie van het schrijven. Dit onderstreepte de affectie voor de ontvanger.99 De brief van Aletta Maria is twee en een half kantje, terwijl de andere brieven een tot twee bladzijdes besloegen. Dit laat zien dat zij aandacht heeft besteed aan haar brief en dat zij zich er niet met een kort antwoord vanaf heeft gemaakt. Bezoeken, die in de correspondentie een belangrijke rol innamen, werden eveneens via brieven geregeld. Met een bezoek werd de onderlinge band extra versterkt, doordat mensen de tijd namen om elkaar op te zoeken. Dit soort bezoeken konden echter lang niet altijd worden uitgevoerd, hoe graag men ook zou willen. Aletta Maria slaat tweemaal een uitnodiging af. In 1707 kan zij haar nicht Constantia Eliana niet bezoeken omdat zij te ziek is. Ik ben niet in staat om van huis te gaan. Het wordt met de dag slechter. Hopelijk neemt u het mij niet kwalijk dat ik niet op uw vriendelijke uitnodiging in kan gaan, aldus Aletta Maria.100 Op 13 juni 1715 schrijft ze aan Elisabeth dat ze vereerd is door de uitnodiging die ze heeft gekregen en dat ze er graag op in gaat. Aletta Maria weet echter nog niet wanneer ze langs kan komen. Ze heeft haar wasgoed naar de wasvrouw gebracht en soms blijft dat wel veertien dagen weg. Hopelijk heb ik het morgen terug, laat ze weten. Daarnaast wordt

96 Schneider 2005, 56-59 97 Dit is Sophia Huydecoper, de tweede vrouw van Willem Carel van der Muelen. 98 AM aan E, 11 januari 1711 99 Schneider 2005, 124 100 AM aan CE, 2 juli 1707

25


haar huis geschilderd, ‘en kan aldie vreemde niet in huijs late koome als men niet thijs en is.’101 Sophia is vaak te vinden in het buitenhuis Goudesteijn, in Maarssen, dat in het bezit is van de familie Huydecoper. In maart 1711 is zij door ziekte echter genoodzaakt om in Amsterdam te blijven. Constantia Eliana wil haar hier opzoeken. Sophia geeft haar dochter het advies om dit bezoek ver van tevoren aan te kondigen. ‘Men dient wel een dagh vant te voore te weete want sy hier geen brieve bestelle of tis al over de middagh.’102 Hiermee is deze reactie niet alleen een advies voor Constantia Eliana, het is meteen een klacht over het postsysteem. Het niet tijdig bezorgen van brieven vormde vaker een bron van ergernis. Doordat het postsysteem niet altijd betrouwbaar was, konden brieven te laat of zelfs nooit aankomen, waardoor de continuïteit in de correspondentie onderbroken werd.103

Afbeelding 5: Adrianus van IJsselstein (mogelijk), Portret van Elisabeth Coymans, 1671. Olieverf op doek, 114 x 93 cm. Privécollectie Pierre François Louis Verschoor, Den Haag. Afbeelding via RKD

101 AM aan E, 13 juni 1715. Het letterlijke citaat is: ‘Ben UWELED wel geobligeert voor soo vriendelijcke noodinge en hoop mij de eere te sulle geeve van mijn swacke dienst aen UWELED te koome presentere, maer kan den dagh noch niet segge alsoo mijn linnen naer de wast is en dat sij die somtijs wel 14 dage houde, hoop die morge tuijs te krijge en sal noch een nieuw kleet moete make, nu koomese omt huijs te schildere en kan aldie vreemde niet in huijs late koome als men niet thijs en is.’ 102 S aan CE, 19 maart 1711 103 Schneider 2005, 59

26


3.2 Gesprek op afstand?

De verschillende voorbeelden die eerder zijn gegeven, wijzen op het feit dat de vier vrouwen op de hoogte waren van de regels die golden voor het schrijven van brieven. Ze besteedden veel aandacht aan hun brieven. Hiermee hielden ze, net als de mannelijke leden van de familie, het familienetwerk in stand. Toch was de familiecorrespondentie die Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana hadden opgezet geen standaard correspondentie. De vrouwen hebben het waarschijnlijk gezien als een aparte manier van communicatie in de tijd dat zij elkaar niet lijfelijk konden spreken. We zien dit terug in de informele schrijfwijze van bepaalde woorden. Dit sluit aan bij het idee dat vrouwen geen gebruik maakten van ambtelijke formuleringen en schrijfstijlen of een imitatie daarvan. Hiermee is de taal van vrouwen een taal voor intimi, waarbij geen verfraaiingen met betrekking tot de taal zijn aangebracht, aldus lexicoloog Van Sterkenburg.104 Het formele karakter komt terug in de aanhef, afsluiting, adressering en aanspreektitels die in de brieven worden gebruikt. Onder historici en taalkundigen bestaat al langer onenigheid over de vraag in hoeverre correspondentie per brief gelijk stond aan een lijfelijk gesprek. Historicus Gary Schneider stelt bijvoorbeeld dat dit niet het geval was, en dat een gesprek werd verkozen boven een briefwisseling. Deze vorm van communicatie werd wel geaccepteerd wanneer de twee personen niet in de gelegenheid waren om elkaar te ontmoeten. Het had echter tot gevolg dat lang niet alle zaken in een brief werden besproken, omdat men vond dat sommige dingen beter direct gezegd konden worden.105 Taalkundige Willem van den Berg is van mening dat een brief in de zeventiende eeuw als een gesprek op afstand werd gezien. Hij duidt een brief aan als een ‘tekst tegen wil en dank’.106 Aan de hand van onderzoek naar interpunctie en stijl concludeert ook Netty van Megen, gespecialiseerd in historische taalkunde, dat de brieven die door vrouwen werden geschreven vooral op geschreven spreektaal lijken. Hiermee zou het in overeenstemming zijn met een lijfelijk gesprek, maar dan op papier.107 In de tweede helft

104 N. van Megen, “Ick verlangh hard nae een brief, maer noch meer nae ul mijn lieve man self.’ Persoonlijke brieven van zeventiende-eeuwse vrouwen’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken (eds.), “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 25-48, aldaar 30 105 Schneider 2005, 31-33, 109 106 Van den Berg 1978, 1 107 Van Megen 2006, 30

27


van de achttiende eeuw werd de brief als een ‘gesprek tussen afwezigen’ aangeduid in de briefboeken. De brief moest echter aan meer regels voldoen, omdat het altijd bewaard bleef. Dit in tegenstelling tot het gesproken woord, dat sneller vervloog en niet vastgelegd kon worden.108 Ten slotte geeft taalkundige Judith Nobels aan dat de persoonlijke brieven tussen gesproken en geschreven taal in zaten. Ze bevatten zowel retorische kenmerken, van de formele brief, als woorden die in de gesproken taal gebruikt zullen zijn. 109 Arja Nurmi en Minna Palander-Collin, beide gespecialiseerd in Engelse taal en letterkunde, zien brieven om dezelfde reden als geschreven interactie. Het doel en type brief heeft volgens hen daarnaast te maken met de sociale klasse van de schrijver en de relatie tussen schrijver en ontvanger. Hiermee vormt de brief een eigen teksttype, waarbij er verschillen bestaan in bijvoorbeeld de achtergrond van de schrijver of het doel van de brief.110

3.2.1 Formeel

De onderzochte brieven hebben een formeel karakter door de gebruikte aanspreektitels. Taalkundige Minna Nevala laat in haar onderzoek naar persoonlijke correspondentie in Engeland zien dat de hogere klassen in familiecorrespondentie veel gebruik maakten van bijnamen, zoals ‘my dearest love’, of afgekorte voornamen. Wanneer een titel werd gebruikt, ging dat voornamelijk om titels die de sociale status weergaven, zoals ‘vader’ of ‘broer’.111 Dit laatste zien we terug in de brieven van de vier vrouwen. In veertien gevallen wordt als aanhef ‘Me vrou en seer waerde…’ gebruikt, gevolgd door ‘zuster’, ‘moeder’ of ‘dochter’, afhankelijk van de familierelatie tussen schrijfster en ontvangster. Soms wordt het woord ‘seer’ weggelaten. Sophia schrijft haar dochter Constantia Eliana een maal aan met ‘waerde dochter.’ 112 Ook Aletta Maria wijkt een keer van de standaard vorm af. Dit doet zij in een brief aan Elisabeth die zij op 7 november 1710 schrijft. Hierin spreekt ze haar zus aan met ‘mee vrou en seer lieve suster’.113 108 Ruberg 2005, 25 109 J. Nobels, (Extra)Ordinary letters. A view from below on seventeenth-century Dutch (Utrecht 2013) 114 110 A. Nurmi en M. Palander-Collin, ‘Letters as a text type: interaction in writing’, in: M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 21-50, aldaar 22, 44 111 Nevala 2007, 101. Ook het onderzoek van S.M. Fitzmaurice laat deze aanspreekvormen zien. (S. M. Fitzmaurice, ‘Epistolary identity: convention and idiosyncrasy in late modern English letters’, in: M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 77-112, aldaar 91) 112 S aan CE, 20 januari 1705 113 AM aan E, 7 november 1710

28


In de afsluiting laten de schrijfsters zien dat ze genegenheid hebben voor de ontvangster. Aletta Maria gebruikt als afsluiting ‘ued seer geaffectioneerde suster en dinaresse’, waarbij ‘seer’ soms weer wordt weggelaten. Bij een brief schrijft ze ‘u wel ed genegene suster’. Constantia Eliana laat nog beter blijken dat de ontvangster van haar brief boven haar staat door af te sluiten met ‘ued seer gehoorsame dienares en doghter’. Sophia op haar beurt eindigt met ‘ued seer genegene moeder.’ Bij mensen waar geen familieband mee bestond, of die genealogisch gezien verder van de schrijver af stonden, waren de regels strikt. Iemand werd met zijn titel en achternaam aangesproken. Eventueel kon de voornaam worden genoemd. Vanaf de achttiende eeuw ontstond meer intimiteit tussen mensen. Dit was vooral te merken aan de aanhef van brieven die naaste familieleden aan elkaar schreven. 114 Ook in de correspondentie van Constantia Eliana aan haar man Jan Carel van der Muelen komt dit duidelijk naar voren. Constantia Eliana spreekt haar man bijvoorbeeld aan met ‘Jantie lief.’115 Judith Nobels heeft in haar dissertatie aandacht besteed aan het taalgebruik in de eerder aangehaalde sailing letters. Doordat het corpus van de sailing letters uit brieven van zowel mannen als vrouwen en van hoog- en laagopgeleiden bestaat, heeft zij het taalgebruik van deze verschillende groepen met elkaar vergeleken. Uit dit onderzoek heeft Nobels geconcludeerd dat er een verschil bestaat in het taalgebruik tussen mannen en vrouwen. Vrouwen uit de hogere klassen gebruikten bijvoorbeeld vaker woorden die aan de spreektaal gelinkt konden worden dan mannen.116 Dit verschil is volgens Nobels te wijten aan het feit dat vrouwen lager opgeleid waren dan mannen, ook de vrouwen uit de hogere klassen. Hierdoor kenden zij het verschil tussen gesproken en geschreven taal minder goed.117 Een voorbeeld hiervan het is gebruik van de woorden UE [U Edele] en UL [U Lieve]. UE wordt vaak in de hoge klassen gebruikt, en UL in de lage klassen. In de hoge klassen gebruiken vrouwen vaker UL dan UE.118 Voor de brieven die door de vier vrouwen zijn geschreven, gaat dit echter niet op. De brieven maken geen gebruik van de aanspreektitel UL. Om de ontvangster aan te spreken, gebruiken te schrijfster UE, of U Wel Ed als variatie daarop. In de brieven die Constantia Eliana aan haar man schrijft, komt de aanspreektitel UL eveneens niet voor. Ze schrijft haar man wel aan met ‘Jantie lief’, maar dit is eerder een 114 115 116 117 118

Nevala 2007, 102 CE aan JCVDM, 10 mei 1711 Nobels 2013 Nobels 2013, 93, 106 Nobels 2013, 88

29


uiting van intimiteit dan de voortzetting van een lijfelijk gesprek. Naast de aanhef en afsluiting wijst dit op invloeden uit een formele conversatie.

3.2.2 Informeel

Het informele karakter van de brieven komt naar voren in de schrijfwijze van bepaalde woorden. Netty van Megen geeft hier een paar voorbeelden van. De eerste is het toevoegen van de svarabhaktivocaal [ǝ], de extra ‘e’ die een uh-klank geeft in bijvoorbeeld ‘half twaleve’.119 In het onderzochte corpus is deze extra ‘e’ geen enkele keer toegevoegd aan een woord. De vier vrouwen gebruikten deze toevoeging in hun eigen spreektaal niet, of ze schreven in hun brieven de woorden niet op dezelfde manier als dat ze deze uitspraken. Dit laatste is niet het geval. Als we kijken naar het tweede voorbeeld van Megen-het toevoegen of weglaten van een medeklinker aan het begin van een woord, zoals ‘alfhuyrtien’ in plaats van ‘half uurtje’ en ‘hiemant’ in plaats van ‘iemand’120- dan zien we dat de vrouwen dit wel gebruiken, zij het niet zo vaak. Aletta Maria schrijft een keer ‘schrickelijck’ waar ze ‘verschrickelijck’ bedoelt.121 Constantia Eliana heeft het tegen haar man over de ‘Latijnse chool’ in plaats van ‘school’.122 Dit laatste kan echter ook een schrijffout zijn. Daarnaast wordt het toevoegen of weglaten van een medeklinker in het midden van een woord aangestipt. Dit is bijvoorbeeld bij ‘pampier’ [papier] en ‘plasen’ [plaatsen] het geval.123 Deze vorm komt in de brieven van de vier vrouwen minder vaak naar voren. Toch zijn een aantal gevallen aan te wijzen. Constantia Eliana schrijft bijvoorbeeld ‘naerder’ in plaats van ‘nader’,124 en Aletta Maria schrijft in 1707 ‘schieke’ in plaats van ‘schikken’.125 Als vierde voorbeeld voor geschreven spreektaal geeft Van Megen het weglaten van de –n bij woorden die op –en eindigen.126 In de brief aan haar tante Elisabeth schrijft Constantia Eliana over een vrouw die na haar overlijden drie ‘kindere’ achterlaat.127 Bij alle

119 120 121 122 123 124 125 126 127

Van Megen 2006, 30 Van Megen 2006, 30-31 AM aan E, 21 oktober 1711 CE aan JCVDM, 21 april 1711 Van Megen 2006, 31 CE aan E, 27 juni 1716 AM aan CE, 2 juli 1707 Van Megen 2006, 31 CE aan E, 27 juni 1716

30


vier de vrouwen komt dit voorbeeld verder naar voren bij werkwoorden. Sophia schrijft bijvoorbeeld ‘mooge hoore’, waar normaal tweemaal een –n achter gevoegd zou worden.128 Het laatste voorbeeld gaat om de letterlijke schrijfwijze van woorden die anders worden uitgesproken dan dat ze geschreven worden. Van Megen geeft hier ‘kermes’ [kermis] als verheldering.129 Aletta Maria schrijft bijvoorbeeld ‘mee te koomen’ in haar brief aan Constantia Eliana. Hierbij gebruikt ze dubbel ‘o’ omdat in de uitspraak een lange oklank is te horen.130 In haar brief aan Elisabeth schrijft Aletta Maria ‘wellese’, als samenvoeging van de woorden ‘wil ze’.131 Deze voorbeelden geven het informele karakter van de brieven weer.

3.2.3 Combinatie van beiden

Naast de schrijfwijze van bepaalde woorden laat ook de inhoud van de brieven zien dat de familiecorrespondentie als combinatie van een geschreven brief en een gesproken gesprek werd gezien. Aan de ene kant worden emoties extra duidelijk omschreven. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de correspondentie tussen Constantia Eliana en Jan Carel van der Muelen, als ze aangeven dat ze elkaar missen. Op 16 april 1711 schrijft Constantia Eliana aan haar man: ‘Wenste nu wel een[s] te Uijteregt te wese, maer dat sal niet kunne.’ In de tussentijd hoopt ze dat hij haar snel weer een bezoek brengt in Amsterdam.132 Door hier uitgebreid bij stil te staan, proberen Jan Carel van der Muelen en Constantia Eliana de afstond die tussen hen aanwezig is, te verkleinen. Gary Schneider geeft aan dat dit gebeurde zodat er geen misverstand zou ontstaan over de getoonde emotie. Deze kon immers niet van het gezicht worden gelezen, zoals bij een lijfelijk gesprek.133 Aan de andere kant worden sommige besproken zaken geheel niet uitgelegd. Er wordt geantwoord op eerdere brieven, die vaak niet bewaard zijn gebleven. Hiermee is het voor ons soms moeilijk te achterhalen wat de schrijfsters bedoelen. Voor de schrijfster en ontvangster was het echter een logisch vervolg op eerdere communicatie. Hiermee lijkt het op de interactie die aanwezig was bij een lijfelijk gesprek.

128 129 130 131 132 133

S aan CE, 5 januari 1714 Van Megen 2006, 31 AM aan CE, 2 juli 1707 AM aan E, 24 maart 1708 CE aan JCVDM 16 april 1711 Schneider 2005, 113

31


De vrouwen hielden zich vooral bezig met familie- en gezinszaken. Hierbij richtten zij zich niet alleen op het huishouden; de taken waren veelomvattender. De gezondheid van familieleden werd in de gaten gehouden, en waar nodig werden mensen verpleegd. Ook bij het sluiten van huwelijk hadden de vrouwen een belangrijke stem. Deze rol werd door middel van correspondentie onderstreept. Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana gebruikten de brieven om informatie uit te wisselen, zodat zij te allen tijde op de hoogte waren van de zaken die binnen de familie speelden. Op deze manier konden zij hun taken vervullen, zoals op ziekenbezoek gaan. Dit alles om uiteindelijk de familie-eer hoog te houden. In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar drie hoofdonderwerpen die in de brieven veelvuldig naar voren zijn gekomen. Er wordt aandacht besteed aan gezondheid en algemenere familiezaken. Daarnaast wordt gekeken naar economische onderwerpen, wanneer de vrouwen over handel en politiek schreven. Aan de hand van deze onderwerpen kan gekeken worden in hoeverre de rol die de vrouwen binnen de familie hadden, overeenkomt of afwijkt van de algemene rol van vrouwen, zoals besproken is in paragraaf 1.4.

4.1 Gezondheid

Uit de onderzochte brieven is gebleken dat veel gesproken werd over ziekte en dood. Zowel het eigen wel en wee als dat van familieleden kwam aan bod. Ziekte kon in de vroegmoderne tijd al snel tot de dood leiden. Bezorgde familieleden waren een logisch gevolg van de gebrekkige kennis in de gezondheidszorg. Je wist immers maar nooit of de zieke het zou overleven. Een overlijden kon de verhoudingen binnen de familie ernstig verstoren. Erfgenamen overleden en hierdoor moesten anderen de rol van familiehoofd op zich nemen.134 Familie was binnen de vroegmoderne ziekenzorg een van de belangrijkste elementen. Omdat dokters en geneesheren niet altijd snel ter plaatse konden zijn, moest er medische basiskennis binnen de familie aanwezig zijn. Daarnaast werden zieken thuis 134 Kooijmans 1997, 23

32


verpleegd, waardoor familieleden de verzorging op zich moesten nemen. Als onderdeel van deze zorg schreven vrouwen elkaar over medicatie en mogelijke manieren om van een ziekte af te komen. De zorg voor zieke familieleden zou niet aan bedienden moeten worden overgelaten. Dit was de taak van de familie.135 Ook bij de ziekenverzorging van familieleden speelde correspondentie dus een rol. Bezorgdheid was de belangrijkste motivatie voor vrouwen om brieven te schrijven, aldus historicus James Daybell.136 Hiermee lijken vrouwen vaker een correspondentie aan te zijn gegaan vanwege hun persoonlijke interesse in de ander, dan dat zij brieven enkel en alleen schreven om contacten te onderhouden. De uitgebreide aandacht voor de gezondheid van anderen bevestigt deze stelling. Naast het feit dat het voor de familierelaties en het familienetwerk belangrijk was om te weten wie ziek of overleden was, stelden de vier vrouwen vanuit hun persoonlijke interesse vragen over de gezondheid van hun familieleden. Onderling wordt over de gezondheid van de zussen en hun man en kinderen gepraat. Dit hoeft niet per definitie gericht te zijn aan de persoon om wie het gaat. Hieruit blijkt dat de bezorgdheid verder dan beleefdheid ging. Wanneer dit laatste het geval zou zijn, zou alleen naar de desbetreffende persoon medeleven worden getoond bij ziekte of overlijden. Nu wordt het door andere familieleden met elkaar besproken, wat duidt op echte bezorgdheid. Op 14 november 1713 begint Sophia haar brief aan Constantia Eliana met: ‘wat mijn gesontheyt aen gaet dat is redelyck, de beene syn wat swachis.’137 De gezondheid van Sophia is al eerder zwak geweest. Aletta Maria deelt haar zorgen met Elisabeth over hun zuster in een brief van 21 oktober 1711. Het doet mij veel leed om te zien dat onze zuster van Maarseveen weer onpasselijk is geworden, schrijft ze. Aletta Maria heeft dit nieuws van haar eigen dochter gehoord, die bij Sophia op bezoek is geweest. Sophia beefde veel en Aletta Maria hoopt dat ze daarvoor is behandeld en dat het nu beter met haar gaat.138 Aletta Maria wordt hier weemoedig van. Ze vervolgt haar brief: ‘Lieve suster onse dage sijn hoog, de doot nadert al.’ We moeten opgewekt zijn omdat we weten dat we ten volle verzekerd zijn om van de eeuwige gelukzaligheid te kunnen genieten, eindigt ze haar betoog.139

135 Broomhall 2010, 179-182 136 J. Daybell, ‘Women’s letters, literature and conscience in sixteenth-century England’, Renaissance Studies: Journal of Society for Renaissance Studies Vol 23(4) (2009) 516-533, aldaar 520 137 Swachis= zwakkig, S aan CE 14 november 1713 138 AM aan E, 21 oktober 1711 139 AM aan E, 21 oktober 1711

33


Na de bevalling van haar laatste kind, Constantia Eliana, was de gezondheid van Sophia steeds slechter geworden. In 1679 vreesde haar echtgenoot Joan Huydecoper II voor blindheid. Sophia had last van belroos waardoor haar gezicht zo gezwollen was dat haar ogen dicht zaten.140 Daarna kreeg ze vaak last van verstoppingen, waardoor haar gewicht sterk toenam.141 Doordat Constantia Eliana nog niet meerderjarig was, werden de ziektes van Sophia gevreesd. Ze moest immers nog een kind grootbrengen. Lang niet alle moeders waren in staat om hun kinderen de volwassen leeftijd van 25 jaar te zien bereiken. Constantia Eliana meldt op 27 juni 1716 dat mevrouw Wisse142 is overleden. Ze laat drie kinderen na.143 De dood van de heer De Ruyter wordt door Aletta Maria ‘droevigh’ genoemd, terwijl zij daarna de dood van ‘de ouwe heer Kallekoen’ als feit noemt. Wel is ze van mening dat ‘de goeje mensche gaen al heen en de quade blijve.’144 De dood lag altijd op de loer, ziektes werden daarom met bezorgdheid gadegeslagen. Jan Gabriel is als enige nog levende zoon van Aletta Maria de erfopvolger van het gezin. Wanneer hij in 1711, nadat hij uit is geweest, ziek wordt, is zijn moeder heel bezorgd. Hij is verkouden, benauwd en hij hoest veel. ‘Begin al voor hem te vreese,’ schrijft zijn moeder.145 Dat kinderen snel kunnen overlijden blijkt mede uit de familieaantekening van Elisabeth. Ze beschrijft de geboorte van een zoon van Adriane Voet, de dochter van Aletta Maria. Het jongetje overlijdt al na een dag. De ouders hebben het kindje nog net kunnen dopen.146 Aletta Maria is niet alleen bezorgd over de gezondheid van haar zoon, ook de toestand van de man van Sophia gaat haar aan het hart. Zij schrijft aan Elisabeth dat ze hoopt dat God voor een snel herstel van hun zwager zal zorgen.147 God wordt vaker aangehaald als het om het herstel van de gezondheid gaat. Ik zou graag willen weten of de medicijnen die u van de Delftse dokter hebt gekregen, hebben aangeslagen. Ik hoop dat de goede God u zal zegenen en dat de dokter uw gezondheid zal herstellen, laat Aletta Maria haar zus Elisabeth in 1710 weten.148 Sophia zendt haar dochter Constantia Eliana in 1714 een nieuwjaarswens, waarin zij hoopt dat ‘ued in diet niewe jaer van Godt met niewe kraht 140 141 142 143 144 145 146 147 148

Kooijmans 1997, 154 Kooijmans 1997, 155 Uit de brief en het archief waar de brief gevonden is, wordt niet duidelijk wie deze mevrouw is. CE aan E, 27 juni 1716 AM aan E, 7 november 1710 AM aan E, 11 januari 1711 Familiekroniek Elisabeth, p19 AM aan E, 2 juli 1707 AM aan E, 7 november 1710

34


een volcomen gesontheyt mach gekroont worden, dat mijn grooste verlange is om dat te mooge hoore.’149

Afbeelding 6: Nieuwjaarswens voor Constantia Eliana. ‘jck hoop dat ued in dit niewe jaer van Godt met nieuwe krachte een volcomen gesontheyt mach gekroont worden, dat mijn grooste verlange is om dat te mooge hoore’ (S aan CE, 5 januari 1714, detail)

4.2 Familiezaken

Brieven werden geschreven als de ontvanger niet aanwezig was. De besproken familiezaken waren belangrijk voor de vrouwen. Ze waren echter niet in de mogelijkheid om het lijfelijk met elkaar te bespreken. Hierdoor kozen ze ervoor om de zaken via correspondentie mede te delen. Hierbij kwamen familieleden niet alleen aan bod wanneer het ging om ziekte of overlijden. De vier vrouwen lieten hun mening onderling ook horen als er bijvoorbeeld een huwelijk werd gesloten. Dit kon voor conflicten binnen de familie zorgen, als niet iedereen de huwelijkskandidaat geschikt vond. Via correspondentie spraken de vrouwen over de mogelijke acties die ondernomen konden worden om dit soort huwelijken tegen te houden. Uit het feit dat dit soort zaken besproken werden, blijkt dat de vrouwen belang hechtten aan het familienetwerk. Conflicten die voor spanningen binnen het netwerk zorgden, konden de eer van de familie aantasten. Iedereen had hier last van. Door middel van correspondentie lieten de vrouwen hun mening horen, en konden zij met de andere vrouwen

149 S aan CE, 5 januari 1714

35


overleggen over mogelijke stappen die ondernomen moesten worden. Dit alles om mogelijke conflicten binnenskamers te houden, zodat het familienetwerk in stand bleef. Aletta Maria schrijft op 1 april 1712 aan Elisabeth dat Adriana150 een ‘ander vyant’ in de familie wil brengen, net na de dood van Barchman. Deze Barchman was de echtgenoot van Aletta Maria’s oudste dochter Isabella. Tegen dit huwelijk was veel verzet geweest in de familie. Ook op het mogelijke huwelijk van Adriana reageert Aletta Maria niet positief. Uit de correspondentie blijkt niet met wie Adriana graag wil trouwen. Het is hoogst waarschijnlijk niet haar tweede man, Jan Uijlenbroek, met wie zij pas anderhalf jaar later, in augustus 1713, trouwt.151 Aletta Maria laat duidelijk merken dat ze het huwelijk niet ziet zitten. ‘[Zij] sal geen half jaer getrout sijn of sal op de tande kresse van schagrijn als [het] te laet sale sijn.’152 Daarnaast is ze bang dat er een breuk zal ontstaan in de vriendschap tussen haar kinderen. De broer en zussen van Adriana hebben namelijk tegen Aletta Maria gezegd dat zij hun zus niet zullen steunen als zij inderdaad met deze man trouwt.153 Een mogelijke breuk in het gezin zou een aantasting van de eer betekenen. De Barchman die in de voorgaande brief ter sprake kwam, is in de jaren daarvoor vaker onderwerp van gesprek geweest, voornamelijk in de brieven van Aletta Maria. Haar dochter Isabella was met Barchman getrouwd. Over dit huwelijk was in 1682 veel commotie ontstaan. Het was een nieuwe deuk in de reputatie van de familie. Het huwelijk tussen Aletta Maria en Carel Voet had al voor veel ophef gezorgd. Trouwen met iemand uit een lagere klasse werd over het algemeen niet geaccepteerd. Om een huwelijk goed te kunnen laten slagen, moesten beide echtgenoten van dezelfde leeftijd, sociale klasse en godsdienst zijn. Een te groot leeftijdsverschil zou de ‘hoop op kinderen verminderen.’154 Een andere sociale achtergrond zou de gezagsverhouding verstoren, vooral als de man van een lagere komaf was dan zijn vrouw. Een gemengd geloofshuwelijk zou een gruwel zijn voor God. Dit alles zou voor onenigheid onder de echtgenoten zorgen.155 Doordat Carel Voet vroeg was overleden en Aletta Maria als weduwe met vijf jonge kinderen achterbleef, was het voor haar oudste dochter Isabella moeilijk om een goed huwelijk te sluiten. Ze had haar oog uiteindelijk laten vallen op Jan Baptista Barchman

150 151 152 153 154 155

Adriana was de derde dochter van Aletta Maria Stadsarchief Amsterdam, DTB 549, p322, 21-07-1713 AM aan E, 1 april 1712 AM aan E, 1 april 1712 Haks 1982, 106 Haks 1982, 106-108

36


Wuytiers. Hij leek een geschikte kandidaat; hij kwam uit een rijke familie met een goede naam. Het grootste probleem was echter dat hij katholiek was, terwijl Isabella en haar familie het protestantste geloof aanhingen. De familie probeerde haar op andere gedachten te brengen. Trouwen met iemand van een andere religie zorgde voor nog meer reputatieschade dan trouwen met iemand van een lagere stand. Om haar zin door te kunnen drukken, zorgde Isabella ervoor dat ze zwanger werd van Barchman. Hierna moest de familie wel instemmen met een huwelijk. Een alleenstaande moeder werd al helemaal niet geaccepteerd.156 Het huwelijk werd gesloten en in eerste instantie leek het geloofsverschil tussen Isabella en Barchman geen problemen op te leveren. In de zeventiende en achttiende eeuw werden pasgetrouwden al gewaarschuwd voor de problemen die in het huwelijk konden optreden. Een daarvan was onenigheid over de opvoeding van de kinderen.157 Dit gebeurde eveneens bij Isabella en Barchman. Toen hun kinderen ouder werden, was de harmonie in het gezin verdwenen. In de brieven die bewaard zijn gebleven schrijft Aletta Maria op 24 maart 1708 voor het eerst negatief over Barchman. Haar dochter Isabella was met haar kinderen een tijdje in Amsterdam bij Aletta Maria geweest. Barchman, die door Aletta Maria vaak ‘de dikkop’ werd genoemd, had zijn vrouw mee naar huis genomen. Zijn dochters mochten nog even bij hun oma blijven, maar niet van harte. Daarnaast verbood Barchman zijn dochter Bella om de man die zij in Breukelen had ontmoet nog langer te zien. Barchman was tegen dit contact omdat het Leonard Beels betrof, de predikant van Breukelen. Waar de protestantse familie van Isabella Voet tegen een huwelijk met een katholiek was geweest, zag Barchman het contact met een protestant niet zitten. Aletta Maria schrijft aan Elisabeth dat Barchman dreigde dat hij de armen en benen stuk zal slaan en zijn nek zal breken als Leonard Beels zijn dochter nog langer ziet. ‘Het sijn harde drijgemente,’ aldus Aletta Maria. Barchman had zijn dochter verboden om in Breukelen ter kerke te gaan. Daarop gaf Bella als antwoord dat ze wel in Loenen naar de kerk zou gaan. Hier gaf haar vader toestemming voor. Aletta Maria had haar kleindochter nog gezegd dat zij wel een rekest kon indienen, maar dat de magistraat om toestemming vragen om te mogen trouwen, de zaak niet zou vergemakkelijken.158

156 Dudok van Heel 2008, 183/ Gietman 2010, 162 157 Haks 1982, 175 158 Wanneer ouders geen toestemming gaven voor een huwelijk kon de magistraat om hulp worden gevraagd. AM aan E, 24 maart 1708/ Kooijmans 1997, 212-213

37


Twee jaar later komt ‘den diekop’ weer ter sprake in een brief die Aletta Maria aan haar zus Elisabeth schrijft. Er is nog steeds ruzie tussen Barchman en zijn vrouw Isabella. ‘Hij socht niet anders als vrou en kindere te reuniere.’159 ‘Het sal op een proses uijt drajen.’160 Toch heeft Aletta Maria dat laatste liever niet. Ze schrijft haar zus dat ze met een advocaat zal praten, want op een proces zit niemand te wachten.161 Uiteindelijk overlijdt Barchman in maart 1711, waarmee er een eind komt aan dit hoofdpijndossier. Aletta Maria is zo opgelucht dat zij schrijft ‘nu de Heer mij van Barchman verlost heeft.’162 Bella trouwt nog datzelfde jaar met Leonard Beels. Lang duurt het huwelijk niet; ze overlijdt al op 7 augustus 1711. Elisabeth schrijft hierover in de familiekroniek. Bella was een vriendelijke vrouw, die door iedereen bemind werd. Haar overlijden zorgde voor veel droefheid onder haar naaste vrienden.163 Deze twee voorbeelden geven aan dat de vrouwen de mening die zij hadden over familiezaken naar elkaar konden uiten. Daarnaast konden zij optreden in situaties die hen niet bevielen, door bijvoorbeeld een advocaat in de schakelen. Maar het laat vooral zien dat zij de familie bij elkaar wilden houden. Conflicten werden zoveel mogelijk geprobeerd te vermijden, zodat de familie-eer niet beschadigd werd.

Afbeelding 7: Het inschakelen van een advocaat kan de gemoederen bedaren. ‘Sal het eens met een Advookaet overlegge, heb geen lust tot prosedeere als het ver bij kan, men heeft immers niet langer rust als de boose mensche toe leete wille, hoop dat de Heer sal rechte tussen mij en hem’ (AM aan E, 7 november 1710, detail)

159 160 161 162 163

AM aan E, 7 november 1710 AM aan E, 7 november 1710 AM aan E, 7 november 1710 AM aan E, 1 april 1712 Familiekroniek Elisabeth, p32

38


De meeste familiezaken die worden besproken zijn veel minder schokkend, maar allemaal laten ze direct of indirect het belang zien van het in stand houden van het familienetwerk. Vooral de studievoortgang van kinderen, kleinkinderen en neefjes en nichtjes komt vaak aan bod. Aletta Maria schrijft aan Constantia Eliana dat een van haar nichtjes Van der Muelen ‘een soete meyd [werd], gaet nu school.’164 Als oma’s onder elkaar schrijft Aletta Maria een aantal jaar later aan haar zus Elisabeth over hun gezamenlijke kleinzoon Willem Carel van der Muelen. Hij was de oudste zoon van Elisabeths zoon Jan Carel van der Muelen en Aletta Maria’s overleden dochter Aletta Voet. Willem Carel, die door zijn oma ‘Wilhemtie’ wordt genoemd, is tien jaar oud en kan al goed schrijven. Hij heeft Aletta Maria een ‘soete brief’ gestuurd, waarin hij schreef dat hij goed zijn best doet op school. Aletta Maria schrijft op haar beurt aan Elisabeth dat ze hoopt dat hij iemand zal worden waar de familie trots op kan zijn; een eerlijke en deugdzame man. [Ik hoop] ‘dat hij een goet voor beelt voor sijn broers magh weese tot vreught van sijn lieve vader,’ besluit ze haar brief.165 Wanneer Willem Carel een ‘vreught’ voor zijn vader zal worden, zal hij ook goed zijn voor de familie en daarmee de familie-eer geen schade toebrengen. Over de dood van Aletta Voet heeft Elisabeth een aantal jaar eerder uitgebreid verslag gedaan in haar familiekroniek. Voordat ze stierf, had Aletta Voet van iedereen afscheid genomen. Aan haar moeder en schoonmoeder had zij opgedragen dat er ‘geen verkoudingh in de liefde mochte koomen’ en dat alles moest blijven zoals het was.166 Ze voorzag dat er mogelijk wrijving kon ontstaan tussen de zussen Elisabeth en Aletta Maria als haar man Jan Carel opnieuw zou trouwen. Daarnaast gaf Aletta Voet haar zus Isabella 167 advies. Ze zou hun moeder moeten blijven gehoorzamen en als gereformeerde moeten sterven. Aletta Voet voorzag al problemen rondom het geloof binnen het huwelijk van Isabella en Barchman. 168 In beide gevallen droeg Aletta Voet haar naasten op om niet voor moeilijkheden te zorgen die het familienetwerk en de eer konden aantasten. Ook zij was zich bewust van het belang van een goede naam voor de hele familie. Aan het eind van de zeventiende eeuw schrijft Aletta Maria met verwondering over juffrouw Winnicks, die via de familie Voet bij het netwerk van de familie Coymans

164 AM aan CE, 2 juli 1707. Het meisje wordt aangeduid met ‘mijn vryertie Meule’. Het kan ook om een kleindochter van Aletta Maria gaan. 165 AM aan E, 11 januari 1711 166 Familiekroniek Elisabeth, p18 167 De vrouw van Barchman 168 Familiekroniek Elisabeth, p18

39


hoorde.169 De juffrouw was een nette protestantse dame, maar ze heeft zich tot het jodendom bekeerd. Naast het feit dat juffrouw Winnicks joods is geworden, heeft ze Kohijm, de man die haar heeft onderwezen in Grieks en Hebreeuws, ten huwelijk gevraagd. De predikant heeft geprobeerd met haar te praten, laat Aletta Maria haar zus Elisabeth weten, maar ze gaf aan dat ze in niets gelooft behalve in Mozes. ‘Het trouwe sal niet toegestaen worde,’ hoopt Aletta Maria. Er gaan geruchten dat de juffrouw weg is, maar anderen zeggen dat ze door haar moeder wordt vastgehouden. Het overgaan naar een andere religie wordt niet goedgekeurd. Aletta Maria zegt dan ook dat het droevig is dat een mens zo diep kan zinken. Zodra God van je zijde wijkt, is dit wat er met je gebeurt. Onbezonnen gedrag, dat is waar ‘de Heer alle kristi siele voor wil beware.’170 Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana hadden een sterke meningen over bepaalde familiezaken. Deze konden zij uitdragen door middel van de correspondentie die zij met elkaar onderhielden. Zoals is gebleken hielden zij elkaar op de hoogte van het reilen en zeilen van zaken binnen de familie. Meestal ging dit om zaken als ziekte en overlijden, omdat dit voor een verandering in de verhoudingen van de familie kon zorgen. Daarnaast werden kleinere zaken besproken, zoals de studievoortgang van de kinderen. Grotere gebeurtenissen, zoals huwelijken en geloofskwesties, kwamen eveneens aan bod. Meestal werd hierover alleen een mening gegeven. In de drie gevallen die hierboven besproken zijn, was deze niet positief. Bij de ruzie tussen Aletta Maria’s dochter en schoonzoon laat zij echter weten dat ze stappen gaat ondernemen, door contact op te nemen met een advocaat. Hieruit blijkt dat vrouwen de mogelijkheid hadden om iets met hun onvrede over de situatie te doen. In de andere brieven komt dit niet naar voren, waardoor gesteld zou kunnen worden dat het om een uitzondering gaat. Het corpus is echter klein, en het feit dat deze mogelijkheid hierin al naar voren komt, doet vermoeden dat het gebruikelijk was voor de vrouwen om hun woorden in daden om te zetten. Al deze onderwerpen wijzen daarnaast op het belang dat de vier vrouwen hechtten aan de eer en het netwerk van de familie. Deze moesten zo min mogelijk worden aangetast, om de naam van de familie hoog te kunnen houden. Via de brieven wezen de vrouwen elkaar telkens weer op dit belang.

169 Aletta Maria beschrijft haar als ‘juffrou Winnicks daer de Heer Voet near heeft gevrijd.’ Meer informatie heb ik helaas niet over deze juffrouw kunnen vinden. 170 AM aan E, 10 april 1694

40


4.3 Handel en politiek

Zoals in paragraaf 1.4 al naar voren is gekomen, konden vrouwen handeldrijven als zij daar toestemming van hun man voor hadden. Wanneer een vrouw weduwe was geworden, werd zij automatisch handelingsbekwaam en kon zij naar eigen inzicht handeldrijven. Aletta Maria was in 1679 weduwe geworden en is voor zover bekend nooit meer hertrouwd. Dit gaf haar de mogelijkheid om zelfstandig beslissingen te nemen over de in- en verkoop van grote aantallen goederen. Over grote aankopen schrijft ze niet, maar de kleine huishoudelijke aankopen, die getrouwde vrouwen ook in grote mate van zelfstandigheid mochten doen, komen wel naar voren. Voor haar zus Elisabeth heeft ze in 1694 een slaapmat gekocht. ‘Heb daar 55 stuijver[s] voor gegeve,’ laat Aletta Maria haar zus weten. Voor zichzelf heeft ze een aantal matten gekocht, ‘maer [ze] sijn sleght gemackt, geloof het kinderwerck is.’171 Aletta Maria hield zich ook bezig met de aandelenhandel. Op 11 januari 1711 schrijft zij aan Elisabeth dat de aandelen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie op dat moment op 545 of 546 punten staan. Het is goed dat ik die van mij allemaal verkocht heb. Ik denk dat ik nieuwe aandelen voor 530 zou kunnen krijgen, aldus Aletta Maria. Ze had haar aandelen op het juiste moment verkocht en wil haar zus van dit handelsgeluk op de hoogte brengen. Aletta Maria laat in haar brief verder weten dat over de prijs voor de West Indische Compagnie niets bekend is.172 Sophia’s man overlijdt in 1704, waarna zij als weduwe door het leven gaat. Ook zij schrijft in haar brieven over de aan- en verkoop van goederen. In 1705 heeft ze handschoenen laten maken voor haar dochter Constantia Eliana. Ze draagt haar daarnaast op om aan haar andere dochter, die eveneens Sophia heet, door te geven dat haar moeder de kwitanties van het wapen en het schild dat ze heeft laten maken, wil hebben. Dan kan ze de kwitanties toevoegen aan haar kasboek.173 Sophia gaat tevens over tot verkoop van goederen uit haar huis. Dit laat ze aan haar dochter Constantia Eliana over, want in een brief van 12 april 1710 gaat ze akkoord met de prijs die Constantia Eliana geboden heeft gekregen voor ‘3 stuckis sits.’174 De prijs van zeventig gulden is goed, maar als het bod uiteindelijk zakt naar vijftig gulden stemt Sophia 171 AM aan E, 10 april 1694 172 AM aan E, 11 januari 1711 173 S aan CE, 20 januari 1705 174 Sits is een fijne katoenen stof die bedrukt of beschilderd is met figuurtjes, bloemen en andere decoratieve voorstellingen. S aan CE, 12 april 1710

41


daar op voorhand al mee in. Constantia Eliana krijgt de toestemming om eveneens de spullen die op de schoorsteenmantel staan te verkopen. Maar de spullen uit de porseleinkamer moeten ‘in ordere blyve soo lang ick leef,’ druk ze haar dochter op het hart.175 Sophia was zeer geïnteresseerd in porselein. Ze ging toen ze jonger was vaak bij het Oost-Indisch Huis kijken naar nieuwe spullen die door de VOC naar Amsterdam waren gebracht.176 De brieven die hierboven aangehaald zijn, komen uit de tijd dat Aletta Maria, Elisabeth en Sophia weduwen waren. Hierdoor weten we niet of zij dit soort aan- en verkopen ook deden toen zij nog onder het gezag stonden van hun man. Toen deze overleden waren, begaven de vrouwen zich in ieder geval wel op het handelsterrein. Zij vonden dit zo belangrijk dat ze het aan elkaar lieten weten. Ook Constantia Eliana begeeft zich op het terrein van de handel, als zij voor haar moeder spullen moet verkopen. Zij had hier van haar man toestemming voor gekregen. Deze voorbeelden gaan allemaal over de handel die de vrouwen zelf doen, maar in hoeverre wordt gesproken over de handel en politieke handelingen van mannen uit de familie? De vier vrouwen zijn in deze scriptie bij elkaar gebracht door de connectie die zij via hun familieband met Joan Huydecoper II hadden. Joan II overlijdt zoals eerder gezegd in 1704. Al vanaf 1693 legde hij steeds meer politieke taken neer.177 De correspondentie die van de vrouwen bewaard is gebleven, komt uit de periode 1694-1716. De brieven zijn dus geschreven toen Joan II niet meer actief betrokken was bij de politiek van Amsterdam. Hierdoor vinden we over zijn carrière niets terug in de brieven. Elisabeth en Aletta Maria waren tijdens de onderzochte periode ook al weduwen, dus welke mening zij hadden over het werk van hun man en in hoeverre zij hier invloed op uit konden oefenen, blijkt uit deze brieven niet. Daarvoor zou naar correspondentie van een eerder tijdstip gekeken moeten worden, maar helaas zijn brieven tussen de vier vrouwen uit deze periode niet bewaard gebleven. Of Constantia Eliana schrijft over de politieke carrière van haar man, moet uit hoofdstuk vier blijken. De vrouwen schrijven hoe dan ook weinig over de politieke activiteiten van mannen uit de familie. Sophia is de enige, als zij in 1705 aan Constantia Eliana laat weten dat haar zoon, en de broer van Constantia Eliana, Joseph, ‘verleede vrydagh bewinthebber [is] geworden.’ Het gaat hier om het bewindhebberschap van de Verenigde Oost-Indische 175 S aan CE, 12 april 1710 176 Kooijmans 1997, 156 177 Kooijmans 1997, 135

42


Compagnie.178 Ik hoop dat God de Heer hem verder zal zegenen, besluit Sophia haar brief. Deze hoop wordt niet vervuld; Joseph is vaak ziek en uiteindelijk overlijdt hij al in 1709, na alleen de post van raadslid van Amsterdam nog te hebben vervuld.179 Ook algemenere politieke zaken of nieuws worden niet gedeeld in de brieven. Het doel van de correspondentie wordt hiermee nog eens extra onderstreept. De vrouwen onderhielden de onderlinge contacten, waarbij informatie over de familie van belang was. Binnen- of buitenlands nieuws was in deze context niet van belang. Hiervoor zullen de vrouwen briefwisselingen hebben onderhouden met anderen.

178 S aan CE, 20 jan 1705/ Kooijmans 1997, 192 179 Kooijmans 1997, 192-195

43


De vrouwen in de familie Huydecoper-Coymans gebruikten correspondentie niet alleen om de band tussen de zussen te onderhouden. Ook de band tussen echtgenoten moest worden versterkt. Meestal waren man en vrouw bij elkaar, maar door familieomstandigheden of het werk van de man konden ze soms voor langere tijd van elkaar gescheiden zijn. Vanaf eind maart 1711 konden Constantia Eliana en Jan Carel van der Muelen voor een periode van anderhalve maand niet bij elkaar zijn.180 Met behulp van de brieven houden man en vrouw elkaar op de hoogte van de zaken die hen bezighouden. Hiermee lijken deze brieven, eerder dan de brieven van de zusters, een voortzetting van een lijfelijk gesprek te zijn. De onderwerpen die aan bod komen worden alleen per brief besproken omdat Constantia Eliana en haar man op het moment van schrijven niet bij elkaar zijn. Was dit wel het geval, dan zouden deze zaken mondeling besproken worden. In dit hoofdstuk zal gekeken worden in hoeverre de inhoud van de brieven tussen man en vrouw afweek van de zaken die in de brieven van de vier vrouwen werden besproken. Op deze manier kan gekeken worden naar de rol die Constantia Eliana innam in het familienetwerk. Ook de manier waarop zij correspondentie gebruikte om deze rol te versterken zal hieruit naar voren komen.

5.1 Een liefdevol huwelijk

Door hun tijdelijke afwezigheid zoeken Constantia Eliana en Jan Carel van der Muelen een manier om hun gemis onder woorden te brengen. De brieven worden een middel om de affectie voor elkaar te kunnen uiten wanneer deze niet rechtstreeks getoond kan worden. Dit sluit aan bij het idee dat vanaf de achttiende eeuw correspondentie steeds intiemer werd.181 Bij Sophia, Elisabeth en Aletta Maria hebben we dit nog niet gezien, maar als nieuwe generatie lijken Constantia Eliana en Jan Carel hun intimiteit steeds beter onder woorden te kunnen brengen.Constantia Eliana is zwanger van haar zevende kind, als ze een brief van haar moeder ontvangt met de vraag of ze langs kan komen in Amsterdam. Sophia

180 Misschien heeft deze periode langer geduurd, maar daar is geen correspondentie van bewaard gebleven. 181 Nevala 2007, 102

44


is namelijk ziek, ze heeft ‘waetersuch’ en haar benen zijn ‘seer geswolle.’182 Zoals een goede dochter betaamt, vertrekt Constantia Eliana naar Amsterdam om haar moeder te verplegen en haar gezelschap te houden. Jan Carel blijft in Utrecht achter, waar voor hun kinderen gezorgd moet worden. Jan Carel kan niet met zijn vrouw mee, omdat de zorg voor de kinderen niet alleen aan Elisabeth overgelaten kan worden. Zij is de moeder van Jan Carel en woont bij haar zoon en schoondochter in. Om de afstand tussen hen kleiner te maken, zetten Constantia Eliana en Jan Carel een correspondentie op.

Afbeelding 8: Johannes Willem Kanneman, Kwartierstaat Constantia Eliana Huydecoper (1677-1734), 1740-1771. Aquarel op perkament, 34 x 25,5 cm. Centraal Museum, Utrecht.

182 S aan CE, 19 maart 1711

45


Op 24 maart begint Constantia Eliana haar brief met ‘Lieve Jantie.’183 Deze aanhef zal ze nog veel vaker gebruiken en ook Jan Carel spreekt zijn vrouw op een liefkozende wijze aan. Zijn antwoord van 26 maart begint met ‘Stansje lief.’ 184 Als afsluiting gebruikt Jan Carel een verontschuldiging voor het late terugschrijven. Ook in de briefwisseling tussen man en vrouw werden de regels in acht genomen. Jan Carel had liever de dag daarvoor al een antwoord geschreven, maar hij wilde afwachten of hij Constantia Eliana kon melden dat hij binnenkort langs kon komen in Amsterdam. Helaas is dat niet het geval, omdat hij nog te veel zaken moet regelen. Ik wens tegenwoordig twee lichamen te hebben. Eentje om mijn zaken hier waar te nemen, en eentje om bij u te kunnen zijn, mijn lieve Stansje, laat Jan Carel zijn vrouw weten.185 De wens om snel weer bij elkaar te zijn, wordt vaker uitgesproken. Op 27 maart antwoordt Constantia Eliana dat zij de komst van haar man tegemoetziet, maar dat hij ondertussen moet blijven schrijven, ‘want mij dat veel vermaack geeft.’186 Jan Carel heeft in de tussentijd gehoord dat Constantia Eliana’s zus Sophia (de vrouw van Jan Carels halfbroer Willem Carel) terugkomt naar Utrecht, dus dat het met hun moeder dan vast veel beter gaat. Hij spreekt de hoop uit dat zijn vrouw ook snel weer terugkomt. In dezelfde brief geeft hij echter aan dat zijn moeder, Elisabeth Coymans, hem heeft aangespoord om naar Amsterdam te reizen. Zij zal op de kinderen passen, die nog steeds ziek zijn.187

183 CE aan JCVDM, 24 maart 1711 184 JCVDM aan CE, 26 maart 1711 185 ‘Ick wenste tegenwoordigh oock wel twee lijven te hebben, om mijn affaires alhier waer te nemen en met eenen bij mijn lieve Stansje te konnen wesen, welckers absentie mij al begint te vervelen.’ JCVDM aan CE, 26 maart 1711 186 CE aan JCVDM, 27 maart 1711 187 JCVDM aan CE, 29 maart 1711

46


Afbeelding 9: Constantia Eliana mist haar man. ‘Wenst wel dat het geluck van UED presentie mogte hebbe, maer ter wijl dat niet kan zijn om de aferres die UED heeft waer te neme, soo sal pasenfie/pasertie [?] moeten neme tot het nagt mael sal voor bij zijn en als dan UED komst met verlange te gemoet zien, wilt mij ondertusse al eens schrijve, want mij dat veel vermaac geeft’ (CE aan JCVDM, 27 maart 1711, detail).

Jan Carel reist inderdaad naar Amsterdam af, want pas op 10 april schrijft hij zijn vrouw weer een brief, waarin hij haar laat weten dat hij veilig in Utrecht is aangekomen.188 Als Constantia Eliana niet snel genoeg terugschrijft, stelt haar man drie dagen later een nieuwe brief op. Hij is bezorgd dat haar iets is overkomen. Of u moet mij vergeten zijn en niet meer om mij denken, verzucht Jan Carel.189 Constantia Eliana haast zich om terug te schrijven dat zij met haar antwoord gewacht heeft tot de dokter nogmaals naar haar moeder gekeken had.190 In de brieven die de volgende dagen worden geschreven, brengen zowel Constantia Eliana als Jan Carel hun gemis ten opzichte van elkaar vaker tot uiting, tot de brief van 22 april die Jan Carel schrijft. Het grote verlangen dat ik heb om mijn lieve Stansje weer te zien en te omhelzen, laat ik niet tegenhouden. Ik wacht niet langer tot uw zus u komt aflossen. Daarom ben ik van plan om morgen over te komen en tot aanstaande zaterdag in Amsterdam te blijven, laat hij zijn vrouw weten. ‘Hopende ued op morgen in goede gesontheydt te embrasseren,’191 besluit Jan Carel zijn brief.192 Om de brief op tijd aan

188 189 190 191 192

JCVDM aan CE, 10 april 1711 JCVDM aan CE, 13 april 1711 CE aan JCVDM, 14 april 1711 Embrasseren = Omhelzen JCVDM aan CE, 22 april 1711

47


te laten komen, betaalt Jan Carel extra portokosten. Op deze manier heeft zijn vrouw de tijd om zich op zijn komst voor te bereiden.193 Naast de liefde voor elkaar, spreekt uit de brieven ook de liefde voor familieleden. Jan Carel en Constantia Eliana houden elkaar op de hoogte van de gezondheid van de familieleden bij wie zij zich op dat moment bevinden. Dit laat wederom de oprechte bezorgdheid zien, die in paragraaf 3.1 al naar voren is gekomen in de brieven van de vier vrouwen. Ook Constantia Eliana en Jan Carel waren zich er van bewust dat ziekte tot de dood kon leiden, wat voor een verschuiving binnen het familienetwerk kon zorgen. Vanuit Amsterdam wordt de ziekte van Sophia Coymans nauwkeurig beschreven. Jan Carel reageert vervolgens met blijdschap op de verbeteringen en is bezorgd over verslechteringen in de gezondheid van zijn schoonmoeder. Eind april gebruikt Constantia Eliana de brief aan haar man als hulpkreet aan haar zus, Sophia Huydecoper. De toestand van Sophia Coymans is verslechterd, en Constantia Eliana is bang dat ze zal overlijden. Ze roept haar zus op om snel naar Amsterdam te komen, ‘want als het te laet was als zij quam, dat zou suster altijt speijten.’194 Een dag later gaat het nog slechter. Sophia verslechtert niet alleen van dag tot dag, maar zelfs van uur tot uur. Via haar man drukt ze haar zuster nogmaals op het hart om snel naar Amsterdam te komen.195

193 JCVDM aan CE, 22 april 1711, toevoeging aan adres. Zie Afbeelding 10 194 CE aan JCVDM, 27 april 1711 195 CE aan JCVDM, 28 april 1711

48


Afbeelding 10: Adressering van brief voor Constantia Eliana. ‘Dubbelt port om des donderdaeghs morgens den 23 april voor acht ueren bestelt te werden’ (JCVDM aan CE, 22 april 1711, detail). s

Niet alleen de gezondheid van Sophia Coymans wordt besproken, ook de kinderen van Constantia Eliana en Jan Carel komen vaak aan bod. In het begin van de correspondentie is Willem Carel ziek geworden nadat hij buiten de deur heeft gespeeld.196 De dokter denkt dat het pokken zijn, maar Jan Carel gelooft daar niet in, omdat zijn zoon nu al vijf dagen ziek is zonder dat hij uitslag krijgt.197 Pokken was in de vroegmoderne tijd een ziekte waaraan een kind gemakkelijk dood kon gaan.198 Na Willem Carel bleek zijn broertje Joseph wel degelijk de pokken te hebben. Begin mei gaat het al beter met hem, waarop Jan Carel aan zijn vrouw schrijft dat zij aan het eind van de week misschien wel thuis kan komen ‘om

196 JCVDM aan CE, 26 maart 1711 197 JCVDM aan CE, 29 maart 1711 198 Zie L. Kooijmans, ‘Sterven en de dood in de Gouden Eeuw’, in: Historisch Nieuwsblad nr 3 (2012) (via: http://www.historischnieuwsblad.nl/goudeneeuw/artikelen/sterven-en-de-dood-in-de-gouden-eeuw/index.html), voor meer informatie over de gezondheid in de zeventiende eeuw.

49


alhier te kraemen.’199 Als zwangere vrouw was het niet verstandig om in een huis te zijn waar de pokken heersten. De wens van Jan Carel komt echter niet uit, want de kinderen Sophia, Isabella, Jan André en Balthasar worden eveneens ziek, waardoor Constantia Eliana in Amsterdam moet blijven.200 Op 24 mei 1711 sterft Balthasar aan de pokken, hij is pas negentien maanden, en een ‘seer soet en aengenaem jongetie,’ volgens zijn vader. 201 Bijna een maand later bevalt Constantia Eliana van een dochter, die door haar vader op 23 juni in de Catharijnekerk in Utrecht wordt gedoopt en de naam Constantia Gabriella krijgt.202 De strakke taakverdeling tussen man en vrouw, zoals besproken in hoofdstuk drie, lijkt in het huishouden van Jan Carel en Constantia Eliana vervaagd te zijn. Wanneer zijn vrouw van huis is, neemt Jan Carel de zorg voor de kinderen op zich. Hij wordt hierbij geholpen door zijn moeder, maar hij laat het niet geheel aan haar over. Daarnaast is het Jan Carel die zijn vrouw op de hoogte brengt van de gezondheid van hun kinderen, en niet zijn moeder. Dit laatste was misschien logischer geweest, als ervan uit wordt gegaan dat vaders zich niet met de verzorging van hun kinderen bezighielden.

5.2 De brieven

Uit voorgaande voorbeelden blijkt de liefde die Jan Carel en Constantia Eliana voor elkaar voelden, alsmede de liefde voor naaste familieleden. De brieven die in deze anderhalve maand tussen Utrecht en Amsterdam heen en weer werden gestuurd, bevatten echter nog veel meer informatie. Deze informatie kan makkelijk over het hoofd gezien worden, omdat de affectie die uit de brieven spreekt in eerste instantie zo veel interessanter lijkt. Luuc Kooijmans besteedt in zijn boek alleen aan deze affectie aandacht, om te laten zien dat emoties vanaf het begin van de achttiende eeuw steeds vaker werden getoond.203 De dingen die bijzaak lijken, zijn juist voor deze scriptie interessant. Het veelvuldig moeten doorgeven van boodschappen laat zien dat Constantia Eliana een belangrijke positie innam in het familienetwerk en de communicatie van leden binnen dit netwerk. Met het doorgeven van boodschappen zijn de brieven niet meer alleen voor de ontvanger bedoeld, maar hebben zij een breder publiek. Zoals eerder al werd aangehaald 199 200 201 202 203

JCVDM aan CE, 11 mei 1711 Kooijmans 1997, 226-227 Familiekroniek Elisabeth, p45 Familiekroniek Elisabeth, p45 Kooijmans 1997, 220-221

50


vraagt Constantia Eliana, via de brieven aan Jan Carel, aan haar zus om naar Amsterdam af te reizen. Daarnaast brengen zowel Jan Carel als Constantia Eliana vaak de groeten over van de een naar de ander. Zo schrijft Constantia Eliana in haar brief van 27 maart dat ‘mama [en] suster [hun] di[e]nst presentere aan mama en ued’ en ook Isabel Sophia presenteert haar dienst aan haar vader en oma, en ze wenst haar broer beterschap.204 Op zijn beurt brengt Jan Carel regelmatig de groeten van zijn moeder over: ‘Mijn moeder doet de gebiedenis aen de vrienden en wenst de vrouw van Maerseveen een goede herstellingh.’ 205 Dit soort boodschappen werden vaak aan het eind van de brief geplaatst. Ze zorgden voor de versterking van de onderlinge band, doordat ze aangaven dat men aan elkaar dacht en klaar stond in geval van nood. Bij familieleden die qua verwantschap verder van elkaar verwijderd waren, correspondeerden de vrouwen met elkaar en niet met hun mannelijke familieleden. 206 De vrouwen, in dit geval Constantia Eliana, kregen hiermee een belangrijke rol als doorgeefster van informatie tussen twee leden van de familie met een verschillend geslacht. Constantia Eliana krijgt op 9 mei een nicht op bezoek in Amsterdam. De nicht wordt als nicht Hooft aangeduid, maar het is niet duidelijk wie zij precies is. Een dag later schrijft Constantia Eliana hierover naar haar man. De nicht is van plan met haar man naar Aken te reizen. Jan Carel is daar een aantal jaar eerder heen gereisd en de nicht vraagt indirect advies aan Jan Carel over de reis. Constantia Eliana draagt haar man dan ook op om ‘mij hier eens antwoort op te schrijve.’207 Dezelfde nicht komt een aantal dagen later opnieuw aan bod in een brief van Constantia Eliana. Nu geeft ze via haar man aan haar schoonmoeder Elisabeth door dat de nicht bedankt voor de uitnodiging om in Utrecht te komen slapen, maar dat zij er niet op in gaat. De nicht stuurt dus niet zelf een brief, maar de boodschap wordt via Constantia Eliana en Jan Carel aan Elisabeth doorgegeven. Aangaande de reis naar Aken verzoekt de nicht of Jan Carel aan de Heer Wijsenburg wil vragen of hij nog kamers vrij heeft.208 Dit verzoek wordt wederom niet rechtstreeks tot Jan Carel of de heer Wijsenburg gericht. Dit heeft alles te maken met de rol die de nicht innam in de verschillende netwerken. Waarschijnlijk kende ze de heer Wijsenburg alleen oppervlakkig en was hun contact niet goed genoeg om hem een brief te kunnen schrijven. Correspondentie met Jan Carel ligt 204 205 206 207 208

CE aan JCVDM, 27 maart 1711 JCVDM aan CE, 26 maart 1711 Kooijmans 1997, 57 CE aan JCVDM, 10 mei 1711 CE aan JCVDM, 13 mei 1711

51


eveneens minder voor de hand, omdat de nicht vanwege haar familierelatie met een vrouw hoorde te corresponderen. Daarnaast worden de boodschappen die via andere brieven zijn binnengekomen, doorgegeven. Zo ontvangt Jan Carel een brief uit Oost-Indië van nicht Valkenier. Zij stuurt voor Constantia Eliana thee mee met het schip de Mossel. Ze kan het ophalen bij de schipper.209 Deze brief is waarschijnlijk aan zowel Jan Carel en als zijn vrouw gericht, en omdat Constantia Eliana niet thuis is, geeft Jan Carel de boodschap door.210 De eerdergenoemde nicht Hooft is niet de enige die niet rechtstreeks correspondeert, ook Jan Carel geeft boodschappen door aan zijn vrouw. Wanneer zijn oudste zoon Willem Carel heel ziek is, verzoekt hij zijn vrouw ‘mama Voet eens te laeten weten dat hij soo sieck is.’211 Het feit dat Aletta Maria de moeder van zijn overleden vrouw is, zorgt er niet voor dat Jan Carel rechtstreeks met haar communiceert. De communicatie laat hij over aan zijn vrouw, zodat wederom duidelijk wordt dat de vrouwen in de familie het contact onderhielden met de andere vrouwelijke familieleden. Daarnaast speelt in dit geval waarschijnlijk mee dat Aletta Maria bij haar zieke zus Sophia op bezoek komt, en dat Constantia Eliana haar tante hier zal spreken. Naast het doorgeven van boodschappen, werden met de brieven goederen meegestuurd. Dit gebeurde niet, zoals bij de brieven tussen de vier vrouwen naar voren is gekomen, om de band te onderhouden, maar omdat er expliciet om gevraagd werd. Vooral Constantia Eliana verzoekt haar man meerdere malen om kledingstukken vanuit Utrecht naar Amsterdam op te sturen. Zo wil ze op 10 mei graag een witte rok en een nachtmuts van damast ontvangen. Om het haar man makkelijk te maken vermeldt ze waar de kledingstukken zich bevinden: ‘int franse kasie.’212 Uit de adressering van een brief die Jan Carel op 10 april stuurt, blijkt dat hij inderdaad spullen naar zijn vrouw stuurt. Na het adres, dat bestaat uit de naam van zijn vrouw en de vermelding dat zij de huisvrouw is van ‘de heer Jan Carel van der Meulen, Heere van Blyenburgh’, plus de toevoeging dat Constantia Eliana zich bevindt in ‘den huijse van de Vrouw van Maerseveen,’ is de opmerking ‘met een verzegelde doos’ bijgevoegd.213 209 Het gaat hier waarschijnlijk om het schip Mossel dat onder leiding van Pieter Frederiksz. de Groot op 29 februari 1710 vanuit Batavia vertrok en op 11 april 1711 in de haven van Texel aankwam. Het schip voer voor de VOC kamer van Amsterdam. (http://www.vocsite.nl/schepen/detail.html?id=10706) 210 JCVDM aan CE, 15 april 1711 211 JCVDM aan CE, 15 april 1711 212 CE aan JCVDM, 10 mei 1711 213 JCVDM aan CE, 10 april 1711, adressering

52


De brief is geschreven na het eerste bezoek aan Amsterdam van Jan Carel. Voor zijn vertrek naar Utrecht heeft zijn vrouw hem gevraagd iets op te sturen, waar hij gehoor aan heeft gegeven. Tijdens de correspondentie is Constantia Eliana zwanger. Via de brieven spreken man en vrouw over een geschikte min die het kind kan voeden en verzorgen. Op 21 april schrijft Constantia Eliana dat haar zus iemand heeft aangeraden. Het is een weduwe zonder kind.214 Ook Jan Carel kijkt uit naar een goede min. Op 11 mei schrijft hij aan zijn vrouw dat er net een min is langs geweest, die een kind heeft van zeven maanden. ‘Sij schijnt gesont te wesen en haer kindt mede.’ Daarna beschrijft hij hoe de min haar kind de borst gaf, waar weinig melk in zat. De min gaf als verklaring dat ze haar kind even daarvoor al had gevoed. Jan Carel hoopt dat zijn vrouw gauw naar Utrecht komt, zodat ze de vrouw zelf kan beoordelen.215 Twee dagen later reageert Constantia Eliana per brief. Ze geeft aan dat ze in Amsterdam al twee vrouwen op het oog heeft. Beide hebben ze geen kinderen.216 Constantia Eliana is van plan om haar kind zelf te voeden, zoals ze ook al eerder had gedaan.217 De meeste regentenvrouwen huurden een min voornamelijk in om hun kind te voeden, niet alleen als kindermeisje. Het uitzoeken van een goede min was erg belangrijk. In de vroegmoderne tijd ging men ervan uit dat er eigenschappen van de min op het kind werden overgedragen, onder andere via borstvoeding.218 Constantia Eliana geeft ook niet-familiegerelateerde informatie door aan haar man. Op 13 april vraagt Jan Carel aan zijn vrouw of zij hem wil schrijven over ‘het verdrincken van de Heer Haringhcaspel.’219 Op 14 april geeft Constantia Eliana haar man de gevraagde informatie. Hij zou met zijn paard in het water zijn gereden, ‘door de mist die hem belette de poort te sien.’ Het water was zo diep dat de man verdronk. Constantie Eliana schrijft dat ze het vooral droevig vindt voor de vrouw van de overleden man, want ze hadden een goed huwelijk.220

214 215 216 217 218 219 220

CE aan JCVDM, 21 april 1711 JCVDM aan CE, 11 mei 1711 CE aan JCVDM, 13 mei 1711 Kooijmans 1997, 222 Broomhall 2010, 174 JCVDM aan CE, 13 april 1711 CE aan JCVDM, 14 april 1711

53


Op 21 april komt de broer van Constantia Eliana langs om te vertellen dat Jan Carel 5000 gulden221 kan krijgen ‘op mant gelde.’ Over welk maandgeld dit gaat, wordt uit de brief niet duidelijk. Jan Carels antwoord is ook niet bekend, omdat hij de dag daarna naar Amsterdam vertrekt en dus mondeling op de brief heeft gereageerd. Constantia Eliana geeft in haar brief in ieder geval aan dat het geld tot volgende week bewaard zal worden. ‘Denk dat Ued indietijt al hier sult zijn.’222

Afbeelding 11: Beschrijving van het droevige ongeluk. ‘Wat aangaet het droevig ongeluck van Hanenkasper is toe gekome door de mist, die hem belette de poort te sien en is aan de sij van de lanterenpael int water gerede’ (CE aan JCVDM, 14 april 1711, detail).

Al deze voorbeelden geven aan dat Constantia Eliana ook de standaard taken van een vrouw moest uitvoeren. Ze gaat zoals een goede dochter betaamt op ziekenbezoek. Ze blijft lang bij haar moeder om haar te verzorgen en gezelschap te houden. Daarnaast komt naar voren dat de correspondentie met andere vrouwen in de familie via Constantia Eliana verliep, zelfs als de gestelde vragen of verzoeken eigenlijk aan haar man gericht waren. Hiermee hadden vrouwen niet alleen als doel het contact met familieleden voor zichzelf te onderhouden, ook anderen werden van hun brieven afhankelijk om banden binnen het netwerk te kunnen versterken. Daarnaast laat het de gelijkwaardigheid die tussen Jan Carel en Constantia Eliana bestond zien. Bij haar afwezigheid zorgt Jan Carel voor de kinderen, en samen bespreken ze welke min ze zullen benoemen. Dit waren allebei taken die bij het bestieren van het huishouden hoorden, dingen die Constantia Eliana in haar rol als huisvrouw zou moeten 221 Het is een hoog bedrag om aan maandgeld te ontvangen. Doordat er uit de briefwisseling geen verdere informatie komt, is niet duidelijk waarom dit bedrag zo hoog is. Het kan zijn dat het een totaalbedrag is, dat over meerdere maanden werd uitgekeerd. 222 CE aan JCVDM, 21 april 1711

54


vervullen. Maar ze kreeg hulp van haar echtgenoot. Rudolf Dekker geeft aan dat het vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw veel gebruikelijker werd dat man en vrouw een meer vergelijkbare rol kregen in het huishouden en dat ook de man zich actief bemoeide met de opvoeding en verzorging van de kinderen.223 Als nieuwe generatie zou deze verschuiving bij Constantia Eliana en Jan Carel begonnen kunnen zijn. Uit de brieven van de andere drie vrouwen komt deze samenwerking tussen man en vrouw in het huishouden niet naar voren, omdat ze alle drie weduwe waren. Het is mogelijk dat Constantia Eliana en Jan Carel hun ouders als voorbeeld hadden, als het ging om deze gelijkheid. Doordat uit die tijd echter geen brieven bewaard zijn gebleven, weten we niet in hoeverre man en vrouw in de eerdere generatie met elkaar samenwerkten.

223 Dekker 1992, 426-427

55


In reisverslagen werden Nederlandse vrouwen in de vroegmoderne tijd met verwondering beschreven. Ze hadden het binnenshuis voor het zeggen, waar het altijd schoon en netjes was, maar konden ook buitenshuis hun zegje doen. Er is echter gebleken dat de vrouwen in de Republiek niet meer vrijheden hadden dan andere vrouwen in Europa. Ze waren in theorie ondergeschikt aan hun man of vader. Alleen weduwen en ongehuwde meerderjarige vrouwen waren handelingsbekwaam. In deze scriptie is aan de hand van correspondentie gekeken welke rol regentenvrouwen innamen in het familienetwerk. Het onderzoek heeft zich gericht op vier vrouwen rondom Joan Huydecoper II. Hij was een van de invloedrijkste leden uit de familie, omdat hij meerdere malen burgemeester van Amsterdam was. De rol zoals die uit de brieven naar voren komt, is daarnaast vergeleken met de algemene rol van regentenvrouwen binnen hun familie, zoals uit andere onderzoeken is gebleken. Sophia Coymans was de vrouw van Joan II. Zij correspondeerde met haar twee zussen Elisabeth en Aletta Maria Coymans. Daarnaast stuurde zij brieven naar haar dochter Constantia Eliana Huydecoper. Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana schreven ook onderling brieven. Behalve Aletta Maria waren de vrouwen getrouwd met mannen die functies hadden in het stadsbestuur. Sophia’s man was in Amsterdam een belangrijk persoon en de mannen van Elisabeth en Constantia Eliana hadden belangrijke functies in Utrecht. De brieven van de vier vrouwen die aan ons zijn overgeleverd zijn geschreven tussen 1694 en 1716. Op dat moment waren Elisabeth en Aletta Maria weduwen, Sophia’s man overleed in 1704. Dit heeft invloed gehad op de zaken die in de brieven werden besproken. Naast deze zestien brieven is gebruik gemaakt van een familiekroniek die door Elisabeth werd bijgehouden, en een correspondentie van zeventien brieven tussen Constantia Eliana en haar man Jan Carel van der Muelen. Dit omdat deze twee vrouwen weinig brieven aan de andere vrouwen hebben geschreven. Het is ook mogelijk dat de brieven die zij geschreven hebben niet bewaard zijn gebleven. Correspondentie was belangrijk voor het onderhouden van het familienetwerk. In de vroegmoderne tijd was een netwerk van familieleden en andere verwanten van groot belang om een sociale status op te bouwen en iets te kunnen bereiken in de samenleving. Vrouwen hadden minder mogelijkheden om zich in de samenleving te ontplooien. Via informele 56


wegen konden zij hun stem wel laten gelden. Hun aandeel in het familienetwerk was van groot belang. Door huwelijken die onderling werden gesloten, breidden vrouwen het netwerk uit. Daarnaast onderhielden zij het contact met andere vrouwen uit dit netwerk, waar ook de mannen profijt van hadden. Contacten konden worden onderhouden door middel van bezoeken en cadeaus, maar ook brieven hadden hier een grote rol in. De continuĂŻteit van de correspondentie was erg belangrijk, waardoor tijdig geantwoord moest worden op een ontvangen brief. De vier vrouwen waren op de hoogte van deze regels. Ze zorgden ervoor dat het contact met de ontvangster werd onderhouden. Hiermee bleef de onderlinge band die de vrouwen hadden behouden. De brieven bevatten zowel elementen van een formele brief, zoals de aanhef en afsluiting, als verwijzingen naar de spreektaal. Bij dit laatste moet gedacht worden aan de schrijfwijze van woorden op de manier zoals ze uitgesproken werden. Hiermee kunnen de brieven niet gelijkgesteld worden aan een formele briefwisseling, maar zijn ze ook niet een directe voortzetting van een gesproken gesprek. De onderzochte familiecorrespondentie vormt een eigen genre. Om de inhoud van de brieven goed te kunnen plaatsen en de bezigheden van de vrouwen te kunnen duiden, is gekeken naar de algemene taken van vrouwen. Wanneer vrouwen getrouwd waren was hun belangrijkste taak het voortbrengen van erfgenamen. Het opvoeden van de kinderen en het verdere huishouden hield de vrouwen het meest bezig. Vooral in de lagere klassen werkten vrouwen daarnaast om het hoofd boven water te kunnen houden. Niet alleen de zorg voor kinderen was belangrijk, ook andere familieleden hadden soms hulp nodig. Het waren de vrouwen die op ziekenbezoek gingen of die hielpen bij bevallingen van zusters en nichtjes. Tenslotte was het in hogere kringen gebruikelijk om correspondenties op te zetten met familieleden. Via deze correspondentie werden familiebanden aangehaald en onderhouden, waarmee de vrouwen een belangrijke schakel vormden binnen het familienetwerk. Door te analyseren waar de vier vrouwen over schreven, kan achterhaald worden wat voor rol zij hadden in het familienetwerk. Hielden de vrouwen zich alleen bezig met de veelomvattende huishoudelijke taken, of hadden zij meer zeggenschap? Het is gebleken dat de vier vrouwen voornamelijk over andere familieleden schreven. Ziekte, dood, huwelijken en geboortes werden besproken. Het was belangrijk om deze zaken bij te houden, ze hadden namelijk invloed op de verhoudingen binnen de familie en daarmee het netwerk. Het kon 57


voor een verschuiving binnen de familie zorgen als een erfgenaam doodging of een andere familie bij de huidige familie werd gevoegd door een huwelijk dat gesloten werd. Daarnaast lijken de vrouwen oprecht geĂŻnteresseerd te zijn geweest in de gezondheid van de anderen. Hiermee schreven ze de brieven niet alleen om contacten te onderhouden, maar speelde persoonlijke aandacht ook een belangrijke rol. Uit de onderwerpen die in de brieven werden besproken komt vooral de standaard rol van regentenvrouw naar voren. Dit bestond uit huishoudelijke taken, zoals het zoeken naar personeel. Constantia Eliana was bijvoorbeeld op zoek naar een min. Daarnaast onderhielden de vier vrouwen het contact met de vrouwelijke leden van de familie en stuurden zij hun cadeaus. Ook bedankten ze voor de cadeaus die ze zelf gekregen hadden. De brieven werden ook gebruikt om de mening die de vrouwen hadden, met elkaar te delen. Daarnaast was het mogelijk om daadwerkelijk actie te ondernemen als ze het met de gang van zaken niet eens waren. Dit ging voornamelijk over het sluiten van huwelijken. Een voorbeeld hiervan is het huwelijk tussen Isabella en Barchman, dat in hoofdstuk vier is besproken. Aletta Maria geeft aan dat ze de ruzie tussen deze twee probeert op te lossen door advies bij een advocaat in te winnen. De vrouwen waren niet afhankelijk van mannen en hielden zich ook niet afzijdig bij conflicten binnen de familie. De vrouwen probeerden conflicten binnen de familie zo snel mogelijk op te lossen om de familie bij elkaar te houden en het netwerk in stand te houden. We moeten er wel rekening mee houden dat deze zaken allemaal door Sophia, Elisabeth en Aletta Maria werden besproken. Deze drie vrouwen waren weduwe en hadden meer zeggenschap over hun eigen leven en dat van hun kinderen dan Constantia Eliana. Uit haar brieven komt niet naar voren dat zij meer zeggenschap had dan over de opvoeding van de kinderen en de organisatie van het huishouden. Wel overlegde Constantia Eliana met haar man over huishoudelijke zaken, zodat hij hierbij betrokken werd. Dit kan het begin van een verandering zijn, waarbij de rol van mannen en vrouwen in het huishouden steeds verder gelijk werd getrokken, die in de tweede helft van de achttiende eeuw gebruikelijk werd. In de brieven werd niet alleen gesproken over familie, andere zaken kwamen eveneens aan bod. Als weduwen waren de drie zussen gemachtigd om zelfstandig te handelen en inkopen te doen. Over en weer lieten ze elkaar weten welke spullen ze hadden gekocht. Ook de aandelenhandel werd besproken. In de brieven van Constantia Eliana

58


komen deze zaken minder naar voren, omdat zij nog getrouwd was en dus niet handelingsbekwaam was. Het laatste dat opvalt aan de brieven zijn de boodschappen die doorgegeven moesten worden. Hieruit blijkt dat de brieven niet meer voor één lezer waren bedoeld, maar dat actief een derde lezer werd aangesproken. Daarnaast zeggen de boodschappen iets over de scheiding tussen mannen en vrouwen. Ze konden onderling met elkaar corresponderen, ook als ze geen echtelieden waren. Maar over het algemeen was dit soort correspondentie niet gebruikelijk. Vrouwen schreven onderling naar elkaar en lieten boodschappen overbrengen als zij iets van een man wilde weten die geen directe familie was. Aan de hand hiervan kan geconcludeerd worden dat de rol van de vier vrouwen die in deze scriptie besproken is, overeenkomt met de rol van regentenvrouwen zoals deze uit andere onderzoeken naar voren is gekomen. Ze zorgden voor het huishouden en familieleden. Wanneer zij weduwe waren geworden, kregen ze meer zeggenschap en begaven ze zich in het handelscircuit. Daarnaast nam correspondentie een belangrijke rol in hun leven in. Het werd gebruikt om al deze zaken te regelen en er met anderen over te praten, maar ook het onderhouden van contacten was belangrijk. Dit was niet alleen belangrijk voor de familieband; de vrouwen waren oprecht geïnteresseerd in elkaar. Hiermee moet de rol van de vrouwen in het familienetwerk niet worden onderschat. De vrouwen deden meer dan alleen het huishouden. Ze speelden een belangrijke rol bij het onderhouden van het familienetwerk en daarmee de familie-eer. De correspondentie was hierbij een veelgebruikt medium. Tijdens het opstellen van het onderzoeksplan was mijn verwachting dat uit de brieven naar voren zou komen dat de vrouwen een kleine rol speelden in het familienetwerk. Doordat uit veel eerder onderzoek blijkt dat de vrouwen vooral informeel invloed uitoefenden op bijvoorbeeld hun echtgenoot, leek het logisch dat ze ook als weduwen geen aantoonbaar grote rol speelden in de familie. Maar dit bleek niet zo te zijn. De onderzochte vrouwen hadden wel degelijk de mogelijkheid om in te grijpen in zaken die de familie schade toe konden brengen. Zij hoefden dit niet alleen via een informele weg te doen, maar konden openlijk hun mening geven. Deze manier waarop de vrouwen zich mengen in het familienetwerk komt voornamelijk naar voren in de brieven van de drie zussen, die alle drie weduwe waren. Hiermee lijkt de mate van zichtbare inmenging in de familie te maken te 59


hebben met de huwelijkse staat waarin de vrouwen verkeerden. Om een volledig beeld te krijgen van de macht die regentenvrouwen binnen hun eigen familie hadden, moet het onderzoek echter worden uitgebreid. Dit onderzoek heeft zich gericht op een kleine groep vrouwen uit één familie, die in een periode van drieëntwintig jaar brieven naar elkaar schreven. Allereerst moet de onderzochte periode worden vergroot. Er zijn helaas geen brieven aan ons overgeleverd die Sophia, Elisabeth, Aletta Maria en Constantia Eliana aan elkaar schreven in een andere periode dan het eind van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw, de periode die in deze scriptie is onderzocht. Hierdoor is niet bekend of de drie zussen zich op dezelfde manier bezighielden met het in stand houden van het familienetwerk toen hun mannen nog leefden, of dat dit inderdaad gekoppeld is aan het feit dat ze weduwen waren. Ook de vraag of de correspondentie net zo intensief is geweest toen de vrouwen jonger waren, is onbeantwoord gebleven. Door de correspondentie van meerdere families te onderzoeken, en het onderzoek uit te breiden met meer vrouwen, kan uiteindelijk een beter beeld gevormd worden van het leven van regentenvrouwen. Ook deze vrouwen dienen aandacht te krijgen van historici. Hun leven was misschien niet zo bepalend voor de ontwikkelingen in de Republiek, zoals bijvoorbeeld het leven van Amalia van Solms, maar deze vrouwen maakten wel een belangrijk deel uit van de vroegmoderne samenleving in Nederland. Zoals uit dit onderzoek gebleken is, hadden vrouwen, net als mannen, een belangrijk aandeel in het bijeenhouden van het familienetwerk. Hun mannen hebben al uitgebreid in de belangstelling gestaan. In deze scriptie heb ik geprobeerd om ook de vrouwen een stem te geven.

60


Stamboom A: Coymans-de Picquera Balthasar Coymans (1555-1634) x Isabella de Picquera -Elisabeth x Johan Deutz -Joan (1601-1657) x Sophia Trip (1615-1679) -Maria (1603-1647) x Joan Huydecoper I (1599-1661) -Constantia x 1 Pieter Belten x 2 Justus Borre van Amerongen

Stamboom B: Huydecoper-Coymans Joan Huydecoper I (1599-1661) x Maria Coymans (1603-1647) -Joan II (1625-1704) x Sophia Coymans (1636-1714) -Maria (1627-1658) x Jacob Fransz. Hinlopen (1618-1671) -Leonora (1631-1663) x Jan Hinlopen (1626-1666) -Geertruid (1634-1669) x David d’Ablaing (1622-1673) -Constantia (1636-1696) x Albertus van Westerhoff (1633-1702) -Elisabeth (1638-1703) x Pieter van Wickevoort (1629-1721) - Jacoba Sophia (1640-1714) x 1 Guillelmo Bartolotti van den Heuvel (1638-1674) x 2 Arnoud van Duivesteijn (1641-1698) x 3 Anthonie de Clarges (1654-1723)

Stamboom C: Coymans-Trip Joan Coymans (1601-1657) x Sophia Trip (1615-1679) -Sophia (1636-1714) x Joan Huydecoper II (1625-1704) -Elisabeth (1639-1720) x Willem van der Muelen (1631-1690) -Aletta Maria (1641-1725) x Carel Voet (1631-1679) -Johanna Cornelia (1642-1715) x Everard Scott (1639-1682) -Constantia (1643-1659) -Jan (1645-1703) x Erkenraad Bernard (1654-1696) -Eliana (1646-1716) x Samuel Timmermans (1643-1712) -Balthasar (1652-1686) -Elias (1653-1731) x Isabella Catherina van der Muelen (1660-1719) -Adriana (?-1704) -Josef (1656-1720) x Clara Valckenier (1664-1724)

61


Stamboom D: Huydecoper-Coymans Joan Huydecoper II (1625-1704) x Sophia Coymans (1636-1714) -Joan III (1656-1703) x Maria Temminck (1662-1703) -Maria Eleonora (1658-1706) x Pieter Reael (1650-1701) -Sophia (1662-1740) x Willem van der Muelen (1658-1739) -Balthasar (1664-1686) -Josef (1667-1709) x Sophia Isabella Coymans (1684-1708) -Jan Elias (1669-1744) x Agatha Hasselaer (1670-1741) -Constantia Jacoba (1675-1675) -Constantia Eliana (1677-1743) x Jan Carel van der Muelen (1672-1738)

Stamboom E: Van der Muelen-Coymans Willem van der Muelen (1631-1690) x1 Constantia Deutz (1629-1670) -Willem Carel (1658-1739) x 1 Clara Margareta de Marez x 2 Sophia Huydecoper (1662-1740) -Isabella Catharina (1660-1719) x Elias Coymans (1653-1731) x 2 Elisabeth Coymans (1639-1720) -Jan Carel (1672-1738) x 1 Aletta Maria Voet (1669-1700) x 2 Constantia Eliana Huydecoper (1677-1743)

Stamboom F: Voet-Coymans Carel Voet (1631-1679) x Aletta Maria Coymans (1641-1725) -Isabella Lucretia Voet (1666-1736) x Jan Baptista Barchman Wuytiers (1665-1711) -Aletta Maria (1669-1700) x Jan Carel van der Muelen (1672-1738) -Adriana Voet x 1 Willem Kerby x 2 Jan Uijlenbroek -Sophia Cornelia (-1738) -Jan Gabriel (-1726)

62


Stamboom G: Van der Muelen-Huydecoper Jan Carel van der Muelen (1672-1738) x 1 Aletta Maria Voet (1669-1700) -Willem Carel (1700-1746) x 2 Constantia Eliana Huydecoper (1677-1734) -Isabella Sophia (1702-1788) -Jan AndrĂŠ (1703-1760) -Sophia Eliana (1705-1780) -Joseph Elias (1707-1781) -Eleonora Cornelia (1708-1789) -Balthasar (1709-1711) -Constantia Gabriella (1711-1773) -Adriaan Balthasar (1713-1789) -Samuel (1715-1775) -Jan Carel (1718-1801) -Elias (1720-1784)

Bronnen: Kooijmans 1997, 131, 172, 218-219/ Het Utrechts Archief, Familie Huydecoper (67) & Familie Van der Muelen (57)

63


Primaire bronnen

Het Utrechts Archief De namen zijn afgekort. Sophia=S, Elisabeth=E, Aletta Maria=AM, Constantia Eliana=CE, Jan Carel van der Muelen=JCVDM Archief familie Van der Muelen (toegangsnummer 57) -Inv. nr. 78 Familiekroniek Elisabeth (voortgezet door haar zoon Jan Carel van der Muelen) -Inv. nr. 82 CE aan E, 27 juni 1716 AM aan E, 10 april 1694 AM aan E, 24 maart 1708 AM aan E, 3 april 1709 AM aan E, 7 november 1710 AM aan E, 11 januari 1711 AM aan E, 21 oktober 1711 AM aan E, 1 april 1712 AM aan E, 6 maart 1714 AM aan E, 13 juni 1715 -Inv. nr. 117 CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, CE aan JCVDM, JCVDM aan CE, JCVDM aan CE, JCVDM aan CE, JCVDM aan CE,

24 27 14 16 18 21 27 28 10 13 26 29 10 13

maart 1711 maart 1711 april 1711 april 1711 april 1711 april 1711 april 1711 april 1711 mei 1711 mei 1711 maart 1711 maart 1711 april 1711 april 1711 64


JCVDM aan CE, 15 april 1711 JCVDM aan CE, 22 april 1711 JCVDM aan CE, 11 mei 1711 -Inv. nr. 127 AM aan CE, 2 juli 1707 S aan CE, 20 januari 1705 S aan CE, 12 april 1710 S aan CE, 19 maart 1711 S aan CE, 14 november 1713 S aan CE, 5 januari 1714

Literatuur Berg, W. van den, ‘Briefreflectie in briefinstructie’, Documentatieblad werkgroep 18e eeuw, nr 38 (feb 1978) 1-22 Broomhall, S., Emotions in the household, 1200-1900 (Basingstoke 2008) Broomhall, S., ‘Health and science’, in: S. Cavallo en S. Evangelisti (eds.), A cultural history of childhood and family in the early modern age (Oxford/New York 2010) 171-186 Broomhall, S., en J. van Gent, ‘In the name of the father: conceptualizing Pater Familias in the letters of William the Silent’s children’, Renaissance Quarterly Vol. 62(4) (2009) 11301166 Corporaal, M., “Dat gy mij niet vergeet’. Inleiding’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken (eds.), “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 7-24 Couchman, J., en A. Crabb, ‘Form and persuasion in women’s letters, 1400-1700’, in: J. Couchman en A. Crabb, Women’s letters across Europe, 1400-1700. Form and Persuasion (Hampshire 2005) 3-18 Daybell, J., “I wold wyshe my doings might be … secret’: Privacy and the social practices of reading women’s letters in sixteenth-century England’, in: J. Couchman en A. Crabb, Women’s letters across Europe, 1400-1700. Form and Persuasion (Hampshire 2005) 143162

65


Daybell, J., ‘Women’s letters, literature and conscience in sixteenth-century England’, Renaissance Studies: Journal of Society for Renaissance Studies Vol 23(4) (2009) 516-533 Daybell, J., ‘Social negotiations in correspondence between mothers and daughters in Tudor and early Stuart England’, in: Women’s history review vol. 24, no. 4 (2015) 502527 Deen, F.A., Moorddam: publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand (1566-1578) (Amsterdam 2012) Dekker, R., ‘Vrouwen in middeleeuws en vroeg-modern Nederland’, in: G. Duby en M. Perrot ea (eds.), Geschiedenis van de vrouw. Van renaissance tot de moderne tijd (Amsterdam 1992) 415-433 Dekker, R., ‘Getting to the source. Women in the medieval and early modern Netherlands’, in: Journal of Women’s History, vol 10, nr 2 (1998) 165-188 Dossena, M., en I. Tieken-boon van Ostade, ‘Introduction’, in: M. Dossena en I. Tiekenboon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 7-20 Dudok van Heel, S.A.C., Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten Band I en II (’s-Gravenhage 2008) Elias, J.E., De vroedschap van Amsterdam 1578-1784, deel I (Haarlem 1903) Fitzmaurice, S.M., ‘Epistolary identity: convention and idiosyncrasy in late modern English letters’, in: M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 77-112 Fletcher, A., Gender, sex and subordination in England 1500-1800 (New Haven/Londen 1995) Gietman, C., Republiek van adel. Eer in de Oost-Nederlandse adelscultuur (1555-1702) (Utrecht 2010) Goodman, D., Becoming a woman in the age of letters (Cornell 2009) Haks, D., Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw: processtukken en moralisten over aspecten van het laat 17de- en 18de-eeuwse gezinsleven (Assen 1982)

66


Heuvel, D. van den, Women and entrepreneurship. Female traders in the Northern Netherlands c. 1580-1815 (Amsterdam 2007) Kloek, E., ‘De vrouw’, in: H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten (eds), Gestalten van de Gouden Eeuw: een Hollands groepsportret (Amsterdam 1995) 241-280 Kloek, E., Vrouw des huizes: een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw (Amsterdam 2009) Kooijmans, L., ‘De koopman’, in: H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten (eds), Gestalten van de Gouden Eeuw: een Hollands groepsportret (Amsterdam 1995) 6594 Kooijmans, L., Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1997) Kooijmans, L., ‘Sterven en de dood in de Gouden Eeuw’, in: Historisch Nieuwsblad nr 3 (2012) (via: http://www.historischnieuwsblad.nl/goudeneeuw/artikelen/sterven-en-de-doodin-de-gouden-eeuw/index.html) Megen, N. van, “Ick verlangh hard nae een brief, maer noch meer nae ul mijn lieve man self.’ Persoonlijke brieven van zeventiende-eeuwse vrouwen’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken (eds.), “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 25-48 Nevala, M., ‘Inside and out. Forms of address in seventeenth- and eighteenth century letters’, in: T. Nevalainen en S-K. Tanskanen, Letter writing (Amsterdam 2007) 89-113 Nobels, J., (Extra)Ordinary letters. A view from below on seventeenth-century Dutch (Utrecht 2013) Nurmi A., en M. Palander-Collin, ‘Letters as a text type: interaction in writing’, in: M. Dossena en I. Tieken-boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence: methodology and data (Bern 2008) 21-50 Panhuysen, L., Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte (Amsterdam 2009) Pollock, L., ‘Rethinking patriarchy and the family in seventeenth-century Europe’, in: Journal of Family History 23 no1 (1998) 3-27

67


Ruberg, W., Conventionele correspondentie. Briefcultuur van de Nederlandse elite, 17701850 (Nijmegen 2005) Schneider, G., The culture of epistolarity. Vernacular letters and letter-writing in early modern England, 1500-1700 (Newark 2005) Smits-Veldt M.B., en M. S. Bakker, In een web van vriendschap. Brieven van Nederlandse vrouwen in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1999) Sneller, A., “Vriendschap’ in brieven: Tesselschade Roemers en Pieter Hooft’, in: A. Armbrust, M. Corporaal en M. van Dekken (eds.), “Dat gy mij niet vergeet”: Correspondentie van vrouwen in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 105-128 Tieken-Boon van Ostade, I., ‘Letters as a source for reconstructing social networks: the case of Robert Lowth’, in: M. Dossena en I. Tieken-Boon van Ostade (eds.), Studies in late modern English correspondence (Bern 2008) 51-76 Watt, D., “No writing for writing’s sake’: the language of service and household rhetoric in the letters of the Paston women’, in: K. Cherewatuk en U. Wiethaus, Dear sister. Medieval women and the epistolary genre (Philadelphia 1993) 122-138 Wiesner, M.E., Women and gender in early modern Europe (Cambridge 2000) Zemon Davis, N., ‘Vrouwen en politiek’, in: G. Duby en M. Perrot ea (eds.), Geschiedenis van de vrouw. Van renaissance tot de moderne tijd (Amsterdam 1992) 157-170

68


AUTEURSRECHT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.