Suzanne Tromp, Eugenetische verhalen

Page 1



Inleiding

2

1. Eugenetica in Engeland en de Verenigde Staten: een vergelijking

9

2. Eugenetica in The Time Machine: An Invention en A Demigod: A Novel

23

3. Eugenetica in What Not: A Prophetic Comedy en Herland

45

Conclusie

69

Bibliografie

78


Het kweken van goede baby’s, het verminderen van ‘zwakkeren’ in de samenleving en het verbeteren van het menselijk ras – hoewel dit tegenwoordig omstreden idealen zijn, bestond er met name in het begin van de vorige eeuw een grote beweging die zich met de wetenschap hiervan bezighield. Deze wetenschap, die vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw was ontstaan, stond bekend als eugenetica. Deze term werd voor het eerst gebruikt in 1883 door Sir Francis Galton (1822-1911), een halve neef van Charles Darwin. Hij refereerde met dit begrip, dat is gevormd vanuit het Griekse eugenes, dat letterlijk ‘goed geboren’ betekent, naar personen die erfelijk bedeeld waren met goede eigenschappen.1 Galton ontwikkelde, in navolging van Darwins evolutietheorie, zijn eigen wetenschappelijke ideeën die betrekking hadden op de verbetering van het menselijk ras door selectieve voortplanting. Hij definieerde eugenetica als “the science which deals with all influences that improve the inborn qualities of a race; also with those that develop them to the utmost advantage”.2 Binnen deze wetenschap maakte Galton onderscheid tussen enerzijds positieve eugenetica, dat poogde de voortplanting van erfelijk ‘goed bedeelde’ personen te stimuleren, en anderzijds negatieve eugenetica, dat juist probeerde de voortplanting van de ‘ongeschikten’ in te dammen of te voorkomen.3 Hoewel deze wetenschap tegenwoordig uit de gratie is geraakt, kende eugenetica voornamelijk in het begin van de vorige eeuw in bepaalde landen erg veel navolging. Eugenetische bewegingen ontstonden in Europa vooral in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Scandinavië, maar waren ook te vinden in de Verenigde Staten, Canada, Cuba, Brazilië, de voormalige Sovjet-Unie en in China en Japan. Hoewel deze bewegingen niet direct opkwamen nadat Galton zijn ideeën voor het eerst bekend had gemaakt, was er kort voor de Eerste Wereldoorlog een ware internationale eugenetische beweging ontstaan.4 In 1912 werd het eerste International Congress of Eugenics gehouden in Londen, waarna een tweede 1 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, nr. 2 (2015), p. 253; Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, nr. 2 (2015), p. 224. 2 Francis Galton, ‘Eugenics: Its Definition, Scope, and Aims’, American Journal of Sociology, nr. 1 (1904), p. 1. 3 Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics: A Comparative Institutional Study of the Eugenics Record Office at Cold Spring Harbor (United States), the Kaiser Wilhelm Institute for Anthropology, Human Heredity, and Eugenics (Germany), and the Maxim Gorky Medical Genetics Institute (USSR)’, Osiris, nr. 1 (2005), p. 234. 4 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224.

2


en derde editie beide in New York plaatsvonden, in respectievelijk 1921 en 1932. Hoewel het enthousiasme voor eugenetica per land sterk verschilde, is het belangrijk om te beseffen dat eugenetica in het interbellum de status van een respectabele wetenschap en sociale beweging had gekregen.5 Met de groeiende populariteit van de eugenetische beweging, drongen eugenetische ideeën steeds vaker door in het dagelijks leven van gewone burgers. Zo begon eugenetica ook een prominente plaats in te nemen in fictieboeken en –films.6 Vroege voorbeelden hiervan zijn de romans Herland (1915) van de Amerikaanse schrijfster Charlotte Perkins Gilman en Eugenia: A Fictional Sketch of Future Habits (1919) van de Mexicaanse auteur Eduardo Urzaiz.7 Voorbeelden van films met eugenetische thema’s zijn de Duitse film

Homunculus uit 1916, waarin een perfecte mens – maar zonder ziel – wordt gecreëerd, en het Amerikaanse The Island of Lost Souls uit 1933, een verfilming van H.G. Wells’ boek

The Island of Doctor Moreau, waarbij zelfs eugeneticus Julian Huxley op de set werd uitgenodigd om de wetenschappelijke accuraatheid van de film te beoordelen.8 In deze scriptie richt ik me op eugenetica als thema in fictieliteratuur, en zal ik onderzoeken wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de wijze waarop de in het politieke en maatschappelijke debat dominerende ideeën over eugenetica in Engeland en de Verenigde Staten in respectievelijk Engelse en Amerikaanse fictie werden gerepresenteerd in de periode 1885 tot 1920. De reden dat ik ervoor heb gekozen om naar fictie te kijken, is omdat fictieliteratuur een goed inzicht kan bieden in het gedachtegoed van een land in een bepaalde periode; ideeën werden door middel van literatuur immers sneller en in bredere kring verspreid dan via wetenschappelijke artikelen die slechts door een beperkt aantal mensen werden gelezen. Fictieboeken hadden dus een groter publiek. Daarnaast is er, hoewel er veel is geschreven over eugenetica als wetenschap en sociale beweging, nog niet veel geschreven over eugenetica als thema in fictie.

5 Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics’, p. 234. 6 Wendy Kline, ‘Eugenics in the United States’, in: A. Bashford en P. Levine eds., The Oxford Handbook of the History of Eugenics, Oxford: Oxford University Press 2010, p. 512. 7 Charlotte Perkins Gilman, Herland, with an introduction by Ann J. Lane, New York: Pantheon Books 1979; Aaron Dziubinskyj, ‘Eduardo Urzaiz’s “Eugenia”: Eugenics, Gender, and Dystopian Society in Twenty-Third-Century Mexico’, Science Fiction Studies, nr. 3 (2007), p. 463. 8 David A. Kirby, ‘The Devil in Our DNA: A Brief History of Eugenics in Science Fiction Films’, Literature and Medicine, nr. 1 (2008), pp. 87-88.

3


In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was eugenetica, niet verwonderlijk, een zeer omstreden onderwerp geworden. Pas in de jaren zestig begonnen historici openlijk hun kritiek hierop te uiten.9 De aandacht ging in eerste instantie vooral uit naar de eugenetische bewegingen van Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Duitsland. Een bekend voorbeeld uit de jaren zestig is Mark Hallers Eugenics: Hereditarian Attitudes in American Thought uit 1963, waarin hij de invloed van de eugenetische beweging op de Verenigde Staten analyseert.10 Historici richtten zich in deze periode vooral op het uiten van kritiek op de eugenetische bewegingen die slechts enkele decennia daarvoor zo invloedrijk waren.11 In de jaren 1980 richtten studies naar de eugenetica zich voornamelijk op invloedrijke organisaties en personen, zoals Garland Allens studie over de Eugenics Record Office. 12 Daniel Kevles publiceerde in 1985 het vaak geciteerde In the Name of Eugenics: Genetics and the Uses of

Human Heredity, waarin hij de Amerikaanse geschiedenis van de eugenetica met de Engelse vergelijkt.13 In deze jaren lag de focus van de studies vooral op de wetenschappelijke theorieën en ideeën van de eugenetica. Vanaf de jaren negentig echter, verschoof het zwaartepunt van eugenetica als wetenschap naar eugenetica als sociale beweging. Hierbij werden historici zich bewust van het feit dat de eugenetische ideologie het leven van burgers op meer vlakken beïnvloedde dan aanvankelijk werd gedacht.14 In recentere jaren is er daarnaast veel aandacht geweest voor minder bekende of lokale eugenetische bewegingen; zo zijn er studies verschenen over eugenetica in bijvoorbeeld Virginia, Vermont, de “Deep South”, Kenia en Centraal- en Zuidoost-Europa.15 Ook is er aandacht gekomen voor

9 Wendy Kline, ‘Eugenics in the United States’, p. 511. 10 Donald MacKenzie, ‘Eugenics in Britain’, Social Studies of Science, nr. 3/4 (1976), pp. 499-532; Nancy Stepan, The Idea of Race in Science: Great Britain 1800-1960, London: Macmillan 1982; G.R. Searle, Eugencis and Politics in Britain: 1900-1914, Leiden: Noordhoff International Publishing 1976; Mark H. Haller, Eugenics: Hereditarian Attitudes in American Thought, New Brunswick: Rutgers University Press 1984; Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics: Genetics and the Uses of Human Heredity, New York: Knopf 1985; Loren R. Graham, ‘Science and Values: The Eugenics Movement in Germany and Russia in the 1920s’, The American Historical Review, nr. 5 (1977), pp. 1133-1164; Paul Weindling, ‘Weimar Eugenics: The Kaiser Wilhelm Institute for Anthropology, Human Heredity and Eugenics in Social Context’, Annals of Science, nr. 3 (1985), pp. 303-318; Henry P. David, Jochen Fleischhacker and Charlotte Hohn, ‘Abortion and Eugenics in Nazi Germany’, Population and Development Review, nr. 1 (1988), pp. 81-112. 11 Wendy Kline, ‘Eugenics in the United States’, p. 511. 12 Ibidem, p. 512; Garland E. Allen, ‘The Eugenics Record Office at Cold Spring Harbor, 1910-1940: An Essay in Institutional History’, Osiris, nr. 1 (1986), pp. 225-264. 13 Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics; Paul Weindling, ‘Weimar Eugenics’, pp. 303-318. 14 Wendy Kline, ‘Eugenics in the United States’, p. 512. 15 Gregory Michael Dorr, Segregation's Science: Eugenics and Society in Virginia, Charlottesville, Virginia: University of Virginia Press 2008; Nancy L. Gallagher, Breeding Better Vermonters: The Eugenics Project in the Green Mountain State, Hanover, NH: University Press of New England 1999; Edward J. Larson, Sex, Race, and Science: Eugenics in the Deep South, Baltimore: Johns Hopkins University Press 1995; Chloe Campbell, Race and Empire: Eugenics in Colonial Kenya, Oxford: Oxford University Press 2012; Marius Turda, "Blood and Homeland": Eugenics and Racial Nationalism in Central and Southeast Europe, 1900-1940, Budapest: Central European University Press 2007.

4


eugenetische ideeën in combinatie met religie en gender.16 Tot slot is er, beginnend bij Mark Hallers boek Eugenics: Hereditarian Attitudes in American Thought uit 1963, door de jaren heen veel aandacht geweest voor de ‘naziconnectie’ van de Amerikaanse eugenetische beweging. Zo is er Stefan Kühls studie The Nazi Connection uit 1994, en de recentere populairwetenschappelijke boeken War Against the Weak van Edwin Black en Better for All

the World van Harry Bruinius.17 Ondanks de talrijke studies over eugenetica, is de literatuur over dit thema in fictie tot op heden beperkt. Relatief recent is het door Susan Currell en Christina Cogdell samengestelde boek Popular Eugenics: National Efficiency and American Mass Culture in

the 1930s uit 2006. Daarnaast besteedt Ann Gibson Winfield in haar boek Eugenics and Education in America: Institutionalized Racism and the Implications of History, Ideology, and Memory een hoofdstuk aan eugenetica in de populaire cultuur. Specifiekere studies naar eugenetica in populaire cultuur zijn bijvoorbeeld David Kirby’s onderzoek naar eugenetica in sciencefictionfilms, Patrick Parrinders studie “Eugenics and Utopia”, en Ewa Barbara Luczaks boek Breeding and Eugenics in the American Literary Imagination.18 Met uitzondering van de artikelen van Kirby en Parrinder, richten deze studies zich allemaal op de Amerikaanse cultuur. Omdat er vrij weinig geschreven is over eugenetica in Engelse films en romans, is het nuttig om eugenetica in de Engelse cultuur hier te onderzoeken. Verder komen fictieboeken met eugenetische thema’s aan bod in enkele encyclopedieën die een overzicht tonen van de vroege sciencefictionliteratuur – in sommige heeft eugenetica als thema zelfs een eigen categorie.19 Tot slot bestaan er wel artikelen over specifieke boeken

16 Christine Rosen, Preaching Eugenics: Religious Leaders and the American Eugenics Movement, Oxford: Oxford University Press 2004; Wendy Kline, Building a Better Race: Gender, Sexuality, and Eugenics from the Turn of the Century to the Baby Boom, Berkeley: University of California Press 2001. 17 Mark H. Haller, Eugenics: Hereditarian Attitudes in American Thought; Stefan Kühl, The Nazi Connection: Eugenics, American Racism, and German National Socialism, Oxford: Oxford University Press 2002; Edwin Black, War Against the Weak: Eugenics and America's Campaign to Create a Master Race, New York: Four Walls Eight Windows 2003; Harry Bruinius, Better for All the World: The Secret History of Forced Sterilization and America's Quest for Racial Purity, New York: Alfred A. Knopf 2006. 18 Susan Currell en Christina Cogdell, Popular Eugenics: National Efficiency and American Mass Culture in the 1930s, Athens, Ohio: Ohio University Press 2006; Ann Gibson Winfield, Eugenics and Education in America: Institutionalized Racism and the Implications of History, Ideology, and Memory, New York: Peter Land 2007; David A. Kirby, ‘The Devil in Our DNA’, pp. 83-108; Patrick Parrinder, ‘Eugenics and Utopia: Sexual Selection from Galton to Morris’, Utopian Studies, nr. 2 (1997), pp. 1-12; Ewa Barbara Luczak, Breeding and Eugenics in the American Literary Imagination: Heredity Rules in the Twentieth Century, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2015. 19 Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction: An Encyclopedia, New York: Routledge 2006; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction: The Gernsback Years: A Complete Coverage of the Genre Magazines Amazing, Astounding, Wonder, and Others from 1926 Through 1936, Kent: Kent State University Press 1998; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years: A Full Description of More Than 3,000 Science-

fiction Stories from Earliest Times to the Appearance of the Genre Magazines in 1930: with Author, Title, and Motif Indexes, Kent: Kent State University Press 1990.

5


waarin eugenetica voorkomt, alleen gaan deze, in tegenstelling tot mijn onderzoek, tot dusverre niet in op het verband tussen de eugenetica in deze boeken en de heersende politieke en maatschappelijke ideeën in een land in een bepaalde periode.20 De reden dat er in dit onderzoek specifiek wordt gekeken naar de periode van 1885 tot 1920 is omdat in deze tijd eugenetica als wetenschap sterk in opkomst was. Hoewel de eerste eugenetische ideeën al voor 1885 bestonden, was het pas vanaf deze periode dat deze een vaste plaats begonnen in te nemen in het maatschappelijk debat. Vanaf de eeuwwisseling ontstonden eugenetische bewegingen in rap tempo: in Duitsland in 1904, in Groot-Brittannië in 1907, en in de Verenigde Staten tussen 1908 en 1910.21 Daarnaast was eugenetica, zoals al genoemd, in het interbellum uitgegroeid tot een grote, destijds respectabele wetenschap en beweging.22 Wat de periode 1885 tot 1920 tot slot interessant maakt, is dat er, hoewel dit zijn hoogtepunt in het interbellum kende, al vanaf het begin over eugenetische thema’s in fictie geschreven werd. Echter werd eugenetica hierin, zeker tot de eeuwwisseling, meestal nog niet expliciet genoemd, maar werd er vooral over gerelateerde thema’s, zoals erfelijkheid en degeneratie, geschreven.23 Omdat de periode 1885 tot 1920 dus de grootste opkomst van de eugenetica beslaat, en het onderwerp bovendien steeds meer een plaats in de populaire cultuur innam, is er voor dit tijdvak gekozen. Tot slot heb ik ervoor gekozen om dit onderzoek specifiek te richten op Engeland en de Verenigde Staten. Voor Engeland is gekozen omdat dit het land is waar de eugenetica, met Francis Galton, haar eerste begin en haar wortels had.24 Daarnaast is er, zoals genoemd, nog weinig onderzoek gedaan naar de representatie van eugenetica in de Engelse populaire cultuur. Hiernaast is voor Amerika gekozen omdat dit één van de landen is waar eugenetica met een enorm enthousiasme werd ontvangen, en waar een grote eugenetische beweging ontstond. Bovendien zijn deze landen goed vergelijkbaar omdat de eugenetische beweging

20 Dana Seitler, ‘Unnatural Selection: Mothers, Eugenic Feminism, and Charlotte Perkins Gilman's Regeneration Narratives’, American Quarterly, nr. 1 (2003), pp. 61-88; Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration: Eugenic Ideas in The Time Machine by H. G. Wells and Man and Superman by George Bernard Shaw’, https://web.archive.org/web/20150901224743/http://www.galton institute.org.uk/ Newsletters/GINL0406/language_of_degeneration.htm, geraadpleegd op 8 april 2016. 21 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224. 22 Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics’, p. 234. 23 Angela Marie Smith, ‘Monsters in Bed: The Horror-Film Eugenics of Dracula and Frankenstein’, in: Susan Currell en Christina Cogdell eds., Popular Eugenics: National Efficiency and American Mass Culture in the 1930s, Athens, Ohio: Ohio University Press 2006, pp. 333-335; Colette Leung, ‘Popular Culture’, http://eugenicsarchive.ca/discover/encyclopedia/535eed7a7095aa000000024a, geraadpleegd op 22 juni 2016. 24 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224.

6


zich in beide landen erg verschillend ontwikkelde en de eugenetische focus van beide landen erg uiteenliep.25 Om te onderzoeken op welke wijze de ideeën over eugenetica in de Verenigde Staten en Engeland werden gerepresenteerd in Amerikaanse en Engelse fictie, zal in het eerste hoofdstuk een beeld worden geschetst van de heersende politieke en maatschappelijke ideeën in beide landen. Hoewel er geen ruimte is om alle aspecten van het eugenetische debat te behandelen, wordt er een zo goed mogelijk beeld van het eugenetisch gedachtegoed in beide landen weergegeven, met de focus op de belangrijkste verschillen en overeenkomsten en op de periode 1885 tot 1920. Vervolgens wordt een viertal boeken uit deze periode onderzocht, waarvan twee uit Engeland en twee uit Amerika afkomstig zijn. Er wordt onderzocht hoe eugenetische ideeën in deze boeken naar voren komen, en in hoeverre dit aansluit bij het eerder geschetste algemene gedachtegoed van het betreffende land in die tijd. Met dit onderzoek wordt niet gepretendeerd dat het hele eugenetische gedachtegoed van een land in een bepaalde periode aan de hand van deze boeken kan worden weergeven; in plaats daarvan kijkt dit onderzoek naar in hoeverre de eugenetische ideeën die in een land bestonden, gereflecteerd worden in de betreffende fictieliteratuur. Wat betreft de Engelse boeken voor dit onderzoek, is gekozen voor The Time

Machine: An Invention van H.G. Wells uit 1895 en What Not: A Prophetic Comedy van Rose Macaulay uit 1918. De Amerikaanse boeken die onderzocht worden zijn Edward Payson Jacksons A Demigod: A Novel uit 1886 en van Charlotte Perkins Gilmans Herland uit 1915. Voor deze vier romans is gekozen omdat ze goed vergelijkbaar zijn: twee ervan zijn afkomstig uit de late negentiende eeuw, waarvan één boek Engels en één Amerikaans is; de andere twee boeken komen uit de jaren 1910 en ook hiervan is één boek Engels en het andere Amerikaans. Daarnaast zijn ze vergelijkbaar omdat de boeken ofwel een groot succes werden, ofwel afkomstig waren van al bekende, gevestigde auteurs. 26 Om de vergelijkbaarheid van de twee romans uit de jaren 1910 te vergroten, is gekozen voor twee

25 Randall Hansen en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance: Immigration and Sterilization Policy in Britain and the U.S.’, World Politics, nr. 2 (2001), p. 240. 26 John R. Hammond, H. G. Wells's The Time Machine: A Reference Guide, Santa Barbara: Greenwood Publishing Group 2004, pp. 113-117; Zonder auteur, ‘Literary Miscellany’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 93; Helen M. Winslow, Little Journeys in Literature, Boston: L.C. Page & Co. 1902, p. 314; Sarah Lefanu, Rose Macaulay, London: Virago 2003, pp. 3-6; Cynthia Davis, Charlotte Perkins Gilman: A Biography, Stanford: Stanford University Press 2010, pp. xi-xiii.

7


feministische schrijfsters.27 Tot slot is er juist gekozen voor twee boeken uit de late negentiende eeuw tegenover twee boeken uit de jaren 1910, zodat onderzocht kan worden of er een verandering heeft plaatsgevonden in de wijze waarop eugenetica gerepresenteerd werd. Zoals in het eerste hoofdstuk nader aan bod zal komen, was het jaar 1900 een soort keerpunt voor de eugenetica: hierna ontstonden er echt eugenetische bewegingen die veel navolging kregen. Het is dus nuttig om te onderzoeken of deze ontwikkeling in tijd zichtbaar is in de boeken uit de verschillende periodes. In het tweede hoofdstuk wordt ten eerste een beeld geschetst van de rol van eugenetica in de populaire cultuur in de jaren 1885 tot 1900 in Engeland en de Verenigde Staten, zodat de boeken uit de late negentiende eeuw beter in hun context geplaatst kunnen worden. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk zowel het Engelse

The Time Machine: An Invention als het Amerikaanse The Demigod: A Novel uit de late negentiende eeuw besproken, zodat deze goed met elkaar vergeleken kunnen worden. In hoofdstuk drie wordt wederom eerst gekeken naar hoe eugenetica gerepresenteerd werd in de populaire cultuur in Engeland en Amerika, ditmaal in de jaren 1910, alvorens de twee boeken uit deze periode, What Not: A Prophetic Comedy en Herland, aan bod komen. Tot slot worden de vier boeken met elkaar vergeleken om een analyse te kunnen maken over de representatie van eugenetica in de verschillende landen in de periode 1885 tot 1920.

27 Jeanette N. Passty , Eros and Androgyny: The Legacy of Rose Macaulay, Madison, New Jersey: Fairleigh Dickinson University Press 1988, pp. 12, 17; Judith A. Allen, The Feminism of Charlotte Perkins Gilman: Sexualities, Histories, Progressivism, Chicago: University of Chicago Press 2009, p. 1; Cynthia Davis, Charlotte Perkins Gilman, p. xii.

8


In het interbellum was eugenetica in verschillende landen uitgegroeid tot een invloedrijke wetenschap en sociale beweging.28 Dit was ook het geval in Engeland en de Verenigde Staten. Toch verschilden de Engelse en Amerikaanse eugenetische beweging aanzienlijk. Om een zo goed mogelijke vergelijking te maken tussen de eugenetische beweging van beide landen, zullen hieronder de belangrijkste overeenkomsten en verschillen worden weergegeven. Een eerste belangrijke overeenkomst is dat de eugenetica in zowel Engeland als Amerika haar oorsprong vond bij de ideeën van Francis Galton.29 In zijn boeken Hereditary

Genius en Human Faculty, uit respectievelijk 1869 en 1884, zette Galton zijn ideeën uiteen. In Heredity Genius beargumenteerde hij: Consequently, as it is easy, […] to obtain by careful selection a permanent breed of dogs or horses gifted with peculiar powers of running, or of doing anything else, so it would be quite practicable to produce a highly-gifted race of men by judicious marriages during several consecutive generations.30

Naast deze intellectuele ideeën, deelden beide bewegingen ook verschillende persoonlijke contacten. Zo bracht Amerika’s belangrijkste eugeneticus, Charles Davenport (1866-1944), een groot deel van 1899 en 1900 in Londen door met Galton en zijn leerling Karl Pearson (1857-1936) om over hun theorieën te leren, en deze zo direct naar Amerika over te brengen.31 Een volgende overeenkomst is dat in beide landen eugenetische ideeën wel in opkomst waren in de late negentiende eeuw, maar dat er voor de eeuwwisseling nog geen sprake was van een echte eugenetische beweging.32 Rond 1900 verspreidden eugenetische ideeën zich echter steeds meer in Engeland en Amerika – vanwege verschillende redenen

28 Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics’, p. 234. 29 Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain, 1890 to 1930: A Comparative Analysis’, Humanities Working Paper (California Institute of Technology), nr. 19 (1979), p. 1. 30 Francis Galton, Hereditary Genius: An Inquiry Into Its Laws and Consequences, London: Macmillan 1869, p. 1. 31 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, pp. 225-226. 32 Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 1; Randall Hansen en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance’, p. 247.

9


die hieronder nader besproken worden – en ontstond in beide landen een echte beweging, ondersteund door de oprichting van verschillende instituten. De belangrijkste hiervan in Engeland was de in 1907 opgerichte Eugenics Education Society (later hernoemd tot de Eugenics Society). In 1914 had deze meer dan duizend leden.33 De Eugenics Education Society had als doel het bespreekbaar maken van onderwerpen als geboorte en ouderschap in het lager onderwijs, het bewust maken van de bevolking van morele kwesties, en het versterken van de publieke opinie tegen “ulhealthy marriages, and a wilful propagation of an ulhealthy and suffering race”.34 Ook in Amerika ontstonden er vanaf de eeuwwisseling verschillende instituten. De American Breeders Association was een van de eerste formele organisaties die, onder leiding van Charles Davenport, in 1906 een comité voor eugenetica oprichtte en haar kennis over het fokken van paarden en vee ging inzetten voor de verbetering van het menselijke ras.35 Davenport stichtte in 1910 bovendien de Eugenics Record Office (ERO) in Cold Spring Harbor, New York, waarmee de Amerikaanse eugenetische beweging een duidelijk centrum kreeg van waaruit eugenetische ideeën verspreid en gepropageerd werden.36 De ERO hield zich voornamelijk bezig met enerzijds het wetenschappelijk onderzoeken van de erfelijkheid van bepaalde menselijke eigenschappen en de verspreiding daarvan in families, en anderzijds het propageren van eugenetische ideeën en het lobbyen voor eugenetica-gerelateerde wetgeving.37 Hoewel deze Engelse en Amerikaanse instellingen dus niet precies dezelfde manier van aanpak hadden, is het een opvallende overeenkomst dat deze organisaties in beide landen rond dezelfde tijd ontstonden. Oorzaken voor de groeiende populariteit

Ook in de verklaring waarom eugenetica in beide landen uitgroeide tot een grote beweging, zijn overeenkomsten te vinden. Dat eugenetica in het algemeen in veel landen – waaronder dus Engeland en Amerika – navolging kreeg, is te verklaren vanuit de sociale, economische

33 Donald Mackenzie, ‘Eugenics in Britain’, pp. 503, 518. 34 Pauline Mazumdar, Eugenics, Human Genetics and Human Failings: The Eugenics Society, Its Sources and Its Critics in Britain, Abingdon: Routledge 2005, p. 29. 35 Ann Gibson Winfield, ‘Instituting a Hierarchy of Human Worth: Eugenic Ideology And the Anatomy of Who Gets What’, School of Education Faculty Papers, nr. 10 (2010), p. 6; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 5. 36 Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics’, p. 236. 37 Ibidem, p. 237.

10


en politieke instabiliteit in het begin van de vorige eeuw, die een goede voedingsbodem voor eugenetische ideeën vormde. In het Westen was sprake van snelle industrialisatie en urbanisatie, wat gepaard ging met de opkomst van alcoholisme, prostitutie, criminaliteit, mentale ziekten en sociale onrust.38 Velen vreesden voor verval en degeneratie van de menselijke soort. Hoewel deze angst voor degeneratie zich per land verschillend uitte – in bijvoorbeeld een strijd tegen “paupers” of juist “feebleminded” – vormde deze in het algemeen een goede voedingsbodem voor het eugenetische gedachtegoed in landen als Engeland en de Verenigde Staten.39 Deze angst werd ‘onderbouwd’ door verschillende studies. Zo hadden Engelse en Amerikaanse psychologen nog voor de Eerste Wereldoorlog verschillende intelligentietesten ontwikkeld, waarvan de resultaten door eugenetici werden gebruikt om aan te tonen dat eigenschappen zoals een hoge intelligentie of juist “feeblemindedness” erfelijk aangeboren waren. In beide landen bestond daarnaast de angst dat de ‘zwakkeren’ en ‘ongeschikten’ zich sneller voortplantten dan de intelligenten en de ‘meest geschikten’.40 Zo hadden verschillende demografische studies in Engeland en Amerika uitgewezen dat fabrieks- en landarbeiders meer nageslacht produceerden dan mensen uit de midden- en hogere klassen, waarbij degenen die in de armste omstandigheden leefden de grootste gezinnen kregen. 41 Hierdoor zou de hele samenleving degenereren en het menselijke ras uiteindelijk ten onder gaan. Naast dat Engelse en Amerikaanse eugenetici naar deze studies refereerden, wezen ze als bewijs voor dit nationale verval naar de groeiende sloppenwijken in de steden, waarin veel alcoholisme, prostitutie, criminaliteit en armoede te vinden was.42 Bezorgd en gedesoriënteerd vanwege de snel veranderende samenlevingen, richtten veel mensen zich in plaats van op religie, steeds vaker op de wetenschap, waarin ze rationaliteit en verklaringen vonden.43 Eugenetica bood een rationele, wetenschappelijke oplossing voor alle sociale problemen van hun tijd. Eugenetici meenden immers dat door de erfelijkheid van het menselijk ras te controleren, ze een oplossing hadden voor deze problemen vóórdat ze zouden ontstaan.44

38 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 225. 39 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 225. 40 Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 3. 41 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 254. 42 Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 3. 43 Alexandra Minna Stern, Eugenic Nation: Faults and Frontiers of Better Breeding in Modern America , Berkeley: University of California Press 2005, p. 13. 44 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 225.

11


In zowel Engeland als Amerika voelde vooral de middenklasse zich aangetrokken tot de eugenetica. Veel aanhangers hiervan waren bijvoorbeeld (universitaire) docenten of onderzoekers, dokters, advocaten, politici, schrijvers en journalisten.45 Voor de middenklasse kon eugenetica namelijk een middel zijn om zich beter te positioneren tussen de steeds machtiger wordende nieuwe industriële kapitalisten en de ‘degenererende’ lagere klassen, en zo de eigen sociale positie te legitimeren.46 Het eugenetische gedachtegoed was bovendien gunstig voor de middenklasse omdat het er vanuit ging dat niet de elite of de kerkelijkheid, maar de eugenetische experts vanuit de middenklasse zelf de macht zouden moeten hebben in een moderne, efficiënte samenleving, die door wetenschap in plaats van religie geleid zou worden.47 Toch hadden Engelsen en Amerikanen naast deze algemene verklaringen hun eigen, specifieke redenen om zich tot eugenetica te wenden. In Engeland werd eugenetica vanaf de jaren 1880 steeds meer een belangrijk onderwerp van publieke discussie in bijvoorbeeld boeken en artikelen. Vóór die tijd leken eugenetische ideeën in Engeland nog slechts utopische speculaties.48 Deze opkomst van het debat kwam mede door de slechte prestaties van de Britten in de Boerenoorlogen (1880-1902), waardoor de angst voor fysiek verval gevoed werd, en er een vrees ontstond dat Engeland niet meer goed zou kunnen concurreren met

andere

naties,

in

het

bijzonder

met

Frankrijk

en

Duitsland.

Ook

de

werkgelegenheidscrisis van de jaren 1880 en de sociale problematiek rondom ‘paupers’ voedden de eugenetische ideeën.49 Deze sociale problematiek bestond al eerder in de negentiende eeuw. Het veelal gesegregeerde karakter van de verschillende klassen in steden als Londen had, volgens de hogere klasse, geleid tot de demoralisering en verpaupering van de onderklassen. In de jaren 1880 verschoof de focus echter, door de opkomst van het sociaaldarwinisme, die samenging met de opkomst van de eugenetica, van demoralisering naar degeneratie.50 De ‘paupers’ waren niet alleen moreel zwak, maar ook zichtbaar fysiek gedegenereerd; ze waren klein, dun en ziekelijk. De zorg dat juist deze ‘paupers’, de ‘ongeschikten’ van de samenleving, zich het snelst voortplantten, in combinatie met de

45 46 47 48 49

Donald Mackenzie, ‘Eugenics in Britain’, p. 504. Ibidem, p. 510; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 7. Donald Mackenzie, ‘Eugenics in Britain’, p. 509. Ibidem, pp. 503, 517. Ibidem, p. 517; G.R. Searle, Eugenics and Politics in Britain, p. 9; Pauline Mazumdar, Eugenics, Human Genetics and Human Failings, p. 14; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, pp. 3-4; Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 225. 50 Pauline Mazumdar, Eugenics, Human Genetics and Human Failings, p. 13.

12


werkgelegenheidscrisis en de paniek die na de Eerste Boerenoorlog was ontstaan, zorgde voor een opkomst van het eugeneticadebat.51 Hoewel Engelse eugenetici zich ook beklaagden over de komst van immigranten en de uitstroom van ‘goede’ Britten naar de koloniën, speelde dit bij hen veel minder een rol dan het hoge geboortecijfer van de onderklassen.52 In Amerika daarentegen was de zorg om de grote toestroom van immigranten een van de belangrijkste oorzaken voor de opkomst van de eugenetica. Amerikaanse eugenetici maakten zich vooral zorgen om de enorme aantallen Zuid- en Oost-Europese immigranten. Ze zagen deze nieuwe immigranten, die geen blanke, Angelsaksische protestanten (WASP’s) waren, als een bedreiging voor de ‘inheemse’ Amerikaanse cultuur en maatschappij.53 Ten tweede beklaagden zij zich over het grote aantal “feebleminded”, dat de gevangenissen en gestichten snel gevuld leek te hebben in de nasleep van de urbanisatie en industrialisatie na de Burgeroorlog.54 Tot slot is een typisch Amerikaanse verklaring voor de opkomst van de Amerikaanse eugenetische beweging te herleiden tot de Puriteinen in New England. De Amerikaanse traditie van puurheid en onschuld kan worden gezien als een verklaring voor het feit dat juist in Amerika Galtons ideeën zo snel werden overgenomen. Vanaf de periode van de Puriteinen was voor Amerikanen het geloof gevestigd dat zij een “peculiar people” waren, door God uitverkoren om naar dit nieuwe land te komen, dat als een nieuw paradijs, en een “city upon a hill” zou zijn. Deze belofte van een nieuw paradijs droeg echter altijd een “prophecy of doom” met zich mee, in de zin dat deze belofte makkelijk in een vloek kon veranderen als de idealen van reinheid en gehoorzaamheid niet gevolgd zouden worden. Dit gaf Amerika vanaf het begin een traditie van bewustzijn van de gevaren die hun land en zelfbeeld zouden kunnen aantasten, waar eugenetici duidelijk op konden voortborduren.55 Een verschillende invulling van eugenetica

Deze verschillen tussen de Engelse en Amerikaanse oorzaken voor de opkomst van eugenetica, leidden tot een belangrijk verschil in beide eugenetische bewegingen: niet verrassend focuste de Engelse eugenetica zich voornamelijk op klassen, terwijl de eugenetica 51 52 53 54 55

Ibidem, p. 14; G.R. Searle, Eugenics and Politics in Britain, p. 9. Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, pp. 3-4. Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, pp. 3-4. Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 225. Harry Bruinius, Better for all the World, pp. 13-15.

13


in Amerika raciaal onderbouwd was. In Amerika, waar de samenleving raciaal een stuk diverser was dan in Engeland, speelden ideeën over de genetische verschillen tussen WASP’s en niet-WASPS een grote rol.56 Naast de ongewenste immigranten richtte de eugenetica in de Verenigde Staten zich vooral op de ‘medisch zwakkeren’ van de samenleving, zoals mensen met epilepsie, maar met name de “feebleminded”.57 In de Engelse eugenetica echter, speelde ras slechts een beperkte rol. Hoewel Engeland streefde naar superioriteit ten opzichte van andere Europese naties, en zeker ten opzichte van de koloniale overzeese rijken, was racisme slechts impliciet aanwezig in de Engelse eugenetische beweging. Dit kwam grotendeels doordat de Britse samenleving vrij raciaal homogeen was – met uitzondering van, in de ogen van de Engelsen, de Ieren.58 De Engelse eugenetica richtte zich dan ook op klassenverschillen. De grootste bedreiging zagen Engelse eugenetici in de sociale problemen van armoede en ‘paupers’.59 De lage positie van de onderklassen werd gezien als een indicator van hun geestelijke vermogen.60 Een tweede belangrijk verschil tussen de Engelse en Amerikaanse eugenetische beweging is dat, hoewel beide bewegingen voortkwamen uit Galtons gedachtegoed, de Engelse eugenetica gebaseerd was op lamarckistische erfelijkheidstheorieën, terwijl in Amerika het mendeliaanse gedachtegoed werd gevolgd. De Engelse eugenetica zou in de late jaren twintig het mendelisme ook aannemen, maar omdat dit niet binnen de tijdspanne van dit onderzoek valt, wordt vooral gekeken naar de verschillen van vóór die periode. Het lamarckisme, genoemd naar de Franse bioloog Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829), ging er vanuit dat karaktereigenschappen die een mens gedurende zijn leven verworven had, – door voornamelijk het wel of niet gebruiken van bepaalde organen – doorgegeven konden worden aan volgende generaties. Deze lamarckistische of ‘zachte’ theorie van erfelijkheid vervaagde dus de grens tussen nature en nurture, aangezien erfelijke eigenschappen aangepast konden worden gedurende iemands leven. Hoewel lamarckistische eugenetici wel geloofden dat iemands sociaaleconomische positie, intelligentie, fysieke en mentale ‘gebreken’, en ‘eigenschappen’ zoals alcoholisme en criminaliteit erfelijk werden

56 57 58 59 60

Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 4. Ibidem, p. 8. Ibidem, p. 4. Pauline Mazumdar, Eugenics, Human Genetics and Human Failings, p. 7. Donald Mackenzie, ‘Eugenics in Britain’, p. 513.

14


doorgegeven, konden deze problemen dus nog worden opgelost tijdens iemands leven, door bijvoorbeeld verbeterd voedsel, onderwijs of andere sociale hervormingen.61 De andere, radicalere visie op erfelijkheid was het mendelisme. Deze stroming ontleende zijn naam aan de erfelijkheidswetten van de Oostenrijkse monnik Gregor Mendel (1822- 1884). Deze visie, die zich pas rond 1900 begon te ontwikkelen, ging er net als het lamarckisme vanuit dat fenomenen als alcoholisme, criminaliteit, intelligentie en zelfs armoede erfelijk bepaald waren, maar geloofde daarentegen dat deze niet meer te verbeteren waren tijdens iemands leven. Noch inspanningen van het individu, noch sociale hervormingen konden ervoor zorgen dat de erfelijke eigenschappen van een persoon zouden verbeteren.62 Dit verschil tussen de eugenetische beweging van Engeland en de Verenigde Staten werd bijvoorbeeld zichtbaar bij het gebruik van stambomen voor onderzoek. Deze stamboommethode werd voor de Eerste Wereldoorlog door zowel Engelse als Amerikaanse eugenetici gebruikt, maar waar de Engelsen het stamboommodel slechts gebruikten als een eenvoudige demonstratie van het feit dat bepaalde karaktereigenschappen soortgelijke eigenschappen voortbrachten, gebruikten de Amerikanen dit model om te bewijzen dat een karaktereigenschap op mendeliaanse wijze erfelijk werd doorgegeven.63 Ook het feit dat Amerikaanse eugenetici, veel meer dan hun Engelse collega’s, sterke voorstanders waren van de nieuwe psychometrische methode om iemands IQ te testen, kan worden verklaard vanuit de verschillen tussen de lamarckistische en mendeliaanse visie. De Amerikanen zagen de resultaten van deze IQ-tests als aangeboren en onveranderlijk. Hoewel Engelse eugenetici ook geloofden dat iemands mentale capaciteiten erfelijk aangeboren waren, hanteerden zij de IQ-tests niet op dezelfde schaal en manier als de Amerikanen.64 Een derde verschil tussen de Engelse en Amerikaanse eugenetische beweging is zichtbaar in het gebruik van positieve dan wel negatieve eugenetica. Waar in Amerika de focus op negatieve eugenetica lag, richtte men zich in Engeland meer op positieve eugenetica. De Eugenics Education Society streefde er vooral naar de bevolking te overtuigen van het belang van het reguleren van voortplanting. De eugenetica in Engeland

61 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 226; Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 254. 62 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 254; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 2. 63 Pauline Mazumdar, Eugenics, Human Genetics and Human Failings, p. 4. 64 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224.

15


bestond dus voornamelijk uit educatie en propaganda, zoals het Pauper Pedigree Project, dat stambomen van ‘typisch gedegenereerde families’ samenstelde.65 Hoewel men ook in Amerika door middel van positieve eugenetica de voortplanting van de ‘geschikten’ probeerde te stimuleren, door bijvoorbeeld de “Fitter Family contests”, die, beginnend in 1920, families beoordeelden op hun eugenetische fitheid, waren Amerikanen meer gericht op het verminderen of verwijderen van de ‘zwakkeren’ uit de samenleving door middel van negatieve eugenetica.66 Dit lijkt logisch te volgen uit het feit dat de Amerikaanse eugenetici zich op het mendelisme baseerden, terwijl de Engelsen juist het lamarckisme aanhingen. Waar de Engelsen zich dus op heropvoedprogramma’s en educatie richtten, omdat zij geloofden dat de karaktereigenschappen van een persoon tijdens zijn leven verbeterd konden worden, zochten de Amerikanen naar radicalere maatregelen om de ‘ongeschikten’ uit de samenleving te verwijderen, omdat zij meenden dat iemands karakter definitief erfelijk was bepaald. Het verschil tussen deze twee erfelijkheidstheorieën kan in zekere zin dus als verklaring worden gezien voor het feit dat men zich in Engeland voornamelijk op positieve, en in Amerika vooral op negatieve eugenetica richtte. Verschil in wetgeving

In het verlengde van deze focus op positieve dan wel negatieve eugenetica, ligt een laatste en misschien wel belangrijkste verschil tussen de eugenetica in de Verenigde Staten en Engeland: het verschil in wetgeving. Waar in het eerste land veel invloedrijke eugenetische wetten werden doorgevoerd, was dit in Engeland niet het geval. Wat in Engeland het meest leek op een eugenetische wet, was de Mental Deficiency Act van 1913. Deze wet, die een sterk gematigde versie was van een wetsvoorstel dat een jaar eerder was gedaan, sprak echter niet van een huwelijksverbod voor of sterilisatie van ‘ongeschikten’, en leidde zelfs niet tot de verplichte segregatie van alle mentaal zwakkeren zodat zij zich niet zouden kunnen voortplanten. Desondanks werd deze wet door de Eugenics Education Society ontvangen als een grote overwinning voor de eugenetische beweging.67 De wet gaf namelijk wel de bevoegdheid om bepaalde soorten “feebleminded” personen te detineren en

65 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 255. 66 Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics, p. 61. 67 Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics, p. 99.

16


segregeren, wat de voortplanting van deze ‘ongeschikten’ toch enigszins zou inperken.68 De

Eugenics Review, een uitgave van de Eugenics Education Society, noemde de Mental Deficiency Act “the only piece of English social law extant, in which the influence of heredity has been treated as a practical factor in determining its provisions”.69 Waar het de Engelse eugenetici dus niet gelukt was om een huwelijksverbod voor mentaal zwakkeren in de Mental Deficiency Act te incorporeren, waren dit soort huwelijksbeperkende wetten in Amerika in 1914 al in dertig staten ingevoerd. Driekwart van deze wetten verklaarde de huwelijken van “idiots and the insane” nietig, en de overige beperkten huwelijken van verschillende typen ‘ongeschikten’, waaronder mensen met geslachtsziektes en de “feebleminded”.70 De achterliggende gedachte bij de meeste van deze wetten was dat zulke ‘geestelijk zwakke’ partners niet in staat waren om überhaupt contracten aan te gaan, maar de motivatie bij sommige van deze beperkende wetten was duidelijk eugenetisch. Een voorbeeld van een wet die een duidelijk eugenetische agenda had, was al in 1896 ingevoerd in Connecticut, en verbood huwelijken, evenals buitenechtelijke relaties, van ‘ongeschikten’ als de vrouw onder de vijfenveertig was. Op overtreding van deze wet stond minimaal drie jaar gevangenisstraf.71 De belangrijkste eugenetische wetten in Amerika echter, waren sterilisatiewetten. Deze wetten, die in Engeland geheel niet werden ingevoerd, waren een grote zege voor de Amerikaanse eugenetische beweging. Al in 1907 was de eerste sterilisatiewet in de Verenigde Staten ingevoerd in de staat Indiana, die gold voor criminelen, ‘idioten’, verkrachters en “imbeciles”, waarna elf staten al snel dit voorbeeld volgden.72 In 1922 hadden vijfteen Amerikaanse staten sterilisatiewetgeving ingevoerd.73 Deze wetten varieerden echter sterk in omvang en strekking, waardoor ze niet altijd efficiënt uitgevoerd konden worden. Harry Laughlin (1880-1943), een van Amerika’s meest prominente eugenetici, zag het daarom als noodzakelijk om een nieuw wetsmodel te ontwerpen. De bestaande wetten waren lang niet geschikt voor het grootschalige sterilisatieprogramma dat hij voor ogen had.74 Toen Charles Davenport in 1910 de Eugenics Record Office oprichtte

68 Ibidem; G.R. Searle, Eugenics and Politics in Britain, p. 111. 69 G.R. Searle, Eugenics and Politics in Britain, p. 111. 70 Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics, p. 99. 71 Ibidem, pp. 99-100. 72 Harry Bruinius, Better for all the World, p. 211; Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 255. 73 Harry H. Laughlin, Eugenical Sterilization in the United States, Chicago: Psychopathic Laboratory of the Municipal Court of Chicago 1922, p. ix. 74 Harry Bruinius, Better for all the World, p. 211.

17


in Cold Spring Harbor, had hij Laughlin benoemd tot directeur, waarmee die een invloedrijke plaats binnen de eugenetische beweging had gekregen.75 Laughlin beargumenteerde dat omvangrijkere sterilisatiewetgeving nodig was omdat “it ought to be a eugenic crime to turn a possible parent of defectives loose upon the population.”76 Laughlins in 1922 gepubliceerde boek Eugenical Sterilization in the United States bevatte dan ook een “Model Eugenical Sterilization Law”.77 Het doel van deze modelwet was “to prevent the procreation of persons socially inadequate from defective inheritance, by authorizing and providing for the eugenical sterilization of certain potential parents carrying degenerate hereditary qualities”.78 De wet begon met een beschrijving van de te steriliseren personen, de “socially inadequate”. Een “socially inadequate” persoon was iemand “who failed chronically in comparison with normal persons, to maintain himself or herself as a useful member of the organized social life of the state”.79 De “socially inadequate classes” beschreef Laughlin als volgt: The socially inadequate classes, regardless of etiology or prognosis, are the following: (1) Feeble-minded; (2) Insane, (including the psychopathic); (3) Criminalistic (including the delinquent and wayward); (4) Epileptic; (5) Inebriate (including drug-habitués); (6) Diseased (including the tuberculous, the syphilitic, the leprous, and others with chronic, infectious and legally segregable diseases); (7) Blind (including those with seriously impaired vision); (8) Deaf (including those with seriously impaired hearing); (9) Deformed (including the crippled); and (10) Dependent (including orphans, ne'er-do-wells, the homeless, tramps and paupers).80

Laughlin merkte op dat het motief om iemand te steriliseren “purely eugenic” moest zijn: “that is, to prevent certain degenerate human stock from reproducing its kind. Absolutely no punitive element”.81 Meer dan de helft van de Amerikaanse staten nam Laughlins wet uiteindelijk aan, met Californië, Virginia en Michigan als ‘troste’ leiders in de sterilisatiewetgeving. In 1921, 75 Philip K. Wilson, ‘Harry Laughlin's eugenic crusade to control the 'socially inadequate' in Progressive Era America’, Patterns of Prejudice, nr. 1 (2002), pp. 51-53. 76 Ibidem, p. 59. 77 Harry H. Laughlin, Eugenical Sterilization in the United States, pp. 446-451. 78 Ibidem, p. 446. 79 Ibidem. 80 Ibidem, pp. 446-447. 81 Harry H. Laughlin, Eugenical Sterilization in the United States, p. 446.

18


een jaar voordat Laughlins boek met de modelwet verscheen, waren 3200 Amerikanen gedwongen gesteriliseerd. Dit aantal was drie keer zo hoog in 1928, en tegen 1938 waren bijna 30.000 Amerikanen gesteriliseerd.82 Bovendien werd in juli 1933 in Duitsland, slechts enkele maanden na de machtsovername door de nazi’s, een sterilisatiewet aangenomen die grotendeels was gebaseerd op Laughlins wetsvoorstel.83 Laughlin erkende dit trots in

Eugenical News, het tijdschrift dat door de Eugenics Record Office werd uitgegeven, en verkondigde dat “the German statue reads almost like the ‘American model sterilization law’”.84 Naast het enorme succes van deze negatieve eugenetische sterilisatiewetten, behaalden de Amerikaanse eugenetici tot slot in 1924 een overwinning op het gebied van immigratiewetgeving. Gezien de Amerikaanse bezorgdheid over de vele, met name Zuiden Oost-Europese, immigranten, is het niet verwonderlijk dat de Amerikaanse eugenetici sterk lobbyden voor immigratiebeperkende wetgeving. Hun grootste succes was de Immigration Restriction Act, ook wel de Johnson-Reed Immigration Act, van 1924. Ook in de totstandkoming van deze wet heeft Harry Laughlin een grote rol gespeeld. Hij kwam in contact met het Committee on Immigration and Naturalization van het Huis van Afgevaardigden, welke het immigratiebeleid binnen de Amerikaanse wetgeving bepaalde, en werd er zelfs aangesteld als Expert Eugenical Agent.85 De Johnson-Reed Immigration Act beperkte het aantal immigranten tot 150.000 per jaar, en stond van elke nationaliteit maar twee procent toe van het aantal immigranten van die nationaliteit dat al in de Verenigde Staten woonde in 1890. De keuze voor dit specifieke jaar was gemaakt omdat in 1890 het aantal immigranten uit Noord- en West-Europa hoger lag dan het aantal afkomstig uit Zuiden Oost-Europa – degenen die werden gezien als “socially inadequate” en daarom ongewenst waren. De wet zorgde dus voor een sterke beperking van immigranten uit deze laatste regio.86 De Immigration Restriction Act sloot daarnaast ook de poorten voor praktisch alle nieuwkomers vanuit Azië.87 82 Philip K. Wilson, ‘Harry Laughlin's eugenic crusade to control the 'socially inadequate' in Progressive Era America’, p. 60. 83 Stefan Kühl, The Nazi Connection, p. 23; Harry Bruinius, Better for all the World, pp. 10, 73. 84 Harry H. Laughlin, ‘Eugenical Sterilization in Germany’, Eugenical News, nr. 5 (1933), p. 89; Hoewel dit artikel niet letterlijk aan Laughlin is toegeschreven, is het volgens Harry Bruinius het meest waarschijnlijk dat Laughlin de auteur was, omdat hij de editor van Eugenical News was; Harry Bruinius, Better for all the World, p. 382. 85 Philip K. Wilson, ‘Harry Laughlin's eugenic crusade to control the 'socially inadequate' in Progressive Era America’, pp. 62-63. 86 Philip K. Wilson, ‘Harry Laughlin's eugenic crusade to control the 'socially inadequate' in Progressive Era America’, p. 63. 87 Alexandra Minna Stern, Eugenic Nation, pp. 16-17.

19


In Engeland bleef eugenetische wetgeving echter uit, ondanks het feit dat veel Engelse eugenetici vol bewondering keken naar hoe hun Amerikaanse collega’s zoveel wetgeving wisten door te voeren – zij waren dus niet minder enthousiast of ambitieus.88 Eugenetische ideeën waren onder eugenetici in het algemeen dan ook even sterk in beide landen.89 Hoe kon het dan dat terwijl in Amerika zowel huwelijksbeperkende wetten als sterilisatie- en immigratiewetten werden ingevoerd, eugenetische wetgeving in Engeland uitbleef? Hier zijn verschillende verklaringen voor te vinden, waarvan hier de belangrijkste worden genoemd. Ten eerste is het gebrek aan specifieke immigratiewetgeving in Engeland grotendeels te verklaren door het simpele feit dat er in Engeland veel minder immigranten kwamen; hier was immigratie dan ook veel minder een ‘probleem’ dan in de Verenigde Staten.90 Een tweede verklaring voor het verschil in wetgeving is dat in Engeland zaken als huwelijks- en sterilisatiewetten op nationaal niveau zouden moeten worden geregeld, terwijl dit in Amerika per staat zou worden bepaald. In de Verenigde Staten hadden voorstanders hiervan dus achtenveertig kansen om deze wetten ingevoerd te zien, tegenover maar één kans in Engeland.91 Ten derde speelde het verschil tussen de overwegend lamarckistische Engelse eugenetica en de mendeliaanse Amerikaanse eugenetica een rol in de totstandkoming van de wetgeving. Zoals genoemd, volgde uit dit verschil in erfelijkheidstheorieën ook een verschil in focus op positieve dan wel negatieve eugenetica. Het is dus niet vreemd dat de lamarckistische Engelse eugenetici de focus legden op educatie en heropvoedprogramma’s, omdat, zoals zij geloofden, het karakter van een persoon veranderd en verbeterd kon worden tijdens zijn leven. Aan de andere kant is het ook voor de hand liggend dat de mendeliaanse Amerikaanse eugenetici, die geloofden dat iemands karakter onveranderlijk erfelijk was bepaald, lobbyden voor radicalere, negatieve eugenetica in de vorm van wetgeving. Een vierde verklaring voor het verschil in wetgeving is te vinden bij Karl Pearson, de meest prominente eugenetische wetenschapper van Engeland. Door zijn grotendeels theoretische benadering van eugenetica, waarschuwde hij andere eugenetici om zich niet in de politiek te mengen. Er vormde zich in Engeland dan ook geen sterke lobby

88 89 90 91

Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics, p. 100. Randall Hansen en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance’, p. 239. Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 10. Ibidem; Daniel J. Kevles, In the Name of Eugenics, pp. 100-101.

20


voor eugenetische wetten.92 In Amerika lobbyden eugenetici juist wel voor wetgeving, voornamelijk vanuit het centrum van de beweging: de Eugenics Record Office.93 Tot slot waren er twee groeperingen in Engeland die voor een sterke oppositie tegen eugenetische wetgeving zorgden: de arbeidersbeweging en de katholieken. Een groot deel van de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse in het algemeen zag sterilisatie en de hele eugenetische beweging als een gemaskeerde klassenstrijd – gericht tegen hen.94 Naast dit wantrouwen van de arbeidersklasse, kwam er tegelijkertijd een sterke oppositie vanuit de katholieke kerk. Hoewel de katholieken slechts een klein deel van de Engelse bevolking uitmaakten, werd hun invloed sterker doordat zij en de arbeidersbeweging de de handen ineensloegen en samen een anti-sterilisatiecoalitie vormden. Zo zorgden ze voor een krachtige oppositie, die de overheid ontmoedigde om dit soort eugenetische wetgeving door te voeren.95 Hoewel er binnen de anglicaanse kerk ook debatten ontstonden over verschillende visies op eugenetica, kwam er vanuit deze kerk weinig weerstand omdat leiders als William Ralph Inge (1860-1954) en Canon Edward Lyttelton (1855-1942) eugenetica juist sterk prezen. Inge sprak zelfs op het tweede International Congress of Eugenics in New York in 1921, en Lyttelton suggereerde dat de eugenetische beweging veel aan het christendom te danken had, omdat hierin voor het eerst ideeën waren ontstaan over de mens die zichzelf kon verbeteren.96 In Amerika bestond er ook wel weerstand tegen eugenetica, voornamelijk vanuit kerken die ook de evolutietheorie afwezen, maar dit had weinig effect tegenover de vele – liberale – kerken in Amerika die de evolutietheorie wel accepteerden en eugenetica juist omarmden. Er waren zelfs veel religieuze leiders die eugenetica ‘predikten’.97 In het algemeen werd eugenetica in Amerika dus geaccepteerd bij de grootste, heersende stromingen van de liberale protestantse, katholieke en joodse gemeenschap, waardoor religieuze weerstand hierop weinig effect had.98

92 93 94 95 96 97

Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224. Mark B. Adams, Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics’, p. 237. Randall Hansen en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance’, p. 255. Ibidem, p. 256. Christine Rosen, Preaching Eugenics, pp. 80-81, 133. Jerry Bergman, ‘The Church Preaches Eugenics: A History of Church Support for Darwinis and Eugenics’, Journal of Creation, nr. 3 (2006), pp. 54-56; Veel geestelijken accepteerden eugenetica onder andere omdat ze op hun hoede waren fel tegen wetenschap in te gaan, en het stereotype over wetenschap als verlicht tegenover religie als donker te bevestigen. Ze hoopten dat het accepteren van eugenetica hen en hun christelijke boodschap respectabeler zou maken. Bovendien geloofden ze dat ze hiermee het juiste deden. Ook kerken als organisatie probeerden zich te conformeren aan de moderne wetenschap en nodigden voorstanders van eugenetica uit om te prediken. 98 Christine Rosen, Preaching Eugenics, p. 4.

21


Het verschil in wetgeving tussen Engeland en Amerika kan naast bovengenoemde oorzaken nog verklaard worden door bijvoorbeeld de verschillen in de strategische, politieke belangen van de beleidsmakers zelf, of door de verschillende politieke structuren van beide landen. 99 Desondanks geven bovenstaande redenen de belangrijkste verklaringen voor het verschil in wetgeving weer. Conclusie Het is dus duidelijk dat, hoewel in beide landen een grote eugenetische beweging ontstond, de Engelse beweging zich erg verschillend ontwikkelde van de Amerikaanse. De Amerikaanse eugenetische beweging was raciaal georiënteerd, door onder andere de angst dat immigranten het ‘pure’ Amerikaanse volk zouden besmetten. Engelse eugenetici zagen de sloppenwijken van grote steden groeien en ‘verpauperen’, en waren daarom juist vooral bezorgd om het verval van deze onderklassen. Daarnaast was de Amerikaanse eugenetica onderbouwd met het radicalere mendeliaanse gedachtegoed, terwijl de Engelse eugenetica, voordat het in de late jaren twintig ook het mendelisme zou overnemen, gebaseerd was op het ‘zachtere’ lamarckisme. Hiermee samen hangt het feit dat de Amerikaanse beweging meer op negatieve eugenetica was gericht, tegenover een op educatie en propaganda gerichte positieve eugenetica in Engeland. Dit verschil komt het best naar voren in het verschil in wetgeving tussen beide landen. Waar in Engeland geen eugenetische wetten werden doorgevoerd, gebeurde dit in Amerika wel. Door de ondersteuning van deze uitgebreide negatieve eugenetische wetgeving in de vorm van huwelijks-, immigratie- en sterilisatiewetgeving, kan worden gesteld dat de eugenetica in Amerika het meest succesvol was. Hoewel de eugenetische beweging in zowel Engeland als Amerika direct uit het gedachtegoed van Galton voortkwam, hebben beide zich dus duidelijk verschillend ontwikkeld.

99 Randall Hansen en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance’, pp. 241, 243-244, 260.

22


Eugenetica in de populaire cultuur in de periode 1885-1900

In dit hoofdstuk komen twee romans uit de late negentiende eeuw met een eugenetisch thema aan bod: The Time Machine: An Invention en A Demigod: A Novel. Om deze romans beter in hun context te kunnen plaatsen, zal hier eerst een beeld worden geschetst van hoe eugenetica in de periode 1885 tot 1900 in de Engelse en Amerikaanse populaire cultuur naar voren kwam. Echter is het voor de volledigheid goed om op te merken dat al vanaf vroeg in de negentiende eeuw het thema van de maakbaarheid van de mens te zien is, in onder andere de in 1818 gepubliceerde roman Frankenstein; or, The Modern Prometheus van de Engelse schrijfster Mary Wollstonecraft Shelley. Hoewel eugenetica niet expliciet besproken wordt in dit boek, wordt er, bij wijze van experiment, wel een nieuwe mens gecreĂŤerd, dat echter fout blijkt te gaan als dit monsterlijke figuur zich tegen zijn maker keert en hem en zijn familie vermoordt.100 Vergelijkbaar is de uit 1886 afkomstige roman Strange Case of Dr Jekyll and Mr

Hyde van de Schotse auteur Robert Louis Stevenson. Hierin creĂŤert een dokter een middel waarmee hij zijn goede van zijn kwade kant kan scheiden en zo twee gespleten persoonlijkheden vormt. Zijn slechte kant krijgt echter steeds meer de overhand en het tegengif dat hij heeft gemaakt om zijn goede kant weer terug te krijgen, heeft steeds minder effect, waardoor de slechte kant uiteindelijk permanent aanwezig zal zijn.101 Hoewel deze twee Britse romans nog niet echte eugenetische verhalen bevatten, illustreren ze wel hoe al vanaf de vroege negentiende eeuw gespeeld werd met het thema van de maakbaarheid van de mens of de maakbaarheid van bepaalde menselijke eigenschappen. Ook de voor eugenetici bekende angst dat de slechte eigenschappen van de mens de overhand zouden nemen, komt naar voren in Strange Case of Dr Jekyll and Mr

Hyde. Bovendien laat de Amerikaanse verfilming van Frankenstein uit de jaren 1930 zien dat dit verhaal goed bij het eugenetische gedachtegoed past. Deze film, waarin de nadruk erg op de eugenetische aard van het verhaal ligt, probeert mensen af te schrikken van de

100 Mary Ellen Snodgrass, Encyclopedia of Gothic Literature, New York: Infobase Publishing 2014, p. 126. 101 Ibidem, pp. 94-95.

23


eugenetica door de desastreuze gevolgen te laten zien van het ‘sleutelen’ aan mensen. 102 Dat veel gothicromans uit de negentiende eeuw in het algemeen goed aansluiten bij het eugenetische gedachtegoed, blijkt uit het feit dat ze vaak ‘alternatieve’ manieren van menselijke voortplanting of reproductie beschrijven. Ook zijn thema’s van erfelijkheid hierin veelvuldig terug te vinden, en speelt de lichamelijke uiting van innerlijke eigenschappen een rol. Al deze aspecten die vaak in gothic-romans naar voren komen, kunnen op een bepaalde manier dus worden gezien als een soort voorbode van het uitgebreidere eugenetische gedachtegoed dat zich later zou verspreiden. Dit genre was in de negentiende eeuw in zowel Engeland als de Verenigde Staten populair – dat hier gekozen is voor twee Britse voorbeelden, is omdat dit twee van de bekendste romans uit het hele genre zijn.103 Populaire cultuur waarin eugenetica een meer expliciete rol speelt, was er echter nog nauwelijks in de late negentiende eeuw in Engeland en de Verenigde Staten. In deze periode verschenen in beide landen voor het eerst wetenschappelijke publicaties over eugenetica, maar het zou pas later zijn dat dit onderwerp expliciet in de populaire cultuur naar voren kwam.104 Er zijn slechts een paar voorbeelden te vinden van romans uit deze periode waarin eugenetica een duidelijke rol speelt. Zo schreef de Engelsman Robert Williams Buchanan

The Rev. Annabel Lee: A Tale of To-Morrow in 1898, en de eveneens Engelse auteur Alfred Clark in 1899 In a State of Nature. In beide boeken wordt gewaarschuwd voor de slechte gevolgen van eugenetica; het zijn dus twee opvallend vroege voorbeelden van boeken die een kritische houding tegenover eugenetica innemen.105 Hiernaast is wel literatuur te vinden waarin aan eugenetica gerelateerde onderwerpen zoals erfelijkheid aan bod komen, maar noemenswaardige negentiende-eeuwse romans uit Engeland of Amerika waarin eugenetica een grote rol speelt, zijn er verder nauwelijks. Dit maakt het feit dat de twee romans die in dit hoofdstuk aan bod komen al een eugenetisch thema hebben – dat vooral in A Demigod:

A Novel duidelijk naar voren komt – dus extra opvallend.

102 103 104 105

Angela Marie Smith, ‘Monsters in Bed’, pp. 333-334. Angela Marie Smith, ‘Monsters in Bed’, pp. 334-335. Colette Leung, ‘Popular Culture’. Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction, p. 167; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Sciencefiction, the Early Years, pp. 90-91.

24


H.G. Wells De eerste roman die hier besproken wordt, is The Time Machine: An Invention van de bekende Engelse auteur en socialist H.G. Wells (1866-1946). Herbert George Wells groeide op in Bromley, Kent, als jongste in een gezin van vier kinderen. Toen hij op zijn zevende een tijd lang aan bed gekluisterd was door een beenbreuk, begon hij veel te lezen en zich te interesseren voor literatuur.106 Op zijn dertiende konden zijn ouders niet langer voor zijn onderwijs betalen, en verliet hij noodgedwongen zijn school om verschillende baantjes aan te nemen, waaronder één als assistent-leraar. In 1884 kreeg hij echter de kans om een studie biologie te beginnen aan de Normal School of Science onder de bekende bioloog T.H. Huxley.107 Huxley was een sterke voorvechter van het darwinisme, waardoor Wells sterk beïnvloed werd, en waar hij zijn hele leven een interesse voor evolutie op nahield.108 Wells’ interesse voor wetenschap en evolutie is bijvoorbeeld terug te zien in zijn boeken The Time Machine, The Island of Doctor Moreau,

The Invisible Man en The War of the Worlds. Na een paar jaar studie haalde hij echter niet genoeg vakken om door te studeren, en zijn dromen om wetenschapper te worden eindigden hiermee. Toch vond Wells uiteindelijk werk als docent in onder andere biologie.109 Al in zijn studietijd was Wells vaak bezig geweest met het schrijven van eigen werk, maar van de meeste stukken die hij naar tijdschriften stuurde, hoorde hij nooit meer iets. Ondanks dat dit hem nogal ontmoedigde, bleef hij verschillende stukken – zowel fictie als non-fictie – schrijven, en in 1893 lukte het hem om zestien stukken in de Pall Mall Gazette te publiceren, en het jaar daarop zelfs honderdelf in de Gazette en Budget.110 Wells’ grote literaire doorbraak kwam echter met de publicatie van zijn roman The Time Machine in 1895, die in één klap zijn naam en literaire reputatie vestigde. Het boek werd bijzonder populair en ontving positieve recensies.111 Van al zijn boeken is dit tegenwoordig nog een van de meest bekende, dat inmiddels zelfs drie keer verfilmd is.112 Wells erkende hoeveel Huxley hem beïnvloed had in het schrijven van dit boek, en stuurde hem dan ook een exemplaar zodra het gepubliceerd was. Huxley heeft hier echter nooit op gereageerd omdat 106 107 108 109 110 111 112

Michael Sherborne, H.G. Wells: Another Kind of Life, London: Peter Owen 2010, pp. 24-26, 29-30. Michael Sherborne, H.G. Wells, pp. 37, 52-54. Ibidem, p. 19. Ibidem, pp. 64-66. Ibidem, pp. 69, 87. John R. Hammond, H. G. Wells's The Time Machine: A Reference Guide, p. 117. Robert Shelton, ‘Aesthetic Angels and Developed Demons: Wells in 1895’, Utopian Studies, nr. 2 (1989), p. 1.

25


hij al stervende was – hij stierf precies een maand na de publicatie van The Time Machine. Wells werd daarna fulltime journalist en auteur en publiceerde in de periode van 1895 tot 1899 twaalf boeken.113 Hij bleef zijn hele leven bekend en schreef naast vooral romans en verhalen ook een aantal non-fictiewerken. Een van de belangrijkste hiervan was The Science

of Life, een omvangrijke encyclopedie over de biologie die hij samen met Julian Huxley, de kleinzoon van T.H. Huxley, schreef. Dit grote werk verscheen in delen in 1929 en 1930.114 Dat Wells persoonlijk zo bekend was met de biologie en hier zelfs in gedoceerd had, kan een verklaring zijn voor zijn interesse in eugenetica. Hij was een fervent voorstander van negatieve eugenetica.115 Wells was bovendien lid van de Fabian Society, een socialistische organisatie. Hoewel het in eerste instantie vreemd lijkt dat socialisten een vooral op de middenklasse gerichte beweging als eugenetica zouden steunen, is dit te verklaren doordat de focus en het belang voor Wells en andere Fabian socialisten meer bij de middenklasse dan bij de arbeidersklasse lag. De Fabian Society zelf bestond ook voor het grootste gedeelte uit werkenden uit de middenklasse, zoals journalisten, schrijvers, docenten en andere overheidsfunctionarissen. Veel van hen zagen in eugenetica een goede mogelijkheid tot verbetering van de maatschappij.116 Wells was echter erg sceptisch over positieve eugenetica.117 Dit is onder andere te zien in The Time Machine, en, explicieter, in A Modern Utopia, waarin hij het “preposterous” noemt.118 Wells meende dat het onjuist zou zijn om deze praktijken vanuit de planten- en dierenfokkerij direct toe te passen op het menselijke ras. Bij het fokken van dieren, zo beargumenteerde hij, was het duidelijk voor welke eigenschappen zij gefokt werden, zoals voor het beste vlees. Bij het menselijk ras echter, was het “not a bit clear what points to breed for”.119 De verschillende, uiteenlopende kwaliteiten die nodig waren voor een sterke en levendige samenleving, waren onmogelijk te bepalen of te herkennen. 120 Wells focuste zich dan ook op de negatieve eugenetica, waarover hij wel zeer te spreken

113 Michael Sherborne, H.G. Wells, pp. 106-107. 114 Ibidem, p. 286. 115 Diane Paul, ‘Eugenics and the Left’, Journal of the History of Ideas, nr. 4 (1984), p. 567. 116 Donald MacKenzie, ‘Eugenics in Britain’, p. 511; De Fabiansocialisten waren in veel opzichten anders dan andere socialistische groeperingen. Zo waren ze tegen de formatie van een onafhankelijke arbeiderspartij, moedigden ze imperialisme aan en keurden ze de Boerenoorlog daarom ook niet af. 117 Diane Paul, ‘Eugenics and the Left’, p. 586; Patrick Parrinder, ‘Eugenics and Utopia’ p. 4. 118 John S. Partington, ‘The Time Machine and A Modern Utopia: The Static and Kinetic Utopias of the Early H.G. Wells’, Utopian Studies, nr. 1 (2002), p. 65. 119 Piers J. Hale, ‘Of Mice and Men: Evolution and the Socialist Utopia: William Morris, H.G. Wells, and George Bernard Shaw’, Journal of the History of Biology, nr. 1 (2010), pp. 41-42. 120 Ibidem.

26


was.121 Hij meende dat de “inferior” en de “failures” geen nageslacht zouden mogen krijgen en dus gesteriliseerd zouden moeten worden.122 Hoe hij de herkenning en selectie van deze ongeschikte groeperingen dan precies voorzag, is niet duidelijk, maar wie hier volgens hem in elk geval onder vielen, waren aangeboren invaliden en bepaalde typen ‘antisocialen’, zoals gewelddadige criminelen en alcohol- en drugsverslaafden.123 Dat Wells zich afkeerde van positieve eugenetica, en in plaats daarvan juist pleitte voor negatieve eugenetica in de vorm van sterilisatie, beschrijft hij in 1905 duidelijk in de Sociological Papers: I believe that now and always the conscious selection of the best for reproduction will be impossible, that to propose it is to display a fundamental misunderstanding of what individuality implies. The way of Nature has always been to slay the hindmost, and there is still no other way, unless we can prevent those who would become the hindmost being born. It is in the sterilisation of failures, and not in the selection of success for breeding, that the possibility of an improvement of the human stock lies.124

Vanaf de jaren veertig echter, tegen het einde van zijn leven, werd Wells’ sympathie voor negatieve eugenetica aanzienlijk minder door de veelvuldige associatie met nazi-Duitsland, en kwam hij op zijn visies terug. Hij was in deze tijd erg pessimistisch geworden en begon in plaats van eugenetica algemene mensenrechten te promoten, wat hij tot zijn dood in 1946 heeft gedaan.125

The Time Machine: An Invention Wells’ kritische visie op positieve eugenetica en vooral op de klassenmaatschappij komen naar voren in zijn debuutroman The Time Machine: An Invention uit 1895, waarin degeneratie van de mens een grote rol speelt. Hoewel het boek in eerste instantie een utopische maatschappij lijkt te beschrijven, blijkt dit uiteindelijk een dystopie te zijn. In The Time Machine, dat zich in Londen afspeelt, vertelt de protagonist, die nergens bij naam wordt genoemd, over het verhaal dat hij heeft gehoord van de “Time Traveler”.

121 122 123 124 125

Diane Paul, ‘Eugenics and the Left’, p. 586. Francis Galton e.a., Sociological Papers, London: MacMillan 1905, pp. 59-60. John S. Partington, ‘The Time Machine and A Modern Utopia’, p. 65. Francis Galton e.a., Sociological Papers, p. 60. Joel Achenbach, ‘The World According to Wells’, Smithsonian, nr. 1 (2001), p. 110.

27


Na een diner in zijn huis vertelt de Time Traveler zijn verhaal. Aan de anderen van het gezelschap, die bijna allemaal ook nooit bij naam, maar naar hun beroep worden genoemd, zoals “the Medical Man”, “the Psychologist” en “the Editor”, is te zien dat het gaat om mensen van de hogere klasse.126 De Time Traveler vertelt dat hij een tijdmachine heeft gebouwd en net is teruggekeerd van een reis naar de verre toekomst – naar het jaar 802.701 om precies te zijn. Hij vertelt over hoe hij hier aankomt, en in eerste instantie denkt dat hij in een communistische utopie vol harmonie en balans is beland.127 Hij ziet dat de huidige bevolking van wat ooit Engeland was een nieuw soort mens is, met een klein postuur en een bijzonder mooi uiterlijk. Het valt de Time Traveler op dat de kinderen slechts miniatuurversies van de volwassen zijn. Ook het verschil tussen de twee geslachten is moeilijk te onderscheiden. Daarnaast zijn de kleine mensen, die Eloi worden genoemd, lang niet zo geïnteresseerd in hem of zelfs in elkaar als de Time Traveler verwacht had.128 Na een paar dagen in de toekomst raakt de Time Traveler bevriend met Weena, die hij uit het water redt als ze bijna verdrinkt en niemand anders haar probeert te helpen. Hoewel haar vrouwelijkheid niet erg duidelijk is, refereert hij naar Wenna als “her”, en “little woman, as I believe it was”.129 In haar gedrag was ze “exactly like a child. She wanted to be with me always. She tried to follow me everywhere.”130 Ook ontdekt de Time Traveler dat Weena en de andere Eloi, hoewel ze overdag geen enkele zorgen hebben, ’s nachts erg bang zijn in het donker. Pas veel later, tegen het eind van het verhaal, komt hij erachter waarom. Anders dan hij in het begin verwachtte, ontdekt de Time Traveler dat er nog een tweede, heel verschillend nieuw mensenras is ontstaan: de “ape-like” Morlocks. Zij leven dankzij een ventilatiesysteem in een soort ondergrondse ruimten met tunnels en machines.131 De Time Traveler zet dan de theorie uiteen die hem het meest plausibel lijkt over hoe het menselijk ras zo in tweeën is gesplitst. Hij verwacht dat door de klassentegenstelling tussen de fabrieksarbeiders en de kapitalisten, de mensheid zich in twee, steeds meer afwijkende soorten heeft ontwikkeld. De fabrieken waren steeds meer ondergronds verplaatst, zoals in the Time Travelers eigen tijd al ondergrondse ruimten werden gebruikt voor “the less ornamental purposes of civilization”, zoals de Metropolitan Railway in 126 H.G. Wells, The Time Machine: An Invention, New York: Henry Holt and Co. 1922 , pp. 1-7, 26. 127 Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration’; H.G. Wells, The Time Machine, p. 66. 128 H.G. Wells, The Time Machine, p. 63, 66-67; Theodore Dalrymple, ‘Out of the Time Machine’, The New Criterion, nr. 10 (2006), p. 18. 129 H.G. Wells, The Time Machine, p. 99. 130 Ibidem, pp. 100-101. 131 Ibidem, pp. 108, 112.

28


Londen.132 De arbeiders spendeerden meer en meer tijd ondergronds, waardoor het verschil tussen de klassen steeds groter werd. “Even now”, vertelt de Time Traveler over zijn eigen tijd, “an East End worker lives in such artificial conditions as practically to be cut off from the natural surface of the earth and the clear sky altogether.”133 De hogere klasse daarentegen, had juist steeds meer vrije tijd gekregen, omdat de arbeiders hen bleven voorzien van al hun benodigdheden, “perhaps through the survival of an old habit of service.”134 Zo zijn, verwacht de Time Traveler, de twee klassen zich verschillend van elkaar gaan ontwikkelen tot wat uiteindelijk de Eloi en de Morlocks werden. Dit idee sluit aan bij de zorg van veel Britten uit Wells’ tijd dat Engeland door de klassenstrijd in een “two-nation state” zou vervallen.135 Het ontstaan van de Eloi en de Morlocks

Deze theorie van de Time Traveler klopt in de zin dat de Eloi van de hogere en de Morlocks van de arbeidersklasse afstammen. Aan het einde van het verhaal echter, ontdekt hij niet alleen dat beide soorten ernstig gedegenereerd zijn, maar ook dat juist de Morlocks, hoewel zij ironisch genoeg ondergronds leven, in plaats van de Eloi de heersers van de toekomst zijn. Deze soort blijkt ’s nachts zelfs op de Eloi te jagen om hen op te eten. Over de precieze betekenis van de Eloi en de Morlocks in het boek, bestaan verschillende interpretaties. Jenny Jopson, auteur van “Eugenic Ideas in The Time Machine by H. G. Wells and Man and Superman by George Bernard Shaw”, vermoedt dat de Eloi en Morlocks op natuurlijke, evolutionaire wijze zijn ontstaan uit respectievelijk de boven- en onderklasse van de samenleving. Zij ziet The Time Machine dan ook als een impliciet pleidooi voor positieve eugenetica, in de vorm van de bewuste en selectieve voortplanting van mensen, die een toekomst met Eloi en Morlocks zou kunnen voorkomen.136 Hierbij gaat Jopson echter voorbij aan de veelvuldige kritiek op positieve eugenetica die Wells, zoals eerder genoemd, gedurende zijn leven uitte. De theorie die daarom plausibeler lijkt, is, zoals beschreven door John Partington in “The Time Machine and A Modern Utopia: The Static and Kinetic Utopias of the Early H.G. 132 133 134 135 136

Ibidem, p. 114. Ibidem, p. 115. Ibidem, p. 136. Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration’. Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration’.

29


Wells”, dat Wells met zijn debuutroman juist impliciet kritisch was op de eugenetici van zijn tijd die pleitten voor positieve eugenetica in de vorm van het selectief ‘fokken’ van mensen. Volgens Partington suggereert Wells met de beschrijving van de ‘onnatuurlijk’ overkomende Eloi dat zij het resultaat zijn van dit soort selectieve voortplanting, en dus van ‘positieve eugenetica’. Terwijl eugenetici uit Wells’ tijd bang waren dat de menselijke soort degenereerde, beschrijft The Time Machine dus paradoxaal genoeg een toekomstige samenleving waarin mensen juist gedegenereerd zijn als gevolg van wat in eerste instantie ‘positieve eugenetica’ poogde te zijn, maar uiteindelijk een heel ander resultaat opleverde.137 De eugenetici uit Wells’ tijd die pleitten voor positieve eugenetica meenden dat de lagere klassen hun lage positie hadden verkregen door hun slechte genetische materiaal, en dat deze zich dan ook niet moesten vermengen met de hogere klassen. The Time Machine suggereert dus dat dit soort ‘positieve eugenetica’ ervoor gezorgd heeft dat de hogere, ‘betere’ klasse zich alleen nog binnen de eigen klasse voortplantte, zodat deze ‘onvervuild’ bleef van invloeden van de lagere klassen.138 In deze zin was dit, voor de hogere klasse, dus selectieve voortplanting met als doel het ras te verbeteren, en dus positieve eugenetica. Hierbij werd het proletariaat echter wel in stand gehouden om de hogere klassen van hun behoeften te voorzien. Zo bleef de klassentegenstelling niet alleen bestaan, maar werd deze ook steeds groter, wat leidde tot het ontstaan van twee verschillende mensensoorten die uiteindelijk allebei degenereerden. De Time Traveler zelf verwijst ook naar dit – al in zijn tijd – groter wordende klassenverschil. De “widening gulf” tussen de “richer people” en “the poor”, zegt hij, “will make that frequent exchange between class and class, that promotion and intermarriage which at present retards the splitting of our species along the lines of social stratification, less and less frequent”.139 Hoewel Wells zijn lezers dus duidelijk waarschuwt voor een groeiende klassentegenstelling, waarschuwt hij ook voor ‘positieve eugenetica’, die deze klassentegenstelling in de hand zou werken en die volgens hem zou eindigen in dysgenetica, de genetische verzwakking en achteruitgang van het menselijk ras. Hoe een vergrote klassentegenstelling uiteindelijk precies heeft geleid tot zowel de creatie als de degeneratie van de Eloi en de Morlocks, wordt in het boek zelf al verklaard. Doordat de hogere klassen steeds meer vrije tijd, en minder prikkels en uitdagingen kregen omdat de arbeiders hen bleven voorzien van alles wat ze nodig hadden, stagneerde hun 137 John S. Partington, ‘The Time Machine and A Modern Utopia’, pp. 60-61. 138 Ibidem, p. 61. 139 H.G. Wells, The Time Machine, pp. 115-116.

30


ontwikkeling en zijn veel van hun kwaliteiten, zoals nieuwsgierigheid en intelligentie, verloren gegaan doordat ze deze niet meer nodig hadden. “Nature never appeals to intelligence until habit and instinct are useless. There is no intelligence where there is no change and no need of change. Only those animals partake of intelligence that have to meet a huge variety of needs and dangers.”140 Met dit idee dat de mens zonder strijd geen kwaliteiten ontwikkelt of behoudt, neemt Wells Darwins idee van de “struggle for survival” dus erg letterlijk.141 Hoewel de Eloi in zijn verhaal ook erg mooi zijn, en de Time Traveler daarom in eerste instantie denkt in een utopie te zijn beland, zijn het ook luie, domme, decadente en ongeïnteresseerde wezens, die vrijwel identiek aan elkaar zijn. Hierin kan Wells’ kritiek op de decadentie van de hogere klassen te lezen zijn. De Eloi leiden een ambitieloos bestaan en geven weinig om elkaar omdat ze weten dat ze ’s nachts door de Morlocks opgegeten kunnen worden. Dit kan ook een verklaring zijn voor het feit dat niemand Weena probeerde te redden van de verdrinkingsdood. Zo is deze uit de hogere klasse ontstane soort in verschillende opzichten extreem gedegenereerd. Hierdoor konden de Eloi, die ooit superieur aan de Morlocks waren en hen onderdrukten, hun positie niet behouden.142 Toen de Morlocks het juk van de Eloi uiteindelijk wisten af te werpen, waren zij zelf echter ook al zo gedegenereerd tot ondergrondse aapachtige monsters, dat ze het felle zonlicht niet meer konden verdragen en noodgedwongen in hun ondergrondse machinerie moesten blijven leven. In de climax van het verhaal komt de Time Traveler er dus uiteindelijk achter dat de Morlocks kannibalen zijn geworden, die de Eloi voeden en voorzien van al hun behoeften, voordat zij zich ’s nachts zelf met hen voeden. Hij vermoedt dat de Morlocks ooit met een voedseltekort kampten en dat hun kannibalisme hiervan het gevolg is. Hij verwacht zelfs dat Morlocks de Eloi op hun gewenste manier ‘fokken’ zodat ze het beste voedsel zijn: “The Eloi were mere fatted cattle, which the antlike Morlocks preserved and preyed upon, probably saw to the breeding of.”143 De Morlocks waren in hun omstandigheden, waarin zij zowel de Eloi als zichzelf van alle behoeften moesten voorzien, in tegenstelling tot de Eloi, wél gedwongen om zich verder te ontwikkelen om te kunnen overleven. Hoewel de Morlocks dus ook gedegenereerd zijn tot “ape-like figures” zonder

140 141 142 143

Ibidem, p. 187. Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration’. Theodore Dalrymple, ‘Out of the Time Machine’, p. 21. H.G. Wells, The Time Machine, pp. 147-148; John S. Partington, ‘The Time Machine and A Modern Utopia’, p. 59.

31


moraal, zijn ze duidelijk de ‘overwinnaars’ en heersers van de toekomst: zij hebben in een bepaalde zin de evolutie ‘gewonnen’ omdat zij zich het best hebben aangepast aan de omstandigheden. Dit is dan ook de enige verklaring dat de Morlocks uiteindelijk het juk van de Eloi hebben weten af te werpen.144 Zo ontdekt de Time Traveler bijvoorbeeld, als hij zijn tijdmachine terugvindt, dat deze door de Morlocks zorgvuldig geolied en schoongemaakt is. Hij verwacht zelfs dat ze hem gedeeltelijk uit elkaar hebben gehaald om te onderzoeken waar het apparaat voor dient, wat aantoont dat zij zich, hoewel niet qua moraal, wel qua intelligentie hebben ontwikkeld.145

Verder de toekomst in

De Time Traveler ontdekt het kannibalisme van de Morlocks pas vrij laat in het verhaal – nadat hij met Weena de ruïne van een museum, naar hij vermoedt South Kensington, heeft bezocht, waar hij treurig het verval van de gehele menselijke civilisatie heeft aanschouwd. Als ze iets later in het donker buiten lopen, worden ze aangevallen door Morlocks. De Time Traveler probeert hen op afstand te houden met vuur, maar er ontstaat een brand waarin hij Weena kwijtraakt en zij omkomt.146 De Time Traveler vindt hierna zijn tijdmachine, geolied en wel, terug, en reist gehaast naar een andere tijd. Hierdoor belandt hij nog verder in de toekomst. Hij vindt zichzelf zo’n dertig miljoen jaar verder op een plaats die niet meer op de aarde lijkt zoals hij die kent, en waar de dagen en nachten eeuwenlang duren. Ten slotte is de zon een rode bol geworden die niet meer op of onder gaat, en belandt de aarde in een nieuwe ijstijd. In deze tijd, waarin de zon stervende en hemel niet langer blauw maar zwart is, kunnen geen mensen meer leven, en ziet de Time Traveler dan ook alleen nog een soort grote krabachtigen. Dit zou opnieuw kunnen duiden op een vorm van kritiek die Wells uit op de arrogantie en decadentie van de mens – en vooral van de hogere klasse – die zich het uitsterven van zijn eigen soort niet eens kan voorstellen.147 De Time Traveler reist vervolgens nog verder de toekomst in, tot er op de hele aarde niets meer te zien is dan wat mossen en een soort grote inktvissen. De Time Traveler reist hierna snel terug in de tijd, tot hij weer in het vertrouwde Victoriaanse Londen is. Hij eindigt

144 145 146 147

John S. Partington, ‘The Time Machine and A Modern Utopia’, p. 61. H.G. Wells, The Time Machine, p. 190. H.G. Wells, The Time Machine, pp. 153-154, 183. Jenny Jopson, ‘The Language of Degeneration’.

32


hier zijn verhaal, en de verteller uit het begin van het boek komt weer aan het woord. Hij vertelt dat de Time Traveler de dag erna weer een reis maakt, en een camera meeneemt om bewijs vast te leggen. De verteller wacht aanvankelijk op zijn terugkomst in het laboratorium van de Time Traveler, maar drie jaar later, zo vertelt de ik-persoon aan het einde van het boek, is er nooit meer iets van de Time Traveler vernomen.148 Perspectief en focalisatie in The Time Machine: An Invention Het verhaal in The Time Machine is een raamvertelling. De eerste verteller die aan het woord komt, is op bezoek in het huis van de Time Traveler, die op zijn beurt het verhaal over zijn reis begint te vertellen. Zo is het overgrote deel van het boek de Time Traveler aan het woord, tot de naamloze eerste verteller het boek eindigt met de mededeling dat er nooit meer iets van de Time Traveler is vernomen. Het perspectief van het boek ligt dus voornamelijk bij de Time Traveler. De lezer reist als het ware met hem mee en beleeft alles vanuit zijn gezichtspunt, bijna alsof de lezer naar een film kijkt. Omdat de Time Traveler al snel bevriend raakt met de mooie en aardige Weena, krijgt de lezer voor de Eloi en in het bijzonder voor Weena veel sympathie. Dit wordt versterkt door het feit dat de Time Traveler vertelt dat hij erg verdrietig is wanneer zij omkomt.149 De Morlocks daarentegen beschrijft hij als angstaanjagend, en de scène waarin hij voor het eerst afdaalt naar hun ondergrondse tunnelstelsel wordt beschreven als spannend en onheilspellend. Ook de ideeën en theorieën over de maatschappij waarin hij is beland, worden beschreven vanuit het gezichtspunt van de Time Traveler. Zo denk je als lezer met hem mee over hoe de utopie tot stand is gekomen, tot je er met de Time Traveler achter komt dat het een dystopie blijkt te zijn. Wellicht heeft Wells voor deze focalisatie gekozen waarbij de lezer sympathie voelt voor de Eloi, om de verschrikkingen van de Morlocks te vergroten. Ook het idee dat de Time Traveler eerst in een utopie is beland, zorgt ervoor dat de schok groter is wanneer de lezer erachter komt dat de Eloi zelf ook gedegenereerde wezens zijn. Zo kan de lezer zich bewuster worden van het gevaar van de degeneratie van de hoge klassen. Een verandering van focalisatie kan veel aan dit verhaal veranderen; als het bijvoorbeeld gezien werd vanuit het standpunt van één van de Morlocks, zou het hele verhaal anders zijn. Door de manier waarop de Time Traveler

148 H.G. Wells, The Time Machine, pp. 193-216. 149 Ibidem, p. 185.

33


het toekomstige Engeland als buitenstaander aanschouwt, wordt het beeld van de dystopie duidelijk geschetst.150 Het is dus aannemelijk dat Wells bewust voor het gezichtspunt van de Time Traveler als focalisatie heeft gekozen in het grootste gedeelte van de roman, om zijn verhaal kracht bij te zetten. Analyse van eugenetica in The Time Machine: An Invention

Wells’ debuutroman kan dus vooral worden opgevat als een waarschuwing voor degeneratie als gevolg van ‘positieve eugenetica’ waarin voortplanting slechts binnen de eigen klasse plaatsvindt. Gezien zijn eigen afkeuring van positieve eugenetica – hij meende dat dit soort selectieve voortplanting onmogelijk was – is het aannemelijk dat deze kritiek ook al zichtbaar was in zijn eerste roman. Het verhaal in The Time Machine kan vooral worden opgevat als waarschuwing voor het gevaar om de hogere klassen – die zichzelf zagen als ‘best geschikten’ – alleen met hun eigen soort te laten voortplanten. Dit blijkt uit het feit dat deze klasse extreem gedegenereerd is en uiteindelijk opgejaagd en opgegeten wordt door de lagere, tevens gedegenereerde, maar wel goed aangepaste en dus uiteindelijk superieure, klasse. De roman waarschuwt dus voor een vorm van ‘positieve eugenetica’, die een te grote klassenscheiding in de hand zou werken, en uiteindelijk zou leiden tot dysgenetica. Naast deze kritiek op deze ‘positieve eugenetica’ en de klassentegenstelling, is er kritiek op de decadentie van de hogere klassen te zien, in de vorm van de luie, decadente en gedegenereerde Eloi. Wells schetst in zijn verhaal dus vooral een dystopie die een toekomst laat zien die hij wil voorkomen, maar draagt geen expliciete, praktische oplossing hiervoor aan. Gezien de dingen waar hij in zijn boek kritisch op is, kan het verhaal logischerwijs opgevat worden als een pleidooi voor de vermindering van de decadentie van de hogere klassen, en voor de vermenging van de verschillende klassen, om zo een groeiende klassentegenstelling en dysgenetica tegen te gaan. Hiernaast zou echter negatieve eugenetica, aangezien Wells hier zelf een voorstander van was, opgevat kunnen worden als een mogelijke oplossing die hij met zijn boek impliceert. De ideeën van negatieve eugenetica kunnen immers goed samengaan met de inhoud van het boek in de zin dat Wells dan voor technieken als

150 Manfred Beller en Joep Leerssen, Imagology: The Cultural Construction and Literary Representation of National Characters, Amsterdam: Rodopi 2007, pp. 395-397.

34


sterilisatie zou pleiten om degeneratie te voorkomen. Echter is dit niet duidelijk genoeg op te maken uit het boek om hier echt conclusies aan te verbinden, en daarom kan The Time

Machine, naast een kritiek op de decadentie van de hogere klassen, vooral worden gelezen als een kritiek op de klassenmaatschappij en op een vorm van ‘positieve eugenetica’ waarbij mensen zich slechts binnen hun eigen klasse voortplanten.

Edward Payson Jackson

Een tweede, Amerikaans, boek uit de late negentiende eeuw waarin eugenetica als thema voorkomt, is Edward Payson Jacksons (1840-1906) debuutroman A Demigod: A Novel, die in 1886 anoniem gepubliceerd werd. Dit was een van de eerste fictieboeken waarin het thema voorkwam en meteen erg lovend werd beschreven.151 Het is dan ook opvallend dat dit boek met zo’n nieuw onderwerp ontzettend populair was in zijn tijd.152 Hoewel dit boek tegenwoordig niet erg bekend meer is, was de tweede druk van A Demigod in 1887 bijna volledig uitverkocht, en werd er gemeld dat het boek ook goed verkocht in Engeland.153 Ondanks het succes van A Demigod, is er, wellicht omdat het boek in eerste instantie anoniem gepubliceerd werd, zeer weinig bekend over de auteur Edward Payson Jackson. Hij was geboren in Erzurum, Turkije, waar zijn ouders Amerikaanse missionarissen waren.154 Op vijfjarige leeftijd kwam hij naar de Verenigde Staten, en in 1863 studeerde hij af van Amherst College, waar hij “poet of his class” was.155 In de tijd dat A Demigod gepubliceerd werd, was hij sinds tien jaar docent op de Boston Latin School.156 Hoewel Jacksons eigen visie op eugenetica niet expliciet bekend is, is uit zijn boek een positieve houding tegenover eugenetica op te merken. Hierin is door het generaties lang doorgeven van goede eigenschappen, oftewel door positieve eugenetica, uiteindelijk een soort supermens, de “Demigod” ontstaan.

151 Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction, p. 167. 152 Julian Hawthorne, ‘A Demigod’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 43. 153 Zonder auteur, ‘Literary Miscellany’, p. 93. 154 Zonder auteur, ‘Freshest News’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 96. 155 Helen M. Winslow, Little Journeys in Literature, Boston: L.C. Page & Co. 1902, pp. 314-315. 156 Ibidem, p. 315; Zonder auteur, ‘Freshest News’, p. 96.

35


A Demigod: A Novel Het boek, dat zich in de tijd van de auteur zelf afspeelt, volgt een groep Amerikanen die een reis door Griekenland maakt. Onder dit gezelschap zijn oud-militair Major Warren Paul, zijn mooie dochter Madeline, haar tante, haar verloofde Robert Griffin, en de professor Tsaras, die fungeert als gids.157 Het verhaal is een typisch voorbeeld van fictionele “travel writing”: het beschrijft de gebeurtenissen van de reis chronologisch en maakt een duidelijk onderscheid tussen wat voor het gezelschap bekend is, en wat voor hen vreemd is. 158 Het gezelschap besluit de Taygetusberg te bezoeken, in het gebied waar vroeger de Spartanen leefden. Madeline is hier erg enthousiast over: “The country of the old Spartans! The mountains where they left their sickly babies to perish!”159 Als Major Paul meent dat het te gevaarlijk is voor haar om mee te gaan, bekrachtigt hij dit door te zeggen: “Do you think I’m such a stark, staring idiot as to take you on a journey you couldn’t endure for a day? H’m’ph! I should be as bad as your Spartans with their babies!”160 Dit is het eerste gedeelte in het boek waar negatieve eugenetica wordt genoemd, in de vorm die de oude Spartanen toepasten. Behalve dat Madelines vader zich hier negatief over uitlaat, is er, omdat er verder niet over wordt uitgeweid, over dit aspect niets duidelijks te zeggen. Tijdens hun bezoek aan de Taygetusberg wordt het gezelschap overvallen en meegenomen door de “klephts”, ofwel de kleften, een bergvolk dat leeft van roverij.161 Peschino, de leider van de dieven, eist een grote som geld voor hun vrijlating, en wordt bovendien verliefd op Madeline.162 De kleften blijken echter doodsbang te zijn voor een zeker wezen met “marvelous powers”, die ze “antropodaímon” of “man devil” noemen en die erop uit lijkt te zijn kleften te vermoorden.163 Als de gevangen Amerikanen de hoop al hebben opgegeven, worden ze plotseling bevrijd door een onbekend gestalte. Dit blijkt Hector Vyr, de Demigod die de kleften zo erg vrezen, te zijn. Hij pakt Madeline op en leidt de rest van het gezelschap veilig weg van de schuilplaats van de kleften.164 Hij is extreem

157 Edward Payson Jackson, A Demigod: A Novel, New York: Harper & Brothers 1887, p. 9-13, 24-25; Zonder auteur, ‘A Tough Hero (New York Times Review March 6, 1887)’, http://query.nytimes.com/mem/archivefree/pdf?res=9902E7D71F31E633A25755C0A9659C94669FD7CF, geraadpleegd op 14 mei 2016. 158 Manfred Beller en Joep Leerssen, Imagology, p. 446. 159 Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 34. 160 Ibidem, p. 35. 161 Ibidem, pp. 28-29, 59-63. 162 Ibidem, pp. 94-95. 163 Ibidem, p. 106; Zonder auteur, ‘A Tough Hero’. 164 Edward Payson Jackson, A Demigod, pp. 106-112; Zonder auteur, ‘A Tough Hero’.

36


gespierd, mannelijk en knap, en het is dan ook niet verwonderlijk dat Madeline verliefd op hem wordt. “‘What strange eyes he has,’ said Madeline, musingly; ‘and what shining, satiny skin […].’”165 Hector neemt het gezelschap mee naar zijn huis, waar hij met zijn moeder woont. Daar komen de Amerikanen erachter dat hij zo krachtig is geworden door middel van positieve eugenetica.166 De creatie van de Demigod

Dat de Demigod door eugenetica heeft kunnen ontstaan, is voor de lezers al vanaf het begin van het boek duidelijk. Daar wordt uitgelegd dat de Engelse dokter Kenelm Vere, de “greatgreat-great-great-grandfather” van de Demigod, in de vroege zeventiende eeuw in Amsterdam woonde en daar tulpen kweekte. Hierdoor raakte hij geïnspireerd om ook zijn eigen ras te verbeteren. Omdat zijn omgeving deze ambitie niet deelde, verdween hij van de ene op de andere dag en vestigde hij zich in “the purest atmosphere of Greece”.167 Hij trouwde daar met “the handsomest and wholesomest barbarian that money can buy”, waarschijnlijk een Spartaanse vrouw “to enforce among his children the strictest code of mental and physicial health”.168 En zo ontstond Hector Vyr, de Demigod, “evolved from ordinary humanity by a long-continued process of artificial selection, aided by auspicious fortune”.169 Opvallend is dat in het boek het lamarckistische gedachtegoed zichtbaar is. In de volgende passage wordt, in oude taal, beschreven hoe, door goede eigenschappen te trainen tijdens het leven zelf, deze eigenschappen erfelijk kunnen worden doorgegeven: “[…] my younge Impes shal sware to giue their lyves and powers to harmonious selfnourture, to the ende yt they may leaue a goodlie heretage of mental and phisikal health to their descendents, as ye master of an endtayled estate doth sware to transmit it with encreased seigniories to his heirs.”170 Deze methode heeft ervoor gezorgd dat Hector Vyr, behalve extreem knap en sterk, ook zeer intelligent is. Een van Hectors prestaties is bijvoorbeeld het uitvinden van een proces waardoor diamant op een goedkope, kunstmatige manier verworven kan worden.171 165 166 167 168 169 170 171

Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 151. Ibidem, pp. 127-133. Ibidem, p. 7. Ibidem; Zonder auteur, ‘A Tough Hero’. Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 3. Ibidem, p. 8. Ibidem, pp. 238-239; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, p. 387.

37


Daarnaast heeft Hector een zeer hoge moraal. Zo verklaart hij bijvoorbeeld dat hij geen haat voelt voor de kleften, ondanks dat ze zijn vader hebben vermoord: “I have not revenge in my heart. The klephts are the victim of nature and fortune. They have inherit from their fathers, like as I have inherit from my farthers.”172 Hij jaagt slechts op hen omdat ze volgens hem als slangen zijn; in die zin ziet Hector hen dus wel als minderwaardig en onwenselijk, maar zijn neiging om op hen te jagen is puur rationeel en komt niet voort uit persoonlijke wrok. Hij legt uit dat “it is necessity for mankind that they shall be exterminate, like to the other beasts of prey. It is one part of my business, my mission, that I shall hunt them and kill them like to other serpents.”173 Dit is de duidelijkste verwijzing naar negatieve eugenetica in het boek: een goed, sterk mens voelt dat het zijn taak is om de ‘slechte’ delen van het menselijk ras uit te roeien. Hector legt dan ook uit dat hij zich niet schuldig voelt over het doden van kleften: “If I shall do the wrong, I shall feel great remorse, God shall terribly punish me; but if I shall do the right, it is disease of the weak mind and of the weak nerves, it is not punishment, if I shall suffer”.174 Hector, kortom, blinkt in alles zo uit dat hij in het boek zelfs “the modern Herakles” wordt genoemd.175 Niet alleen deze vergelijking, maar ook zijn naam vindt zijn oorsprong in de Griekse Oudheid. De naam Hector lijkt een verwijzing te zijn naar de mythologische held Hektor – of, in de Latijnse spelling Hector – uit de Trojaanse Oorlog. Zijn achternaam, Vyr, kan bovendien verwijzen naar het Latijnse “vir”, dat “man”, maar ook “dappere man” of “held” betekent.176 De naam van de Demigod is dus niet willekeurig gekozen en past goed bij zijn heldhaftige karakter. Daarnaast is het opvallend dat er een aantal keer in het verhaal naar de Spartanen verwezen wordt, en dat, volgens de New York Times, de vrouw met wie Hectors voorvader dokter Kenelm Vere trouwde, ook een Spartaanse vrouw was.177 Dit laatste is zeer aannemelijk, aangezien de stereotypering van de Spartanen goed aansluit bij de beschrijving van de Demigod. Spartanen worden namelijk vaak getypeerd als moedig en heldhaftig, en hebben veel zelfdiscipline in plaats van baatzucht.178 Daarnaast is de Spartaanse neiging tot negatieve eugenetica, met bijvoorbeeld hun gewoonte om hun

172 173 174 175 176 177 178 91.

Edward Payson Jackson, A Demigod, pp. 176-177. Ibidem, p. 177. Ibidem. Ibidem, p. 27. H. Pinkster e.a., Woordenboek Latijn/Nederlands, Amsterdam: Amsterdam University Press 2009, p. 1156. Zonder auteur, ‘A Tough Hero’. Joep Leerssen, National Thought in Europe: A Cultural History, Amsterdam: Amsterdam University Press 2010, p.

38


‘slechte’ baby’s te laten sterven, ook zichtbaar in Hectors neiging om de kleften te elimineren. Hector Vyr zou in veel opzichten dus als een soort ‘moderne Spartaan’ gezien kunnen worden, en het is mogelijk dat Edward Payson Jackson de inspiratie voor zijn Demigod deels uit het oude Sparta heeft gehaald. Tot slot worden aan Hector ook duidelijk ‘primitieve’ en ‘barbaarse’ eigenschappen toegeschreven, in de meest positieve zin van het woord. Dit is niet vreemd, aangezien deze veelal samenhangen met zijn ‘Spartaanse’ kenmerken. Positieve eigenschappen die, door bijvoorbeeld Tacitus, aan barbaren werden toegeschreven, en ook bij Hector zichtbaar zijn, zijn bijvoorbeeld een onbedorven en simpele manier van leven.179 Daarnaast is een primitief kenmerk, dat op een positieve, bijna nostalgische manier bij Hector naar voren komt, het feit dat hij zo dicht bij de onaangeroerde, idyllische Griekse natuur leeft.180 Een goede afloop

Als het verhaal vordert, en de Amerikanen de Demigod steeds beter leren kennen, bloeit de liefde tussen Hector en Madeline op. Hiermee groeit echter ook Robert Griffins jaloezie. 181 “Imperfect and weak as I am, and god as he is, I’ll strike him dead!” dreigt Robert.182 Hij plant hij een list waardoor Hector in handen van de kleften valt.183 Hector wordt door hen gemarteld, en wordt pas na geruime tijd gered door Griekse soldaten. Madeline verzorgt hem hierna en ondanks het feit dat de kleften hem hebben ontdaan van zijn vingernagels, herstelt hij snel en nagenoeg volledig. Hier komt, naast zijn buitengewoon sterke fysieke gestel, ook Hectors goede moraal weer duidelijk naar voren als hij uiteindelijk Peschino, de leider van de kleften, en zelfs Robert vergeeft.184 Als Hector en Madeline tot slot trouwen en in de idyllische Griekse bergen blijven wonen, is het verhaal over de gecreëerde ‘supermens’ compleet.185

179 180 181 182 183 184 185

Manfred Beller en Joep Leerssen, Imagology, p. 267. Ibidem, pp. 406-407. Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 194. Ibidem, p. 223. Ibidem, pp. 273-277. Ibidem, pp. 291-295, 306-307; Zonder auteur, ‘A Tough Hero’. Edward Payson Jackson, A Demigod, pp. 333-337.

39


Perspectief en focalisatie in A Demigod: A Novel Het perspectief in A Demigod is die van een alwetende verteller. Als lezer kijk je dus mee met alle gebeurtenissen, ongeacht welke personages daarbij aanwezig zijn. De lezer kijkt echter vooral vanuit het gezichtspunt van Madeline en haar vader. De meeste sympathie krijg je als lezer voor Madeline en de vriendelijke, behulpzame Hector Vyr. Robert Griffin komt opdringerig over, en hoewel de lezer zijn jaloezie en wanhopige daad wel kan begrijpen, wordt hij toch vooral als schurk en zeker als slechte huwelijkskandidaat voor Madeline afgeschilderd. Dit wordt nog versterkt doordat de lezer juist erg kan meeleven met de groeiende liefde tussen Madeline en Hector: zij lijken perfect voor elkaar. Analyse van eugenetica in A Demigod: A Novel In A Demigod is de gecreëerde mens dus niet slechts een soort ‘supermens’ met extreme fysieke krachten en een prachtig uiterlijk, maar heeft hij ook hogere morele waarden dan de gemiddelde mens. Dit toont aan dat Jackson in dit boek erg lovend over in elk geval de positieve eugenetica is. Het feit dat Hector zo moreel verantwoordelijk is, sluit naadloos aan op het ideaal dat veel eugenetici hadden om de mens moreel beter te maken. Toch heeft Hector Vyr een aantal minder goede eigenschappen. Zo komt hij, hoewel hij erg snel leert, in eerste instantie vaak naïef over en, zoals recensist Julian Hawthorne benoemt, zijn Hectors “childlike simplicity and straightforwardness […] too much insisted on; they occasionally approach the verge of insanity; and his total lack of the sense of humor is not a merit, but a defect […]. One is annoyed also by the voluble broken English in which he expresses himself at the outset”.186 Hector begrijpt bijvoorbeeld niet wat Major Paul bedoelt met “I beg your pardon”, en zegt: “Pardon! Why-fore? Have you commit some crimes?”187 Hoe zijn wat naïeve “simplicity” samengaat met zijn hoge intelligentie, blijkt bijvoorbeeld uit de passage waarin er wordt gesproken over een “dentist”, en Hector antwoordt: “What is ‘dentist?’ […] Ah, I know that what it is: dens, dentis. Do you mean teeth-doctor?”188 Later in het verhaal, echter, is Hectors Engels plotseling zo correct als het maar kan, wat aantoont

186 Julian Hawthorne, ‘A Demigod’, p. 43. 187 Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 112. 188 Ibidem, p. 115.

40


hoe snel zijn leercapaciteiten zijn.189 Daarom is Hawthornes kritiek niet helemaal gerechtvaardigd: Hectors gebroken Engels toont juist aan hoe snel hij de taal uiteindelijk volledig leert. Zijn extreme naïviteit en gebrek aan humor zijn echter wel ‘gebreken’ die zouden kunnen betekenen dat de perfecte mens nog niet gecreëerd is in het aantal generaties waarin de positieve eugenetica is toegepast – maar ze zouden ook kunnen duiden op het feit dat een ‘supermens’ als Hector voor zijn enorme krachten en hoge intelligentie een prijs moet betalen in de vorm van bijvoorbeeld zijn humor. Dit zou eigenlijk betekenen dat hij met de ontwikkeling van zijn bovenmenselijke krachten letterlijk een stukje menselijkheid heeft moeten inleveren, wat niet alleen maar positief is. Over het algemeen is echter te stellen dat Hector Vyr zeer geslaagd is als eugenetisch experiment, en dat positieve eugenetica dan ook bovenal op een lovende manier naar voren komt in het boek. Aan de andere kant speelt negatieve eugenetica slechts een heel beperkte rol. Het wordt kort genoemd naar aanleiding van de geschiedenis van de Spartanen, en komt verder alleen naar voren in het feit dat Hector het als zijn taak ziet om de ‘slechteren’ uit de samenleving – in dit geval de kleften – te verwijderen. Hoewel dit in het boek opgevat zou kunnen worden als een goede zaak, gezien de slechte rol die de kleften in het verhaal spelen, komt het zo beknopt aan bod dat er geen echte conclusies getrokken kunnen worden over het standpunt dat Jackson met dit boek inneemt tegenover negatieve eugenetica. Het is overigens wel opvallend dat de kleften, die vaak werden gezien als heroïsche Griekse vrijheidsstrijders in de oorlog tegen het Ottomaanse Rijk en zelfs als de belichaming van de wedergeboorte van het oude Hellas, door de auteur zo negatief worden afgeschilderd.190 Dit zou wellicht voort kunnen komen uit het feit dat Jackson in het Ottomaanse Rijk geboren was en daar met zijn ouders een aantal jaar gewoond had, en hij dus meer sympathie voor de Ottomanen had. Concluderend heeft Edward Payson Jackson in A Demigod de focus dus vooral op het geslaagde karakter van de positieve eugenetica gelegd, in de vorm van de creatie van de Demigod.

189 Julian Hawthorne, ‘A Demigod’, p. 43. 190 Simon Verwer, Hellas Herboren: De Griekse natievorming in de periode 1750–1830 in Europese context, (Masterscriptie Universiteit van Amsterdam 2008), p. vi.

41


Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar twee boeken uit de late negentiende eeuw waarin het thema eugenetica voorkomt. Het Engelse The Time Machine van H.G. Wells waarschuwt voor een klassentegenstelling, die vergroot zou worden door een bepaalde vorm van ‘positieve eugenetica’, waarbij mensen zich alleen nog voortplanten binnen hun eigen klasse. De Amerikaanse roman A Demigod van Edward Payson Jackson is juist lovend over de mogelijkheid van eugenetica om een soort halfgod te creëren. Omdat in de periode 1885 tot 1900 nog erg weinig over eugenetica werd geschreven, is het opvallend dat dit thema in beide boeken, vooral in A Demigod expliciet, al naar voren komt. Ook is het opmerkelijk dat Jackson zo vroeg al erg lovend over eugenetica schreef, terwijl de twee eerder genoemde Engelse romans The Rev. Annabel Lee: A Tale of To-Morrow uit 1898 en In a State of

Nature uit 1899 hier kritisch over schrijven. Er zijn echter geen vergelijkbare Amerikaanse boeken te vinden waarin eugenetica al zo duidelijk naar voren komt, en er is dus geen vergelijking te maken in de Amerikaanse context. Bovendien zijn deze twee Engelse boeken slechts individuele gevallen en kan er dus vooral geconcludeerd worden dat eugenetica in het algemeen nog erg weinig naar voren kwam in de populaire cultuur. Hoewel Edward Payson Jacksons eigen visie op eugenetica niet bekend is, is het wel duidelijk dat hij in zijn boek erg positief over dit onderwerp schrijft. Hoe Wells tegen eugenetica aankeek, is wel bekend – hij was lovend over negatieve eugenetica maar juist kritisch op positieve eugenetica – en de hier besproken interpretatie van The Time Machine sluit goed aan bij deze visie. Een opvallend verschil tussen beide boeken is dat The Time Machine, in tegenstelling tot A Demigod, erg gericht is op klassen en klassenverschillen, wat aansluit bij het feit dat er in England vooral op klasse gefocust werd. Omdat Wells echter kritisch is op de klassenmaatschappij en op ‘positieve eugenetica’ waarbij mensen zich slechts binnen hun eigen klasse voortplanten, schetst hij een toekomstbeeld waarin de klassenverschillen, juist door deze vorm van eugenetica, extreem vergroot zijn en de gehele mensheid hierdoor ernstig in verval is geraakt. In Edward Payson Jacksons roman wordt niet expliciet gesproken van eugenetica op basis van klasse. Ook onderscheid op basis van ras komt niet in het boek voor, ondanks de focus van de Amerikaanse eugenetica op ras en immigranten. Het boek

42


spreekt slechts, in de woorden van de zeventiende-eeuwse dokter, van “goodlie heretage”, en bevat dus geen eugenetische ideeën die duidelijk op ras of klasse gebaseerd zijn.191 Ten tweede is het opvallend dat in A Demigod, in de passage waarin wordt uitgelegd hoe Hector Vyr is ontstaan uit het overerven van goede eigenschappen, duidelijk lamarckistische ideeën te vinden zijn. Hoewel de meeste Amerikaanse eugenetici uitgingen van mendeliaanse wetten in hun theorie, is Jacksons gebruik van het lamarckisme mogelijk te verklaren doordat het mendelisme pas rond 1900 werd ‘herontdekt’ en gebruikt in eugenetische theorieën.192 Het is dus niet verwonderlijk dat hij in zijn boek met publicatiejaar 1886 nog geen mendeliaanse theorieën incorporeerde. In The Time Machine is eugenetica zo impliciet aanwezig dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de aanwezigheid van het lamarckistische ofwel mendeliaanse gedachtegoed in het boek. In beide boeken komen daarnaast de ideeën van positieve eugenetica meer naar voren dan die van negatieve eugenetica. In The Time Machine waarschuwt Wells voor een ‘positieve eugenetica’ die de klassentegenstelling zou vergroten en uiteindelijk zou leiden tot dysgenetica. Het toekomstbeeld dat hij schetst in zijn roman, waarschuwt zijn tijdgenoten voor een in tweeën gespleten mensheid, waarin degeneratie en kannibalisme de grootste schrikbeelden vormen. Over negatieve eugenetica wordt in dit boek niet gesproken, en het boek kan dus vooral als aanklacht tegen ‘positieve eugenetica’, waarin men zich slechts binnen de eigen klasse voortplant, worden opgevat. Echter zou er, gezien Wells’ persoonlijke voorkeur voor negatieve eugenetica, in het boek ook een impliciet pleidooi voor deze vorm van eugenetica gelezen kunnen worden, maar dit komt in het verhaal niet duidelijk genoeg naar voren om dit echt te concluderen. Ook in A Demigod staat positieve eugenetica centraal. In dit boek komt eugenetica veel explicieter naar voren dan in The Time Machine, al is het opvallend dat het woord “eugenics” in beide boeken niet genoemd wordt. De door erfelijkheid gecreëerde supermens in A Demigod is een voorbeeld van hoe positieve eugenetica tot fysieke en morele verbetering kan leiden. Negatieve eugenetica speelt in dit boek nagenoeg geen rol en ook dit boek is dus vooral gefocust op positieve eugenetica. Dat beide negentiende-eeuwse romans hun focus meer leggen op positieve dan negatieve eugenetica, zou kunnen komen doordat de resultaten van positieve eugenetica – in de pogingen de mens te verbeteren – 191 Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 8. 192 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 254; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 2.

43


meer tot de verbeelding spreken en voor fantasierijkere verhalen zorgen, dan de resultaten van negatieve eugenetica – die vooral een afwezigheid van ‘slechteren’ zouden betekenen, zonder een aanzienlijke verandering in het menselijk ras zelf. Dit past goed in het nog voornamelijk speculatieve karakter van de eugenetica in de negentiende eeuw, waarin, hoewel het eugenetische debat steeds populairder werd, zich nog geen echte eugenetische bewegingen hadden gevormd. Het belangrijkste verschil tussen het Engelse The Time Machine en het Amerikaanse

A Demigod is echter onmiskenbaar dat, hoewel beide boeken zich richten op positieve eugenetica, het Engelse boek hier kritisch op is, terwijl het Amerikaanse boek dit juist prijst.

The Time Machine is zeer pessimistisch geschreven, en is met recht een dystopie te noemen, terwijl A Demigod niet zo zeer een utopische maatschappij, maar wel een soort utopische mens beschrijft op zeer positieve wijze. Hoewel eugenetica in beide landen veel navolging kreeg, is gesteld dat de Amerikaanse eugenetische beweging groter en succesvoller werd – door bijvoorbeeld de ondersteuning van eugenetische wetgeving. De Amerikanen leken dus ontvankelijker voor eugenetische ideeën te zijn en deze met meer enthousiasme te ontvangen. In het algemeen sluiten de visies van deze twee vroege eugenetische romans hier goed bij aan. Hierbij moet echter wel kritisch opgemerkt worden dat deze ontwikkeling van het eugenetische succes in beide landen over langere termijn is bekeken, terwijl The

Time Machine en A Demigod uit de late negentiende eeuw afkomstig zijn, toen er nog geen echte eugenetische bewegingen waren ontstaan. Ook was er nog in geen van beide landen eugenetische wetgeving ingevoerd, en het is dan ook niet vreemd dat dit soort wetgeving in deze romans volledig afwezig is. Echter is het wel opvallend dat er in 1895 in Engeland al kritiek kwam op positieve eugenetica, terwijl een lovende roman hierover in Amerika al zo vroeg als 1886 goed werd ontvangen.

44


Eugenetica in de populaire cultuur in de periode 1910-1920

In dit hoofdstuk worden wederom een Engelse en een Amerikaanse roman besproken, beide afkomstig uit de jaren 1910. Om deze romans beter in hun context te kunnen plaatsen, wordt wederom eerst een beeld geschetst van hoe eugenetica in deze periode naar voren kwam in de populaire cultuur in Engeland en de Verenigde Staten. De twee grootste verschillen tussen eugenetica in de populaire cultuur in de jaren 1910 en in de periode ervoor, zijn dat het thema veel vaker en explicieter naar voren kwam, en dat het, door de opkomst van de filmcultuur, ook een rol in – Amerikaanse – films ging spelen. Dat eugenetica veel vaker een thema was in de populaire cultuur, kwam doordat in zowel Engeland als Amerika in deze periode een eugenetische beweging was ontstaan.193 Het onderwerp had een belangrijkere plaats ingenomen in het politieke en maatschappelijke debat, en het is dus niet verwonderlijk dat het ook steeds vaker opdook in romans en films. Voorbeelden van Engelse romans uit de jaren 1910 waarin eugenetica een rol speelt, zijn

The United States of the World van Trygaeus en Meleager: A Fantasy van H.M. Vaughan, allebei gepubliceerd in 1916. Beide zijn utopische romans waarin eugenetica op een positieve manier wordt gerepresenteerd. Een voorbeeld van een Engelse roman waarin eugenetica juist op kritische, satirische wijze wordt benaderd, is Netta Syretts Drender’s

Daughter uit 1911.194 Ook in Amerikaanse romans uit de jaren tien komt het thema naar voren. Zo schreef Jean Webster in 1912 Daddy-Long-Legs en in 1915 het vervolg, Dear Enemy. Beide boeken laten de positieve kanten van eugenetica zien, en kunnen daarom worden opgevat als een pleidooi hiervoor.195 Ook in Milo Milton Hastings’ verhaal “In the Clutch of the War-God”, dat in 1911 als serie in het tijdschrift Physicial Culture werd gepubliceerd, speelt eugenetica een, hoewel bescheiden, rol. In dit verhaal, waarin fysiek superieure mensen worden beschreven, is eugenetica eveneens op een positieve manier afgebeeld.196 Victor Rousseau 193 Garland E. Allen, ‘Eugenics as an International Movement’, p. 224. 194 Brian Stableford, Science Fact and Science Fiction, p. 167. 195 Karen A. Keely, ‘Teaching Eugenics to Children: Heredity and Reform in Jean Webster’s Daddy-Long-Legs and Dear Enemy’, The Lion and the Unicorn, nr. 2 (2004), pp. 364, 372. 196 Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, pp. 350-351.

45


Emanuel echter – die was geboren in Engeland maar een groot deel van zijn leven in Amerika heeft gewoond en daarom als Amerikaanse auteur wordt gezien – schreef juist een kritische roman over eugenetica. In zijn The Messiah of the Cylinder uit 1917 schetst hij een door eugenetica gedomineerde dystopische maatschappij.197 Ook in de Amerikaanse filmcultuur van de jaren 1910 is eugenetica zichtbaar – dit thema was in het algemeen populair in Amerikaanse films tussen 1900 en 1935. Omdat de Engelse filmcultuur in de jaren 1910 echter nog niet zo ontwikkeld was als de Amerikaanse, is er over eugenetische thema’s in Engelse films in deze periode niets duidelijks te zeggen. In Amerikaanse films uit de jaren tien is eugenetica juist veelvuldig en in verschillende genres terug te vinden: zo werden er ten eerste comedy’s uitgebracht die de spot dreven met eugenetica. In dit genre bood het idee dat een eugenetische wetenschapper, in plaats van mensen zelf, zou bepalen wie met elkaar konden trouwen, genoeg mogelijkheden tot lachwekkende scènes. Voorbeelden van dit soort comedy’s zijn de Amerikaanse films

Eugenics at the Bar "U" Ranch uit 1914, Snakeville 's Eugenic Marriage uit 1915, en Their Mutual Child uit 1920.198 Daarnaast werden er in Amerika veel speelfilms gemaakt die eugenetica propageerden, zoals de films The Escape en For Those Unborn uit 1914, Heredity uit 1915, Married in Name Only uit 1917, en de bekende film The Black Stork uit 1917.199 Deze laatste film draait om twee geliefden die op eugenetische gronden niet geschikt zijn voor een huwelijk met elkaar, maar, ondanks waarschuwingen van een dokter, toch trouwen en een kind krijgen. Het pasgeboren kind blijkt inderdaad zulke erge afwijkingen te hebben, dat het direct geopereerd moet worden om in leven te blijven. De dokter, als ultieme eugeneticus, weigert echter deze operatie uit te voeren. De in eerste instantie wanhopige moeder krijgt dan een visioen waarin ze de toekomst van het kind ziet, die vol kwellingen, ellende en criminaliteit is. Hierdoor ziet ze in dat de dokter gelijk heeft en is ze overtuigd van het eugenetische doel. Wat deze film extra opvallend maakt, is dat de dokter wordt gespeeld door Harry J. Haiselden, die in het echte leven ook dokter en eugeneticus was, en berucht was omdat hij daadwerkelijk levensreddende behandelingen weigerde uit te voeren bij ‘misvormde’ kinderen.200

197 Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, pp. 642-643. 198 David A. Kirby, ‘The New Eugenics in Cinema: Genetic Determinism and Gene Therapy in “GATTACA”’, Science Fiction Studies, nr. 2 (2000), p. 194. 199 Ibidem; Martin S. Pernick, The Black Stork: Eugenics and the Death of “Defective” Babies in American Medicine and Motion Pictures since 1915, Oxford: Oxford University Press 1996, pp. 5-6, 134-135. 200 Martin S. Pernick, The Black Stork, pp. 3-6.

46


Aan de andere kant kwam er ook een aantal films uit dat juist tegen eugenetica pleitte, zoals de in 1916 uitgebrachte Amerikaanse film The Regeneration of Margaret.201 De populaire cultuur, en met name de filmcultuur, kan zelfs worden gezien als het terrein waarop conflicterende visies met betrekking tot eugenetica met elkaar in strijd gingen.202 Eugenetica speelde in de populaire cultuur van zowel Engeland als Amerika dus een rol in de jaren 1910. In de fictieliteratuur van beide landen zijn verschillende voorbeelden te vinden van romans die zowel een positief als een negatief beeld van eugenetica schetsen. Hoewel niet te stellen is dat de Amerikaanse fictie in de jaren 1910 vooral positief, en de Engelse fictie vooral negatief tegenover eugenetica stond, kan wel gezegd worden dat er in Amerikaanse fictie vaker positief dan negatief over eugenetica geschreven werd, terwijl in Engelse romans niet één visie duidelijk de overhand heeft. Wat films betreft zijn er geen Engelse films uit de jaren 1910 bekend waarin eugenetica centraal staat. In Amerikaanse films uit deze periode komt dit thema juist vaak naar voren – soms op negatieve, satirische of komische wijze, maar toch overwegend op een positieve, propagerende manier. Rose Macaulay Het eerste boek dat in dit hoofdstuk besproken wordt, is het in 1918 gepubliceerde What

Not: A Prophetic Comedy van Rose Macaulay. Rose Macaulay (1881-1958) was een in Rugby geboren Engelse schrijfster en feministe, het tweede kind uit een gezin van zeven kinderen. In 1887 verhuisde het gezin – dat toen nog zes kinderen telde – naar Italië, waar het klimaat beter zou zijn voor Macaulay’s zieke moeder Grace. Toen haar gezondheid beterde, besloot het gezin in 1894, vlak voor Macaulay’s dertiende verjaardag, terug naar Engeland te keren. Hier ging Macaulay naar de Oxford High School for Girls, waarna ze naar Somerville College aan Oxford University ging om geschiedenis te studeren.203 Ze haalde echter haar laatste examens hiervan niet, en ging weer thuis wonen.204 Een paar jaar later, in 1906, publiceerde ze haar eerste boek, Abbots Verney, dat erg goed werd ontvangen.205 Haar carrière als schrijfster zou maar liefst vijftig jaar duren, waarin ze

201 David A. Kirby, ‘The New Eugenics in Cinema’, p. 194. 202 Martin S. Pernick, The Black Stork, p. 127. 203 Sarah LeFanu, Rose Macaulay, pp. 1, 48; Constance Babington Smith, Rose Macaulay, London: Collins 1972, pp. 24, 37-38. 204 Constance Babington Smith, Rose Macaulay, pp. 43-46. 205 Ibidem, p. 51.

47


drieëntwintig romans, zes boeken met kritische essays, vier boeken over reizen en geschiedenis, twee gedichtenbundels, en vele brieven schreef. Tijdens haar leven was ze een succesvol schrijfster en werden veel van haar boeken goed gelezen. Opvallend aan Macaulay was dat ze vaak satirisch werk schreef om daarmee maatschappelijke kwesties aan de kaak te stellen.206 Zo verzette ze zich, als feministe, bijvoorbeeld tegen de maatschappelijke genderrollen, en werden veel van haar boeken dan ook gekenmerkt door het feit dat de hoofdpersonen zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen hadden. Ze gaf haar vrouwelijke protagonisten vaak mannennamen als John, Cecil, Stanley, Denham, Carey en Julian, en ‘mannelijke’ eigenschappen als rusteloosheid, intellectuele nieuwsgierigheid en een zucht naar avontuur. Mannelijke personen in Macaulay’s boeken waren juist vaak gevoelig en gul en hadden namen als Margery, Ruth, Jayne en Vere.207 Dit kan opgevat worden als een uiting van haar feministische streven naar een wereld waarin vrouwen zich net zoals mannen zouden kunnen gedragen, en zich zouden kunnen ontplooien tot, in de woorden van een van Macaulay’s protagonisten, “doctors, lawyers, human beings, everything…”208 Macaulay’s onconventionele gebruik van mannelijk- en vrouwelijkheid kan, naast haar feminisme, verklaard worden door haar eigen ‘mannelijke’ lichaam en androgyne geest.209 Al toen ze erg jong was, geloofde ze dat ze op zou groeien “to be a man”.210 Toen ze iets ouder was, droomde ze ervan om bij de marine te gaan.211 Veel van haar romans bevatten dus een autobiografische noot in de weerspiegeling van zowel haar feminisme als haar androgyne karakter. Hoewel Macaulay uiteindelijk nooit het leger in ging, deed ze wel vrijwilligerswerk in de Eerste Wereldoorlig als verpleegster, als “land-girl” in de landbouw, en later als ambtenaar in de War Office. Aan het begin van 1918 werd ze overgeplaatst naar het nieuwe Ministry of Information, waar ze voor het eerst haar grote liefde, Gerald O’Donovan, zou ontmoeten.212 Macaulay bleef haar hele leven ongehuwd, en hoewel er over haar werd gezegd dat het leek alsof ze geen interesse in mannen had, was ze voor een kwart eeuw hevig verliefd op O’Donovan. Ondanks het feit dat hij al getrouwd was, kregen ze een

206 Sarah LeFanu, Rose Macaulay, pp. 2-3, 6; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, p. 458. 207 Sarah LeFanu, Rose Macaulay, p. 2. 208 Jeanette N. Passty, Eros and Androgyny, p. 17. 209 Ibidem. 210 Constance Babington Smith, Rose Macaulay, p. 17. 211 Ibidem, p. 36. 212 Constance Babington Smith, Rose Macaulay, pp. 78-79, 83, 89.

48


geheime relatie, die pas eindigde met zijn dood in 1942.213 Hij maakte een belangrijk deel uit van haar leven en vormde een inspiratie voor een groot aantal van haar romans.214 Hoewel Macaulay in haar leven geen expliciete uitspraken heeft gedaan over haar visie op eugenetica, is het zeer aannemelijk dat ze hier negatief tegenover stond, door niet alleen haar satirische en kritische houding hier tegenover in haar fictie, maar ook door haar persoonlijke karakter. Een kritische visie op eugenetica lijkt namelijk goed aan te sluiten bij haar zowel mentale als fysieke androgyne karakter, en haar weerstand tegen de maakbare genderrollen in de maatschappij. Dat ze de ultieme maakbaarheid van de mens in de vorm van eugenetica ook zou afwijzen, zou dus te verklaren kunnen zijn vanuit haar persoonlijke achtergrond.

What Not: A Prophetic Comedy Een van Macaulay’s satirische romans is What Not: A Prophetic Comedy uit 1918, waarin ze een op eugenetica gerichte dystopische maatschappij schetst. Hoewel Macaulay zelf inmiddels een bekende schrijfster was, had dit boek een middelmatige populariteit.215 Naast dat ze in What Not kritisch is op eugenetica, hekelt ze de extreme overheidsinvloed op de privélevens van burgers. Dit is al zichtbaar in de titel, die verwijst naar een uitspraak van een aangeklaagde in een zaak over het massaal inslaan van eten, die protesteerde: “It has come to a fine thing if people cannot live in their homes without being interfered with by the police… You are upsetting the country altogether with your Food Orders and What Not.” 216 Centraal in What Not staat de verboden liefde tussen Kitty en Chester. Dit thema vertoont duidelijk overeenkomsten met Macaulay’s eigen leven ten tijde van het schrijven van het boek, waarin ze niet kon trouwen met haar grote liefde Gerald O’Donovan, die al getrouwd was.217 Het verhaal speelt zich af in het Engeland van na de Eerste Wereldoorlog, waarschijnlijk in de late jaren 1920.218 Het land is in deze nabije toekomst veranderd in een autocratische staat, en het politieke en culturele leven wordt bepaald door eugenetica en het

213 214 215 216 217 218

Sarah LeFanu, Rose Macaulay, p. 3. Constance Babington Smith, Rose Macaulay, p. 96. Constance Babington Smith, Rose Macaulay, p. 93. Ibidem, p. 91; Frank Swinnerton, ‘Rose Macaulay’, The Kenyon Review, nr. 5 (1967), p. 601. Sarah LeFanu, Rose Macaulay, pp. 137-138. Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, p. 458.

49


nieuwe “Ministry of Brains”.219 De hoofdpersoon, Kitty Grammont, is werkzaam als schrijfster bij dit ministerie, dat erg invloedrijk is en veel propaganda op de burgers afvuurt. “The object of the Ministry of Brains was not to make people happy (that could be left to the Directorate of Entertainments), nor to make them good (that was up to the Church, now, to the great benefit of both, divorced from the State), but to further social progress and avert another Great War”.220

De eugenetische praktijken van het Ministry of Brains

Het Ministry of Brains houdt zich in de praktijk bezig met het zorgen voor, aan de hand van ingewikkelde regelementen, zo gunstig mogelijke huwelijken die zo gunstig mogelijk nageslacht voortbrengen. Om dit te reguleren zijn er bonussen voor de geboortes van baby’s van ouders die zich aan de regels hebben gehouden. Ouders die ‘ongereguleerde’ kinderen krijgen, worden daarentegen belast met een strafbelasting, waarbij de hoogte van de belasting stijgt bij ‘ergere’ overtredingen. Voor mensen die als niet geschikt worden gezien, betekent het krijgen van kinderen dus een financiële ondergang.221 Om alles goed te kunnen overzien, is de bevolking, gebaseerd op intelligentie, geclassificeerd in de categorieën A tot en met C. De categorie A wordt gevormd door mensen met een hoge intelligentie. Zij worden geacht een partner te kiezen uit de B2- of B3-categorie, welke worden gezien als “quite intelligent”. Als een A-persoon namelijk met een ander A-persoon of een B1-persoon trouwt, wordt dit gezien als “wasteful”, omdat er weinig mensen in deze categorieën vallen. Deze ouders krijgen dan ook veel lagere bonussen voor hun baby’s. Daarentegen wordt de samenleving juist verbeterd als een A-persoon zich met een B2- of B3-persoon voortplant, omdat het nageslacht van deze B-persoon dan naar een hoger niveau wordt getild. Als een persoon in de categorie C1, C2 of C3 valt, kunnen zijn baby’s helemaal geen aanmoediging in de vorm van een bonus krijgen, tenzij de ‘domheid’ van de baby’s door een A-persoon zou zijn ‘verminderd’. Als een C-persoon echter kinderen krijgt met een partner uit zijn eigen categorie, wordt hij zelfs zwaar beboet. Personen die in een ‘lagere’ categorie dan C3 vallen, worden “uncertificated” genoemd. Als zij kinderen krijgen, worden zij nog zwaarder beboet, ongeacht met wie zij zich voortplanten. Als zo’n persoon drie of meer kinderen 219 Ibidem. 220 Rose Macaulay, What Not: A Prophetic Comedy, London: Constable and Co. 1918, p. 10. 221 Rose Macaulay, What Not, p. 12.

50


krijgt, wordt hij zelfs veroordeeld tot een gevangenisstraf. (Hoewel het ministerie nog niet lang genoeg bestaat om iemand hiervoor naar de gevangenis te hebben gestuurd.) Tot slot zijn ook de families van personen uit de ‘lagere’ categorieën uitgesloten van het krijgen van kinderen. “You were uncertificated for matrimonial purposes not only if you were very stupid, but if, though yourself of brilliant mental powers, you had actual deficiency in your near family. If you were in this case, your form was marked ‘A (Deficiency).’”222

De verboden liefde tussen Kitty en Chester

Als Kitty gaat werken aan een de “Explanation Campaign”, waarbij aan mensen op het platteland de wil van de overheid wordt ‘uitgelegd’, ofwel gepropageerd, brengt ze ineens veel tijd door met haar baas, Nicholas Chester, de “Minister of Brains”. Kitty merkt op dat de in principe professionele relatie tussen hen zich snel ontwikkelt. Na een klein ongeluk met een “street aero”, een soort futuristische bus, waar ze beiden inzitten, en Chester even vreest voor Kitty’s leven, kan hij zich niet meer inhouden en biecht hij op dat hij verliefd op haar is, waarop Kitty toegeeft dat ze hetzelfde voelt.223 Ze zijn het er echter over eens dat dit hen in een lastige, zo niet onmogelijke positie zou brengen en besluiten daarom vriendschappelijk met elkaar om te blijven gaan. Behalve dat hun positie binnen het ministerie hun liefde ongepast zou maken, is Chester aangemerkt als “uncertificated” omdat hij geestelijk beperkte familieleden heeft, en hij dus uitgesloten is van het huwelijk.224 Echter, na een tijdsprong van zes maanden in het verhaal, komen Kitty en Chester erachter dat hun liefde, ondanks hun pogingen het te laten bekoelen, alleen maar opgebloeid is. Chester stelt voor om in het geheim te trouwen, maar Kitty is terughoudend en vreest dat dat ooit aan het licht zal komen. Om het henzelf niet moeilijker te maken, besluiten ze emotioneel om helemaal geen contact meer te hebben. Chester vraagt haar: What’s the good of meeting, just to repeat this sort of scene again and again, and hurt each other? We’ve reached the breaking point; I can’t bear any more… I think we’d better leave it that you let me know when you change your mind and will marry me. You will, won’t you, when you do?’ […] For a moment they clung together, holding each other close. He

222 Ibidem, pp. 12-13; Sarah LeFanu, Rose Macaulay, p. 137. 223 Rose Macaulay, What Not, pp. 111-113, 126-128. 224 Ibidem, pp. 129-130, 181; Everett Franklin Bleiler en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years, p. 458.

51


said, ‘My dearest dear, I love you. Can’t you? … can’t you? …’ and she whispered, very pale, ‘I love you. I think I worship you,’ and laid her cheek on his hand, so that he felt her tears.225

Omdat Kitty zich op het ministerie erg bewust is van Chesters nabijheid, besluit ze op zoek te gaan naar een andere baan. Ze vindt een baan als reizende reporter voor Intelligence, een wekelijks blad dat verbonden is met het ministerie en hierover wekelijkse updates geeft. 226 Zo weet ze Chester lange tijd te ontlopen. Als Kitty en Chester elkaar na een poos echter weer ontmoeten, voelen beiden zich “hot and pale” en zegt Chester: “‘My dear – my dear. […] My dearest, this has got to stop. I can’t stand it. We’ve got to marry.’ Kitty said, ‘Oh well. I suppose we have.’ She was too hot, too limp, too tired, to suppose anything else.” 227 Zo geven de twee uiteindelijk hun weerstand op, en besluiten ze in het geheim te trouwen, onder valse namen. Na hun bruiloft vertrekken ze voor een korte vakantie naar Italië.228 Als ze terugkeren, breekt – toevallig genoeg – een lastige tijd aan voor het ministerie. De meerderheid van de bevolking ziet geen nut in het werk van het ministerie, en verschillende groeperingen beginnen zich zelfs af te zetten tegen de wetgeving. Op een gegeven moment richt de pers zich persoonlijk op Chester, de Minister of Brains. Het duurt dan ook niet lang voordat velen een vermoeden hebben van zijn geheim.229 Niet veel later breekt er een revolutie uit, en geeft Chester voor een protesterende groep mensen toe dat hij “not certificated for marriage”, maar toch getrouwd is.230 De woedende menigte steekt vervolgens het ministerie in brand en begint in te slaan op Chester, “the man who dares to dictate to the people of Britain who they may marry and what kids they may have, and then goes and gets married himself, breaking his own laws […].”231 Chester herstelt van dit geweld, maar heeft zijn reputatie en zijn baan verloren. Het ministerie blijft bestaan, maar is zijn prominente plaats in de samenleving kwijtgeraakt. Chester vraagt zich zelfs af hoelang het ministerie nog had bestaan, als hij niet zijn eigen wet had gebroken. “The Ministry was down and under, in any case. People were determined

225 226 227 228 229 230 231

Rose Macaulay, What Not, pp. 148-153. Ibidem, pp. 157, 169-171. Ibidem, pp. 177-179. Ibidem, pp. 179-180, 182-183. Rose Macaulay, What Not, pp. 196-198, 202-210. Ibidem, pp. 219-220. Ibidem, pp. 221-224.

52


not to stand laws that inconvenienced them – as I was,” zegt hij.232 Het grootschalige eugenetische project is samen met Chester ten val gekomen. Dit zorgt echter juist voor een goede afloop van het verhaal, omdat Kitty en Chester beiden inmiddels tot inkeer zijn gekomen en de eugenetische praktijken als iets slechts beschouwen. Ze richten zich op belangrijkere zaken, zoals liefde en een gezinsleven, en blijven bovendien gelukkig getrouwd. Perspectief en focalisatie in What Not: A Prophetic Comedy

Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van de alwetende verteller. Als lezer kijk je veruit het meest mee met Kitty Grammont, omdat haar verhaal, met haar liefde voor Chester, een belangrijke rode draad is in het verhaal. Het eerste personage dat in het boek aan bod komt en met wie de lezer ook geregeld meekijkt, is echter Ivy Delmer. Zij is ook een werknemer bij het ministerie, en kijkt, met haar iets lagere functie, tegen Kitty op. Voor de lezer komen beide vrouwen erg sympathiek over. Het verhaal is zo gevormd dat de lezer zich ook erg inleeft in de liefde tussen Kitty en Chester, en hoopt – en ook deels verwacht – dat zij uiteindelijk bij elkaar komen. Hoewel Ivy een minder belangrijke rol speelt, is een essentiële scène in het verhaal het moment dat zij aan Kitty opbiecht dat ze verliefd is op iemand met wie ze niet mag trouwen omdat zij een B3 en hij een C1 is. Ze zit hier erg mee, en zegt dat “to give each other up would mean spoiling both our lives”.233 Kitty laat dan doorschemeren dat ze wel begrip heeft voor Ivy’s situatie. Doordat beide vrouwen erg sympathiek over komen, voelt de lezer erg mee met hun lastige situaties, en is de lezer nog sneller geneigd om ook kritisch tegenover de eugenetisch praktijken van het Ministry of Brains te staan. Macaulay heeft de focalisatie in dit boek dus met een duidelijke reden gekozen. Analyse van eugenetica in What Not: A Prophetic Comedy

Hoewel de focus op de verboden liefde tussen Kitty en Chester ligt, speelt eugenetica een grote rol in What Not: zonder de op eugenetica gerichte samenleving zou hun liefde immers

232 Ibidem, p. 226-228. 233 Rose Macaulay, What Not, p. 199.

53


niet verboden zijn. In het boek komt zowel negatieve als positieve eugenetica op grote schaal aan bod, en wordt het woord “eugenics” zelfs letterlijk gebruikt.234 De overheid regelt niet alleen ‘gunstige’ huwelijken en voortplanting, maar is misschien nog wel strenger in haar regelementen om ‘ongeschikte’ huwelijken en baby’s te voorkomen. Opvallend is dat, in tegenstelling tot het idee dat sommige eugenetici hadden dat degeneratie fysiek zichtbaar was, in What Not erg lelijke mensen juist een hoog aanzien kunnen hebben. Een voorbeeld dat in het boek wordt genoemd, is: “You must marry Miss Bryte-Braynes, who has too few teeth and squints, and I must accept Mr. Brilliantine, who puts too much oil in his hair. For beauty is only skin-deep, but wisdom endures for ever. We must THINK OF POSTERITY.”235 De eugenetica is dus puur gericht op intelligentie. In het boek wordt niet expliciet vermeld of de eugenetica op het lamarckisme of het mendelisme is gebaseerd, maar het meest waarschijnlijke gedachtegoed dat gebruikt wordt, is het lamarckisme, dat in de jaren 1910 in Engeland ook de meeste aanhangers had. Dit is aannemelijk omdat het Ministry of Brains de burgers oplegt om hun “Mind Training Course” te volgen, waarbij de intelligentie van de burger verbeterd zou kunnen worden. Op een propagandaposter is te lezen: “Improve your Brains! Go in for the Government Course of Mind Training! It will benefit you, it will benefit your country, it will benefit posterity. Old Age must come. But it need not be a Doddering Old Age. Lay up Good Mental Capacities to meet it, and make it a Fruitful and Happy Time.”236 Er wordt echter nergens in het boek duidelijk vermeld of burgers hierdoor ook echt in een hogere categorie terecht kunnen komen. De uitgebreide overheidspropaganda voor deze Mind Training impliceert echter wel dat mensen zichzelf, door middel van hun intelligentie, nog kunnen verbeteren tijdens hun leven, wat in lijn is met het lamarckisme. Dat Macaulay kritisch is op zowel positieve als negatieve eugenetica is duidelijk zichtbaar in het satirische verhaal dat de absurditeit van het gebruik van eugenetica in de praktijk blootlegt; zelfs de hoogste minister van het eugenetische programma weet zich niet aan zijn eigen wetten te houden. Ook wordt er in het boek veel gesproken over hoe slecht de ‘geestelijk beperkten’ voor de samenleving zijn, maar pas aan het eind van het boek, als Kitty en Chester zijn ouders bezoeken, komt dit ‘grote kwaad’ voor het eerst echt in beeld in de vorm van Chesters gehandicapte tweelingzusje, die lief en onschuldig blijkt te zijn. 234 Ibidem, p. 22. 235 Ibidem, pp. 67-68. 236 Ibidem, p. 36.

54


“She was harmless; she was even doing crochet work; and her face was the face of Chester uninformed by thought.”237 Rose Macaulay laat in alle facetten van haar verhaal dus zien hoe absurd een dergelijk eugenetisch programma in de praktijk zou zijn, en heeft met What

Not een van de vroege echt kritische romans over eugenetica geschreven. Charlotte Perkins Gilman

Het laatste boek dat hier wordt besproken, is Charlotte Perkins Gilmans (1860-1935)

Herland uit 1915. Charlotte Perkins Gilman was een Amerikaanse schrijfster en feministe, en daarnaast een voorstander van eugenetica. Ze was geboren in armoede, en haar vader verliet het gezin toen ze nog jong was. Toen ze ouder werd, weigerde ze zich te conformeren aan de norm voor vrouwen om meteen te trouwen. Toen ze in 1882 Charles Stetson ontmoette en hij haar ten huwelijk vroeg, wees ze hem dan ook af. Ze vreesde dat een huwelijk haar wens om haar leven te wijden aan “public service” zou belemmeren, en schreef aan Stetson: “I am meant to be useful & strong, to help many and do my share in the world’s work, but not to be loved.”238 Stetson hield echter vol, en in 1884 trouwden ze uiteindelijk toch. Binnen een jaar kreeg Perkins een dochter, Katherine, waarna ze in een diepe depressie belandde. In 1887 besloten Perkins en Stetson uit elkaar te gaan, waarna Perkins met haar dochter naar Californië vertrok om te schrijven en lezingen te geven over de gemarginaliseerde status van vrouwen. De scheiding werd gezien als schandelijk omdat het “amicable and seemingly without cause” was.239 In Californië vond Perkins het moeilijk om haar werk met het moederschap te combineren, en toen Katherine negen was, droeg ze de voogdij over aan haar Stetson. Dit zorgde ervoor dat Perkins nu ook veel kritiek op haar moederschap kreeg: veel tegenstanders noemden haar een “unnatural mother”.240 Uit deze periode is Perkins’ bekendste boek, Women and Economics, gepubliceerd in 1898, afkomstig. Dit boek werd al snel in zeven talen vertaald, en bezorgde haar een internationale reputatie.241 In 1900 trouwde ze opnieuw, met George Gilman, en verhuisde ze naar New York, waar ze lezingen bleef geven en veel bleef schrijven. Zo publiceerde ze in 1900

237 Rose Macaulay, What Not, p. 234. 238 Douwe Fokkema, Perfect Worlds: Utopian Fiction in China and the West, Amsterdam: Amsterdam University Press 2011, pp. 265-266. 239 Ibidem, p. 266; Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. viii. 240 Douwe Fokkema, Perfect Worlds, p. 266. 241 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. viii.

55


Concerning Children; in 1903 The Home: Its Work and Influence, in 1904 Human Work, en in 1911 Man Made World: Or Our Androcentric Culture.242 In 1909 publiceerde ze voor het eerst de Forerunner, haar eigen maandelijkse tijdschrift, waarin in 1915 haar verhaal

Herland voor het eerst, als serie, verscheen.243 Perkins was als schrijfster zowel succesvol en bekend als berucht. Ze genoot gedurende haar leven echter vooral bekendheid door haar, vaak feministische, speeches en lezingen.244 Na een, naar het leek gelukkige, tijd in New York, verhuisden Perkins en haar man in 1922 naar Norwich, Connecticut. George Gilman overleed echter plotseling in 1934, twee jaar nadat Perkins erachter was gekomen dat ze zelf leed aan kanker. In 1935 voltooide ze haar autobiografie, The Living of Charlotte Perkins Gilman, waarna ze afscheid nam van haar familie en zichzelf om het leven bracht met chloroform. Haar belangrijkste nalatenschap is haar grote aantal gepubliceerde werken. Hierin is haar gedachtegoed terug te zien, waarin socialisme en feminisme gecombineerd worden – hoewel ze zichzelf liever als humanist dan als feminist beschreef, want “it is only in social relations that we are human... to be human, women must share in the totality of humanity's common life”. 245 Daarnaast is in verschillende van haar verhalen te zien dat ze erg geïnspireerd was door Edward Bellamy’s utopische roman Looking Backward en de hieruit volgende “Nationalist Movement”, waarin Bellamy’s socialistische idealen werden bepleit. Perkins was een tijd een fanatieke aanhanger van deze beweging omdat het gedachtegoed hiervan goed overeenkwam met haar socialistische en feministische visies.246 Tot slot was Perkins een groot voorstander van eugenetica, wat in haar werken, met name in Herland, duidelijk zichtbaar is. Ze sprak zich openlijk uit over haar enthousiasme voor eugenetica, omdat dit in haar ogen een manier kon zijn om collectief voor de verbetering van mens en samenleving te zorgen. Ze pleitte vooral voor de verbetering van het menselijk ras door middel van geboortebeperking en sterilisatiewetgeving. Hierbij vond ze, zoals veel voorstanders van eugenetica, het belang van het collectief zwaarder wegen dan de rechten van het individu.247 Haar persoonlijke visie op eugenetica komt het best naar voren in haar essay “What May We Expect From Eugenics?” uit 1914, waarin ze

242 243 244 245 246 247

Ibidem; Douwe Fokkema, Perfect Worlds, p. 266. Douwe Fokkema, Perfect Worlds, p. 266. Cynthia Davis, Charlotte Perkins Gilman, pp. xii-xiii. Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. ix. Gary Scharnhorst, Charlotte Perkins Gilman, Boston: Twayne Publishers 1985, pp. 20-27, 90. Gary Scharnhorst, Charlotte Perkins Gilman, pp. 65, 89.

56


beargumenteert dat “the legal sterilization of the unfit […] is now accepted as wise and just in many communities. […] That society has a right to thus arrest its own decay is questioned only by a few extreme individuals”.248 Hierin verdedigt ze dus het recht van overheden om de ‘ongeschikten’ uit de samenleving te verwijderen. Haar interesse voor eugenetica zou voort kunnen komen uit haar wens naar raciale zuiverheid. Ze geloofde, zoals vele Amerikaanse eugenetici in haar tijd, dat de buitenlandse immigranten die het land overspoelden de raciale zuiverheid van de ‘echte’ Amerikanen, de “Anglo-Saxons”, zouden aantasten. Ze heeft zelfs ooit gezegd: “I am an Anglo-Saxon before everything.”249 Dat ze erg racistische opvattingen had, die goed aansluiten bij haar eugenetische visies, is onder andere te lezen in haar boek Women and Economics en haar artikel “A Suggestion on the Negro Problem”.250

Herland Perkins’ feminisme, eugenetische gedachtegoed, en voor die tijd controversiële ideeën over het moederschap komen onder andere naar voren in Herland. Dit boek schreef ze omdat ze vastbesloten was haar sociale visie te beschrijven in een roman die aantrekkelijk was voor het grote publiek.251 Omdat het genre van de utopische roman haar hiervoor het meest geschikt leek, schetste ze in Herland een sociale utopie, bewoond door alleen vrouwen die collectief hun eigen en elkaars kinderen opvoeden.252 Het boek bleek inderdaad aantrekkelijk te zijn voor een groot publiek: het werd goed ontvangen en werd Perkins’ best gelezen utopische roman.253

248 Cynthia Davis, ‘His and Herland: Charlotte Perkins Gilman “Re-presents” Lester F. Ward’, in: Lois A. Cuddy en Claire M. Roche, Evolution and Eugenics in American Literature and Culture, 1880-1940: Essays on Ideological Conflict and Complicity, Lewisburg: Bucknell University Press 2003, p. 84. 249 Katherine Fusco, ‘Systems, Not Men: Producing People in Charlotte Perkins Gilman’s “Herland”’, Studies in the Novel, nr. 4 (2009), p. 422; Cynthia Davis, Charlotte Perkins Gilman, p. 228. 250 Katherine Fusco, ‘Systems, Not Men’, p. 422. 251 Dat Herland inderdaad aantrekkelijk was voor een groot publiek, blijkt uit het feit dat er tegenwoordig nog veel lezers en zelfs ‘aanhangers’ van het boek zijn: er is zelfs een feministische groepering op Facebook, met meer dan 5600 leden, die plannen heeft om een “Herland feminist ecovillage” in het echt op te zetten. Ze beschrijven hun doelstelling als volgt: “This group is designed to unite a community of people, who want to live a life close to nature, in peace love and harmony. We want to live in a community where we can freely live outside of the constraints of any currently existing societies, and yet be safely assured that we are all looking out for each other. A community that guarantees our descendants a happy and safe home no matter what could happen, whether it be a man-made crisis or a natural disaster. The Community will be based in an English speaking location in South America, and will closely resemble The Feminist Novel Herland by Charlotte Perkins Gilman”; Zonder auteur, ‘Herland Feminist Ecovillage’, https://www.facebook.com/groups/herlandcommune, geraadpleegd op 1 juni 2016. 252 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. xii. 253 Cynthia Davis, Charlotte Perkins Gilman, p. 306.

57


Het verhaal, dat zich in de tijd van de auteur zelf afspeelt, volgt de onderzoekers Terry, Jeff en Vandyck, of “Van”, de verteller, op een expeditie. Herland is hierdoor bij uitstek een voorbeeld van fictionele “travel writing”, waarbij achteraf verslag is gedaan van de belevenissen van de tocht.254 De drie mannen horen onderweg verhalen over een land dat alleen bewoond wordt door vrouwen, en besluiten hiernaar op zoek te gaan. Als ze het land, dat ongeveer de grootte van Nederland heeft en tussen verschillende bergen in ligt, betreden, worden ze echter vrij snel gevangengenomen. Ze worden gedwongen er te blijven totdat ze de taal hebben geleerd, en ze aan de vrouwen alles hebben verteld over hun leven en maatschappij buiten het vrouwenland. De mannen hadden verwacht dat een land waar alleen vrouwen woonden een chaos zou zijn. "But they look—why, this is a CIVILIZED country! […] There must be men."255 Ze komen er echter achter dat er werkelijk geen mannen wonen, en dat de vrouwen juist en geweldige samenleving hebben gecreëerd. Omdat er geen mannen zijn, participeren alle vrouwen ook volledig in het economische en politieke leven.256 Na een mislukte ontsnappingspoging blijven Terry, Jeff en Van in Herland en leren ze er alles over het leven en de gebruiken van de vrouwen. Het boek bestaat dan ook vooral uit lange beschrijvingen van hoe de Herlanders en de drie mannen om en om de gewoonten van hun eigen werelden uitleggen. De mannen komen erachter hoe de vrouwen zich al tweeduizend jaar zonder mannen weten voort te planten. Zo’n tweeduizend jaar geleden was Herland een land bevolkt door zowel mannen als vrouwen, waarin slaven werden gehouden, en dat interactie had met de buitenwereld. Echter vond er tijdens een oorlog, waarbij de mannen in de bergpassage streden om hun gebied te behouden, een vulkaanuitbarsting plaats die de gehele bergpassage, de enige weg naar buiten, compleet opvulde. Bijna alle mannen van het land kwamen hierbij om, en bovendien was het land nu ommuurd door bergen. Praktisch de enige mannen die nog over waren in het land zelf, waren slaven. Zij zagen dit als hun kans om in opstand te komen, en vermoordden de paar overgebleven mannen – hun bezitters – en zelfs de jongste jongens, en alle oude en volwassen vrouwen. De slaven wilden het land voor zichzelf houden met alleen nog jonge vrouwen en meisjes. Deze overgebleven vrouwen en meisjes waren echter woedend door zoveel tegenslagen, en doodden de brute slaven, waardoor er letterlijk niemand over was 254 Manfred Beller en Joep Leerssen, Imagology, p. 446. 255 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 11. 256 Katherine Fusco, ‘Systems, Not Men’, p. 420.

58


“on this beautiful high garden land but a bunch of hysterical girls and some older slave women.”257 Dit zorgde voor een periode van pure wanhoop: hoewel de bergen hen scheidden van hun vijanden, hielden deze hen ook gevangen in de vallei. Na een aantal jaar gebeurde er echter een wonder: een van de vrouwen beviel van een kind. Dit werd gezien als een gift van goden, en de vrouw werd onder strikt toezicht in de Tempel van Maaia – hun god van het moederschap – geplaatst. Uiteindelijk zette zij vijf kinderen, allemaal meisjes, op de wereld. Deze meisjes kregen op hun beurt, vanaf dat zij vijfentwintig waren, ook elk vijf dochters.258 Dit proces ging zo door en vanuit de ene “First Mother” ontstond er een nieuw ras – totdat het land vol raakte en geconfronteerd werd met het probleem van “the pressure of population”.259 Eugenetica in de Herlandmaatschappij

Dit probleem werd niet opgelost door een “struggle for existence” omdat dit zou resulteren in een eeuwigdurende strijd waarbij bovendien een groot deel van de bevolking altijd ondervoed zou zijn en een grote onderlaag van “paupers” en “degenerates” zou ontstaan. Dit was voor het collectief dus niet gunstig. Daarom kwamen de vrouwen voor overleg bij elkaar en rekenen ze uit hoeveel mensen het land kon dragen zonder dat daarbij hun kwaliteit van leven – hun vrede, comfort, gezondheid, schoonheid en vooruitgang – verloren zou gaan. “That is all the people we will make,” werd er besloten.260 Dit toont aan, wat in het gehele boek steeds terugkomt, hoe de hele maatschappij van Herland gericht is op het collectief. Alleen de best geschikte vrouwen mochten vanaf dit moment nog moeder worden; hierin is eugenetica in de puurste vorm zichtbaar in Perkins’ utopie. In het boek wordt de geboortebeperking die volgde letterlijk als “negative eugenics” beschreven.261 Deze ging als volgt: het moederschap werd gezien als “the highest social service”, en de meerderheid van de bevolking werd toegestaan één kind te krijgen. “Those held unfit are not allowed even that; and that to be encouraged to bear more than one child is the very highest reward and honor in the power of the state.” Hierin is zowel het positieve als negatieve eugenetische 257 258 259 260 261

Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 55. Ibidem, p. 56. Ibidem, p. 68. Ibidem; Katherine Fusco, ‘Systems, Not Men’, p. 427. Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 69.

59


gedachtegoed duidelijk zichtbaar: de ‘goed geschikten’ mochten zich voortplanten, terwijl de ‘best geschikten’ zelfs gestimuleerd werden om meer nageslacht te produceren, en de “unfit” helemaal geen kinderen mochten krijgen. In het boek wordt echter nergens expliciet genoemd wat de criteria voor deze ‘geschiktheid’ zijn. Wat voor de vrouwen het ‘meest geschikt’ is, blijkt daarom het best uit de Herlandidealen die Van opsomt: “Such high ideals as they had! Beauty, Health, Strength, Intellect, Goodness—for those they prayed and worked.”262 Omdat hun idealen in voortplanting dus nergens specifiek worden genoemd, is het aannemelijk dat de vrouwen ook in hun voortplanting naar deze idealen streven. Ook de eigenschappen die een persoon “unfit” maken, komen nergens expliciet naar voren, behalve in dat er genoemd wordt dat de negatieve eugenetica ervoor heeft gezorgd dat er geen ‘debielen’ en criminelen meer zijn in Herland. Opvallend is echter wel dat Perkins een bij uitstek eugenetisch vocabulaire gebruikt: niet alleen wordt “negative eugenics” letterlijk genoemd, ook de voor eugenetici bekende termen “unfit”, “paupers” en “degenerates” komen aan bod.263 Deze laatste twee termen hebben echter geen betrekking op het echte leven in Herland, maar worden gebruikt om een hypothetische situatie te beschrijven, die voorkomen kon worden doordat de vrouwen hun geboortebeperkende maatregelen op tijd hadden ingevoerd. Door deze maatregelen is er in Herland dus nooit sprake geweest van een onderklasse waar de vrouwen hun negatieve eugenetica op konden richten. Wat ze naast de ‘debielen’ en criminelen dan onder de “unfit” verstaan, en waar ze hun negatieve eugenetica precies op richten, wordt in het boek dus niet geheel duidelijk. De manier waarop het aantal geboorten beperkt kon worden, was erg simpel in Herland. Hoewel alle vrouwen in het begin ieder vijf dochters kregen, hoefden er geen sterilisaties of abortussen uitgevoerd te worden om dit te voorkomen. Voordat een vrouw zwanger wordt in Herland, is er een periode van “utter exaltation”, waarin de toekomstige moeder zich totaal concentreert op haar verlangen naar het kind en extreem uitkijkt naar het moederschap. Een vrouw die nog geen moeder is geworden, kan deze gevoelens echter onderdrukken door zich bezig te houden met zwaar fysiek en mentaal werk en vooral door haar verlangens te vervullen met het zorgen voor de baby’s die er al in Herland zijn. Door haar eigen verlangen naar een kind zo te onderdrukken, kan ze voorkomen dat ze zelf moeder wordt. De geboortebeperking in Herland ging dus erg makkelijk: “When a woman

262 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 59. 263 Ibidem, pp. 68-69.

60


chose to be a mother, she allowed the child-longing to grow within her till it worked its natural miracle. When she did not so choose she put the whole thing out of her mind, and fed her heart with the other babies.”264 Zo werd het aantal vrouwen in Herland succesvol beperkt, waardoor het land genoeg bood voor iedereen: van voedsel tot ruimte. Nu de kwantiteit in Herland optimaal was, begonnen de vrouwen te werken aan de kwaliteit van de bevolking – hoewel de verbetering van de bevolking in essentie al begonnen was met het feit dat alleen de beste vrouwen moeder mochten worden. Aan de verdere verbetering van de kwaliteit van de bevolking wordt ten tijde van het verhaal al vijftienhonderd jaar gewerkt, waardoor de fysiologie, hygiëne, volksgezondheid, psychologie en fysieke cultuur allemaal geperfectioneerd zijn. Ziekten zijn bijna volledig onbekend in Herland, waardoor de geneeskunde praktisch helemaal verloren is gegaan. Daarnaast ontwikkelen de vrouwen zich nog altijd gestaag in hun geestelijke capaciteiten, wilskracht en sociale, collectieve toewijding.265 Deze verbetering van de bevolking heeft naast een positieve, echter ook een negatieve eugenetische kant. De negatieve eugenetica, die al begonnen was met de geboortebeperking waarbij de “unfit” zich niet mochten voortplanten, wordt ook nog steeds toegepast in Herland, hoewel er dus niet duidelijk naar voren komt waar deze zich precies op richt. Er wordt dus zowel positieve als negatieve eugenetica in Herland gebruikt om de utopische samenleving te creëren. “Social motherhood” en drie huwelijken

In het hele boek wordt duidelijk dat Herland een extreem collectieve maatschappij heeft. Het feit dat de vrouwen gezamenlijk voor alle kinderen zorgen, draagt hieraan bij. Er kan daarom ook gesproken worden van een “social motherhood”.266 Het collectieve karakter blijkt ook uit het feit dat de vrouwen hun kinderen geen achternamen geven. Als Terry hen vraagt waarom, luidt het antwoord: “Because the finished product is not a private one. When they are babies, we do speak of them, at times, as ‘Essa’s Lato’, or ‘Novine’s Amel’; but that is merely descriptive and conversational. In the records, of course, the child stands in her own line of mothers; but in dealing with it personally it is Lato, or Amel, without 264 Ibidem, pp. 70-71. 265 Charlotte Perkins Gilman, Herland, pp. 71-72. 266 Douwe Fokkema, Perfect Worlds, p. 266.

61


dragging in its ancestors.”267 De vrouwen vormen dus een bewuste eenheid, die denkt in termen van de gemeenschap.268 Dit zorgt geregeld voor problemen in het verhaal, maar uiteindelijk weten de drie mannelijke hoofdpersonen toch drie vrouwen gedeeltelijk ‘los’ te maken van de gemeenschap en hen aan zich te binden. Van wordt goede vrienden met Ellador, Jeff met Celis en Terry met Alima. De mannen willen graag met hen trouwen, maar de vrouwen kennen uiteraard de huwelijkse ceremonie niet.269 De drie stellen trouwen uiteindelijk toch, maar de huwelijken blijken niet zonder uitdagingen te zijn. Ze zijn vooral gebaseerd op vriendschap, en de vrouwen begrijpen niet veel van de dingen die voor de mannen vanzelfsprekend zijn bij een huwelijk. Zo willen de vrouwen in plaats van een privéleven samen met hun mannen, liever deel uit blijven maken van het collectief van Herland. Jeff is een grote romanticus die de Herlandvrouwen erg idealiseert. Hij aanbidt Celis dan ook meer dan dat de twee een gelijkwaardig huwelijk hebben waarin ze elkaar helemaal begrijpen. Toch is hun huwelijk vrij succesvol en raakt Celis zelfs zwanger van Jeff, wat in het hele land gevierd wordt als een voorbeeld van de “New Motherhood”.270 Vans huwelijk wordt echter beschreven als het meest geslaagd: hij en Ellador begrijpen elkaar uiteindelijk het best en hun vriendschap groeit uit tot echte liefde. Bovendien ziet hij, in tegenstelling tot Jeff en Terry, zijn vrouw uiteindelijk als een “human being”, een medemens, in plaats van slechts een vrouw. Het huwelijk van Van en Ellador is daarom het meest gelijkwaardig en succesvol. Terry echter, heeft de grootste problemen in zijn huwelijk met Alima. Hij is er gedurende het hele verhaal van overtuigd dat vrouwen uiteindelijk bedwongen en overheerst moeten worden. Op een gegeven moment probeert hij Alima daarom te overmeesteren en haar te dwingen om van hem te houden als een “master”. Alima schreeuwt echter hard, waarop Terry wordt gevangengenomen door een paar sterke vrouwen. Hierop volgt een lang proces voor hem bij de lokale “Over Mother”, waarbij de uiteindelijke uitspraak luidt: “You must go home!”271 Terry vindt dit niet erg en keert graag terug naar zijn eigen land. Jeff besluit echter in Herland achter te blijven, bij zijn zwangere vrouw. Van gaat met Terry mee omdat het veiliger is om met zijn tweeën de tocht per vliegtuig en boot te maken. Ellador laat Van echter niet gaan zonder haar, en sluit zich dus ook bij hen aan. Met de 267 268 269 270 271

Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 76. Ibidem, p. 79. Charlotte Perkins Gilman, Herland, pp. 90-93. Ibidem, p. 140. Ibidem, pp. 132-133; Douwe Fokkema, Perfect Worlds, pp. 269-270.

62


belofte dat de mannen de locatie van Herland geheim zullen houden, en Ellador terug zal keren om over haar ervaringen te vertellen, vertrekken Terry, Van en Ellador uiteindelijk uit Herland.272 Perspectief en focalisatie in Herland

De verteller in het boek is Vandyck, die meestal Van wordt genoemd. De lezer bekijkt de reis naar en de tijd in Herland dan ook door zijn ogen. Hij is de meest rationele van de drie mannen en zijn houding tegenover de vrouwen in Herland zit tussen die van Jeff en Terry in. Jeff is, zoals gezegd, een extreme, vredige romanticus, die de vrouwen in Herland vereert en op een enorm voetstuk plaatst. Hij is volledig overtuigd van de manier van leven van de Herlanders, en volgens Van is hij “Herlandized”.273 Op een bepaald punt in het verhaal zegt Jeff zelfs tegen Terry: “You're talking nonsense—masculine nonsense.”274 “I never saw an alien become naturalized more quickly than that man in Herland,” stelt Van vast.275 Terry daarentegen, ziet vrouwen als minderwaardig aan mannen en is van mening dat ze overmeesterd moeten, en zelfs willen worden. Hij is gedurende het hele boek niet in staat om vrouwen als opzichzelfstaande, onafhankelijke mensen te beschouwen, en houdt van de drie mannen het langst vol dat het onmogelijk is dat er geen enkele man in Herland te vinden is, omdat vrouwen niet samen zouden kunnen werken zonder chaos. “Women cannot cooperate—it's against nature,” zegt hij.276 Omdat de lezer met Van meekijkt, die regelmatig ook afkeurend over de overdreven houding van zijn beide vrienden vertelt, gaat de lezer vaak met zijn ideeën mee. Hij is de enige die de vrouwen uiteindelijk als medemensen ziet, en zegt dat hij gewend is geraakt aan “seeing women not as females but as people; people of all sorts, doing every kind of work”.277 Naast dat je je als lezer met Van kunt identificeren, krijg je ook al snel veel sympathie voor alle Herlandvrouwen, met hun oneindige geduld en vriendelijkheid. Doordat de lezer vanuit het perspectief van Van kijkt, wordt deze uitgenodigd om samen met Van te ontdekken hoe bizar sommige lang gekoesterde gebruiken en de houding tegenover vrouwen in zijn eigen samenleving zijn. Als lezer begrijp 272 Charlotte Perkins Gilman, Herland, pp. 135, 145-146; In het vervolg op Herland, With Her in Ourland, beschrijft Charlotte Perkins Gilman hoe het Van en Ellador vergaat in zijn wereld. 273 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 135. 274 Ibidem, p. 99. 275 Ibidem, p. 145. 276 Ibidem, p. 67. 277 Ibidem, p. 137.

63


je hoe Van aan het eind van het verhaal inziet hoe gelijkwaardig de vrouwen zijn, en hoe ‘anders’ Terry en Jeff vrouwen eigenlijk behandelen. Doordat Van als het ware samen met de lezer zijn reis naar Herland maakt, komt de kritiek op de traditionele rol van vrouwen erg goed naar voren en wordt het utopische karakter van het vrouwenland, dat Van steeds beter gaat begrijpen en waarderen, benadrukt. Analyse van eugenetica in Herland

Hoewel de collectieve, perfecte samenleving in Herland in eerste instantie het duidelijkst naar voren komt als een feministische utopie, het kan ook, door de door eugenetica aanzienlijk verbeterde kwaliteit van de bevolking, met recht een eugenetische utopie worden genoemd. Er wordt zowel gebruik gemaakt van positieve als negatieve eugenetica, door de goede vrouwen elk één kind te laten krijgen, de besten te stimuleren meerdere kinderen te baren, en de zwakkeren helemaal te verbieden zich voort te planten. De eugenetica in het boek is niet duidelijk raciaal onderbouwd of gericht op een onderklasse. Dit zou ook niet echt mogelijk zijn omdat de vrouwen die overbleven in het land nadat alle mannen omgekomen waren, van dezelfde klasse en hetzelfde ras waren. Alle vrouwen die in Herland wonen zijn opvallend genoeg blank. Dit suggereert echter wel dat, in Perkins’ visie, de vooruitgang van een ras gepaard gaat met eenheid. “Physically they were more alike than we, as they lacked all morbid or excessive types. They were tall, strong, healthy, and beautiful as a race,” constateert Van.278 Dit is wellicht geïnspireerd door Perkins’ eerder genoemde streven naar raciale zuiverheid en haar eigen racistische visies die ze gedurende haar leven uitte.279 Naast dat de Herlandvrouwen een eenheid vormen in ras, kennen ze ook geen klassenverschillen: er is geen hiërarchie of aristocratie in hun land. Dit komt overeen met Perkins’ eigen socialistische visie en haar kritiek op de klassenmaatschappij. Hoewel er in het boek wel de met een onderklasse geassocieerde termen “paupers” en “degenerates” naar voren komen, wordt hier een hypothetische situatie beschreven die alleen werkelijkheid zou worden als de vrouwen niet met een oplossing voor hun bevolkingsoverschot kwamen. Ze konden dus voorkomen dat er “paupers” en “degenerates” ontstonden, door op tijd met hun geboortebeperkende programma te

278 Charlotte Perkins Gilman, Herland, pp. 77-78. 279 Katherine Fusco, ‘Systems, Not Men’, p. 430.

64


beginnen. Hierdoor zijn er nooit echt klassenverschillen in Herland geweest, en doordat de vrouwen dus zowel in ras als in klasse een perfecte eenheid vormen, kunnen ze hun eugenetica niet op een bepaald ras of op een onderklasse richten. Hun eugenetica focust zich daarom puur op de “unfit” aan de ene kant, en de ‘best geschikten’ aan de andere kant, hoewel er voor beide groepen geen expliciete criteria worden genoemd. Tot slot kan er gesteld worden dat de eugenetica die in dit boek naar voren komt, lamarckistisch onderbouwd is. Hoewel vrij impliciet, blijkt dit uit een passage waarin wordt uitgelegd dat de vrouwen geprobeerd hebben “to train out, to breed out, when possible, the lowest types.”280 De ongewensten zijn dus zowel door voortplanting als door training uit de maatschappij verdwenen, wat aangeeft dat de vrouwen in het lamarckistische idee geloven dat er verbetering tijdens het leven zelf mogelijk is. Dit blijkt bovendien uit het feit dat educatie in Herland in het algemeen erg belangrijk is. De vrouwen leren hun kinderen op verfijnde en speelse wijze alles wat ze moeten weten voor hun verdere leven – “education for citizenship”, zoals Van het noemt.281

Herland kan, kortom, met het expliciet beschreven gebruik van zowel positieve als negatieve eugenetica, opgevat worden als een pleidooi hiervoor. Naast dat Perkins in dit boek feministische kwesties aan de kaak stelde, blijkt hieruit dus ook duidelijk dat ze eugenetica zag als een manier om een utopische maatschappij te creëren. Conclusie In dit hoofdstuk zijn de romans What Not: A Prophetic Comedy uit 1918 van de Engelse Rose Macaulay en Herland uit 1915 van de Amerikaanse Charlotte Perkins Gilman geanalyseerd. In de periode waarin deze romans zijn gepubliceerd, was eugenetica een grote rol gaan spelen in de populaire cultuur van zowel Engeland als de Verenigde Staten. In Engelse romans werd eugenetica zowel op positieve als negatieve wijze gerepresenteerd, en is er dus niet één visie die duidelijk de overhand heeft, te zien. In de Amerikaanse fictieliteratuur uit de jaren 1910 is juist vaker een positieve dan een negatieve houding tegenover eugenetica zichtbaar. Hoewel er geen Engelse films uit deze periode bekend zijn waarin eugenetica een echte rol speelt, is dit thema juist vaak, voornamelijk op

280 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 82. 281 Charlotte Perkins Gilman, Herland, p. 108.

65


propagerende wijze, in Amerikaanse films terug te zien. Dat eugenetica in de twee romans uit dit hoofdstuk een vrij grote, bepalende rol speelt, sluit dan ook goed aan bij de periode waarin ze gepubliceerd werden. Hoewel beide feministische schrijfsters eugenetica dus duidelijk in hun boeken naar voren laten komen, doen ze dit op een heel verschillende manier. Macaulay uit met haar satirische verhaal, waarin de op eugenetica gerichte dystopische maatschappij zowel absurd als lachwekkend beschreven wordt, kritiek op de eugenetica, terwijl Perkins juist een met behulp van eugenetica gecreëerde utopie schetst, en hier dus heel lovend over is. Hoewel Macaulay zelf geen expliciete uitspraken over eugenetica heeft gedaan tijdens haar leven, is het, door de kritische visie hierop in haar verhaal en haar persoonlijke, androgyne achtergrond, erg aannemelijk dat ze zelf kritisch tegenover eugenetica stond. Perkins heeft zich in haar leven juist duidelijk uitgesproken over eugenetica en was een groot voorstander hiervan. Ze pleitte vooral voor eugenetica in de vorm van geboortebeperking en sterilisatiewetgeving. De visies in beide boeken komen in dit opzicht dus overeen met de – in Macaulay’s geval waarschijnlijke – visies van de auteurs zelf. In beide boeken is de eugenetica niet duidelijk op een bepaald ras of een bepaalde klasse gericht. Dit is opvallend, aangezien het gedachtegoed in de jaren dat de boeken gepubliceerd werden, hier wel op gericht was. In What Not draait de eugenetica alleen om intelligentie: de mensen worden puur op basis hiervan in verschillende categorieën ingedeeld. In Herland wordt niet erg duidelijk waar de vrouwen zich op focussen, omdat er slechts gesproken wordt van de “unfit” of de “lowest types”, al is het duidelijk dat het verwijderen van criminelen uit de maatschappij een belangrijk punt voor de Herlanders is. Daarnaast is het het meest aannemelijk dat de idealen waar in het boek over gesproken wordt – schoonheid, gezondheid, kracht, intellect en goedheid – ook de dingen zijn waar de vrouwen naar streven in hun voortplanting. Een volgende overeenkomst in beide boeken is dat, hoewel niet expliciet, het lamarckisme meer naar voren komt dan het mendelisme. In What Not is het lamarckisme zichtbaar in de Mind Training Course die de overheid aan de burgers opdringt, zodat die hun intelligentie kunnen verbeteren. Dit impliceert de vooruitgang die iemand tijdens zijn leven kan boeken, die volgens het lamarckisme mogelijk is. Ook in Herland komt het lamarckistische gedachtegoed kort naar voren, in de zin dat er gezegd wordt dat de “lowest

66


types” uit de samenleving te verwijderen zijn door middel van training of educatie. Verder is dit gedachtegoed in dit boek niet duidelijk aanwezig. Beide boeken zijn bovendien gericht op zowel positieve als negatieve eugenetica, door middel van de stimulans van de voortplanting van de ‘best geschikten’ en de vermindering of het tegengaan van de voortplanting van de ‘ongeschikten’. In beide maatschappijen wordt dit beleid door de staat of samenleving bepaald. In de boeken wordt de maatschappij dus afgebeeld als collectief, hoewel het collectieve karakter in Herland duidelijk het sterkst is. De eugenetica kan dan ook alleen slagen als iedereen meewerkt, zo blijkt in beide boeken. Dit is de reden dat het in What Not uiteindelijk niet werkt en het hele systeem instort, terwijl het in Herland juist perfect werkt en een utopie heeft gecreëerd waarin de kwaliteit van het vrouwenras is verbeterd en er geen criminelen en ziekelijke mensen meer te vinden zijn. Of er in eerste instantie, toen het eeuwen geleden werd ingevoerd, weerstand tegen de eugenetische praktijken is geweest, wordt niet duidelijk in

Herland, maar de implicatie is dat dit niet zo was: de vrouwen worden in het hele boek immers beschreven als een extreem rationeel volk, dat alles graag in het teken van het collectief zet. In What Not komt de weerstand tegen het eugenetische regime juist steeds sterker naar voren. De door het systeem onmogelijk gemaakte liefde die de lezer volgt, zorgt ervoor dat de eugenetica als alles behalve wenselijk naar voren komt. Het rationele karakter dat in Herland dus voor de utopische maatschappij heeft gezorgd, wordt in What Not juist afgeschilderd als kil en onmenselijk, waar tegenover de niet te onderdrukken liefde tussen Kitty en Chester, en de onschuld van Chesters gehandicapte zusje staat. Hierin wordt dus juist de schoonheid van een imperfecte, niet rationele samenleving benadrukt. Daarnaast komt in beide boeken eugenetische wetgeving voor. In What Not is dit erg expliciet en speelt dit zelfs een centrale rol in het verhaal. Ook in Herland komt dit naar voren in zowel de positieve als negatieve praktijken, al wordt niet duidelijk vermeld hoe die wetgeving in zijn werking gaat. Tot slot is het opvallend dat eugenetica in beide boeken zo duidelijk en expliciet beschreven wordt. In beide boeken wordt het woord “eugenics” gebruikt, maar ook andere termen die bij het eugenetische gedachtegoed passen, komen aan bod. Zo wordt in What

Not gesproken van “imbeciles”, en in Herland zelfs van “unfit”, “paupers”, en “degenerates”.282 Dat eugenetica in beide boeken zo’n grote rol speelt en er zelfs een 282 Rose Macaulay, What Not, p. 62; Charlotte Perkins Gilman, Herland, pp. 68-69.

67


vocabulaire dat bij de eugenetica past, gebruikt wordt, kan te maken hebben met het feit dat in zowel Engeland als Amerika in de jaren 1910 een grote eugenetische beweging was ontstaan. Eugenetica als term was daardoor veel meer in de populaire cultuur terecht gekomen, en de aandacht voor eugenetica was een stuk groter dan vóór 1900. Het is dus niet vreemd dat dit thema zo expliciet naar voren komt en een belangrijke rol speelt in deze twee boeken uit de jaren 1910. Net als bij de twee eerder besproken boeken, is het in dit hoofdstuk besproken Engelse boek kritisch op, en het Amerikaanse boek lovend over eugenetica. Hiermee is echter niet gezegd dat alle Engelse boeken met het thema eugenetica hier kritiek op uitten, en alle Amerikaanse boeken de eugenetica juist prijzen. Toch is het opvallend dat Rose Macaulay een echte dystopie schetst, terwijl Charlotte Perkins Gilman een utopie beschrijft. Het is dus slechts te stellen dat beide auteurs ontvankelijk waren voor de visie die een groot deel van de bevolking – maar toch zeker niet iedereen – in hun land aanhing ten opzichte van eugenetica.

68


In deze scriptie is gekeken naar het heersende eugenetische gedachtegoed in Engeland en de Verenigde Staten in de periode 1885 tot 1920, en naar hoe deze ideeën in respectievelijk Engelse en Amerikaanse fictieliteratuur werden gerepresenteerd in deze periode. Om de overeenkomsten en verschillen hiertussen te onderzoeken, is ten eerste gekeken naar de in het politieke en maatschappelijke debat dominerende ideeën over eugenetica in Engeland en Amerika in de periode 1885 tot 1920, en vervolgens naar de representatie van eugenetica in vier romans, waarvan twee uit Engeland en twee uit de Verenigde Staten, uit de periode van zowel de late negentiende als de vroege twintigste eeuw.

Het Engelse en Amerikaanse eugenetische gedachtegoed

Uit het eerste hoofdstuk is gebleken dat er, hoewel in beide landen vanaf ongeveer 1900 een grote eugenetische beweging opkwam, die direct voortgekomen was vanuit Galtons gedachtegoed, de Engelse beweging zich verschillend ontwikkelde van de Amerikaanse. De Amerikaanse eugenetica was raciaal onderbouwd en richtte zich bijvoorbeeld tegen de immigranten, uit angst dat die de ‘raciale zuiverheid’ van de Angelsaksische Amerikanen zouden aantasten. De Engelse eugenetica richtte zich juist op het verval van de onderklassen, die, vreesden zij, voor verpaupering en degeneratie zouden zorgen. Daarnaast volgden de Amerikanen het mendeliaanse gedachtegoed, dat uitging van de radicale notie dat iemands door genetica gegeven eigenschappen niet meer veranderd of verbeterd konden worden tijdens zijn leven. Om het ras te verbeteren kon daarom geen gebruik gemaakt worden van educatie of heropvoedprogramma’s, maar was een radicaal programma als sterilisatie nodig. De Engelse eugenetica stoelde echter op het lamarckisme – alvorens de Engelsen eind jaren twintig ook het mendelisme zouden overnemen – dat er vanuit ging dat gunstige eigenschappen nog tijdens iemands leven verworven en uiteindelijk doorgegeven konden worden. Educatie en sociale programma’s hadden in de ogen van de Engelsen daarom wel degelijk zin. In lijn met deze voorkeur voor het lamarckisme dan wel mendelisme, ligt het gegeven dat de Engelse eugenetica meer gericht was op positieve eugenetica, terwijl de Amerikaanse beweging zich meer richtte op negatieve eugenetica. Dit verschil komt het best 69


naar voren in het verschil in wetgeving tussen de twee landen. In Engeland werd geen echt eugenetische wetgeving doorgevoerd, terwijl in Amerika wel verschillende invloedrijke eugenetische wetten, gericht op negatieve eugenetica, tot stand kwamen. Dit waren vooral huwelijks-, immigratie- en sterilisatiewetten, die de huwelijken en immigratie van de ‘ongeschikten’ zo veel mogelijk beperkten, en de sterilisatie van “socially inadequate classes” verplichtten. Door deze uitgebreide eugenetische wetgeving en het algehele enthousiasme waarmee de eugenetica in Amerika werd ontvangen, kan gesteld worden dat de eugenetische beweging in Amerika succesvoller en populairder was dan in Engeland. Eugenetica in de populaire cultuur in de periodes 1885-1900 en 1910-1920

Om vervolgens te onderzoeken hoe deze heersende ideeën in beide landen naar voren komen in fictieliteratuur en om de verschillen en overeenkomsten hiertussen vast te stellen, zijn in het tweede en derde hoofdstuk vier romans aan bod gekomen: The Time Machine:

An Invention, A Demigod: A Novel, What Not: A Prophetic Comedy en Herland. Om deze romans beter in hun context te kunnen plaatsen, is eerst gekeken naar hoe eugenetica naar voren kwam in de populaire cultuur van Engeland en Amerika, in zowel de periode 1885 tot 1900, als in de jaren 1910. Al vanaf de vroege negentiende eeuw zijn aan eugenetica gerelateerde thema’s te zien in gothic-romans, zoals Frankenstein en Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde, waarin onderwerpen als de maakbaarheid van de mens, ‘alternatieve’ manieren van menselijke voortplanting, erfelijkheid en de lichamelijke uiting van innerlijke eigenschappen een rol spelen. Dit soort gothic-romans, die in zowel Engeland als de Verenigde Staten opkwamen, zouden op een bepaalde manier dus gezien kunnen worden als een soort voorlopers op de latere, expliciete literatuur over eugenetica. Engelse en Amerikaanse romans uit de late negentiende eeuw waarin eugenetica een meer expliciete rol speelt, zijn echter nauwelijks te vinden. Behalve de Engelse romans The Rev. Annabel Lee: A Tale of To-Morrow van Robert Williams Buchanan en In a State of Nature van Alfred Clark, waarin eugenetica vrij duidelijk en op een negatieve manier naar voren komt, zijn er nauwelijks noemenswaardige negentiende-eeuwse Engelse romans over eugenetica te vinden. Wat Amerikaanse romans betreft, is er, naast het hier besproken A Demigod, geen negentiende-eeuwse fictieliteratuur bekend waarin eugenetica een prominente rol speelt. Hoewel het wel opvallend is dat deze 70


twee vroege Engelse romans eugenetica op een negatieve manier representeren, zijn dit maar twee individuele gevallen, en is er in het algemeen zo weinig eugenetica expliciet in de fictieliteratuur van de negentiende eeuw aanwezig, dat er vooral geconcludeerd kan worden dat het onderwerp nog niet echt tot in de populaire cultuur was doorgedrongen. Dit maakt de twee in deze scriptie besproken boeken uit de late negentiende eeuw extra bijzonder, omdat eugenetica hierin – vooral in A Demigod expliciet en bovendien op positieve wijze – naar voren komt. In de jaren 1910 was eugenetica niet alleen een veel explicietere rol in fictieliteratuur gaan spelen, maar was het, door de opkomst van de filmcultuur, ook te zien in – Amerikaanse – films. In Engelse romans uit deze tijd wordt eugenetica op zowel positieve als negatieve wijze afgebeeld, en is er niet één duidelijk overheersende visie te zien. Ook in Amerikaanse romans zijn verschillende visies te zien, maar wordt eugenetica toch vooral als iets positiefs afgeschilderd. Wat films betreft, zijn er, omdat de Engelse filmcultuur nog minder ontwikkeld was dan de Amerikaanse, geen Engelse films uit deze jaren bekend waarin eugenetica centraal staat. In de Amerikaanse cinema van de jaren tien komt eugenetica juist vaak naar voren, soms op komische of satirische wijze, maar voornamelijk op een positieve, propagerende manier. In de twee besproken romans uit deze periode komt eugenetica erg duidelijk naar voren – in het ene op satirische en in het andere op lovende wijze – en deze boeken sluiten daarom goed aan bij de Engelse en Amerikaanse populaire cultuur van de jaren 1910.

The Time Machine: An Invention en What Not: A Prophetic Comedy De twee Engelse romans die besproken zijn, zijn The Time Machine: An Invention van H.G. Wells uit 1895 en What Not: A Prophetic Comedy van Rose Macaulay uit 1918. Dat de eugenetica in Engeland minder succesvol was en met minder enthousiasme werd ontvangen dan in Amerika, is voor een deel terug te zien in deze twee boeken. Als gekeken wordt naar het eerste punt waarop de Engelse eugenetica van de Amerikaanse verschilde, namelijk de focus op klasse ofwel ras, kan geconcludeerd worden dat The Time Machine goed aansluit bij dit Engelse aspect. In The Time Machine wordt namelijk veelvuldig gesproken over de klassenscheiding, die uiteindelijk zorgt voor de splitsing van het menselijk ras. Hierbij wordt gesuggereerd dat de ‘positieve eugenetica’ die 71


tot deze vergrote klassentegenstelling heeft geleid, erg op klasse gericht was – hierbij bleven mensen zich namelijk slechts voortplanten binnen hun eigen klasse. Hiermee wordt er dus kritiek geuit op zowel de klassenmaatschappij in het geheel als op de op klasse gerichte ‘positieve eugenetica’. In What Not echter, komt noch klasse, noch ras aan bod. De eugenetica in deze roman is slechts gericht op de intelligentie van de burgers. Het tweede ‘typisch’ Engelse aspect van de eugenetica, is het gebruik van het lamarckistische in plaats van het mendeliaanse gedachtegoed. Dit komt in The Time

Machine niet aan bod en dus kan er over het lamarckistische dan wel mendeliaanse gedachtegoed in deze roman niets gezegd worden. In What Not echter kan wel gesteld worden dat het lamarckisme aanwezig is; een groot onderdeel van de overheidspropaganda is de Mind Training Course, waarin de burger zijn intelligentie kan verbeteren. Dus impliceert dus wel de mogelijkheid tot vooruitgang tijdens iemands leven. Het derde verschil tussen de Engelse en Amerikaanse eugenetische beweging is het verschil in focus op positieve of juist negatieve eugenetica. The Time Machine is, op een kritische manier, gericht op ‘positieve eugenetica’ waarin voortplanting slechts binnen de eigen klasse plaatsvindt. Wells laat zien dat dit zal leiden tot verval en dysgenetica. Dit sluit goed aan bij de visie die hij tijdens zijn leven veelvuldig verkondigde. Wells was door zijn studie onder de bekende bioloog T.H. Huxley en zijn tijd als biologieleraar, goed op de hoogte van zowel biologische als eugenetische ontwikkelingen. Hij had daarom zijn eigen, specifieke mening over eugenetica gevormd, waarin hij erg kritisch was op positieve eugenetica omdat het, volgens hem, bij het menselijk ras geheel niet duidelijk was “what points to breed for”.283 Daarom achtte hij deze vorm van eugenetica onmogelijk en onwenselijk. Daarentegen was hij wel erg lovend over negatieve eugenetica, en de dystopie die hij in zijn roman schetst zou dus ook opgevat kunnen worden als een impliciet pleidooi voor deze vorm van eugenetica, waarin de degeneratie van de mens voorkomen zou kunnen worden door het verminderen of voorkomen van de voortplanting van de ongeschikten. Echter komt dit niet duidelijk genoeg in het boek naar voren om hier echt conclusies aan te verbinden, en is er dus vooral te stellen dat Wells kritisch was op het selectief voortplanten van mensen door positieve eugenetica. The Time Machine op deze manier geïnterpreteerd sluit niet direct aan bij het Engelse gedachtegoed: hoewel men in Engeland ook vooral gericht was op positieve eugenetica, werd hier juist voor gepleit, terwijl Wells hier kritisch 283 Piers J. Hale, ‘Of Mice and Men: Evolution and the Socialist Utopia’, pp. 41-42.

72


op is. Deze kritische houding past echter wel beter in de Engelse dan in de Amerikaanse traditie. In What Not echter, komt zowel positieve als negatieve eugenetica voor, en wordt duidelijk kritiek geleverd op beide vormen. Ondanks dat Macaulay zelf tijdens haar leven geen duidelijke uitspraken heeft gedaan over haar visie op eugenetica, zou het, door haar kritische visie hierop in haar fictie en haar persoonlijke, androgyne karakter, goed mogelijk kunnen zijn dat ze zelf kritisch tegenover eugenetica stond. In What Not richt zij zich dus op zowel positieve als negatieve eugenetica, maar omdat zij hier kritiek op levert, past zij duidelijk beter in de Engelse dan in de Amerikaanse traditie. Als we tot slot het verschil in wetgeving tussen beide landen in acht nemen, wordt duidelijk dat vooral de ideeën in What Not veel overeenkomsten vertonen met het echte eugenetische gedachtegoed in Engeland ten tijde van de publicatie. Hoewel in Engeland dus wel degelijk een grote eugenetische beweging ontstond, is er nooit echt eugenetische wetgeving ingevoerd. Rose Macaulay’s roman sluit hier goed bij aan omdat zij met haar satirische roman kritiek levert op de, zowel positieve als negatieve, eugenetische wetgeving. Deze wetgeving is zelfs een centraal onderwerp in haar roman. Zij legt dan ook vooral de absurditeit van eugenetica in de praktijk bloot. In The Time Machine echter, komt eugenetische wetgeving geheel niet voor, en is hier dus niets over te zeggen. Bovenstaande analyse van de twee Engelse romans die besproken zijn, laat zien dat beide zowel overeenkomsten als verschillen vertonen met het heersende gedachtegoed in Engeland. Het is echter niet te stellen dat deze romans representatief zijn voor alle Engelse literatuur waarin eugenetica een rol speelt, gezien een zeker deel van de Engelse bevolking de eugenetische beweging juist erg steunde. Het kan zelfs gedeeltelijk als toevallig worden gezien dat juist deze twee romans kritisch zijn op (een bepaalde vorm van) eugenetica. Aangezien in deze scriptie echter gekeken wordt naar de overeenkomsten en verschillen tussen de ideeën over eugenetica in de romans en in het maatschappelijke en politieke debat, kan worden geconcludeerd dat deze beide boeken voor het grootste gedeelte wel aansluiten bij het Engelse gedachtegoed.

A Demigod: A Novel en Herland De twee Amerikaanse romans die in deze scriptie besproken zijn, zijn A Demigod: A Novel van Edward Payson Jackson uit 1886 en Herland van Charlotte Perkins Gilman uit 1915. 73


Over het leven van Edward Payson Jackson is niet bijzonder veel bekend, en zijn persoonlijke visie op eugenetica is dan ook niet duidelijk. In zijn A Demigod schrijft hij echter op een erg positieve manier over dit onderwerp. Perkins pleitte gedurende haar leven juist openlijk voor eugenetica, met name in de vorm van geboortebeperking en sterilisatiewetgeving. Ze had zowel feministische als socialistische idealen, en zag in eugenetica een manier om de gehele samenleving als collectief te verbeteren. Haar enthousiasme voor eugenetica zou mogelijk voort kunnen komen uit haar wens naar raciale zuiverheid, en haar angst voor buitenlandse immigranten die de ‘puurheid’ van de ‘echte’ Amerikanen zouden aantasten. Gezien het feit dat beide romans van Amerikaanse auteurs afkomstig zijn, en zeker gezien Perkins’ eigen racistische opvattingen, zou het aannemelijk zijn dat een op raciale ideeën gebaseerde eugenetica in deze boeken zichtbaar is. Dit is echter in beide boeken niet het geval. In A Demigod wordt, in oude taal, slechts gesproken van “goodlie heretage”.284 De gecreëerde Demigod heeft daarom allemaal extreem goede eigenschappen, maar hierin is geen onderscheid op basis van ras of klasse te zien. Ook in Herland komt niet naar voren dat de eugenetica op een bepaalde klasse of op een bepaald ras wordt gericht. Echter heeft Perkins dan ook een klasseloze en exclusief blanke utopie gecreëerd, en is er dus helemaal geen onderscheid in klasse of ras in het vrouwenland te zien. Hierin is aan de ene kant Perkins’ socialistische ideaal van een klasseloze samenleving zichtbaar, maar is er aan de andere kant op deze manier ook een soort racisme in de roman aanwezig – wat aansluit bij haar eigen racistische opvattingen die ze gedurende haar leven uitte – in het feit dat haar utopie slechts een homogeen, blank ras bevat. Echter komt door deze homogeniteit dus geen specifiek op ras of klasse gebaseerde eugenetica naar voren. Het tweede verschil tussen de Engelse en Amerikaanse eugenetische beweging is het verschil in het lamarckistische en het mendeliaanse gedachtegoed. In beide boeken komt het lamarckisme in plaats van het mendelisme, dat in de Verenigde Staten dominerend was, naar voren. In A Demigod wordt beschreven hoe door het trainen van goede eigenschappen tijdens het leven zelf, deze eigenschappen uiteindelijk erfelijk doorgegeven worden. Jacksons gebruik van het lamarckisme is echter mogelijk te verklaren doordat het mendelisme pas na 1900 ‘herontdekt’ en gebruikt werd in de eugenetische theorie.285 In

Herland wordt ook gesproken van het door training kwijtraken van de slechtste types uit de 284 Edward Payson Jackson, A Demigod, p. 8. 285 Diane Paul en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, p. 254; Daniel J. Kevles, ‘Eugenics in the United States and Britain’, p. 2.

74


samenleving, en daarnaast wordt er in het land veel waarde gehecht aan educatie. Hoewel het in Herland dus minder expliciet aanwezig is dan in A Demigod, kan worden gesteld dat het lamarckisme ook in dit boek zichtbaar is. Perkins volgde dus, opvallend genoeg vanwege haar eigen racistische opvattingen, niet het radicalere mendelisme dat de meeste Amerikaanse eugenetici aanhingen. Daarnaast is het opvallend dat A Demigod vooral gericht is op positieve eugenetica. Hoewel dit niet direct aansluit bij het meer op negatieve eugenetica gerichte Amerikaanse gedachtegoed, was er in Amerika ook veel propaganda voor positieve eugenetica te vinden. Daarnaast is Jacksons gebruik hiervan te verklaren doordat het simpelweg het best bij het thema van zijn boek, de creatie van een halfgod, past. In Herland wordt expliciet gesproken van zowel positieve als negatieve eugenetica: de ‘slechtste’ vrouwen mogen zich geheel niet voortplanten, de ‘goeden’ mogen één kind krijgen en de ‘besten’ worden zelfs gestimuleerd tot het baren van meerdere kinderen. Tot slot is er in A Demigod geen eugenetische wetgeving aanwezig. De door eugenetica gecreëerde Hector Vyr is een opzichzelfstaand geval, ontstaan vanuit de ambitie van één voorouder. In Herland wordt ook niet gesproken van ‘harde’ wetgeving, maar het is duidelijk dat die er wel is: de voortplanting van de ‘ongeschikten’ wordt compleet verboden. De implicatie hierbij is echter dat alle vrouwen het hier volkomen mee eens zijn. Ze worden immers afgeschilderd als een extreem rationeel en collectief gezelschap. De twee Amerikaanse romans staan dus beide erg positief tegenover eugenetica. Hoewel A Demigod vooral gericht is op positieve eugenetica, terwijl het omvangrijke eugenetische programma in Herland gericht is op beide vormen, is in beide romans een duidelijk enthousiasme te vinden. Er wordt gesuggereerd dat de creatie van een soort halfgod, of de verwezenlijking van een compleet harmonieuze utopie door eugenetica mogelijk is. Dat de ‘ongeschikten’ hiervoor hun eigenbelang ondergeschikt maken aan dat van het collectief, lijkt in Perkins’ roman een vanzelfsprekend en bovendien mooi offer. Beide romans sluiten in dit opzicht aan bij het omvangrijke en succesvolle karakter van de Amerikaanse eugenetica. Echter maken ze allebei gebruik van het lamarckistische gedachtegoed – wat in Jacksons geval eigenlijk niet anders kon maar wat bij Perkins wel opvallend is, aangezien deze stroming minder populair was dan het mendelisme onder Amerikaanse eugenetici. Ook ontbreekt in beide boeken het raciale karakter dat bij uitstek

75


met de Amerikaanse eugenetica verbonden was. Toch sluiten ook deze twee romans voor het grootste gedeelte goed aan bij het gedachtegoed in hun land.

Ontwikkeling in de tijd Ten slotte kijkt deze scriptie naar de eventuele verschillen en continuïteiten die zichtbaar zijn tussen de romans uit de late negentiende eeuw en die uit de vroege twintigste eeuw, om daarmee te kijken of er een verandering heeft plaatsgevonden in de wijze waarop de eugenetica gerepresenteerd werd. Het duidelijkste verschil in eugenetica tussen de periode van de late negentiende eeuw en de jaren 1910 is het feit dat er in de jaren 1910 al echte eugenetische bewegingen waren ontstaan. De eugenetische ideeën van de negentiende eeuw waren daarmee meer verspreid geraakt en een stuk concreter geworden. In de Verenigde Staten waren er, beginnend in 1907, zelfs al verschillende eugenetische wetten ingevoerd. Daarnaast is gezien dat eugenetica aan het eind van de negentiende eeuw nog nauwelijks een rol speelde in de populaire cultuur, terwijl het in de jaren 1910 een veel voorkomend thema was in zowel Engelse als Amerikaanse romans, en daarnaast in Amerikaanse films. Deze verschillen tussen de twee periodes komen in de volgende opzichten naar voren in de besproken romans. In de twee romans uit de late negentiende eeuw, The Time Machine en

A Demigod wordt er niet gesproken over eugenetische bewegingen of wetgeving. The Time Machine laat zien dat ‘positieve eugenetica’ door voortplanting binnen de eigen klasse op den duur tot degeneratie leidt, maar het is onduidelijk hoe een eugenetische beweging eruit zou hebben gezien als die er al in zo’n vorm was geweest, omdat er puur naar het toekomstbeeld wordt gekeken. Ook in A Demigod komt geen eugenetische beweging voor omdat het gaat om een individueel geval van positieve eugenetica, geïnitieerd door één persoon. In de twee romans uit de vroege twintigste eeuw echter, wordt wel gesproken over eugenetische wetgeving die in het hele land is ingevoerd. Een veel invloedrijkere, concretere vorm van eugenetica komt hierin dus naar voren. In dit opzicht komt dus duidelijk terug in de romans dat ten tijde van hun publicatie in beide landen een eugenetische beweging was ontstaan, waarin wetgeving werd ingevoerd (in Amerika) of daar juist tegen werd gestreden (in Engeland). Er is dus zeker een verandering te merken in de representatie van eugenetische idealen en praktijken in de periode tussen de late negentiende en de vroege twintigste eeuw. 76


Ook verschilt de manier waarop er over eugenetica werd geschreven in Engelse romans van die in Amerikaanse romans. Veel van de eugenetische ideeën die in de – in deze scriptie onderzochte – Engelse boeken naar voren komen, zijn in lijn met de heersende eugenetische ideeën in Engeland in de betreffende periode. Ditzelfde geldt voor Amerikaanse romans en het Amerikaanse eugenetische gedachtegoed. Echter is gebleken dat zeker niet alle ‘verwachte’ aspecten in de boeken te vinden zijn; zo komt in geen van beide Amerikaanse boeken het toch ‘typisch’ Amerikaanse mendeliaanse gedachtegoed naar voren. Het is dus te stellen dat de representatie van eugenetica in deze werken voor een groot deel wel overeenkomt met de heersende eugenetische ideeën in het betreffende land in de betreffende periode, maar dat er ook veel variatie bestaat tussen individuele auteurs wat betreft hun visie op en representatie van eugenetica.

77


Romans Gilman, Charlotte Perkins, Herland, with an introduction by Ann J. Lane, New York: Pantheon Books 1979. Jackson, Edward Payson, A Demigod: A Novel, New York: Harper & Brothers 1887. Macaulay, Rose, What Not: A Prophetic Comedy, London: Constable and Co. 1918. Wells, H.G., The Time Machine: An Invention, New York: Henry Holt and Co. 1922.

Literatuur Achenbach, Joel, ‘The World According to Wells’, Smithsonian, nr. 1 (2001), pp. 110-124. Adams, Mark B., Garland E. Allen, and Sheila Faith Weiss, ‘Human Heredity and Politics: A Comparative Institutional Study of the Eugenics Record Office at Cold Spring Harbor (United States), the Kaiser Wilhelm Institute for Anthropology, Human Heredity, and Eugenics (Germany), and the Maxim Gorky Medical Genetics Institute (USSR)’, Osiris, nr. 1 (2005), pp. 232-262. Allen, Garland E., ‘Eugenics as an International Movement’, International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, nr. 2 (2015), pp. 224–232. Allen, Garland E., ‘The Eugenics Record Office at Cold Spring Harbor, 1910-1940: An Essay in Institutional History’, Osiris, nr. 1 (1986), pp. 225-264. Allen, Judith A., The Feminism of Charlotte Perkins Gilman: Sexualities, Histories, Progressivism, Chicago: University of Chicago Press 2009. Beller, Manfred en Joep Leerssen, Imagology: The Cultural Construction and Literary Representation of National Characters, Amsterdam: Rodopi 2007. Bergman, Jerry, ‘The Church Preaches Eugenics: A History of Church Support for Darwinis and Eugenics’, Journal of Creation, nr. 3 (2006), pp. 54-60.

78


Black, Edwin, War Against the Weak: Eugenics and America's Campaign to Create a Master Race, New York: Four Walls Eight Windows 2003. Bleiber, Everett Franklin en Richard Bleiler, Science-fiction, the Early Years: A Full

Description of More Than 3,000 Science-fiction Stories from Earliest Times to the Appearance of the Genre Magazines in 1930: with Author, Title, and Motif Indexes, Kent: Kent State University Press 1990. Bleiber, Everett Franklin en Richard Bleiler, Science-fiction: The Gernsback Years: A

Complete Coverage of the Genre Magazines Amazing, Astounding, Wonder, and Others from 1926 Through 1936, Kent: Kent State University Press 1998. Bowler, Peter J., ‘Development and Adaptation: Evolutionary Concepts in British Morphology, 1870-1914’, The British Journal for the History of Science, nr. 3 (1989), pp. 283-297. Bruinius, Harry, Better for All the World: The Secret History of Forced Sterilization and America's Quest for Racial Purity, New York: Knopf 2006. Campbell, Chloe, Race and Empire: Eugenics in Colonial Kenya, Oxford: Oxford University Press 2012. Currell, Susan en Christina Cogdell, Popular Eugenics: National Efficiency and American Mass Culture in the 1930s, Athens, Ohio: Ohio University Press 2006. Dalrymple, Theodore, ‘Out of the Time Machine’, The New Criterion, nr. 10 (2006), pp. 17-21. David, Henry P., Jochen Fleischhacker and Charlotte Hohn, ‘Abortion and Eugenics in Nazi Germany’, Population and Development Review, nr. 1 (1988), pp. 81-112. Davis, Cynthia, Charlotte Perkins Gilman: A Biography, Stanford: Stanford University Press 2010. Dorr, Gregory Michael, Segregation's Science: Eugenics and Society in Virginia, Charlottesville, Virginia: University of Virginia Press 2008. Dziubinskyj, Aaron, ‘Eduardo Urzaiz’s “Eugenia”: Eugenics, Gender, and Dystopian Society in Twenty-Third-Century Mexico’, Science Fiction Studies, nr. 3 (2007), pp. 463-472.

79


Fokkema, Douwe, Perfect Worlds: Utopian Fiction in China and the West, Amsterdam: Amsterdam University Press 2011. Fusco, Katherine, ‘Systems, Not Men: Producing People in Charlotte Perkins Gilman’s “Herland”’, Studies in the Novel, nr. 4 (2009), pp. 418-434. Gallagher, Nancy L., Breeding Better Vermonters: The Eugenics Project in the Green Mountain State, Hanover, NH: University Press of New England 1999. Galton, Francis e.a., Sociological Papers, London: MacMillan 1905. Galton, Francis, ‘Eugenics: Its Definition, Scope, and Aims’, American Journal of Sociology, nr. 1 (1904), pp. 1-25. Galton, Francis, Hereditary Genius: An Inquiry Into Its Laws and Consequences, London: Macmillan 1869. Graham, Loren R., ‘Science and Values: The Eugenics Movement in Germany and Russia in the 1920s’, The American Historical Review, nr. 5 (1977), pp. 1133-1164. Gribskoy, Margaret, ‘To Herland and Beyond: The Life and Work of Charlotte Perkins Gilman (Book Review)’, Educational Studies, nr. 2 (1991), pp. 274-279. Hale, Piers J., ‘Of Mice and Men: Evolution and the Socialist Utopia: William Morris, H.G. Wells, and George Bernard Shaw’, Journal of the History of Biology, nr. 1 (2010), pp. 17-66. Haller, Mark H., Eugenics: Hereditarian Attitudes in American Thought, New Brunswick: Rutgers University Press 1984. Hammond, John R., H. G. Wells's The Time Machine: A Reference Guide, Santa Barbara: Greenwood Publishing Group 2004. Hansen, Randall en Desmond King, ‘Eugenic Ideas, Political Interests, and Policy Variance: Immigration and Sterilization Policy in Britain and the U.S.’, World Politics, nr. 2 (2001), pp. 237-263. Hawthorne, Julian, ‘A Demigod’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 43.

80


Jopson, Jenny, ‘The Language of Degeneration: Eugenic Ideas in The Time Machine by H. G. Wells and Man and Superman by George Bernard Shaw’, https://web.archive.org/web/20150901224743/http://www.galton institute.org.uk/ Newsletters/GINL0406/language_of_degeneration.htm, geraadpleegd op 2 juni 2016. Keely, Karen A., ‘Teaching Eugenics to Children: Heredity and Reform in Jean Webster’s Daddy-Long-Legs and Dear Enemy’, The Lion and the Unicorn, nr. 2 (2004), pp. 363-389. Kevles, Daniel J., ‘Eugenics in the United States and Britain, 1890 to 1930: A Comparative Analysis’, Humanities Working Paper (California Institute of Technology), nr. 19 (1979), pp. 1-22. Kevles, Daniel J., In the Name of Eugenics: Genetics and the Uses of Human Heredity, New York: Knopf 1985. Kirby, David A., ‘The Devil in Our DNA: A Brief History of Eugenics in Science Fiction Films’, Literature and Medicine, nr. 1 (2008), pp. 83-108. Kirby, David A., ‘The New Eugenics in Cinema: Genetic Determinism and Gene Therapy in “GATTACA”’, Science Fiction Studies, nr. 2 (2000), pp. 193-215. Kline, Wendy, Building a Better Race: Gender, Sexuality, and Eugenics from the Turn of the Century to the Baby Boom, Berkeley: University of California Press 2001. Kline, Wendy, ‘Eugenics in the United States’, in: A. Bashford en P. Levine eds., The Oxford Handbook of the History of Eugenics, Oxford: Oxford University Press 2010, pp. 511-522. Kühl, Stefan, The Nazi Connection: Eugenics, American Racism, and German National Socialism, Oxford: Oxford University Press 2002. Larson, Edward J., Sex, Race, and Science: Eugenics in the Deep South, Baltimore: Johns Hopkins University Press 1995. Laughlin, Harry H., ‘Eugenical Sterilization in Germany’, Eugenical News, nr. 5 (1933), pp. 89-93. Laughlin, Harry H., Eugenical Sterilization in the United States, Chicago: Psychopathic Laboratory of the Municipal Court of Chicago 1922. Leerssen, Joep, National Thought in Europe: A Cultural History, Amsterdam: Amsterdam University Press 2010. 81


Lefanu, Sarah, Rose Macaulay, London: Virago 2003. Leung, Colette, ‘Popular Culture’, http://eugenicsarchive.ca/discover/encyclopedia/535eed7a7095aa000000024a, geraadpleegd op 22 juni 2016. Luczak, Ewa Barbara, Breeding and Eugenics in the American Literary Imagination: Heredity Rules in the Twentieth Century, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2015. MacKenzie, Donald, ‘Eugenics in Britain’, Social Studies of Science, nr. 3/4 (1975), pp. 499-532. Mazumdar, Pauline, Eugenics, Human Genetics and Human Failings: The Eugenics Society, Its Sources and Its Critics in Britain, Abingdon: Routledge 2005. Parrinder, Patrick, ‘Eugenics and Utopia: Sexual Selection from Galton to Morris’, Utopian Studies, nr. 2 (1997), pp. 1-12. Partington, John S., ‘The Time Machine and A Modern Utopia: The Static and Kinetic Utopias of the Early H.G. Wells’, Utopian Studies, nr. 1 (2002), pp. 57-68. Passty, Jeanette N., Eros and Androgyny: The Legacy of Rose Macaulay, Madison, New Jersey: Fairleigh Dickinson University Press 1988. Paul, Diane, ‘Eugenics and the Left’, Journal of the History of Ideas, nr. 4 (1984), pp. 567590. Paul, Diane en Marius Turda, ‘History of Eugenics’, International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, nr. 2 (2015), pp. 253–257. Pernick, Martin S., The Black Stork: Eugenics and the Death of “Defective” Babies in American Medicine and Motion Pictures since 1915, Oxford: Oxford University Press 1996. Pinkster, H. e.a., Woordenboek Latijn/Nederlands, Amsterdam: Amsterdam University Press 2009. Porter, Dorothy, ‘Eugenics and the Sterilization Debate in Sweden and Britain Before World War II’, Scandinavian Journal of History, nr. 1 (1999), pp. 145-162.

82


Davis, Cynthia, ‘His and Herland: Charlotte Perkins Gilman “Re-presents” Lester F. Ward’, in: Lois A. Cuddy en Claire M. Roche eds., Evolution and Eugenics in American Literature and Culture, 1880-1940: Essays on Ideological Conflict and Complicity, Lewisburg: Bucknell University Press 2003, pp. 73-88. Rosen, Christine, Preaching Eugenics: Religious Leaders and the American Eugenics Movement, Oxford: Oxford University Press 2004. Scharnhorst, Gary, Charlotte Perkins Gilman, Boston: Twayne Publishers 1985. Searle, G.R., Eugencis and Politics in Britain: 1900-1914, Leiden: Noordhoff International Publishing 1976. Seitler, Dana, ‘Unnatural Selection: Mothers, Eugenic Feminism, and Charlotte Perkins Gilman's Regeneration Narratives’, American Quarterly, nr. 1 (2003), pp. 61-88. Shelton, Robert, ‘Aesthetic Angels and Developed Demons: Wells in 1895’, Utopian Studies, nr. 2 (1989), pp. 1-11. Sherborne, Michael, H.G. Wells: Another Kind of Life, London: Peter Owen 2010. Smith, Angela Marie, ‘Monsters in Bed: The Horror-Film Eugenics of Dracula and Frankenstein’, in: Susan Currell en Christina Cogdell eds., Popular Eugenics: National Efficiency and American Mass Culture in the 1930s, Athens, Ohio: Ohio University Press 2006, pp. 332-358. Smith, Constance Babington, Rose Macaulay, London: Collins 1972. Snodgrass, Mary Ellen, Encyclopedia of Gothic Literature, New York: Infobase Publishing 2014. Stableford, Brian, Science Fact and Science Fiction: An Encyclopedia, New York: Routledge 2006. Stepan, Nancy, The Idea of Race in Science: Great Britain 1800-1960, London: Macmillan 1982. Stern, Alexandra Minna, Eugenic Nation: Faults and Frontiers of Better Breeding in Modern America, Berkeley: University of California Press 2005. Swinnerton, Frank, ‘Rose Macaulay’, The Kenyon Review, nr. 5 (1967), pp. 591-608.

83


Turda, Marius, "Blood and Homeland": Eugenics and Racial Nationalism in Central and Southeast Europe, 1900-1940, Budapest: Central European University Press 2007. Verwer, Simon, Hellas Herboren: De Griekse natievorming in de periode 1750–1830 in Europese context, (Masterscriptie Universiteit van Amsterdam 2008). Weindling, Paul, ‘Weimar Eugenics: The Kaiser Wilhelm Institute for Anthropology, Human Heredity and Eugenics in Social Context’, Annals of Science, nr. 3 (1985), pp. 303-318. Wilson, Philip K., ‘Harry Laughlin's eugenic crusade to control the 'socially inadequate' in Progressive Era America’, Patterns of Prejudice, nr. 1 (2002), pp. 49-67. Winfield, Ann Gibson, Eugenics and Education in America: Institutionalized Racism and the Implications of History, Ideology, and Memory, New York: Peter Land 2007. Winfield, Ann Gibson, ‘Instituting a Hierarchy of Human Worth: Eugenic Ideology And the Anatomy of Who Gets What’, School of Education Faculty Papers, nr. 10 (2010), pp. 1-41. Winslow, Helen M., Little Journeys in Literature, Boston: L.C. Page & Co. 1902. Zonder auteur, ‘A Tough Hero (New York Times Review March 6, 1887)’, http://query.nytimes.com/mem/archivefree/pdf?res=9902E7D71F31E633A25755C0A9659C94669FD7CF, geraadpleegd op 14 mei 2016. Zonder auteur, ‘Freshest News’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 96. Zonder auteur, ‘Literary Miscellany’, in: Federick Leypoldt en A.H.G. Leypoldt eds., The Literary News: An Eclectic Review of Current Literature, Vol. XIII, New York: F. Leypoldt 1887, p. 93.

84


AUTEURSRECHT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.