Inleiding Invalshoek en hoofdvraag Concepten en begrippen Aanpak
2 3 4 5
1. De aanleiding tot de discussie De Koude Oorlog in de jaren ’70 De invasie van Afghanistan De belangrijkste landen en personen
6 6 7 10
2. De poging om de Spelen te verplaatsen Verdeeldheid onder de bondgenoten De bijeenkomst in Washington DC Verdeeldheid in Groot-BrittanniĂŤ De regering probeert de BOA te overtuigen Welke maatregelen kan de regering tegen de BOA nemen?
12 12 14 15 19 20
3. Het debat over het boycotten van de Spelen De zoektocht naar internationale consensus De rol van West-Duitsland Het debat tussen de andere landen De alternatieve spelen De eerste aanzet tot het opzetten van een alternatief evenement De bijeenkomst in Geneve Het verder opzetten van de alternatieve spelen en het mislukken ervan Het debat tussen de Britse regering en de BOA De reacties op de regering Het standpunt van de BOA De reactie van de regering op het besluit en het verdere verloop van het debat
24 24 25 28 34 34 36 37 38 41 42 45
Conclusie
47
Bibliografie
50
Op 4 mei 1979 werd Margaret Thatcher, leider van de Conservatieve Partij, gekozen als premier van het Verenigd Koninkrijk. Haar eerste grote test kwam in december 1979, amper een half jaar na de verkiezingen. Toen viel de Sovjet-Unie (SU) het buurland Afghanistan binnen. Het kapitalistische westen, met de Verenigde Staten (VS) voorop, wilde de SovjetUnie door middel van niet-militaire middelen hun ongenoegen over deze invasie laten blijken. Eén van de maatregelen die toen veel werd besproken was het boycotten van de Olympische Zomerspelen die in juli en augustus 1980 zouden worden gehouden in Moskou. Het boycotten van een sportevenement, in het bijzonder de Olympische Spelen van 1980, was ook al voor 1979 onderwerp van gesprek in de Britse politiek. De Sovjet-Unie had in de tweede helft van de jaren 1970 meerdere malen, in de ogen van het westen, de mensenrechten geschonden. Een voorbeeld daarvan was het oppakken door de SU van leden van het Helsinki Watch Committee, die op het respecteren van de mensenrechten in de Sovjet-Unie moesten toezien. Door de invasie van Afghanistan was de discussie over het boycotten van de Olympische Spelen weer aangewakkerd in Groot-Brittannië. De Verenigde Staten stuurden uiteindelijk geen enkele atleet naar die Spelen toe. Margaret Thatcher, loyaal aan de VS, wilde dit ook bewerkstellingen in het Verenigd Koninkrijk. Uiteindelijk hebben 65 landen de Spelen geboycot, maar het Verenigd Koninkrijk zat daar niet bij. Dit onderwerp is in de historiografie tot dusver onderbelicht geweest. In het algemeen is, in het kader van de Koude Oorlog, de culturele kant van het conflict niet grondig onderzocht. In het bijzonder, het gebruik van boycotten als onderdeel van de Koude Oorlog verdient meer aandacht dan tot dusver is gebeurd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de tot nu toe bekende literatuur over het onderwerp van deze scriptie. Er zijn twee artikelen, door Paul Corthorn en Kevin Jefferys, over dit onderwerp geschreven, stammend uit respectievelijk 2013 en 2012.1 Vanaf 2011 kwamen er in Groot-Brittannië namelijk pas in grote aantallen documenten vrij die specifiek gaan over het nemen van maatregelen met betrekking tot de Spelen van 1980 in Moskou. Daarnaast wijzen de twee artikelen op de recente interesse in het boycotten van evenementen ten tijde van de Koude Oorlog. Buiten dit om is in het verleden de focus bij de Koude Oorlog primair gericht geweest op de
1 Corthorn, P., “The Cold War and British Debates over the Boycott of the 1980 Moscow Olympics”, Cold War History 13 (2013), 43-66; Jefferys, K., “Britain and the Boycott of the 1980 Moscow Olympics”, Sport in History (2012), 1-23.
2
Verenigde Staten. Groot-Brittannië is in mindere mate het centrale punt van verschillende studies geweest.2 Deze twee redenen, de pas opkomende interesse in de culturele kant van de Koude oorlog en het gebrek aan focus op Groot-Brittannië in de Koude Oorlog, vormen de inspiratie en het fundament voor het onderzoeken van dit onderwerp. De twee artikelen van Corthorn en Jefferys geven een weergave van de discussie in Groot-Brittannië over het boycotten van de Spelen. Corthorn richt zich meer op de gevolgen die deze discussie had voor de politieke machtspositie van de regering. Hij bespreekt onder andere het nationale debat dat loskomt over de machtsgrenzen van de politiek, bijvoorbeeld in de sport.3 Jefferys denkt dat het de Britse regering niet lukte om de Spelen te boycotten, omdat Thatcher de British Olympic Association (BOA) en de atleten op een verkeerde manier probeerde te overtuigen. Daarnaast was de politiek volgens hem te verdeeld en benadrukt hij de vastberadenheid van de sportwereld.4 Invalshoek en hoofdvraag
Het is interessant om te onderzoeken waarom het de Britse regering niet lukte om de BOA te overtuigen om de Spelen te boycotten. Corthorn en Jefferys houden zich in hun onderzoek beperkt tot het debat en de ontwikkelingen in Groot-Brittannië. De internationale discussie over het boycotten van de Spelen blijft dus onderbelicht. Het verdient nadere bestudering, omdat een boycot de gestelde doelen alleen kan halen als een grote, sterke groep van landen een evenement boycot. Daarom zochten de Verenigde Staten, als initiatiefnemer, steun bij de bondgenoten. Dit betekent dat de VS het sportevenement niet als enige wilde boycotten, maar een krachtig gebaar naar de Sovjet-Unie wilde maken. Daarom is de invalshoek van deze scriptie dan ook meer gericht op het internationale debat en hoe dit doorwerkte op het nationale debat tussen de Britse regering en de BOA. De hoofdvraag voor deze scriptie zal niet anders zijn dan de vraag die Corthorn en Jefferys waarschijnlijk hebben gesteld. Ik wil weten waarom het de Britse regering niet lukte om de British Olympic Association te overtuigen om de Olympische Spelen van 1980 in Moskou te boycotten. Die vraag wil ik, zoals hierboven is vermeld, beantwoorden door de
2 Hopkins, M.F., “Continuing Debate and New Approaches in Cold War History”, The Historical Journal 50 (2007), 933-934. 3 Corthorn, “The Cold War and British debates”, 64. 4 Jefferys, “Britain and the Boycott”, 295-297.
3
focus meer te richten op het internationale debat, want dit is te weinig gebeurd in de artikelen van Corthorn en Jefferys. Ik zal me vooral richten op de standpunten van de bondgenoten van de Verenigde Staten en niet primair op de VS zelf. De VS zocht steun bij de rest van het westen en het is interessant om te kijken hoe de westerse landen zich positioneerden in deze kwestie. Concepten en begrippen
In het kader van sport en politiek kunnen theorieën en redeneringen over de relatie tussen die twee gebruikt worden voor het verklaren van bepaalde kwesties die zich in het verleden hebben afgespeeld, zoals deze kwestie in 1980. Theorieën geven een algemeen beeld over hoe de ontwikkelingen tijdens een bepaalde periode vóór of tijdens een sportevenement naar alle waarschijnlijkheid plaats zullen vinden. Volgens Victor Cha zijn er drie verschillende scholen met ieder een eigen kijk op internationale betrekkingen en dat sport haar eigen lering trekt over hoe de wereld werkt.5 Het debat tussen, hoofdzakelijk, enerzijds de Britse regering en anderzijds de BOA kan worden uitgelegd als een debat tussen twee verschillende scholen. De eerste school, waar de Britse regering aan kan worden gekoppeld, stelt dat de macht van staten het kernpunt is in het begrijpen van internationale betrekkingen. Sport is daarbinnen één van de manieren via welke de staat de competitie aangaat met andere staten. De tweede school, waar de BOA aan kan worden gekoppeld, stelt echter dat sport geen verlengstuk van de regering is, maar dat het op een heel eigen internationaal speelveld opereert. Cha stelt bovendien dat de tweede school de reden was voor het mislukken van het overhalen van de BOA door de Britse regering.6 Een tweede en laatste theorie die ik wil gebruiken is de theorie over bipolariteit. Tijdens de Koude Oorlog waren er twee grootmachten die met elkaar in strijd waren. De Verenigde Staten waren de ene grootmacht en de andere grootmacht was de Sovjet-Unie. De theorie over bipolariteit stelt dat deze twee grootmachten bij internationale kwesties steun zochten bij bondgenoten. Deze bondgenoten werden door de grootmachten gezien als pionnen. De grootmacht was de grote leider die gevolgd moest worden. Voor de VS waren de bondgenoten in de eerste plaats andere westerse landen, bijvoorbeeld de landen
5 Cha, “A Theory of Sport and Politics”, 1583-1584. 6 Ibidem, 1583-1584.
4
die waren verbonden aan de NAVO. Voor de SU waren de bondgenoten in de eerste plaats de landen die onderdeel waren van het Warschaupact.7 De twee scholen en de theorie over bipolariteit zijn voorbeelden van theorieën die kunnen worden gebruikt om de kwestie beter te kunnen begrijpen. Deze theorieën zullen in de scriptie twee functies hebben. Ten eerste kan deze kwestie gebruikt worden om te kijken of deze theorieën toepasbaar zijn en dus in dit geval bekrachtigd of ontkracht worden. Ten tweede kunnen deze theorieën een mogelijke verklaring geven voor het mislukken van het organiseren van een boycot. Aanpak
Er zijn, zoals gezegd, over dit onderwerp twee artikelen geschreven. Er zijn daarnaast verschillende andere werken over deze Olympische Spelen geschreven die een breder raakvlak dan mijn onderwerp hebben. Hierdoor ben ik voor het onderzoek grotendeels afhankelijk van de primaire bronnen. Voor primair onderzoek ben ik naar de National Archives en de University of East London Libraries geweest voor de bestudering van stukken van respectievelijk de regering en de BOA. Tijdens dat bezoek heb ik zoveel mogelijk fotokopieën kunnen maken om de teksten later nog te kunnen raadplegen. Toen heb ik de stukken op de referentievolgorde bestudeerd, omdat dat overeenkomt met de chronologie van het onderwerp. Dat was handig voor het zien van verbanden en ontwikkelingen in deze kwestie. Daarbij heb ik de informatie later thematisch gesorteerd. Zo kon ik per aspect van de kwestie een duidelijke ontwikkeling zien en kwam ik tot de conclusies die ik getrokken heb. Uit de secundaire literatuur heb ik enerzijds de informatie over de theorieën gehaald, en anderzijds informatie en de standpunten van andere auteurs over deze kwestie. Dit zal worden gebruikt om mijn positie in het debat aan te geven, maar ook om de kwestie te verduidelijken.
7 Espy, R., The Politics of the Olympic Games: With and Epilogue, 1976-1980 (University of California 1981), 11.
5
De Koude Oorlog in de jaren ’70 Eind december 1979 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen.8 Deze ontwikkeling was voor de Verenigde Staten en andere landen de directe aanleiding om de Olympische Zomerspelen van 1980 te boycotten. Ook de regering van Groot-Brittannië wilde om deze reden diezelfde Spelen boycotten. De geschiedenis vertelt ons echter dat de Britten wel hebben deelgenomen aan het prestigieuze toernooi, ondanks de onvoorwaardelijke steun van de Britse regering aan de Verenigde Staten. Om een goed beeld te krijgen van de context waarin deze kwestie zich afspeelde, is het belangrijk om meer te weten te komen over de stand van zaken in de internationale politiek toen de Sovjet-Unie besloot om Afghanistan binnen te vallen. Daarnaast is het nuttig om te weten wat de Sovjet-Unie bewoog om de invasie uit te voeren. Verder is de reactie van de Verenigde Staten, de grote tegenspeler van de Sovjet-Unie in de Koude Oorlog, van belang. De Amerikanen waren de eersten die een boycot opperden, maar die maatregel was er één van vele tegen de Sovjet-Unie. In 1979 was er nog sprake van détente tussen het communistische Oostblok en het kapitalistische westen. Dat was een periode van 1969 tot 1980 van een verminderde spanning tussen staten, in dit geval de VS en de SU. Best en de andere schrijvers van het boek International History of the Twentieth Century and Beyond geven bij hun beschrijving van détente aan dat deze begon in 1969 met de inauguratie van Richard Nixon als president van de Verenigde Staten en eindigde in 1980 met het niet bekrachtigen van het SALT II Verdrag door de Amerikaanse Senaat.9 In hetzelfde jaar dat Nixon werd gekozen, begonnen de beide grootmachten met gesprekken die uiteindelijk resulteerden in het SALT I Verdrag (Strategic Arms Limitation Talks), dat werd getekend in mei 1972.10 De gesprekken over het verder reguleren van de wapenwedloop tussen de twee grootmachten gingen na SALT I verder, omdat dit verdrag niet voldoende was. Er waren manieren waardoor beide landen de afspraken konden ontlopen. Daarom werd er doorgegaan met de wapenwedloop tussen
8 Runion, M. L., The History of Afghanistan (Westport 2007), 105. 9 Ibidem, 546; Best, A., Hanhimäki, J. M., Maiolo, J. A., & Schulze, K. E., International History of the Twentieth Century and Beyond (New York 2004). 10 Ibidem, 71-72.
6
beide grootmachten. In juni 1979 resulteerden de verdere gesprekken in het SALT II Verdrag, getekend door president Carter van de Verenigde Staten en Brezjnev, de leider van de Sovjet-Unie.11 Deze periode van 1969 tot 1980 was dus een periode van een voorzichtige toenadering tussen de beide staten om de militaire dreiging tussen de twee te verminderen. Dit komt onder andere naar voren uit het tekenen van de SALT I en SALT II Verdragen. Tom Buchanan noemt het SALT I Verdrag “the major achievement of superpower détente […]”12. Dit kader is belangrijk om te weten wat de relatie tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten was toen werd besloten om de invasie van Afghanistan in te zetten. De relatie werd door de invasie ernstig verstoord, omdat de invasie door de beide kampen verschillend werd geïnterpreteerd. Om daar meer duidelijkheid over te krijgen is het belangrijk om te weten wat de situatie in Afghanistan was toen de Sovjet-Unie het land binnenviel. De toedracht van de invasie kan daarmee worden verklaard en dan wordt ook duidelijk welke positie de VS innam in het interpreteren van de invasie en welke gevolgen dat had op de ontwikkelingen in de eerste helft van 1980. De invasie van Afghanistan
In de maanden voorafgaand aan die invasie was Afghanistan in een binnenlandse strijd om de macht verwikkeld geraakt. Grofweg waren er twee kampen. De ene kant, de communistische Democratische Volkspartij van Afghanistan (DVPA), werd gesteund door het communistische Oostblok. De andere zijde, de moedjahedien, werd gesteund door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, China en meerdere moslimstaten zoals Pakistan en Egypte. Deze staten steunden de moedjahedien vooral om de agressie, die met de Koude Oorlog verband hield, in de Perzische Golf te stoppen. Het doel van deze rebellen was het waarborgen van de Afghaanse vrijheid en daarmee het omverwerpen van het communistische regime, dat banden had met de Sovjet-Unie.13 In 1979 was het communistische gezag in Afghanistan aan het wankelen. Toen de door de SU gesteunde leider, Nur Mohammed Taraki, werd omgebracht, besloot de SovjetUnie om in te grijpen en het land binnen te vallen. De sovjets grepen om twee redenen in. 11 Best, International History, 287-288 12 Buchanan, Europe’s Troubled Peace, 141. 13 Runion, History of Afghanistan, 105.
7
Ten eerste waren ze bang om nog een fundamentalistisch islamitisch land aan hun grenzen te hebben na de Islamitische Revolutie in Iran. De fundamentalistische islam vormde, in de ogen van de Sovjet-Unie, een bedreiging voor de controle van de Sovjet-Unie over haar republieken in Centraal-Azië. Ten tweede werden de rebellen gesteund door de Verenigde Staten.14 Het communistische regime van Rusland greep dus ook in om een verzwakt regime in stand te houden en het land niet te verliezen aan een door het westen gesteunde rebellenmacht. Het was dus vooral een actie om gevaarlijke instabiliteit in haar eigen achtertuin te voorkomen. De Verenigde Staten zagen deze invasie als een uiting van imperialisme en een dreiging voor de vrede en voor het Midden-Oosten. Dit moeten we in het licht zien van de eerdere pogingen van de Verenigde Staten en andere landen om invloed in Azië te houden en te vergroten. Van 1954 tot 1977 was de VS lid van de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie. Groot-Brittannië was ook lid. Deze organisatie was opgezet om westerse invloed te consolideren. In het verdrag staat impliciet dat de organisatie als doel had om het communisme geen kans te geven in Azië: […] desiring to strengthen the fabric of peace and freedom and to uphold the principles of democracy, individual liberty and the rule of law, and to promote the economic well-being and development of all peoples in the treaty area, intending to declare publicly and formally their sense of unity, so that any potential aggressor will appreciate that the Parties stand together in the area, and desiring further to coordinate their efforts for collective defense for the preservation of peace and security […]15 Groot-Brittannië had twee motieven om van de organisatie lid te worden. Ten eerste wilde het haar rol als wereldmacht vasthouden. Ten tweede had het land hulp nodig om dit te bewerkstelligen.16 In dit licht moet de veroordeling van de invasie door de VS en de steun
14 Best, International History, 288. 15 “SEATO Pact of 1954”, op de website: http://web.b.ebscohost.com.proxyub.rug.nl/ehost/detail/detail?vid=2&sid=724eefa6-cad6-432c-9bc546ef0a97b15e%40sessionmgr115&hid=128&bdata=JnNpdGU9ZWhvc3QtbGl2ZSZzY29wZT1zaXRl#db=mth &AN=21212299, geraadpleegd op 25 juni 2015. 16 Panagiotis, D., Failed Alliances of the Cold War: Britain's Strategy and Ambitions in Asia and the Middle East (Londen 2012), 8, 188.
8
die Groot-Brittannië daar aan gaf, worden gezien. Groot-Brittannië steunde de VS in de Afghaanse kwestie dus vooral om haar eigen internationale rol te consolideren. President Carter ontwikkelde als reactie op de invasie de zogeheten Carter-doctrine, die hij uitsprak op 23 januari 1980. Hij stelde dat de Verenigde Staten veel belangen hadden in de Perzische Golf en dat elke invasie zou worden beantwoord met direct militair ingrijpen, om zo nodig de Amerikaanse belangen te beschermen.17 Vanaf januari 1980 gingen de Verenigde Staten daarom de rebellen via Pakistan ondersteunen in hun strijd tegen het communisme en de grens van Pakistan met Afghanistan bewaken om hun ondersteuning via Pakistan veilig te stellen.18 Naast het ondersteunen van de rebellen kwam de VS ook met een drietal andere, rechtstreeks tot de Sovjet-Unie gerichte, maatregelen. Ten eerste werd een gepland transport van zeventien ton graan opgeschort. De EEG besloot om dit verbod zowel direct als indirect niet te vervangen met eigen handel.19 Ten tweede werd het SALT II Verdrag in de wacht gezet en uiteindelijk niet bekrachtigd door de Amerikaanse Senaat. Ten derde wilden de Verenigde Staten de Olympische Zomerspelen van dat jaar in Moskou boycotten. Groot-Brittannië kwam zelf ook met een aantal maatregelen. Ten eerste zou er voor drie maanden geen contact zijn op top- en ministerieel niveau. Ook werden er restricties gelegd op de export van gevoelige technologie. De militaire handel werd stopgezet en de kredietovereenkomst
tussen
beide
landen
werd
niet
verlengd.
Ook
werd
het
maatregelenpakket van de VS, met onder andere het niet vervoeren van 17 ton graan naar de Sovjet-Unie, ondersteund, zo maakte Carrington duidelijk. In een statement maakte Hurd bekend dat de Britse ambassadeur uit Kabul was teruggeroepen en dat er geen hulp meer naar Afghanistan zouden worden gestuurd.20 De Amerikanen en Britten kregen echter weinig bijval van hun West-Europese bondgenoten om alle maatregelen te steunen. West-Duitsland wilde de nieuwe economische en culturele banden met het Oostblok niet op het spel zetten. Frankrijk was bang dat de détente in gevaar zou komen door de Amerikaanse maatregelen.21 Verder zagen meerdere West-Europese bondgenoten de invasie als een regionale aangelegenheid. Ze waren niet
17 Ibidem, 289; Palmer, History of the Modern World, 1022. 18 Runion, History of Afghanistan, 111-112. 19 National Archives, FCO 13/968, Possible international boycott of the 1980 Olympic Games in Moscow following the Soviet invasion of Afghanistan, ‘Afghanistan – Additional Supplementaries’, 22 januari 1980. 20 FCO 13/966, Telegram van Lord Carrington naar Margaret Thatcher, 8 januari 1980. 21 Buchanan, Europe’s Troubled Peace, 142.
9
overtuigd van de mening van president Carter dat deze invasie de grootste dreiging voor de vrede was sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ook speelde voor West-Europa het eigenbelang mee. De Sovjet-Unie was ten tijde van deze kwestie bezig met het aanleggen van een pijpleiding voor aardgas uit Sovjetgebied naar West-Europa.22 Dit wilden die landen niet op het spel zetten. Er was dus op voorhand veel verdeeldheid binnen het westen over de kwestie in Afghanistan. De belangrijkste landen en personen
Groot-Brittannië speelde een grote rol tijdens de kwestie rondom de Olympische Spelen, maar er waren ook andere landen die belangrijk waren voor het verloop van de discussie. Groot-Brittannië wilde, zoals bekend, de Olympische Spelen wel boycotten als steun aan de Verenigde Staten. Volgens het hoofdkwartier van de regeringspartij, de Conservatieve Partij, moest de voorgestelde boycot echter een onderdeel zijn van een groter geheel van maatregelen vanuit Groot-Brittannië. Daarom werd er gepleit voor meer overleg met andere landen van de EEG om zo tot één standpunt te komen.23 De belangrijkste Europese landen in deze discussie waren, naast Groot-Brittannië, West-Duitsland, Frankrijk en Nederland, en in mindere mate Italië. West-Duitsland was lange tijd neutraal over de kwestie, maar besloot uiteindelijk om de Spelen te boycotten. De voorstanders van een boycot, waaronder de VS, Groot-Brittannië en Nederland, zagen een belangrijke rol voor West-Duitsland weggelegd in het overhalen van neutrale landen om de Spelen te boycotten. Frankrijk was daarentegen tegen een boycot, omdat de invasie een regionale aangelegenheid was. Het land ging actief op zoek naar steun bij landen die voor deelname aan de Spelen in Moskou waren. Italië werd door de landen die het sterkst voor een boycot waren niet intensief betrokken bij de discussies, ondanks dat het land voorzitter van de EEG was. In Groot-Brittannië waren twee ministeries met de kwestie bezig, namelijk de Foreign and Commonwealth Office (FCO) en de Department of Environment (DOE). De DOE lijkt op het eerste gezicht als ministerie van Milieu geen connectie met de Spelen te hebben, maar het was verantwoordelijk voor de portefeuille Sport. De minister van Milieu was Michael Heseltine. De minister van Sport, met als officiële titel ‘Parliamentary Under
22 Palmer, History of the Modern World, 1022. 23 Corthorn, “The Cold War and British Debates, 52-59.
10
Secretary of State of the Department of the Environment’, was Hector Monro. De minister van FCO was Lord Carrington. De officiële titel van zijn functie was ‘Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs’. Als rechterhand had Carrington Douglas Hurd, officieel getiteld ‘Minister of State for Foreign and Commonwealth Affairs’. Margaret Thatcher was als premier ook bezig met het bewerkstelligen van een boycot. Ze onderhield contacten met andere premiers en presidenten, en met de voorzitter van de BOA. Ze was echter niet aanwezig bij de besprekingen, omdat deze op diplomatiek of ministerieel niveau werden gevoerd. Het intensief vinden van steun voor een boycot verliep in de eerste plaats dus niet via Thatcher, maar via de ministeries. Politici zoals Carrington waren internationaal en nationaal bezig met het vinden van steun voor een boycot. Op nationaal niveau had de regering intensief contact met Sir Denis Follows, de voorzitter van de BOA. Hij had meerdere bijeenkomsten met politici en werkte als contactpersoon tussen de BOA en de regering. Bij nieuwe ontwikkelingen zorgde hij ervoor dat de BOA werd bijgepraat. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat de kwestie rondom het boycotten van de Olympische Spelen het einde markeerde van de periode van détente tussen de twee grootmachten. Ook is duidelijk geworden dat het westen niet eensgezind was over de aard van de invasie, zoals ze die interpreteerden. De VS zag het binnenvallen van Afghanistan als een dreiging voor de vrede, maar meerdere West-Europese landen vonden het een regionale aangelegenheid en wilden de verminderde spanning tussen het kapitalisme en het communisme van de jaren ervoor niet op het spel zetten. Margaret Thatcher wilde de Verenigde Staten bijstaan in het boycotten van de Spelen, maar kreeg dus weinig steun van continentaal Europa. Daardoor kon er geen groot machtsblok worden gevormd die het optreden van de Sovjet-Unie in Afghanistan krachtig kon beantwoorden.
11
Een boycot werd niet als één van de voornaamste maatregelen tegen de Spelen gezien. De regeringen die een statement aan de Sovjet-Unie wilden afgeven probeerden in eerste instantie om de Spelen niet in Moskou maar ergens anders plaats te laten vinden. Op 12 februari 1980 besloot het IOC echter unaniem om de Spelen in Moskou door te laten gaan. Dit hoofdstuk zal het debat hierover bespreken. Eerst zal duidelijk worden hoe de invasie werd geïnterpreteerd door westerse landen en welke actie zij tegen de Spelen wilden ondernemen. Daarna wordt besproken hoe het debat zich in Groot-Brittannië ontvouwde, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan hoe de regering de BOA wilde overtuigen. Ik wil aantonen dat de rol die VS nam in het debat niet bijdroeg aan het creëren van een sterke coalitie in deze kwestie tegen de Sovjet-Unie. Verdeeldheid onder de bondgenoten
President Carter van de Verenigde Staten stuurde op 20 januari naar alle bondgenoten een brief. Daarin riep hij de bondgenoten en hun Nationaal Olympisch Comité (NOC) op om het IOC te benaderen om de Spelen te verplaatsen, af te lasten of uit te stellen. Daarin moesten de NOCs samenwerken met het United States Olympic Comittee (USOC). Mocht één van de drie opties niet uitgevoerd kunnen worden, dan moest er een boycot komen. Ook vond hij het wenselijk om een raad van ministers van Sport bijeen te laten komen om samen tot een standpunt te komen. Canada en Groot-Brittannië steunden dit initiatief van Carter, maar gaven aan dat ze problemen hadden met het overtuigen van hun eigen NOC. Twee andere grootmachten, Frankrijk en West-Duitsland, waren minder enthousiast. West-Duitsland nam nog geen standpunt in, maar wilde deze kwestie eerst bespreken in de EEG. Voor West-Duitsland was het daarnaast een lastige kwestie. Enerzijds wilde het land de Verenigde Staten steunen in deze kwestie. Anderzijds streefde West-Duitsland ook haar Ostpolitik na, de détente tussen het land en onder andere de Sovjet-Unie en de DDR. De Verenigde Staten zagen een centrale rol weggelegd voor West-Duitsland wegens haar leidende rol in de wereldsport. Als West-
12
Duitsland zich achter de VS schaarde en haar NOC ook, dan zouden meerdere landen en NOC’s volgen.24 Frankrijk was het voornaamste land dat zich niet positief tegen het Amerikaanse initiatief opstelde. De Franse regering vond de invasie wel degelijk een overtreding van détente, maar vatte de gevolgen ervan als minder verstrekkend en desastreus op. De invasie werd door Frankrijk geïnterpreteerd als een actie van consolidatie van macht en niet als een inlijvingsactie, wat de Sovjet-Unie ook als verklaring gaf aan het westen en wat ook de algemene consensus in de literatuur is. De SU liet aan onder andere Groot-Brittannië weten dat Moskou op 26 december een roep om hulp uit Afghanistan kreeg. De Britten namen dit niet serieus.25 Frankrijk accepteerde deze beschrijving dus wel.26 Door de invasie werden er door de Fransen wel vraagtekens bij de dialoog tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie gezet. Om de dialoog mogelijk niet te veel te schaden wilden de Fransen de Russen de kans geven hun actie te verantwoorden. Hier zou dan op worden ingespeeld door vragen te stellen die de ernst van de situatie zouden benadrukken. Het doel van Frankrijk, evenals de andere westerse landen, was om de Sovjet-Unie ertoe te bewegen om de troepen terug te trekken en duidelijk te maken dat Afghanistan geen bedreiging vormde voor de SU.27 Frankrijk kon zich niet vinden in de interpretatie die Carter gaf over de invasie. De Fransen waren bang dat de VS de invasie vooral zou gebruiken om de Sovjet-Unie te straffen, in plaats van zich in te spannen voor maatregelen die de Russen zouden overtuigen dat terugtrekking de juiste actie zou zijn. Frankrijk vond deze houding te hard en vreesde dat hierdoor niet alle westerse landen zich achter de VS zou scharen. Daardoor zou het westen verdeeld raken en de solidariteit op de lange termijn aangetast worden. Dit kwam de Sovjet-Unie alleen maar goed uit. Maar als een boycot wel van de grond zou komen dan zou dat een gevoel van vernedering oproepen bij de Russische bevolking die zich dan nog meer achter haar eigen regering zou scharen uit patriottisch gevoel.28 Frankrijk wilde daarom de dialoog met de Sovjet-Unie in gang houden en benadrukte hier dus haar gematigde positie en aanpak mee.
24 FCO 13/969, Telegram van Douglas Henderson naar FCO, 28 januari 1980; FCO 13/971, Telegram vanuit Washington naar FCO, 2 februari 1980. 25 FCO 13/966, ‘Notes for Supplementaries: The Soviet Excuse’, 14 januari 1980. 26 FCO 13/968, Telegram van de Britse ambassade in Parijs naar FCO, 22 januari 1980. 27 FCO 13/967, Telegram van de Britse ambassade in Parijs naar FCO, 19 januari 1980 28 Ibidem; FCO 13/968, ibidem; FCO 13/969, ‘Olympic Games: Known Attitudes of Governments as at 25 January, FCO, 25 januari 1980.
13
Ook Frankrijk wilde veel steun voor haar aanpak, net zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië dat wilden voor hun aanpak. De Franse minister van Sport ging daarom bij Franstalige landen, voornamelijk in Afrika, de ministers van Sport van die landen aanmoedigen om het standpunt van de Franse regering over te nemen. Er zou in Afrika een algemene consensus onder de Franstalige landen zijn om het advies op te volgen.29 De derde wereld was ook een bron voor de Sovjet-Unie om steun te verzamelen.30 Dit probeerden de westerse landen, die tegen de Spelen in Moskou waren, tegen te gaan door Afrikaanse landen bij het westerse debat te betrekken. Ook het de islamitische wereld werd gezien als een belangrijke bondgenoot. Daarom waren ook Saudi-Arabië en Maleisië uitgenodigd voor een bijeenkomst tussen landen die de invasie veroordeelden. Saudi-Arabië en Maleisië landen waren allebei voorstander van het verplaatsen van de Spelen , of anders het boycotten ervan. In het westen waren er dus twee kampen, met aan de ene kant de Verenigde Staten en Groot-Brittannië als de voornaamste landen die de invasie sterk veroordeelden en het bestempelden als een agressieve daad tegen een neutraal land. Aan de andere kant was het voornamelijk Frankrijk die de invasie als een regionale aangelegenheid zag en de dialoog met de Sovjet-Unie in stand wilde houden. De landen die het sterkst tegen de invasie waren wilden een bijeenkomst organiseren om tot een gecoördineerde aanpak te komen. Deze bijeenkomst vond op 12 februari in Washington DC plaats. Deze bijeenkomst is belangrijk om te benadrukken, omdat de verdeeldheid in het westen hier duidelijk werd. De bijeenkomst in Washington DC
De bijeenkomst was een initiatief van de Australische premier Malcolm Fraser en Margaret Thatcher. Ze wilden een ‘steering group’ opstellen die het verplaatsen van de Spelen, het houden van alternatieve spelen en het boycotten van de Spelen zou bespreken, voordat er een grotere bijeenkomst zou komen met alle landen die tegen de Spelen in Moskou waren. Australië pleitte namelijk voor meer planning en coördinatie tussen de regeringen. De uitgenodigde landen waren West-Duitsland, Frankrijk, Verenigde Staten, Italië, Nederland, Noorwegen, Australië, Canada, Japan, Groot-Brittannië, Kenia, Saudi-Arabië en Maleisië. 29 FCO 13/972, Telegram van de Britse ambassade in Parijs naar FCO, 11 februari 1980. 30 Caraccioli, T. & Caraccioli, J., Boycott: Stolen Dreams of the 1980 Moscow Olympic Games (Washington D.C., 2008), 60-61.
14
West-Duitsland kreeg een uitnodiging omdat ze hadden aangegeven volledig geconsulteerd te willen worden voordat er actie zou worden ondernomen. Italië werd uitgenodigd, omdat dat land op dat moment de voorzitter van de EEG was en omdat het land tegen deelname aan de Spelen was als deze in Moskou zouden worden gehouden.31 De bijeenkomst vond op 12 februari zonder Frankrijk en West-Duitsland plaats. Deze landen wilden niet deelnemen, omdat ze zich (nog) niet konden vinden in het Amerikaanse beleid met betrekking tot de Spelen. Zij wensten echter wel geïnformeerd te worden over de uitkomt van de bijeenkomst. De VS maakte in Washington een serieus, dreigend statement. Het land legde een grote nadruk op het belang van een gezamenlijke actie. Maar als te weinig landen zich achter de VS zouden scharen zou dat een serieus effect hebben op de houding van de Amerikanen om in de toekomst samen te werken met Europa.32 De afgevaardigden van de VS gaven hier aan dat ze een verdeeld Europa zagen en stelde impliciet dat ze volgelingen wilden die het Amerikaanse standpunt steunden. Hier komt de theorie over bipolariteit dus naar voren. Australië en Groot-Brittannië wilden deze bijeenkomst om te overleggen over de Spelen zodat er mogelijk een coalitie kon worden gevormd. De VS zag deze bijeenkomst echter als een mogelijkheid om de oproep die het deed op 20 januari aan de westerse landen nogmaals uit te leggen om zo meer individuele landen achter zich te krijgen in plaats van eerst af te wachten tot de Europese landen eensgezind waren. We kunnen uit het bovenstaande concluderen dat Europa zeer verdeeld was. Twee vooraanstaande landen, Frankrijk en West-Duitsland, waren geen voorstander van maatregelen tegen de Spelen. Het valt daarnaast op dat er meerdere westerse landen niet waren uitgenodigd voor de bijeenkomst in Washington, zoals bijvoorbeeld Spanje, Portugal en Zweden. Verdeeldheid in Groot-Brittannië
Het is duidelijk geworden dat een aantal vooraanstaande landen in het westen de invasie als een bedreiging voor de wereldvrede zagen. De Verenigde Staten vonden het een imperialistische daad die ook het Midden-Oosten bedreigde. Groot-Brittannië was het hier
31 FCO 13/971, Telegram van J. Macrae van Cultural Relations Department, 7 februari 1980. 32 FCO 13/972, Telegram van Britse ambassade in Washington DC naar FCO, 12 februari 1980.
15
mee eens en legde de nadruk op de soevereiniteit op Afghanistan. Douglas Hurd noemde de invasie namens de regering een agressieve daad tegen een onafhankelijk land. 33Ook het House of Lords (het Britse Hogerhuis) noemde Afghanistan een soeverein en neutraal land.3434 Wat naar voren komt is dat het House of Lords Afghanistan bestempelde als neutraal. In de secundaire literatuur komt veelal naar voren dat Afghanistan, in de maanden voor de invasie, werd geleid door een pro-Sovjet regering. De oriëntatie van het land was in essentie dus niet neutraal. De reactie van Margaret Thatcher over de Russische actie was in lijn met die van de VS. Ze zei het volgende in een tekst gericht aan Malcolm Fraser, de premier van Australië: “The Russians have cynically imposed their will on a non-aligned country by military force in gross violation of international law and under the flimsiest of pretexts.”35 Ook Thatcher noemde Afghanistan een neutraal land. Het is dus, met de kennis van nu, duidelijk dat zowel Carter als Thatcher de invasie verkeerd interpreteerden. In het kader van de Koude Oorlog valt dit te verklaren, omdat de betrekkingen tussen het kapitalistische westen en het communistische oosten in de jaren ’70 relatief aan het verbeteren waren. Met deze invasie was er volgens een aantal westerse landen sprake van een hernieuwde militaire dreiging. Het debat in Groot-Brittannië begon op 3 januari 1980 met de brief van Neville Trotter, lid van het Britse parlement, aan Margaret Thatcher. Daarin stond dat hij vond dat de Olympische Spelen afgelast moesten worden en dat de regering daar een leidende positie in moest nemen. Hiermee begon het debat in Groot-Brittannië over deze kwestie. Thatcher reageerde hierop door te stellen dat de BOA onafhankelijk was en dat het International Olympic Committee (IOC) landen opriep om sport en politiek gescheiden te houden.36 Dit is opmerkelijk, omdat Thatcher zich vijf dagen later uitsprak als een voorstander van het boycotten van de Spelen en hier meer heil in zag dan veel andere regeringsleden en landen, die het liefst eerst naar andere opties wilden kijken, zoals het verplaatsen, uitstellen of aflasten van de Spelen. Thatcher legde in haar antwoord op Trotter wel het grote probleem bloot. De sportwereld had haar eigen beleidsorganen waar de politiek geen invloed op had.
33 FCO 13/966, Statement Douglas Hurd, 14 januari 1980. 34 FCO 13/968, ‘House of Lords: Draft statement on Afghanistan’, 24 januari 1980. 35 FCO 13/967, Brief van Margaret Thatcher naar Malcolm Fraser, 15 januari 1980. 36 FCO 13/966, Brief van Neville Trotter naar Margaret Thatcher 3 januari 1980; FCO 13/966, Brief van Thatcher naar Neville Trotter, 3 januari 1980.
16
Met andere woorden: regeringen moesten zorgvuldig omgaan met de macht die ze hadden en de reikwijdte ervan. Groot-Brittannië zag in dat het de steun van andere, vooral vooraanstaande, landen nodig had om tot een daadkrachtige actie te komen, onder andere met betrekking tot de Olympische Spelen en zeker wat betreft een boycot. Met adequaat handelen kon worden voorkomen dat Moskou in de toekomst weer zo zou handelen als in Afghanistan. Op die manier kon détente worden bevorderd, want de invasie was geen consistente actie met détente en een sterk antwoord was daarom nodig. Verder zou de publieke opinie, volgens Thatcher, ook meegaan als er samenhang was tussen de westerse landen, bijvoorbeeld in het aanbieden van alternatieve plekken voor de Spelen.37 Thatcher vond een boycot een uitstekende manier om een slag uit te delen aan de Sovjet-Unie. De minister van Milieu, Michael Heseltine, voorzag ook dat het de SU de meeste pijn zou doen als er veel landen weg zouden blijven. Zijn redenering is echter vreemd te noemen. Hij zag de invasie als een politieke beweging die niks met sport te maken had. Daarom moest Groot-Brittannië wegblijven bij de Spelen en reageren door middel van sport onder het mom van ‘het doel heiligt de middelen’.38 Zijn aparte redenatie ter zijde is het duidelijk dat de minister van Milieu dezelfde mening had als Margaret Thatcher. Hij verschilde echter wel van mening met Monro, die onder zijn ministerie viel. In concreto kwam dat naar voren bij een discussie over het dringende advies van Carter aan de USOC over het samenwerken met andere NOCs om de Spelen te verplaatsen. Monro was sceptisch over dit initiatief, omdat de atleten en hun belangen niet werden meegenomen.39 Het gevaar bij een boycot zou zijn dat alle Britse sportbonden uit hun respectievelijke internationale sportfederaties gezet zouden worden waardoor Groot-Brittannië op internationaal sportgebied stilgelegd zou worden. Carrington deelde wel de mening van Thatcher dat het wegblijven van vooroplopende staten een grote klap voor de prestige van de SU zou zijn en dat het één van de beste manieren is om hun ongenoegen te laten blijken, maar ze was het eens met Carrington dat Groot-Brittannië haar positie wel moest coördineren met andere westerse landen. Het werd in de regering en door Carrington als hoogst onwaarschijnlijk gezien om genoeg sterke landen in samenhang achter zich te krijgen. Hij vond, net als de rest van de regering (op Thatcher en Heseltine na), dat 37 Ibidem, Brief van de Private Secretary op 10 Downing Street naar FCO, 8 januari 1980. 38 FCO 13/967, Telegram van Michael Heseltine naar Lord Carrington, 16 januari 1980. 39 Corthorn, “The Cold War and British Debates”, 283-284.
17
het uitstellen, verplaatsen of aflasten nog meer effect zou hebben. Om verplaatsing mogelijk te maken moest er volgens Carrington worden aangetoond dat de Verenigde Staten of Canada het evenement konden organiseren. Zo kon er meer druk op het IOC worden uitgeoefend.40 Deze mening werd door het House of Lords (het Britse Hogerhuis) gedeeld. Het aflasten van de Spelen zou een zware klap voor de atleten zijn die jaren intensief hadden getraind en daarom was verplaatsing wenselijk. Om de Spelen te verplaatsen moest het IOC worden benaderd. Het kabinet had snel door dat ook de BOA nodig was om de Spelen te kunnen verplaatsen, aangezien alleen de BOA het IOC kon benaderen over dit punt. GrootBrittannië had volgens het Hogerhuis het recht om in deze kwestie de scheiding van sport en politiek te doorbreken. De Olympische Spelen werden gebruikt om de wereld te overtuigen van het Sovjetsysteem, aldus het House of Lords. Normaal moesten sport en politiek gescheiden blijven, maar in autoritaire regimes werd die opvatting niet gedeeld, omdat zij er maximaal politiek voordeel uit wilden halen. Deze gedachte is niet geheel onterecht, omdat het niet de eerste keer zou zijn dat sport gebruikt zou worden als propagandamiddel. Dit was ook de bedoeling bij de Spelen van 1916 in Berlijn. De secretaris van het organiserend comité zei er het volgende over:“[…] The Games will be and are supposed to be a medium to convince the people of our worldwide importance.”41 De Spelen van 1916 gingen vanwege de Eerste Wereldoorlog niet door, maar het gebruik van sport als bevestiging van het nationale politieke systeem was dus geen nieuw fenomeen. In deze fase waren er verschillende opvattingen over hoe Groot-Brittannië en andere landen moesten reageren op de Sovjet-Unie. Er waren stemmen die zich hard maakten voor het verplaatsen van de Spelen als de meest reële optie. Anderen zagen liever een andere manier, hetzij het boycotten van de Spelen hetzij het uitstellen of aflasten ervan. Het beleid van Groot-Brittannië richtte zich na veel debat op het verplaatsen van de Spelen. Een boycot werd als één van de laatste opties gezien. Uitstellen, aflasten of geen sterke delegatie sturen werd ingeschat als opties met een hogere slagingskans en genoten daarom ook de voorkeur boven een boycot. Welke optie ook uitgevoerd zou worden, het doel met betrekking tot de Olympische Spelen was om de Sovjet-Unie de propaganda overwinning niet te geven.42 40 FCO 13/966, Telegram van Lord Carrington naar Margaret Thatcher, 8 januari 1980; FCO 13/970, Telegram van Lord Carrington naar Ottawa, Canada, 31 januari 1980. 41 Krüger, A., “On the Origin of the Notion that Sport Serves as a Means of National Representation”, History of European Ideas 16 (1993), 864. 42 FCO 13/967, Telegram van CRD naar FCO, 17 januari 1980.
18
De regering probeert de BOA te overtuigen
Nu duidelijk was welk beleid Groot-Brittannië ging voeren was het belangrijk om de BOA er van te overtuigen om naar het IOC te gaan en de optie van verplaatsing voor te leggen. Op 22 januari richtte Margaret Thatcher zich tot Sir Denis Follows met deze oproep. In die brief noemde ze de Olympische Spelen een stimulans voor het prestige van de Sovjet-Unie. In dat land werd het gezien als een groot politiek evenement en Groot-Brittannië wilde daar niet aan meewerken. Thatcher zag geen heil in de optie om tijdens de Spelen het ongenoegen over de invasie kenbaar te maken, omdat de invasie het tegenovergestelde was van het Olympisch ideaal. Zij had het Olympisch ideaal wel hoog zitten en hoopte ook dat de atleten wel aan de Spelen zouden kunnen meedoen, hetzij op een andere locatie. Ook wees ze op de VN-resolutie die de Sovjet-Unie opriep om de troepen terug te trekken. Ze wilde dit kracht bijzetten door niet aan de Spelen in Moskou deel te nemen.43 Ze gaf echter niet aan dat binnen de regering voor dit initiatief net zoveel steun was als voor de resolutie. Ze maakte de optelsom dat steun aan de resolutie gelijk stond aan het wegblijven bij de Spelen. Hiermee zou ze de BOA tegen zich in het harnas werken. Het was echter ook niet duidelijk of elk land dezelfde redenatie had, omdat er geen gecoördineerde aanpak over deze kwestie was. Dit is dus ook een voorbeeld van het gebrek aan internationale coördinatie over deze kwestie. Follows antwoordde een dag later op de brief van Thatcher met de mededeling dat het verzoek van de regering aan het IOC voorgelegd zou worden. Hij kon dat standpunt op dit moment echter niet steunen, omdat daar een stemming in het comité aan vooraf moest gaan. Hij voorzag problemen bij het organiseren van een aantal sporten in Groot-Brittannië als het land dit wilde aanbieden als alternatief voor de Spelen of bij verplaatsing. Om een internationaal toernooi te organiseren waar meer dan vier landen aan meedoen is de steun nodig van de desbetreffende internationale sportfederatie nodig. Voor een voetbaltoernooi is dus de steun van de Wereldvoetbalbond FIFA nodig. Die federaties waren tegen een verplaatsing van de Spelen.44 Dit is belangrijk, omdat de westerse landen, die tegen de Spelen waren, na 12 februari een alternatief evenement wilden opzetten om de atleten die
43 Jefferys, “Britain and the Boycott”, 284. 44 FCO 13/969, Brief van Sir Denis Follows naar Margaret Thatcher, 23 januari 1980.
19
niet aan de Spelen in Moskou konden deelnemen vanwege een boycot, alsnog een toernooi te geven. In Groot-Brittannië kwamen er ook stemmen op die niet blij waren met de rol die de sport innam in de kwestie met de Sovjet-Unie en Afghanistan. De Central Council for Physical Recreation (CCPR), een forum voor sportbonden, betreurde het dat de sport op de frontlinie werd gebruikt terwijl de regering ook andere zwaardere economische en diplomatieke maatregelen kon nemen. De regering wilde de reeds genomen maatregelen echter niet verzwaren om de détente niet te veel te schaden en om de dialoog over onder andere SALT in stand te houden. Thatcher en Monro besloten daarom om een afspraak te maken met CCPR om het een en ander toe te lichten. Ze benadrukten tegenover de CCPR dat ze nog geen standpunt hadden ingenomen als de Spelen in Moskou zouden blijven, maar gaven wel aan dat een boycot een mogelijkheid was. De intentie was om mee te doen aan de Spelen, zolang deze niet in Moskou werden gehouden.45 Welke maatregelen kan de regering tegen de BOA nemen?
Binnen de regering werd er eind januari serieus rekening mee gehouden dat verplaatsing de nodige problemen met zich mee zou brengen en dat de BOA geen voorstander van een boycot zou zijn. Groot-Brittannië probeerde andere landen daarom ook aan te sporen om hun NOC te benaderen om naar het IOC te stappen en te pleiten voor verplaatsing. Het IOC zou echter om drie redenen waarschijnlijk niet met dit verzoek instemmen. Ten eerste waren contracten met Moskou opgesteld en een eventuele verplaatsing zou contractbreuk betekenen. Ten tweede zou het IOC financieel geraakt worden, want het zou veel inkomsten uit bijvoorbeeld televisierechten mislopen. Ten derde was het reëel te noemen dat het Oostblok de Spelen bij een verplaatsing zou gaan boycotten. Ook was uitstel een lastige optie, omdat daarvoor een verandering van de regels nodig moest zijn. In de regels staat dat de Spelen elke vier jaar in een vast jaar moeten plaatsvinden. Deze Spelen moesten dus in 1980 plaatsvinden. Om het dan één jaar uit te stellen, zoals Hurd en Cutler voorstelden, was een verandering van het reglement noodzakelijk of Los Angeles moest haar toewijzing voor
45 FCO 13/971, Verslag van de bijeenkomst tussen Margaret Thatcher, Hector Monro en de delegatie van de CCPR, 4 februari 1980.
20
de Spelen van 1984 opgeven. Dan zouden de Spelen in 1984 in Moskou kunnen worden gehouden.46 Als het evenement niet verplaatst, uitgesteld of afgelast zou worden wilde de regering de Spelen boycotten, maar daarover had de BOA de eindbeslissing. De BOA bepaalde of de uitnodiging werd geaccepteerd of geweigerd. Omdat het reëel werd geacht dat de BOA de uitnodiging zou accepteren, werd er al gekeken hoe de regering meer druk op het Britse NOC kon uitoefenen. Het hoofd van de Home Civil Service gaf aan dat veel atleten in Groot-Brittannië werkten als ambtenaar en dat het daarom mogelijk was om ze instructies te geven niet naar Moskou te gaan. Het overkoepelende Civil Service Department vond dit ongehoord, maar zag geen reden waarom dit niet mogelijk was. De regering zag dit als een optie in het kader van discipline, maar achtte dit het beste mogelijk bij atleten die werkzaam waren in het leger. De legerleiding gaf ook aan dat het geven van instructies zeker mogelijk was.47 De regering onderzocht ook hoe de staat de BOA financieel ondersteunde. Het bleek dat het op geen enkele manier direct gebeurde. Indirect had de regering echter wel invloed. Ze steunde de Sports Council (SC) financieel die op haar beurt de BOA van geld voorzag als er gaten in de begroting waren. De Britse regering zag in dat dit een serieuze kwestie kon worden, omdat de BOA afhankelijk was van fondsenwerving. De publieke opinie over het wel of niet meedoen aan de Spelen was op dit moment verdeeld en daardoor kon de BOA achterlopen in fondsen. Als de Sports Council deze gaten niet zou opvullen, wat mogelijk was omdat de regering het waarschijnlijk achtte dat de SC het advies van de regering zou opvolgen, zou het voor (een aantal) atleten niet mogelijk zijn om naar Moskou af te reizen. Verder werden er nog twee maatregelen bekeken. Het was mogelijk om paspoorten in te houden en atleten geen visa te verlenen om ervoor te zorgen dat atleten niet naar de Spelen konden afreizen, maar dit zag de regering geen moment als een optie. Ook kon de regering de accreditatie van de Olympische Attaché intrekken, wat ook als een zeer waarschijnlijke optie gezien werd.. De Attaché werkte vanuit de Britse ambassade in Moskou en was verantwoordelijk voor het contact tussen de BOA en het organiserende comité in de Sovjet-Unie. Als de Attaché de functies moest neerleggen kreeg de BOA de 46 FCO 13/970, ‘Points of Discussion and Essential Facts for Mr Hurd’s meeting with Mr Munro, Minister for Sport and Mr Cutler, President Carter’s Advisor on the Olympic Games, 1 februari 1980. 47 FCO 13/969, Brief van Margaret Thatcher naar het House of Commons, 23 januari 1980; FCO 13/970, ibidem.
21
mogelijkheid om zelf iemand aan te stellen. Deze persoon mocht echter niet vanuit de Britse ambassade werken.48 Het zou het organiseren van Britse participatie bemoeilijken. Ter voorbereiding op de beslissing van het IOC op 12 februari maakte de regering een persverklaring die bij het doorgaan van de Spelen in Moskou zou worden uitgegeven. Daarin stond dat de regering zich zou wenden tot de landen van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) om verdere acties te bediscussiëren. De hoop was er om daar dan tot een gezamenlijk standpunt te komen en dit vast te houden. Anders zou de Sovjet-Unie alsnog haar propaganda overwinning hebben en zou de invasie door de vingers gezien worden. De regering richtte zich vóór 12 februari ook al tot andere landen om te kijken hoe zij dachten over het verplaatsen of boycotten van de Spelen.49 In Europa werd er afgesproken om op 5 februari een bijeenkomst van Europese ministers van Sport te organiseren. Hier zou worden gesproken over het initiatief dat Carter naar voren had gebracht. Groot-Brittannië zag dit als een goed initiatief om over de kwestie te praten op een breder forum. Dit kwam echter niet van de grond, omdat er te weinig animo voor was. Frankrijk, Malta en Portugal wilden niet deelnemen en de meeste andere landen wilden hun minister van Sport niet sturen, maar enkel diplomaten.50 De reactie op dit initiatief is tekenend voor de verdeeldheid binnen de Europese landen over hoe te reageren op de invasie met betrekking tot de Sovjet-Unie. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat er al in de beginfase van het debat over de Olympische Spelen veel verdeeldheid was, zowel binnen Groot-Brittannië als op internationaal niveau. In Groot-Brittannië was er binnen de regering geen overeenstemming over welke maatregel de beste en meest haalbare zou zijn. Er werd geopperd om de Spelen te boycotten, maar dit werd door een groot deel van de regering gezien als één van de laatste opties, achter het verplaatsen, aflasten, uitstellen van de Spelen of het niet sturen van een sterke delegatie. Daarnaast was de BOA nog geen voorstander van enige actie betreffende de Spelen. En het CCPR had haar beklag gedaan bij de regering dat die ook met andere sancties kon reageren op de Sovjet-Unie. Op internationaal niveau is het tekenend dat er veel verschillende meningen waren over hoe te reageren op de Spelen. Sommige landen waren een voorstander van het verplaatsen van de Spelen, anderen wilden geen actie tegen de Sovjet-Unie om het
48 FCO 13/970, ibidem; FCO 13/971, Telegram van de Britse ambassade in Moskou naar FCO, 6 februari 1980. 49 FCO 13/972, ‘Draft Press Announcement’ als bijlage bij een telegram van CRD naar FCO, 12 februari 1980. 50 FCO 13/969, ‘Council of Europe: Proposed Meeting of Informal Working Party of Sports Ministers, 5 February at 10.30 AM’, telegram verstuurd van CRD naar FCO, 24 januari 1980.
22
dialoog gaande te houden, en weer andere landen wilden de scheiding tussen politiek en sport intact houden. Met deze verdeeldheid in het achterhoofd is het geen verrassing dat het IOC op 12 februari 1980 unaniem besloot om de Olympische Spelen in Moskou door te laten gaan. Daarop besloten de landen die tegen de Spelen in Moskou waren om een boycot van de grond te krijgen.
23
In dit hoofdstuk wil ik betogen dat de kern van het mislukken van het opzetten van een collectief westers boycot lag in de bipolariteit van de internationale politiek. De Verenigde Staten kwam namelijk snel met een statement over de invasie van de Sovjet-Unie zonder met de westerse bondgenoten te overleggen en hen op de hoogte te stellen van het standpunt van de VS. West-Europa wilde graag dat alle acties en publieke standpunten voor openbaring werden overlegd. Doordat Carter bij alle westerse landen om steun vroeg kwamen er meerdere publieke standpunten naar buiten die niet van tevoren werden besproken. Sommige landen steunden de VS, maar andere landen waren, om verschillende redenen, geen tegenstander van de Spelen in Moskou. Dit leidde tot verdeeldheid in WestEuropa wat doorwerkte in de rest van de wereld. Frankrijk was de fanatiekste tegenstander van de bipolariteit en ging actief lobbyen bij onder andere Franstalige Afrikaanse landen om wel naar Moskou af te reizen. De Derde Wereld werd door het westen gezien als een belangrijke vijver voor steun, maar door de verdeeldheid en het actief lobbyen van Frankrijk raakte ook Afrika verdeeld. Door het gebrek aan een sterk collectief voor het boycotten van de Spelen was de druk op het IOC en de NOCs niet groot genoeg. Het IOC hield de Spelen in Moskou en de NOCs namen een afwachtende houding in om de ontwikkelingen in de politiek af te wachten. De verdeeldheid bleef aanhouden en daardoor namen veel NOCs van vooraanstaande landen het besluit om naar Moskou af te reizen. Mede daarom was het ook niet mogelijk om een alternatief evenement te organiseren. Het debat over het organiseren van alternatieve spelen zal gebruikt worden als case om aan te tonen dat de verdeeldheid in West-Europa ervoor zorgde dat er geen concrete stappen konden worden gezet om de Spelen in Moskou voor de Sovjet-Unie enigszins te schaden. De zoektocht naar internationale consensus
In het zoeken naar internationale steun voor het boycotten van de Spelen waren er drie ontwikkelingen zichtbaar. Ten eerste was de steun van de Derde Wereld belangrijk voor de 22 westerse landen. Afrikaanse landen werkten nauw met elkaar samen door middel van veel overleg over bepaalde kwesties, net als landen in het Midden-Oosten. Dat kwam
24
bijvoorbeeld naar voren bij de boycot van de Olympische Spelen van 1976 in Montréal door veel landen uit Afrika. De verdeeldheid in de Derde Wereld en het belang daarvan werd in het vorige hoofdstuk al duidelijk. Ten tweede werd aan West-Duitsland een cruciale rol toegedicht in het overhalen van andere landen om zich aan te sluiten bij de westerse coalitie. Als West-Duitsland niet deel zou nemen aan de Spelen zou de internationale allure van de Spelen verder afnemen. Ten derde was er verdeeldheid in het westen, wat doorwerkte in de rest van de wereld. Dit is de voornaamste reden dat er geen sterke internationale boycot tot stand kwam. De rol van West-Duitsland
Op 21 februari had West-Duitsland nog een onbesliste positie ingenomen. West-Duitsland was nog niet overtuigd van de coalitie en wilde meer ontwikkelingen afwachten, maar hield de deur wel open om de Verenigde Staten te steunen.51 Wellicht hoopte de West-Duitse regering door dit standpunt betrokken te raken bij de bijeenkomsten die werden georganiseerd om tot een gezamenlijk standpunt te komen. Zo werd West-Duitsland uitgenodigd voor de bijeenkomst in Geneve op 17 en 18 maart. Uiteindelijk besloot WestDuitsland niet om hieraan deel te nemen.52 Mogelijk bracht het bijwonen van een bijeenkomst met de VS, Groot-Brittannië en Nederland als deelnemers het risico met zich mee dat het als een statement werd gezien dat West-Duitsland ook de Spelen wilde boycotten. Het is duidelijk dat West-Duitsland belang had bij het behouden van de relatief goede betrekkingen met de Sovjet-Unie sinds de Ostpolitik. Betrokkenheid bij de bijeenkomsten hield dus vooral in dat West-Duitsland op de hoogte wilde blijven van de besluiten die bij de bijeenkomsten werden genomen. Deze houding van West-Duitsland werd niet gewaardeerd door de Verenigde Staten. In een telegram van 7 maart 1980 stond dat de VS West-Duitsland verweet dat het nog geen publiek standpunt had ingenomen.53 Bondskanselier Schmidt kwam met drie redenen waarom dit nog niet was gebeurd. Ten eerste zag hij de onzekerheid rondom de deelname van de West-Duitsers een machtsmiddel tegen de Sovjet-Unie om druk uit te oefenen om de troepen uit Afghanistan terug te trekken. Ten tweede wilde Schmidt dat Frankrijk 51 FCO 13/974, ‘Olympic Games: Known Attitude of the Nine as at 11 February, 21 februari 1980. 52 FCO 13/976, Telegram van Washington naar FCO, 5 maart 1980. 53 FCO 13/977, Telegram van Washington naar FCO, 7 maart 1980.
25
meeging in het opstellen van een gezamenlijk standpunt van het westen. Ten derde wilde Schmidt eerst de invloedrijke Duitse sportbonden aan zijn kant krijgen, voordat hij zijn positie zou vastleggen.54 Het eerste punt is met name interessant. Het lijkt erop alsof WestDuitsland de relatief goede betrekkingen met de Sovjet-Unie wilde gebruiken om druk uit te oefenen. Schmidt kon de Russen duidelijk maken dat zijn regering het NOC het advies zou geven om deel te nemen aan de Spelen als de troepen zouden worden teruggetrokken. Het valt op dat de Verenigde Staten en West-Duitsland een andere aanpak wilden gebruiken om de troepen uit Afghanistan te krijgen. Carter was, haast vanzelfsprekend, niet blij met het standpunt van West-Duitsland. Hij hoopte dat de West-Duitse regering openlijk haar steun aan de VS zou bekendmaken zodat dat kon worden gebruikt om meer steun te krijgen in de Derde Wereld. West-Duitsland antwoordde daarop dat het haar standpunt breder zou uitdragen, maar dat het land niet zou meedoen aan wat het noemde “the Olympic Games taskforce”.55 De VS wilde de troepen uit Afghanistan laten terugtrekken en haar ongenoegen over de invasie laten blijken door middel van acties tegen de Olympische Spelen. West-Duitsland probeerde dus via diplomatie de Sovjet-Unie te overtuigen van het Duitse standpunt. Daarbij werd het al dan niet deelnemen aan de Spelen gebruikt als middel om de Sovjet-Unie te overtuigen in plaats van het definitief boycotten ervan. West-Duitsland hield op deze manier de optie open om de Sovjet-Unie te belonen voor het terugtrekken van de troepen. Als dat niet gebeurde, dan zou de SU gestraft worden voor haar acties. Dat zou dus niet op voorhand gebeuren, iets wat de Verenigde Staten en haar bondgenoten probeerden te bewerkstelligen. Het is duidelijk geworden dat West-Duitsland geen verkapte satellietstaat van de VS wilde worden en haar eigen beleid uit wilde voeren. West-Duitsland was niet blij met de VS, dat zich als leider opstelde en zoveel mogelijk steun probeerde te vinden in plaats van met haar bondgenoten wilde overleggen om tot een gezamenlijk standpunt te komen. WestDuitsland liet dit ook in de praktijk zien, omdat het land haar standpunt niet aan de Duitse NOC en het publiek bekendmaakte voor het overleg had gevoerd met Frankrijk, GrootBrittannië en de Verenigde Staten. Dat zou op 14 april gebeuren. Op 16 april zou WestDuitsland naar het Duitse NOC stappen om het standpunt bekend te maken. Op 23 april werd het standpunt openbaar gemaakt. Eén van de redenen voor het nemen van dit besluit
54 Ibidem. 55 Ibidem.
26
was dat de troepenmacht in Afghanistan niet was afgenomen, maar juist was toegenomen. Het overleg was belangrijk voor West-Duitsland, want anders zou het een te vroeg gebaar zijn richting de positie van de Verenigde Staten.56 Een West-Duitse boycot kwam inderdaad van de grond. Het NOC besloot op 15 mei om niet aan de Spelen deel te nemen. Het besluit was echter niet unaniem. Het besluit om de Spelen te boycotten won het met 59 stemmen voor en 40 tegen. Met de steun van de West-Duitse regering hoopte Groot-Brittannië dat andere landen zouden volgen, met Frankrijk in het bijzonder.57 In de loop van de maand mei kreeg West-Duitsland lichtelijk spijt van haar besluit om de Spelen te boycotten. De regering was bezorgd, omdat men zag dat West-Duitsland steeds meer geïsoleerd raakte. Het land was één van de weinigen die de Spelen ging boycotten. In een telefoongesprek tussen Genscher en Carrington vroeg Genscher om de positie van de BOA. Hij hoopte dat Groot-Brittannië op z’n minst West-Duitsland zou steunen, want buiten de VS om wilde binnen Europa alleen Noorwegen niet meedoen aan de Spelen. Carrington zag de situatie echter somber in, want Follows was volgens hem niet meer over te halen. Er was nog een bijeenkomst gepland met de voorzitters van de afzonderlijke sportbonden om nog iets te proberen, maar hier haalde hij weinig hoop uit.58 Het is duidelijk geworden dat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, de twee staten die het voortouw namen in het vinden van steun voor het beleid om de Spelen te boycotten, een centrale rol zagen voor West-Duitsland om andere landen, met Frankrijk in het bijzonder, te overtuigen van het boycotten van de Spelen in Moskou. Dit heeft echter niet gewerkt. Zelfs landen waarvan de steun eerst onvoorwaardelijk leek, kregen het niet voor elkaar om hun NOC te overtuigen van een boycot. Australië en Nederland zijn daar twee voorbeelden van. West-Duitsland heeft daar dus ook geen effect op gehad. Daarnaast is West-Duitsland een goede case om aan te tonen dat West-Europa niet gelukkig was met de aanpak van de Verenigde Staten in het vinden van steun voor de boycot. De handelswijze, die gekenmerkt werd door de bipolariteit van waaruit de Verenigde Staten werkten, was niet de manier waar West-Duitsland het mee eens was. De West-Duitse regering wilde haar
56 FCO 13/984, Telegram van de Britse ambassade in Bonn naar J. Macrae, het hoofd van de Cultural Relations Department, onderdeel van het FCO, 15 april 1980. 57 FCO 13/986, Telegram van de Britse ambassade in Bonn naar het FCO, 30 april 1980; FCO 13/989, kladversie van een brief van de Cultural Relations Department naar Genscher, de minister van Buitenlandse Zaken van West-Duitsland. 58 FCO 13/989, ibidem.
27
besluit pas openbaar maken als zowel de bondgenoten als het West-Duitse NOC waren geïnformeerd. Het debat tussen de andere landen
In de poging van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten om tot een sterke coalitie te komen die de invasie van de Sovjet-Unie moest veroordelen, werd er niet bereikt wat deze landen gehoopt hadden. In absolute aantallen was er sprake van een groot collectief. Maar liefst 68 landen boycotten de Spelen in Moskou. Van de vooraanstaande westerse landen waren echter alleen de Verenigde Staten en West-Duitsland hier onderdeel van. De verdeeldheid van het westen zorgde ervoor dat de kracht van de boycot werd gemist. Hoe die verdeeldheid tot stand kwam en hoe het debat liep om toch meer steun te vergaren komt hier verder naar voren. Er was onder andere geen consensus over de manier waarop de landen druk op hun NOCs zouden uitoefenen. Italië riep de andere lidstaten vlak na het statement van het IOC op om tot een gezamenlijk standpunt te komen.59 Het is mogelijk dat Italië dit wilde, omdat de regering zag dat de NOCs van de EEG-landen over het algemeen niet tegen deelname aan de Spelen waren. Het Italiaanse NOC was namelijk ook voor deelname aan de Spelen. De roep om samen, als West-Europese landen, druk uit te oefenen op de NOCs werd steeds groter. Het Europees Parlement riep de EEG-landen daar namelijk ook toe op.60 Die consensus kwam er echter niet snel. Bij een bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de EEG-landen zou het onderwerp om gezamenlijk druk op de NOCs te zetten, worden behandeld. Frankrijk was er echter op tegen dat de kwestie rondom de Olympische Spelen een formele plek op de agenda kreeg.61 Dat is geheel in lijn met het beleid dat Frankrijk voerde, namelijk dat de invasie een regionale kwestie was en daarom niet de aandacht moest krijgen die andere westerse landen het wel gaven. Onder andere Nederland liep tegen de verdeeldheid aan en was bang dat dit een propagandistische overwinning voor de Sovjet-Unie zou worden als het publiekelijk bekend zou worden.62 Op de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken werd dan ook geen consensus bereikt over de te
59 60 61 62
FCO 13/973, Telegram van de Britse ambassade in Rome naar FCO, 14 februari 1980. Ibidem, Telegram van de Britse delegatie in Brussel naar FCO, 16 februari 1980. Ibidem, Telegram van de Britse ambassade in Parijs naar FCO, 14 februari 1980. Ibidem, Telegram van CRD naar FCO, 21 februari 1980.
28
nemen stappen tegen hun NOCs. Toch wilden de EEG-landen proberen om de schijn op te houden dat West-Europa eensgezind was. Er zou een statement naar de pers worden verstuurd waarin de EEG-landen het standpunt in zouden nemen dat de keuze om wel of niet aan de Spelen deel te nemen lag bij de NOCs en de atleten. Frankrijk was hierop tegen, omdat er geen sprake was van een gezamenlijk standpunt en er publiekelijk al verschillende standpunten werden ingenomen.63 De houding van Frankrijk in het internationale debat is duidelijk, omdat dit land zich tegen de theorie van bipolariteit keerde. Frankrijk zag zichzelf als een staat met eigen belangen en een eigen beleid, dat onder meer was gericht op het verdedigen van deze belangen... In een interview benadrukte de Franse president Giscard dit doel en het verzet tegen de manier van handelen van de VS. De sterke houding van Frankrijk tegen het beleid van de VS noemde hij impliciet een misverstand. Hiermee bedoelde hij dat de Franse regering zich onafhankelijk opstelde, maar de VS niet de rug toekeerde. De Verenigde Staten en Frankrijk waren evengoed nog steeds bondgenoten. Hij benadrukte wel expliciet dat Frankrijk geen provincie van een supermacht wilde worden.64 Een duidelijker standpunt met betrekking tot de theorie over bipolariteit kan niet worden gegeven. Het Franse standpunt om in overleg tot besluiten te komen werd op 11 maart nog eens herhaald door de minister van Jeugd en Sport. De Franse staat zou zich niet bemoeien met het besluit van het NOC over de deelname aan de Spelen, maar hield de deur wel open voor een omslag in haar standpunt. Het Franse NOC moest zich niet tegen de andere westerse NOCs moest richten als die allemaal besloten om niet deel te nemen aan de Spelen.65 Hier kunnen twee conclusies uit worden getrokken. Ten eerste was dit één van de redenen waarom andere westerse landen dachten dat ze de steun van Frankrijk konden winnen, met name als West-Duitsland voor een boycot zou zijn. Ten tweede hield Frankrijk zich aan haar eigen beleid dat standpunten overeengekomen moesten worden door middel van overleg. Het nemen van standpunten die niet van tevoren gecoördineerd werden, paste niet in het Franse beleid. Daarom maakte de minister duidelijk dat het Franse NOC haar standpunt wel met andere NOCs moest coördineren. De Franse regering liet de deur tot 24 mei open staan om eventueel de Spelen te boycotten. Ook werd het eerdere beleid om zich niet met het NOC te bemoeien begin mei 63 FCO 13/974, Record van de bijeenkomst in Rome, 19 februari 1980. 64 FCO 13/976, Verslag van een interview met de Franse president Giscard, 26 februari 1980. 65 FCO 13/980, Telegram van de Britse ambassadeur in Parijs, Reginald Hibbert, naar FCO, 17 maart 1980
29
niet meer gevolgd. Het Franse NOC werd gevraagd om het moment waarop besloten zou worden of Frankrijk aan de Spelen zou deelnemen, namelijk 13 mei, uit te stellen. De regering wilde het standpunt van de West-Duitse NOC eerst afwachten voor er verdere stappen werden ondernomen. Hier werd geen gehoor aan gegeven en op 13 mei besloot het Franse NOC om deel te nemen aan de Spelen.66 Na de bijeenkomst op 12 februari in Washington wilden de aanwezige landen een nieuwe bijeenkomst plannen. Nederland wilde deze ergens halverwege maart houden om met goede voorstellen te komen bij deze nieuwe bijeenkomst. Omdat de Nederlandse regering na de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de actiefste regering tegen deelname aan de Spelen was, wilde Groot-Brittannië dat Nederland een nieuwe bijeenkomst in Den Haag hield. Zo zouden hopelijk meer landen, die zich nog niet over deelname aan de Spelen hadden uitgesproken, deelnemen. Nederland was hier echter geen voorstander van. Ten eerste wilde Nederland de bijeenkomst halverwege maart en niet eind februari , zoals GrootBrittannië wilde. Ten tweede wilde Nederland geen leidende rol hebben, iets wat wel zo geïnterpreteerd kon worden als de Nederlanders zo’n bijeenkomst zouden organiseren.67 Dit is ook een voorbeeld dat wijst op de afwachtende en niet-gestroomlijnde houding van WestEuropa in deze kwestie. Dit was één van de dingen die de Verenigde Staten dwars zat. De VS had kritiek op de verdeeldheid van West-Europa en weed dat aan de angst om een standpunt in te nemen:“[…] and the impression of a fear to stand up and be counted alongside the Americans, in contrast to American forthrightness to declare itself ready to defend Europe when the latter was threatened […]”68 De VS portretteerde zichzelf hier als de grootmacht die zich zou ontfermen over Europa als dat nodig zou zijn en zette zichzelf hiermee in de positie van grootmacht. De bondgenoten van de VS bekritiseerden deze houding en hadden naar eigen zeggen te weinig associatie met het beleid van de Amerikanen. Het was wenselijker geweest als er meer overleg was geweest via bijvoorbeeld de NAVO. Het overleg zou dan gaan over het coördineren van het standpunt van het westen tegen de Sovjet-Unie en het eventueel nemen van maatregelen.69
66 67 68 69
FCO 13/988, Telegram van de ambassade in Parijs naar FCO, 9 mei 1980; Ibidem, 15 mei 1980. FCO 13/973, Telegram van R. Hervey naar FCO, 18 februari 1980. Ibidem, Telegram met bijlagen van North America Department naar FCO, 18 februari 1980. Ibidem.
30
De VS ging actief op zoek naar meer steun in het westen om de verdeeldheid tegen te gaan. Bij de bijeenkomst in Washington waren naast de VS, Nederland en GrootBrittannië ook Canada en Australië aanwezig. Hierdoor lag er een sterke Angelsaksische lading op de meeting vergadering en dit wilden deze landen het liefst voorkomen.70 Het is opmerkelijk dat er weinig maatregelen werden genomen om de Angelsaksische lading tegen te gaan door bijvoorbeeld meer vooraanstaande landen uit te nodigen. Voor de nieuwe bijeenkomst werd echter alleen West-Duitsland uitgenodigd vanwege de centrale rol die dit land werd toegedicht in het overhalen van landen die nog niet voor een boycot waren.71 Het was onzeker waar de bijeenkomst gehouden zou worden, omdat Nederland en Groot-Brittannië het niet wilden organiseren. De VS opperde om het te gaan houden in Geneve, maar daar was Zwitserland niet blij mee. Toch zou het een eventuele bijeenkomst niet blokkeren. Het voordeel van Geneve was dat het in een neutraal land zou plaatsvinden, want Zwitserland was niet verbonden aan bijvoorbeeld de EEG.72 Er werd besloten om de vergadering in Geneve te houden en om zoveel mogelijk landen uit verschillende werelddelen te laten deelnemen.73 Dit had twee redenen. Enerzijds was het nodig om steun te krijgen voor het organiseren van alternatieve Spelen. Het was de wens om de sporten daarvan te verdelen over alle werelddelen. Ten tweede konden deze landen, die van zichzelf al tegen de invasie in Afghanistan waren, het standpunt van de VS en de andere westerse landen doorgeven aan hun eigen bondgenoten, voornamelijk in Afrika en het MiddenOosten. De oorspronkelijke coalitie van vijf landen, namelijk de VS, Groot-Brittannië, Canada, Australië en Nederland, was in het verloop van het debat niet krachtig en eensgezind. De steun van Canada werd in de loop van 1980 onzeker door de verkiezingen die in februari werden gehouden. Premier Clarke verloor de verkiezingen en Trudeau werd opnieuw premier van Canada. Hij sprak niet gelijk de steun aan de VS en andere westerse landen uit en liet lang in het midden of Canada de Spelen zou gaan boycotten. De eerste reactie was dat Canada alleen zou boycotten als er een grote coalitie zou zijn. GrootBrittannië was hier niet gelukkig mee en wilde dat Canada snel haar steun voor een boycot uitsprak. Dit was voor de Britse regering belangrijk, omdat er veel steun van landen nodig
70 71 72 73
FCO FCO FCO FCO
13/974, 13/976, 13/978, 13/979,
Telegram van de European Cultural Department naar FCO, 20 februari 1980. Telegram van FCO naar Canada, Australië en de VS, 5 maart 1980. Telegram van Lord Carrington naar Douglas Hurd, 12 maart 1980. ‘Speaking Note’ voor Douglas Hurd voor een radio-optreden, 14 maart 1980.
31
was en de NOCs zich nog niet hadden uitgesproken over het al dan niet deelnemen aan de Spelen.74 De druk van Canada was dus wenselijk. Ook Canada liet merken dat het zich ergerde aan de aanpak van de VS. Trudeau wenste een sterke coalitie en geen verdeeld westen. Daarbij was het essentieel dat er een gecoördineerde aanpak zou worden uitgevoerd. Alleen dan zou Canada de boycot steunen.75 Canada besloot daarom om het standpunt van de regering uit te stellen tot het duidelijker was welke neutrale landen voor een boycot waren. Het werd mogelijk geacht dat Canada ertoe gedwongen zou worden om tot een boycot over te gaan, omdat de kans dat Frankrijk en West-Duitsland de boycot zouden steunen niet als aanzienlijk klein werd gezien. Als Canada dan mee zou gaan met deze landen zou het NOC het standpunt van de regering overnemen.76 Eind april besloot de Canadese regering om de Spelen te boycotten: “Mr. MacGuigan said Canada has worked actively towards an effective boycott in consulting other countries and believed a boycott was now the clearest way of showing their condemnation of the Soviet action.”77Er waren 137 stemmen voor en 35 tegen, wat een ruime meerderheid betekende.78 De steun voor een boycot brokkelde uiteindelijk verder af. De Nederlandse, Italiaanse en Australische NOCs besloten om wel deel te nemen aan de Spelen.79 Dit waren twee grote klappen voor de coalitie, want hierdoor viel de steun van twee van de vijf landen weg die vanaf het begin tegen deelname waren. Alleen Groot-Brittannië, de VS en Canada bleven over. Nu werden ze weliswaar gesteund door West-Duitsland, maar daar bleef het bij. Een alternatief voor een boycot was het aanpassen van de ceremonies in Moskou. In de loop van april werd dit onderwerp besproken in Groot-Brittannië. De Britten zagen dit niet als een goede vervanging voor een boycot, maar schreven het niet af. 80 Het IOC stond niet achter het volledig weghalen van alle nationale elementen tijdens de Spelen, maar Lord Killanin, de voorzitter van het IOC, wilde wel het idee van het aanpassen van de ceremonies steunen. Brezjnev was bereid om vlaggen, nationale emblemen en volksliederen weg te
74 FCO 13/977, Kladversie van een brief van Margaret Thatcher naar Pierre Trudeau, 5-7 maart 1980. 75 Ibidem, Interview met premier Pierre Trudeau, 13 februari 1980. 76 FCO 13/984, Telegram van de Britse ambassade in Ottawa naar Fergusson, de Assistand Under Secretary of State van FCO, 3 april 1980. 77 FCO 13/985, Telegram van de Britse ambassade in Ottawa naar FCO, 22 april 1980. 78 FCO 13/987, Telegram van de Britse ambassade in Ottawa naar FCO, 29 april 1980. 79 FCO 13/989, Telegram van de Britse ambassade in Canberra naar FCO, 23 mei 1980. 80 FCO 13/985, ‘Points to Make’ door Lord Carrington voor het kabinet op 24 april, 23 april 1980.
32
halen.81 Het probleem voor de westerse regeringen was dat zij daar ook niet over gingen. Dit was ook belangrijk voor de NOCs. Groot-Brittannië erkende dit en bracht haar wens op een interessante manier naar voren. Met het wegvallen van de Britse nationale elementen werd het nationalistische element weggehaald. Hierdoor zouden de Britten dichter bij het Olympische ideaal zitten.82 Hiermee werd de connectie gelegd met de bedoeling van de Spelen dat het toernooi mensen uit verschillende landen en culturen samen moest brengen en niet gescheiden moest houden door grenzen. Door op deze manier dicht bij het Olympische ideaal te blijven werd impliciet ook het signaal afgegeven dat de invasie ver van het Olympische ideaal af stond. Hierdoor hield Groot-Brittannië de ontevredenheid over de invasie intact en bleef het afstand houden van het beleid van de Sovjet-Unie. De BOA stemde in met dit alternatief. Het werd unaniem besloten dat de symbolen van het IOC werden gebruikt in plaats van de Britse symbolen, zoals de vlag. Daarnaast was de BOA het ook eens met het wegblijven bij de openingsceremonie.83 In de internationale politiek is er nooit sprake geweest van een brede westerse coalitie tegen deelname aan de Spelen. Daardoor kon er door de Britse regering geen daadkrachtige druk op de BOA worden uitgeoefend. Hierdoor is het mislukken van het opzetten van een boycot niet zozeer te wijten aan het persoonlijke beleid van Thatcher, daar waar Jefferys dit wel stelt.84 Het argument dat andere belangrijke West-Europese landen het voorbeeld van de VS volgden, is dus niet geheel juist, omdat alleen West-Duitsland de VS volgde en andere landen, zoals Nederland, Frankrijk en Italië, niet.85 Om een boycot toch voor elkaar te krijgen hoopte de westerse kernlanden meer steun te krijgen door middel van de West-Duitse steun en het vinden van steun in de Derde Wereld. Het lukte uiteindelijk niet om met de steun van West-Duitsland meer landen te werven en de steun brokkelde in mei verder af doordat Nederland, Italië en Australië hun NOC niet konden overtuigen. De voornaamste reden is dat met name continentaal Europa een andere visie had over het bereiken van consensus met betrekking tot deelname aan de Spelen dan de Verenigde Staten. Dit heeft de internationale boycot opgebroken.
81 FCO 13/988, Telegram van de ambassade in Parijs naar FCO, 9 mei 1980. 82 FCO 13/987, ‘Notes voor Supplementanies’, 7 mei 1980. 83 BOA/M/2/8. Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 1 mei 1980, 1 mei 1980; Ibidem, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 11 juni 1980, 11 juni 1980. 84 Jefferys, “Britain and the Boycott”, 282. 85 Ibidem, 291.
33
De alternatieve spelen
Op 12 februari besloot het IOC unaniem om de Olympische Spelen niet te verplaatsten: “All 73 members present at the 82nd Session of the International Olympic Comittee are unanimous that the Games must be held in Moscow as planned.”86 In het statement waarin het besluit werd toegelicht, stelde het IOC dat het hun taak was er voor te zorgen dat er elke vier jaar een Olympisch toernooi gehouden werd. Het was aan de NOCs om te beslissen of het desbetreffende land, waar ze toe behoren, zou deelnemen aan de Spelen.87 Het IOC gaf impliciet aan dat het zich terugtrok uit het debat, omdat haar taak, namelijk het toewijzen van de Spelen aan een stad, volbracht was. Het belang van de atleten en het gescheiden houden van sport en politiek, wat het IOC op deze manier deed door niet toe te geven aan de bezwaren van een aantal landen, waren niet de enige twee redenen om de Spelen door te laten gaan. Als de Spelen niet in Moskou zouden plaatsvinden, zouden de inkomsten die het IOC genereerde uit het toernooi op het spel komen te staan. Het IOC had namelijk recht op 33% van de inkomsten van de Spelen. Dat zou in totaal 115 miljoen dollar zijn. Die 33% werd verder verdeeld met de internationale sportfederaties.88 Deze hadden dus ook een bepaald belang bij het laten doorgaan van de Spelen.
De eerste aanzet tot het opzetten van een alternatief evenement
Ondertussen waren de westerse landen die tegen de Spelen in Moskou waren, bezig met het plannen van een alternatief evenement om de atleten die niet naar Moskou zouden kunnen afreizen, compensatie te bieden. Groot-Brittannië was hier een groot voorstander van en wilde met gelijkgestemde landen verder om deze alternatieve spelen vorm te geven. Nederland had een aantal opmerkingen over het alternatief. Om de Olympische Beweging geen schade toe te brengen moest het alternatief niet als tegenhanger van de Olympische Spelen worden geportretteerd. Daarom moest het worden georganiseerd nadat de Olympische Spelen waren afgelopen.89
86 87 88 89
FCO 13/973, Statement van het IOC over de Olympische Spelen, 12 februari 1980. Ibidem FCO 13/974, Verslag van de bijeenkomst van landen tegen de Spelen in Washington, 12 februari 1980. FCO 13/973, Telegram van R. Hervey naar FCO, 18 februari 1980.
34
Er was onder de West-Europese landen kritiek op het alternatief. Nederland wilde meer duidelijkheid wat betreft de voorstellen voor het alternatief, bijvoorbeeld waar het gehouden zou worden.90 West-Duitsland was helemaal geen voorstander van het alternatief. De West-Duitse regering bekritiseerde het gebrek aan een beschikbaar concept. Ook zou de prestige veel lager liggen.91 Een alternatief toernooi had niet de geschiedenis die de Olympische Spelen wel hadden. Het zou een éénmalig toernooi worden en het deelnemersveld zou mogelijk niet van het hoogste niveau zijn, wat de aantrekkingskracht niet ten goede zou komen. Atleten wilden zich meten met de beste van de wereld. Het hoogste haalbare daarvoor zou deelname aan de Olympische Spelen zijn. De Verenigde Staten zagen de kritiek en verdeeldheid in en probeerden te benadrukken wat de westerse landen gemeen hadden in deze kwestie, namelijk het gemeenschappelijke doel. Toch waren er wel indicaties dat de verdeeldheid af zou nemen. West-Duitsland maakte duidelijk dat zij niet wenste mee te doen aan de Spelen als de Verenigde Staten ook niet zouden deelnemen. West-Duitsland reikte de VS en andere landen dus de hand. De Britten en de Amerikanen hadden de hoop dat Frankrijk dan ook zou volgen. Als de VS, Frankrijk en West-Duitsland niet wensten deel te nemen aan de Spelen zou de BOA ook overstag gaan. West-Duitsland zou dus een cruciale rol kunnen spelen in het vormen van een collectief tegen de Sovjet-Unie. Om West-Duitsland over te halen en de boycot van de grond te krijgen zag Thatcher in dat het belangrijk was om een goed alternatief voor de atleten te organiseren.92 Begin maart was er meer bekend over de opzet van de alternatieve spelen. Het alternatief zou na de Olympische Spelen plaatsvinden in vier of vijf steden over de hele wereld, één in elk continent. Alle atleten mochten deelnemen, ook de atleten die in Moskou hadden deelgenomen. Op die manier kon dit evenement meer internationale allure krijgen, want de beste atleten konden worden aangetrokken. De atleten uit de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en West-Duitsland zouden voor die aantrekkingskracht moeten zorgen. De gaststeden zouden het alternatief sponsoren. Zo konden de landen, waar het gaststad zich bevond, zich etaleren voor het internationale publiek. De NOCs en de internationale sportfederaties zouden de opbrengsten van de televisierechten krijgen ter compensatie voor
90 FCO 13/974, Telegram van de European Cultural Department naar FCO, 20 februari 1980. 91 FCO 13/976, Verslag van een discussie tussen Lord Carrington en bondskanselier Schmidt, 26 februari 1980. 92 FCO 13/975, ‘Record of a Conversation Between the Prime Minister and the United States Secretary of State Mr Cyrus Vance at 10 Downing Street on Thursday 22 February 1980, 22 februari 1980.
35
de Olympische Spelen.93 Dit betekent niet dat de internationale sportfederaties hun steun voor de Spelen in moesten trekken. In zo’n geval zou het alternatief wel dienen als tegenhanger voor de Spelen. Als vooraanstaande westerse landen niet aan het Olympisch evenement deel zouden nemen zou dat minder opbrengsten opleveren voor de sportfederaties, omdat de allure en aantrekkingskracht verminderd zou zijn. Naast Thatcher zag Carrington de centrale rol van het alternatief ook in om een Britse boycot van de grond te krijgen. Als een alternatief georganiseerd kon worden was er meer kans om de nationale sportbonden over te halen. Als die konden worden overgehaald moest de BOA de uitnodiging voor Moskou wel afwijzen.94 De bijeenkomst in Geneve
Het was wenselijk voor onder anderen de Britten en de Amerikanen om een breder draagvlak te krijgen voor alternatieve spelen. Daarom wilden ze een bijeenkomst organiseren na de bijeenkomst in Washington op 12 februari. Er werd besloten om op 17 en 18 maart samen te komen in Geneve. Landen die tegen deelname aan de Spelen waren of nog geen besluit hadden genomen zouden moeten worden uitgenodigd om aan de bijeenkomst deel te nemen. Daarbij was de aanwezigheid van landen uit andere werelddelen wenselijk. Aan de bijeenkomst zouden uiteindelijk de VS, Groot-Brittannië, Canada, Nederland, Australië, Saudi-Arabië, Kenia, Soedan, Costa Rica en de Dominicaanse Republiek deelnemen. De Filipijnen en Portugal waren aanwezig om te observeren.95 Van deze landen had niet iedereen haar NOC nog geadviseerd om de uitnodiging af te wijzen. De aanwezige landen waren voorstander van een alternatief als compensatie voor de atleten. Er werden meerdere punten overeengekomen bij deze bijeenkomst. Het alternatief moest vlak na de Olympische Spelen plaatsvinden, omdat de atleten dan nog in hun piek zouden zitten en het dus het beste konden presteren. Bij voorkeur was dat in de tweede helft van augustus 1980. Er moest zoveel mogelijk worden verder gebouwd op toernooien die al gepland stonden door
93 FCO 13/976, Telegram van Cyrus Vance, minister van Buitenlandse Zaken van de VS, naar Lord Carrington, 3 maart 1980. 94 Ibidem, Kladversie van telegram van Lord Carrington naar Cyrus Vance, 4 maart 1980. 95 FCO 13/980, Telegram van de Britse gezanten in Geneve naar het FCO, 18 maart 1980.
36
de internationale sportfederaties.96 Het voordeel hiervan was dat de steun van die sportfederaties dan waarschijnlijker zou zijn. Deze federaties hadden zich ook nog niet tegen het alternatief gekeerd. Ze waren alleen tegenstander van een evenement ten tijde van de Spelen in Moskou.97 Een ander punt dat werd overeengekomen was dat de regeringen hun standpunt publiekelijk moesten bekendmaken en aan moesten geven dat ze wilden helpen bij het organiseren van het alternatief.98 Zo kon de aantrekkingskracht van het opzetten van het alternatief door de sportfederaties en/of de sportbonden van de desbetreffende landen vergroot worden, omdat de hoeveelheid taken voor deze organisaties niet aanzienlijk zou zijn. Het verder opzetten van de alternatieve spelen en het mislukken ervan
De VS wilde op 29 maart een bijeenkomst in Washington houden met Groot-Brittannië, Australië en Nederland. Later zouden Kenia, de Filipijnen, Portugal, Canada en Soedan aanschuiven. Bij deze bijeenkomst zou verder overleg worden gevoerd over de verdeling van de sporten.99 Met deze vergadering moesten de plannen voor een alternatief dus verder vorm krijgen door de toewijzing van een aantal sporten definitief vast te leggen. Toch is het opvallend dat er geen melding wordt gemaakt van intensief overleg met de sportfederaties. Die organisaties waren nodig om de alternatieve spelen te organiseren en zonder deze steun zou het plan geen doorgang vinden. Uiteindelijk vond het plan geen doorgang, omdat de Verenigde Staten er geen heilmeer in zagen nadat de USOC (United States Olympic Committee) in een resolutie op 12 april tegen deelname aan een dergelijk evenement was. Nederland, Groot-Brittannië en Australië wilden echter wel verder met het organiseren van het alternatief. De Britten hoopten op een consensus en kregen steun van West-Duitsland om het alternatief te organiseren. West-Duitsland had zich later uitgesproken tegen de Spelen in Moskou en kon daardoor meedenken met het alternatief nu er een gedetailleerder plan beschikbaar was. Er
96 Ibidem, ‘Speaking Note’ naar aanleiding van de bijeenkomst in Geneve, 20 maart 1980; FCO 13/980, Samenvatting van de bijeenkomst, opgesteld door de vice-voorzitter, datum onbekend. 97 Ibidem. 98 Ibidem. 99 FCO 13/981, Telegram van Washington naar FCO, 24 maart 1980.
37
werd gediscussieerd met sportbonden over de organisatie, maar door het gebrek aan steun van de USOC is er geen alternatief van de grond gekomen.100 Het is opvallend dat er in het hele proces geen intensief contact lijkt te zijn geweest met de internationale sportfederaties om tot het organiseren van de alternatieve spelen te komen. Ook zijn er geen echt concrete plannen naar voren gekomen. Dit is tekenend voor het aanmodderende karakter van de westerse coalitie. Er was geen breed draagvlak. Daardoor was er ook geen fundament om daadkrachtige besluiten te nemen. Door het terugtrekken van de Verenigde Staten en het niet meedoen aan de besprekingen van Frankrijk en, in het begin, West-Duitsland werd de verdeeldheid in westen nog verder duidelijk. Om deze beide redenen is het niet gelukt om een alternatief te organiseren. Er was daarnaast ook te weinig animo onder de atleten, omdat veel NOCs van vooraanstaande landen besloten om aan de Spelen in Moskou deel te nemen. Dat werd pas na 24 mei duidelijk, maar het geeft wel aan dat de animo in de sportwereld ook niet aanzienlijk groot was. Dit droeg verder bij aan de zwakke positie van de Britse regering in het overhalen van de BOA om de Spelen te boycotten.101 Het debat tussen de Britse regering en de BOA
Na het besluit van het IOC op 12 februari zag de Britse regering in dat er meer druk op de BOA moest worden gezet. Op 4 maart zou de BOA samenkomen om, naar aanleiding van alle ontwikkelingen, te kijken naar de Britse deelname aan de Spelen. De regering wilde daarom nogmaals haar standpunt aan de BOA duidelijk maken.102 Immers, het besluit van het IOC had de regering niet op andere gedachten had gebracht. Op 4 maart besloot de BOA om in principe deel te nemen. Het definitieve besluit zou worden uitgesteld tot 25 maart.103 Het voorlopige besluit nam de BOA om twee signalen af te geven. Ten eerste werd hierdoor duidelijk dat het standpunt van de BOA na het besluit van het IOC en ondanks de druk van de regering niet was veranderd. Ten tweede wilde de BOA de atleten, die midden in hun voorbereiding zaten, geruststellen en enige zekerheid geven. Het is belangrijk om deze informatie in gedachte te houden bij het bestuderen van de rest van het debat.
100 101 102 103
FCO 13/987, ‘Points to Make’ voor de ministeriele bijeenkomst van de EEG op 14 mei in Luxemburg, 9 mei 1980. Corthorn, “The Cold War and British Debates”, 53. FCO 13/973, ‘Prime Minister’s Questions’, 14 februari 1980. FCO 13/976, ‘Points to Make’ van de Lord Privy Seal aan het kabinet, 4 maart 1980.
38
Om de druk op de BOA verder op te voeren ging de regering verder onderzoeken welke maatregelen eventueel genomen konden worden. Dit leverde concrete informatie en maatregelen op, concreter dan die van vóór 12 februari, die in het vorige hoofdstuk zijn besproken. Al in februari kreeg de Cabinet Office de taak om een paper op te stellen. Dit zou in samenwerking met het FCO en de Department of Environment (DOE) gebeuren. Dat moest leiden tot adviezen aan deze twee ministeries over de te zetten stappen. Coördinatie met andere EEG-landen was hierbij wenselijk. Zo werd er bij de bijeenkomst in Washington op 12 februari besproken hoe de aanwezige landen hun NOC financieel konden dwarsbomen. Groot-Brittannië zag geen kans om de BOA op dit vlak te raken. De BOA had in februari/maart 600.000 pond opgehaald, wat voldoende was om deel te nemen aan de Spelen. Het zou echter wel problemen opleveren als de Spelen afgelopen waren. Dan zou er geldgebrek zijn.104 Ondanks dat de BOA genoeg geld had binnengehaald voor de Spelen leed de BOA wel onder de situatie. De BOA had uitgerekend dat het 200.000 pond aan inkomsten had misgelopen. Daarnaast viel er toegezegde steun weg vanwege de positie van de Britse regering.105 De Britse regering dacht dat het de BOA geen druk via de financiën op kon leggen, maar dit bleek toch wel het geval. De BOA kon met de inkomsten, die het tot eind maart had gegenereerd, niet verder opereren zodra de Spelen ten einde waren. De BOA overwoog om restricties op het aantal deelnemers te zetten. De beslissing daarover werd echter tot eind mei uitgesteld, mogelijk om de ontwikkelingen over de kwestie van deelname af te wachten.106 De BOA hoopte dat te voorkomen door te snijden in de kosten. Er werd onder andere besloten dat deelnemers direct moesten terugkeren uit Moskou zodra hun deelname aan de Spelen erop zat. Daarnaast werd er minder uitgegeven aan kleding. Verder moesten alle niet-essentiële officials door hun eigen sportbond bekostigd worden.107 Het lukte de BOA daarom pas kort voor het begin van de Spelen (11 juni) om de atleten te verzekeren van hun deelname aan de Spelen.108 De Britse regering moest dus met andere maatregelen komen en besloot op 21 februari
104 FCO 13/974, ‘Record of a Meeting held at the State Department’, 12 februari 1980; BOA/M/2/8, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 25 maart 1980, 25 maart 1980. 105 BOA/M/2/8, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 4 maart 1980, 4 maart 1980. 106 Ibidem, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 25 maart 1980, 25 maart 1980. 107 Ibidem, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 9 april 1980, 9 april 1980. 108 Ibidem, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 11 juni 1980, 11 juni 1980.
39
om de accreditatie van de Olympische Attaché in te trekken.109 De Attaché werkte vanuit de Britse ambassade in Moskou en was daarom in dienst van de Britse regering. Deze had de accreditatie gegeven en dus het recht om die in te trekken. Dit ging binnen de regering niet zonder slag of stoot. Er was een debat gaande over het moment waarop de disaccreditatie moest worden doorgegeven aan de Attaché en wanneer het aan de BOA verteld zou worden. Hurd wilde dat de accreditatie pas na 4 maart ingetrokken zou worden. Tot die tijd zouden hij en minister Monro de BOA proberen te overtuigen om het besluit over deelname uit te stellen, dus tot na 4 maart.110 Als het intrekken van de accreditatie vóór 4 maart bekend zou worden, dan zou dat kunnen betekenen dat de BOA dat als een provocerende daad beschouwde en zou besluiten de uitnodiging te accepteren.111 Een week later werd besloten om de accreditatie niet vóór 4 maart in te trekken en om meer contact te gaan onderhouden met de nationale sportbonden. Op 6 maart gaf Hurd aan de General Secretary van de BOA door dat de Attaché zou worden teruggetrokken. 112 Maar er zou wel worden geprobeerd om de BOA te overtuigen van het uitstellen van het besluit, dus tot na 25 maart. Daarom wilden Hurd en Monro de voorzitters van sportbonden, die verbonden waren aan de BOA en dus meestemden, vóór 4 maart zien om hun te overtuigen van het standpunt van de Britse regering. Daarnaast zouden er brieven worden gestuurd naar de sportbonden met het standpunt van de regering.113 Er werd ook meer druk op de atleten gelegd. Atleten die als werknemer verbonden waren aan de overheid konden worden tegengehouden, zodat ze niet naar Moskou zouden kunnen afreizen. Het was mogelijk om de ambtenaren en militairen geen verlof of subsidie voor deelname te geven. De Civil Service Department (CSD) had dit onderzocht en kwam met voorgestelde acties bij verschillende omstandigheden. De CSD zou per geval bekijken of het speciaal betaald verlof kon goedkeuren, maar van te voren werd aangegeven dat dit niet in lijn met het Britse beleid zou zijn. Speciaal onbetaald verlof zou in principe goedgekeurd worden, mits het om bepaalde redenen niet kon. Hetzelfde gold voor het goedkeuren van het jaarlijkse verlof, oftewel vakantie.114 Met deze maatregelen zou het de atleten geld kunnen kosten als ze deel zouden nemen aan de Spelen en dat zou het minder 109 FCO 13/975, 110 Ibidem. 111 Ibidem. 112 FCO 13/977, 113 FCO 13/975, 114 FCO 13/982, maart 1980.
Telegram van J. Macrae naar Ewen Fergusson, 27 februari 1980. Telegram van Lord Carrington naar meerdere bondgenoten, 6 maart 1980. ‘Brief for the Secretary of State for Cabinet: Points to Make’, 28 februari 1980. Telegram van de Civil Service Department over de aanwezigheid van ambtenaren in Moskou, 26
40
aantrekkelijk maken. Niettemin valt het op dat de regering de deur voor de atleten wel open hield. Verlof werd niet op voorhand geweigerd. De reacties op de regering
De BOA raakte niet onder de indruk van de druk. De regering gebruikte het argument dat de Sovjet-Unie de Olympische Spelen wilde gebruiken als legitimering voor de communistische staat door middel van propaganda. Dit vond de BOA echter een zwak argument, omdat het IOC met de toewijzing van de Spelen aan Moskou dit niet als beweegreden zou hebben gebruikt. De BOA zag wel in dat de Sovjet-Unie de Spelen als propagandamiddel wilde gebruiken, maar vond dat de regering een politiek antwoord moest geven als het zich niet kon vinden in de politieke handelingen van de SU. Een dergelijk antwoord kon bijvoorbeeld worden gerealiseerd door geen officiĂŤle delegatie naar Moskou te sturen. Als er geen Britse politieke aanwezigheid zou zijn, zouden ze ook niet ongewenst gebruikt kunnen worden voor propagandistische doeleinden.115 Op deze manier zou de scheiding tussen politiek en sport intact blijven. De regering besloot in februari al om een aantal aanpassingen aan de delegatie te doen, maar die waren niet daadkrachtig en overtuigend genoeg voor de BOA. Zo werd door de ministers van Groot-BrittanniĂŤ besloten dat Monro niet naar de Spelen af zou reizen. De ambassadeur en zijn staf zouden de Spelen ook niet als een officiĂŤle delegatie bijwonen.116 Ook de Britse oppositiepartijen waren niet overtuigd van het argument van de regering dat de Sovjet-Unie de Spelen als propagandamiddel zouden inzetten. Volgens Howell, de woordvoerder van de oppositie op het gebied van sport, was de regering zes jaar te laat met dat argument. Toen de Spelen aan Moskou in 1974 werden toegewezen had het dit argument al kunnen zien aankomen. Daarnaast vond de oppositie het gebruik van een boycot geen goed middel, omdat dat het einde van de internationale sport kon betekenen.117 Als een land bij elke afkeuring van het beleid van het organiserende land het desbetreffende toernooi ging boycotten, was het niet meer mogelijk om een evenement te organiseren waarbij de beste atleten bij elkaar zouden komen en het hoogste niveau zou
115 FCO 13/976, Telegram van de vicevoorzitter van de BOA aan Douglas Hurd, 3 maart 1980. 116 FCO 13/975, Telegram van FCO naar Britse ambassade in Moskou, 25 februari 1980. 117 FCO 13/977, Memorandum van Denis Howell aan de relevante regeerorganen, 7 maart 1980.
41
worden bereikt. Howell vond dat sport een samenbrengende factor moest zijn en geen politiek slagveld.118 De BOA was blij met de steun die zij kreeg van de Labourpartij. De Labourpartij zette zich in om de BOA de inkomsten te geven die zij nodig had om te overleven en om de deelname aan de Spelen veilig te stellen. Dat deed het bijvoorbeeld door een beroep te doen op vakbonden.119 De BOA overwoog daarom om organisaties met een sterke Labourachtergrond te benaderen om meer inkomsten te genereren.120 Het standpunt van de BOA
Zoals gezegd besloot de BOA op 4 maart om in principe deel te nemen aan de Spelen, maar dat het definitieve besluit van de BOA op 25 maart zou worden genomen. Bij deze stemming was er echter geen unanieme overeenstemming. Een aantal bonden wilden op 4 maart een definitief besluit nemen, wat betekent dat ze zeker waren dat ze wilden deelnemen aan de Spelen. Maar door het uitstel kon het standpunt van de BOA nog veranderen. Dat was echter niet waarschijnlijk.121 Follows wilde met Carrington een gesprek aangaan om het standpunt van de BOA en de achtergrond daarvan verder toe te lichten. Follows vertelde dat er 26 sportbonden aangesloten waren bij de BOA. Daarvan waren er 21 relevant, want de andere vijf gingen over een winterdiscipline. De regering had de indruk dat één of twee bonden tegen deelname aan de Spelen waren. Zes tot tien bonden waren sowieso voor deelname, wat betekent dat elf tot vijftien bonden nog onbeslist waren. Die konden door de regering worden overgehaald, maar dat zou niet noodzakelijk betekenen dat er een volledige boycot van Groot-Brittannië zou komen. Als een aantal bonden, mogelijk zes tot tien, voor deelname stemden, dan zou de BOA ervoor zorgen dat de atleten die aan deze bonden verbonden waren toch konden deelnemen.122 Op voorhand leek het voor de regering dus onmogelijk om binnen de BOA en de sportbonden steun te winnen voor een boycot. Alleen bij een grote meerderheid of zelfs een unanieme beslissing kon de Britse boycot worden
118 119 120 121 122
Ibidem. Corthorn, “The Cold War and British Debates”, 63. BOA/M/2/8, Verslag van de bijeenkomst van de BOA op 1 mei 1980, 1 mei 1980. FCO 13/977, Verslag van een discussie tussen Ewen Fergusson en J. Macrae, 7 maart 1980. FCO 13/979, Verslag van het gesprek tussen Sir Denis Follows en Lord Carrington, 11 maart 1980.
42
bekrachtigd. Met de verdeeldheid in het westen kreeg de BOA ook geen signaal dat zij eventueel internationaal geïsoleerd kon raken. Ondanks dat de BOA het definitieve besluit om de Spelen te boycotten uitstelde tot 25 maart, had zij wel belang bij een vroeg besluit. Ten eerste konden de atleten verder met hun trainingsschema’s. Dit belang speelde bij het voorlopige besluit van 4 maart ook een rol. Ten tweede had de BOA een aantal contracten die niet genegeerd konden worden. De BOA had halverwege maart genoeg geld om deel te nemen aan de Spelen, maar dan moesten er geen extra kosten bijkomen en had de organisatie geen geld om na de Spelen verder te opereren. Als er geen vroeg besluit kon komen, dan was dat contractbreuk met de bedrijven die een licentie hadden om Olympische producten op de markt te brengen. De BOA moest dan geld terugbetalen en dat was niet aanwezig. Ten derde was het noodzakelijk dat er meer geld binnenkwam voor de BOA om na de Spelen verder te kunnen. Dus moest de fondsenwerving weer op gang komen. Door de onzekerheid over het al dan niet deelnemen aan de Spelen was deze praktisch tot stilstand gekomen.123 Het is tot nu toe duidelijk dat de BOA een sterk standpunt innam en sterke argumenten gaf waarom het een eventuele boycot niet kon steunen. Desondanks riep Carrington Follows en de BOA op om bij de bijeenkomst van 25 maart het besluit over deelname weer uit te stellen. Als argumenten gebruikte de regering dat zij bezig was met het organiseren van alternatieve spelen en dat de FCO voor deelname zou zijn als de situatie in Afghanistan zou verbeteren.124 Een ander argument was mogelijk dat de BOA meer geld zou mislopen, waardoor de druk op de organisatie toe zou nemen. Als de BOA niet genoeg geld kon opbrengen om te kunnen blijven opereren, zou zij kunnen besluiten om de uitnodiging niet te accepteren om het bestaan van de BOA veilig te stellen. Met het uitstel van het besluit zou de regering ook meer tijd hebben om het concept voor de alternatieve spelen verder uit te werken, meer steun te vinden in het westen door te stellen dat de BOA de deelname nog niet bevestigd had en dus nog kon worden overgehaald, en om te kijken of de situatie in Afghanistan zou verbeteren waardoor een boycot niet meer nodig zou zijn. Op die manier zou de spanning tussen het westen en het communistische oosten mogelijk afnemen. 123 FCO 13/981, Telegram van Sir Denis Follows aan Lloyd Cutler, 21 maart 1980. 124 FCO 13/981, Kladversie van de samenvatting van het gesprek tussen Sir Denis Follows en Lord Carrington op 21 maart, 25 maart 1980.
43
Het mocht echter niet baten voor de regering, want op 25 maart besloot de BOA om deel te nemen aan de Spelen. Vijftien bonden waren voor deelname, vier hielden zich afzijdig of waren voor uitstel van het besluit en twee waren tegen deelname. 125 De BOA bleef in lijn met haar belangen en gaf de volgende hoofdreden:“This decision has been taken in the interests of the competitors, who, during these past anxious weeks, have had to maintain their hard training without knowing whether Britain would be participating in the Olympic Games.”126 Ondanks dat dit een definitief besluit van de BOA was, betekende dat niet dat zij tot 24 mei niet van standpunt kon veranderen:“Naturally, should circumstances change, the BOA would re-examine the situation.”127 Het lijkt dat Follows een scheiding van sport en politiek wilde nastreven, maar dat is geenszins waar. Jefferys stelde echter het tegenovergestelde.128 Follows bleef met dit standpunt wel in lijn met het IOC en achtte een scheiding niet meer realistisch. Om dat aan te tonen haalde hij clausule 24c van het Olympisch Handvest aan:“NOCs must be autonomous and must resist all pressure of any kind whatsoever whether of a political, religious or economic nature.”129 Follows gaf als argument dat sport een manier was (en nog steeds is) voor een land om zich in het buitenland te manifesteren. Het was een manier om het nationale prestige neer te zetten.130 Dit komt in de literatuur ook naar voren. Het is, volgens Richard Kruger, zelfs terug te vinden tot de negentiende eeuw.131 Victor Cha ziet deze gedachte ver teruggaan en noemt de Spelen van 1936 in Berlijn als voorbeeld.132 Het verschil tussen het standpunt van Jefferys over Follows en het eigenlijke standpunt van Follows zit in de onafhankelijkheid van de BOA waarop Follows zich beriep. Het lijkt dat Follows daarmee wilde zeggen dat de politiek zich niet met de sport moest bemoeien, maar hij doelde erop dat de BOA de keuze onafhankelijk kon maken en dat de regering de BOA alleen kon adviseren. Sport kon wel gebruikt worden als politiek middel, maar het had geen invloed op de BOA als organisatie.
125 FCO 13/982, Statement van de BOA, 25 maart 1980; Jefferys, “Britain and the Boycott”, 290. 126 Ibidem. 127 Ibidem. 128 Jefferys stelt in zijn artikel: “Follows, an experienced sports administrator who believed in keeping sport and politics as far apart as possible […]”, blz 284. 129 BOA/PUB/2/5, Sir Denis Follows, “The Relationship between National Olympic Committees and their Governments”, februari 1981. 130 Ibidem. 131 Kruger, “On the Origin of the Notion”, 867. 132 Cha, “A Theory of Sport and Politics, 1584-1585.
44
Daarmee bleef Follows in lijn met het standpunt van het IOC. In een statement zei het IOC dat de politiek wel degelijk een rol in de sport heeft, namelijk het promoten van sport, wetenschappelijk onderzoek in de sport doen, en het respecteren van de onafhankelijkheid van de sportorganisaties.133 Ook hier wordt duidelijk dat de Olympische organisaties, in dit geval de BOA en het IOC, niet streefden naar een scheiding tussen politiek en sport, maar dat deze organisaties probeerden aan te tonen dat de regeringen in het debat rondom het boycotten van de Spelen hun machtsgrenzen overschreden. De reactie van de regering op het besluit en het verdere verloop van het debat
De regering was niet blij met het besluit van de BOA, maar was wel tevreden over de “letout clausule”, zoals de regering het noemde.134 In het verdere verloop van het debat werd echter duidelijk dat de regering zich min of meer gewonnen gaf en geen kans meer zag om de BOA te overtuigen van een boycot. De regering zag bovendien in dat er te weinig draagvlak was binnen de Britse sportwereld om een alternatief te organiseren. Ook was het moeilijk om meer sportbonden voor zich te winnen en ervoor te zorgen dat ze niet aan de Spelen wilden deelnemen. De twee bonden die op 25 maart tegen deelname stemden begonnen daarnaast te twijfelen aan hun standpunt, omdat er te weinig Europese steun was.135 De verdeeldheid in het Europese westen had dus ook invloed op de leden van de BOA. Er was weinig draagvlak binnen de sportwereld om de alternatieve spelen te organiseren en veel NOCs gaven de voorkeur aan deelname aan de Spelen. Hurd zag dit in en gaf eind april impliciet aan dat het moeilijk zou worden om een boycot van de grond te krijgen. Er was nog maar een maand de tijd om te lobbyen bij andere bonden. Omdat er tussen maart en april geen verandering in de standpunten van de NOCs was gekomen en er niet meer steun voor de coalitie tegen de Spelen was gekomen, was er geen draagvlak ontstaan voor het organiseren van de alternatieve spelen, waardoor dat geen reële reden meer was om de Britse sportbonden te overtuigen om de Spelen te boycotten.136 Macrae was van mening dat het nog mogelijk was om de sportbonden over te halen. Hij hoopte dat er verschuivingen konden plaatsvinden als bekend werd dat de West-Duitse
133 134 135 136
BOA/PUB/3/7, R. W. Palmer, “Sport and Politics”, oktober 1980. FCO 13/983, Telegram van J. Macrae naar Margaret Thatcher, 9 april 1980. FCO 13/983, Telegram van de Sports and Recreation Division naar Hector Monro, 3 april 1980. FCO 13/985, Speech van Douglas Hurd bij een debat, 21 april 1980.
45
NOC de Spelen ging boycotten. De standpunten van de verschillende sportbonden kon nog wel worden veranderd, omdat zij uiterlijk 24 mei zouden besluiten of er naar Moskou afgereisd zou worden. Het standpunt dat de Britse regering vanaf april innam is tekenend voor de machteloosheid die de westerse regeringen in deze kwestie hadden: “In the meantime there would seem little need to question the present line of pursuing our policy quietly but firmly.”137 De Britse regering wilde proberen om de bonden voor zich te winnen. Als WestDuitsland niet aan de Spelen zou deelnemen, wilde de regering dat de voorzitters een ontmoeting met Carrington zouden hebben om het standpunt van de regering nogmaals aan te horen. Hierbij moest worden aangegeven dat de BOA geïsoleerd kon raken als WestDuitsland niet deelnam.138 Ook werd er nog eenmaal contact gezocht met de BOA, want die kon de bonden eventueel adviseren om niet naar Moskou af te reizen. Vier dagen voor het verstrijken van de deadline om de uitnodiging te bekrachtigen schreef Thatcher naar Follows in een laatste poging om, naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen, de BOA over te halen. Thatcher legde de nadruk op het wegvallen van de Amerikaanse en WestDuitse atleten bij de Spelen, waardoor er veel internationale allure bij de Spelen weg zou vallen. Daardoor zouden medailles minder waard worden. Dat zou de betekenis van de prestaties in Moskou verlagen. Ook benadrukte ze, al dan niet tegen beter weten in, dat meer NOCs het West-Duitse voorbeeld zouden volgen.139 Ze ondernam deze laatste poging onder andere omdat ze ontevreden was over het besluit van de BOA om niet deel te nemen aan de openingsceremonie en om onder de vlag van het IOC te sporten tijdens de Spelen. 140 Het is duidelijk geworden dat de BOA in het debat een sterke positie had. Dat kwam enerzijds doordat veel andere West-Europese NOCs en ook het IOC geen voorstander van het verplaatsen, afblazen, uitstellen of boycotten van de Spelen waren. Anderzijds was er geen grote internationale politieke coalitie waardoor er geen collectieve druk op de westerse sportwereld kon worden gezet. Verder zal het waarschijnlijk hebben meegespeeld dat Frankrijk actief bezig was met het vinden van steun voor het deelnemen aan de Spelen, omdat de regering van dat land zich niet kon vinden in de aanpak en redenering van andere westerse landen die de Spelen wilden boycotten. 137 FCO 13/986, Telegram van J. Macrae naar Ewen Fergusson, 29 april 1980. 138 FCO 13/988, Telegram van Douglas Hurd naar Hector Monro, 8 mei 1980; FCO 13/988, Telegram van J. Macrae naar Douglas Hurd, 13 mei 1980. 139 FCO 13/989, Telegram van Margaret Thatcher naar Sir Denis Follows, 20 mei 1980. 140 Corthorn, “The Cold War and British Debates”, 54.
46
Het lukte Groot-Brittannië niet om de Olympische Spelen van 1980 in Moskou te boycotten. Dit kwam niet alleen door interne oorzaken, maar vooral door het gebrek aan eensgezindheid tussen westerse landen. Dit zorgde voor verdeeldheid in de rest van de wereld, voornamelijk in Afrika, dat door de westerse coalitie tegen de Spelen werd gezien als een belangrijk deel van de wereld waar steun kon worden gezocht. Ook Frankrijk, actief tegenstander van een boycot, en de Sovjet-Unie zagen dit in en zochten in Afrika voor steun voor hun respectievelijke standpunt. De politieke verdeeldheid over de kwestie zorgde ervoor dat de NOCs over het algemeen niet overtuigd konden worden van het standpunt van hun regering. Zo gingen bijvoorbeeld de Nederlandse, Australische en Britse delegaties, ieder met een regering die overtuigend tegen de Spelen in Moskou was, wel meedoen aan de Spelen. In het volgende citaat van Amerikaanse atleten, uitgesproken op 25 januari, wordt het algemene standpunt van de sportwereld sterk samengevat:“[…] [recommended] a total economic boycott of the Soviet Union. […] We must use actions which will achieve results, not symbolic gestures which only vent emotions.”141 De BOA was ook geen voorstander van een boycot, omdat de organisatie meerdere belangen had bij deelname, waaronder het veiligstellen van het voortbestaan van de organisatie. Ook vond de BOA de argumenten van de regering te zwak en niet overtuigend genoeg. Daarnaast waren veel andere westerse NOCs niet bereid om de Spelen te boycotten, waaronder de NOCs van vooraanstaande landen als Frankrijk, Nederland, Australië, Italië en Spanje. De Britse regering wilde de Spelen boycotten, omdat de Sovjet-Unie een, volgens de Britse regering, neutraal land had binnengevallen. Deze interpretatie van de invasie blijkt achteraf ongegrond. Het is mogelijk dat deze interpretatie, die de basis vormde voor de houding van Groot-Brittannië tegen de Sovjet-Unie tijdens deze kwestie, te herleiden is naar de Britse lidmaatschap van de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie. Toen werd de VS gebruikt als hulp om Groot-Brittannië als wereldmacht te laten blijven gelden. Tijdens de Afghaanse kwestie en de Olympische Spelen is dit ook het geval geweest. Daarom was 141 Caraccioli & Carracioli, Boycott: Stolen Dreams, 64.
47
Groot-Brittannië, als één van de weinige landen, vanaf het begin van de kwestie een fanatieke volgeling van de Verenigde Staten. Het mislukken van het opzetten van een sterke boycot met veel vooraanstaande landen wordt verklaard door de theorie van bipolariteit. Deze machtsorde speelde tijdens de Koude Oorlog met aan de ene kant de VS als grootmacht en aan de andere kant de SovjetUnie. De VS profileerde zich tijdens deze kwestie als leider van het kapitalistische westen dat zich keerde tegen de Sovjet-Unie en maatregelen wilde nemen om het ongenoegen over de militaire actie van de sovjets te laten blijken. De VS werkte dus met een beleid om zoveel mogelijk volgelingen te vinden. Dit kwam bijvoorbeeld naar voren met de oproep die president Carter naar alle bondgenoten stuurde om zich achter de VS te scharen. Hierdoor kwam er een reeks aan verschillende standpunten naar buiten. Deze standpunten werden in Europa niet van tevoren overlegd, zodat de Europese landen geen universeel standpunt in konden nemen. De verhoudingen werden daardoor heel vroeg in het debat duidelijk. Het was dus achteraf heel moeilijk voor de voorstanders van een boycot moeilijk om tot een sterke coalitie te komen. De West-Duitse rol is daar een voorbeeld van. De landen probeerden het nog wel door West-Duitsland over te halen om de Spelen te boycotten. Dit lukte, maar ondanks de boycot van de VS en West-Duitsland werd het West-Duitse voorbeeld niet gevolgd. De verdeeldheid in kapitalistisch Europa werkte door op de NOCs van de desbetreffende landen. Dit kwam vooral naar voren in de laatste weken voor de deadline van 24 mei. Voor deze datum moest aan het organiserend comité worden doorgegeven of de uitnodiging om deel te nemen aan de Spelen werd geaccepteerd of geweigerd. Tot mei namen veel NOCs een afwachtende houding in om de politieke ontwikkelingen af te wachten, zoals de mogelijke organisatie van een alternatief voor de Spelen. Toen halverwege mei duidelijk werd dat de coalitie niet groter en daadkrachtiger werd, besloten veel NOCs om deel te nemen aan de Spelen. De belangrijkste en meest kenmerkende waren die van Nederland en Australië. Van Groot-Brittannië was het in januari al duidelijk dat het land aan de Spelen zou deelnemen, ondanks verwoede pogingen van de regering. De deelname van Nederland en Australië was onverwacht, omdat deze NOCs zich niet tegen een boycot hadden uitgesproken. Deze kwestie is ook nuttig voor het toetsen van twee theorieën over de Olympische Spelen en de relatie tussen sport en politiek. De eerste daarvan gaat over drie scholen met
48
betrekking tot internationale betrekkingen en welke rol sport daarin heeft. Het is duidelijk dat de Britse regering tot de eerste school behoorde. Deze stelt dat sport een manier is om de kracht van de staat tot uiting te brengen. Sport is ĂŠĂŠn van de speelvelden voor internationale strijd en samenwerking. De Britse regering probeerde de Olympische Spelen en de deelname daaraan te gebruiken als middel om de veranderde verhoudingen tussen Groot-BrittanniĂŤ en de Sovjet-Unie uit te beelden. De BOA lijkt in eerste instantie tot de tweede school te behoren, maar dit is niet geheel juist vanwege de visie van Follows op de relatie tussen sport en politiek. De tweede school stelt dat sport een compleet apart speelveld is. Deze school zou stellen dat het de Britse regering niet lukte om de BOA te overtuigen doordat de BOA de visie van deze school steunde. Uit een artikel van Follows blijkt echter dat hij, als voorzitter en belangrijkste contactpersoon van de BOA, sport niet zag als een sector dat compleet los van de politiek opereerde. Sport en politiek waren wel degelijk met elkaar verbonden. Kortom stel ik dat door de verkeerde beleidsvoering van de Verenigde Staten, de daaropvolgende verdeeldheid in West-Europa en de rest van de wereld, en het niet goed inschatten van de kracht van de Olympische Spelen het de Britse regering niet lukte om de BOA ervan te overtuigen om de Spelen te boycotten. Het lag dus niet alleen aan Thatcher.
49
Primaire bronnen National Archives, Londen, Verenigd Koninkrijk Foreign and Commonwealth Office and predecessors Records of the Prime Minister’s Office University of East London Library Archives, Londen, Verenigd Koninkrijk Archive of the British Olympic Association
Secundaire literatuur Allison, L. (ed.), The Politics of Sport (Manchester 1986). Allison, L. (ed.), The Changing Politics of Sport (Manchester 1993). Allison, L. (ed.), The Global Politics of Sport: The Role of Global Institutions in Sport (Londen 2005). Allison, L., & Monnington, T., “Sport, Prestige and International Relations”, Government and Opposition 37 (2002), 106-134. Beck, P., “The British Government and the Olympic Movement: The 1948 London Olympics”, International Journal of the History of Sport 25 (2008), 615–647. Best, A., Hanhimäki, J. M., Maiolo, J. A., & Schulze, K. E., International History of the Twentieth Century and Beyond (New York 2004). Buchanan, T., Europe’s Troubled Peace: 1945 to the Present (Chichester 2012). Caraccioli, T. & Caraccioli, J., Boycott: Stolen Dreams of the 1980 Moscow Olympic Games (Washington D.C., 2008). Cha, V., “A Theory of Sport and Politics”, International Journal of the History of Sport, 26 (2009) 1581-1610. 50
Corthorn, P., “The Cold War and British Debates over the Boycott of the 1980 Moscow Olympics.” Cold War History 13 (2013), 43-66. Espy, R., The Politics of the Olympic Games: With and Epilogue, 1976-1980 (University of California 1981). Haslam, J., Russia’s Cold War: from the October Revolution to the Fall of the Wall (New Haven 2011). Ḥazan, B.. Olympic Sports and Propaganda Games: Moscow 1980 (New Brunswick 1982). Hill, C. R., Olympic Politics (Manchester 1992). Houlihan, B., The Government and Politics of Sport (Londen 1991). Houlihan, B., Sport, Policy, and Politics: A Comparative Analysis (Londen 1997). Houlihan, B., “Sport, National Identity and Public Policy”, Nations and Nationalism, 3 (1997), 113-137. Jefferys, K., “Britain and the Boycott of the 1980 Moscow Olympics” Sport in History (2012), 1-23 Johnson, A. T., & Frey, J. H., Government and Sport: The Public Policy Issues. (Rowan and Littlefield 1985). Krüger, A., “On the Origin of the Notion that Sport Serves as a Means of National Representation”, History of European Ideas 16 (1993), 863-869. Painter, D. S., The Cold War: An International History (New York 1999). Palmer, R. R., Colton, J., & Kramer, L., A History of the Modern World: Since 1815 (New York 2007). Panagiotis, D., Failed Alliances of the Cold War: Britain's Strategy and Ambitions in Asia and the Middle East (Londen 2012). Riordan, J., & Krüger, A., The International Politics of Sport in the Twentieth Century (Londen 1999). Runion, M. L., The History of Afghanistan (Westport 2007).
51
Sarantakes, N. E., Dropping the Torch: Jimmy Carter, the Olympic Boycott, and the Cold War (Cambridge 2011). Tomlinson, A., & Young, C., National Identity and Global Sports Events: Culture, Politics, and Spectacle in the Olympics and the Football World Cup (New York 2008). Wright, S., “Are the Olympics games? The Relationship of Politics and Sport�, Millennium - Journal of International Studies, 6 (1977) 30-44.
52
AUTEURSRECHT