26 hans rodenburg

Page 1



Inleiding

2

1. Verbonden in geloof en negotie 1.1 Stapels, gemeenten en garnizoenen 1.2 Zeeuws puritanisme

5 5 6

2. Godvruchtig in leven, tucht en dispuut 2.1 Welbedeelde herders 2.2 Nathan en David 2.3 De theocratische fakkel en het Zeeuwse kruitvat

9 9 11 12

3. De Remonstrantie en zijn doorwerking 3.1 Eenige kerckelijke middelen 3.2 De ‘niet weinig perplexe’ reacties 3.3 De neutraliteitsvraag 3.4 Divine matters

15 15 16 19 20

Conclusie

23

Literatuurlijst

25


Op 24 mei 1643 werd in het Engelse parlement een opvallend onderwerp onder de aandacht gebracht. Het parlement, dat sinds 1642 verwikkeld was in een bloedige burgeroorlog met zijn koning Karel I, vernam hoe in het overzeese Zeeland de afgevaardigden van de vier classes van Zeeland gezamenlijk een remonstrantie hadden aangeboden aan hun Provinciale Staten. De door de drie afgevaardigde dominees voorgelezen remonstrantie legde de zorgwekkende situatie voor waarin de Engelse kerk zich volgens hen bevond. Zo stelden zij dat er sinds enige tijd moest worden gadegeslagen: (…) With sorrow and great griefe of heart, the great troubles, perils, and feares, which are befallen the Churches of England, Scotland, and Ireland, through the dangerous differences and misunderstandings between the King and his great Councell the Parliament, which (as all good men observe) threaten the disturbance of the Reformed Religion, and of that flourishing Church (…).1 Volgens de Zeeuwse afgevaardigden maakten de overzeese geloofsgenoten, evenals andere ware gelovigen, deel uit van het lichaam van Christus. Als, zo vervolgden zij, één lid van dit lichaam zou moeten lijden, leed het hele lichaam mee. Daarom voelden de Zeeuwse kerken zich verplicht in beweging te komen en de Staten te verzoeken zich actiever in te zetten. In de heilige schrift stond bovendien verkondigd dat degene die zich niets aantrok van zijn broeders leed vervloekt zou worden. Na de Zeeuwse steunbetuigingen te hebben gehoord, werd het Engelse parlement voorgelezen hoe de afgevaardigden twee uiterst controversiële voorstellen hadden gedaan ter bevordering van het welzijn van de Engelse kerken. Het eerste voorstel was een wekelijkse of maandelijkse bid- en vastendag te organiseren, om zo door ‘nederige en ijverige aanbidding de hulp en voorkeur af te dwingen van God’. Naast de vraag om biden vastendagen deden de afgevaardigden echter nog een andere meer opvallende oproep: 1 A remonstrance presented to the High and Mighty Lords the States of Zealand by the Deputies of the foure Classes of Zealand (Londen 1643).

2


Therefore know that in regard of God as a duty, this lyeth upon your consciences, namely to employ in England all your power for the maintenance of the true Religion and Worship of God, (‌) Yea we desire and beseech you in the name of God our Saviour, that your Lordships will not strengthen the hands of the ungodly, of the Popish faction (‌) remaining still by the laudable resolutions of Neutrality which your Lordships lately have made.’2 Met deze remonstrantie deden de predikanten van de Zeeuwse Staten een uitgesproken oproep om eerder gesloten neutraliteitsbesluiten te verbreken, waarmee zij zich dus uitdrukkelijk op politiek terrein begaven. Voor de hedendaagse lezer zal het vreemd overkomen dat een aantal Zeeuwse predikanten zo vrijmoedig de beslissingen van de Staten bekritiseerde. Wat nog meer verbazing zal wekken, is dat er in het parlement van Engeland zoveel waarde aan dit bericht werd gehecht dat het voorgelezen en vervolgens zelfs in druk verspreid werd. Men zou verwachten dat een parlement ten tijde van burgeroorlog zijn handen meer dan vol zou hebben met zaken van groter belang. Om opheldering te krijgen over deze geschiedenis lijkt verdere bestudering zeer de moeite waard. Hoewel er door verschillende historici onderzoek gedaan is naar de remonstrantie, is de politiek-diplomatieke dimensie van het voorval onderbelicht gebleven en is een uitvoerige beschouwing hiervan nog niet gemaakt.3 Desondanks lijkt deze geschiedenis verbonden te zijn met het in de zeventiende eeuw zeer sterk levende vraagstuk hoe de wereldlijke overheid zich diende te verhouden tot de kerk. Daarnaast geeft het ons de gelegenheid een mooi beeld te schetsen van de zeventiendeeeuwse Zeeuwse samenleving. Het gedane onderzoek is uiteindelijk verricht vanuit de vraag in welke mate de in 1643 rond de remonstrantie verrichte handelingen van de Zeeuwse classes van invloed zijn geweest op de verhoudingen tussen de Nederlandse en Engelse overheden. Alvorens te beginnen met de uiteenzetting van het gebeurde, zal eerst aandacht moeten worden besteed

2 A remonstrance presented to the High and Mighty Lords the States of Zealand. 3 J.H. Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland (Middelburg 1998) 46-47.; D. Nauta, De Nederlandse Gereformeerden en het Independentisme in de Zeventiende Eeuw (Amsterdam 1936) 15-16.

3


aan de totstandkoming van de Zeeuws-Engelse banden. Hierbij zal vooral worden gekeken naar de wederzijdse be誰nvloeding op religieus gebied aangezien deze het meest heeft bijgedragen aan de behandelde gebeurtenissen. Nadat de voorgeschiedenis toegelicht is, zal verder in worden gegaan op de Zeeuwse samenleving ten tijde van de remonstrantie. Ook hierbij zal de nadruk liggen op de religieuze zijde van het verhaal en zal onder andere worden gekeken naar de rol die de predikant in deze samenleving vervulde. Als de context duidelijk geschetst is, zullen de uiteindelijke gebeurtenissen besproken worden en zal dieper in worden gegaan op de betekenis en de invloed hiervan.

4


1.1 Stapels, gemeenten en garnizoenen

De contacten tussen Engeland en Zeeland hadden in 1643 al diepe wortels. Een belangrijke oorzaak van deze sterke band was de intensieve handel die plaatsvond op de Zeeuwse handelssteden Middelburg, Vlissingen en Veere. Deze drie steden bezaten zeer belangrijke doorvoerhavens en profiteerden sterk van de aan- en uitvoer naar Engeland.4 Redenen voor de Engelse keuze voor Zeeland waren de goede verbinding met het achterland, de aanwezigheid van een Hanze te Middelburg en de in Veere aanwezige Schotse stapel. De Engels-Zeeuwse handelscontacten hadden bovendien een sterke impuls gekregen door de komst van de Engelse Merchant Adventurers naar Middelburg in 1582. Hoewel de invloedrijke handelscorporatie enkele decennia later naar Delft verhuisde, wist Middelburg mede door de Adventurers zijn vooraanstaande positie in het Nederlands-Engelse handelsverkeer lange tijd vast te houden.5 Zoals eerder genoemd bevond zich in Veere de Schotse stapel. De reden hiervoor was een in de Middeleeuwen gesloten handelsverdrag dat Veere de status van meest vooraanstaande in- en uitvoerhaven van en naar Schotland gaf.6 In de loop van de zestiende eeuw vestigden steeds meer Schotse handelaars zich in Veere, waar zij dan ook van de stedelijke overheid toestemming kregen om een eigen kerkelijke gemeente op te zetten die in de jaren 1640 nog steeds in functie was.7 Deze gemeente zullen wij later nog tegenkomen door de briefwisselingen die de Schotse predikant William Spang onderhield met overzeese contacten.8 Hoewel een groot deel van de migratie tussen beide gebieden plaatsvond ten bate van de handel, waren er ook andere factoren die de band tussen beide gebieden versterkten. Zo bestond er al in de zestiende eeuw een levendige vluchtelingenstroom tussen beide landen. Grote aantallen protestantse Nederlanders ontvluchtten tijdens de Nederlandse opstand de Spaanse vervolgingen om bescherming te vinden in het tolerantere Engeland

4 5 6 7 8

Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 24. C.G.F. de Jong, John Forbes, Schots predikant, balling, en kerkpoliticus in de Nederlanden (1987) 47-48. Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 26. W.J. op ‘t Hof, ‘De Nadere Reformatie in Zeeland’, in: A. Wiggers ed., Rondom de kerk in Zeeland (Delft 1991) 30. D. Nauta e.a., Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 2 (Kampen 1978) 409.

5


van Elizabeth I.9 Andersom vond er echter ook migratie plaats toen in de late zestiende eeuw Engelse religieuze dissidenten naar Zeeland vluchtten, dat na het uitbreken van de Opstand op zijn beurt als tolerant werd beschouwd. Niet alleen in Veere onderhielden immigranten een kerkgemeenschap. Ook in Middelburg ontstonden buitenlandse gemeentes waaronder het Engelse kerkgenootschap van de leden van the Merchant Adventurers dat, uitgezonderd van een korte sluiting in 1621 en 1622, decennia lang bleef functioneren.10 Een laatste noemenswaardig aspect in de sterke Zeeuws-Engelse banden was het beroemde verdrag dat de Republiek in 1585 sloot met Engeland om steun te krijgen in de oorlog tegen Spanje. In dit verdrag werd akkoord gegaan met de vestiging van een Engels garnizoen in de stad Vlissingen onder het gezag van de graaf van Leicester. Vlissingen is uiteindelijk tot 1616 een Engelse garnizoensstad gebleven. Met de terugtrekking van het garnizoen bleef de garnizoenskerk in Vlissingen functioneren en onderhield hier zelfs een klein schooltje.11

1.2 Zeeuws Puritanisme

Rond 1643 waren de contacten tussen Engeland en Zeeland dus door handel, migratie en militaire verdragen intensief. Deze vaak hoofdzakelijk pragmatisch tot stand gekomen relaties brachten echter nog een ander aspect met zich mee: het theologische. Zoals uit bovenstaand verhaal al bleek, stichtten de migranten, handelaars en militairen van tijd tot tijd hun eigen kerkgenootschappen en waren het vaak religieuze dissidenten die het Kanaal overstaken. Dit leidde ertoe dat er een ware kruisbestuiving plaatsvond van religieuze ideeĂŤn tussen beide gebieden. Zo kwamen de in de zestiende eeuw uit Nederland gevluchte calvinisten in Engeland sterk onder invloed te staan van het puriteinse gedachtengoed. Dit puritanisme was midden zestiende eeuw ontstaan vanuit een verzet tegen de conformistische religieuze politiek van Elizabeth I, die een gematigde protestantse kerk voorstond waarin een breed deel van de Engelse bevolking zich thuis zou moeten voelen. Hoewel deze Anglicaanse kerk in naam protestants was, bevatten haar diensten nog veel aspecten die

9 K.L. Sprunger, Dutch Puritanism, A History of English and Scottish Churches of the Netherlands in the Sixteenth and Seventeenth Centuries (Leiden 1982) 3. 10 Ibidem, 188-189. 11 Ibidem, 201.

6


deden denken aan de katholieke eredienst.12 Ofschoon het begrip puritanisme in de loop der tijd meerdere betekenissen heeft gekregen, streefden de puriteinen over het algemeen naar een zuiverdere kerk en een zuiverder leven. Dit streven uitte zich ten eerste in de bestrijding van ‘paapse’ invloeden zoals heiligendagen, de koorzang en orgels en beelden in de kerk. Daarnaast verzetten de puriteinen zich fel tegen de episcopale structuur van de Anglicaanse kerk en propageerden zij kerkelijke autonomie tegenover de regering. Een laatste aspect was de nadruk die het puriteinse gedachtengoed legde op de persoonlijke vroomheid.13 De toespitsing hierop kon bij veel Nederlandse calvinisten op sympathie rekenen aangezien dit ook in het Nederlandse protestantisme diepe wortels had.14 Het felle verzet van veel puriteinen tegen het episcopaat en de door de regering gestuurde kerk leidde er dus toe dat er in de zestiende en vooral zeventiende eeuw veel Engelse scherpslijpers het Kanaal over vluchtten waarna zij dikwijls in het orthodox gereformeerde Zeeland terecht kwamen. Onder Karel I was deze stroom alleen maar sterker geworden vanwege de uiterst repressieve politiek van de gevreesde aartsbisschop Laud.15 De in 1642 uitgebroken Engelse burgeroorlog werd dan ook vurig meebeleefd in de Zeeuwse gebieden. Het puriteinse piëtisme van de vluchtelingen vond ondertussen in Zeeland veel gehoor. De hier verblijvende Engelse theologen stichtten verschillende kerkelijke genootschappen en debatteerden openlijk met vooraanstaande theologen in de Republiek. Dat het puritanisme in de Nederlanden gehoor vond is duidelijk af te leiden aan het enorme aantal vertalingen en herdrukken van puriteinse werken. Tienduizenden puriteinse geschriften wisten in de zeventiende eeuw hun weg naar de Nederlandse huishoudens te vinden. Andersom werden echter, hoewel in mindere mate, ook veel Nederlandse werken naar Engeland verzonden.16 De waardering voor het puritanisme bleef in de Nederlanden niet bij woorden. Met de opkomende populariteit van het puritanisme kwam, voornamelijk in Zeeland, de beweging van de Nadere Reformatie op. De Nadere Reformatie heeft een grote invloed gehad op de positie van de predikant binnen de Zeeuwse samenleving en is nauw verweven met de kerkelijke geschiedenis van de zeventiende eeuw waardoor zij eigenlijk niet als een 12 B. Worden, The English Civil Wars, 1640-1660 (Londen 2009) 11-12. 13 C.A. van der Sluijs, Puritanisme en Nadere Reformatie (Kampen 1989) 17-21. 14 W.J. op ’t Hof, W. van ’t Spijker en R. Bisschop, Het Puritanisme, geschiedenis theologie en invloed (Zoetermeer 2001) 312. 15 Worden, The English Civil Wars, 24-25. 16 op ’t Hof e.a., Het Puritanisme, geschiedenis theologie en invloed, 329.

7


losstaande beweging moet worden gezien. De predikanten van de Nadere Reformatie onderscheidden zich in het bijzonder door de uiting van persoonlijke vroomheid in het dagelijks leven. Als vader van de Reformatie wordt vrij algemeen de Zeeuwse predikant Willem Teellinck gezien. Teellinck werd in 1579 in Zierikzee geboren en studeerde rechten in Schotland en Frankrijk, waarna hij in 1603 besloot om naar Engeland te emigreren. Hier kwam hij sterk onder invloed te staan van de vooraanstaande puritein Arthur van Hildersham. Na verloop van tijd bekeerde Teellinck zich tot het calvinisme en besloot om dominee te worden.17 Vanaf het moment dat hij in 1606 terugkeerde naar de Republiek heeft Teellinck zich tot het uiterste ingezet om in de Nederlanden, en vooral in Zeeland, een ‘reformatie van de zeden’ te ontketenen.18 Hiervoor werkte hij een hervormingsplan uit waarin geprobeerd werd alle klassen van de samenleving te betrekken. Zo werd de regering opgeroepen om strengere wetten in te voeren zodat de samenleving gezuiverd werd van zonden en onzedelijk gedrag en probeerde hij in zijn bezielde preken zijn toehoorders te bevrijden van de “dode gereformeerde orthodoxie.”19 Teellincks preken en intensieve werk voor de gemeente te Middelburg leidden er mede toe dat de Nadere Reformatie in Zeeland wortel wist te schieten. Het is deels aan de invloed van Teellinck te danken dat latere reformatoren als Koelman, Borstius, Schuttenius, Wittewrongen en de latere spil van de Nadere Reformatie Gisbertus Voetius, allen in nauw contact stonden met het Engelse puritanisme. Voor Voetius was het puritanisme zelfs zo belangrijk dat theologiestudenten op de Universiteit Utrecht meer onderwijs in het Engels kregen dan in de Bijbelse grondtalen Grieks en Hebreeuws.20

17 J.R. Beeke en R.J. Pederson, Meet the Puritans (Grand Rapids 2006) 782-783. 18 op ’t Hof e.a., Het Puritanisme, geschiedenis theologie en invloed, 329. 19 W. Teellinck, Philopatris ofte Christelijck bericht hoemen staets saecken soude moghen gheluckelick uytvoeren: dienende tot desen jeghenwoordighen vredehandel (Middelburg (1608); Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 786. 20 op ’t Hof e.a., Het Puritanisme, geschiedenis theologie en invloed, 330.

8


2.1 Welbedeelde herders

Dat het werk van Teellinck en de latere reformatoren niet zonder effect is geweest, blijkt wel uit gedane onderzoeken naar het aantal kerkbezoekers in Zeeland. Zo heeft de historicus Jan Hendrik Kluiver via een berekening het aantal kerkgangers redelijk nauwkeurig weten te schatten. Middels rekeningen van de avondmaalsvieringen in Middelburg heeft hij kunnen achterhalen dat in deze stad van ruim 30.000 inwoners, 66 procent van de hiertoe bevoegde bevolking aanzat aan het avondmaal. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat een groot deel van de Zeeuwse bevolking niet in staat was aan te zitten door dienst op de schepen, ziekte of ouderdom, waardoor kan worden geconcludeerd dat de overgrote meerderheid van de Middelburgers trouw de kerkdiensten bezocht.21 Dat dit aantal zo hoog lag, is mede te herleiden op de activiteiten van de ouderlingen die nauwkeurig bijhielden wie er in de kerkdienst verschenen. Dit leidde ertoe dat verzuim de leden vaak op een ernstige vermaning kwam te staan.22 De kerkelijke tucht beperkte zich niet enkel tot het kerkbezoek en in de notulen van de kerkenraad van Middelburg wordt herhaaldelijk melding gemaakt van gedane vermaningen wegens het dansen op bruiloften, het houden van kermissen en het paardrijden op de zondag. Op deze wijze werd de Middelburgse kudde nauwkeurig in de hand gehouden.23 Aangezien de kerkgang in de andere delen van Zeeland over het algemeen in even grote getalen gebeurde, was de dominee ĂŠĂŠn van de belangrijkste personen in de Zeeuwse zeventiende-eeuwse samenleving. De dominee had verschillende functies, waarvan de functie van leraar van Gods woord als belangrijkste beschouwd kan worden. Deze taak vervulde hij voornamelijk vanaf de kansel, welke zondags twee tot drie keer en doordeweeks vaak ook nog enkele keren beklommen werd. De invloed van deze preken op de bevolking was enorm en het is dan ook niet zonder reden dat een Amsterdamse pamfletschrijver

21 Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 36. 22 H. Noordzij, Handboek van de Reformatie, De Nederlandse Kerkhervorming in de zestiende eeuw (Utrecht 2012) 322-323. 23 F. Nagtglas, De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-Hervormde Gemeente te Middelburg van 1574 tot 1860 (Middelburg 1860) 117-120.

9


schreef “dat een predikatie van den predikstoel meer quaets kan doen dan hondert blauwe boekjes” (de toenmalige benaming voor pamfletten).24 Vooral de bezielde preken van predikanten als Teellinck, die zijn preken bewust afstemde op het gewone volk, trokken grote aantallen toehoorders.25 Een tweede functie van de dominee was zijn de betrokkenheid bij zijn gemeente door ontmoeting en bezoekwerk. Volgens A. Th. van Deursen beoefenden de zeventiende-eeuwse predikanten deze ‘herdersrol’ niet echt met verve en werd er vaak enkel de week voor het avondmaal bij de gemeenteleden langsgegaan.26 Een actieve houding buiten de kansel was echter één van de speerpunten van de Nadere Reformatie. Van Willem Teellinck is bijvoorbeeld het verhaal bekend dat hij ten tijde van de Middelburgse epidemie zieke leden thuis bezocht vanuit de overtuiging dat de dominee het meest Godvruchtige lid van de gemeente behoorde te zijn en zichzelf hiervoor diende te ontzien.27 Naast de grote invloed die de predikers hadden vanaf de kansel mengde de dominee zich vaak nadrukkelijk in het dagelijks bestuur van de stad. Een reden hiervoor was de vaak voorname afkomst van de predikanten. Zo was Willem Apollonius, de aandrijver van de eerder besproken remonstrantie en de opvolger van Willem Teellink als predikant te Middelburg, afkomstig uit een vooraanstaande familie te Veere en was zijn vader, Caspar Apollonius, burgemeester.28 Ook de andere ondertekenaars zijn voorbeelden van de gegoede afkomst van de Zeeuwse predikanten. Zo was Philippus Lansbergius, predikant te Kloetinge, de oudste zoon van de bekende astronoom en magistraat Lansbergius en was Johannes Rogiers, predikant te Brouwershaven, een vooraanstaand intellectueel binnen de Zierikzeese elite.29

24 G. Groenhuis, De Predikanten, De sociale positie van de gereformeerde predikanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor +- 1700 (Groningen 1977) 31. 25 Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 784. 26 A.Th. van Deursen, ‘De Dominee’, in: H.M. Beliën, A.th. van Deursen en G.J. van Setten ed., Gestalten van de Gouden Eeuw (Amsterdam 1997) 145. 27 Beeke en Pederson, Meet the Puritans, 784. 28 G. Groenhuis, De Predikanten, 151. 29 P.C. Molhuysen en P.J. Blok ed., Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2 (Leiden 1912) 781-782.; P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw (Amsterdam 1943) 236.

10


2.2 Nathan en David

De predikanten hadden dus een leidende rol in de Zeeuwse samenleving en waren zich hier ook terdege van bewust. Zo beschrijft de historicus Gerrit Groenhuis de zeventiende-eeuwse predikant als volgt: “Zij voelden zich (…) Godsgezanten als de profeten in Israël en ontleenden aan die heilige opdracht de vermetelheid zich tegen de regeerders te verheffen als Nathan tegen David.”30 Over dit verheffen tegen de regeerders was in de jaren 1640 al het nodige getwist. Om een beter beeld van deze twisten te krijgen is het echter belangrijk te begrijpen hoe het kerkelijk bestuur van Zeeland geregeld was. Na de opstand tegen Spanje werd op elk eiland geleidelijk aan een eigen classis opgezet. Zo had het eiland Walcheren, met de steden Middelburg, Vlissingen en Veere, zijn eigen classis en werden rond de andere eilanden de classes Tholen, Schouwen en Zuid-Beveland opgericht. Later werd ook nog de classis Sluis toegevoegd welke de Vlaamse gebieden omvatte.31 De vormgeving van de classes vond in nauwe samenwerking met de overheden plaats en deze hebben dan ook, mede door de verantwoordelijkheid voor de financiën, grote invloed in het kerkelijk bestuur weten te behouden. Deze invloed kwam tot uiting in bijvoorbeeld de verkiezing van predikanten en kerkenraadsleden waarover de plaatselijke magistraat meebesliste in het zogenaamde collegium qualificatum.32 De grote inspraak van de magistraten in het bestuur van de kerk was voor de meeste Zeeuwse predikanten aan het begin van de eeuw, in tegenstelling tot wat misschien verwacht zou worden, geen grote hinder. De kerk- en stadsraden bestuurden in de regel harmonieus de Zeeuwse steden. Zo werd bijvoorbeeld gezamenlijk besloten wie de plaatselijke schoolmeester zou worden, nadat deze echter grondig getest was op zijn kennis van de rechtzinnige leer.33 Een oorzaak van de betrekkelijke harmonie kan gevonden worden in het feit dat de leden van de kerkenraad evenals die van de stadsraad overheersend van ‘precieze’ of, zoals later genoemd, contraremonstrantse gezindte waren.34 Dit is goed terug te zien in de manier waarop in Zeeland unaniem voor de Contraremonstrantse partij werd 30 Groenhuis, De Predikanten, 122. 31 P. van Cruyningen e.a., Geschiedenis van Zeeland, Deel II, 1550-1700 (Utrecht 2012) 166. 32 M. Th. Uit den Bogaard, De gereformeerden en Oranje tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk (Groningen 1955) 45. 33 F. van Lieburg, Een eiland na de Reformatie, Schouwen-Duiveland 1572-1700 (Amsterdam 2011) 128. 34 Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 40.

11


gekozen in het conflict dat zich afspeelde met de Arminianen. De enige Zeeuwse predikant die verdacht werd van Arminiaanse sympathieën, de predikant Abraham van der Myl, werd door de Vlissingse vroedschap afgezet.35 De verbondenheid van de kerk en de stadsraden is hier tevens terug te voeren op het feit dat regenten vaak naast hun regentschap ook in de kerkenraad zetelden.36 De door Groenhuis gedane vergelijking met Nathan en David lijkt op lokaal niveau dan ook niet op de Zeeuwse kerken van toepassing te zijn aangezien een aantal gezaghebbers de beide rollen in de eigen persoon verenigde. Op gewestelijk niveau klopt Groenhuis’ vergelijking echter ten zeerste. Vooral de classis van Walcheren had geregeld aanvaringen met stadsraden of met de Staten van Zeeland. De Zeeuwse gezaghebbers bleven dan ook beducht voor de grote invloed van de predikanten. Een voorbeeld van deze bezorgdheid zijn de commissarissen-politiek die in opdracht van de magistraat bij kerkelijke vergaderingen aanwezig konden zijn om hiervan rapport te doen.37 2.3 De theocratische fakkel en het Zeeuwse kruitvat

De Zeeuwse eensgezindheid was dus betrekkelijk en in de loop van de jaren ‘30 begonnen de spanningen zelfs geleidelijk op te lopen. Een belangrijke bron hiervan was de eerder besproken nadere-reformatorische beweging. Deze had, zoals W.J. op ’t Hof het verwoorde, “de theocratische gedachte als een brandende fakkel uit de handen van Calvijn ontvangen en er een laaiend vuur van gemaakt.”38 De genoemde theocratische gedachte stelde dat de overheid zich dienstbaar diende te maken aan de ware religie en in geestelijke zaken niets in te brengen had.39 Dat een dergelijke visie binnen de Zeeuwse theologische wereld steeds verder doorgang vond, leidde ertoe dat de classes alsmaar krampachtiger reageerden op inmenging van de Staten. De wereldlijke bestuurders waren echter niet blind voor de kerkelijke ontwikkelingen en de drang om toezicht en zeggenschap te houden nam enkel toe. Met dergelijke verhoudingen lagen toekomstige conflicten in de lijn der verwachting.

35 36 37 38 39

Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw, 187. van Lieburg, Een eiland na de Reformatie, 129-130. Groenhuis, De Predikanten, 27. op ‘t Hof, ‘De Nadere Reformatie in Zeeland’, 6. Ibidem, 6.

12


Deze deden zich dan ook al snel voor. In 1634 hadden de classis Walcheren en de magistraat van Middelburg een aanvaring over het aantal overheidsvertegenwoordigers dat bij de verkiezing van de plaatselijke predikant aanwezig mocht zijn. Nog in ditzelfde jaar botsten de Zeeuwse classes gezamenlijk met de Staten nadat zij een verkapte classesvergadering hadden gehouden zonder dat de Staten hier toestemming voor hadden gegeven.40 Wat helder is, is dat de aanvaringen alle plaatsvonden rond het vraagstuk in hoeverre de beide partijen invloed op elkaar mochten uitoefenen. Uiteraard werd de discussie over het bovenstaande vraagstuk het felst gevoerd binnen de theologische wereld. Het dispuut escaleerde met een hoogoplopende ruzie binnen het contraremonstrantse kamp, naar aanleiding van de publicaties van de vooraanstaande hoogleraar in de godgeleerdheid Nicolaas Vedelius. De om zijn tegen de remonstranten gerichte werken bekend geworden Vedelius betoogde dat de overheid, in het geval deze rechtzinnig was, een stem in het kerkelijk bestuur diende te worden gegeven. Deze inspraak zou nodig zijn vanwege een verbond dat God met de overheid gesloten had. Hierbij had de overheid de opdracht gekregen om over het eeuwig heil van haar onderdanen te waken. Volgens Vedelius stond door deze opdracht de rechtzinnige magistraat hoger in waardigheid dan de predikant. Hij voegde hier bovendien aan toe dat een onafhankelijke kerk voor de samenleving een groter gevaar vormde dan een onafhankelijke regeerder. Als voorbeeld haalde Vedelius de overheersing van de onafhankelijke Roomse kerk aan die bij allen nog vers in het geheugen lag.41 Dat de geschriften van Vedelius heftige reacties uitlokten zal geen verbazing wekken. Voetius trok van leer tegen Vedelius in een aantal in Utrecht gehouden disputaties en Willem Apollonius bestreed de omstreden werken in zijn geschrift Jus majestatis circa sacra.42 Voor Apollonius speelde echter meer dan enkel Vedelius’ geschriften. De publicatie van bovenstaand werk vond namelijk plaats in 1642. In ditzelfde jaar waren de Staten van Zeeland met de Staten van Holland en West-Friesland overeengekomen om strikte neutraliteit te handhaven in de burgeroorlog die in Engeland gaande was.43 Dit was voor de Zeeuwse calvinisten een uiterst gevoelige kwestie aangezien zij zeker niet stil wilden zitten terwijl hun Engelse geloofsgenoten leden onder een burgeroorlog. Het tegen Vedelius

40 41 42 43

Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 44-45. Uit den Bogaard, De gereformeerden en Oranje tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk, 57-58. Ibidem, 59. Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 24 oktober 1642.

13


gehouden betoog dat de overheid zich dienstbaar behoorde te maken aan de religie zou dan ook een voorbode blijken te zijn van de incidenten in het volgende jaar. Deze conflicten zouden het tot dan toe voornamelijk op theologisch niveau gevoerde debat dusdanig op de spits drijven dat het de bestuurders in zowel Engeland als in de Republiek aardig wat moeite kostte om de gemoederen te stillen.

14


3.1 Eenige kerckelijke middelen

De kiem van alle ophef lag in de consistorie van de hervormde kerk te Middelburg. In de vergadering van 1 maart 1643 werd hier besloten om in de classis van Walcheren “ter sprake te brengen den droevigen toestand der kerk in Engeland.”44 Vier dagen later is het dan ook zo dat de notulen van de classis van Walcheren melden dat de kerk van Middelburg in bedenking heeft gegeven “ofte het niet goet en waere van wegen de classis eenige kerckelijke middelen te beramen om soo veel mogelijck is de schade ende verderf over de kercken in Engelant ende consequentelijck oock over de kercken dezer landen te voorcomen ende te weeren.”45 De classis stemde hiermee in en stelde een lijst van tien mogelijke middelen op waarmee de bezwaarde kerken in Engeland bijgestaan zouden kunnen worden. Willem Apollonius zou deze lijst vervolgens voordragen aan de andere classes. Het zijn de besluiten van de hierop volgende vergadering van 19 maart die de verhouding tussen de Staten en de Zeeuwse kerken op scherp zouden zetten. Op deze vergadering werd besloten om de broederlijke genegenheid van de Zeeuwse kerken kenbaar te maken aan de Engelse geloofsgenoten en om meer dan gewoonlijk in de kerkdienst te bidden voor het welzijn van de Engelse kerken. Ook werd er opgeroepen om de eigen gemeenten ernstig te verzoeken boetevaardigheid ten toon te spreiden om zo de genade Gods te vragen.46 Naast bovenstaande middelen zou er bij de Staten van Zeeland gepleit worden voor de organisatie van een algemene bid- en vastendag ten behoeve van de kerken in Engeland. Tevens moest er bij de Staten op aangedrongen worden dat zij alle mogelijke middelen zouden inzetten ter bevordering van de gereformeerde religie in Engeland. Hiervoor werden de predikanten Willem Apollonius, Johannes Rogiers en Philip Lansbergius uitgevaardigd, de drie ons bekende namen waar het Engelse parlement later in mei kennis mee zou maken. Andere maatregelen werden echter ook nog genoemd. Zo moesten de overige Nederlandse provinciën worden aangeschreven met het verzoek om er eveneens bij hun

44 Nagtglas, De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-Hervormde Gemeente te Middelburg, 120. 45 Extracten uit de Acta der Classis Walcheren Omtrent De Verhandelingen in Zake de Beroerten in Engeland, in: D. Nauta, De Nederlandse Gereformeerden en het Independentisme in de Zeventiende Eeuw (Amsterdam 1936) 37. 46 Ibidem, 39.

15


overheden op aan te dringen alle mogelijke middelen aan te wenden tot het behoud van de Engelse kerk. Tevens werd er voorgesteld om gedeputeerden uit te zenden naar de Staten Generaal en de stadhouder Frederik Hendrik om hen te verzoeken tot het uitschrijven van een landelijke biddag. Aan de Staten Generaal zou eveneens moeten worden verzocht de vrijheid van Rooms-Katholieken in het land verder te beteugelen. Dit laatste punt is tekenend voor de tijdsgeest, waarin een grote angst heerste voor “Paapse conspiraties” onder de hervormde gemeenten. De classis Walcheren had dan ook al meerdere malen de beperking van katholieke bewegingsvrijheid bij de Staten ter sprake gebracht.47 Aan het eind van de bijeenkomst besloot de vergadering om alle voorgestelde middelen goed te keuren, behalve één maatregel die de verhoudingen later op scherp zou zetten: Het schrijven van brieven aan de kerken van Engeland, Schotland en Zwitserland om hen te vermanen en aan te moedigen meer middelen in te zetten voor het behoud van de Engelse kerken. Het besluit over deze brieven moest volgens de vergadering worden uitgesteld omdat “de stemmen hierover wat varieerden ende een lidt der respective classes ontbrack.”48 Uit de twijfel die over deze beslissing heerste onder de gedeputeerden van de classes blijkt duidelijk dat er beseft werd dat men zich met dit voornemen op glad ijs begaf. Ondanks de twijfel werd uiteindelijk toch besloten om tot het schrijven van de zogenaamde troostbrieven over te gaan. De brieven naar Schotland en Zwitserland werden op 21 mei goedgekeurd, evenals de twee weken later door Apollonius voorgelezen brief aan de Engelse kerk.49 3.2 De ‘niet weinig perplexe’ reacties

Met de vergadering van de 19e maart werd een ware kettingreactie in gang gezet. Al de volgende dag maakten de drie uitgevaardigde predikanten op de Statenvergadering hun verschijning. De notulen van de Staten verhalen dat zij inderdaad in een “weitloopige” remonstrantie “met veel redenen en motiven” werden verzocht een biddag uit te schrijven alsmede al de hun beschikbare middelen in te zetten ter bevordering van de gereformeerde

47 Remonstrantie van de broederen ende predicanten onder de Classis van Walcheren (12 februari 1637). 48 Extracten uit de Acta der Classis Walcheren Omtrent De Verhandelingen in Zake de Beroerten in Engeland, in: D. Nauta, De Nederlandse Gereformeerden en het Independentisme in de Zeventiende Eeuw, 41. 49 Ibidem, 42.

16


religie in Engeland.50 Een opvallend aspect is dat er in de notulen geen opmerkingen worden gemaakt over de uiterst politieke houding van de predikanten. Wel blijkt dat de remonstrantie met zeer grote ernst behandeld werd, gezien de uitgebreide beschrijving van de betreffende vergadering op de 23e maart. Het besluit van deze vergadering was, na overleg met de vroedschappen en magistraten van de verschillende steden, uiteindelijk om de biddag goed te keuren. Over de oproep van de predikanten om het neutraliteitsbesluit op te zeggen wordt in de notulen opvallenderwijs geen verdere melding gedaan. Dit kan zijn omdat de toespraak van de predikanten later aangedikt is maar het lijkt echter waarschijnlijker dat het de Staten zinniger leek deze opmerkingen te negeren om geen onnodige ophef te creëren. De reden voor dit vermoeden is de houding die Staten later tijdens het verdere verloop zouden aannemen. Dat zij echter wel zeker zeer verontrust waren over de houding van de predikanten blijkt wel uit de afsluitende boodschap dat de kerken zich dienden “te onthouden yet aen te raecken, ’t welck op de Politie, zoo in Engelant, als hier te Lande, zijn reflexie zoude hebben.”51 Met de afsluiting van de vergadering dachten de Staten de kwestie effectief afgehandeld te hebben. Binnen zeer korte tijd kwam hen echter het nieuws van de verzonden brieven ter ore. Onmiddellijk werd besloten een gedeputeerde naar de classes af te vaardigen om kopieën van deze brieven te eisen, “om te weten, of daer niet in was, dat verder is gaende, als tot eene Christelycke vertroostinge.”52 Voor de classis was het echter glashelder dat dit niet ging gebeuren en met meerderheid van stemmen werd besloten om de brieven gereed te maken voor verzending. De consistories werden ingelicht niet te zwichten voor eventuele verdere druk van de Staten.53 De Staten bevonden zich inmiddels in een uiterst benauwde positie. Nog geen jaar geleden hadden zij op verzoek van de Staten van Holland en West-Friesland, na uitgebreid overleg met de verschillende steden, besloten om neutraliteit te handhaven ten overstaan van Engeland. Verordend was tevens om via pamfletten en proclamaties kenbaar te maken dat deze neutraliteit strikt nageleefd diende te worden.54

50 Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 20 maart 1643 51 Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 23 maart 1643. 52 Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 9 juni 1643. 53 Extracten uit de Acta der Classis Walcheren Omtrent De Verhandelingen in Zake de Beroerten in Engeland, in: D. Nauta, De Nederlandse Gereformeerden en het Independentisme in de Zeventiende Eeuw, 43. 54 Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 4 november 1642.

17


De schending van deze neutraliteit door de publieke kerk betekende een ongekend gezichtsverlies voor de Zeeuwse magistraten. De grote invloed van de classes maakte het de Staten echter onmogelijk om een vuist te maken. Hoewel zij, na een eerste keer te zijn afgewimpeld door de classes, hun afgevaardigde op 11 juni nog melden hier “geen contentement mee te nemen’ besloten zij de 12e maar ‘het respect van deze Tafel te bewaren, ende te moeyeneren (bemiddelen), door zaghte ende gevoegelycke Middelen, dat Haer Edel Mogendheden Resolutie ende intentie, zoo veel mogelyck, effect kome te sorteren.”55 Dat dit effect uiteindelijk op niets uitliep zal voor de lezer geen verbazing opwekken. De Staten werden hiermee openbaar in het hemd gezet. Dit bleek des te meer toen duidelijk werd wat er in de brief aan de Schotse kerken gestaan had. In de betreffende brief werden de Schotse broeders in niet mis te verstane termen gewezen op het dreigende gevaar van de opkomende paapse legers. Deze “legers van Moab” zouden pogen eerst de kerken van Engeland te onderwerpen waarna zij door zouden stoten naar Schotland. Ook de gereformeerde kerken in de Republiek en uiteindelijk heel Europa zouden hierna tot wanhoop worden gebracht. Na de waarschuwing voor deze grote dreiging volgde het meest opvallende onderdeel van de brief. De paapse legers zouden zich namelijk met uiterste moed, kracht en vlijt toewijden aan de vernietiging van de Gereformeerde kerken, maar, zo stelt de Zeeuwse schrijver: Insgelijcks moeten oock de Gereformeerde Kercken doen, dezelve moeten oock samen raetslage, haer couragie ende macht t’samen brenghen, op dat sy den tegenwoordigen doodtlijcken slagh, op hun gemunt, mogen wenden op de hoofden haerder Vyanden; indien sy hier in gebreeckig sijn, sal haer schandelijke blootheyt onverantwoordelijck sijn voor alle nakomelingen.56 Het verdere verloop van de brief bevatte meer strijdlustige taal waarmee de Schotse geloofsgenoten werden opgeroepen zich te verenigen in de strijd tegen de Paapse legers. Toen in Engeland doordrong wat er in de Zeeuwse brief had gestaan was men volgens de Friese geschiedschrijver Lieuwe van Aitzema “in dat werck niet weinig perplex.” De Nederlandse ambassadeur te Engeland Albert Joachimi moest dan ook al zijn diplomatieke

55 Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, d.d. 11 en 12 juni 1643. 56 L. Aitzema, Saken van Staet en Oorlog deel II (zp 1672) 930.

18


talenten te werk stellen om de gemoederen daar enigszins te sussen. De Staten van Holland werden vanuit Engeland nog eens dringend verzocht om zich nader te verklaren over deze onrustbarende Zeeuwse brieven.57 Dat de situatie voor de Zeeuwse Staten ondertussen alsmaar pijnlijker werd mag wel duidelijk wezen. Dit werd nog versterkt door het feit dat de ambassadeur namens Karel I, William Boswell, enkele weken eerder de Staten-Generaal een brief had overhandigd namens de koning waarin deze zich zeer gekrenkt toonde over de vele anti-royalistische activiteiten in de Republiek. De koning liet hierbij niet na nog andere pijnpunten aan te wijzen zoals de aanwezigheid van een parlementaire ambassadeur in de Republiek en de uitgave van talloze tegen hem gerichte pamfletten binnen de Nederlandse grenzen.58 3.3 De neutraliteitsvraag

Na de bovengenoemde vermaningen en het werk van de ambassadeur Joachimi leek de rust in Engeland enigszins teruggekeerd. In de Nederlanden was dit echter niet het geval en zou de kwestie aanleiding zijn voor de zogenaamde Grallenstrijd, een uiterst fel debat over de verhouding tussen de kerk en de Staten waarin, niet geheel verassend, Willem Apollonius een centrale rol speelde.59 Om niet te veel af te dwalen zal op deze kwestie nu echter niet verder worden ingegaan. Wel is het van belang in te gaan op de vraag waarom de Zeeuwse brieven een dergelijke overspannen reactie opriepen. De verklaring hiervoor ligt voornamelijk in de diplomatieke verhoudingen destijds. Zoals eerder vermeld werd, hadden de Nederlandse provinciĂŤn strikte neutraliteit in acht genomen in het Engelse conflict. Dit was echter geen vanzelfsprekende opstelling en in de Republiek werd dan ook door beide strijdende partijen een intensieve lobby gevoerd om middelen los te krijgen ten bate van de eigen partij. Zo was de Engelse koningin HenriĂŤtte Maria in maart 1643 in de Nederlanden aangekomen om hier haar kroonjuwelen te belenen en om te pleiten voor meer steun aan haar man Karel. Hierover werd vervolgens bij Joachimi weer het nodige geklaagd door het Engelse parlement en zo ontstond er een situatie waarin van de Nederlandse bestuurders uiterste

57 Ibidem, 931. 58 Ibidem, 933. 59 Kluiver, De Souvereine en Independente Staat Zeeland, 48-49.

19


behoedzaamheid werd gevraagd om conflicten te voorkomen.60 Beide partijen hadden dus nog de hoop dat de Republiek één van hen zou begunstigen. Karel baseerde deze hoop onder andere op het in 1640 beklonken huwelijk tussen zijn dochter en de toekomstige stadhouder Willem II. De parlementariërs hoopten op hun beurt dat de voorkeur van het Nederlandse volk en de gereformeerde banden tussen beide landen de Staten-Generaal ertoe zouden verleiden de puriteinse zaak te steunen. De Staten-Generaal waren hier echter uiterst huiverig over en proberen elke notie van partijschap te verbergen. Ten eerste was de Republiek nog in een oorlog met Spanje verwikkeld. Daarnaast probeerde zij de neutraliteit te bewaren om haar handelsbelangen niet te schaden en als laatste was de toekomstige Willem II getrouwd met de dochter van Karel I wat de kwestie nog verder bemoeilijkte.61 Vanwege deze verstrikte belangen was het voor de Engelsen dus uiterst spannend wat er in de Republiek gebeurde. Dit had tot gevolg dat er rond vrijwel elk voorval dat betrekking had op het Engelse conflict een woordenwisseling plaatsvond. Een treffend voorbeeld van deze fijngevoeligheid is de ambassadeur van Karel I, William Boswell. Naast de klachten die de ambassadeur vanwege de meest uiteenlopende voorvallen bij de Staten deed, voerde hij een begeesterde strijd tegen pamfletschrijvers en puriteinse boekdrukkers in de Republiek.62 Ook mengde de diplomaat zich uitvoerig in kerkelijke discussies en was hij niet zelden in conflict met kerkenraden of predikanten.63 3.4 Divine matters In Engeland was dus een aanzienlijke belangstelling voor de publieke opinie in de Republiek. Het is dan ook mede hierom dat de parlementaire ambassadeur Walter Strickland besloot een kopie van de remonstrantie over te sturen naar het Engelse parlement waar deze vervolgens werd voorgelezen.64 Er lijkt echter nog een andere bepalende factor geweest te zijn die de gezindheid van de Zeeuwse dominees van belang maakte voor het parlement.

60 61 62 63 64

P. Geyl, Oranje en Stuart, 1641-1672 (Zeist 1963) 22-25. Ibidem, 27-29. Sprunger, Dutch Puritanism, 312. de Jong, John Forbes, 79-82. Journal of the house of Commons: Volume 3: 1643-1644 (1802), p. 99-101.

20


Om dit te begrijpen zal kort teruggegrepen moeten worden op één van de oorzaken van het Engelse conflict. Het parlement legitimeerde zijn opstand tegen Karel I namelijk voor een groot deel door te wijzen op de uiterst controversiële religieuze politiek die de koning voerde. Nu de oorlog echter gaande was, diende het parlement zelf een sluitende visie op het kerkbestuur te presenteren. Hoewel de officiële synode van Westminster die hierover diende te beslissen pas op 12 juni 1643 werd opgericht, vonden er in de het voorafgaande jaar al verhitte debatten plaats over de kwestie.65 De discussie betrof dus namelijk niet enkel het kerkbestuur zelf, wat in de zeventiende eeuw op zichzelf al reden was tot hooglopende conflicten, maar tevens de legitimatie van de door het parlement gevoerde burgeroorlog. Dat de classes van Zeeland duidelijk hun steun gaven aan de zaak van het Parlement, was voor de parlementariërs een enorme meevaller. De goedkeuring van de Zeeuwse gereformeerde kerk leverde een aanzienlijke bijdrage aan de benodigde legitimatie. Het is dan ook aan te nemen dat hierom besloten werd de remonstrantie in druk om te zetten en te verspreiden onder de bevolking. Dat de mening van de Zeeuwse predikanten van belang was, blijkt wel uit de latere correspondentie die de classis van Walcheren heeft gevoerd met de leden van de Westminster Synode. Hierbij heeft opnieuw Willem Apollonius een centrale rol vervuld door de door hem geschreven en naar Engeland verzonden werken. Deze werken gingen enkel in op de kwesties van het kerkbestuur maar werden toch alle in het Engels vertaald en in redelijke oplage verspreid door het land wat duidelijk de waarde van de Nederlandse theologische geschriften aantoont.66 Dat de Nederlandse theologen in hoog aanzien stonden in Engeland, blijkt tevens uit het feit dat de Westminster Synode een theoloog uit NieuwEngeland vroeg om een reactie te schrijven op Apollonius’ werken. Dit werd volgens de historicus Douglas Horton waarschijnlijk gedaan omdat zij geen geschikte theoloog wisten te vinden op het eigen vasteland.67 Niet alleen in Engeland werden de steunbetuigingen van de Zeeuwse classes gewaardeerd. Ook in Schotland werd de Zeeuwse brief enorm op prijs gesteld. Een waardevolle bron die hiervan getuigt is de brievenverzameling van de vooraanstaande Schotse theoloog Robert Baillie. Hij was één van de Schotse afgevaardigden op de

65 M.B. Braddick, God’s Fury England’s Fire. A New History of the English Civil Wars (London 2009) 394. 66 J. Norton, The Answer to the Whole Set of Questions of the Celebrated Mr. William Apollonius, Pastor of the Church of Middelburg, Douglas Horton ed. (Cambridge, Massachusetts 1958) XI. 67 Ibidem, XIII.

21


Westminster Synode en correspondeerde tijdens deze jaren met zijn neef William Spang, welke predikant was van de Schotse gemeente te Veere en overigens een goede vriend van Willem Apollonius.68 Baillie geeft in zijn brieven aan hoeveel waarde er op de Synode gehecht werd aan de Zeeuwse brieven. Zo verhaalt hij aan zijn neef dat de brief die de classis van Walcheren naar Schotland stuurde werd vertaald naar het Engels en het Latijn en vervolgens gedrukt en verspreid.69 In Schotland hechtte men zoveel waarde aan de aanmoedigingsbrief dat deze niet alleen na ontvangst in juni in druk werd uitgegeven maar ook nog in juli een herdruk beleefde.70 Baillie gaf overigens in zijn brieven tevens aan dat de aanmoedigingen van de Zeeuwse classes hem ertoe hadden gezet een remonstrantie aan te bieden bij het Engelse parlement waarin de ellendige staat van de Engelse kerk werd aangekaart.71

68 Ibidem, IX-X. 69 R. Baillie, The Letters and Journals of Robert Baillie, A.M., Second Volume, Robert Laing ed. (Edinburgh 1841) 75. 70 A Letter from the Synod of Zeland To The Commissioners of the Generall Assembly of the Kirk of Scotland (18 juli 1643); A remonstrance presented to the High and Mighty Lords the States of Zealand by the Deputies of the foure Classes of Zealand (27 juni 1643). 71 Baillie, The Letters and Journals of Robert Baillie, A.M., Second Volume, Robert Laing ed., 75.

22


Terugkijkend op het jaar 1643 mag geconcludeerd worden dat de Staten geen greep hebben weten te krijgen op de eigengereide classes. Een gedeeltelijke oorzaak hiervoor moet gezocht worden in de invloed die de Zeeuwse predikanten op de samenleving hadden. Onder invloed van de Nadere Reformatie was een groot deel van de Zeeuwse bevolking stevig onder het gezag van de kerk gebracht en de visie dat de overheid zich aan deze kerk dienstbaar behoorde te maken won in de loop van de zeventiende eeuw dan ook steeds verder terrein. De snelle verspreiding van dit theocratische gedachtengoed maakte een conflict tussen de Staten en de classes steeds waarschijnlijker. Achteraf is het niet verrassend te noemen dat de onvermijdelijke botsing tussen kerk en Staten uiteindelijk heeft plaatsgevonden rond de situatie in Engeland. De band tussen beide gebieden was door decennia van intensieve handel en migratie al uiterst sterk maar werd door de religieuze contacten nog aanzienlijk ge誰ntensifieerd. De theologen van de Nadere Reformatie ontleenden hun gedachtengoed voor een groot aan de Engelse puriteinen en de Zeeuwse steun in het conflict met Karel I was dan ook uiterst fanatiek. Dit fanatisme heeft ervoor gezorgd dat de classes in 1643 aanzienlijke invloed hadden. Hierbij dient echter wel onderscheid gemaakt te worden tussen het gewestelijke en het landelijke niveau, aangezien de invloed van de predikanten zich het meest deed gelden op het gewestelijke vlak. Vanwege de nauwe betrokkenheid van de predikanten met het lokale bestuur konden de Staten hier nauwelijks om hen heen. Dit zorgde ervoor dat de Staten bij eventuele conflicten regelmatig in moesten schikken. Op landelijk niveau mag de invloed van de classes echter niet overdreven worden. Hoewel zij geregeld hun kritiek uitoefenden op het overheidsbeleid, waren zij geenszins bij machte dit te veranderen. Dat de classes in 1643 dusdanig onderwerp van diplomatieke strubbelingen zijn geweest, moet dan ook voornamelijk worden geweten aan de uiterst gevoelige verhoudingen destijds. Met het in 1642 gesloten neutraliteitsbesluit hadden de Staten gehoopt de verhitte diplomatieke verhoudingen af te koelen. Beide Engelse partijen bleven echter hoop houden op de mogelijke Nederlandse steun in hun strijd tegen elkaar en voerden dan ook een actieve lobby. Dat de situatie maar niet wilde afkoelden is voor een groot deel op het conto van de Zeeuwse classes te schrijven. Ofschoon zij geen kans 23


maakten de besluiten van de Staten te beïnvloeden, zorgden de classes er steeds weer voor dat het diplomatieke water troebel bleef. Hoewel de relaties tussen Engeland en de Republiek door deze activiteiten geen blijvende schade opliepen, ondervonden vooral de Staten van Zeeland veel hinder van de hun ongehoorzame predikanten. De ondermijning van het Statelijke gezag leverde het aanzien van de Staten een aantal flinke deuken op. Als de politieke rol van de Zeeuwse classes dan ook gedefinieerd zou moeten worden, zou de definitie ‘luis in de Statelijke pels’ zeer op zijn plaats zijn.

24


Bronnen

A Letter from the Synod of Zeland To The Commissioners of the Generall Assembly of the Kirk of Scotland (zp 18 juli 1643). A remonstrance presented to the High and Mighty Lords the States of Zealand by the Deputies of the foure Classes of Zealand (zp 27 juni 1643). L. Aitzema, Saken van Staet en Oorlog deel II (zp 1672). Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, 1642 en 1643, Rijksarchief Zeeland, inv.nr. 3236e.

Remonstrantie van de broederen ende predicanten onder de Classis van Walcheren (zp 12 februari 1637). W. Teellinck, Philopatris ofte Christelijck bericht hoemen staets saecken soude moghen

gheluckelick uytvoeren: dienende tot desen jeghenwoordighen vredehandel (Middelburg 1608).

Bronuitgaves Baillie R., The Letters and Journals of Robert Baillie, A.M., Second Volume, Robert Laing ed. (Edinburgh 1841) 75. Extracten uit de Acta der Classis Walcheren Omtrent De Verhandelingen in Zake de Beroerten in Engeland in D. Nauta, De Nederlandse Gereformeerden en het

Independentisme in de Zeventiende Eeuw (Amsterdam 1936). Journal of the house of Commons: Volume 3: 1643-1644 (zp 1802). Nagtglas F., De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-Hervormde Gemeente te

Middelburg van 1574 tot 1860 (Middelburg 1860). Norton J., The Answer to the Whole Set of Questions of the Celebrated Mr. William

Apollonius, Pastor of the Church of Middelburg, Douglas Horton ed. (Cambridge, Massachusetts 1958).

25


Literatuur

Beeke J.R. en R.J. Pederson, Meet the Puritans (Grand Rapids 2006). Braddick M.B., God’s Fury England’s Fire. A New History of the English Civil Wars (London 2009). Deursen A.Th. van, ‘De Dominee’, in: H.M. Beliën, A.th. van Deursen en G.J. van Setten (ed.), Gestalten van de Gouden Eeuw (Amsterdam 1997). Evenhuis R.B., De kerk der hervorming in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1965). Geyl P., Oranje en Stuart, 1641-1672 (Zeist 1963). Groenhuis G., De Predikanten, De sociale positie van de gereformeerde predikanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor +- 1700 (Groningen 1977). De Jong C.G.F., John Forbes, Schots predikant, balling, en kerkpoliticus in de Nederlanden (1987). Kluiver J.H., De Souvereine en Independente Staat Zeeland (Middelburg 1998). Lieburg L. van, Een eiland na de Reformatie, Schouwen-Duiveland 1572-1700 (Amsterdam 2011). Meertens P.J., Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw (Amsterdam 1943). Molhuysen P.C. en P.J. Blok ed., Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2 (Leiden 1912). Nauta D., De Nederlandse Gereformeerden en het Independentisme in de Zeventiende Eeuw (Amsterdam 1936). Nauta D. ea., Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 2 (Kampen 1978). Noordzij H., Handboek van de Reformatie, De Nederlandse Kerkhervorming in de zestiende eeuw (Utrecht 2012).

26


Hof W.J. op ‘t, W. van ’t Spijker en R. Bisschop, Het Puritanisme, geschiedenis theologie en invloed (Zoetermeer 2001). Hof W.J. op ‘t, ‘De Nadere Reformatie in Zeeland’, in: A. Wiggers (ed.) Rondom de kerk in Zeeland (Delft 1991). Sluijs C.A. van der, Puritanisme en Nadere Reformatie (Kampen 1989). Sprunger K.L., Dutch Puritanism, A History of English and Scottish Churches of the Netherlands in the Sixteenth and Seventeenth Centuries (Leiden 1982). Uit den Bogaard M. Th., De gereformeerden en Oranje tijdens het eerste stadhouderloze tijdperk (Groningen 1955). Worden B., The English Civil Wars, 1640-1660 (Londen 2009).

Afbeelding voorblad: Een door Maarten de Vos ontworpen en door Philips Galle uitgegeven grafiek uit de zestiende eeuw. Weergegeven wordt het Bijbelse verhaal waarin de profeet Nathan koning David berispt voor zijn overspel met Batseba. Museum Boijmans Van Beuningen.

27


AUTEURSRECHT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.