De Franse Revolutie van 1789 en haar gevolgen schokten Europa. Menig monarch veroordeelde de barbaarse daden van de Fransen, hoewel onder het volk in Europa veel sympathie te vinden was voor de revolutionaire waarden. Hoe keken de leiders van de Revolutie eigenlijk naar die andere landen? En vooral de centrale doch particuliere figuur Maximilien de Robespierre, wat was zijn beeld van ‘de Buitenlander’? Zag hij die als aartsvijand, of als bloedbroeder in dezelfde strijd? Martijn van den Boom analyseerde zijn toespraken om daar achter te komen, en plaatste Robespierre en zijn gedachtegoed in de historische context van de jaren 1790. Met deze combinatie van mentaliteits-, ideeën- en cultuurgeschiedenis weet Van den Boom een levendig tijdsbeeld op te roepen en belicht hij bovendien een weinig onderzocht aspect van de revolutionaire geschiedenis.