Marion Koene-Gorren onderzoekt hoe de eerste Joodse oorlog (66-70) de rechtspositie van de Joden in relatie tot de uitoefening van hun religieuze en sociale gebruiken veranderde. Dat wordt gedaan door de ontwikkeling van de Fiscus Iudaicus te volgen en de Joodse rechtspositie aan de vooravond van de eerste Joodse oorlog te vergelijken met die aan de vooravond van de tweede oorlog (132-135). Het is daarbij voor het eerst dat iemand de Fiscus Iudaicus als rechtsvergelijkend middel gebruikt. Koene-Gorren verdedigt het standpunt, dat de Joodse oorlog de rechtspositie van de Joden aanmerkelijk verslechterde en gaandeweg wordt tevens aangetoond dat de Romeinen met behulp van de Fiscus Iudaicus de Joden bestraften voor het vasthouden aan hun religieuze en sociale gebruiken.