Inleiding
3
1. Vereniging vanuit identiteit
9
2. Het verhaal van Flamboyant (1985-1990)
12
3. De collectieve identiteit van Flamboyant
22
3.1 Het ontmoetingscentrum en het bibliotheek- en documentatiecentrum
23
3.2. Books are weapons: Literatuur en informatie als vraag en antwoord
27
3.3 Het denken over gender en etniciteit
30
Conclusie
34
Bibliografie
38
Bijlage 1. Uitwerking van interviews met Troetje Loewenthal, Cisca Pattipilohy, Lioe Tan en Twie Tjoa.
44
Gesprek 1. Troetje Loewenthal op 30 april 2016 per mail
44
Gesprek 2. Twie Tjoa op 4 mei 2016
47
Gesprek 3. Cisca Pattipilohy en Lioe Tan op 11 mei 2016
50
Bijlage 2. Bestuursformaties Flamboyant (1986-1989)
53
“Het zijn niet de verschillen die ons scheiden, maar ons onvermogen om verschillen te herkennen, accepteren en in kracht om te zetten” - Audre Lorde (1934-1992).1
1 Citaat van Audre Lorde. Zoals genoemd in de programmareeks “Grote Denkers” georganiseerd door De Balie te Amsterdam. Op 6 maart 2016 werd er in deze programmareeks aandacht besteedt aan Audre Lorde. Zie: www.debalie.nl/agenda/podium/grote-denkers:-audre-lorde/e_9782213/p_11765868/ (geraadpleegd op 23 maart 2016).
2
Het bestaan van zwarte vrouwen wordt ontkend, althans niet gezien en niet gehoord.2 Het bovenstaande citaat is afkomstig uit de openingsrede van Julia da Lima in 1983 tijdens de Winteruniversiteit, een congres over de academische discipline van vrouwenstudies. De Winteruniversiteit
was
de
eerste
manifestatie
waarbij
zwarte,
migranten-
en
vluchtelingenvrouwen (zmv) zich verenigden onder de term ‘zwart’.3 Zij verzetten zich in het begin van de jaren tachtig tegen het racisme dat vertolkt werd door politieke partijen als de Centrumpartij (1980-1986). Ook voelden de zwarte vrouwen zich buitengesloten door de witte vrouwenbeweging in Nederland. Geïnspireerd door de Civil Rights Movement uit de jaren vijftig en zestig en de latere National Black Feminist Organization, die in 1973 in de Verenigde Staten werd opgericht, organiseerden de zmv-vrouwen zich en uitten ze hun onbehagen tegen de witheid van het feminisme en de vrouwenbeweging in Nederland.4 De zwarte vrouwenbeweging had vorm gekregen tijdens deze Winteruniversiteit en uitte zich in de totstandkoming van vele organisaties. Als eerste formele landelijke organisatie bekleedde
het
zwarte-
en
migrantenontmoetingscentrum,
bibliotheek
en
documentatiecentrum Flamboyant vanaf 1985 een pioniersfunctie ten behoeve van de zwarte- en migrantenvrouw in Nederland.5 De ontevredenheid over de inhoud van de
2 Een citaat uit de openingsrede van Julia da Lima ten tijde van de Winteruniversiteit in 1983 te Nijmegen, zoals deze is opgenomen in de stukken betreffende de confrontatie van zwarte en witte vrouwen op de Winteruniversiteit Vrouwenstudies in 1983 te Nijmegen zoals deze is opgenomen in het Archief Tineke E. Jansen, inv. nr. 26, Collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. 3 De term ‘zwart’ werd door de zwarte, migranten- en vluchtelingen vrouwenbewegingen en -organisaties gebruikt als politieke term om een tegengeluid te bieden aan het zogenoemde “witte” karakter van de Nederlandse vrouwenbewegingen. Met de komst van de gastarbeiders en de vluchtelingen werd de term discutabel en verbreed naar zwarte, migranten- vluchtelingen. Zoals genoemd wordt in Roline Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’: De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland (Leiden: Stichting Bugerschapskunde Nederlands Centrum voor Politieke Vorming, 1990) 8 en Troetje Loewenthal, ‘De zwarte vrouwenbeweging heeft vorm gekregen tijdens de Winteruniversiteit vrouwenstudies’ in Vrouwendocumentatiecentrum De Feeks Ed., Vrouwen van Nijmegen: Twintig jaar in beweging (Nijmegen: vrouwendocumentatiecentrum De Feeks, 2000) 90 - 104, aldaar 100. In hoofdstuk één van deze scriptie wordt er op de term “zwart” verder in gegaan. 4 Maayke Botman en Nancy Jouwe, ‘Inleiding’ in Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker Red., Caleidoscopische visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 11-24, aldaar 14. 5 Flamboyant concentreerde zich voornamelijk op zwarte- en migrantenvrouwen omdat in de jaren tachtig het aandeel vluchtelingen klein was.
3
academische discipline vrouwenstudies en de Nederlandse vrouwenbeweging had als gevolg dat de zmv-vrouwen zich collectief gingen uiten tegen de ontkenning en onzichtbaarheid die zij ervoeren. Om over te gaan tot collectieve actie dient er sprake te zijn van een collectieve identiteit. Een collectieve identiteit verwijst naar een morele en emotionele connectie met een grotere groep, gemeenschap, categorie, praktijk of institutie. Het gaat hierbij om een gedeeld(e) status, ideologie, verleden of gedachtegoed. Collectieve identiteit onderscheidt zich hiermee van een persoonlijke identiteit, hoewel een collectieve identiteit wel deel kan zijn van een persoonlijke identiteit.6 Organisaties en bewegingen die een collectieve identiteit vormen, voeren als groep een identiteitspolitiek. Dat wil zeggen dat een beweging of organisatie zich richt tegen een autoriteit of tegenstander door middel van het maken van onderscheid tussen de eigen groep en de anderen. Het doel van een zodanige identiteitsgerichte organisatie of beweging is dat het aangetoonde verschil tussen het ‘wij’ en het ‘zij’ gerespecteerd en erkend wordt.7 De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen in Nederland hadden in de jaren tachtig een grote diversiteit in afkomst. Zo bestond de meerderheid van de zmv-vrouwen in de jaren tachtig uit Surinamers, Turken, Marokkanen, Chinezen en Molukkers.8 Flamboyant organiseerde zich als landelijk multicultureel centrum waarbij elke etniciteit welkom was. Ondanks de grote diversiteit in afkomst organiseerde Flamboyant zich als collectief en was hiermee identiteitsgericht. Flamboyant was een organisatie die tegemoetkwam aan de behoefte van een landelijk ontmoetings- en documentatiecentrum, zoals deze op de Winteruniversiteit werd geuit. Deze behoefte werd in 1985 gerealiseerd aan de Singel 260 te Amsterdam. In 1985 werd, na vele onderhandelingen, subsidie verkregen van de gemeente Amsterdam voor het opzetten van een ontmoetingscentrum en in 1987 voor het opzetten van een bibliotheeken documentatiecentrum.9 Veel verschillende zmv-organisaties vonden hun plek in het
6 F. Poletta en J. M. Jasper, ‘Collective identity and social movements’ Annual Review of Sociology 27 (2001) 283 305, aldaar 285. 7 Ruud Koopmans en Jan Willem Duyvendak ‘Sociale bewegingen en het primaat van de politiek’ in: J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans Ed., Tussen verbeelding en macht: 25 jaar sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: SUA Amsterdam, 1992) 24. 8 Anja van Heelsum Migrantenorganisaties in Nederland: deel 1 Aantal en soort organisaties en ontwikkelingen (Utrecht: Forum, instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, 2004). 9 Kamala Kempadoo ‘Het Flamboyant centrum: een reflexie op 3 jaar bestaan’ nieuwsbrief Flamboyant nr. 8 (juni 1988) 9 - 23, aldaar 9-10.
4
centrum van Flamboyant en organiseerden een grote verscheidenheid aan activiteiten. Daarnaast trachtte Flamboyant de grote afwezigheid en ontoegankelijkheid van literatuur door en voor zmv-vrouwen te inventariseren. Dit had vorm gekregen in het bibliotheek en documentatie project (het Bidoc-project) onder de begeleiding van Cisca Pattipilohy.10 In 1990 werd Flamboyant opgeheven vanwege het stopzetten van de overheidssubsidie. In 1991 werd het centrum opgevolgd door de stichting ZAMI, een platform voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen.11 Organisaties zoals Flamboyant organiseerden zich vanuit hun identiteit als ‘zmvvrouw’. Het is dus van belang om te weten door welk mechanisme de (collectieve) identiteit wordt gevormd en hoe deze tot uiting komt, om het karakter van een sociale beweging of organisatie te begrijpen en in relatie te brengen met de activiteiten van de beweging of organisatie.12 Het gaat hierbij om hoe ‘wij’ gedefinieerd wordt tegenover ‘zij’, die andere belangen en waarden nastreven.13 Hoewel er dus sprake is van een collectieve identiteit bestond er zoals eerder aangegeven een grote diversiteit in afkomst bij de gebruikers van het centrum van Flamboyant. Logischerwijs volgt hieruit de vraag: hoe kwam de collectieve identiteit bij ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum Flamboyant tot stand tussen 1985 en 1990 in Nederland en wat zijn de kernmerken van deze collectieve identiteit? Theorievorming over de begrippen ‘identiteitsvorming’, ‘collectieve identiteit’ en ‘identiteitspolitiek’ helpen mij bij het analyseren van de collectieve identiteit zoals deze naar voren kwam in de organisatievorming van Flamboyant. In hoofdstuk een zal ik daarom de theorievorming in beeld brengen aan de hand van de volgende vragen: wat is een collectieve identiteit en hoe wordt deze gevormd? Welke bewegingen organiseren zich vanuit hun collectieve identiteit? Hoe organiseren deze bewegingen zich vanuit hun identiteit? Wat was de algemene (collectieve) identiteit van de zmv-vrouw in Nederland in de jaren tachtig? In dit hoofdstuk zal ik voornamelijk ingaan op de vraag welke organisaties zich verenigen
10 Cisca Pattipilohy ‘Bibliografisch onderzoek naar aanwezige maar minder toegankelijke literatuur betreffende zwarte vrouwen in Nederland’ 10 - 23, aldaar 10, zoals opgenomen in het Archief van Flamboyant collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 11 Zoals naar voren kwam bij de expositie ‘Rebels Trots’ van Patricia Kaersenhout in 2015 en zij heeft beschreven in Patricia Kaersenhout ‘Rebels Trots’ Tijdschrift voor Genderstudies 18, nr. 3 (2015): 339-344. 12 F. Poletta en J. M. Jasper ‘Framing and social movements’ Annual Review of Sociology 26 (2000) 611 - 639, aldaar 631 13 William A. Gamson, ‘Constructing Social Protest’ in Hank Johnston en Bert Klandermans ed., Social Movements and Culture (Minneapolis: University of Minnesota Press, 1995) 85 - 106.
5
vanuit een (collectieve) identiteit, hoe deze (collectieve) identiteit ontstaat en hoe deze identiteit er uit zag bij de zmv-vrouwenbeweging zoals deze in de jaren tachtig in Nederland opkwam. Het begrip ‘collectieve identiteit’ wordt in relatie tot sociale bewegingen onderzocht door Francesca Poletta en James M. Jasper, Amerikaanse sociologen, in hun artikel ‘Collective identity and social movements’ (2001).14 Met betrekking tot de Nederlandse situatie stelt Rian Voet in haar artikel ‘Groepsidentiteiten en identiteitspolitiek’ (1994) dat het universalisme en individualisme, dat veronderstelt dat we allen vrije en gelijke burgers zijn, in de jaren tachtig en negentig steeds meer werd bekritiseerd door de academische disciplines vrouwenstudies en etnische studies. Deze kritiek zorgde ervoor dat er steeds meer aandacht kwam voor groepsverschillen en ongelijkheden die een identiteitspolitiek ten gevolge hadden.15 Deze kritische houding en de aandacht voor ongelijkheden was niet vanzelfsprekend bij sociale bewegingen in de jaren tachtig en negentig. De identiteitspolitiek kreeg vorm in identiteitsgerichte bewegingen en organisaties, die ook wel worden getypeerd als subculturele bewegingen. Subculturele bewegingen voeren als collectieve identiteit een identiteitspolitiek. J.W. Duyvendak en Ruud Koopmans beschrijven in het boek Tussen verbeelding en macht: 25 jaar nieuwe sociale
bewegingen in Nederland (1992) deze identiteitsgerichte bewegingen als nieuwe sociale bewegingen ontstaan in de jaren zestig. Bij deze nieuwe sociale bewegingen was een naoorlogse mentaliteit geldend, waarbij materialistische waarden minder nagestreefd werden.16 Voor ik de analyse van de collectieve identiteit van Flamboyant in kaart kan brengen, is het relevant eerst de historische context van de periode 1985 tot en met de opheffing in 1990 uiteen te zetten aan de hand van de volgende vragen: wie waren de vrouwen die Flamboyant hebben opgericht in 1985 en waarom? Met welk doel en op wat voor wijze organiseerden zij zich? Met welke organisaties en/of vrouwen verenigden zij zich? Wat voor soort activiteiten organiseerde Flamboyant? Wat was de reden van de opheffing van Flamboyant in 1990? De historische context zal voornamelijk bestaan uit een beschrijving van ontwikkeling, uitgangspunten en inhoud van Flamboyant, omdat deze factoren bijdragen aan de vorming van de collectieve identiteit van het centrum. Het laatste en tevens
14 F. Poletta en J. M. Jasper, ‘Framing and Social Movements’ Annual Review of Sociology 26 (2000) 611-639. 15 R. Voet, ‘Groepsidentiteiten en identiteitspolitiek’ Tijdschrift voor vrouwenstudies 15, No. 57 (1994) 139-148. 16 J.W Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans, Tussen verbeelding en macht: 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: Sua Amsterdam, 1992).
6
belangrijkste hoofdstuk betreft de analyse van de collectieve identiteit van zwarte- en migrantenvrouwen in Flamboyant, onderzocht zoals deze naar voren komt in haar functies als ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum. Deze functies worden geanalyseerd op basis van de volgende vragen: Hoe ontwikkelde de collectieve identiteit van Flamboyant zich in de periode van 1985 tot en met 1990? Wie hoorden bij de ‘wij’ en wie niet? Welke uitgangspunten vormden de basis van deze collectieve identiteit? Op welke wijze droeg Flamboyant haar functie als ontmoetingscentrum en als bibliotheek- en documentatiecentrum bij aan de totstandkoming van de collectieve identiteit? Op wat voor wijze gaf Flamboyant haar collectieve identiteit vorm? Met welke publieke persoonlijkheden associeerde Flamboyant zich? In deze analyse wordt behandeld hoe Flamboyant vormgaf aan de identiteit die het uitdroeg, hoe deze identiteit eruitzag en welke patronen hierin te vinden zijn. Bovenstaande vragen zijn gebaseerd op de literatuur over sociale bewegingen en op de historische context van Flamboyant zoals in deze hoofdstuk één en twee zijn beschreven, waardoor deze analyse beschouwd kan worden als een synthese waarin deze twee hoofdstukken samen komen. De antwoorden op deze vragen vormen hoofdstuk drie waarbij een analyse wordt gegeven van de totstandkoming en de kenmerken van de collectieve identiteit van Flamboyant, zoals deze gevormd werd tussen 1985 en 1990. Deze analyse zal mijn hoofdvraag beantwoorden Om antwoord te geven op de bovenstaand gestelde vragen heb ik mij voornamelijk gebaseerd op onderzoek in de archieven en nieuwsbrieven van Flamboyant opgenomen in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis te Amsterdam. Dit archief is na de opheffing van Flamboyant in 1991 overgedragen aan het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV). Hierbij dient echter wel genoemd te worden dat het archief van Flamboyant incompleet en niet geïnventariseerd is. Het archief betrof een particulier archief waarbij zelf wordt bepaald wat wordt gearchiveerd en onder welke voorwaarden. Zo missen bijvoorbeeld de jaarverslagen en de statuten die mij concretere informatie hadden kunnen geven. De archieven van Flamboyant bevatten voornamelijk ingekomen stukken, zoals uitnodigingen voor activiteiten van andere zmv-organisaties en bewegingen.
Naar
mijn
vermoeden
zijn
de
officiële
documenten
als
het
oprichtingsdocument, jaarverslagen en statuten in het privébezit van voormalig bestuursleden van Flamboyant. Zo heb ik een kopie van het jaarverslag van Flamboyant uit 1989 verkregen van voormalig bestuurslid en coördinator Cisca Pattipilohy. Om toch concretere informatie te verkrijgen heb ik mij ook gebaseerd op de archieven van Tineke E. 7
Jansen, één van de oprichtsters van de Zwarte Vrouwenradio in Amsterdam, en op het archief van ZAMI, de organisatie die in 1991 de functie van Flamboyant als ontmoetingscentrum op zich nam. Daarnaast heb ik veel informatie verkregen de bundel
Caleidoscopische visies: de zwarte, migranten- en vluchtelingenbeweging in Nederland. Deze is in 2001 opgesteld door Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker en betreft anno 2016 de enige complete bundel over de zwarte, migranten- en vluchtelingen vrouwenbeweging in Nederland.17 Hieruit blijkt ook de relevantie van deze scriptie. Daarnaast heb ik voor mijn scriptie de mogelijkheid gekregen te mogen spreken met een aantal vrouwen die op de één of andere manier verbonden waren met Flamboyant. Zo heb ik met Troetje Loewenthal contact gehad via e-mail en ben ik bij Twie Tjoa, Lioe Tan en Cisca Pattipilohy thuis geweest om een gesprek te voeren aan de hand van een aantal, door mij opgestelde, vragen. De vragen en de antwoorden heb ik aan de hand van aantekeningen uitgeschreven in de eerste bijlage van deze scriptie. Deze gesprekken hebben invloed gehad op de manier waarop ik Flamboyant in dit onderzoek heb benaderd. Oral
history, zoals het gebruik van levensverhalen als bron ook wel wordt genoemd, kwam eind jaren zestig op. Oral history onthult een ander beeld van de geschiedenis, een zogenoemde
history from below, die zich richt op minder machtige en minder gearticuleerde groepen, zoals de zmv-vrouwen. Bij het vragen naar herinneringen kunnen echter ook kanttekeningen worden geplaatst.18 Zo zijn de antwoorden die Troetje Loewenthal, Twie Tjoa, Lioe Tan en Cisca Pattipilohy gegeven hebben, gestuurd door mijn vragen binnen het kader van dit onderzoek. Daarnaast zijn herinneringen niet neutraal en subjectief van aard. Ook kan sprake zijn van bewuste of onbewuste zelfcensuur waarmee bepaalde herinneringen kunnen worden verhuld.19 Ook de vorm van deze gesprekken hebben effect op de uitkomst van antwoorden. Zo heeft Troetje Loewenthal mij geantwoord via e-mail, wat haar meer kans heeft gegeven na te denken over haar formulering van antwoorden. De antwoorden van de andere vrouwen zijn door mij opgetekend, waardoor mijn perspectief enigszins de manier van antwoorden heeft beïnvloed. Toch heb ik deze manier van brongebruik gekozen omdat het een unieke manier van geschiedenis bedrijven betreft waarbij ooggetuigen hun verhaal doen. Naast onbekende feiten geeft het ook inzicht in hoe mensen betekenis geven aan wat ze hebben meegemaakt. 17 Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker, Caleidoscopische Visies: De Zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001). 18 S. Leydesdorff, We hebben als mens geleefd: Het Joodse Proletariaat van Amsterdam 1900-1940. (Amsterdam: 1987) 21-57. 19 R. Johnson, ‘Reading national heritage as social politics’ in Over vaderlandse herinnering, sociale politiek en andere tijden. Jaarverslag over 1993 van de Werkgroep Andere Tijden. (Amsterdam: 1994) 12 - 28, aldaar 24-26.
8
Nieuwe sociale bewegingen die zich organiseren vanuit hun (collectieve) identiteit waren zowel een oorzaak als een gevolg van de roerige jaren zestig waarin westerse samenlevingen, waaronder Nederland, zowel politieke als culturele veranderingen doormaakten.20 De opkomst van de zwarte, migranten- en vluchtelingenbewegingen en organisaties in de jaren tachtig is hier een goed voorbeeld van. Het begrip collectieve identiteit wordt, zoals in de inleiding is genoemd, door Poletta en Jasper in ‘Collective identity and social movements’ in relatie tot sociale bewegingen als volgt gedefinieerd: an individual’s cognitive, moral and emotional connection with a broader community, category, practice or institution. It is a perception of a shared status or relation, which may be imagined rather than experienced directly, and it is distinct from personal identities, although it may form part of a personal identity.21 Nieuwe sociale bewegingen zijn bewegingen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben gevormd. Deze bewegingen richtten zich op herformuleringen van ‘oude’ problemen zoals de rechten van de vrouw of de arbeider. Zij organiseerden zich echter meer identiteitsgericht dan de bewegingen die voor de oorlog actief waren en deden dit door een sterke nadruk te leggen op identiteitsvorming waarbij het persoonlijke politiek werd. Verder richtten de nieuwe sociale bewegingen zich minder op materiële zaken en bestonden zij voornamelijk uit participanten uit de nieuwe middenklasse.22 Er worden verschillende oorzaken gegeven voor het ontstaan van deze nieuwe sociale bewegingen. Zo zou het naoorlogse waardensysteem zich meer richten op de kwaliteit van leven in plaats van materiële zaken. Dit zou aan de ene kant kunnen komen door nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen na de oorlog, zoals de komst van de televisie en de ontwikkeling van de welvaartstaat.23 Aan de andere kant veranderde de verhouding van de
20 21 22 23
Vgl. A.C. Zijderveld. The Abstract Society: A Cultural Analysis of Our Time. (Garden City, NY: Doubleday, 1970). Poletta en Jasper. ‘Collective Identity and Social Movements’, 285 Koopmans en Duyvendak, ‘Sociale bewegingen en het primaat van de politiek’, 18-19. H. van der Heijden, Tussen aanpassing en verzet: milieubeweging en milieudiscours (Amsterdam 2000).
9
Nederlandse samenleving. De naoorlogse generatie kende een veel hogere scholingsgraad dan die van vóór de oorlog. Hierdoor maakten de materiële doelstellingen plaats voor onder andere intellectuele en morele doelstellingen.24 De eerste golf van nieuwe sociale bewegingen ontstond in de jaren zestig en eindige met de val van het kabinet-Den Uyl in 1977. De tweede golf ontwikkelde zich vanaf 1977 en kende een hoger aantal (protest)bewegingsactiviteiten. Hoewel er in het begin van de jaren tachtig een gunstig klimaat was voor de organisatievorming van sociale bewegingen en -organisaties, verslechterde deze aan het einde van de jaren tachtig door onder andere het afnemen van de linkse meerderheid in de politiek.25 Nieuwe sociale bewegingen zijn, zoals hierboven beschreven, identiteitsgericht. De identiteitspolitiek die hierbij bedreven wordt, gaat in de praktijk om een groep mensen die zich organiseren op basis van hun gedeelde ervaring met onrecht en onderdrukking. De gedeelde ervaring dient als basis voor het ontstaan van een individueel en collectief gevoel van eigenwaarde, een theoretisch kader over de aard van het onrecht en een politiek doel naar sociale verandering.26. De vorming van identiteit is afhankelijk van sociale en historische omstandigheden en betreft daarnaast een contrast met betrekking tot de toegeschreven identiteit van de ‘ander’; identiteit vormt zich rond herkenning tussen mensen.27 Bij deze subculturele bewegingen, welke behoren tot de naoorlogse sociale bewegingen, vallen doel en middel in vergaande mate samen. Actief zijn ten behoeve van het doel geldt hier tegelijkertijd als deel van de realisering van dat doel: “The medium is the message”.28 Deze nieuwe sociale organisaties en -bewegingen profileerden zich dan ook voornamelijk door middel van netwerken en informatie.29 Zij benadrukken het verschil tussen de eigen groep en de ‘ander’, zodat dit verschil gerespecteerd en erkend kan worden. 24 Els Witte, Politiek en Democratie: Omtrent de werking van de Westerse democratieën in de 19de en 20ste eeuw. (Brussel: VUB Press, 1990) 153-154. 25 Ruud Koopmans, ‘Van Provo tot RARA: Golfbewegingen in het politieke protest in Nederland’ in J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans ed., Tussen verbeelding en macht: 25 jaar sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: SUA Amsterdam, 1992) 73. 26 Cressida Heyes. ‘Identity Politics’ in Edward N. Zalta ed., The Stanford Encyclopedia of Philosophy (zomer 2016). http://Plato.stanford.edu/archives/sum2016/entries/identity-politics/ (geraadpleegd op 15 maart 2016) 27 Oskar Verkraaik, ‘De identiteitscrisis: een typisch modern verschijnsel?’ in Paul Schnabbel, Ruud Abma, Bert Klandermans, Birgit Meyer, Coen Teulings, Jaques Thomassen, Theo Roes, Pieter Giesen en Martijn van Calmhoudt ed. Wat iedereen moet weten van de menswetenschappen: De Gammacon. (Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 2011) 94 - 97, aldaar 96. 28 Koopmans en Duyvendak, 21-22. 29 Poletta en Jasper, 286.
10
Hierbij wordt op constructieve wijze het ‘wij’ geplaatst tegenover ‘zij’ op basis van ordeningsprincipes, zoals onder andere gender, seksualiteit, etniciteit, natie en klasse. Deze principes bepalen wie tot het ‘wij’ en wie bij het ‘zij’ behoort, waarbij het ‘wij’ automatisch een positievere lading heeft dan ‘zij’.30 De identiteit van het ‘zij’ wordt in de meeste gevallen gezien als dreiging, wat de behoefte stimuleert aan de articulatie van de eigen identiteit.31 Rian Voet noemt echter in haar artikel ‘Groepsidentiteiten en identiteitspolitiek’ (1994) dat deze bedreiging wordt ervaren als onderdrukking en dat deze mobiliserend en identiteitsvormend is. Hierdoor willen identiteitsgerichte sociale bewegingen en organisaties onderdrukt blijven worden omdat dit anders afdoet van hun identiteit.32 Dit wordt gezien als een nadeel van organisatievorming vanuit identiteitspolitiek. Het ‘wij’ bij de zmv-vrouwenbeweging en -organisaties werd vanaf de jaren tachtig gevormd door de collectieve identiteit van ‘zwart’. Deze term was niet zozeer toegelegd op huidskleur, maar betrof een politieke term waarmee de zmv-vrouwen een eenheid vormden tegen de ‘witte’ vrouwenbeweging. De. Met de komst van de gastarbeiders en vluchtelingen werd deze term discutabel en verbreed naar zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (zmv).33 De (collectieve) identiteit van de zmv-vrouwen beperkte zich niet enkel tot het heteroseksuele domein maar,focuste zich ook op de homoseksuele en lesbische identiteit. De zmv-vrouwenbeweging ging uit van de meervoudigheid van identiteit en een ‘positieve’ culturele identiteitspolitiek: “black is beautiful”. Het nadeel van de term ‘zmv’ is dat deze een minderheidselement in zich had. Deze term verwees namelijk expliciet naar iets wat de Nederlandse autochtoon niet was.34 Hoewel de term discutabel was, vormde de politieke term ‘zwart’ het beginsel van de oprichting van Flamboyant.
30 R. Voet, ‘Groepsidentiteiten en identiteitspolitiek’, 140. 31 Koopmans en Duyvendak, 24-25. 32 Voet, 143. 33 Loewenthal, ‘De zwarte vrouwenbeweging heeft vorm gekregen tijdens de Winteruniversiteit vrouwenstudies’, 100. 34 Esther Captain en Halleh Ghorashi, ‘’Tot behoud van mijn identiteit’: Identiteitsvorming binnen de zmvvrouwenbeweging’ in Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker red. Caleidoscopische visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 153 - 185, aldaar 180.
11
Het begon in 1984 met een vrouwengeschiedenisconferentie in Amsterdam. Daar was geen enkele aandacht voor de positie van zmv-vrouwen in Nederland. Er waren wel vrouwen uit derdewereldlanden uitgenodigd om over hun geschiedenis te praten, maar er was helemaal niets over zmv-vrouwen in Nederland. De zwarte vrouwen die er waren, waren daar erg boos over. We hebben toen met een groep uit protest ad hoc een workshop georganiseerd. We noemden het herstory; de andere kant van de geschiedenis. We zeiden; jullie geschiedenis is incompleet, omdat het veel vrouwen onzichtbaar maakt. De samenwerking heeft uiteindelijk geleid tot Flamboyant.35 Erkenning, dat was wat de zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen in Nederland wilden. De vrouwen moesten elkaar en hun cultuur kunnen vinden in de Nederlandse maatschappij. Tijdens de Winteruniversiteit, een congres over de academische discipline van vrouwenstudies, van 1983 hadden zwarte vrouwen, zoals de eerder beschreven Julia da Lima hun protest geuit en besloten een eigen groep te vormen met een eigen agenda. Cisca Pattipilohy, voormalig ‘begeleidster’ (coördinator) van bibliotheek- en documentatiecentrum Flamboyant, zei hierover het volgende in de nieuwsbrief van Flamboyant (juni 1987): Dit was tevens het begin van een reeks discussies over de behoefte van een eigen zwarte vrouwencentrum op te richten. Dit zou een centraal punt moeten zijn waar zwarte vrouwen elkaar kunnen ontmoeten, hun activiteiten gecoördineerd worden en een centrum waartoe vrouwen zich kunnen wenden om relevante informatie te verkrijgen over wat dan ook. Een eigen bibliotheek- en documentatiecentrum was de beslissende factor want onder de reeds bestaande bibliotheken, documentatiecentra
35 Een citaat van Alem Desta, betrokken bij het ontstaan van Flamboyant. Dit citaat is opgenomen in: Amelia Deekman en Mariette Hermans, ‘Heilig vuur. Bezieling en kracht in de organisatievorming van de zmv-vrouwenbeweging in Nederland’ in Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker red. Caleidoscopische visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 81 - 116, aldaar 84.
12
en archieven was er nog geen voor ‘de zwarte vrouw’ die zich richtte op hun eigen strijd, problematiek en hun eigen visie.36 De ontoegankelijkheid in andere informatie- en documentatiecentra, de ontkenning van de ‘witte’ vrouwenbeweging en het ervaren racisme en seksisme vormden voornamelijk het onbehagen van zmv-vrouwen in Nederland. Dit onbehagen uitte zich in de behoefte aan een eigen landelijk ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum, wat uiteindelijk leidde tot de oprichting van Flamboyant in 1985.37 De voorbereidingsgroep van Flamboyant was voortgekomen uit de Landelijke Zwarte Vrouwengroep (LZV), een informeel netwerk van zwarte vrouwen dat was opgericht tijdens de Winteruniversiteit.38 De meningen liepen binnen de LZV zeer uiteen over de realisering van een landelijk centrum. Zo zou het een te hoogopgeleid karakter krijgen en was de vestiging in Amsterdam niet centraal genoeg.39 De vrouwen die uiteindelijk het basiswerk hebben verricht om een landelijk centrum op te richten waren onder andere Kitty Lie (Chinees-Indische afkomst), Mavis Carrilho (Antilliaanse afkomst), Maddy Tolud (Antilliaanse afkomst) en Edith Mager (Indonesich-Nederlandse afkomst, ook wel Indo genoemd). De naam ‘Flamboyant’ was afkomstig van de gelijknamige sierboom die groeit in de tropen. Als deze boom bloeit dan lijkt het alsof de boom in vuur en vlam staat. De bovenstaand genoemde grondlegsters associeerden zich met deze boom, omdat veel bomen bekend staan als kamerplant maar de Flamboyant niet. De vrouwen van Flamboyant lieten zich, net als de sierboom, niet temmen en gingen liever dood dan dat ze zich in de Hollandse huiskamer lieten “verdwergen”.40 De statutaire doelstelling van Flamboyant was “het bevorderen van de bewustwording en versterking van de eigen identiteit van zwarte- en migrantenvrouwen en een bijdrage leveren aan de kennis over en inzicht in de positie van zwarte- en migrantenvrouwen in Nederland”.41 Deze doelstelling had binnen Flamboyant betrekking op drie generaties: de generatie vrouwen die als volwassenen naar Nederland waren geëmigreerd, de generatie vrouwen die het grootste gedeelte van hun leven in
36 37 38 39 40 41
Flamboyant, Nieuwsbrief Flamboyant nr. 6 (juni 1987) 25. Flamboyant. ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’ 2. Dit jaarverslag is afkomstig uit het privébezit van Cisca Pattipilohy. Deekman en Hermans, ‘Heilig vuur’ 91. Loewenthal, 84. Flamboyant, nieuwsbrief Flamboyant nr. 7 (1987) 1. De datum van deze nieuwsbrief is onbekend. ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 3.
13
Nederland hadden doorgebracht, de zogenaamde ‘tussengeneratie’, en vrouwen die in WestEuropa waren geboren en opgegroeid, de ‘tweede generatie’.42 Op 17 februari 1986 werden de officiële oprichtingsstatuten van Flamboyant getekend. Flamboyant werd geleid door het bestuur, een algemeen coördinator, betaalde en onbetaalde medewerkers en organisaties die gebruik maakten van Flamboyant als netwerk, organisatie en ruimte.43 Het bestuur bestond uit maximaal elf vrouwen en mocht voor een periode van twee jaar zitten.44 Het eerste bestuur bestond uit Mea Venster (voorzitster), Tania Leon (penningmeester), Nanny Nierath (secretaris), Maddy Tolud, Lioe Tan, Kitty Lie, Cisca Pattipilohy, drs. Troetje Loewenthal en drs. Kamala Kempadoo, die de kern van Flamboyant vormden.45 De taken van het bestuur bestonden voornamelijk uit personeelszaken, de financiën, algemene coördinatie, management, planning van activiteiten, het secretariaat, het onderhouden van de ontmoetingsruimte, de organisatie van activiteiten en het technische onderhoud.46 Zoals in de inleiding genoemd was Flamboyant vanaf 1985 gevestigd aan de Singel te Amsterdam. In 1988 kreeg Flamboyant onverwacht te horen dat het dit pand moesten verlaten. Uiteindelijk kreeg het de Eerste Helmersstraat 17-III aangeboden als nieuw onderkomen en werd dit in januari 1989 betrokken.47 Het was moeilijk de talloze ideeën en initiatieven van de zwarte- en migrantenvrouwen te realiseren zonder de hulp van een structurele kracht. Vanaf november 1986 kon Flamboyant door subsidie van de gemeente een betaalde werkneemster op mboniveau aannemen die zich bezighield met het management, coördinatie, emancipatiewerk, secretariële en administratieve werkzaamheden. Deze medewerker was in 1985 Marina Wuidiagen, vervolgens Tineke Sumter, Silvia Rahawarin en tenslotte Kamala Kempadoo. 48 In het kader van het bibliotheek- en documentatieproject (het Bidoc-project) werd per 1 juli 1987 een tweede betaalde medewerkster aangesteld, voor een jaar. Deze medewerkster betrof de documentaliste K. Panchoe, die zich onder andere bezighield met het verzamelen en inventariseren van informatie, documentatie en literatuur voor en door zmv-vrouwen.
42 43 44 45 46 47 48
Ibidem. Kempadoo, ‘Het Flamboyant centrum: Een reflexie op 3 jaar bestaan’, 11 Vgl. bijlage 2 voor de gereconstrueerde bestuursformaties van 1986 tot 1989. Kempadoo, 11-12. Ibidem, 12. ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 2. Ibidem, 6.
14
Het ontmoetingscentrum Flamboyant en de emancipatoire activiteiten werden eerder en meer
gesteund
dan
het
bibliotheek-
en
documentatiecentrum
omdat
het
ontmoetingscentrum voor de gemeente Amsterdam duidelijk bijdroeg aan de integratie en de emancipatie van de zmv-vrouwen. Aan het einde van 1989 had Flamboyant vier betaalde medewerksters in dienst: een medewerkster voor de coördinatie, een medewerkster voor het secretariaat, een documentaliste en een administratief medewerkster ter ondersteuning van het Bidoc-project. Naast het bestuur en de betaalde medewerksters werkten veel vrijwilligers mee aan Flamboyant.49 Een enkele keer heeft Flamboyant de mogelijkheid tot stageplek aangeboden. Zo verrichte in 1989 een studente van de vrouwenvakschool haar stage bij Flamboyant.50 Kamala Kempadoo, voormalig betaald medewerkster, schreef in haar artikel ‘Het Flamboyant centrum: een reflexie op 3 jaar bestaan’ (1988) dat de activiteiten van Flamboyant in de periode 1985 tot 1988 bestonden uit cursussen, studiedagen, lezingen en culturele bijeenkomsten die werden gehouden in het ontmoetingscentrum van Flamboyant.51 Het activiteiten- en ontmoetingsaspect was nauw verweven met het bibliotheek- en documentatiecentrum omdat daarmee een wisselwerking tot stand kwam tussen materiaal en gebruikersgroepen.52 Het jaarverslag van 1989 beschrijft dat de algemene doelstelling van Flamboyant was dat zij een middel wilde zijn om zwarte- en migrantenvrouwen elkaar te laten ontmoeten en hen te ondersteunen in hun emancipatieproces.53 De activiteiten stonden dan ook voornamelijk in het kader van ondersteuning, ontmoeting, informatie en emancipatie. De thematiek van de activiteiten betrof voornamelijk zwarte vrouwenliteratuur, de positie van de zmv-vrouw op de arbeidsmarkt, zmv-vrouwen in de prostitutie en zmvvrouwen in de politiek.54 Ook organiseerde Flamboyant grote activiteiten in samenwerking met andere organisaties. In september 1986 zou de Amerikaanse dichteres Audre Lorde (1934-1992) naar Nederland komen. Flamboyant en Sister Outsider, een lesbische organisatie voor zmv-vrouwen, organiseerden ter gelegenheid van de komst van Lorde een discussieavond, een lezing en een literatuurdag.55 Naast alle activiteiten die wekelijks 49 Kempadoo, 13. 50 ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 6. 51 Kempadoo, 9. 52 ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 9. 53 Ibidem. 54 Kempadoo, 9. 55 Flamboyant. Nieuwsbrief Zwarte Vrouwen Centrum en Nieuws Zwarte en Migranten Vrouwen Centrum, nr. 3. De datum is niet genoemd maar vermoedelijk gepubliceerd in 1986.
15
plaatsvonden publiceerde Flamboyant drie keer per jaar een nieuwsbrief en bracht het in 1988 vier bibliografieën uit met literatuur voor en door zmv-vrouwen.56 Subsidie voor de Bibliotheek- en documentatiecentrum werd pas verkregen in juli 1987. Het zogenaamde informatieverzamelings- en -voorzieningsproject Bidoc ging in september 1987 van start om inzicht te krijgen in de aanwezigheid, de omvang en de aard van de literatuur en documentatie die betrekking had op zwarte- en migrantenvrouwen in collecties van Nederlandse bibliotheken en documentatiecentra. Daarnaast moest het Bidocproject een beeld schetsen van de behoeftes en wensen van de zwarte- en migrantenvrouwen ten aanzien van relevante informatie.57 Het project werd één jaar gesubsidieerd met een periode van drie maanden voor evaluatie. Naast een documentaliste en een medewerkster voor administratieve ondersteuning, werd het gecoördineerd door Cisca Pattipilohy.58 De directie coördinatie emancipatiebeleid (DCE) in Den Haag, een toenmalige overheidsinstantie, zag de noodzaak niet in van het opzetten van een bibliotheek- en documentatievoorziening. Het was niet duidelijk of er daadwerkelijk behoefte was aan literatuur voor de zwarte vrouw en daarnaast was er volgens de directie ook relevante literatuur beschikbaar in de openbare of universiteitsbibliotheken en het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) te Amsterdam.59 De DCE wilde door het Bidoc-project beter inzicht te krijgen voordat het verdere stappen zou ondernemen met het opzetten en ontwikkelen van een bibliotheek- en documentatiecentrum.60 In 1988 waren meer dan 500 titels geïnventariseerd en uitgebracht in twee afleveringen van de
Zwarte Vrouwen Bibliografie.61 In 1989 kwamen er nog twee delen van de Zwarte Vrouwen Bibliografie uit en werd een eerste aanzet gegeven om een bibliotheek- en documentatiecentrum op te bouwen. Er was echter beperkt vrouwkracht om dit voort te
56 Kempadoo, 10. 57 ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 7. 58 Ik heb hierbij niet kunnen traceren in de archieven en bij Cisca Pattipilohy wie deze administratieve medewerker is geweest. 59 Flamboyant Nieuwsbrief Flamboyant nr. 6 (juni 1987) 26. 60 Idem, 27-28. 61 Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie. Nr. 1 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1988). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie. Nr. 2 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1988). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie. Nr. 3 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1989). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie. Nr 1 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1989).
16
zetten, waardoor niet alles toegankelijk was. In 1989 bezochten ongeveer twintig vrouwen per maand de bibliotheek voor informatie of om te lezen of te studeren.62 Flamboyant kende geen leden maar gebruikers, die te verdelen zijn in twee categorieën. Ten eerste waren er de individuele vrouwen die deelnamen aan de activiteiten. Dit waren ongeveer vijfhonderd zwarte- en migrantenvrouwen, waarvan de helft woonachtig was in Amsterdam. Ten tweede waren er de al bestaande zmv-groepen en organisaties
om
een
activiteit
te
organiseren,
zoals
eenmalige
bijeenkomsten,
studieweekenden en vergaderingen. In 1987 en 1988 waren er drie vaste organisaties die zich hadden gehuisvest in het pand van Flamboyant: een Pakistaanse vrouwenorganisatie, de stichting Tres Oemas en de Marokkaanse vrouwenvereniging.63 Flamboyant zag het ook als belangrijke taak om contacten met andere zwarte- en migrantengroepen en -organisaties te onderhouden. Naast de vele gebruikers van het centrum onderhield Flamboyant contacten met 250 algemene instellingen, groepen en organisaties die gericht waren op vrouwen en minderheden. Dat Flamboyant contact onderhield met vele groepen en organisaties blijkt uit de grote hoeveelheid ingekomen stukken die zijn gearchiveerd in Atria te Amsterdam. Dit waren voornamelijk uitnodigingen van vele algemene instellingen en zmv-groepen en -organisaties. Het ging hierbij voornamelijk om studiemiddagen, conferenties, samenwerkingsverbanden en petities. Naar mijn vermoeden bezochten medewerkers van Flamboyant veel van deze activiteiten omdat er op veel van deze uitnodigingen notities waren geschreven als “wie gaat?” of “wie gaat hier naartoe?”.64 De contacten bestonden voornamelijk uit informatie over activiteiten, vacatures, het doorverwijzen van specifieke vragen, deelname aan programma’s en het afleggen van kennismaking- en oriëntatievisitaties. Ook gaf Flamboyant adviezen en begeleiding aan andere zmv-organisaties en leverde het regelmatig gastdocentes voor instellingen van hoger en wetenschappelijk onderwijs. Op deze wijze fungeerde Flamboyant als netwerk binnen de zwarte- en migrantenvrouwenorganisaties in Nederland. Dit netwerk werd onder andere in stand gehouden door het uitgeven van de nieuwsbrieven.65
62 ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’, 7-8. 63 Kempadoo, 14. 64 Zoals opgenomen in ‘ingekomen stukken 1983-1990’ in Archief Flamboyant, collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 65 Roline Redmond. ‘Daar hoor ik ook bij’: De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland. (Leiden: Stichting Bugerschapskunde Nederlands Centrum voor Politieke Vorming, 1990), 72.
17
Ook werkte Flamboyant samen met andere organisaties als het ging om het realiseren van veranderingen. Deze betroffen in de meeste gevallen het tegengaan van racisme en discriminatie. Zo eiste de organisatie een boycot tegen Zuid-Afrika van toenmalig ministerpresident Lubbers, omdat de Afrikaanse regering de apartheid niet wilde afschaffen. Hun standpunt in deze brief luidde: “Wij als zwarte mensen in Nederland voelen ons gekwetst en beledigd dat de Nederlandse regering zich niet duidelijk keert tegen het gewelddadige regime in Zuid-Afrika”.66 Flamboyant had het meeste van zijn contact met het centrum voor etnische studies van de universiteit van Amsterdam te Amsterdam. Dit stond ook wel bekend als het centrum voor Raciale en Etnische Studies (CRES) en is in 1991 opgeheven.67 Daarnaast had Flamboyant ook veel contacten met het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV), de stichting Ombudsvrouw Amsterdam (SOA), stichting Arbeidshulpverlening
in
de
wijk
Amsterdam,
het
Netwerk
voor
Zwarte-
en
Migrantenvrouwen met een hogere opleiding, het comité Zelfstandig Verblijfsrecht, het Landelijk Overleg Vrouwendocumentatiecentra en stichting Usdin.68 Flamboyant was opgezet vanuit de zwarte vrouwenbeweging en het zwarte feminisme, dat wil zeggen dat het zich organiseerde vanuit de ervaringen en het denken over (structureel) racisme en discriminatie op grond van sekse en klasse. De vrouwen die dit uitgangspunt handhaafden waren ook de voornaamste gebruikers van Flamboyant, aldus Kamala Kempadoo.69 Uit bovenstaande genoemde activiteiten en initiatieven kan geconcludeerd worden dat Flamboyant het uitgangspunt had emancipatie te bereiken door zich te verzetten tegen zowel seksisme als racisme. Dit uitgangspunt kwam goed naar voren in de tweedaagse conferentie die op 12 en 13 december 1986 werd gehouden onder de titel ‘Constellaties van racisme, seksisme en klassisme: Reproductie, verandering en verzet’. Deze
66 Het is niet duidelijk wanneer deze brief geschreven is. ‘Brief aan minister-president Lubbers’ zoals opgenomen in archief Flamboyant, ingekomen stukken betreffende zmv activiteiten 1983, 1985-1986, 1988-1990, collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 67 ‘Werkgroep Etnische Studies Amsterdam wordt opgeheven’ in NRC Handelsblad (17 mei 1991). http://www.nrc.nl/handelsblad/1991/05/17/werkgroep-etnische-studies-amsterdam-wordt-opgeheven-6967314 (geraadpleegd 5 juni 2016). 68 Deze organisaties kwamen het meest naar voren na onderzoek van de stukken die tussen 1983 en 1990 ingekomen zijn. Zoals opgenomen in ‘ingekomen stukken 1983-1990’ in Archief Flamboyant, collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Ook wordt dit bevestigd door Kamala Kempadoo, ‘Het Flamboyant centrum: Een reflexie op 3 jaar bestaan’, 14-15. 69 Kempadoo, 13.
18
conferentie werd als zeer belangrijk beschouwd onder de zmv-vrouwen en werd georganiseerd door Flamboyant en het centrum voor etnische studies. De eerste dag betrof een werk- en discussiedag over racisme, seksisme en klassisme. De tweede dag stond in het teken van het overheidsbeleid met betrekking tot de emancipatie van zwarte- en migrantenvrouwen.70 De conferentie had tot doel om op zowel op academische als op praktische wijze de zmv-vrouwen de gelegenheid te bieden om theoretische inzichten en ervaringen over racisme, seksisme en klassisme met elkaar uit te wisselen. Op de conferentie kwam onder andere de conclusie naar voren dat seksisme en racisme met elkaar verbonden moesten worden om tot complete emancipatie te komen.71 Naast deze conferentie werden in de nieuwsbrieven verhalen van vrouwen gepubliceerd die te maken hadden met racisme of discriminatie en werden er cursussen georganiseerd over racisme en discriminatie in Nederland.72 Gedurende het bestaan kreeg Flamboyant te maken met twee grote structurele problemen. Het eerste probleem betrof de huisvesting. Het pand aan de Singel werd te klein bevonden voor het grote aantal gebruikers en activiteiten. Zo was Flamboyant genoodzaakt tijdens de zojuist genoemde conferentie in 1986 een andere ruimte te vinden. De conferentie vond uiteindelijk plaats in het Odeontheater aan de Singel 460. Toen Flamboyant in 1989 verplicht moest verhuizen naar de Eerste Helmerstraat vergrootte deze problematiek; het pand was namelijk nog kleiner dan dat aan de Singel.73 Ten tweede werd het verkrijgen van subsidie steeds problematischer. Bij de oprichting moest Flamboyant al voldoen aan bepaalde eisen die pasten binnen het beleidskader van de gemeente Amsterdam. Dit betrof onder andere het integreren van zmvvrouwen. De gemeente stelde deze eisen op zonder rekening te houden met de veelsoortige wensen en behoeftes van veel zmv-vrouwen.74 Dit had onvrede bij de gebruikers en afhankelijkheid van Flamboyant als gevolg. Een ander probleem met betrekking tot subsidie was dat Flamboyant niet genoeg betaalde medewerkers had om alle taken te kunnen
70 Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’, 70. 71 Flamboyant. Nieuwsbrief Flamboyant nr. 6 (juni 1986), 33-34. 72 Flamboyant. Nieuwsbrief Flamboyant nr. 5 (november 1986) en nieuwsbrief Flamboyant nr. 6 (juni 1986). 73 Kempadoo, 20-21. 74 Ik heb het beleidskader met eisen van de gemeente Amsterdam niet terug kunnen vinden in de archieven van Flamboyant.
19
voldoen en hierdoor zeer afhankelijk was van het aantal vrijwilligers.75 Stichting Ombudsvrouw , een stichting die hulp aan vrouwen bood met betrekking tot hun werksituaties, schreef in 1985 een brief naar de gemeenteraad van Amsterdam waarin ze stelde dat door het niet tot nauwelijks toekennen van de subsidie, de ontplooiing en de ontwikkeling als organisatie werd belemmerd. Daarnaast was stichting Ombudsvrouw van mening dat de gemeente Amsterdam niet duidelijk had gemaakt waarom zij deze subsidie niet toekenden aan Flamboyant. Een organisatie als Flamboyant droeg bij aan de emancipatie,
integratie
en
positieverbetering
van
zmv-vrouwen,
hetgeen
een
verantwoordelijkheid was van de gemeente Amsterdam, aldus stichting Ombudsvrouw.76 Aan het einde van de jaren tachtig bleek de strijd voor meer subsidie verloren te zijn. Flamboyant zou een té intellectueel karakter gekregen hebben, wat voor de gemeente een indicator was dat de emancipatie en integratie van de zmv-vrouwen van Flamboyant was voltooid. Zo blijkt ook uit mijn gesprek met Cisca Pattipilohy en Lioe Tan: Flamboyant was zo succesvol dat het in meerdere mate een intellectueel karakter kreeg. Dit had de gemeente Amsterdam door. Flamboyant was in eerste instantie opgericht om de integratie te bevorderen. Dit was voor de gemeente een teken dat deze integratie voltooid was.77 Pattipilohy noemde dit een vorm van kapitalisme: het intellect was te hoog geworden waardoor onderdrukking niet meer mogelijk was. Het betekende echter wel het einde voor Flamboyant, zonder subsidie konden zij niet meer bestaan. Op 31 december 1990, na een hevig maar vergeefs protest, moest Flamboyant haar deuren sluiten en werd het opgeheven. De subsidie werd stopgezet, met uitzondering van de kosten voor de huur van een ruimte in het vrouwenhuis, een gebouw van een radicaalfeministisch bolwerk in Amsterdam. Na veel vergaderen en discussiëren besloten Moni Weiss en Veronica van Roon, vrijwilligsters bij Flamboyant, een nieuwe zmv-
75 Loewenthal, 98. 76 Brief van Stichting ombudsvrouw Amsterdam aan de Gemeenteraad van Amsterdam met het onderwerp; ‘Positie organisatie van vrouwen uit etnische/culturele bevolkingsgroepen’. De brief is geschreven op 14 juni 1985. Zoals opgenomen in Archief Flamboyant, ingekomen stukken 1985-1990, uit het archief van ZAMI, gearchiveerd op mei 2006, Collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 77 Vgl. gesprek met Cisca Pattipilohy en Lioe Tan zoals deze in de bijlage 1 is opgenomen.
20
organisatie op te zetten onder de naam ZAMI.78 Zij vonden het zonde om een initiatief als Flamboyant weg te gooien, waar zij meer kennis hadden opgedaan over thema’s als zwart feminisme, racisme en zwarte vrouwenliteratuur. Op 8 december 1991 werd de functie van het ontmoetingscentrum officieel overgenomen door ZAMI.79 Het documentatiecentrum van Flamboyant werd ondergebracht in het IAV. Vandaag de dag is het documentatiecentrum ondergebracht bij de collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in het Atria. Flamboyant had zich vanaf 1985 ontwikkeld vanuit een kleine groep zmv-vrouwen die het initiatief namen een landelijk centrum op te richten waar veel activiteiten plaats vonden, zmv-vrouwen elkaar ontmoetten, zwarte literatuur geïnventariseerd werd en vervolgens gedocumenteerd tot een eigen collectie. Troetje Loewenthal is van mening dat Flamboyant een succes was ondanks de geleverde strijd: Flamboyant is belangrijk geweest voor de zwarte vrouwen van dat moment. Het heeft in ieder geval de samenwerking tussen verschillende zwarte vrouwengroepen versterkt en bijgedragen van de vergroting van de kennis over seksisme en racisme. Er zijn nog steeds vrouwen actief uit die tijd. Tenslotte zonder Flamboyant had het IIAV geen collectie opgebouwd met informatie van en over zwarte vrouwen.80
78 ZAMI ontleent haar naam aan Audre Lorde’s roman ZAMI, a New spelling of my name (1982). Zoals zij als voorbeeldfunctie fungeerde voor Flamboyant deed zij dat ook voor ZAMI. 79 Twie Tjoa, ‘Zami, Een einde en een nieuw begin: Twie Tjoa in gesprek met Cisca Pattipilohy op 15 september 2006’ in Moni Weiss, ed., Zonder wrijving geen glans: De meerwaarde van ontmoeting (Amsterdam: ZAMI, 2006), 11, aldaar 11. 80 Vgl. gesprek Troetje Loewenthal via de mail op 30 april 2016 in bijlage 1.
21
De zmv-vrouwen die betrokken waren bij Flamboyant hadden, zoals in hoofdstuk twee beschreven is, allesbehalve een eenduidige identiteit. Ondanks deze meervoudige identiteiten van de gebruikers van Flamboyant had de organisatie één uitgangspunt en organiseerde ze zich toch vanuit één collectieve identiteit. In dit hoofdstuk zal de collectieve identiteit van Flamboyant worden geanalyseerd aan de hand van de vragen zoals die in de inleiding zijn gesteld: Hoe ontwikkelde de collectieve identiteit van Flamboyant zich in de periode van 1985 tot en met 1990? Wie hoorden bij de ‘wij’ en wie niet? Welke uitgangspunten vormden de basis van deze collectieve identiteit? Op welke wijze droeg Flamboyant
haar
functie
als
ontmoetingscentrum
en
als
bibliotheek-
en
documentatiecentrum bij aan de totstandkoming van de collectieve identiteit? Op wat voor wijze gaf Flamboyant haar collectieve identiteit vorm? Met welke publieke persoonlijkheden associeerde Flamboyant zich? Hierbij wordt uitgegaan van definitie van collectieve identiteit zoals deze beschreven is door Poletta en Jasper in hoofdstuk een. In plaats zich te verenigen met de heersende Nederlandse identiteit van ‘wit’, voerde Flamboyant haar eigen culturele identiteitspolitiek van ‘zwart’, een nieuwe en onbeschreven identiteit.81 De heersende identiteit werd door de Afro-Amerikaanse schrijfster Audre Lorde (1934-1992) geformuleerd als de ‘mythische norm’: Somewhere, on the edge of consciousness, there is what I call a mythical norm, which each one of us within our hearts knows “that’s not me”. In America, this norm is usually defined as white, thin, male, young, heterosexual, Christian, and financially secure. It is with this mythical norm that the trappings of power reside within society.82 Deze ‘witte’ norm klonk ook door in de Nederlandse vrouwenbeweging die ontstaan was in de zogenoemde tweede feministische golf. Flamboyant, en andere zmv-bewegingen en organisaties, herkenden zich niet in het onbehagen van de Nederlandse vrouwenbeweging, door Joke Kool-Smit (1933-1981) in 1967 geschetst in haar artikel ‘Het onbehagen bij de
81 R. Voet, 139. 82 Audre Lorde, Sister Outsider: Essays and speeches. (New York: Crossing Press, 1984) 116.
22
vrouw’.83 Het onbehagen van de zmv-vrouwen in Nederland was complex en werd niet enkel gevormd door seksisme, maar ook door racisme en andere problematiek zoals verblijfsvergunningen, afhankelijkheid van de echtgenoot, uithuwelijking en sociaal isolement door onder andere taalachterstand.84 In hoofdstuk een is beschreven dat er vaak sprake is van een bewuste of onbewuste tweedeling bij identiteitsgerichte bewegingen of organisaties. Door de verschillen in uitgangspunten is er op deze wijze in de jaren tachtig een tweedeling ontstaan in de vrouwenbeweging in Nederland. De zmv-vrouwen hadden het gevoel dat zij niet werden erkend door de witte meerderheid van de Nederlandse vrouwenbeweging. Het gevolg was een gevoel van onzichtbaarheid die, zoals in hoofdstuk twee genoemd, voor het eerst echt naar voren kwam tijdens de Winteruniversiteit van 1983 te Nijmegen. Dit gevoel werd de basis voor de oprichting van Flamboyant als eerste formele landelijke zmv-organisatie. Zij organiseerden zich vanuit de identiteit van zmv-vrouwen en richtte zich op de problematiek die hiermee samenhing. Hierdoor lag de nadruk bij Flamboyant voornamelijk op erkenning, bewustwording en racisme.85 3.1 Het ontmoetingscentrum en het bibliotheek- en documentatiecentrum
De collectieve identiteit van Flamboyant komt naar voren in zowel haar functie als ontmoetingscentrum als haar functie als bibliotheek- en documentatiecentrum. De activiteiten die in het centrum van Flamboyant werden gehouden waren voornamelijk gericht op het schrijven en lezen van (zwarte) literatuur, arbeidshulpverlening en kunst over de positie van zmv-vrouwen in Nederland. Deze activiteiten focusten zich voornamelijk op het onbehagen bij zmv-vrouwen over racisme en seksisme, dat mobiliserend werkte. Het doel van deze activiteiten was het verkrijgen van informatie door het analyseren en bespreken van ervaringen die vrouwen hadden opgedaan als etnische minderheid in de Nederlandse samenleving. Twie Tjoa is van mening dat het analyseren van ervaringen hetgeen is wat Flamboyant bijzonder maakte;
83 Joke Kool-Smit, ‘Het onbehagen bij de vrouw’ De Gids 130 nr. 9/10 (november 1987) 267-281. 84 Vilian van de Loo, De vrouw beslist: De tweede feministische golf in Nederland. (Wormer: Inmerc, 2005) 193. 85 Linda Hoyer, Zwarte vrouwen: Bewustwording en beweging. Een onderzoek naar de landelijke zwarte vrouwengroep 1983-1987 (Nijmegen: KUN, 1990) 56-60.
23
Zwart feminisme ging om informatie; het uitwisselen van ervaringen en je daarmee positioneren. Dit werd bereikt door ontmoeting. Flamboyant fungeerde hierbij als trefpunt waar al deze functies samen kwamen, daarnaast focuste zij zich niet op één enkele groep maar waren ze zo inclusief mogelijk om alle etnische groepen te betrekken.86 Stichting Ombudsvrouw was van mening dat organisaties als Flamboyant een noodzaak waren met betrekking tot emancipatie en positieverbetering van vrouwen die een etnische minderheid vormden. Activiteiten van deze organisaties die een bewustwordingsproces op gang brachten, waren onder meer emancipatorisch te noemen, aldus stichting Ombudsvrouw in een brief aan de gemeente Amsterdam die verstuurd is op 14 juni 1985 vanwege het korten van subsidie.87 Flamboyant organiseerde zich niet door middel van protesten of demonstraties maar droegen hun standpunt uit door middel van informatievoorziening. Pattipilohy is van mening dat informatie een grote rol speelde in het proces van emancipatie; De strijd van vrouwen voor emancipatie ziet informatie als een integraal onderdeel van die strijd. Informatie is voor zowel beleid, als onderzoek en onderwijs van essentieel belang.88 De zmv-vrouwen van Flamboyant voelden zich niet erkend door zowel de Nederlandse vrouwenbeweging als door de gehele Nederlandse samenleving. Zo besteedden de media in de jaren tachtig weinig aandacht aan deze vrouwen en werd er weinig onderzoek verricht naar de positie van zmv-vrouwen in Nederland. Het Bidoc-project uit 1987 toonde aan dat de voorziening van informatie met betrekking tot zmv-vrouwen ontbrak of niet goed gecategoriseerd was in openbare- en universitaire bibliotheken en archieven.89 De eerste door Flamboyant uitgegeven Zwarte Vrouwen Bibliografie (1988) geeft in het voorwoord 86 Vgl. bijlage 2: het gesprek Twie Tjoa op 4 mei 2016. 87 Brief van Stichting Ombudsvrouw Amsterdam aan de Gemeenteraad Amsterdam op 14 juni 1985 te Amsterdam betreft ‘positie organisatie van vrouwen uit etnische/culturele bevolkingsgroepen’ Archief Flamboyant ingekomen stukken betreffend zmv activiteiten 1985-1990 (uit het archief van ZAMI, mei 2006), collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 88 Cisca Pattipilohy. ‘Bibliografisch onderzoek naar aanwezige maar minder toegankelijke literatuur betreffende zwarte vrouwen in Nederland’ 20 89 ‘Jaarverslag Flamboyant 1989’ 9.
24
hier een verklaring voor. Informatie met betrekking tot vrouwen zou over het algemeen geordend en gecategoriseerd worden vanuit een wit feministisch perspectief waardoor zmvvrouwen in Nederland niet tot nauwelijks aandacht kregen met betrekking tot informatievoorziening.90 Dit is bijvoorbeeld te herkennen aan de manier van categoriseren. De categorieën die in openbare- en universiteitsbibliotheken of algemene- en vrouwenarchieven werden gebruikt, waren onder andere categorieën als ‘arbeidskansen’, ‘onderwijsproblemen’, ‘achterstand’, ‘hulpverlening’, ‘minderheden’ en ‘culturele- en etnische identiteit’.91 In sommige gevallen stond de informatievoorziening voor en van zmvvrouwen zelfs bij een hele andere categorie, bijvoorbeeld ‘landbouw’.92 Hierdoor werd deze informatievoorziening ontoegankelijk, onvindbaar en daarmee onzichtbaar. Deze manier van categoriseren zegt veel over de manier waarop de Nederlandse samenleving in de jaren tachtig aankeek tegen de vrouwen die behoorden tot een etnische minderheid. De zmv-vrouwen werden niet erkend, omdat zij niet correspondeerden met de sociale constructie van de ‘mythische norm’. En als ze wel werden erkend in bibliotheken of archieven, dan werd er geen draagvlak geboden en werden ze neergezet als subject in een derdewereldland of als minderheid in Nederland. Cisca Pattipilohy is van mening dat deze manier van categorisering ook te maken heeft gehad met de nalatigheid van de overheid ten opzichte van instellingen als bibliotheken en archieven, die in het nadeel werkte voor de zmv-vrouwen. Deze instellingen leverden de Nederlandse overheid geen winst waardoor die er niet genoeg in investeerde vooor een nauwkeurige categorisering en een uitgebreide collectie.93 Flamboyant zette zich als groep in om de onzichtbaarheid tegen te gaan door het opzetten van een eigen bibliotheek- en documentatiecentrum met een collectie van literatuur en informatie voor en door zmv-vrouwen: Flamboyant heeft vanaf het begin van haar bestaan op het standpunt gestaan dat informatie, het oprichten en in stand houden van een eigen bibliotheek- en documentatiecentrum van beslissend belang is voor de ondersteuning en de 90 Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie, nr. 1 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1988) 5. 91 Cisca Pattipilohy, ‘Bibliografisch onderzoek naar aanwezige maar minder bibliografisch onderzoek betreffende zwarte vrouwen in Nederland’ 10. 92 Zie gesprek Cisca Pattipilohy en Lioe Tan op 11 mei 2016 in bijlage 2. 93 Ibidem.
25
ontwikkeling van de zwarte vrouwenbeweging en de strijd voor verbetering van hun positie, hun verzet tegen racisme en discriminatie en het inhalen van achterstand op allerlei gebied. Zo’n centrum zal zich inzetten voor het ‘zichtbaar’ maken van zwarte vrouweninformatie, deze verzamelen en ontwikkelen, ze toegankelijk maken en met eigen oriëntatie en ze ter beschikking stellen aan en verspreiden naar de doelgroep.94 Het ontbreken van informatie vormde een groot obstakel voor wetenschappelijk onderzoek naar zmv-vrouwen in Nederland. Het gebrek aan onderzoek zorgde voor onwetendheid. Dit stimuleerde het denken in tegenstellingen waardoor er een tweedeling ontstond, met als gevolg een tendens van sociale ongelijkheid en uiteindelijk racisme. Naast het tegengaan van onwetendheid draagt informatievoorziening bij aan de mogelijkheid tot analyse en onderzoek van de eigen geschiedenis. Dit had de vorming van een sterke collectieve identiteit als gevolg. Door het opzetten van een eigen collectie vanuit het perspectief van de ‘zmv vrouw’ maakte Flamboyant zmv-vrouwen in Nederland op letterlijke wijze zichtbaar. Het perspectief dat door Flamboyant werd aangehouden is dat informatievoorziening voor en door zmv-vrouwen niet los gezien kon worden van racisme. In veel gevallen is deze informatie internationaal georiënteerd.95 Informatievoorziening is onmisbaar met betrekking tot beleid, onderzoek, educatie en maatschappelijke plaatsbepaling. Kennis en informatie betekent macht, wat betekent dat degene die deze kennis en informatie niet heeft of daartoe geen toegang heeft, zoals de zmv-vrouwen, automatisch ondergeschikt is aan degene die wel kennis en informatie heeft.96 Deze machtsverhouding wordt in stand gehouden door verschillende belangen. Zo wordt een collectie in een bibliotheek of archief aan de ene kant bepaald door degene die de collectie opstelt – in het geval van Flamboyant was dit Flamboyant zelf- en aan de andere kant door degene die deze collectie financiert - de gemeente Amsterdam en de DCE in Den Haag.97 Voor de zmv-vrouwen van Flamboyant werden zmv-vrouwen enkel vanuit een wit en/of mannelijk perspectief benaderd. Dit motiveerde Flamboyant tot het opzetten van een 94 Cisca Pattipilohy. ‘Bibliografisch onderzoek naar aanwezige maar minder toegankelijke literatuur betreffende zwarte vrouwen in Nederland’, 21. 95 Flamboyant, Zwarte Vrouwen Bibliografie, nr. 1. 96 Saskia E. Wieringa, and Susan. Jessop. Traveling Heritages : New Perspectives on Collecting, Preserving and Sharing Women's History.(Amsterdam: Ak, 2008), 22. 97 Gloria Wekker, Show me your archive: opening statement seminar traveling heritages (Amsterdam, IIAV, 2005).
26
eigen collectie. Zoals in hoofdstuk twee en hierboven naar voren komt, had Flamboyant te maken met het behartigen van verschillende belangen waardoor het realiseren van deze collectie zeer veel problemen met zich meebracht. Hierbij hadden de financierende partijen, de gemeente en DCE, de meeste kennis, het meeste geld en daarmee de meeste macht. Ondanks deze machtsverhouding kwam er een sterke collectieve identiteit van de zmvvrouwen tot stand in Flamboyant haar functies als ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum waarbij zij zich inzetten tegen seksisme en racisme. 3.2. Books are weapons: Literatuur en informatie als vraag en antwoord
In
de
functies
van
Flamboyant
als
ontmoetingscentrum
en
bibliotheek-
en
documentatiecentrum werd over het algemeen veel aandacht besteed aan literatuur. Het opzetten van een bibliotheek- en documentatiecentrum, het uitgeven van een bibliografie, het bezoek van onder andere Audre Lorde en Alice Walker, literatuurcursussen, schrijfcursussen, poëzieavonden en het citeren van grote schrijfsters vormden slechts een paar voorbeelden van de hoeveelheid aandacht die Flamboyant besteedde aan (zwarte) literatuur. Zoals eerder beschreven protesteerde Flamboyant niet met spandoeken voor een gemeentehuis, maar profileerde het zich op ideologische wijze door middel van informatie en literatuur: books are weapons. De zmv-vrouwen die actief waren in Flamboyant herkenden zich in situaties die beschreven werden in wetenschappelijke literatuur omtrent seksisme en racisme en de (autobiografische) zwarte literatuur die voornamelijk afkomstig was uit de Verenigde Staten. Door de herkenning en de identificatie droeg literatuur en informatie bij aan het tot stand komen van de collectieve identiteit van Flamboyant Door middel van taal konden de zmv-vrouwen hun identiteit formuleren en verklaren. Flamboyant gebruikte taal als ‘wapen’ om gevestigde conventies en stereotyperingen te doorbreken of te beïnvloeden.98 Tijdens cursussen en studiemiddagen van Flamboyant met betrekking tot literatuur, schrijven en journalistiek konden de zmv-vrouwen hun ervaringen in relatie tot seksisme en racisme beschrijven, delen, herkennen, begrijpen en ervan leren.99
98 M. Weiss, V. van Roon, B. Hackman en L. Salomon. ‘Inleiding literatuurcursus Flamboyant 1989’, p. 1-2 zoals opgenomen in het Archief van Flamboyant collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 99 Isabel Hoving en Gabbi Mesters, ‘Een vrouw die danst in de regen: Strategieën van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouw in literatuur, theater en film’ in in Caleidoscopische visies: De zwarte, migranten- en
27
De zwarte feministische literaire traditie vormde een onderdeel van het zwarte feminisme en is voornamelijk afkomstig uit de Verenigde Staten. Het ontwikkelde zich vanuit de autobiografische verhalen over slavernij, de zogenaamde slave narratives. In de jaren zestig tot en met tachtig verschenen er talloze nieuwe edities van deze slave narratives waaronder van de auteurs die de boventoon voerden in dit genre: Frederick Douglass (1845), Olaudah Equiano (1789) en Harriet A. Jacobs (1861).100 De herontdekking van deze slave narratives was nauw verworven met de (zwarte) bewegingen en organisaties die zich organiseerden vanuit identiteitspolitiek.101 Zo herkenden de vrouwen die actief waren bij Flamboyant zich erg in het levensverhaal van Harriet A. Jacobs. In 1983 publiceerde de feministische uitgeverij Sara de vertaling van Incidents of the life of a slave girl onder het pseudoniem van Jacobs, Linda Brent, met een inleiding van de Surinaams-Nederlandse antropologe Philomena Essed. Jacobs kreeg als zwarte vrouw en slavin in haar hele leven te maken met zowel racisme als seksisme waardoor zmv-vrouwen zich goed in dit verhaal konden erkennen. Naast de slave narratives waren er binnen de zwarte literaire traditie ook zwarte schrijfsters uit de Verenigde Staten die romans, poëzie of wetenschappelijke literatuur schreven. Dit waren vaak sterke persoonlijkheden en grote denkers waar Flamboyant zich mee associeerde. Zij hadden een voorbeeldfunctie waardoor ze deel uitmaakten van de collectieve identiteit van Flamboyant.102 Deze voorbeeldfunctie werd bij Flamboyant voornamelijk vertolkt door de eerder genoemde Afro-Amerikaanse schrijfster Audre Lorde. In de activiteiten werd er veel aandacht besteedt aan het werk van Lorde.103 Zo werd het geanalyseerd, werd erover gediscussieerd en werd het voorgedragen. Naast dat Lorde veel literaire werken schreef over haar ervaring met racisme en seksisme als Afro-Amerikaanse vrouwelijke lesbienne, verzette zij zich ook nadrukkelijk tegen het denken in dichotomieën en de door haar genoemde
vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland. Ed. Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001), 117 - 152, aldaar 125. 100 Vgl. Frederick Douglass, Narrative of the life of Frederick Dourglass, an American slave: Written by himself . (Boston: American Anti-Slavery Society, 1845). Olaudah Equiano, The interesting narrative of the life of Olaudah Equiano, or Gustavas Vasa, the African. Written by himself (London: Author, 1789) en Harriet Jacobs, Incidents in the life of a slave girl: Written by herself, Lydia Maria Child ed. (Boston: Author, 1861). 101 Marijke Huisman, Verhalen van vrijheid: Autobiografieën van slaven in transnationaal perspectief 1789-2013 (Hilversum: Verloren, 2015) 158-159. 102 Weiss, Hackman en Salomon. ‘Inleiding literatuurcursus Flamboyant 1989” 7. 103 Vgl. onder andere: Audre Lorde, Zami: A New Spelling of My Name. (New York: The Crossing Press, 1983), Audre Lorde, Sister Outsider: Essays and speeches. (New York: Crossing Press, 1984).
28
‘mythische norm’. Een groot centraal thema is in haar gedachtegoed was dat zij streed voor de acceptatie van verschillen en het anders-zijn. Lorde ging uit van het principe, zoals in het openingscitaat van deze scriptie naar voren komt, dat het niet de verschillen zijn die ons scheiden maar het onvermogen deze verschillen te herkennen, accepteren en in kracht om te zetten.104 Naast Lorde werd in Flamboyant ook veel aandacht besteed aan Afro-Amerikaanse feministes als Angela Davis, een politieke activiste en auteur van het boek women, race &
class (1981).105 Ook bell hooks voerde de boventoon in het Afro-Amerikaanse feminisme in de Verenigde Staten als sociaal activist en auteur van het bekende boek Ain’t I a women:
Black women and feminism (1982).106 Zowel Davis als hooks hebben naast Lorde een bezoek gebracht aan het centrum van Flamboyant.107 Ook in Nederland weerklonk in de jaren tachtig de zwarte literaire traditie. Zmvvrouwen begonnen met het publiceren van werk over hun identiteit als ‘zmv-vrouw’ in Nederland. Vrouwen als Marion Bloem (Geen gewoon Indisch meisje, 1983) en Astrid Roemer (Over de gekte van een vrouw, 1982) schreven over hun identiteit als ‘zmv-vrouw’ in Nederland. De Surinaamse schrijfster Joanne Werners schreef in 1987 over de lesbische liefde en de vrouwenbeweging in haar boek Droomhuid, één van de weinig romans waarbij de auteur zich duidelijk identificeerde met de zmv-vrouwenbeweging in Nederland en met Flamboyant.108 De receptie van de Nederlandse zwarte literatuur was echter zeer kritisch.109 Hoewel deze boeken nooit tot de Nederlandse literaire canon gerekend zijn, lijkt hier verandering in te komen. Op 14 december 2016 werd de P. C. Hoofdprijs toegekend aan Astrid Roemer voor haar gehele oeuvre. De jury van de prijs was van mening dat Roemer op unieke wijze literair experiment en het actuele debat combineert. In haar literatuur wordt voornamelijk de nadruk gelegd op de geschiedenis van Suriname en tevens van de slavernij, een geschiedenis die bij menig Nederlander onbekend is.110 104 Zoals genoemd in de programmareeks ‘Grote Denkers’ georganiseerd door De Balie te Amsterdam. Op 6 maart 2016 werd er in deze programmareeks aandacht besteedt aan Audre Lorde. 105 Angela Davis, Women, Race and Class (New York: Random House, 1983). 106 Bell Hooks, Ain’t I a Women: Black women and feminism (London: Pluto Press, 1982). 107 Ik heb hier niets van terug konden vinden in de archieven van Flamboyant zoals deze in het Atria opgenomen zijn. Deze informatie is afkomstig van het gesprek met Lioe Tan en Cisca Pattipilohy. Vgl. bijlage 1: gesprek met Cisca Pattipilohy en Lioe Tan op 11 mei 2016. 108 Isabel Hoving en Gabbi Mesters, ‘Een vrouw die danst in de regen: Strategieën van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouw in literatuur, theater en film’ 124. 109 Idem, 147. 110 Arjen Fontuin, ‘P.C. Hooftprijs 2016 naar Astrid H. Roemer’ in NRC Handelsblad (15 december 2015) http://www.nrc.nl/nieuws/2015/12/15/p-c-hooftprijs-2016-naar-astrid-h-roemer (geraadpleegd 15 juni 2016)
29
Bovenstaande schrijfsters en auteurs stonden bij Flamboyant zeer in de belangstelling. Over het algemeen betrof de zwarte literatuur die werd behandeld voornamelijk autobiografieën, wetenschappelijke werken, romans of dichtbundels waarin de identiteit van zowel zwart, migrant en vluchteling als de identiteit van vrouw nadrukkelijk naar voren wordt gehaald.111 De thematiek binnen deze literatuur bestond voornamelijk uit onderdrukking in de vorm van seksisme, racisme, klassisme of onderdrukking op grond van seksualiteit die onder andere werd gevormd door het denken in dichotomieën.112 Deze kenmerken van de zwarte literaire traditie zorgden, net als informatievoorziening, voor erkenning en bewustwording, wat vervolgens weer de versterking van de collectieve identiteit als gevolg had. Levensverhalen zoals beschreven in autobiografische teksten geven mensen een stem, een gezicht en een geschiedenis van subjecten die onzichtbaar waren in de cultuur van de gevestigde norm. Met betrekking tot Flamboyant zorgde zwarte literatuur en informatie voor identificatie, mobilisatie en het in leven houden van de herinnering aan het onrecht om herhaling van dat onrecht in de toekomst te voorkomen.113 Hierbij is te zien dat er bij identiteitsgerichte bewegingen en organisaties een grote behoefte is aan de articulatie van de eigen identiteit, zoals in hoofdstuk een is beschreven. In de inleiding van de Nederlandse vertaling van het slave narrative van Harriet A. Jacobs schreef Philomena Essed: “Het racisme van toen vormt een fundamenteel gegeven voor het begrijpen van hedendaags racisme van witte vrouwen ten opzichte van zwarte vrouwen”.114 Dit principe vormde het gedachtegoed van Flamboyant, waarin het zich verzette tegen de onderdrukking die ontstond door seksisme en racisme maar ook door de onzichtbaarheid die zmv-vrouwen ervoeren in de Nederlandse samenleving. Hiermee werd de collectieve identiteit van Flamboyant, waarmee het persoonlijke politiek werd, gevormd. 3.3 Het denken over gender en etniciteit
Het is duidelijk geworden dat het uitgangspunt en de activiteiten van Flamboyant zich voornamelijk richtten op het bevorderen van de bewustwording en erkenning van zmv111 Lucia Nankoe en Essa Reijmers, ‘Identiteit van zwarte vrouwen in romans’ Forum der Letteren 29 nr. 3 (september 1988) 179 - 191, aldaar 179. 112 Lucia Nankoe en Essa Reijmers, ‘Identiteit van zwarte vrouwen in romans’, 184. 113 Fuyuki Kurasawa, The work of global injustice. Human rights as practices (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), 25. 114 Philomena Essed, ‘Inleiding’ in Linda Brent, Harriet A. Jacobs, In slavernij (Amsterdam: Sara, 1983) 6.
30
vrouwen. Hierbij concentreerde Flamboyant zich voornamelijk op het ontwikkelen van een antiracistisch theoretisch kader dat de samenhang exploreerde tussen raciaal-etnische, sekseen klasseformaties en de (re)productie van sociale ongelijkheid en verklaarde. De zmvvrouwen van Flamboyant waren van mening dat de actualiteit van het probleem van racisme, in combinatie met de economische teruggang van Nederland en de voortdurende sociale ongelijkheid tussen de blanke meerderheid en de etnische minderheden, de noodzaak onderstreepte dat er vanuit de wetenschap een bijdrage geleverd moest worden. 115 Deze pogingen tot formuleren van de problematiek en hier een verklaring voor geven, vormde een rode draad in de organisatie van Flamboyant en vond in de jaren negentig zijn weerklank in de academische wereld van vrouwenstudies. Deze weerklank ontstond door een paradigmawisseling binnen de wetenschap van vrouwenstudies, die zich vanaf de jaren tachtig voordeed. Onder invloed van het Angelsaksische discours vond in de jaren tachtig het begrip ‘gender’ haar ingang waardoor er in mindere mate nog gebruik werd gemaakt van het begrip ‘sekse’. Met deze paradigmawisseling van sekse naar gender en de toenemende focus op de verschillen tussen vrouwen, plaatste het aspect van etniciteit vanaf het einde van de jaren tachtig op de feministische agenda.116 Door invloeden van het zwarte feminisme uit de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en de toename van etnische minderheden werd er ook in Nederland steeds meer aandacht gegeven aan etniciteit in combinatie met andere ordeningsprincipes als gender. In deze landen waren de zmv-vrouwen dermate goed ontwikkeld dat ze in staat waren theorieën te ontwikkelen met betrekking tot de onderdrukking die zij als zmv-vrouw ervoeren. Deze
paradigmawisseling
heeft
uiteindelijk
geleid
tot
het
zogenoemde
‘kruispuntdenken’. Dit betreft een theorie die in Nederland is geïntroduceerd door Gloria Wekker tijdens haar oratie ‘Nesten bouwen op een winderige plek: Denken over gender en etniciteit in Nederland’, waarmee zij in 2002 de eerste hoogleraar in gender en etniciteit werd.117 Dit principe wordt ook wel intersectionality genoemd en heeft vanaf 1989, door 115 Archief Tineke E. Jansen, inv.nr 27, collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 116 Gloria Wekker en Helma Lutz, ‘Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland’ in Caleidoscopische visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland. Ed. Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 25 - 50, aldaar 36 - 37. 117 Gloria Wekker, Nesten bouwen op een winderige plek: Denken over gender en etniciteit in Nederland (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002).
31
het artikel ‘Demarginalizing the intersection of race and sex’ van Kimberlé Crenshaw, zijn intrede gemaakt in de Verenigde Staten.118 Het ‘kruispuntdenken’ is een theorie waarin ervan uit wordt gegaan dat gender geen losstaand concept is, maar in samenhang moet worden gezien met andere principes die een samenleving ordenen, zoals onder andere natie, klasse, seksualiteit en in het bijzonder etniciteit. Identiteitsvorming betreft hierbij een complementair en meervoudig proces. Hierdoor konden de zmv-vrouwenbewegingen en organisaties
zich
op
ideologische
wijze
niet
verenigen
met
de
Nederlandse
vrouwenbeweging, die zich enkel richtte op seksisme. Flamboyant was van mening dat als er recht gedaan moest worden aan elke vrouw, seksisme en racisme in relatie tot elkaar moesten worden gezien. Dit werd al geconcludeerd ten tijde van de conferentie ‘Constellaties van racisme, seksisme en klassisme’ die werd gehouden in 1986. Ook vrouwen waarmee Flamboyant zich associeerde, zoals Audre Lorde, verkondigden in hun werk het principe dat seksisme en racisme samen dienen te worden gezien en niet los van elkaar beschouwd kunnen worden. Het kruispuntdenken dient ook als verklarend inzicht voor racisme. Minderheden zijn namelijk sociaal geconstrueerd. Ze komen tot stand door middel van dichotomieën zoals zwart en wit of man en vrouw. Het denken in dichotomieën gaat vaak samen met machtsverhoudingen, wat sociale ongelijkheid als gevolg heeft. Dit denken wordt, zoals hierboven beschreven, voornamelijk veroorzaakt door onwetendheid. Zo wordt de categorie van ‘wit’ in de Nederlandse context gezien als meerderheid enals machtiger dan de categorie van ‘zwart’.119 Op deze wijze ontstaat er een ‘mythische norm’ zoals deze hierboven geformuleerd is door Audre Lorde. De machtsverhoudingen ontstaan dus door het niet erkennen van verschillen wat in veel gevallen, dan wel bewust of onbewust, racisme als gevolg heeft. 120 Dit blijkt bijvoorbeeld uit het voorbeeld wat genoemd werd door Twie Tjoa werd genoemd tijdens ons gesprek op 4 mei 2016.121 Twie Tjoa was in de jaren negentig werkzaam bij vakbond FNV. De vakbond nam op een gegeven moment twee resoluties aan: er moesten meer vrouwen aan de top komen en zwarten, migranten en vluchtelingen zouden
118 Kimberlé W. Crenshaw, ‘Demarginalizing the intersection of race and sex: A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics’ Chicago Legal Forum: A special issue: Feminism in the law: Theory, Practice and criticism (University of Chicago, 1989): 139-167. 119 Lucia Nankoe en Essa Reijmers, ‘Identiteit van zwarte vrouwen in romans’ 183. 120 Gloria Wekker en Helma Lutz, ‘Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland’ 32. 121 Vgl. Bijlage 2: gesprek Twie Tjoa op 4 mei 2016.
32
niet aan de top moeten komen want daar zou geen draagvlak voor zijn. Twie was, naar haar zeggen, zowel vrouw als zwart. Haar categorie als ‘zwarte vrouw’ werd op deze manier niet erkend binnen een institutie als de FNV. Dit laat zien dat het denken in tegenstellingen een uitsluitend mechanisme vormt omdat niemand een eenduidige identiteit heeft. Dit is ook het standpunt dat verkondigd wordt door Flamboyant. Flamboyant was van mening dat het kruispuntdenken noodzakelijk is om als zmv-vrouw te functioneren in de Nederlandse samenleving, omdat deze vrouwen hierdoor zichtbaar werden en konden emanciperen. Hiermee vormt het beginsel dat later het kruispuntdenken is gaan heten een groot deel van de collectieve identiteit van Flamboyant. In het ontmoetingscentrum werd de ruimte geboden om over kwesties als racisme, discriminatie, seksisme en sociale ongelijkheid te spreken en met elkaar in dialoog te gaan. In de bibliotheek- en documentatiecentrum werd de onzichtbaarheid en de ontkenning tegen gegaan en de mogelijkheid geboden om een theoretisch kader te ontwikkelen omtrent seksisme en racisme. Hiermee vormde het vroege begin van het latere kruispuntdenken het fundament van de collectieve identiteit van Flamboyant.
33
Deze scriptie geeft antwoord op de vraag: hoe kwam de collectieve identiteit bij het ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum Flamboyant tot stand tussen 1985 en 1990 in Nederland en wat zijn de kenmerken van deze collectieve identiteit? Flamboyant betrof een unieke organisatie waarin voor het eerst een duidelijk zwarte identiteit werd uitgedragen middels de functie van een landelijk ontmoetingscentrum en een bibliotheek- en documentatiecentrum. Om bovenstaande vraag te beantwoorden heb ik in het eerste hoofdstuk een theoretisch kader proberen te schetsen op basis van de volgende vragen: wat is een collectieve identiteit en hoe wordt deze gevormd? Welke bewegingen organiseren zich vanuit hun identiteit? Wat was de algemene (collectieve) identiteit van de zwarte, migrantenten en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland ten tijde van de jaren tachtig? De collectieve identiteit, zoals deze gedefinieerd is door Poletta en Jasper, speelde een grote rol bij de zogenoemde nieuwe sociale bewegingen de opkwamen na de Tweede Wereldoorlog. Flamboyant is een voorbeeld van een nieuwe sociale beweging die zich in meerdere mate organiseerde vanuit een intellectuele en morele doelstelling in plaats van een materiële doelstelling. Flamboyant bedreef hiermee een identiteitspolitiek waarbij zij zich mobiliseerden op basis van gedeelde ervaringen met onrecht en onderdrukking. Bij de formatie van een identiteitsgerichte beweging is er in de meeste gevallen sprake van een ‘wij’ en ‘zij’ verdeling op basis van sociaal geconstrueerde ordeningsprincipes. De ‘wij’ van de zmv-vrouwenbeweging en -organisaties werd in de jaren tachtig gevormd door de term ‘zwart’, een politieke term die uit ging van de meervoudigheid van identiteit. De term ‘zwart’ vormde het beginsel van Flamboyant. In het tweede hoofdstuk heb ik de historische context van Flamboyant geschetst en antwoord gegeven op de volgende vragen: wie waren de vrouwen die Flamboyant hebben opgericht in 1985 en waarom? Met welk doel en op wat voor wijze organiseerden zij zich? Met welke organisaties en/of vrouwen verenigden zij zich? Wat voor soort activiteiten organiseerde Flamboyant? Wat was de reden van de opheffing van Flamboyant in 1990? Na 1983 met de Winteruniversiteit te Nijmegen was het duidelijk dat de Nederlandse zmv-vrouwen erkenning wilden van de Nederlandse samenleving en van de vrouwenbeweging. Deze behoefte resulteerde in de 34
oprichting van Flamboyant met als doelstelling de onzichtbaarheid van de zmv-vrouwen te doorbreken en hun identiteit te versterken. In 1985 werd Flamboyant opgericht aan de Singel te Amsterdam met een bestuur van elf vrouwen. De activiteiten die er werden gehouden waren voornamelijk cursussen, studiedagen, lezingen en culturele bijeenkomsten in het kader van ondersteuning, ontmoeting, informatie en emancipatie. De thematiek die leidend was in deze activiteiten was zwarte (vrouwen)literatuur, zmv-vrouwen op de arbeidsmarkt, in de prostitutie en in de politiek. In juli 1987 werd het Bidoc-project opgezet en probeerde Flamboyant, onder begeleiding van Cisca Pattipilohy, alle zwarte (vrouwen)literatuur te inventariseren en hier een eigen collectie van op te zetten. De DCE zag hier echter weinig in de noodzaak van een bibliotheek- en documentatiecentrum, zoals deze aangetoond is door het Bidoc-project, waardoor deze nooit volledig is voltooid. Flamboyant kende geen leden maar gebruikers; dit betrof zowel individuele (zmv-) vrouwen als andere zmv-vrouwenorganisaties. Ook werkte Flamboyant samen met verschillende zmv-organisaties zoals het centrum voor etnische studies (CRES) en Stichting Ombudsvrouw Amsterdam (SOA). Gedurende Flamboyants bestaan kreeg het te maken met, onder andere, twee grote structurele problemen; het verkrijgen van genoeg subsidie en de te kleine huisvesting voor de omvang van Flamboyant. Daarnaast concludeerde de gemeente Amsterdam dat Flamboyant aan het einde de jaren negentig een te intellectueel karakter had gekregen. Dit was voor de gemeente een indicatie dat de zmv-vrouwen aangesloten bij Flamboyant geëmancipeerd waren, waardoor Flamboyant niet meer hoefde te bestaan. Hiermee zette zij de subsidiestop waardoor Flamboyant op 31 december 1990 zichzelf moest opheffen. De functie van het ontmoetingscentrum werd overgenomen door ZAMI in 1991 en de collectie werd ondergebracht in het IIAV. Op basis van het theoretisch kader en de historische context heb ik in hoofdstuk drie de collectieve identiteit van Flamboyant geanalyseerd op basis van de volgende vragen: Hoe ontwikkelde de collectieve identiteit van Flamboyant zich in de periode van 1985 tot en met 1990? Wie hoorden bij de ‘wij’ en wie niet? Welke uitgangspunten vormden de basis van deze collectieve identiteit? Op welke wijze droeg Flamboyant haar functie als ontmoetingscentrum en als bibliotheek- en documentatiecentrum bij aan de totstandkoming van de collectieve identiteit? Op wat voor wijze gaf Flamboyant haar collectieve identiteit vorm? Met welke publieke persoonlijkheden associeerde Flamboyant zich? Hoewel de vrouwen die zich verenigden met Flamboyant geen eenduidige identiteit hadden, 35
organiseerden allen zich wel onder de één en dezelfde identiteitspolitiek. Zij verenigden zich onder de term ‘zwart’ als politieke term en tegenhanger van de heersende norm in de vrouwenbeweging ‘wit’ omdat Flamboyant uit ging van de meervoudigheid van identiteit. Het onbehagen van de vrouwen van Flamboyant correspondeerde niet met die van de Nederlandse vrouwenbeweging. De Nederlandse zmv-vrouwen hadden naast seksisme ook te maken met racisme en discriminatie. Dit uitte zich in Flamboyants functies als ontmoetingscentrum, bibliotheek- en documentatiecentrum. In het ontmoetingscentrum werd informatie verkregen door ervaringen met seksisme en racisme te delen en te analyseren. In de bibliotheek en het documentatiecentrum werd vanuit het perspectief van de zmv-vrouwen literatuur en informatie voor en door zmv-vrouwen geïnventariseerd en verzameld. Door middel van deze functies wilde Flamboyant middels informatie de emancipatie, de erkenning en de zichtbaarheid bevorderen van de zmv-vrouw in Nederland. Dat Flamboyant zich profileerde door middel van informatie en literatuur is voornamelijk te zien aan de grote nadruk op zwarte (vrouwen)literatuur: books are weapons. De zmv-vrouwen vonden herkenning in de literatuur geschreven door zmv-vrouwen en de academische literatuur over seksisme en racisme, wat ze de mogelijkheid gaf om hun identiteit te formuleren en te verklaren. De zwarte literaire traditie werd onder ander vertegenwoordigd door slave narratives, Audre Lorde, bell hooks, Joanne Werners en Astrid Roemer. De thematiek in deze literatuur ging vooral over onderdrukking in verschillende vormen. De herkenning en de identificatie van de zmv-vrouwen zorgde voor de versterking van de collectieve identiteit van Flamboyant waaronder zij zich verenigden; het persoonlijke werd hiermee politiek. Uit bovenstaande blijkt dat Flamboyant zich voornamelijk inzet voor zichtbaarheid en bewustwording die voort zou komen uit een antiracistisch theoretisch kader tussen raciaal-etnische, sekse en klasse formaties en het verklaren van de (re)productie van sociale ongelijkheid. Hiermee vormde Flamboyant het fundament van een theorie die zich in de jaren negentig heeft ontwikkeld als intersectionality en het ‘kruispuntdenken’. Deze theorievorming maakt hiermee ook een groot deel uit van de collectieve identiteit. Flamboyant was een unieke pioniersorganisatie door haar functie als landelijk en overkoepelend en landelijk ontmoetingscentrum, als bibliotheek- en documentatiecentrum en als centraal netwerk. Het was de eerste formele organisatie die zich expliciet verenigde onder de (politieke) term ‘zwart’ en zich inzette voor de zichtbaarheid en de erkenning van alle zmv-vrouwen in Nederland. De organisatie heeft daarin veel voor hen betekent. 36
Daarnaast wilde het sociale ongelijkheid verklaren om deze tegen te gaan. De term ‘zwart’ en de bijbehorende onzichtbaarheid, racisme en seksisme vormde de collectieve identiteit van Flamboyant. De kenmerken van de (collectieve) identiteit van Flamboyant kwamen tot stand door haar functies, door de grote nadruk op zwarte (vrouwen)literatuur en informatie en in het bijzonder door het theoretisch beginsel wat later ontwikkeld is als intersectionality en het ‘kruispuntdenken’. Flamboyant organiseerde zich hiermee tussen 1985 en 1990 onder een identiteit die ontstaan is vanuit een sociaal ervaren onzichtbaarheid.
37
Archiefmateriaal Het archief van Flamboyant is niet geïnventariseerd, waardoor hier niet aangegeven kan worden welk stuk bij welk inventarisnummer behoort. Daarom is er gekozen om een enigermate uitgebreide beschrijving te geven om wat voor stuk het gaat. Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis te Amsterdam Archief Tineke E. Jansen ‘Stukken betreffende de confrontatie van zwarte en witte vrouwen op de Winteruniversiteit Vrouwenstudie in 1983 te Nijmegen, zwarte vrouwengroepen in Nederland en het landelijk netwerk zwarte en witte vrouwen; verslagen van landelijke zwarte vrouwendagen; 'Statement of the black women group at the International Conference on Women's History' van 24 maart 1986; (concept)artikelen over racisme binnen de vrouwenbeweging. december 1983-1986’ Archief Tineke E. Jansen, inv. Nr. 26, Collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. ‘Stukken betreffende het congres 'Constellaties van Racisme, Sexisme en Klassisme' 12-13 december 1986, georganiseerd door het Centrum voor Etnische Studies en Flamboyant. 1986.’ Archief Tineke E. Jansen, inv. Nr. 27, Collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. Archief Flamboyant Pattipilohy, Cisca. ‘Bibliografisch onderzoek naar aanwezige maar minder toegankelijke literatuur betreffende zwarte vrouwen in Nederland’ p. 10-23, zoals opgenomen in het Archief van Flamboyant, Collectie Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. Weiss, M, V. van Roon, B. Hackman en L. Salomon. ‘Inleiding literatuurcursus Flamboyant 1989’, p. 1-13 zoals opgenomen in het Archief van Flamboyant collectie Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. 38
‘Ingekomen stukken 1983-1990’ in Archief Flamboyant, Collectie Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. ‘Ingekomen stukken betreffende zmv activiteiten 1983, 1985-1986, 1988-1990’ in Archief Flamboyant, Collectie Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. Archief ZAMI ‘Archief Flamboyant, ingekomen stukken 1985-1990’ zoals gearchiveerd in mei 2006 in het archief van ZAMI. Collectie Internationaal Archief voor de vrouwenbeweging (IAV) in Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis.
Overige stukken Flamboyant. ‘Jaarverslag 1989’ zoals in het beheer is van Cisa Pattipilohy. Een kopie van dit verslag is verkregen van Cisca Pattipilohy op 11 mei 2016.
Literatuur Botman, Maayke en Nancy Jouwe. ‘Inleiding’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische Visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 11-24. Captain, Esther en Halleh Ghorashi. ‘’Tot behoud van mijn identiteit’: Identiteitsvorming binnen de zmv-vrouwenbeweging’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische Visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 153-185. Crenshaw, Kimberlé W. ‘Demarginalizing the intersection of race and sex: A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics’ Chicago Legal Forum: A special issue: Feminism in the law: Theory, Practice and criticism (University of Chicago, 1979) 139-167. Davis, Angela. Women, Race and Class (New York: Random House, 1983).
39
Deekman, Amalia en Mariette Hermans. ‘Heilig vuur: Bezieling en kracht in de organisatievorming van de zmv-vrouwenbeweging in Nederland’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische Visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 81-116. Frederick Douglass, Narrative of the life of Frederick Dourglass, an American slave. Written by himself (Boston: American Anti-Slavery Society, 1845). Equiano, Olaudah. The interesting narrative of the life of Olaudah Equiano, or Gustavas Vasa, the African. Written by himself (London: Author, 1789). Fearon, James D. en David D. Laitin. ‘Violence and the Social Construction off Ethnic Identity’ International Organization 54, nr 4 (2000) 845-847. Flamboyant. Nieuwsbrief zwarte vrouwen centrum en Nieuws Zwarte en Migranten Vrouwen Centrum Nr. 3. (1986) Flamboyant. Nieuwsbrief Flamboyant Nr. 5. (november 1986). Flamboyant. Nieuwsbrief Flamboyant Nr. 6 (juni 1987). Flamboyant. Nieuwsbrief Flamboyant Nr. 7 (1987). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie Nr. 1 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1988). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie Nr. 2 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum, 1988). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie Nr. 3 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum 1989). Flamboyant. Zwarte Vrouwen Bibliografie Nr 4 (Amsterdam: Stichting Flamboyant, bibliotheek en documentatiecentrum 1989). Gamson, William A. ‘Constructing Social Protest’ in Hank Johnston en Bert Klandermans ed., Social Movements and Culture (Minneapolis: University of Minnesota Press, 1995) 85-106. Heijden, H. van der. Tussen aanpassing en verzet: milieubeweging en milieudiscours (Amsterdam: 2000). 40
Heelsum, Anja van. Migrantenorganisaties in Nederland: Deel 1 aantal en soort organisaties en ontwikkelingen (Utrecht: Forum voor Multiculturele ontwikkeling, 2004). Heyes, Cressida. ‘Identity Politics’ in: Edward N. Zalta ed., The Stanford Encyclopedia of Philosophy (zomer 2016). Zoals te vinden op http://Plato.stanford.edu/archives/sum2016/entries/identity-politics/ (geraadpleegd op 15 maart 2016). Hooks, Bell. Ain’t I a Women: Black women and feminism (London: Pluto Press, 1982). Hoving, Isabel en Gabbi Mesters. ‘Een vrouw die danst in de regen: Strategieën van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouw in literatuur, theater en film’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische Visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 117-152. Hoyer, Linda. Zwarte vrouwen: Bewustwording en beweging. Een onderzoek naar de landelijke zwarte vrouwengroep 1983-1987 (Nijmegen: KUN, 1990). Huisman, Marijke. Verhalen van vrijheid: Autobiografieën van slaven in transnationaal perspectief 1789-2013 (Hilversum: Verloren, 2015). Jacobs, Harriet. Incidents in the life of a slave girl: Written by herself, Lydia Maria Child ed. (Boston: Author, 1861). R. Johnson, ‘Reading national heritage as social politics’ in: Werkgroep Andere Tijden ed.,
Over vaderlandse herinnering, sociale politiek en andere tijden: Jaarverslag over 1993 (Amsterdam, 1994) Kaersenhout, Patricia. ‘Rebels trots’ Tijdschrift voor Genderstudies 18, nr. 3 (2015) 339-344. Kempadoo, Kamala. ‘Het Flamboyant centrum: Een reflexie op 3 jaar bestaan’ in Nieuwsbrief Flamboyant nr 8. (juni 1988) 9-23. Kool-Smit, Joke. ‘Het onbehagen bij de vrouw’ De Gids 130 nr. 9/10 (november 1987) 267-281.
41
Koopmans, Ruud en Jan Willem Duyvendak. ‘Sociale bewegingen en het primaat van de politiek’ in: J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans ed., Tussen verbeelding en macht: 25 jaar sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: SUA Amsterdam, 1992) 11 - 38. Koopmans, Ruud. ‘Van Provo tot RARA: Golfbewegingen in het politieke protest in Nederland’ in: J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans ed., Tussen verbeelding en macht: 25 jaar sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: SUA Amsterdam, 1992) 59 - 76. Kurasawa, Fuyuki. The work of global injustice: Human rights as practices (Cambridge: Cambridge University Press, 2007). Leydesdorff, S. We hebben als mens geleefd: Het Joodse Proletariaat van Amsterdam 1900-1940 (Amsterdam: 1987). Loewenthal, Troetje. ‘De zwarte vrouwenbeweging heeft vorm gekregen tijdens de Winteruniversiteit Vrouwenstudies’ in: Vrouwendocumentatiecentrum de Feek ed, Vrouwen van Nijmegen: Twintig jaar in beweging (Nijmegen: Vrouwendocumentatiecentrum de Feeks, 2000) 90 - 104 Loo, Vilian van de. De vrouw beslist: De tweede feministische golf in Nederland (Wormer: Inmerc, 2005. Lorde, Audre. Sister Outsider: Essays and Speeches (New York: Crossing Press, 1984). Lorde, Audre. Zami: A new spelling of my name (New York: Crossing Press, 1983). Nankoe, Lucia en Essa Reijmers. ‘Identiteit van zwarte vrouwen in romans’ Forum der Letteren 29, nr. 3 (september 1988) 179-191. Poletta, F. en J. M. Jasper. ‘Framing and Social Movements’ Annual Review of Sociology 26 (2000) 611-639. Poletta, F. en J. M. Jasper. ‘Collective Identity and Social Movements’ Annual Review of Sociology 27 (2001) 283-305. Redmond, Roline. ‘Daar hoor ik ook bij’: De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland (Leiden: Stichting Burgerschapskunde, Nederlands Centrum voor Politieke Vorming, 1990).
42
Tjoa, Twie. ‘Zami, een einde en een nieuw begin: Twie Tjoa in gesprek met Cisca Pattipilohy op 15 septermber 2006’ in: Moni Weis ed., Zonder wrijving geen glans: De meerwaarde van ontmoeting (Amsterdam: ZAMI, 2006) 11. Verkraaik, Oskar. ‘De identiteitscrisis: Een typisch modern verschijnsel’ in: Paul Schnabbel, Ruud Abma, Bert Klandermans, Birgit Meyer, Coen Teulings, Jaques Thomassen, Theo Roes, Pieter Giesen en Martijn van Calmhoudt ed., Wat iedereen moet weten van de menswetenschappen: De Gammacon (Amsterdam: J. M. Meulenhoff, 2011) 94- 97 Voet, R. ‘Groepsidentiteiten en identiteitspolitiek’ Tijdschrift voor vrouwenstudies 15, nr. 57 (1994) 139-148. Witte, Els. Politiek en democratie: Omtrent de werking van de Westerse democratieën in de 19de en 20ste eeuw (Brussel: VUB Press, 1990). Wekker, Gloria en Helma Lutz. ‘Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische Visies: De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2001) 25-50. Wekker, Gloria. Nesten bouwen op een winderige plek: Denken over gender en etniciteit in Nederland (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002). Wekker, Glora. Show me your archive: opening statement seminar traveling heritages (Amsterdam, IIAV, 2005). Wieringa, Saskia E. and Susan. Jessop. Traveling Heritages : New Perspectives on Collecting, Preserving and Sharing Women's History (Amsterdam: Ak, 2008). Zijderveldt, A. C. The abstract society: A cultural analysis of our time (Garden City/New York: Doubleday, 1970).
43
Bijlage 1. Uitwerking van interviews met Troetje Loewenthal, Cisca Pattipilohy, Lioe Tan en Twie Tjoa.
Gesprek 1. Troetje Loewenthal op 30 april 2016 per mail Troetje Loewenthal is afkomstig uit Curaçao en was betrokken bij de oprichting van Flamboyant als bestuurslid van de eerste bestuursformatie zoals deze tot stand kwam in 1986. In deze periode hield zij zich veel bezig met gender en etniciteit. Zo scheef zij hierover columns in de Opzij en werkte ze aan een multiculturalisatieproject bij het Nederlands Genootschap Vrouwenstudies en het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV). Zij is op op het moment dat ik dit interview heb gedaan, woonachtig in Suriname waardoor wij ons gesprek hebben moeten voeren per mail. 122 Eventuele verschrijvingen in de tekst zijn niet verbeterd. 1. In de secundaire heb ik gelezen dat u betrokken was bij de oprichting van Flamboyant.
Ik ben heel erg benieuwd wat jullie gedachten als pioniers waren bij de oprichting van Flamboyant. Wat waren jullie doelstellingen en heeft dit zich veranderd ter zijner tijd? “Om eerlijk te zijn behoorde ik niet tot het groepje dat Flamboyant oprichtte. Wel werd ik vrij snel bij betrokken. De initiatiefgroep ontstond tijdens de Winteruniversiteit en zoals je misschien gelezen hebt, had ik toen de rol van gastspreker. Ik was niet betrokken bij wat er zich in Nijmegen afspeelde. De initiatiefnemers, waaronder Cisca Pattipilohy, wilden een documentatie- en informatiecentrum waar zwarte (dat wil zeggen, tot minderheden behorende) vrouwen relevante informatie, die in de mainstream niet werd verzameld, konden vinden. De subsidiegevers, de gemeente Amsterdam en DCE, eisten dat Flamboyant ook een ontmoetingscentrum moest zijn en dat maar eerst aangetoond moest worden dat zo’n informatiecentrum voor zwarte vrouwen nodig was. Aldus geschiedde, Flamboyant werd een ontmoetingsplek en middels onderzoek werd aangetoond wat er mis was aan de “reguliere” infocentra. Dus, al vanaf het begin zijn de doelstellingen bijgesteld”.
122 Bovenstaande afbeelding uitgekozen door Troetje Loewenthal haarzelf en afkomstig uit het Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Deze foto is genomen door Jet Budelman in het jaar 2000 te Amsterdam.
44
2. Daarnaast zegt u dat Flamboyant het resultaat is van de ontmoeting op de
Winteruniversiteit waarbij toch een soort tegenstelling was tussen de zwarte en de witte vrouw.123 Was dat ook de instelling van Flamboyant; het af zetten tegen de vele organisaties voor de witte vrouw? Was er hierbij sprake van een collectieve identiteit en hoe heeft zich dit ontwikkeld? “Er was op de winteruniversiteit geen tegenstelling tussen zwarte en witte vrouwen. Daar werd alleen pijnlijk duidelijk dat het feminisme in Nederland wit was en een blinde vlek had voor alles wat niet wit was. Dat was de kritiek en ja, die uitte zich soms heftig. De collectieve identiteit was gebaseerd op de ervaring (..) uitsluiting van verschillende groepen vrouwen die wilden bepalen wat zij belangrijk en het onderzoeken waard vonden en vaststelden dat ze bij het witte feminisme weinig onderzoek weinig te zoeken hadden”. 3. Waarin waren jullie als Flamboyant anders dan andere witte en zwarte vrouwengroepen?
Waarin onderscheidde Flamboyant zich? “Flamboyant onderscheidde zich van witte vrouwengroepen omdat zij zich op zwarte vrouwen richtte. Het verschil met andere zwarte vrouwengroepen , waarmee zoveel mogelijk samengewerkt werd, was dat Flamboyant zich op informatie richtte, in die zin meer intellectueel bezig was en minder grassroot was dan veel andere groepen”. 4. Daarnaast ben ik ook benieuwd hoe Flamboyant tegenover de ideeën betreffende het
gender- en etniciteitschenken (‘kruispuntdenken’) stond? “We hingen allemaal het ‘dubbele onderdrukking’ denken aan, wat later het gender- en etniciteitschenken is gaan heten. Zwarte vrouwen hadden te maken met seksisme en racisme. Dat betekende in praktijk dat zwarte mannen ook bondgenoten konden zijn”. 5. Ook benieuwd naar uw persoonlijke ervaringen met Flamboyant en hoe u zich voelde in
die tijd met betrekking tot de strijd tegen racisme? En hoe staat u er vandaag de dag tegenover? Waren er bijvoorbeeld problemen die binnen de organisatie ter sprake waren. “Ik voelde me goed, eindelijk kon ik over racisme praten! En was ik geen overgevoelige gek die overal racistische apen en beren zag. Vooral stimulerend was het steeds ontdekken en 123 Deze stelling is door Troetje Loewenthal aangenomen in Troetje Loewenthal. “De zwarte vrouwenbeweging heeft vorm gekregen tijdens de Winteruniversiteit vrouwenstudies”, in: Vrouwen van Nijmegen: Twintig jaar in beweging ed. vrouwendocumentatiecentrum De Feeks te Nijmegen (Nijmegen: vrouwendocumentatiecentrum De Feeks, 2000).
45
lezen van al die interessante en belangrijke auteurs. Er bleek een traditie te zijn, waar we nauwelijks of geen weet van hadden! Vandaag de dag is het treurig om te zien dat na al die tijd we zo weinig zijn opgeschoten. De toekomst van de PVV is natuurlijk een enorme set
back in de racismebestrijding en dat de kennis die we hadden van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging weer verdwenen is, hoewel ik wel het gevoel heb dat de zwarte jongeren zich goed roeren in het debat. Maar die worden dan opgescheept met de zogenaamde Black Panter Act van Beyoncé! Het is te ingewikkeld om het in een paar woorden samen te vatten”. 6. En natuurlijk ben ik ook benieuwd naar uw visie en antwoord op mijn onderzoeksvraag;
Wat was volgens u de rol van Flamboyant met betrekking tot de bevordering van de zichtbaarheid van de zwarte (zmv) vrouw in Nederland/het zwarte feminisme?124 “Één van de problemen was om zo inclusief mogelijk te zijn. Dat wil zeggen om niet alle niet-witte vrouwe erbij te betrekken. De naamswijzigingen, eerst zwarte vrouwe, toen zwarte en migrantenvrouwen, toen zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen, geven dat ook aan, ik vond het jammer dat het niet voor iedereen duidelijk was wat wij onder zwarte vrouwen verstonden als inclusieve term. Zwarte vrouwen is voor de eerste keer als zodanig gebruikt in een artikel door twee Indische (!) vrouwen uit Nijmegen, waar ik helaas de namen niet meer van weet. Het zou leuk zijn als je dat nog weet te achterhalen. Ik denk wel dat tegenwoordig het allochtoon zijn een bindende factor is. Tot slot. Flamboyant is belangrijk geweest voor de zwarte vrouwen van dat moment. Het heeft in ieder geval de samenwerking tussen verschillende zwarte vrouwengroepen versterkt en bijgedragen van de vergroting van de kennis over seksisme en racisme. Er zijn nog steeds vrouwen actief uit die tijd. Tenslotte zonder Flamboyant had het IIAV geen collectie opgebouwd met informatie van en over zwarte vrouwen”.
124 Op 30 april 2016 focuste ik me in meerdere mate op de zichtbaarheid van de zwarte, migrantenvluchtelingenvrouw en de rol die Flamboyant hierin had gespeeld. Dit heeft natuurlijk te maken met de collectieve identiteit waar ik me in deze scriptie mee bezig houdt.
46
Gesprek 2. Twie Tjoa op 4 mei 2016 Twie Tjoa is oud-voorzitster van ZAMI, organisatie voor de emancipatie van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Zij is op dit moment actief in professioneel coachen en training en woonachtig te Diemen. Ze is in 1943 geboren en van Indonesische afkomst. Later is zij verhuisd naar Suriname tijdens het regime van Soeharto van 1968 tot 1998. In 1996 is zij naar Nederland verhuisd wegens gezondheidsproblemen. 125 Wij hebben op 4 mei 2016 een gesprek gevoerd op basis van de volgende vragen. De antwoorden die hieronder zijn beschreven, zijn op basis van mijn aantekeningen: 1. Wat was uw ervaring met Flamboyant? In de periode van Flamboyant was Twie nog niet in Nederland. Zij is in 1996 in Nederland gekomen en was in de periode 1997 tot 2009 voorzitster van ZAMI. Wel was ze betrokken bij de vrouwenbeweging in Suriname. 2. Was u bij de Winteruniversiteit in 1983 te Nijmegen en hoe voelde u zich als zwarte-
migranten en/of vluchtelingenvrouw in de jaren tachtig in Nederland? Twie was niet aanwezig bij de Winteruniversiteit van 1983. De thematiek die zwarte vrouwen
aangingen
kwamen
niet
tot
nauwelijks
naar
voren
bij
de
witte
vrouwenorganisaties- en bewegingen en dat werd zeker gevoeld in deze periode. In 1996 was er een conferentie “Dansen op de denkvloer” waarbij witte- en zwarte vrouwen samen kwamen, alsdus Twie.
3. Hoe is het ‘kruispuntdenken’ ontwikkeld en was deze manier van denken ook vervlochten
met de organisatievorming van Flamboyant en later ook met die van ZAMI? De uitgangspunten waren gebaseerd op een en/en verhouding in plaats van een of/of verhouding. Dat wil zeggen dat het gaat om meervoudige perspectieven in plaats van enkelvoudige. Ook gaat het om gelijktijdigheid, dat wil zeggen dat deze perspectieven complementair zijn in plaats van binair. Twie gaf hierbij het voorbeeld dat zij lid was van 125 Deze foto is genomen door mij tijdens het gesprek van 4 mei 2016 in het huis van Twie Tjoa.
47
de FNV Vrouwenbond. Deze bond nam twee resoluties aan, namelijk; er moeten meer vrouwen aan de top en zwarten, migranten en vluchtelingen juist niet want door zou geen draagvlak voor zijn. Maar wat moest zij dan? Zij was zowel vrouw als zwart. Waar hoorde zij bij? Daar had de FNV geen antwoord op. Wat Twie hiermee wil zeggen is dat het heel erg gaan om in- en uitsluiting. Het was relevant om hiervoor verklaringen te geven zoals het kruispuntdenken dat heeft gedaan. 4. Het ‘kruispuntdenken’ heeft heel erg te maken met identiteit(svorming). Naar mijn inziens
wordt deze in Flamboyant en in ZAMI vorm gegeven middels literatuur, klopt dit? En waarom wordt de identiteit vertolkt door literatuur en bijvoorbeeld minder door muziek? Twie geeft aan dat Cisca Pattipilohy hier meer over weet. Ontmoeting is volgens haar zeer van belang ten behoeve van de identiteitsvorming. Door elkaar te ontmoeting ontstaat er een dialoog waardoor er verschillende ervaringen met elkaar worden gedeeld. Dit levert in zekere zin onenigheden op, maar, zegt Twie op mooie wijze, zonder wrijving geen glans. Literatuur heeft te maken met informatievoorziening. Zonder informatie zijn mensen ontwetend. Zwarte vrouwen zijn te veel in onwetendheid door onder andere taalbarrières, daarom was het van belang om een documentatiecentrum op te richten. Informatie is volgens Twie een behoefte om je te kunnen bewegen. Een figuur als Audre Lorde was leidend omdat zij een voorbeeldfunctie vervulde als zwarte lesbische vrouw. Zij fungeerde als rolmodel waar je je aan op kunt hangen. 5. Hoe is de opheffing van Flamboyant verlopen? Wat waren hiervan de oorzaken? De opheffing komt, volgens Twie, voornamelijk door het stopzetten van de subsidie. Dit gebeurde ook met ZAMI in 2005. Op 31 december 1990 werd Flamboyant opgeheven omdat de emancipatie was voltooid, aldus de gemeente. De wethouder zou gezegd hebben dat ze moesten sluiten omdat de vrouwen voornamelijk intellectuelen waren. Nadat Flamboyant was opgeheven werd het voortouw genomen door Moni Weiss en Veronica van Roon om een nieuwe organisatie op te zetten voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Ironisch moest deze nieuwe organisatie zich vestigen in het witte vrouwenhuis.
48
6. In hoeverre heeft ZAMI de taken van Flamboyant overgenomen? ZAMI houdt rekening met alle ordeningsprincipes en houdt het daarom zeer laagdrempelig. Elke etniciteit, klasse of gender is welkom. Bij Flamboyant waren witte vrouwen in mindere mate welkom omdat er toch een soort van strijdelement was. 7. Waarin was Flamboyant (en wellicht ook ZAMI) anders dan andere zwarte, migranten-
en vluchtelingenvrouwenorganisaties- en bewegingen? Zwart feminisme ging om informatie; het uitwisselen van ervaringen en je daarmee positioneren. Dit werd bereikt door ontmoeting. Flamboyant fungeerde hierbij als trefpunt waar al deze functies samen kwamen, daarnaast focuste zij zich niet op ĂŠĂŠn enkele groep maar waren ze zo inclusief mogelijk om alle etnische groepen te betrekken.
49
Gesprek 3. Cisca Pattipilohy en Lioe Tan op 11 mei 2016. Cisca Pattipilohy was begeleidster van de bibliotheek en documentatiecentrum van Flamboyant. Later is zij ook actief geweest bij ZAMI. Ze is geboren in 1926 en afkomstig uit Indonesië. In 1968 is zij naar Nederland gekomen vanwege de verslechterde situatie in Indonesië. Zij wordt gezien als vrouw van het eerste uur met betrekking tot de ontwikkeling van zwarte- vrouwen en vluchtelingenorganisaties. Ook op haar negentigste levensjaar houdt zij zich nog veel bezig met het koloniale verleden en de zmv-vrouw.126 Lioe Tan was ook betrokken bij de eerste bestuursformatie van Flamboyant. Zij hield zich binnen Flamboyant bezig met juridische zaken. Ook zij is afkomstig uit Indonesië. Sinds 1980 fungeert Lioe Tan als sociaal advocaat te Amsterdam op het gebied van vreemdelingenrecht en asiel. Wij hebben op 11 mei 2016 een gesprek gevoerd op basis van de volgende vragen. De antwoorden zijn hieronder beschreven op basis van mijn aantekeningen: 1. Waren jullie betrokken bij de oprichting van Flamboyant in 1985, wanneer waren jullie
betrokken bij Flamboyant, waarom en wat was jullie functie binnen Flamboyant? Ze waren beide betrokken bij de oprichting van Flamboyant en tot 1990. Cisca Pattipilohy was de begeleidster van het Bidoc project en Lioe Tan bekommerde zich om de juridische zaken. 2. In hoeverre was Flamboyant anders dan andere zmv-organisaties en in hoeverre bekleede
Flamboyant een pioniersfunctie? Flamboyant was anders omdat het multi-etnisch was. Daarnaast bood het ook de ruimte voor “halfbloedjes”, de zogenaamde Indo’s. Verder waren de meeste vrouwen hoogopgeleid. Hoewel het wel degelijk een combinatie was van universitaire en nietuniversitaire vrouwen. Het probleem met Flamboyant was bij de oprichting de huisvesting en dat het té groot zou zijn. Op deze wijze voelden de vrouwen uit andere steden zich niet gehoord. Flamboyant was op spontane wijze ontstaan en richtte zich echt op discriminatie, er was geen andere organisatie zoals Flamboyant.
126 Deze foto is door mij genomen van Lioe Tan (links) en Cisca Patipilohy (rechts) bij Cisca Pattipilohy haar huis op 11 mei 2016.
50
3. Hoe verenigde Flamboyant zich vanuit een collectieve identiteit ondanks het feit dat jullie
zo divers van afkomst waren? Hoe is de collectieve identiteit tot stand gekomen? De voertaal van Flamboyant was Nederlands, dat vormde een grote belemmering voor de eerste generatie zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Het waren voornamelijk tweede generatie zwarte, migranten- en vluchtelingen die zich aansloten bij Flamboyant. De vrouwen die uit Nederlands-Indië (Indonesië) kwamen, spraken vaak al Nederlands dus daarom sloten veel zich aan bij Flamboyant. Alle vrouwen waren genaturaliseerd. Het waren echter wel allemaal beginners; ze waren dan wel zwart maar waren zich hier niet van bewust. Ze waren zich wel bewust van de racisme en de discriminatie maar niet van de huidskleur. 4. Waarom was het publiceren van een bibliografie zo van belang? Dit was voor de inventarisatie voor de gemeente en daarnaast werd het hiermee toegankelijker. 5. Hoe stond u tegenover het Bidoc project? Het Bidoc-project was niet betaald. Cisca is benaderd door Flamboyant. Het betrof geen structurele subsidie maar voor drie jaar. Het was volgens Cisca iets om de zmv-vrouwen de mond te snoeren. 6. Literatuur was een aanhoudend thema met betrekking tot de identiteit van. Wat was hier
de reden voor en wat maakte dit zo belangrijk? In de literatuur en de documentatie die daarvan werd gemaakt werd de positie van de zwarte vrouw benoemd. Auteurs en dichteressen als bell hooks, Angela Davis, Alice Walker en Audre Lorde waren niet uitgenodigd maar zij kwamen op eigen initiatief. Er wordt wel erkend door Cisca en Lioe Tan dat literatuur de manier is om je eigen geschiedenis te kennen. Literatuur is op deze wijze dan ook samenbindend. Daarnaast maakte het niet wat voor niveau je had met betrekking tot intellect; poëzie en toneel was op ieder niveau begrijpbaar. Daarmee was het tastbaar en toegankelijk. Kunst was bijvoorbeeld niet te betalen.
51
7. Waarom was het opzetten van een bibliotheek en documentatiecentrum zo essentieel
voor de emancipatie van de zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen en wellicht voor hun identiteit? Naast dat er veel literatuur betreffende zwarte vrouwen (zmv-vrouwen) niet werd opgenomen door reguliere bibliotheken was het vaak ook ontoegankelijk. Er was geen aparte categorie voor zwarte vrouwenliteratuur en daarom kon het niet gevonden worden. Zo stond het soms bij “landbouw” of een andere categorie. Bibliotheken brengen geen winst aan de overheid dus daarom werd er niet geïnvesteerd in het beter categoriseren van literatuur, aldus Cisca. Informatiebeheersing is een belangrijk instrument voor de dominant. Als je niet geïnformeerd wordt dan weet je niet wat er aan de hand is en daarmee hebben zij je in hun macht. Door middel van een ontmoetingscentrum, verkrijg je ook informatie en daarmee kun je samen vechten, aldus Cisca. Informatie is hierbij een gevaar voor het systeem kapitalisme. 8. Wanneer en waarom was Flamboyant verhuisd naar de Eerste Helmersstraat te
Amsterdam? Dit was het tweede pand dat ze al gauw kregen na de Singel 260.127 9. Zou het kunnen zijn dat de opheffing van Flamboyant ook een andere reden zou kunnen
hebben dan het korten van subsidie zoals bijvoorbeeld het uiteenvallen van de collectieve identiteit? Flamboyant was zo succesvol dat het in meerdere mate een intellectueel karakter kreeg. Dit had de gemeente Amsterdam. Flamboyant was in eerste instantie opgericht om de integratie te bevorderen. Dit was voor de gemeente een teken dat deze integratie voltooid was. Cisca noemde dit een vorm van kapitalisme; het uitbuiten kon niet meer omdat het intellect te hoog was, dus waren ze genoeg geëmancipeerd.
127 Dit blijkt later in 1988 te zijn.
52
Bijlage 2. Bestuursformaties Flamboyant (1986-1989) Dit zijn de bestuursformaties zoals deze naar voren zijn gekomen in de archieven van Flamboyant,
opgenomen
in
het
Atria,
kennisinstituut
voor
emancipatie
en
vrouwengeschiedenis, en in het jaarverslag van 1989, verkregen van Francisca Pattipilohy op 11 mei 2016. 17 februari 1986 Voorzitster
Mea Ventster
Penningmeester
Tania Leon (1945-1996)
Secretaris
Nanny Nierath
Algemene bestuursleden
Maddy Tolud, Lioe Tan, Kitty Lie, Francisca Pattipilohy, Drs. Troetje Loewenthal en drs. Kamala Kempadoo
Er zijn gedurende deze formatie een aantal vrouwen vertrokken waardoor de bestuursformatie enigszins is veranderd. Ook zijn de taken van bepaalde leden concreter geworden. Zoals onderstaand naar voren komt: 1 januari 1988 Voorzitster en personeelsfunctionaris
Mea Venster
Penningmeester
Tania Leon (1945-1996)
Secretaris
Marie Gast
Juridische zaken
Lioe Tan
Algemene bestuursleden
Drs. Jenny deLannoy en drs. Troetje Loewenthal
Bidoc-zaken
Cisca Pattipilohy
53
1989 Voorzitster
Drs. Troetje Loewenthal. In maart 1989 opgevolgd door E. Robles
Secretaris en personeelszaken
Marie Gast
Penningmeester
Tania Leon (1945-1996)
Bestuurslid bidoc zaken
Francisca Pattipilohy
Algemene bestuursleden
C. Pinas (nieuwsbrieven), opgevolgd in september 1989 door N. Franquis. Alem Desta
en drs. K. Kempadoo
vrouwenstudies).
54
(zwarte
AUTEURSRECHT