ARABISCHE PERCUSSIE, RITMES UIT DE WOESTIJN 1. Acculturatie1 De landen in het Noorden van Afrika hebben een gemeenschappelijke geschiedenis achter de rug. Aanvankelijk werden deze landen bewoond door berbers. In de oudheid werden de berbers Lybiërs, Numidiërs en Moren genoemd. De berbers leefden in een gebied dat zich uitstrekte van de Atlantische Oceaan tot aan de oase Siwa in Egypte, en van Tunesië tot aan de Sahel. In de 7de eeuw wordt Noord-Afrika bezet door de Arabieren. De Arabieren zijn oorspronkelijk stammen afkomstig uit het Arabisch Schiereiland. Zij bekeren zich in de 7e eeuw tot het nieuwe geloof van de Islam. Daarna vallen ze Noord-Afrika, het Midden Oosten, Azië en zelfs Europa binnen. In de steden daar bereiken ze door de uit handel voortkomende welvaart een hoog cultuurpeil. Hun afstammelingen leven daar nog steeds. Marokko, Algerije en Tunesië (ook wel de Maghreb-landen genoemd) kennen vanaf dat moment, samen met Libië en Egypte, een Arabische (islamitische) cultuur. Maar ook de oorspronkelijke bevolking, de berbers, blijven er wonen. Zij zorgt er voor dat in al die landen binnen de Arabische cultuur toch verschillende muziekstijlen ontstaan.
Fig. 1: Verspreiding van de Islam
Fig. 2: Continent Afrika
2. De Arabische muziek Zoals bij alle muziek die steunt op improvisatie en vrije expresse, is in de Islamitische muziek het ritme steeds de basis. De ritmes zijn telkens gebaseerd op een aantal weerkerende patronen zoals Sa’Idi, Masmodi,… Deze patronen worden gevarieerd in lengte en voorzien van versieringen en improvisaties aangebracht en groeien uit tot complexe ritmische structuren.
1
Beïnvloeding van de ene cultuur door de andere.
1
Fig. 3: Ritmische patronen uit de Islamitische muziek.
De melodie sluit aan bij de Tajwid 2 en moet een afgerond geheel zijn. Arabische melodiÍn maken gebruik van een onmetelijke opeenvolging van melodische toonaarden, gekend als maqamat. Deze toonaarden (rast, bayyari,‌) kenmerken meer klanken dan er aanwezig zijn in het Westers muzieksysteem, waaronder merkbaar kleinere intervallen. De klank van Arabische muziek is rijk melodische en biedt de mogelijkheid voor subtiele nuances en creatieve variatie.
Fig. 3: Arabische toonaarden
2
Reciteren van de Koran.
2
Europese muziek
Arabische muziek
Melodie, harmonie primeert
Ritme primeert
Samenklank: meerstemmigheid
Samenklank: Unisono
Ritme: beperkt tot een aantal accenten in sterke en zwakke tijden
Ritme: bepaald door tekst staat op zich
3. De instrumenten a. darbouka De darbouka is een membranofoon, meerbepaald, een vaastrommel welke met de handen wordt bespeeld. De darbouka is van origine een Egyptisch percussie-instrument, maar hij komt voor in zowat alle Arabische landen en Turkije. Het instrument bestaat in verschillende maten, van ca. 20 tot 40 cm hoog en een trommelvlak met een diameter van ca. 10 tot 20 cm. Oorspronkelijk was de darbouka uit klei vervaardigd en bij voorkeur bespannen met een roggevel. Het vel werd aan de trommel gekleefd met een mengsel van water en bloem. Om te stemmen was het nodig om de darbouka enige tijd te verwarmen met behulp van een lamp. Vandaag worden darboukas gegoten in aluminium of gedreven in lichte metalen en bespannen met een plastiek vel.
Fig. 4: Darbouka uit klei en aluminium.
Gezien het belang van het ritme in de Arabische muziek zal de DrâbkÎ 3 dagelijks patronen instuderen om zijn spel te ontwikkelen en verrijken. Het spel op de derbouka eist een grote techniek en kunst om de ritmische versieringen te spelen.
3
De darboukaspeler
3
Speelwijze De houding wordt beschreven voor een rechtshandige muzikanten. De derbouka wordt al zittend bespeeld. Hij wordt op het linkerbovenbeen gelegd met de staart naar links gericht. De linkerhand ligt bovenop het instrument, de vingers in een ontspannen houding (niet krom). De darbouka wordt praktisch uitsluitend met vingers bespeeld. De plaats waar deze terechtkomen is bepalend voor toonhoogte en klankkleur. Hoge toon: rand van het instrument. Door het ‘kletsen’ van vingers tegen het vel. Bij deze toon mag men uiteraard geen onderliggende bastoon horen! Lage toon: midden van het instrument: komt ongeveer overeen met de volledige vingerlengte. Zorg dat na het aanslaan de vingers verwijderd zijn van het vel.
Fig. 5 Houding bij het spelen van de darbouka.
b. De daf De daf of lijsttrom is een membrafoon die in vele vormen en variaties voorkomt. De basisvorm is een éénvellige trom die met de hand bespeeld wordt. De naam daf' wordt ook wel gebruikt voor de bendir, de tar. De daf komt in de gehele Arabische wereld voor. Fig. 6: Daf
c. Tamboerijn
Fig. 7: Tamboerijn
De tamboerijn is een membranofoon en is een specifieke vorm van de lijsttrom. Een vorm waarbij men in de lijst kleine bekkentjes heeft toegevoegd die tijdens het aanslaan mee rammelen. Ook komen er tamboerijnen voor zonder trommelvel (=idiofoon)
4
4. Lied: Mushara
Ostinaat
Instrumentaal tussenspel
5