In deze scriptie onderzoekt Jeroen Hopster de verhouding tussen de raciale ideologie en de voortschrijdende inzichten van de evolutiebiologie in nazi-Duitsland. Hopster laat zien dat er naast ideologische pseudowetenschap ook ‘goede wetenschap’ werd bedreven onder Hitlers bewind. De radicalisering van Duitse wetenschappers kwam niet alleen voort uit ideologische motieven. Ook ambtelijke competitie en een blind vertrouwen in de maatschappelijke toepassingen van de wetenschap, deden de grenzen van het moreel toelaatbare verschuiven. Zo kon het gebeuren, betoogt Hopster, dat serieuze wetenschappers stapsgewijs meegingen in een ontaardend proces van raciale zuivering.