Symen Hoekstra, De spil in een aristocratisch netwerk

Page 1

Ti ber i usGr ac c hus t r i bunuspl ebi s ,Pol ar espol i t i c us

327

per s onenbek ek enuwpr of i el

47912 c onnec t i es



Inleiding

2

Politiek en facties in de Midden-Republiek

7

Tiberius Gracchus en de bronnen

9

Sociale Netwerkanalyse

14

Clientela

17

Amicitia

23

Familia

32

Conclusie

39

Bibliografie

42


Op 9 februari 2012 gaf professor Greg Woolf, classicus aan de University of St. Andrews, een lezing op de Rijksuniversiteit in Groningen waarin hij inging op wat netwerkanalyse bij kan dragen aan onderzoek over de oudheid.1 Dat er een lezing gegeven wordt met betrekking tot deze methodologie is geen toeval. Netwerkanalyse is momenteel ‘booming’, zoals Freeman het uitdrukt.2 De methode richt zich op het reconstrueren en analyseren van netwerken. Hierbij worden processen, ontwikkelingen of personen benaderd als netwerken. Er wordt dan gekeken naar de verschillende actoren en de relaties die er tussen deze verschillende actoren bestonden. Hoewel de methode binnen de sociologie is ontstaan, wordt deze nu bij vele wetenschappen toegepast.3 Zo ook binnen de geschiedwetenschap en specifiek voor onderzoek naar de oudheid. Op vele manieren wordt hierbij verkend hoe netwerkanalyse effectief kan worden ingezet. Een publicatie die deze ontwikkeling treffend laat zien is de bundel van Irad Malkin: Greek and Roman Networks in the Mediterranean. Deze bundel bevat vele onderzoeken op het gebied van de oudheid middels netwerkanalyse. Opvallend is hierbij dat het merendeel van de onderzoeken economische en religieuze onderwerpen betreffen.4 Hoewel economische en religieuze ontwikkelingen goed te onderzoeken zijn middels netwerkanalyse, is het ook belangrijk de methode op andere vlakken in te zetten. Op het gebied van politieke geschiedenis en dan in dit geval betreffende die van de oudheid, zijn er zeker onderwerpen die nadere aandacht verdienen. Zo was er halverwege de twintigste eeuw een groot wetenschappelijk debat gaande over de vraag of er ten tijde van de Romeinse Midden-Republiek al dan niet sprake was van factievorming binnen de Romeinse aristocratische elite. Het debat was gebaseerd op het eerste grote werk omtrent de Romeinse aristocratische families: Adelsparteien und Adelsfamilie van Friedrich Münzer.5 Enerzijds waren er historici, zoals Howard Scullard, die van mening waren dat er binnen de Romeinse

1 G. Woolf, ‘Only connect? Networks and Religious Change in the Ancient Mediterranean World’, Crasis Lecture in Groningen op 09-02-2012. http://www.rug.nl/research/centre-for-religious-studies/crasis/activities/annualmeeting/greg_woolf_crasis_lecture.pdf (geraadpleegd op 23-09-2015). 2 L. Freeman, The Development of social network analysis: A study in the sociology science (Vancouver 2004) 6. 3 P. Carrington, Models and Methods in Social Network Analysis (Cambridge 2005) 1-7. 4 I. Malkin, Greek and Roman Networks in the Mediterranean (Londen 2011). 5 F. Münzer, Adelsparteien und Adelsfamilie (Stuttgart 1920).

2


aristocratie sprake was van vaste facties die tegenover elkaar stonden.6 Anderzijds waren er historici, zoals Matthias Gelzer, die stelden dat de Romeinse politici steeds wisselden van bondgenoten, afhankelijk van wat hen het beste uitkwam op het moment zelf.7 Hierbij was dan ook geen sprake van structurele factievorming. Dit debat werd na de millenniumwisseling weer opgepakt, maar leverde ook nu dezelfde tegenstellingen op.8 Het debat, dat zich momenteel in een patstelling bevindt, gaat niet alleen over factievorming. De problematiek die hieraan ten grondslag licht betreft namelijk de aard van Romeinse aristocratische netwerken. Een benadering die hierbij voor de hand ligt is netwerkanalyse. Er zijn op het gebied van Romeinse politiek inmiddels wel een aantal studies gedaan die gebruik maken van netwerkanalyse. Zo is deze methode bijvoorbeeld toegepast op Cicero. Aan de hand van al zijn brieven en boeken is geprobeerd om zijn netwerk te reconstrueren.9 Daarnaast is de Romeinse gouverneur Plinius onderzocht door middel van netwerkanalyse. Ook van Plinius zijn veel brieven bewaard gebleven, zodat aan de hand van de brieven een netwerk gereconstrueerd kon worden.10 Van de Late Republiek en de keizertijd zijn dus reeds onderzoeken die gebruik maken van netwerkanalyse. Voor de Midden-Republiek geldt dit echter nog niet. Juist in deze periode is er een erg karakteristieke politieke cultuur met een opkomende populares, een harde strijd tussen verschillende aristocratische families, toenemende onvrede onder de arme boeren en zichzelf verrijkende senatoren. In deze periode werden juist de aristocratische netwerken een belangrijk instrument om in de politieke arena te overleven.11 In dit artikel zal onderzocht worden of zo’n aristocratisch netwerk ten tijde van de Romeinse Midden-Republiek onderzocht kan worden door middel van netwerkanalyse. De vraag die in het onderzoek dan ook centraal zal staan is: In hoeverre is netwerkanalyse als onderzoeksmethode van toegevoegde waarde bij het analyseren van aristocratische netwerken ten tijde van de Midden-Republiek? Om dit te onderzoeken zal er gebruik gemaakt worden van de casus Tiberius Gracchus. Tiberius, die in het jaar 13312 tot volkstribuun werd verkozen en in datzelfde jaar 6H. Scullard, Roman Politics 220-150 BC (Oxford 1951) 6. 7 M. Gelzer, ’Review of Scullard’, Historia 1:1 (1950) 634-642. 8 K.J. Hölkeskamp, ’Review: Fact(ions) or Fiction? Friedrich Münzer and the Aristocracy of the Roman Republic: Then and Now’, International Journal of the Classical Tradition 8:1 (2001) 92-96. 9 M. Alexander, J. Danowski, ’Analysis of an ancient network: Personal communication and the story of structure in a past society’, Social Networks 12:4 (1990) 313-335. 10 J. Chow, Patronage and Power: A Study of Social Networks in Corinth (Sheffield 1992) 64-79. 11 L. de Blois, R.J. van der Spek, Een Kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2001) 193. 12 Jaartallen die in dit onderzoek worden gehanteerd zijn jaartallen voor Christus.

3


nog werd vermoord, zorgde ervoor dat de politieke balans die er lange tijd in de Republiek geweest was, werd verstoord.13 Op het eerste gezicht lijkt Tiberius niet het meest geschikt als casus, aangezien hij zo’n unieke figuur is binnen de geschiedenis van de MiddenRepubliek. Ondanks dit bezwaar zal er toch voor Tiberius als casus worden gekozen, omdat Tiberius zich in dezelfde sociale en politieke structuren bevond als de andere belangrijke politieke figuren. Tiberius wist net als andere invloedrijke Romeinen een netwerk op te bouwen. Wat hem uiteindelijk uniek maakt, is de manier waarop Tiberius dit netwerk gebruikte. Deze verrichtingen zijn in dit onderzoek echter niet van belang, omdat hier juist het netwerk centraal zal staan. Dit maakt dat Tiberius Gracchus wel degelijk een representatieve casus is voor dit onderzoek. Bij het toepassen van de netwerkanalyse zal het netwerk van Tiberius gecategoriseerd worden in drie groepen: clientela, amicitia en familia. De eerste categorie, clientela, betreft het patronagesysteem dat bestond in de Romeinse Republiek. Dit systeem bestond uit de banden tussen een patroon, die van hogere komaf was, en een cliënt, die van lagere komaf was. Door dit patronagenetwerk konden Romeinse aristocraten grote groepen volgers uit lagere standen krijgen.14 Voor Tiberius zal in het eerste deel van het onderzoek dan ook na worden gegaan hoe dit patronagenetwerk bij hem in elkaar stak. Had Tiberius überhaupt een dergelijk netwerk tot zijn beschikking, en zo ja, welke mensen waren bereid Tiberius te volgen als cliënt? Welke bronnen zeggen iets over dit netwerk? In hoeverre beïnvloedde dit netwerk het handelen van Tiberius? De tweede categorie die onderzocht zal worden betreft amicitia. Deze term is met name bekend geworden door een werk van Cicero: Laelius de Amicitia. Als vertaling voor

amicitia wordt meestal het woord ‘vriendschap’ gebruikt. Echter, amicitia heeft een meer gecompliceerde betekenis dan ons woord ‘vriendschap’. In het woord zit namelijk ook een lading die duidt op collega, zakenpartner of politieke bondgenoot.15 Er zal in dit onderzoek met name gekeken worden naar de politieke bondgenoten en de rol die zij vervulden in het netwerk van Tiberius. Bij het bestuderen van deze bondgenoten is niet alleen de relatie die zij met Tiberius hadden van belang, maar zal er ook zeker naar de onderlinge relaties van de verschillende bondgenoten gekeken worden. 13 R.E. Smith, ‘Destroyer of the Harmony of the Republic’ in: J.M. Riddle ed., Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970) 72-75. 14 P. Brunt, ‘Clientela’ in: P.A. Brunt ed., The Fall of the Roman Republic: and Related Essays (Oxford 1988) 383-387. 15 J. Gruber-Miller, ‘Exploring Relationships: Amicitia and Familia in Cicero’s de Amicitia’, The Classic World 103:1 (2009) 89-90.

4


De derde categorie, familia, kan door de huwelijksstrategieën die er binnen de Romeinse Republiek gehanteerd werden enige overlap vertonen met de voorgaande categorie. De term familia kan tevens breed geïnterpreteerd worden, waarbij ook overlap ontstaat met het patronagesysteem. Hetgeen in dit artikel onderzocht wordt, betreft dan ook meer de domus zoals historicus Richard Saller die typeert. Domus slaat niet zozeer op de slaven en cliënten, maar betreft veel meer de bloedverwanten en aangetrouwden.16 Enkele belangrijke personen die hierbij onderzocht zullen worden zijn onder andere de moeder van Tiberius, Cornelia, en Tiberius’ broer, Gaius. Bij deze drie categorieën zal netwerkanalyse als onderzoeksmethode worden ingezet. Bij de analyse van de netwerken zullen dan ook enkele typische pijlers van de netwerktheorie van belang zijn. Zo zal er gekeken worden naar clusters binnen het netwerk. Dit zijn een aantal actoren die korte en sterke onderlinge banden hebben en een klein netwerk binnen het grotere netwerk vormen.17 Daarnaast zal er gekeken worden wat de brokers waren binnen het netwerk. Brokers zijn de actoren die ervoor zorgen dat de verschillende clusters met elkaar verbonden worden.18 Een andere belangrijke pijler is de kracht van de verschillende relaties tussen de actoren. Hierbij zal gekeken worden of het mogelijk is om te achterhalen in hoeverre er bij de verschillende relaties sprake was van zogenaamde weak

ties of strong ties. In het geval van weak ties gaat het om zwakke banden tussen de actoren. Dit kan veroorzaakt worden door geografische afstand, doordat ze deel uitmaken van verschillende clusters of doordat de relaties pas kortgeleden tot stand zijn gekomen. Het tegenovergestelde kan gezegd worden van strong ties. Deze banden zijn sterk door zowel geringe geografische als geringe persoonlijke afstand. Met name familie banden zijn veelal treffende voorbeelden van strong ties.19 Door via deze drie categorieën het netwerk van Tiberius te reconstrueren en te analyseren kan netwerkanalyse een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis over het belang van netwerken in de Midden-Republiek op politiek gebied en dan in het bijzonder met betrekking tot de partij- en factievorming. Hiermee kan wellicht aangetoond worden dat netwerkanalyse als methode zeer functioneel kan zijn in onderzoek naar de Oudheid om daarmee het altijd terugkerende probleem van het gebrekkige bronnenmateriaal te

16 17 18 19

R. Saller, Patriarchy, Property and Death in the Roman Family (Cambridge 1994) 74-101. I. Malkin, A Small Greek World: Networks in the Ancient Mediterranean (Oxford 2011) 20. C. Prell, Social Network Analysis: History, Theory and Methodology (Londen 2012) 125-128. M. Granovetter, ‘The Strength of Weak Ties’, American Journal of Sociology 78:6 (1973) 1361-1369.

5


verzachten. Waar het gebrek aan bronnenmateriaal veelal de grote handicap vormt voor historisch onderzoek naar de Oudheid, kan netwerkanalyse wellicht verbanden en structuren aan het licht brengen die in het bronnenmateriaal niet duidelijk naar boven komen.

6


De Romeinse Republiek wordt veelal opgedeeld in drie delen: De Vroege-, de Midden- en de Late Republiek. Het laatste deel van de Midden-Republiek (146 – 133) is, met name op politiek gebied, een turbulente periode. Door de definitieve overwinning op Carthago had Rome in 146 een superieure positie in het Middellandse Zeegebied weten te bemachtigen. De politieke macht lag in handen van de Senaat, die elk jaar twee consuls koos als uitvoerende macht. Het volk werd daarnaast vertegenwoordigd door tien volkstribunen.20 In deze Romeinse politiek waren het een aantal grote aristocratische families die eeuwenlang de dienst uitmaakten. Deze families wisten onderling de politieke macht te consolideren door het uitwisselen van de magistraten, hun talrijke cliënten en hun rijkdom. De Romeinse politiek was dan ook met name een aangelegenheid van een selecte groep rijke Romeinen.21 Hier kwam gedurende de tweede eeuw voor Christus verandering in. Er ontstond in die eeuw namelijk een stroming politici die aangeduid worden als populares. Zij onderscheidden zich van de optimaten in hun manier van politiek bedrijven. Waar het altijd de gewoonte was geweest om wetten van kracht te laten worden via de Senaat, zoals de optimaten deden, gingen de populares anders te werk. Zij brachten hun wetsvoorstellen in de volksvergadering naar voren en lieten het volk dan voor of tegen de wet stemmen. Op deze manier kon de Senaat buitenspel gezet worden.22 Een belangrijk onderwerp van debat tussen historici met betrekking tot de politiek in de Midden-Republiek is de discussie omtrent factievorming. Het debat is gebaseerd op het eerste grote werk omtrent de Romeinse aristocratische families: Adelsparteien und

Adelsfamilie dat Friedrich Münzer in 1920 publiceerde.23 Münzer stelde dat er in de Romeinse politiek sprake was van partijvorming bij de Romeinse elite. Deze partijvorming had invloed op alle besluitvorming in de Midden- en Late Republiek.24 Een leerling van Münzer, Ronald Syme, ging verder op de theoretische basis die Münzer had gelegd.25 Hij

20 21 22 23 24 25

De Blois, Van der Spek, Een kennismaking, 160-171. Scullard, Roman Politics, 8-12. W. Tatum, The Patrician Tribune: Publius Clodius Pulcher (Chapel Hill 1999) 11-16. Münzer, Adelsparteien und Adelsfamilie. Münzer, Adelsparteien und Adelsfamilie, 245-257. R. Syme, The Roman Revolution (Oxford 1939).

7


stelde dat de Romeinse aristocraten in de Midden-Republiek drie ‘wapens’ tot hun beschikking hadden: Familie, geld en politieke allianties.26 Hiermee benadrukte Syme dus net als Münzer het bestaan en het belang van de politieke factievorming. Op de publicaties van Münzer en Syme werd verschillend gereageerd. Een aantal historici, waaronder Scullard, konden zich goed vinden in de stelling van Münzer en Syme en werkten verder aan onderzoek met betrekking tot de facties in de Romeinse politiek. Scullard deed bijvoorbeeld onderzoek naar de verschillende grote adellijke families en hun onderlinge banden gedurende de periode 220-150. Hij concludeerde in zijn werk dat politiek succes in die periode afhankelijk was van de bondgenoten die iemand wist te verkrijgen. Volgens Scullard waren hierbij duidelijke patronen te herkennen waarbij een aantal families elkaar steeds bleven steunen. Dit bevestigde volgens hem de stelling van Münzer, dat er wel degelijk sprake was van factievorming.27 Gelzer had hier een andere kijk op en beweerde dat de verbindingen die de Romeinse politici in de Midden-Republiek aangingen slechts voor de korte duur waren. Zodra het zo uitkwam werden deze verbindingen weer verbroken om maar zo sterk mogelijk te blijven staan op het politieke toneel.28 In 1999 is dit debat wederom aangehaald door enerzijds Thérèse Ridley, die de theorie van Münzer en Scullard weer nieuw leven in wilde blazen29 en anderzijds KarlJoachim Hölkeskamp die dit, in navolging van Gelzer, juist wilde ontkrachten. Hölkeskamp gaf hierbij aan dat er zo nu en dan wel sprake was van partijvorming, maar dat elke vorm van continuïteit ontbrak. Zo makkelijk als deze facties of partijen in de Midden-Republiek werden gevormd, zo makkelijk vielen ze volgens hem ook weer uit elkaar.30

26 R. Syme, ‘Dynastic Marriages in the Roman Aristocracy’, Diogenes: An International Review of Philosophy and Humanistic Studies 135:1 (1986) 6-7. 27 Scullard, Roman Politics, 25-30. 28 Gelzer, ‘Review of Scullard’, 634-642. 29 T. Ridley, Roman Aristocratic Parties and Families (Baltimore 1999). 30 Hölkeskamp, ‘Review: Fact(ions) or Fiction?’, 92-105.

8


In deze Midden-Republiek wist één man in het middelpunt van de politieke arena terecht te komen. Hij wordt gezien als een van de eerste populares en kan als voorbeeld wellicht duidelijkheid en uitkomst geven in de ‘factie-discussie’. Tussen 169 en 164 werd de oudste zoon van Tiberius Sempronius Gracchus II en Cornelia Africana, Tiberius Sempronius Gracchus III, geboren. De familie Sempriona was, ondanks de plebeïsche afkomst gegroeid tot een machtige politieke familie binnen de Romeinse aristocratie. Tiberius’ vader was daar een goed voorbeeld van. Hij was namelijk in 177 en in 163 consul en werd in 169 tot censor verkozen.31 Tiberius’ vader was 45 jaar toen hij met Cornelia trouwde, die toen 18 jaar oud was. Tiberius, die zijn vader verloor in zijn tienerjaren, werd daardoor met name door zijn moeder opgevoed.32 Tiberius begon zijn carrière onder de hoede van zijn zwager Scipio Aemilianus tijdens de derde Punische oorlog. Deze oorlog, waarbij de Noord-Afrikaanse stad Carthago in de as werd gelegd, was voor Tiberius een persoonlijk succes. Volgens Plutarchus was hij één van de eerste soldaten die op de muur van Carthago wist te komen, wat hem veel roem en aanzien gaf.33 Na het succes in Carthago ging Tiberius in 137 als quaestor mee met het leger van consul Gaius Hostilius Mancinus naar Spanje in de Numantijnse oorlog. Zo succesvol als de Romeinen in Carthago waren, zo teleurstellend verliep de oorlog in Spanje. Na vele mislukte veldslagen werd het Romeinse leger omsingeld door de Numantijnen. Voor Mancinus zat er niets ander meer op dan zich overgeven. De Numantijnen wensten slechts en alleen met Tiberius een vredesverdrag te sluiten, omdat zijn vader dit vroeger ook had gedaan met de Numantijnen. Tiberius sloot een overeenkomst met de Spanjaarden, waardoor de duizenden Romeinse soldaten gered werden. In Rome werd Tiberius daarom door de inwoners onthaald als een held. In de Senaat was men echter minder onder de indruk van zijn verrichtingen. Er werd schande gesproken van het feit dat Rome onder dwang een overeenkomst had

31 D. Stockton, The Gracchi (Oxford 1979) 23-26. 32 Plut. TG. 1.2-1.5. 33 Plut. TG. 4.4-4.5.

9


gesloten met ‘barbaren’. Consul Mancinus werd hiervoor gestraft en hoewel Tiberius werd gespaard, gaf dit zijn prestige een ongelofelijke dreun.34 Na deze tegenslag pakte Tiberius in 133 zijn politieke carrière weer op en stelde zichzelf kandidaat als volkstribuun. Door de steun van vele boeren en soldaten wist hij dit ambt ook te bemachtigen. Tiberius probeerde als volkstribuun een wet van kracht te laten worden die ervoor zou zorgen dat de ager publicus, het land dat door de Romeinen door de jaren heen veroverd was en door de wet als publiek land was bestempeld, herverdeeld zou worden.35 Door deze herverdeling zouden rijke Romeinse grootgrondbezitters grote delen van hun land af moeten staan, zodat dit in handen kwam van de boeren die in de loop der tijd allemaal uitgekocht waren. Deze boeren waren vroeger de ruggengraat geweest van het Romeinse leger, maar doordat zij hun boerderijen en land waren kwijtgeraakt, hadden zij geen geld meer om wapenuitrustingen aan te schaffen. Hierdoor dreigde een soldatentekort bij het Romeinse leger. De boeren konden ook niet meer op hun voormalig land aan het werk, doordat de enorme toestroom van slaven de Romeinse grootgrondbezitters van arbeidskrachten voorzagen. Hierdoor zat er voor de voormalige boeren niets anders op dan naar Rome te trekken, in de hoop dat zij daar werk konden vinden.36 Of het soldatentekort de reden is geweest voor Tiberius om zijn landverdelingswet door te drukken, of dat dit te maken had met andere redenen is niet met zekerheid te zeggen. Er is veel debat geweest over zijn motief. Was hij slechts een pion in een grote politieke factiestrijd? Had hij oprecht medelijden met de voormalige kleine boeren? Wilde hij zijn moeder trots maken? Was het een poging om wraak te nemen op de senatoren die zijn vredesverdrag met de Numantijnen onwettig hadden verklaard? Vele mogelijke verklaringen zijn naar voren gekomen binnen dit debat. In de bundel van John M. Riddle worden vele van deze theorieën besproken.37 Het grote probleem bij dit vraagstuk is het feit dat de bronnen geen eenduidig antwoord verstrekken. Voor alle theorieën valt wat te zeggen, maar voor geen van de motieven is duidelijk uitgesproken bewijsmateriaal terug te vinden. De reden waarom Tiberius zijn landhervormingen doorvoerde is dus niet zeker. Wat wel met zekerheid valt te zeggen is dat hij met zijn wet veel kwaad bloed zette bij een groot

34 Plut. TG. 5.1-7.3. 35 Stockton, The Gracchi, 6-12. 36 App. BC. I.7-I.9. 37 J.M. Riddle, Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970): D.C. Earl, ‘factiestrijd’ (6064); D. Kontchalovsky, ‘kleine boeren’ (47-53); J. Carcapino, ‘wraak vanwege Numantijs verdrag’ (41-44); R.E. Smith, ‘zijn moeder trots maken’ (72-74).

10


deel van de senatoren. Deze nieuwe politieke vijanden probeerden hem dan ook te stoppen met alles wat de wet toestond. Zo stelden zij een voormalige vriend van Tiberius, Octavius, aan als volkstribuun en probeerden op deze manier de wetsvoorstellen tegen te houden met een veto. Tiberius liet vervolgens Octavius afzetten als volkstribuun, omdat hij volgens Tiberius niet de wil van het volk vertegenwoordigde.38 Tiberius liet vervolgens zijn wet doorvoeren zonder toestemming van de Senaat. Iets wat niet illegaal was, maar wel uiterst ongebruikelijk. Vervolgens eiste Tiberius het geld op dat was vrijgekomen uit het testament van koning Attalus III van Pergamon om de uitvoering van zijn landverdelingswet te bekostigen.39 De senatoren hadden dit alles met lede ogen aangezien, maar konden niet ingrijpen omdat Tiberius’ methoden, ondanks dat ze extreem bleken, niet tegen de wet waren. Zij besloten daarom te wachten tot Tiberius’ ambtsperiode was afgelopen, zodat ze hem daarna, wanneer hij niet meer onder bescherming van zijn ambt was, konden berechten. Tiberius zag dit aankomen en stelde zich kandidaat voor een tweede ambtstermijn, iets wat wel tegen de wet was. Bij de stemming voor zijn tweede termijn liep het uit op rellen. Uiteindelijk namen de senatoren zelf het lot in handen en vermoordden, gewapend met houten staven van de senaatsbanken, Tiberius en zijn aanhangers op de Capitool, waar de stemming plaatsvond.40 De kennis over Tiberius Gracchus is met name gebaseerd op klassieke, schriftelijke overleveringen. Qua epigrafisch bronmateriaal is er relatief weinig overgeleverd. Naast een aantal munten waarop Tiberius vermeld staat, zijn er inscripties teruggevonden op een aantal zuilen die de leden van de agrarische commissie vermelden. Hier zijn Tiberius en zijn broer wel op terug te vinden.41 Op het gebied van de schriftelijke overleveringen treden Plutarchus en Appianus het meest in detail over het leven van Tiberius. Hier zit meteen ook het grote probleem omtrent onderzoek naar Tiberius Gracchus. Plutarchus was een Griekse geschiedschrijver die twee eeuwen na Tiberius Gracchus leefde. Appianus was ook een Griekse geschiedschrijver. Hij woonde in Alexandrië en twee en een halve eeuw na Tiberius. Hoewel zij het uitgebreidst schrijven over Tiberius is het niet bekend hoe zij aan hun informatie komen. Tussen de 38 App, BC. I.12. 39 Plut, TG. 14.1-14.2. 40 Plut, TG. 15.1-19.4. 41 CIL I.00.639. Online gepubliceerd door Epigraphik-Datenbank Clauss/Slaby ECCS. http://db.edcs.eu/epigr/epi_einzel.php?s_sprache=en&p_belegstelle=CIL+01,+00639 (geraadpleegd op 30-11-2015).

11


verhalen van Plutarchus en Appianus zitten wel degelijk verschillen, maar in grote lijnen komen ze met elkaar overeen. Volgens de Italiaanse professor Plinio Fraccaro is het zeer waarschijnlijk dat Plutarchus en Appianus verschillende bronnen hebben gehad, maar dat deze bronnen wel gebaseerd zijn geweest op een en hetzelfde werk.42 Desalniettemin, is dit ook lastig hard te maken doordat een dergelijke bron nooit teruggevonden is. Wanneer er gekeken wordt naar geschiedschrijvers die tegelijk met Tiberius leefden, zijn er vijf namen die opduiken: Gnaeus Gellius, Sempronius Asellio, C. Fannius, C. Gracchus en P. Rutilius Fufus. Van deze auteurs zijn echter geen werken bewaard gebleven over Tiberius. Slechts enkele kleine aanwijzingen naar hem kunnen bij deze auteurs gevonden worden. Hierbij is het ook nog maar de vraag in hoeverre deze kleine aanwijzingen als geloofwaardig kunnen worden gezien. Een aantal van deze mannen waren namelijk goed bevriend met Scipio Aemilianus, van wie het duidelijk is dat hij een rivaal van Tiberius was.43 Een grote Romeinse geschiedschrijver die net als Plutarchus en Appianus later dan Tiberius leefde, al was het verschil minder groot (100 jaar), en ook over Tiberius Gracchus geschreven heeft is Titus Livius. Een groot deel van de boeken die tot zijn Ab Urbe Condita behoren zijn verloren gegaan, waaronder ook het 58e boek. Dit boek behandelde de politieke verrichtingen van Tiberius. Wat nog wel overgeleverd is van dit boek is de periocha, de inhoudsopgave en een summiere samenvatting van het boek.44 Eén van de meest aansprekende bronnen die tevens niet heel ver van Tiberius’ tijd af zit, is Marcus Tullius Cicero. Hij werd drie decennia na de dood van Tiberius geboren en zit daardoor dichter op het vuur dan Livius, Plutarchus en Appianus. Hoewel Cicero geen narratief over Tiberius heeft geschreven refereert hij wel veelvuldig aan Tiberius. Met name in zijn speeches en in zijn boeken De Republica, De Senectute en De Amicitia passeert Tiberius veelvuldig de revue. In zijn werken valt geen eenduidig standpunt ten opzichte van Tiberius te herkennen. Op sommige punten veroordeelt hij Tiberius, terwijl hij later weer heel positief over hem kan schrijven. Hoewel Cicero nog steeds een aantal decennia van Tiberius af zit en het soms af te vragen is hoe hij de vrienden en vijanden van Tiberius van

42 P. Fraccaro, ‘Plutarch’s and Appian’s Sources’ in: J. Riddle ed., Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970) 28-29. 43 A. Bernstein, Tiberius Sempronius Gracchus: Tradition and Apostasy (Ithaca 1978) 234-240. 44 Liv, Per. 58.1-58.7.

12


elkaar onderscheidt, is er volgens Alvin Bernstein geen duidelijke reden aan te wijzen waarom Cicero niet de waarheid zou spreken.45 Het probleem met betrekking tot de bronnen is dus het feit dat de bronnen die het uitgebreidst over Tiberius spreken ver na zijn tijd geschreven zijn, terwijl er van de geschiedschrijvers uit de tijd van Tiberius zelf geen bruikbare werken zijn overgeleverd. De boeken en speeches van Cicero geven een wel bruikbare aanvulling op de werken van Plutarchus en Appianus. Dit geldt met name voor onderzoek naar het netwerk van Tiberius, omdat Cicero ingaat op voor- en tegenstanders van Tiberius.

45 Bernstein, Tiberius Sempronius, 242-244.

13


Aan de hand van de overleveringen van onder andere Plutarchus, Appianus en Cicero moet het dus mogelijk zijn het netwerk van Tiberius Gracchus te reconstrueren. Voor de reconstructie en analyse van dit netwerk wordt gebruik gemaakt van de methode sociale netwerkanalyse. Er is reeds vermeld dat deze methode momenteel ‘booming’ is en een hoge vlucht neemt onder vele verschillende wetenschappen. De methode netwerkanalyse is begonnen in de sociologie in het begin van de twintigste eeuw. In de jaren ’30 werd voor het eerst expliciet gesproken van de methode en hoe zij in elkaar steekt in een artikel van Jacob Moreno en Helen Jennings.46 Dit artikel bleek slechts een begin te zijn, want vele andere sociologen, zoals J.A. Barnes, Ronald Burt, Mark Granovetter en Harrison White, hebben de methode verder ontwikkeld. Netwerkanalyse werd al snel door vele sociale wetenschappen gebruikt, wat ertoe leidde dat er niet een eensgezinde methode ontstond. In plaats daarvan probeerde iedere wetenschap de methode aan te passen aan haar eigen behoeftes. Dit divergerende proces werd uiteindelijk doorbroken door de socioloog Harrison White. Hij bracht samen met vele studenten van Harvard de zogenaamde ‘Harvard Revolution in social networks’ tot stand. White en zijn studenten publiceerden vele werken waarin zij algemene ideeën, concepten, richtlijnen en instrumenten voor de methode formuleerden. Hierdoor kreeg de methode een meer gestandaardiseerde en stevige vorm, waar alle wetenschappen zich in konden vinden. Na de inspanningen van White is de methode verder aangepast en ontwikkeld, maar zijn werk heeft de belangrijkste basis voor de methode gevormd.47 Innovaties op digitaal gebied hebben de methode vele nieuwe mogelijkheden gegeven en daarmee een enorme boost. Steeds vaker wordt er gebruik gemaakt van software waarmee netwerken gereconstrueerd en geanalyseerd kunnen worden. Door de software is het mogelijk geworden om op een systematische manier grote hoeveelheden data te verwerken in netwerken en deze netwerken vervolgens te analyseren. Een voorwaarde voor het gebruik van deze software is dat de data, ofwel het bronnenmateriaal, compleet moet

46 J. Moreno, H. Jennings, ‘Statistics of social configurations’, Sociometry 1:1 (1938) 342-374. 47 L. Freeman, ‘The Development of Social Network Analysis – with an Emphasis on Recent Events’ in: J. Scott , P. Carrington ed., The Sage Handbook of Social Network Analysis (Los Angeles 2011) 26-31.

14


zijn.48 Dit is een belangrijke oorzaak van het feit dat het veelal nog lastig blijkt de software te gebruiken voor historisch onderzoek, aangezien er juist bij historisch onderzoek vaak gewerkt moet worden met incompleet bronnenmateriaal. Bij onderzoek naar de oudheid is deze belemmering nog vele malen groter. Desalniettemin wordt de sociale netwerkanalyse toch steeds meer gebruikt bij historisch onderzoek. Dit komt met name doordat de beginselen van de methode uitstekend aansluiten bij de uitganspunten van historisch onderzoek. In een van zijn boeken over sociale netwerkanalyse benoemt de socioloog Linton Freeman vier basiseigenschappen waar sociale netwerkanalyse op gebaseerd is: (1) De methode gaat er vanuit dat relaties tussen verschillende sociale actoren belangrijk zijn. (2) De methode is gebaseerd op het verkrijgen en analyseren van gegevens die de sociale relaties tussen actoren weergeven. (3) De methode is erg gericht op de grafische weergave die de patronen van de relaties zichtbaar maakt. (4) De methode ontwikkelt wiskundige en digitale modellen om de patronen te beschrijven en te verklaren.49 Op basis van deze eigenschappen is sociale netwerkanalyse in theorie wel degelijk geschikt voor historisch onderzoek. De geschiedenis is namelijk gecreëerd door sociale actoren. Sociale netwerken van die actoren en de relaties tussen actoren kunnen van groot belang zijn geweest bij hun handelen. Op basis van bronnenmateriaal kunnen de relaties tussen actoren in het verleden achterhaald worden, al komt hier het probleem met het onvolledige bronnenmateriaal wel weer om de hoek kijken. Door het bronnenmateriaal grafisch inzichtelijk te maken kunnen patronen uit historische netwerken achterhaald worden, waardoor nieuwe inzichten verkregen kunnen worden. Binnen de methode zijn door de tijd heen een aantal pijlers belangrijk geworden met betrekking tot het interpreteren en verklaren van de patronen die bij de gereconstrueerde netwerken tevoorschijn komen. Een aantal van deze pijlers zullen ook in het onderzoek naar het netwerk van Tiberius Gracchus toegepast worden. Ten eerste is de segmentatie van het netwerk van belang. Hiermee wordt de globalere structuur van het netwerk bedoeld. Hierbij wordt gekeken of er binnen het netwerk sprake is van clustervorming en hoe die clusters met elkaar verbonden zijn.50 Daarbij is het belangrijk om te kijken welke actoren een ‘brokerfunctie’ hebben. Een broker is de actor die het ene cluster met een andere clusters verbindt.

48 A. D’Andrea, ‘An Overview of Methods for Virtual Social Networks’ in: A. Abraham ed., Computational Social Network Analysis: Trends, Tools and Research Advances (Londen 2010) 8-19. 49 Freeman, The Development, 1-7. 50 Malkin, A Small Greek World, 20-21.

15


Brokers zijn cruciaal binnen een netwerk, want zodra zij zouden wegvallen, verliest een netwerk een gehele cluster.51 Ook de cohesie is een belangrijk concept bij de segmentatie van een netwerk. De cohesie is de onderlinge verbondenheid van de actoren binnen een cluster of een netwerk. Wanneer er sprake is van een hoge cohesie binnen een netwerk, blijft het netwerk gemakkelijk intact, wanneer één van de actoren wegvalt.52 Naast de segmentatie, zoomt de sociale netwerkanalyse ook verder in op het netwerk. Hierbij worden de verschillende actoren en hun onderlinge relaties onder de loep genomen. Het onderscheid tussen strong ties en weak ties is belangrijk bij de analyse van deze relaties. Volgens Mark Granovetter zijn juist de weak ties vaak belangrijk, omdat het vooral deze relaties zijn die verschillende brokers en daarmee verschillende clusters verbinden. Deze verbindingen noemt Granovetter ‘bridges’.53 De terminologie ‘strong’ en ‘weak’ suggereert dat de ene relatie krachtiger is dan de andere. De kracht van de relaties kan beïnvloed worden door verschillende factoren. Zo wordt er ten eerste vaak gekeken naar de ‘propinquity’. Dit duidt op de fysieke afstand tussen de verschillende actoren. Helemaal in de oudheid was dit van groot belang, omdat communicatiemogelijkheden over grotere afstanden zeer beperkt waren.54 Ten tweede is de ‘homophily’ van belang. Deze term geeft aan in hoeverre de verschillende actoren gelijk zijn. Dit kan op allerlei gebieden zijn zoals geslacht, ras, bevolkingsgroep, leeftijd enzovoort. Hoe meer overeenkomsten de actoren vertonen, des te sterker de relatie tussen hen is.55 Ten derde beïnvloedt ook de ‘multiplexity’ de kracht van een relatie. De multiplexity houdt in dat twee actoren op meerdere manieren met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld door familiebanden, vriendschap en werk. 56 Het netwerk van Tiberius en de relaties die hij met andere actoren heeft zullen voor zover mogelijk ook aan de hand van deze pijlers geanalyseerd worden.

51 Granovetter, ‘The Strength of Weak Ties’, 1363-1366. 52 J. Moody, D.R. White, ‘Structural Cohesion and Embeddedness: A Hierarchical Concept of Social Groups’, American Sociological Review 68:1 (2003) 103-108. 53 Granovetter, ´The Strength of Weak Ties’, 1361-1369. 54 C. Kadushin, Understanding Social Networks: Theories, Concepts and Findings (Oxford 2012) 18. 55 M. McPherson, ‘Birds of a Feather: Homophily in Social Networks’, Annual Review of Sociology 27:1 (2001) 415418. 56 J.M. Podolny, J.N. Baron, ‘Resources and Relationships: Social Networks and Mobility in the Workplace’, American Sociological Review 62:5 (1997) 691.

16


Tiberius’ netwerk zal dus in drie categorieën geanalyseerd worden: clientela, amicitia en

familia. De eerste categorie clientela betreft het patronagesysteem dat er in de Romeinse tijd heerste. Hoewel er door de geschiedenis heen in vele beschavingen sprake was van relaties tussen mensen uit verschillende standen en klassen, is het patronagesysteem van de Romeinse Republiek een uniek verschijnsel volgens Koenraad Verboven.57 Lange tijd werd de traditionele kijk op clientèle, die door werk van Mommsen58 en Von Premenstein59 tot stand gekomen was, gevolgd. Kort gezegd bestond het patronagesysteem volgens deze historici uit relaties tussen een patroon en een cliënt en uit relaties tussen een patroon en een vrijgelatene. De relatie was gebaseerd op politieke steun van de cliënt of vrijgelatene in ruil voor bescherming en financiële steun door de patroon. Hierbij was de patroon altijd hoger in aanzien dan de cliënt en kon de cliënt niet zonder toestemming van de patroon de relatie verbreken.60 Dit traditionele beeld van het patronagesysteem werd vele decennia later door de socioloog en historicus Richard P. Saller onder de loep genomen. Hij gebruikte hierbij een sociologische benadering. Saller waarschuwde dat er door de huidige theorie geen duidelijk onderscheid was tussen amicitia en clientela. Aan de hand van zijn sociologische benadering kwam Saller tot de volgende definitie van het patronagesysteem: Patronage is founded on the reciprocal relations between patrons and clients. By patron I mean a person who uses his influence to assist and protect some other person, who becomes his ‘client’, and in return provides certain services to his patron.61 Saller voegde hieraan toe dat deze wederkerige relatie tussen patroon en cliënt asymmetrisch is en tevens verticaal van aard. Hiermee bedoeld Saller dat de belangen van patroon en cliënt verschillend zijn en dat, ondanks het feit dat de relatie wederkerig is, de patroon bij deze

57 K. Verboven, The Economy of Friends: Economic Aspects of Amicitia and Patronage in the Late Republic (Brussel 2002) 51. 58 T. Mommsen, Römisches Staatsrecht, Volume 3 (Leipzich 1887) 54-88. 59 A. von Premenstein, ‘Clientes’ in: Pauly-Wissowa Realencyclopädie IV (1901) 24-55. 60 Verboven, The Economy, 49-50. 61 Saller, Personal Patronage, 1.

17


relatie meer invloed heeft dan de cliënt. Hiermee maakt Saller een duidelijk onderscheid met

amicitia. Bij amicitia gaat het volgens hem namelijk om een wederkerige relatie die juist horizontaal en symmetrisch van aard is. Het gaat dus om een relatie tussen ‘gelijken’, waarbij beide actoren zelf kunnen bepalen hoe lang zij de relatie willen laten voortduren.62 Niet iedereen was het eens met de definitie van Saller. Zo was Fergus Millar van mening dat op een typisch Romeins verschijnsel als het patronagesysteem geen sociologische concepten kunnen worden toegepast die in de Romeinse tijd zelf nog niet bestonden.63 Hier heeft Millar zeker een punt, aangezien het Romeinse patronagesysteem uniek is en niet gezien moeten worden als een algemeen sociaal systeem van relaties binnen een maatschappij. Ook Hölkeskamp erkent de kritiek van Millar, maar is desondanks van mening dat de definitie van Saller de lading in grote lijnen dekt. Hij voegt hier echter nog wel aan toe dat fides de onderliggende kracht van het patronagesysteem is. Fides is een typisch Romeins concept en kan vertaald worden als ‘vertrouwen’ of ‘betrouwbaarheid’. Hierbij moet echter niet vergeten worden dat fides ook zeker op een hiërarchisch verschil tussen individuen duidt. Het is de patroon die over veel fides ‘beschikt’ en de cliënt die de

fides van de patroon ‘in gaat’. Dit onderlinge, maar asymmetrische ‘vertrouwen’ vormt daarmee de belangrijke basis van het patronage systeem.64 De definitie van Saller, aangevuld met de fides van Hölkeskamp, zal ook als uitgangspunt genomen worden in dit artikel. Dit omdat juist het onderscheid tussen amicitia en clientela hierin duidelijk naar voren komt, wat voor dit onderzoek van wezenlijk belang is. Bij Tiberius Gracchus blijkt dit clientèlenetwerk nog niet zo eenvoudig te achterhalen. Uit de overleveringen wordt slechts eenmaal direct gesproken van een cliënt van Tiberius. Wanneer Octavius wordt afgezet als volkstribuun zegt Plutarchus het volgende over zijn opvolger: ‘The new tribune was not a man of rank or note, but a certain Mucius, a client of Tiberius.’65 In Appianus wordt deze nieuwe man echter Quintus Mummius genoemd.66 Deze Quintus Mummius die ook in de Biographischer Index der Antike terug te vinden is als volkstribuun in 133 is dus zeer waarschijnlijk een cliënt van Tiberius geweest.67 Verder is er

62 Saller, Personal Patronage, 11-15. 63 F. Millar, ‘The Political Character of the Classical Roman Republic’, Journal of Roman Studies 71:1 (1984) 1-19. 64 K.J. Hölkeskamp, Reconstructing the Roman Republic: An Ancient Political Culture and Modern Research (Princeton 2010) 32-37. 65 Plut. 13.2. 66 App. BC. I.12. 67 H. Schmuck, Biographischer Index der Antike, Volume II (München 2001) 634.

18


echter niets bekend over deze Q. Mummius of zijn relatie met Tiberius, behalve dat hij tijdens zijn ambt Tiberius trouw is gebleven en is blijven steunen.68 Van andere cliënten van Tiberius is geen bronmateriaal teruggevonden. Wat wel uit de bronnen is op te maken, is dat Tiberius grote groepen aan zich wist te binden die bij hem in het krijt stonden. Een eerste groep betreft de families van de soldaten die hij in Spanje had weten te redden. Plutarchus beschrijft dat bij zijn terugkomst uit Spanje deze familieleden zich in grote getalen hadden verzameld om hun dank aan hem te betuigen.69 Uit de bronnen is niet op te maken op wat voor manier Tiberius verder steun heeft ontvangen. Het is overigens wel zeer waarschijnlijk dat deze mensen bij verkiezingen op Tiberius stemden, maar bewijs hiervan in het bronmateriaal ontbreekt. Een tweede groep valt te herleiden uit de overlevering van Appianus. Het gaat hierbij om de groep kleine boeren die op het platteland om Rome heen leefden. Hun land werd steeds meer door de rijke aristocratische grootgrondbezitters afgepakt en Tiberius was een van de weinigen die het voor hen opnam. Appianus beschrijft deze groep als ‘his friends from the fields’.70 Dat Tiberius steun heeft gekregen van deze groep wordt duidelijk wanneer hij zich in 133 wederom verkiesbaar stelt als volkstribuun. Appianus geeft aan dat Tiberius dan een gebrek aan steun heeft, omdat de boeren die hem steunen dan druk gaande zijn met hun oogst, waardoor ze niet naar Rome af kunnen reizen.71 Hieruit kan worden opgemaakt dat Tiberius eerst wel steun van hen heeft ontvangen. Verder zijn er nog een aantal passages te vinden die duiden op het bestaan van cliënten van Tiberius. Zo spreekt Plutarchus van een groep mensen die Tiberius beschermden in de nacht voordat hij zich voor de tweede maal verkiesbaar zou stellen.72 Hoewel het niet duidelijk wordt om wat voor mensen het hier gaat, is het erg waarschijnlijk dat deze mensen cliënten van Tiberius waren, aangezien cliënten wel vaker als beschermers van hun patroon functioneerden.73 Daarnaast beschrijft Appianus dat Tiberius vlak voor de fatale verkiezing mensen individueel om hun stem en steun vraagt.74 Appianus gaat hierbij niet door op wat Tiberius hiervoor terug wilde doen en in hoeverre hierbij van patronage kan worden gesproken, maar het blijft desalniettemin een relatie tussen personen uit verschillende 68 69 70 71 72 73 74

App. BC. I.14. Plut, TG. 7.1. App, BC. I.14. App, BC. 14.1. Plut. TG. 16.3. Saller, Personal Patronage: 25-29. App, BC. I.14.

19


standen. Dergelijke afspraken zouden kunnen leiden tot patroon-cliënt relaties. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat er in dit geval nog geen sprake van patronage geweest kan zijn, aangezien Tiberius kort nadat hij om steun vroeg, werd vermoord. Een laatste belangrijke groep in Tiberius’ patronagenetwerk is zijn buitenlandse clientèle. Zo’n buitenlandse clientèle was een veelvoorkomend fenomeen in de Romeinse Republiek. Door oorlogen of door diplomatieke bezoeken konden leden van de Romeinse elite vaak banden opbouwen met grote groepen mensen, van zowel hoge als lage komaf, in de verderaf gelegen kolonies.75 De vader van Tiberius Gracchus had hier in zijn politieke carrière ook veel tijd en energie in gestoken. Met name Polybius beschrijft de verrichtingen van Tiberius Sempronius Gracchus II. Zo wist de vader van Tiberius zijn netwerk onder andere in Pergamon, Cappadocië, Syrië en later ook op Rhodos te verspreiden.76 Van Tiberius werd verwacht dat hij in de voetsporen van zijn vader zou treden, zodat ook hij gebruik zou kunnen maken van dit netwerk van zijn vader. Volgens Bernstein is dit met name af te leiden uit het feit dat Tiberius tijdens zijn jeugd les kreeg van Griekse filosofen, zodat ook hij de Griekse taal meester zou worden. Bernstein betitelt de keuze voor Griekse onderwijzers ‘an indication of of the intellectual predisposition of the household,’ waarmee hij doelt op de banden die Tiberius’ vader reeds heeft gelegd in het buitenland.77 Hoewel Tiberius zelf geen dergelijke reizen als zijn vader heeft gemaakt, kon hij toch gebruik maken van de buitenlandse clientèle. Zo kwam de afgezant van de overleden koning Attalus III van Pergamon bij Tiberius thuis om het nieuws persoonlijk te vertellen.78 Hierdoor kon Tiberius op zijn beurt weer snel anticiperen op het geld dat met het testament van koning Attalus vrijkwam. Naast dit voorbeeld zijn er echter geen duidelijke aanwijzingen dat Tiberius direct steun en voordeel had van zijn buitenlandse clientèle. In zijn publicatie over deze buitenlandse clientèles geeft Ernst Badian aan dat dit netwerk de leden van de Romeinse elite vooral aanzien gaf. Dit aanzien was volgens Badian ook de grootste waarde van de buitenlandse clientèles, aangezien aanzien macht met zich meebracht.79 In hoeverre dit voor Tiberius gewerkt heeft, is in het bronnenmateriaal echter niet te achterhalen. Hoewel het patronagenetwerk van Tiberius Gracchus dus niet gemakkelijk te reconstrueren is, kan het wel degelijk op een netwerk-analytische wijze benaderd worden. 75 76 77 78 79

E. Badian, Foreign Clientelae (Oxford 1958) 154-161. Pol. Hist. XXX 30.7-30.8 (Pergamon), XXXI 3.4 (Cappadocië), XXX 27.1-27.4 (Syrië), XXX 31.19-31.20 (Rhodos). Bernstein, Tiberius Sempronius, 45. Idem, 14.2. Badian, Foreign Clientelae, 163-167.

20


Op het gebied van de segmentatie van het patronagenetwerk is het echter lastig om harde uitspraken te doen. Hierbij kunnen slechts globale groepen onderscheiden worden die het netwerk vormen. Dit zijn dan de individuen met wie Tiberius een direct patroon-cliënt relatie had, zoals Quintus Mummius, de soldatenfamilies, de arme boeren op het land en de buitenlandse clientèles. Deze groepen zouden aangeduid kunnen worden als clusters. Hierbij is het door het ontbreken van namen en individuele actoren in het bronnenmateriaal moeilijk om te kijken hoe deze clusters met Tiberius waren verbonden, hoe ze in elkaar staken en wie de broker-functie vervulden in het netwerk. Wanneer er gekeken wordt naar de theorie van M. Granovetter over weak en strong

ties, blijkt netwerkanalyse al een stuk beter toepasbaar. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in Tiberius’ patronagenetwerk. Enerzijds is er de groep van individuele cliënten, zoals Quintus Mummius en anderzijds zijn er de soldatenfamilies, de kleine boeren en de buitenlandse clientèles. De eerste groep kan getypeerd worden als actoren met wie Tiberius relatief sterke banden had (strong ties). Dit heeft allereerst te maken met de propinquity, de fysieke afstand tussen de actoren. Deze cliënten waren namelijk net als Tiberius in de stad Rome. Zij konden hem op een directe manier ondersteunen, zoals tijdens de nacht voor Tiberius’ dood, toen zijn huis werd bewaakt.80 Daarnaast lijkt er in sommige gevallen ook sprake te zijn van multiplexity. Quintus Mummius wordt als cliënt van Tiberius op een gegeven moment tot volkstribuun verkozen. Tiberius raakt op deze manier op meerdere manieren verbonden met zijn cliënten. In netwerktermen ontstaan er dan meerdere relaties tussen dezelfde actoren. Hoewel dit niet van andere gevallen bekend is, is het wel goed mogelijk dat Tiberius op meerdere manieren verbonden raakte met de cliënten die dichtbij hem leefden. Bij de tweede groep zijn de banden met Tiberius veel minder sterk. Hier kan zodoende gesproken worden van weak ties. De fysieke afstand is met name bij de boeren en de buitenlandse clientèles een bepalende factor. De buitenlandse cliënten heeft Tiberius zelfs nooit persoonlijk ontmoet. Ook de families van de soldaten die Tiberius wist te redden, leefden waarschijnlijk buiten Rome, aangezien de meeste soldaten gerekruteerd werden uit de plattelandsbevolking.81 Door het feit dat er veel minder contact was met deze actoren was er ook veel minder multiplexity. Daarnaast was bij beide groepen van homophily, 80 Plut. TG. 16.3. 81 L. de Ligt, Peasants, citizens and soldiers studies in the demographic history of Roman Italy: 225 BC – AD 100 (Cambridge 2012) 157-170.

21


gelijkheid tussen de actoren, geen sprake. Dit omdat er tussen de patroon en de cliënt altijd ongelijkheid bestaat. Al met al kan er geconcludeerd worden dat het clientèlenetwerk van Tiberius Gracchus onder te verdelen is in een aantal groepen: cliënten in Rome, soldatenfamilies, kleine boeren en de buitenlandse clientèles. Hierbij blijft het echter lastig in te schatten in hoeverre er daadwerkelijk sprake was van echte patroon-cliëntrelaties, doordat de bronnen vrijwel geen informatie bieden met betrekking tot individuele gevallen. Het is echter wel duidelijk dat het gaat om mensen die een duidelijk motief hadden om Tiberius te steunen en van een lagere komaf waren. Binnen dit netwerk waren de relaties met de cliënten in Rome zelf het sterkst. Over het algemeen genomen moet er echter wel geconcludeerd worden dat het patronagenetwerk van Tiberius niet een duurzaam netwerk blijkt te zijn. De relaties met de andere actoren binnen dit netwerk lijken om meerdere redenen erg fragiel. Dit blijkt ook wanneer Tiberius in 133 vermoord wordt. Hij kan dan, met uitzondering van de cliënten die zich op het Capitool hebben verzameld en daar ook massaal afgeslacht worden,82 op weinig directe steun rekenen van zijn patronagenetwerk. Dit lijkt het beeld te vestigen dat W.J. Tatum schets over de kracht van patronagenetwerken: Its political significance, while considerable, has been exaggerated. Especially when matters came to crises, clients were only one resource to which the Roman magnate turned for strength.83 Hoewel het netwerk wel degelijk bijdraagt aan de status van een politicus, moet dit volgens Tatum dus ook niet overdreven worden. Het gebrek aan steun tijdens Tiberius’ fatale crisis bevestigt deze stelling.

82 Plut. TG. 18.1-19.5. 83 Tatum, The Patrician, 22.

22


De tweede categorie van Tiberius’ netwerk, Amicitia, betreft de politieke vrienden van Tiberius. Deze categorie vertoont echter snel overlap met zowel zijn patronagenetwerk als met zijn familienetwerk. Vandaar dat het belangrijk is om eerst duidelijk te stellen wat

amicitia inhoudt en hoe dit netwerk wordt afgebakend. De term amicitia werd door Cicero uitgelegd in zijn Laelius de Amicitia. Hierin beschrijft Cicero wat hij onder amicitia (vriendschap) verstaat. Hij doet dit door de relatie tussen Scipio Aemilianus en Laelius te beschrijven.84 De amicitia van Cicero wordt veelal vertaald met het woord ‘vriendschap’. Deze vertaling dekt echter niet de volledige lading.

Amicitia kan namelijk begrepen worden aan de hand van vijf begrippen: Beneficia, gratia, fides, amor en dignitas.85 Amicitia bestaat ten eerste uit beneficia. Dit duidt op de gunsten die door een persoon aan een ander persoon worden geboden. Dit kan om financiële gunsten gaan, maar ook om andere materiële of immateriële verrichtingen. Wat de gunst ook is, het gaat er om dat de ene persoon de andere te hulp schiet.86 Wat met deze beneficia direct verband houdt, is de gratia. Deze gratia is de dank die de ontvanger van de beneficia verschuldigd is aan de schenker van de beneficia. Met de gratia kan iemand dus de beneficia die hij van een ander ontvangen heeft terugbetalen.87 Hierbij is het echter wel van belang dat de gratia recht doet aan de beneficia of deze zelfs overtreft.88 Als dat het geval is kan de uitwisseling van beneficia en gratia voor toenadering zorgen tussen twee personen, met als gevolg een vriendschappelijke relatie. Hiermee wordt duidelijk dat amicitia dus niet gewoon een ‘vriendschap’ was, maar dat er veelal ook zakelijke, commerciële of materiële uitwisseling mee gemoeid was. Naast deze materiële en zakelijke kant heeft amicitia ook een emotionele lading. Dit komt ten eerste door het belang van het reeds besproken begrip fides. Dit vertrouwen dat van de ene persoon aan de andere geschonken wordt en vervolgens tussen de twee personen blijft bestaan, geldt als een hoeksteen van amicitia, net als het voor de clientela van groot

84 Cic. Amic. 85 Verboven, The Economy, 35. 86 Idem, 35-37. 87 T.W. Gallant, Risk and Survival in Ancient Greece: Reconstructing the Rural Domestic Economy (Cambridge 1991) 144. 88 Cic. Off. I, 48.

23


belang was.89 Naast fides geeft ook amor de emotionele lading van amicitia aan. Deze term lijkt al meer op de emotionele verbondenheid die in ons woord ‘vriendschap’ schuil gaat. Hoewel meerdere bronnen uit de Oudheid het belang van amor bij amicitia onderstrepen,90 geeft David Konstan aan dat deze amor erg wordt overdreven. Konstan beweert dat er gedaan werd of relaties op basis van amor waren, omdat dit binnen de sociale en culturele gebruiken verwacht werd. Dit was volgens Konstan echter slechts schijn. Uiteindelijk was

amicitia volgens hem slechts een relatie met praktische voordelen voor beide partijen.91 Hoewel het zeker waar is dat de zakelijke kanten van amicitia vaak ruimschoots aanwezig waren is het te kort door de bocht om de emotionele kant van amicitia, zoals de

amor, aan de kant te schuiven. Verboven laat zien aan de hand van brieven van Cicero zien dat amicitia altijd sprake was van een bepaalde mate van affectie.92 Een voorbeeld hiervan is de brief van Cicero aan de Romeinse politicus, spreker en historicus Lucius Lucceius. In de brief schrijft Cicero dat vrienden voor hem van groot belang zijn, zowel op politiek als op privé gebied. Daarnaast benadrukt Cicero dat hij de vriendschap met Lucius erg op prijs stelt. Dit wordt meteen in de eerste zin van Cicero’s brief duidelijk: Jouw perfecte affectie manifesteert zich in elke zin van de laatste brief die ik van je heb mogen ontvangen: niet dat het nieuw voor mij was, maar evenzeer was het dankbaar voor mijn gevoelens en alles wat ik mij kon verlangen.93 Hiermee benadrukt Cicero duidelijk het belang van affectie bij de amicitia die hij deelt me Lucius Lecceius en door het gebruik van de woorden ‘gevoelens’ en ‘verlangen’ laat Cicero zien dat amicitia wel degelijk een emotionele kant heeft. Dit beeld komt in vele brieven van Cicero naar boven. De amor is dus wel degelijk van belang bij amicitia. Tot slot speelt ook dignitas nog een belangrijke rol bij amicitia. Dignitas, dat vertaald kan worden als ‘waardigheid’, zorgt ervoor dat amicitia in stand gehouden kan worden. Iemand kon zo bijvoorbeeld niet afzien van zijn gratia, omdat hierdoor zijn dignitas een

89 90 91 92 93

Hölkeskamp, Reconstructing the Roman Republic, 35-39. Verboven, The Economy, 42-43. D. Konstan, Friendship in the Classical World (Cambridge 1997) 1-6. Verboven, The Economy, 43-44. Cic. Fam. 15.15.

24


enorme deuk op zou lopen. Met name voor mensen van hoge komaf was deze waardigheid en status van groot belang.94 Door de zakelijke kant van amicitia ligt de verwarring met clientela al snel op de loer. Om dit onderscheid duidelijk te houden zal de theorie van Saller wederom ingezet worden. Bij amicitia gaat het volgens Saller, in tegenstelling tot clientela, om wederkerige relaties die horizontaal en symmetrisch van aard zijn. Dus tussen personen van dezelfde stand of bevolkingslaag.95 Naast de overlap met clientela kan amicitia ook snel samenvloeien met familia. Dit heeft alles te maken met de politieke huwelijken die voortdurend gesloten werden binnen de Romeinse aristocratie. In dit onderzoek zullen de meest directe familieleden (ouders, broers, partner) onder de categorie familia vallen. Familie die verderaf staat en politiek verbonden is, zal bij amicitia behandeld worden. Wanneer er gekeken wordt naar de personen waarmee Tiberius een band van amicitia had, is Appius Claudius Pulcher de eerste man die voorbij komt. Dat Tiberius en Pulcher bondgenoten werden, lijkt gezien hun familiegeschiedenis bijna onvermijdelijk. Sinds de tijd dat de Sempronii familie een rol van betekenis speelt in de Romeinse politiek (238), steunen de Claudii en de Sempronii elkaar.96 Pulcher, die tijdens Tiberius’ volkstribunaat senator was, kan met zekerheid één van de belangrijkste politieke bondgenoten van Tiberius genoemd worden: hij steunde Tiberius’ landhervormingen,97 hij nam plaats in de agrarische commissie die toezag op de uitvoering van de hervormingen98 en hij huwelijkte zijn dochter uit aan Tiberius.99 Wat Pulchers motief is geweest om samen met Tiberius dit beleid te voeren is niet geheel duidelijk. Het is mogelijk dat Pulcher heil zag in het beleid of dat hij zich vanwege de familietraditie genoodzaakt zag om Tiberius te hulp te schieten. Daarnaast kan ook zijn vijandige houding ten opzichte van Scipio Aemilianus en diens bondgenoten hebben meegespeeld.100 Naast Appius Claudius Pulcher waren ook P. Licinius Crassus Mucianus en P. Mucius Scaevola direct betrokken bij het ontwerpen van de landhervormingen.101 Scaevola is echter een gecompliceerde bondgenoot van Tiberius. In 136 stemt hij tegen het voorstel om 94 S. Dixon, ‘The Meaning of Gift and Debt in the Roman Elite’, Echos du Monde Classique / Classical Views 37:1 (1993) 455. 95 Saller, Personal Patronage, 11-15. 96 D.C. Earl, Tiberius Gracchus: A study in politics (Brussel 1963) 5-17. 97 Plut. TG. 9.1-9.3. 98 App. BC. I.13. 99 Plut. TG. 4.1-4.2. 100 Cic. Rep. I,19. 101 Plut. TG. 9.1.

25


Mancinus (die als consul met Tiberius in Spanje vrede had gesloten met de Numantijnen) zijn Romeins burgerrecht terug te geven.102 Later helpt hij Tiberius dus met de voorbereidingen van zijn landhervormingen, om uiteindelijk na de dood van Tiberius zijn moordenaar, Nasica, te verdedigen.103 Scaevola wordt door Bernstein bestempeld als een onafhankelijke politicus die steeds afwoog wat voor hem de beste bondgenoten waren.104 John Briscoe stelt dat Scaevola echter wel altijd voorstander is geweest van Tiberius’ idealen, maar dat de radicale methoden van Tiberius hem tegenstonden.105 Net als Scaevola, was ook zijn neef Quintus Scaevola (bijnaam: ‘de waarzegger’) een man die regelmatig wisselde van bondgenoten. Waar hij tijdens het leven van Tiberius tegen diens programma was, liet hij later zijn dochter trouwen met M. Acilius Glabrio, een belangrijke bondgenoot van Gaius Gracchus.106 De laatste ontwerper van Tiberius’ landhervormingen, P. Licinius Crassus Mucianus, was de biologische broer van Scaevola, maar geadopteerd in de Licinii Crassi familie. 107 Crassus was daarnaast zeer waarschijnlijk ook getrouwd met een zus van Claudius Pulcher.108 Crassus is, net als Pulcher, gedurende zijn politieke carrière altijd heel open geweest in zijn steun aan Tiberius109 en na de dood van Tiberius nam Crassus zijn plaats over in de agrarische commissie.110 Ook gezien het uithuwelijken van zijn dochters toont Crassus zich een ware bondgenoot van Tiberius. Zijn jongste dochter, Licinia, trouwde met Gaius Gracchus.111 Daarnaast trouwde zijn oudste dochter met Servius Sulpicius Galba.112 Galba’s vader, die in 144 consul was, was zijn hele leven een belangrijke opponent van de Scipio’s geweest.113 De kans was hierdoor erg groot dat Servius Sulpicius Galba zelf ook een rivaal van Aemilianus was. Op vele verschillende manieren waren Crassus en Tiberius dus met elkaar verbonden. Een persoon die vaak in één adem genoemd wordt met Pulcher, Scaevola en Crassus is Q. Caecilius Metellus Macedonicus. Deze vier mannen worden door Cicero neergezet als

102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113

O. Tellegen-Couperus, Law and Religion in the Roman Republic (Leidenl, 2012) 156. Cic. Ac. II,13. Bernstein, Tiberius Sempronius, 109. J. Briscoe, ´Supporters and Opponents of Tiberius Gracchus’, The Journal of Roman Studies 64:1 (1974) 129. F. Münzer, Pauly-Wissowa Realencyclopädie XVI (München 1894-1997) 448. Cic. Brut. 98. Münzer, Adelsparteien und Adelsfamilie, 273-274. Cic. Ac. II.13. Plut. TG. 21.1. Münzer, Pauly-Wissowa Realencyclopädie XIII (München 1894-1997) 496-497. Cic. Brut. 98. Briscoe, ‘Supporters and Opponents’, 129.

26


de grootste tegenstanders van Aemilianus.114 Hoewel Metellus eerst een voorstander was van Tiberius, is hij net als Scaevola op een gegeven moment bij Tiberius weggegaan. Dit had te maken met het feit dat Tiberius het Pergamon-geld opeiste.115 Briscoe beweert, dat ondanks dit bezwaar van Metellus, hij zijn steun voor Tiberius nooit helemaal heeft opgegeven.116 Een bewering die erg waarschijnlijk lijkt, maar niet bevestigd kan worden door het bronnenmateriaal. Naast deze vier grote namen zijn er nog een aantal andere personen die met zekerheid aan te duiden zijn als mensen die een band van amicitia hadden met Tiberius. Ten eerste is dat de Griekse stoïcijn Blossius van Cumae. Hij woonde bij de familie van Scaevola in117 en wordt gezien als een belangrijke adviseur van Tiberius.118 Hoewel het vermoeden is dat Blossius één van de Griekse filosofen was die Cornelia (moeder van Tiberius) haar zonen liet onderwijzen, is dit niet aangetoond.119 Na de dood van Tiberius, werd Blossius bij de consuls gebracht, waarop hij hen vertelde dat hij alles zou hebben gedaan wat Tiberius hem zou vragen, omdat hij altijd in het belang van het volk handelde.120 Hieruit blijkt dat Blossius Tiberius trouw is gebleven tot het einde toe. Een tweede persoon is M. Fulvius Flaccus. Hij was consul in 125 en een belangrijke bondgenoot van Gaius Gracchus.121 Flaccus was de man die Tiberius tijdens zijn tweede verkiezing waarschuwde dat een groep senatoren van plan was om Tiberius te vermoorden.122 Na Tiberius’ dood was Flaccus een felle aanklager van Nasica om hem te bestraffen voor zijn moord op Tiberius. 123 Ten derde was C. Porcius Cato ook zeker een bondgenoot van Tiberius. Hoewel hij familie was van Aemilianus (zijn moeder was een zus van Aemilianus), staat hij door werk van Cicero bekend als een aanhanger van Tiberius.124 Tot slot is er nog een aantal personen waarvan het erg waarschijnlijk is dat Tiberius een band van amicitia met hen had. Zo was er de homo novus M. Perperna, die in 130 consul wist te worden en onder de clientèle van Claudius Pulcher viel. In zijn publicatie over Scipio Aemilianus beweert Alan E. Astin dat het Perperna ook hoogstwaarschijnlijk een 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124

Cic. Rep. I,31. Cic. Brut. 81. Briscoe, ‘Supporters and Opponents’, 128. Cic. Amic. 37. Plut. TG. 8.4-8.5. D.R. Dudley, ‘Blossius of Cumae’, The Journal of Roman Studies 31:1 (1941) 94. Plut. TG. 20.3-20.4. Münzer, Pauly-Wissowa Realencyclopädie VII (München 1894-1997) 341-343. Plut. TG. 18.1-18.2. Cic. De Orat. II,285. Cic. Amic. 39.

27


belangrijke aanhanger van Tiberius was.125 Astin noemt ook nog Marcius Philippus als bondgenoot van Tiberius. Dit op basis van het feit dat hij getrouwd was met de dochter van Claudius Pulcher.126 Een belangrijke bondgenoot van Gaius Gracchus in zijn vroege jaren was C. Fannius.127 Van hem is echter niet bekend in hoeverre hij ook een bondgenoot van Tiberius geweest is, omdat hij ten tijde van Tiberius veelal de kant van Aemilianus koos.128 Hier stapte hij volgens Briscoe op een bepaald moment vanaf. Het is echter niet bekend wanneer dit geweest is.129 Tot slot is volgens Cicero de persoon Gaius Papirius Carbo verbonden met Tiberius.130 Na Tiberius’ dood bewees Carbo een waardige bondgenoot te zijn. Hij nam samen met Flaccus en Gaius Gracchus zitting in de agrarische commissie131 en werd later samen met Tiberius’ zus Sempronia ervan verdacht een aandeel te hebben gehad in de dood van Aemilianus.132 Carbo probeerde net als Tiberius om meerdere jaren achter elkaar als volkstribuun verkozen te worden, wat ook hem niet lukte.133 Uiteindelijk keerde Carbo zich tegen Gaius Gracchus en verdedigde hij met succes de moordenaar van Gaius.134 Met de hierboven beschreven personen is een beeld geschetst van de bondgenoten van Tiberius, voor zover die aan de hand van de bronnen zijn te achterhalen. De netwerkanalytische methode blijft echter niet alleen bij een beschrijving van deze personen en hun onderlinge banden. De methode kenmerkt zich door het in kaart brengen en schematiseren van deze gegevens. In dit onderzoek is aan de hand van de hierboven beschreven informatie een dergelijk netwerk gereconstrueerd. Hierbij is een aantal belangrijke kenmerken dat vermeld dient te worden. Het netwerk bestaat uit actoren (nodes) en hun onderlinge relaties (ties). De relaties hebben in het schema twee variabelen: de lengte en de dikte van de ties. De lengte geeft de intensiviteit van de relatie aan. Hoe korter de lijn en hoe dichter de personen in het schema dus bij elkaar staan, des te sterker de relatie was. De dikte van de lijn geeft aan hoe veelzijdig de relatie was. Hoe dikker de lijn, des te meer manieren er

125 126 127 128 129 130 131 132 133 134

Alan E. Astin, Scipio Aemalianus (Oxford 1967). Astin, Scipio Aemalianus, 192. Plut. CG. 8.2. Cic. Brut. 100. Briscoe, ‘Supporters and Opponents’, 130. Cic. Amic. 39. App. BC. I.18. Cic. Fat. 18. Liv. Per. 59.11-59.12. Vell. Pat. Hist. Rom. II.4.4-4.5.

28


waren waarop de twee actoren verbonden waren. Kortom hoe groter de multiplexity. Op deze manier is het volgende politieke netwerk van Tiberius Gracchus gereconstrueerd.

Figuur 1. Amicitia-netwerk van Tiberius Gracchus

Dit netwerk van amicitia van Tiberius Gracchus kan, nadat het is gereconstrueerd, worden geanalyseerd volgens de reeds genoemde netwerk-analytische pijlers. Op het gebied van de segmentatie valt ten eerste op dat er in zeer grote mate sprake is van cohesie. De actoren in het netwerk zijn veelal op verschillende manieren verbonden aan het netwerk. Met name de personen die dicht bij Tiberius staan, zoals Pulcher, Crassus en Gaius Gracchus, zijn onderling met elkaar verbonden. Het belang van deze cohesie voor Tiberius werd duidelijk toen Scaevola en Metellus zich van hem afscheidden. Ondanks hun vertrek kon het netwerk intact blijven door de cohesie die er bestond binnen het netwerk. Door de hoge cohesie lijkt er minder sprake te zijn van clusters. Wanneer er goed gekeken wordt, zijn er in lichte vorm toch kleine clusters te ontdekken. Zo is er om Gaius Gracchus heen een clique die met name door diezelfde Gaius aan Tiberius gekoppeld wordt. Verder zou er 29


van clustervorming gesproken kunnen worden, doordat mannen als Crassus, Pulcher en Scaevola vaak ook bondgenoten hadden die niets met Tiberius te maken hadden en daardoor buiten dit netwerk vallen. Op deze manier vervulden deze mannen dan ook duidelijke broker-functies. Binnen dit netwerk van amicitia van Tiberius vervullen zijn broer Gaius en Pulcher erg duidelijk toch sleutelfuncties. Via hen lopen veel connecties en zij zijn ook met veel verschillende actoren verbonden. Gaius en Pulcher worden dan ook veelal gezien als Tiberius zijn belangrijkste bondgenoten. Een man die daarin veelal onderschat is, is Licinius Crassus. Hij vervult in kleinere mate ook een rol als broker, hij is verbonden met de belangrijkste bondgenoten van Tiberius en weet op deze manier ook zeker de cohesie binnen het netwerk te vergroten. Wanneer naar de onderlinge relaties gekeken wordt, kan geconcludeerd worden dat het netwerk vooral is opgebouwd uit strong ties. Met name centraal in het netwerk, waar de personen staan die het sterkst verbonden zijn met Tiberius is er vooral sprake van korte lijntjes, die duiden op sterke relaties. Het feit dat er weinig weak ties zijn hangt ook erg samen met de sterke cohesie die er in het netwerk bestaat. Uiteindelijk bleken de relaties met Scaevola en Metellus niet sterk genoeg. Dit is echter vanuit het netwerkperspectief niet te verklaren, aangezien zij goed in het netwerk zijn ingebed. Hiervoor zijn dus factoren buiten Tiberius’ netwerk van kracht. De sterke relaties kunnen tevens verklaard worden door de propinquity, de

homophily en de multiplexity. Ten eerste is er, in tegenstelling tot het eerder besproken clientela-netwerk, sprake van een geringe fysieke afstand tussen de actoren. De actoren waren namelijk veelal in Rome aanwezig. Er is dus sprake van een hoge propinquity. Daarnaast onderscheidt het amicitia-netwerk zich van het clientela-netwerk op basis van de gelijkheid tussen de actoren. Waar bij het patronagenetwerk steeds sprake was van een verschil in rang en stand is er bij het amicitia-netwerk juist sprake van een hoge mate van gelijkheid. Het gaat namelijk bijna steeds om Romeinse aristocraten die politiek actief waren. Daarnaast is er bij een aantal van hen zelfs sprake van familiebanden. De mate van

homophily is binnen dit netwerk van amicitia dus erg hoog. Tot slot is het ook duidelijk dat tussen de personen die dichtbij Tiberius stonden sprake was van een hoge multiplexity; zij waren op verschillende manieren met elkaar verbonden. Zo was Pulcher bijvoorbeeld de schoonvader van Tiberius, de bedenker van de agrarische hervormingen, zijn beschermer in 30


de Senaat, nam hij samen met Tiberius zitting in de agrarische commissie en deelde hij met Tiberius een familietraditie van onderling bondgenootschap. Op deze manier hadden ook Crassus en Gaius Gracchus met elkaar en met Tiberius meerdere soorten relaties, wat de onderlinge band nog veel sterker maakte. Uiteindelijk bleek Tiberius’ politieke netwerk, hoe sterk ook, dus niet voldoende. Hij moest zijn politieke positie en zijn politieke acties namelijk bekopen met de dood. Dit had te maken met het feit dat Tiberius’ netwerk, hoe hecht het ook was, waarschijnlijk niet groot genoeg is geweest in vergelijking met de netwerken van zijn opponenten. Dit beeld wordt bevestigd door Briscoe, die stelt dat: ‘After all, the senatorial supporters were a minority, probably a fairly small minority.’135 Tiberius’ netwerk van amicitia was dus wel hecht genoeg, maar ontbeerde de omvang die hij nodig had om zich politiek te handhaven en zijn extreme methoden te kunnen toepassen. Er kan dus geconcludeerd worden dat Tiberius’ netwerk van amicitia, gebaseerd op

beneficia, gratia, fides, amor en dignitas, een bijzonder hecht netwerk was. Een aantal sleutelfiguren binnen zijn netwerk zorgden voor een hoge mate van cohesie, waardoor het netwerk eenvoudig intact kon blijven, ondanks dat er een actor weg viel. Door enerzijds deze hoge cohesie en anderzijds het feit dat vele relaties van Tiberius’ bondgenoten buiten het netwerk vallen, is er weinig sprake van clustervorming. De strong ties binnen dit netwerk worden veroorzaakt doordat er sprak is van zowel een hoge propinquity, als een hoge

homophily, als een hoge multiplexity. Een hecht netwerk lijkt dus van groot belang voor een politicus in de Midden-Republiek, maar de grootte van dit netwerk is al met al van even groot belang.

135 Briscoe, ‘Supporters and Opponents’, 132.

31


De laatste categorie met betrekking tot het netwerk van Tiberius Gracchus is zijn familia. Hoewel de term zichzelf lijkt te verklaren, is deze veel minder eenduidig dan hij op het eerste gezicht lijkt. Familia was bij de Romeinen een veel ruimer begrip dan het tegenwoordig is. De term is daardoor ook enigszins misleidend. Ten eerste moet de Romeinse term familia niet verward worden met ons moderne woord ‘familie’, wat namelijk veel meer op het kerngezin duidt. Waar het modern kerngezin veelal bestaat uit ouders en kinderen beslaat het Romeinse familia veel meer. Volgens Saller duidt familia op: (1) personen die gerelateerd zijn door bloed of huwelijk, (2) voorouders en (3) alle slaven en cliënten.136 Onze term familie komt in dat geval dichter bij de Romeinse term domus. Domus betreft veel meer het huishouden met de directe bloedverwanten en aangetrouwden en de slaven die altijd in het huis aanwezig waren. Hiermee wordt dus minder gedoeld op het gros van de slaven en cliënten.137 Daarnaast is domus veel meer dan

familia de praktische sociale vorm van familie, waar familia een meer wettig en juridisch vorm van familie was.138 Hölkeskamp ziet de familia als de ‘basic social unit’. Hij stelt dat de Romeinse familia gebaseerd was op een combinatie van hiërarchie, macht, autoriteit en gehoorzaamheid. Hiermee weerspiegelde de familia als het ware ook de complete Romeinse maatschappij.139 In dit artikel zal de categorie familia meer behandeld worden als zijnde domus. De focus zal dus komen te liggen op familieleden die heel dichtbij Tiberius stonden, zoals zijn vrouw, zijn broer en zijn moeder. Deze keuze heeft onder andere te maken met de overlap die anders ontstaat met de twee voorgaande categorieën. Het algemenere familia beslaat namelijk ook Tiberius’ cliënten en zijn politieke partners die tot zijn familia zijn toegetreden door middel van huwelijkspolitiek. Tiberius had een aantal erg belangrijke en invloedrijke familieleden. Dit was ten eerste zijn vader Tiberius Sempronius Gracchus II, die tweemaal consul en eenmaal censor is geweest. Tiberius kon tijdens zijn carrière gebruik maken van de contacten binnen en

136 137 138 139

R. Saller, ‘Familia, Domus and the Roman Conception of Family’, Phoenix 38:4 (1984) 336. R. Saller, Patriarchy, Property and Death in the Roman Family (Cambridge 1994) 74-101. K. Cooper, The Fall of the Roman Household (Cambridge 2007) 107-111. Hölkeskamp, Reconstructing the Roman Republic, 33.

32


buiten Rome die zijn vader gelegd had. Hoewel Tiberius als kind zijn vader niet vaak zag, kon hij later toch meeliften op de dignitas van zijn vader.140 Daarnaast had Tiberius een schoonvader, Claudius Pulcher, die net als zijn vader beschikte over een groot netwerk. Over Tiberius’ vrouw, Claudia, is niet veel bekend. Zij werd door Claudius Pulcher uitgehuwelijkt aan Tiberius om politieke doeleinden.141 Het enige dat we over Claudia weten is dat zij Tiberius een zoon geschonken heeft.142 Een persoon die dichter bij Tiberius stond was zijn oudere zus Sempronia die trouwde met Scipio Aemilianus, de latere rivaal van Tiberius. Wat zij van Tiberius’ politiek vond, is nooit duidelijk geworden. Zij zou namelijk nooit haar man publiekelijk tegenspreken. Het is echter wel erg tekenend dat Sempronia zeer waarschijnlijk betrokken is geweest bij de dood van Aemilianus. Een erg voor de hand liggend scenario is dat Sempronia hiermee wraak heeft genomen voor haar broer143, omdat Aemilianus na de dood van Tiberius, zijn moord goedkeurde met de woorden van Homerus: ‘Zo zullen ook anderen ten ondergaan die zich wagen aan dit kwaad.’144 Deze daad zou erop duiden dat de band tussen Tiberius en zijn zus toch erg sterk is geweest. Andere personen die tot de domus van Tiberius gerekend kunnen worden zijn de docenten die Tiberius onderwezen tijdens zijn jeugd. Diophanes van Mitylini en Blossius van Cumae werden door Cornelia in huis gehaald en behoorden zo tot het huishouden van de Gracchen.145 Diophanes, die door Cicero een van de meest welbespraakte Grieken van zijn tijd wordt genoemd146, wordt in 133 samen met Tiberius en zijn volgelingen gedood.147 Hoewel er verder niets bekend is over de relatie tussen Diophanes en Tiberius148, duidt dit er wel op dat Diophanes Tiberius trouw is gebleven. Van Blossius, die in de categorie

amicitia reeds is behandeld, is bekend dat hij gedurende Tiberius’ hele leven dicht bij hem heeft gestaan en hem trouw is gebleven tot na diens dood.149 Een van de belangrijkste familieleden van Tiberius is zijn broer Gaius Sempronius Gracchus geweest. Gaius, die dezelfde opvoeding genoot als zijn negen jaar oudere broer,

140 141 142 143 144 145 146 147 148 149

Stockton, The Gracchi, 23-26. Plut. TG. 4.1-4.2. App. BC. I.14. I. Worthington, ‘The Death of Scipio Aemilianus’, Hermes 117:2 (1989) 253-254. Plut. TG. 21.4. Plut. TG. 8.4-8.5. Cic. Brut. 104. Plut. TG. 20.3. Bernstein, Tiberius Sempronius, 47. Plut. TG. 20.3-20.4.

33


was in tegenstelling tot Tiberius helemaal niet uit op een politieke functie.150 Uiteindelijk zorgden de inspanningen van Tiberius en acties van de Senaat, die Gaius in het verkeerde keelgat schoten, ervoor dat Gaius toch de politiek in ging.151 Gaius wordt gezien als een meer doordachte politicus en een betere redenaar dan Tiberius. Met zijn kwaliteiten zette hij Tiberius zijn politiek voort als volkstribuun in het jaar 123. Hij wist zich, net als zijn broer, uitermate populair te maken bij het volk. Hierdoor kon Gaius in 122 opnieuw tot volkstribuun verkozen worden.152 Uiteindelijk nam zijn populariteit af en zette hij kwaad bloed in de Senaat, wat hij uiteindelijk in 121 met de dood moest bekopen.153 Gaius was echter niet alleen na de dood van Tiberius van groot belang voor zijn broer en diens politiek, maar ook tijdens Tiberius’ leven vervulde Gaius een belangrijke functie. Zo nam Gaius bijvoorbeeld samen met Tiberius zitting in de agrarische commissie. 154 Daarnaast trouwde Gaius met Licinia, de dochter van Licinius Crassus, de belangrijke bondgenoot van Tiberius.155 Tijdens de moord op Tiberius kon Gaius zijn broer echter niet bijstaan, omdat hij op dat moment in Spanje vocht.156 Tot slot is Tiberius’ moeder van grote waarde voor hem geweest. Cornelia Africana was de dochter van Scipio Africanus, zuster van Aemilius Paulus en schoonmoeder van Scipio Aemilianus.157 Samen met Tiberius’ vader kregen zij twaalf kinderen, waarvan drie hun eerste levensjaar overleefden: Sempronia, Tiberius en Gaius.158 Na de vroege dood van haar man besloot zij niet opnieuw te trouwen en moest daardoor de kinderen in haar eentje opvoeden. Deze opvoeding nam Cornelia uiterst serieus en zij deed er alles aan om haar zonen op de best mogelijke manier voor te bereiden op een politieke carrière waarmee zij hun vader konden evenaren.159 Bernstein verwoordt de overgave van Cornelia aan de opvoeding van haar zonen heel treffend: ‘she appears to have dedicated herself entirely tot them.’160 De keuze van Cornelia om niet opnieuw te trouwen is opmerkelijk en ook belangrijk voor het verloop van Tiberius’ leven. Het was ongebruikelijk voor een vrouw van zo’n komaf 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160

Cic. Div. I.26.56. Plut. CG. 1.4-3.1. App. BC. I.21-I.22. Plut. CG. 17.1-17.5. Plut. TG. 13.1. Plut. TG. 21.1. Stockton, The Gracchi, 87. Bernstein, Tiberius Sempronius, 42. Plut. TG. 1.3-1.5. Cic. Brut. 104. Bernstein, Tiberius Sempronius, 43.

34


als Cornelia en met zo’n groot politiek netwerk als dat van haar, om niet opnieuw een partner te zoeken. Door niet opnieuw te trouwen schoof Cornelia ook een grote verantwoordelijkheid bij Tiberius in de schoenen. Er kwam bij de Gracchen geen nieuwe

patres familias, waardoor Tiberius deze rol moest vervullen. Hij zou nu spoedig het hoofd van de familie worden, iets dat verwachtingen met zich mee zouden brengen die zeer waarschijnlijk van invloed zijn geweest op Tiberius’ handelen. Cornelia had waarschijnlijk één doel voor ogen met de opvoeding van haar zonen. Zij wilde namelijk dat haar zonen succesvol zouden worden en dat zij later herinnerd zou worden als de moeder van de Gracchen in plaats van de schoonmoeder van Aemilianus.161 Dit wordt veelal ook aangedragen als een van de motieven voor Tiberius om zich zo te laten gelden op het politieke toneel.162 Uiteindelijk is Cornelia wel geslaagd in haar opzet, wat op te maken is uit het feit dat er een standbeeld van haar geplaatst is in Rome met daarop de inscriptie: ‘CORNELIA, AFRICANI F. GRACCHORUM’.163 Uit het voorgaande zou ook op te maken zijn dat Cornelia een afkeer had van Aemilianus. Dit beeld lijkt later bevestigd te worden, doordat zij er samen met Sempronia van verdacht wordt een aandeel te hebben gehad in de dood van Aemilianus.164 Er kan al met al wel gesteld worden dat Cornelia van grote invloed is geweest op Tiberius. Dit zowel als motivator, als opvoeder en als persoon die ervoor zorgde dat Tiberius door de best mogelijke tutoren onderwezen werd.165 In haar studie naar de bijdrage van vrouwen in de politiek ziet J.P. Hallett Cornelia opstaan als een ware pater familias na de dood van haar man.166 Ze beschrijft het gedrag van Cornelia als volgt: ‘She acts in what might be regarded as a male-identified Roman fashion.’167Hiermee laat Hallett zien dat Cornelia de rol van Tiberius’ vader overnam en op deze manier grote invloed op hem uit kon oefenen. Vergeleken met het netwerk van amicitia is het netwerk van de familia kleiner, doordat er minder actoren in meespelen. Bij de reconstructie van het familia-netwerk wordt,

161 Plut. TG. 8.5. 162 M. Dillon, L. Garland, Ancient Rome: From the Early Republic to the Assassination of Julius Caesar (New York 2005) 413-416. 163 CIL IV.31.610. Online gepubliceerd door Epigraphik-Datenbank Clauss/Slaby EDCS http://db.edcs.eu/epigr/epi_einzel.php?s_sprache=en&p_belegstelle=CIL+06,%2010043 (geraadpleegd op 26-11-2015). 164 App. BC. I.20. 165 Plut. TG. 8.4-8.5. 166 J.P. Hallet, ‘Matriot games? Cornelia, mother of the Gracchi, and the forging of family-orientated political values’, Women’s Influence on Classical Civilization (Londen 2004) 30-32. 167 Hallet, ‘Matriot games?’, 31.

35


zoals reeds eerder vermeld, uitgegaan van de domus. Hierdoor zijn de twee leraren van Tiberius, Diophanes en Blossius ook opgenomen in het netwerk. Dit is gedaan omdat zij tot de domus behoorden en daardoor met name tijdens zijn opvoeding van grote invloed op Tiberius zijn geweest. Vanzelfsprekend is er een verschil tussen enerzijds de leraren en anderzijds de bloedverwanten en aangetrouwden van Tiberius, maar desalniettemin passen de leraren wel degelijk in het meer omvattende concept familia en het hier gehanteerde concept domus. Deze werkwijze wordt ook gehanteerd door andere historici wanneer zij de

familia van Tiberius behandelen, zoals bijvoorbeeld Bernstein, Stockton en Earl.168 Verder wordt er bij de reconstructie van het netwerk met een variabele minder gewerkt, vergeleken met het netwerk van amicitia. Waar bij dat netwerk de dikte van de lijn de multiplexity aangaf, wordt in het netwerk van familia dit allemaal gelijkgesteld. Dit omdat het verschil in multiplexity in dit netwerk zou ontstaan door politieke banden. Deze zijn echter al vermeld in de vorige categorie. Ten behoeve van de overzichtelijkheid van dit netwerk, is deze variabele hier daarom weggelaten, wat uiteindelijk de volgende reconstructie oplevert: Figuur 2. Familia-netwerk van Tiberius Gracchus

168 Bernstein (1978), 45-48; Stockton (1979), 25; Earl (1963), 18-21.

36


Deze reconstructie van Tiberius’ netwerk van familia laat wederom een netwerk zien waar een hoge mate van cohesie is. Elke actor is op meerdere manieren aan het netwerk verbonden. Hoewel deze reconstructie geen clusters laat zien, zijn deze echter wel aanwezig. Achter personen als Gaius, Cornelia en Pulcher gaan hele netwerken schuil die via hen beschikbaar en bereikbaar worden voor Tiberius. Op deze manier functioneren zij als brokers in het netwerk van Tiberius. Gaius’ relaties zijn reeds zichtbaar geworden in het netwerk van amicitia, net als een deel van het netwerk van Pulcher. Cornelia bracht enerzijds invloedrijke mensen met Tiberius in contact, zoals Diophanes en Blossius. Anderzijds had Tiberius door haar het machtige netwerk van de Scipio’s tot zijn beschikking. Uiteindelijk koos hij door zijn politieke doelen ervoor om geen gebruik te maken van dit netwerk, maar van het netwerk van Claudius Pulcher, zoals zijn vader ook had gedaan. Feit blijft hierbij wel dat vanuit een netwerkperspectief Cornelia hem de mogelijkheid bood als broker om gebruik te maken van het netwerk van de Scipio’s. Wanneer er gekeken wordt naar de kracht van de relaties, kan gesteld worden dat de relaties uitermate sterk en duurzaam waren. Er is dus sprake van strong ties. In de Romeinse Republiek werden familietradities en banden met de familie veelal als erg belangrijk gezien en als onderdeel van de dignitas. Familieleden werden dan op politiek gebied vaak gesteund en konden als de meest betrouwbare bondgenoten worden gezien. In vergelijking met de netwerken van familia en amicitia levert dit dan ook relatief sterke relaties op die continuïteit met zich meebrachten. Wat hieraan bijdraagt is de hoge mate van

propinquity. Tiberius’ familieleden waren veelal net als Tiberius in de stad Rome, en met een aantal leefde hij zelfs in hetzelfde huis. Het belang van deze propinquity wordt nogmaals duidelijk in het jaar 133 wanneer zijn broer Gaius in Spanje aan het vechten is. Op dat moment kan hij zijn broer niet steunen in de dreiging die Tiberius ondervindt in Rome. Naast de propinquity is er bij de familia ook sprake van een hoge homophily. Hoewel binnen de familie de pater familias natuurlijk boven de rest van de familie stond, staat Tiberius gelijk ten opzichte van zijn schoonvader, zijn moeder en zijn broer. Daarnaast is er ook sprake multiplexity doordat veel van Tiberius’ directe familieleden politiek met hem verbonden waren. Kortom, het familia-netwerk van Tiberius, dat in werkelijkheid meer zijn domus beslaat, is een relatief klein en compact netwerk dat bestaat uit actoren die op meerdere manieren sterk met elkaar verbonden zijn. De leden van dit netwerk met een hoge cohesie 37


zijn Tiberius trouw gebleven tot het einde, waardoor er geconcludeerd kan worden dat het een duurzaam en sterk netwerk was. Daarnaast maakt dit netwerk van Tiberius het belang van familietradities treffend zichtbaar. Scipio Aemilianus en Tiberius hadden door Sempronia hun netwerken samen kunnen laten smelten, maar door de band die Tiberius’ voorvaderen steeds met de Claudii hebben gehad, zag hij zich genoodzaakt ook hen tot bondgenoten te maken.

38


Tiberius Gracchus was al met al een belangrijke en baanbrekende politieke figuur in de Romeinse Republiek. Zijn netwerk was een belangrijk instrument voor het behalen van zijn doelen. Aan de hand van de klassieke overleveringen is het netwerk van Tiberius gereconstrueerd, waarbij onderscheid gemaakt is tussen clientela, amicitia en familia. Hierbij is gebleken dat het netwerk van clientela, hoewel het van groot belang werd geacht door de Romeinse elite om het aanzien dat het met zich meebracht, toch het minst duurzame netwerk blijkt te zijn. Dit heeft te maken met de weak ties die het netwerk met zich meebrengt en de grote fysieke afstand die er binnen dit netwerk bestaat. Ook speelt mee dat Tiberius tijdens zijn leven een groot deel van zijn clientela, namelijk de buitenlandse cliënten, nooit heeft ontmoet. Daarnaast is het een netwerk tussen een patroon van hogere komaf en cliënten van een lagere stand. Dit brengt ongelijkheid tussen de actoren met zich mee, wat ervoor kan zorgen dat de relaties tussen de actoren minder sterk is. Tot slot vormt het bronnenmateriaal bij dit netwerk een handicap, aangezien er in het geval van Tiberius’

clientela-netwerk weinig individuen bekend zijn. Tiberius’ netwerk van amicitia blijkt, vergeleken met zijn clientela-netwerk, veel sterker in elkaar te steken. Dit netwerk van onderlinge relaties met politieke bondgenoten werd gevormd op basis van familietradities, eigen keuzes en toevalligheden. De grote kracht van dit netwerk is de hoge mate van cohesie. Uit de reconstructie (zie pagina 27) blijkt dat bijna elke actor binnen het netwerk verbonden is met meerdere actoren, waardoor een actor niet snel uit het netwerk valt, en wanneer een actor besluit te vertrekken, het netwerk relatief eenvoudig intact kan blijven. Daarnaast wordt door de reconstructie duidelijk zichtbaar dat er een aantal sleutelspelers zijn binnen dit netwerk van Tiberius. Claudius Pulcher, Licinius Crassus en zijn broer Gaius Gracchus staan dichtbij Tiberius en zorgen ervoor dat veel personen aan Tiberius gebonden worden en dat de cohesie binnen het netwerk vergroot wordt. Tot slot spelen de geringe fysieke afstand, de hoeveelheid relaties tussen de actoren en de gelijkheid tussen de actoren een grote rol bij de kracht en de duurzaamheid van de relaties. Het laatste netwerk van Tiberius, zijn familia-netwerk, is in omvang kleiner dan de vorige twee netwerken, maar vertoont desalniettemin duidelijke overeenkomsten met het 39


netwerk van amicitia. Net als bij amicitia is er ook bij het familia-netwerk sprake van een hoge mate van cohesie doordat de familieleden onderling allemaal verbonden zijn. Daarnaast laat dit netwerk de overlap met amicitia duidelijk zien, omdat een aantal directe familieleden tevens belangrijke politieke bondgenoten zijn. Het familia-netwerk bestaat uit allemaal korte lijntjes, die duiden op sterke en duurzame relaties. Tiberius’ familia-netwerk is uiteindelijk ook het betrouwbaarst gebleken. Wanneer met deze informatie teruggekoppeld wordt naar het factiedebat levert dit een aantal interessante inzichten op. Ten eerste laat de casus van Tiberius zien dat er wel degelijk facties werden gevormd wanneer er politieke kwesties speelden. Omtrent Tiberius en zijn landhervormingen kwam er in de Senaat een duidelijke scheiding tussen voor- en tegenstanders. Daarnaast laat de casus en met name het netwerk zien dat de familietraditie hierbij een leidend motief was. Wanneer het familia-netwerk erbij wordt gepakt, zou het logisch lijken dat Tiberius en Scipio Aemilianus elkaar zouden steunen. Dit gebeurde echter niet, omdat Tiberius in navolging van zijn vader zijn steun zocht bij de Claudii. Dit wordt wederom duidelijk uit het familia-netwerk, waar te zien is dat Pulcher zowel banden had met Tiberius als met zijn vader. Daarnaast geeft ook het amicitia-netwerk deze banden tussen Tiberius en Pulcher duidelijk weer. Hiermee lijkt netwerktheorie het debat in de richting van Scullard te laten kantelen. Echter, dit onderzoek laat tevens zien dat deze facties lang niet zo vastgeroest waren als Münzer, Scullard en Ridly willen laten geloven. Dit wordt onder andere duidelijk uit het gedrag van een aantal bondgenoten van Tiberius, zoals Scaevola en Metellus, die heen en weer schuiven tussen de verschillende partijen. Een conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat omtrent politieke kwesties facties werden gevormd, waarbij familietraditie één van de factoren was die hierbij meespeelde, maar zeker niet de enige. Daarnaast kozen vele Romeinse politici uiteindelijk voor hun eigen hachje en daarmee de bondgenoten die hen de meeste politieke macht op konden leveren. Hierdoor valt met zekerheid te zeggen dat de facties alles behalve passieve en vaststaande structuren waren, maar juist actieve, voortdurend veranderende en mobiele netwerken. Hiermee is duidelijk geworden dat netwerkanalyse zeer zeker van toegevoegde waarde kan zijn voor onderzoek naar politieke kwesties en vraagstukken met betrekking tot de oudheid. Ondanks dat het bronnenmateriaal onvolledig is, kan netwerkanalyse toch een geloofwaardig beeld schetsen dat een duidelijke indicatie geeft hoe en welke verbanden 40


gelegd werden in het verleden. Door het gebruik van netwerkanalyse op de casus van Tiberius kan gesteld worden dat het voor politici in de Midden-Republiek van belang was om een betrouwbaar en duurzaam netwerk te creĂŤren waarbij er een hoge mate van cohesie was. Het clientela-netwerk blijkt hierbij toch met name te functioneren als een netwerk dat aanzien met zich meebrengt, wat uiteindelijk weer kan leiden tot meer politieke bondgenoten in Rome. Dit onderzoek heeft daarnaast laten zien dat sterke en zwakke punten in een netwerk achterhaald kunnen worden en dat netwerkanalyse kan verklaren waarom bepaalde acties wel of juist niet leiden tot het uit elkaar vallen van het netwerk. Voor het begrijpen en verklaren van politieke vraagstukken uit de oudheid en in dit geval specifiek voor de Midden-Republiek is netwerkanalyse dus zeker van toegevoegde waarde. Juist omdat het bronnenmateriaal vele hiaten bevat, kan de methode ingezet worden om deze hiaten te compenseren. Van groot belang is het vandaar ook dat dergelijke onderzoeken meer uitgevoerd zullen worden. Dit onderzoek naar Tiberius wordt namelijk nog vele malen waardevoller door vergelijkbare onderzoeken volgens dezelfde methode. Door andere politici uit dezelfde tijd te onderzoeken aan de hand van netwerkanalyse kunnen uitkomsten naast elkaar gelegd worden en kunnen er harde conclusies getrokken worden. In dit geval zou een onderzoek naar Scipio Aemilianus een waardevolle aanvulling zijn op dit onderzoek. Beide mannen stonden in hun tijd tegenover elkaar en netwerkanalyse kan inzichten verschaffen met betrekking tot hun beleid en hun politieke relaties. Dit onderzoek zou daarom moeten gelden als een startschot voor verder onderzoek aan de hand van netwerkanalyse. De methode verschaft namelijk de mogelijkheid om tot antwoorden te komen die de bronnen tot nu toe altijd verzwegen lijken te hebben.

41


Klassieke overleveringen - Appianus, De Burgeroorlogen, vertaling H. White (Londen, 1899). - Cicero, Aan Familie en Vrienden, vertaling D.R.S. Baily (Londen, 1977). - Cicero, Academica, vertaling H. Rackham (Londen, 1933). - Cicero, Brutus, vertaling G.L. Hendrickson (Cambrige, Massachusetts, 1962). - Cicero, De Staat, vertaling J.E.G. Zetzel (Cambridge, 1995). - Cicero, Over de Redenaar, vertaling J.M. May (New York, 2001). - Cicero, Over het Lot, vertaling H. Rackham (Londen, 1942). - Cicero, Over Plichten, vertaling M.T. Griffin (Cambridge, 1991). - Cicero, Over Vriendschap, vertaling W.A. Falconer (Cambrigde, Massachusetts, 1923). - Cicero, Over Waarzegging, vertaling W.A. Falconer (Cambridge, 1978). - Livius, Periocha, vertaling Frank Gardner Moore (Cambridge, Massachusetts, 1919). - Plutarchus, De Parallelle Levens, Gaius Gracchus, vertaling B Perrin (Cambridge, 1919). - Plutarchus, De Parallelle Levens, Tiberius Gracchus, vertaling B. Perrin (Cambridge, 1921). - Polibius, De Historiën, vertaling W.R. Paton (Londen, 1927). - Vellius Paterculus, Romeinse Geschiedenis, vertaling John Yardley (Indianapolis, 2011).

Secundaire literatuur Alexander M.C., Danowski J.A., ’Analysis of an ancient network: Personal communication and the story of structure in a past society’, Social Networks 12:4 (1990) 313-335. Astin A.E., Scipio Aemilianus (Oxford 1967). Badian E., Foreign Clientelae (Oxford 1959). Bernstein A.H., Tiberius Sempronius Gracchus: Tradition and Apostasy (Ithaca 1978). Blois L. de, R.J. Spek van der., Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2001). Briscoe J., ‘Supporters and Opponents of Tiberius Gracchus’, The Journal of Roman Studies 64 (1974) 125-135. Brunt P.A., ‘Clientela’ In: Brunt, P.A. ed., The Fall of the Roman Republic: and Related Essys, 382-442 (Oxford 1988). 42


Carrington P.J., Models and methods in social network analysis (Cambridge 2005). Chow J.K., Patronage and Power: A Study of Social Networks in Corinth (Sheffield 1992). Cooper K., The Fall of the Roman Household (Cambridge 2007). D’Andrea A., ‘An Overview of Methods for Virtual Social Networks’, In: Abraham A. ed., Computational Social Network Analysis: Trends, Tools and Research Advances (Londen 2010) 8-19. Dillon M., Garland, L., Ancient Rome: From the Early Republic to the Assassination of Julius Caesar (New York 2005). Dixon S., ‘The Meaning of Gift and Debt in the Roman Elite’, Echos du Monde Classique / Classical Views 37:1 (1993) 451-464. Dudley D.R., ‘Blossius of Cumae’, The Journal of Roman Studies 31:1 (1941) 94-99. Earl D.C., Tiberius Gracchus: A Study in Politics (Brussel 1963). Fraccaro P., ’Plutarch’s and Appian’s Sources’, In: Riddle J. ed., Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970) 27-30. Freeman L.C., The Development of social network analysis: A study in the sociology science (Vancouver 2004). Freeman L.C., ‘The Development of Social Network Analysis – with an Emphasis on Recent Events’ in: Scott J., Carrington P.J. ed., The Sage Handbook of Social Network Analysis (Los Angeles 2011) 26-39. Gallant T.W., Risk and Survival in Ancient Greece: Reconstructing the Rural Domestic Economy (Cambridge 1991). Gelzer M., ’Review of Scullard’, Historia 1:1 (1950) 634-642. Granovetter M., ‘The Strength of Weak Ties’, American Journal of Sociology 78:6 (1973) 1360-1380. Gruber-Miller J., ‘Exploring Relationships: Amicitia and Familia in Cicero’s de Amicitia’ The Classic World 103:1 (2009) 88-92.

43


Hallet J.P., ’Matriot games? Cornelia, mother of the Gracchi, and the forging of family oriented political values’, In: McHardy F., Marshall E. ed., Women’s Influence on Classical Civilization (Londen 2004) 26-39. Hölkeskamp K., Reconstructing the Roman Republic: an ancient political culture and modern research, translated by Henry Heitmann-Gordon (Princeton 2010). Hölkeskamp K., ‘Review: Fact(ions) or Fiction? Friedrich Münzer and the Aristocracy of the Roman Republic: Then and Now’, International Journal of the Classical Tradition 8:1 (2001) 92-105. Kadushin C., Understanding Social Networks: Theories, Concepts and Findings (Oxford 2012). Konstan D., Friendship in the Classical World (Cambridge 1997). Ligt L. de., Peasants, citizens and soldiers studies in the demographic history of Roman Italy: 225 BC – AD 100 (Cambridge 2012). Malkin I., A Small Greek World: Networks in the Ancient Mediterranean (Oxford 2011). Malkin I., Greek and Roman networks in the Mediterranean (Londen 2011). McPherson M., ‘Birds of a Feather: Homophily in Social Networks’, Annual Review of Sociology 27:1 (2001) 415-444. Millar F., ‘The Political Character of the Classical Roman Republic’, Journal of Roman Studies 71:1 (1984) 1-19. Mommsen T., Römisches Staatsrecht, Volume 3 (Leipzich 1887). Moody J., White D.R., ‘Structural Cohesion and Embeddedness: A Hierarchical Concept of Social Groups’, American Sociological Review 68:1 (2003) 103-127. Moreno J.L., Jennings H.H., ‘Statistics of social configurations’, Sociometry 1:1 (1938) 342-374. Münzer F., Adelsparteien und Adelsfamilie (Stuttgart 1920). Münzer F., ‘Licinius’, In: Pauly-Wissowa Realencyclopädia XVI (München 1894-1997). Münzer F., ‘Mucius’, In: Pauly-Wissowa Realencyclopädia XIII (München 1894-1997). 44


Podolny J.M., Baron J.N., ‘Resources and Relationships: Social Networks and Mobility in the Workplace’, American Sociological Review 62:5 (1997) 673-693. Prell C., Social Network Analysis: History, Theory and Methodology (Londen 2012). Premenstein A. Von., ‘Clientes’, In: Pauly-Wissowa Realencyclopädie IV, 24-55. (München 1894-1997). Riddle J.M., Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970). Ridley T., Roman Aristocratic Parties and Families (Baltimore 1999). Saller R.P., ‘Family, Domus and the Roman Conception of Family’, Phoenix 38:4 (1984) 336-355. Saller R.P., Patriarchy, Property and Death in the Roman Family (Cambridge 1994). Saller R.P., Personal Patronage under the Early Empire (Cambridge 1982). Schmuck H., Biographischer Index der Antike, Volume II (München 2001). Scullard H.H., Roman Politics: 220-150 B.C. (Oxford 1973). Smith R.E., ‘Destroyer of the Harmony of the Republic’, In: Riddle J.M., Tiberius Gracchus: Destroyer or Reformer of the Republic (Lexington 1970) 72-75. Stockton D., The Gracchi (Oxford 1979). Syme R., ‘Dynastic Marriages in the Roman Aristocracy’, Diogenes: An International Review of Philosophy and Humanistic Studies 135: 1 (1986) 1-10. Syme R., The Roman Revolution (Oxford 1939). Tatum J.W., The Patrician Tribune: Publius Clodius Pulcher (Chapel Hill 1999). Tellegen-Couperus O.E., Law and Religion in the Roman Republic (Leiden 2012). Verboven K., The Economy of Friends: Economic Aspects of Amicitia and Patronage in the Late Republic (Brussel 2002).

45


Woolf G., ‘Only connect? Networks and Religious Change in the Ancient Mediterranean World’, Crasis Lecture in Groningen op 09-02-2012. http://www.rug.nl/research/centre for-religious-studies/crasis/activities/annual-meeting/greg_woolf_crasis_lecture.pdf (geraadpleegd op 23-09-2015). Worthington I., ‘The Death of Scipio Aemilianus’, Hermes 117:2 (1989) 253-256.

46


AUTEURSRECHT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.