Kunstgeschiedenis van 1820 tot heden

Page 1

heden

1820

KUNSTGESCHIEDENIS 1820 - heden


INHOUD

1820 1880 1880 GB 1890 1800 1907 1915


Victoriaanse periode Arts and Crafts Art Nouveau Affiches en reclame Kubisme & Futurisme Dada & Visuele poezie


1915 1910 1919 1920 1919 1910


Surrealisme Russische avantgarde De Stijl Bauhaus Duitse film en typografie Art Deco


1925 1945 1950 1965 1960


Beeldstatistieken & Infographics Beeld in Grafisch Ontwerp Abstact Expressionisme Minimal Art en functionalisme Pop Art


1970 1970 1990


Eigenzinnige Typografie Psychedelisch en fluxus Postmodernisme en nu


LEGENDA D

Duitsland

F

Frankrijk

GB

Engeland

B

BelgiĂŤ

NL

Nederland

RUS

Rusland

E

Spanje

A

Oostenrijk

USA Amerika


Schilder, kunstenaar Schrijver, dichter Architect Industrieel ontwerper


GB

1820 GB NL USA

Victoriaanse periode Victoriaanse tijd was van ca. 1820 tot 1900 Historime; het navolgen van voorbeelden uit het verleden. 1856 “Grammar of ornament” van Owen Jones. De industriele revolutie was als eerst in engeland en was daardoor een wereldmacht. Er kwam een middeklassse die steeds groter werd en dus werden er veel producten verkocht en werden er posters gemaakt om die producten te verkopen. De posters waren decoratief, illustratief, er stond erg veel informatie op, standaard kaders, letters met schaduwen en de victoriaanse vetface werd ontworpen (combinatie van bodoni en egyptiëne).

P.J.H. Cuypers (1827 tot 1921) Nederlands grootste 19e eeuwse architect. Hij heeft het Rijksmuseum, Centraal Station Amsterdam, talloze kerken, kasteel De Haar ontworpen. Zijn stijlen zijn Neo-stijlen en eclecticisme. Neostijlen zijn neo-romaans,neo-gotiek,neo-renaissance, neo-classicisme enz. Eclecticisme zijn verschillende vroegere stijlen samengevoegd tot iets nieuws.

Wereld tentoonstelling in Crystal Palace, Londen


De eesrte wereldtentoonstelling werd gegeven in Londen in 1851. Deze tentoonstelling vond plaats in het Crystal Palace gebouwd door Joseph Paxton. De expositie van de verworvenheden op het gebied van techniek en kunsten, laat stand van zaken binnen de vormgeving met name van de toegepaste kunst en kunstnijverheidsprodukten zien. Het resultaat was erbarmelijk. Na dit alles kwam er onderwijs in vormgeving en kunstnijverheid. Cuypers richte op de zolder van het rijksmuseum een kunstnijverheidsklaslokaaltje op in 1879. Hij vond dat niemand meer precies wist hoe het moest en dat er geen echte vakmensen meer bestonden.

Rijksmuseum P.J.H. Cuypers


Kitsch was ook te zien in op de wereldtentoonstelling. De kenmerken van Kitsch zijn; overdadige versiering, geen logisch verband tussen vorm en onhoud, geen logisch verband tussen materiaal en funktie en met het ene materiaal het andere uit willen drukken. Camp is het waarderen van Kitsch, het smaakloze leuk of mooi vinden ervan kwam vanaf de jaren 70, 80 en de 20e eeuw. Jeff Koons (1955) is een amerikaanse kunstenaar die in de jaren ‘80 bekendheid krijgt met zijn werk dat een mengeling van Kitsch en spektakel laat zien.

kasteel De Haar P.J.H. Cuypers


Jeff Koons

USA


G

1880 GB

Arts and Crafts De Art & crafts movement kwam op voor de arbeidersklasse en een betere samenleving, maar wat hebben ze uiteindlijk voor elkaar gekregen? Hebben ze bereikt wat ze wilde bereiken? De Art & crafts movement is een kunst- en designstroming in Engeland uit die opkwam tussen 1880 en 1910. De stijl werd overgenomen door de amerikanen. In Amerika werd de Arts and Craft movement ook wel de “Mission” style genoemd. De beweging ontstond als een opstand tegen het tijdperk van de industriële revolutie. Ze verafschude de goedkope en lelijke massaproducten uit het Victoriaanse tijdperk. De beweging gebruikte materialen en traditioneel vakmanschap met behulp van eenvoudige vormen en vaak middeleeuws, romantische stijlen. De industralisatie ontstond als eerst in Engenland, midden 18e eeuw, het is dan ook niet gek dat in Engeland het eerste protest ertegen ontstond. Het romantische aan de middeleeuwen is de eenvoud, schoonheid en ambachtelijkheid werd door de industriële tijdperk verwoest. Deze verwoeste wereld

wereld wilden zij weer herstellen. De voornaamste vertegenwoordigers van deze stroming zijn; William Morris, Charles Robert Ashbee, T. J. Cobden Sanderson, Walter Crane,

J.E. Millais


GB

GB

Nelson Dawson, Phoebe Anna Traquair, Herbert Tudor Buckland, Charles Rennie Mackintosh, Christopher Dresser, Edwin Lutyens, Ernest Gimson, William Lethaby, Edward Schroeder Prior, Frank Lloyd Wright, Gustav Stickley, Charles Voysey, Christopher Whall en artiesten in de Pre-Raphaelite movement. De stroming werd vooral geinspireerd door de schrijver en kunstenaar John Ruskin (1819 – 1900). Één van het belangrijkste werk dat hij publiceerd is Moderne Schilders, in 1843. Dit boek publiceerde hij onder de anonieme identiteit een „Gediplomeerde van Oxford“. In dit boek werd gezegd dat moderne landschapsschilders, in het bijzonder J.M.W. Keerder, superieur waren aan de zogenaamd Oude Meester svan de post Renaissance periode. maar hij viel zelfs Michelangelo aan, als bedervende invloed op art. Zelf heeft hij heeft nooit zijn schilderijen schilderijen tentoongesteld, terwijl zijn werk wel interessant was. Hij creeërde vele zorgvuldige studies van natuurlijke vormen en deed geologische en architecturale observaties. John Ruskin


William Morris

De voornaamste vertegenwoordiger van deze beweging was William Morris (1834 - 1896).William was ontwerper, ontwierp lettertypes, drukker en uitgever van boeken. Hij ontwierp behang, textiel, tegels, meubels, glas in lood en interieurs van huizen en kerken. In 1859 ontwierp en bouwde hij, samen met zijn vriend Philip Webb, The Red House in Londen, speciaal voor en met zijn vrouw, Jane Burden. Uiteindelijk woonde hij er maar vijf jaar..

Hij moest verhuizen en startte in 1861 Morris & Company. Morris bestudeerde de middeleeuwse boeken en dit paste hij toe in zijn ontwerpen. In de 19e eeuw was veel kinderarbeid, de werkdagen waren lang, soms wel 16 uur, terwijl de lonen erg laag waren. Er werden simpele nietszegende producten geproduceerd. Dit was de rede dat William weer terug wilde naar de middeleeuwen. Producten werden hand gemaakt en in kleine oplage. Morris verlangde naar kunst, die voor en door het volk gemaakt werd. Wel zag hij in, dat het gewone volk zich geen ambachtelijk gemaakte voorwerpen kon veroorloven. Hij probeerde hierdoor door goede werkomstandigheden te voorzien voor de arbeiders in zijn ambachtelijke atelier. Morris streefde naar een maatschappij zonder klassenonderscheid. De Pre-Raphaelisten is opgericht in 1848 door J.E. Millais, een kunstenaar. Kunstenaars die o.a. in deze groep zaten waren;Edward Brune-Jones,John Everett Millais, Dante Gabriel Rossetti, en William Holman Hunt. De bedoeling van de Pre-Raphaelisten was het


GB hervormen van de kunst, zoals het bedoeld was voor de schilder Raphael. De kunst van Raphael en de kunst van andere grote kunstenaars in en na zijn tijd werden overgewaardeerd. Zij geloofden dat Raphael, met zijn klassiek en elegante kunstwerken, een bedervende invloed hebben gehad op academisch en het onderwijs van kunst. Ware kunst, zo stelden zij in navolging van John Ruskin, moet zowel nuttig als mooi zijn. Het moet voortkomen vanuitkunst en de arbeid in dienst van de samenleving. Kunst moet een zijn met de samenleving. Vanaf de Renaissance is het proces begonnen, waarin kunst en samenleving van elkaar zijn gescheiden. Hierdoor kreeg je ongelukkige mensen en klasseonderscheid. De Pre-Rahaelieten streefden naar mooie producten die ook nuttig zijn, maar ook voor sociale rechtvaardigheid moest zorgen. Een beter leven voor de arbeiders en de samenleving.

Dante GabriĂŤl Rossetti


De bedoeling van de Ats & Craft Movement is de werkende klasse meer aanzien geven en een beter leven, door de goed ontworpen gebruiksvoorwerpen, zoals meubels, behang, tapijten, enz. In plaats daarvan bleven deze producten door hun prijs buiten bereik van de arbeidersklasse. Het nut van deze stroming qua verbetering van de samenleving heeft niet goed uitgepakt.

William Morris


GB

Bronnen http://nl.wikipedia.org/wiki/Arts-andcraftsbeweging http://char.txa.cornell.edu/art/decart/artcraft/ artcraft.htm http://www.burrows.com/found.html http://www.worldlingo.com/ma/enwiki/nl/ John_Ruskin http://nl.wikipedia.org/wiki/William_Morris http://www.worldlingo.com/ma/enwiki/nl/PreRaphaelite_Brotherhood Edward Brune-Jones


1890 NL

A B F

D E USA

Art Nouveau De Art Nouveau was rond ca. 1890 en 1910. Het was een internationale beweging van de Nieuwe kunst met veel onderlinge verschillen en vele benamingen o.a.; Jugendstil, Lilienstil, Slaoliestijl, Stile Floreale en Modernista. Centra’s van de Art Nouveau waren Brussel, Parijs, München en Wenen. De invloeden van de Art Nouveau zijn; de Arts en Craftsbeweging, japonisme (vanaf 1862), vormentaal uit de natuur (curvilineair en floraal). In Duitsland had juist weer andere kenmeren zoals; harde vormen en geometrische vormen. Het verschil dat de Art Nouveau maakte en het nieuwe eraan is dat ze niet meer terug keken naar het verkeden. Ze gingen ook in tegen de industralisatie, maar daarbij keken ze niet terug, zoals William Morris. Japan sloot zich af door het christendom, dat overal een zooitje maakte. Rond 1860 werden ze weer open. Japan werd hierdoor een inspiratiebron voor de rest van de wereld. Het japonisme.

NL

Belangrijk theoreticus is de belgische architect en ontwerper Henry van de Velde (1863 tot 1957), die o.a. “Formule d’ une esthétique moderne” in 1894 schreef. In de VS had je Louis Comfort Tiffany (1848 tot 1933) hij maakte glaswerk. O.a. lampen en vazen. De sezession in Wenen (vanaf 1897) is een afscheiding van de traditionele en academische kunst. Opgericht door Wiener Werkstätte in 1903. Andere grote architecten, schilders en ontwerpen in die tijd zijn; schilder Gustave Klimt (1862 tot 1918), ontwerper van paleis Stocklet in Brussel Jozef Hoffman (1870 tot 1956) en architect en ontwerper Koloman Moser (1868 tot 1918)


L

Koloman Moser

Gustave Klimt had invloeden van Mackintosh. Het tijdschrift was het niuwe medium (1989) Je kon zo snel neiuwe ideeĂŤn verspreiden en beelden laten zien. Antoni Gaudi (1852 tot 1926) is een architect die gebouwen maakten in Barcalona. Hij was een individualist, maar ook had hij kenmeren van de Art Nouveau, zoals de natuur, kleur en golvende vormen. Gaudi maakte geen tekeningen maar maakte modellen, door kettingen te laten hangen en bouwde vervolgens alles uit de losse hand. Hij bedacht later hoe hij het gebouw afmaakte.

Gustave Klimt, de kus 1907

Victor Horta (1861 tot 1947) was een architect uit Brussel. Louis Sullivan (1856 tot 1924) maakte de Garanty Building. Form follos function was hoe hij te werk ging, maar daarnaast gebruikte hij nog wel veel decoratie.


Garanty Builing, Louis Sullivan

E

Frank Lloyd Wright (1867 tot 1959) is een Amerikaanse architect en bouwde de prairie house, rubie house, Taliesin (eiegn huis op een bergrug), Guggenheim museum en the falling water. Hij vond dat natuur en architectuur hij elkaar hoorden en dus samen moesten komen. Deze ideeĂŤn had hij uit Japan. Architectuur is ruimte. Hij bouwde dus in ruimtes door een skelet. Het Guggenheim museum moest in New York gebouwd worden en daar was geen natuur. Hij mocht hierdoor dicht bij Central Park bouwen.

Guggenheim museum, Frank Lloyd Wright

U


Frank Lloyd Wright, Falling Water

USA


Hendrik Pieter Berlagen (1856 tot 1934) is de eerste Nederlandse moderne architect. Hij bouwde het gebouw zelf en ook de binnenkant. Hij heeft de Beaurs in Amsterdam (1905) gebouwd en gebruikte hierbij de “gulde snede�. Het materiaal waarmee hij bouwde was baksteen, dat het sober maakte en het nieuwe materiaal glas, zodat de constructie zichtbaar was. Ook maakte hij affisches. O.a. voor de Nederlandse trammaatschappij. Deze waren moeilijk te lezen. Het gemeente museum was zijn laatste gebouw. Hij maakte dit met eerlijk materialen en het vernieuwende aan dit museum was dat het een lunchroom had. Dit hadden musea niet.

Gemmente Museum Berlage

Interieur Berlage


NL Jachtslot 1914 Berlage


1873 Gaudi Gaudi is een interresante architect. De gebouwen die hij ontwierp en bouwde zijn een kunstwerk opzich. Als bouwtekening tekende hij geen lijnen op een papier of berekende de maten, maar bond hij kettingen aan een plank hout en draaide alles om. De kettingen hingen als een gebouw naar beneden. Dit gebruikte hij als bouwtekening en inspiratie voor een nieuw project. De rest bedacht hij tijdens het bouwen. Hij deed alles uit de lossen hand. Gaudi werkte in de periode van de Art Nouveau. Zijn gebouwen zijn organische en de vormen zijn afgeleid uit de natuur. Hij is altijd in Barcelona gebleven en heeft nooit erbuiten gebouwd. En waarom niet? Was hij in zijn tijd ook al een grote architect? Antoni Gaudi wordt geboren op 25 juni 1852, in Reus, Spanje. Hij was de zoon van een kopersmid. Al vanaf zijn kindertijd leed GaudĂ­ aan reuma. hier de rest van zijn leven mee leven. Hierdoor moest hij op een ezel rondgereden worden. Van 1863 tot 1868 gaat hij toch naar school ondanks de reuma. Hij ging naar het gymnasium


aan de kloosterschool van de paters Escolapios in Reus. Gaudí tekent en schilderd daar het decor voor uitvoeringen van het schooltheater. Ook zijn tekeningen worden zelfs in een krant opgenomen. Op zijn 17e jaar vertrok hij naar Barcelona om architectuur te studeren. Van 1873-1877 doet hij een architectuurstudie aan de Escola Provincial d’Arquitectura. Om geld te verdienen voor zijn studie werkt hij voor architectenbureau’s, onder andere bij Josep Fontseré en Francisco Paula de Villar. Dit zijn de ontwerpers van het oorspronkelijke plan van de Sagrada Familia, dat later één van Gaudi’s belangrijkste werken wordt. Tijdens zijn studie was Gaudi niet de bijzonder goede student.Voor zijn afstudeerproject tekende hij, alleen voor de sfeer, een lijkwagen op zijn bouwtekening voor een grote poort van een begraafplaats. Van 1874 tot 1877 heeft Gaudi in militaire dienst gezeten, maar hij heeft nooit echt gevochten. Gaudi was 22 jaar toen hij zich hiervoor inschreef. Gaudi had donker blond haar en blauwe ogen. Hij heild er van om zich goed te kleden. Droeg de laaste mode, een net hoedje en liet zijn haar netjes knippen


E

bij de kapper.Wel had hij meestal een slecht humeur. Hierom stond hij bekend. Dit vond hij moeilijk om in controle te houden. Barcelona groeide, dankzij de textielindustrie. De rijke wilden aanzien en hadden geld m kunstenaars en architecten in te huren. Gaudi maakte hier gebruik van. Gaudi is nooit terug gegaan naar de arbeidsklasse waar hij vandaan kwam. Hij voelde zich wel het meest verwant met deze klasse, maar keek nooit om naar zijn afkomst. Zijn eerste project waren dan ook woningen bij een fabriek, de Cooperativa Matsronense, om het leven van de werknemers te verbeteren. Gaudi’s tekeningen waren te nieuw voor die tijd en uiteindelijk is er maar een deel van zijn ideeën gebouwd. Hoewel de architect teleurgesteld was, werd zijn project tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling in 1878. Dit betekende het begin van zijn roem. Op deze tentoonstelling ontmoette hij ook Eusebi Güell, die één van zijn beste vrienden en opdrachtgevers werd. Het project van de Sagrada Famila werd geleid door Francisco de Paula del Villar, Gaudi’s voormalige hoogleraar. Gaudi werkte op een gegeven moment


E

samen met del Villar. Ze waren het vaak niet eens met elkaar over de materiaal keuzes, hierdoor treden del Villar terug in dit project. Josep Bocella, de opdrachtgever, was het meteen eens met de ideeën van Gaudi.Vanaf toen had Gaudi officiele de controle over dit project en heeft aan dit project 43 jaar van zijn leven gewerkt. In hetzelfde jaar werd Gaudi gevraagd door Manuel Vicens, een fabrikant, om een huis te bouwen, de Carrer de San Gervasi. Ook werd hij gevraagd om een villa te bouwen voor Marquee van Comillas, El Capricho. De grote projecten daarna waren het Palau Güel, (Güell Palace) en het Palacio de Astorga (Astorga Palace). Hij had geluk dat Güell vertrouwden in zijn gedurfde en vernieuwende ideeën en was onder de indruk van zijn vriend. Terwijl hij met deze projecten bezig was, kwamen mensen naar hem toe, om hem te vragen een huis voor hen te bouwen. Het lijkt erop dat Gaudí zijn grootste roem en faam bereikt in 1910, krijgen de aandacht van sommige Amerikanen die hem vroeg naar een hotel in New York te bouwen. Een tentoonstelling over het werk


van Gaudí, gepromoot door Eusebi Güell, werd gehouden in het Grand Palais in Parijs, van april tot juni van 1910. Maar in 1911 verslechterde zijn gezondheid. Kort nadat zijn vader overleed, verloor hij ook zijn nichtje in 1912, met haar woonde hij in Barcelona. Tot de dag van zijn dood heeft Gaud uitsluitend gewerkt aan de Sagrada Familia. Op 7 juni 1926, werd hij overreden door een tram op de kruising van de Carrer de Bailen en de Gran Vía. In zijn oude jaren klede hij zich slecht en zag er niet goed uit. Hij vermeed altijd journalisten, daardoor herkende niemand hem en de taxichauffeurs weigerden een arme zwerver te nemen naar het ziekenhuis. Hij is gevonden en naar een armen ziekenhuis gebracht. Zijn vrienden wilden hem overplaatsen, maar Gaudi wilde dit niet. Hij zei dat hij bij de arme mensen hoorden en niet bij de rijken. Gaudi heeft nooit buiten Barcelona gebouwd, omdat hij zijn leven heeft gewijd aan de Sagrado Familia. Hij kreeg zijn succes in Barcelona, door de welvaart in deze stad.Toen de rest van de wereld hem


Een model model van hangende kettingen

Bronnen http://www.magicphotoworld.com/reisverhaal/ specials/5/67/antoni-gaudi http://nl.wikipedia.org/wiki/Antoni_ Gaud%C3%AD http://translate.google.nl/translate?hl=nl&langp air=en%7Cnl&u=http://www.gaudiclub.com/ ingles/i_vida/i_menu.html


1800 Affiches en reclame De lithografie (steendruk) wordt begin 19e eeuw ontwikkeld door de Duister Alois Senefelder (1771 tot 1834). NA 1837 wordt de kleurenlithografie (chromolithografie) ontwikkeld. Dit zal tot ver in de 20e eeuw de meest gebruikte techniek voor het maken van affiches zijn. Jules Chèret (1836 tot 1932) in Parijs zal rond 1870 de ontwikkelingen in de kleurenlithografie op een nieuwe mnier toepassen in zijn affiches. Ze zijn helder, verfijnd in kleurgebruik, op schaalvergroting en gebruikte tekst en beeld in één affiche. Je kunt zijn werk herkennen aan de afbeeldingen van vrouwen op zijn affiches. dit was nieuw voor die tijd en werd hierna steeds vaker gebruikt. Ook waren de beelden niet stijfjes, maar vrij. Ca. 1890 was de bloei in de affiche-kunst met Henri de Toulouse-Lautrec (1864 tot 1901). Hij werkte direct op steen, zodat de werken expressief envitaliteit hadden. De affiches van Toulouse bevatten veel lege ruimtes, hij gebruikte geen perspectief, maar overlapping en hadden invloeden Jules Chèret


Mucha, 1898

van Japanse houtsnedes. Zijn affiches werden gezien als verzamelobject en kunst. Alphonse Mucha (1806 tot 1939) was een affiches ontwerpen in de art nouveau-stijl. Hij gebruikte veel vrouwenbeelden en lijnen. Naast affiches maakte hij ook siraden, behang, decoratiepatronen, letterontwerpen, postzegels etc. In Nederland hadden we Jan Toorop (1858 tot 1928) met het bekende Slaolie-affiche. Jan Toorop was een beeldend kunstenaar, die versieringskunst in boeken Duitse reclame Opel


Jan Toorop


toepaste, kalenders, reclamedrukwerk en affiche maakten. In Berlijn had je de “Plakatstijl” (1900 tot 1914) met kunstenaars als; Lucian Bernhard (1883 tot 1972), Ludwig Hohlwein (1874 tot 1949) en Hans Rudi Erdt (1883 tot 1918). De kenmerken van de Duitse Plakatstijl zijn; alleen beeld van produkt en merknaam, zware letters, grote en opvallende kleurvlakken en diepte door licht en schaduwaccenten. De duitse affiches waren meer reclames dan kunstwerken. Ze communiceerden veel beter. Ook belangrijk in deze periode was Peter Behrens (1868 tot 1940) een architect, typograaf, uitvinder van het corporate design, mede oprichter van de “Deutsche Werkbund” (voorloper van Bauhaus) in Berlijn (1907) en eerste industrieel ontwerper. Leerlingen van hem waren; Le Corbusier, Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe.

Peter Behrens

Toulouse


1907 Kubisme Het kubbisme 1907 - 1914 Het belangrijkste in het kubisme is het werk van Paul Cézanne (1839 tot 1906) en Afrikaanse kunst. Pablo Picasso (1881 tot 1973) was een kubist net als George Braque (1882 tot 1963). Door een schilderij van Braque is de naam “Kubisme” ontstaan. Picasso en Braque onderzochten wat een schilderij nu eigenlijk is. Ze onderzochten de werkelijkheid. Deze tijd werd het analytisch kubisme (tot ca. 1912) genoemd. In de tijd van het analythisch kubisme gebruikte Braque als eerste letters in zijn schilderijen (1910) en Picasso gaat collage technieken gebruiken. Nieuw was de assemblage, wat betekende dat het een ruimtelijke collage was. De schilderijen verkochten ze niet. Ook signeerde ze de werken niet. Ze zette alleen hun naam aan de achterkant, zodat je niet kon zien of het schilderij door Braque of Picasso was gemaakt. Het ging uiteindelijk alleen om het onderzoek. Na de tijd van het analytisch kubisme kwam het synthetisch kubisme. Ze bouwen hun schilderijen weer op vanuit niets, want tijdens het analytisch

Picasso, Les Demoiselles dAvignon, 1907


George Braque Vrouw met gitaar 1913

George Braque viool en candlestick 1910

kubisme was de werkelijkheid uit elkaar gevallen. In het werk van Braque en Pisasso werden collage technieten toegepas, meerdere aanzichten van een object weren te zien en meestal ontbrak het perspectief. Het Kubisme was een grote inspiratiebron voor de vormentaal van het futurisme in ItaliĂŤ en het constructivisme in Rusland.


1909 Futurisme

Marinetti, a Soffici, gedicht, 1918

Het Futurisme 1909 - 1930 Het futurisme was de verheerlijking van aktie en geweld en was tegen elk soort van traditie. De nieuwe schoonheid was voor de futuristen de snelheid en beweging. Ze waren dus gek op film en fotografie. Ook werden ze geinspireerd door de geluiden van de machines en maakten klankgedichten met rare piepen, knarsen, kraken en geluid van explosies. Een futuristische kunstenaar is Filippo Tommaso Marinetti (1876 tot 1944). filippo Tommaso Marinetti

Marinetti maakte de vernieuwende typografische gedichten. Hij vernielde hiermee de harmonie op de pagina, de logica was weg en hij gebruikte verschillende lettertypes en letter groottes om bepaalde woorden te versterken.


fortunato Depero 1915

Andere futuristische kunstenaars zijn; fotograaf Umberto Boccioni Bragaglia (1890 tot 1960), futuristische kleding maker Giacomo Balla (1871 tot 1958), de maker van “intonarumori” Luigi Russolo (1885 tot 1947) en utopische futuristische architect Antonio Sant’ Elia (1888 tot 1916). De architectuur is door Elia nooit uitgevoerd, omdat hij in de oorlog overleed. De futuristische shilders bestudeerden voor hun inspiratie de chronofotografie van E.J. Marey en Eadward Muybridge.

Depero, portfolio, 1927

Fortunato Depero (1892 tot 1960) was de eerste die grafisch werk maakte, zoals zij portfolio en “The botled book”. De futuristen waren in alle kunsten thuis; beeldende kunst, literatuur, muziek, theater, fotografie en architectuur.


Umberto Boccioni, de Cellist, 1913

Luigi Russolo, intonarumori, 1914

Umberto Boccioni, La charge des Lanciers,1915

Umberto Boccioni, Unieke vormen van continuiteit in de ruimte, 1909


Giacomo Balla, Straatlicht, 1909

Antonio Sant’ Elia 1912


1914 Fortunato Depero Fortunato Depero was een kunstenaar, maar ook ontwerper. Hij gebruikte strakke duidelijke vormen en typografie. In 1927 maakte hij het eerste portfolio boek van zijn eigen werk. In de 19e eeuw werden de eerste echte affiches gemaakt in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Depero ging verder dan deze affiches en was veel grafischer en gebruikte veel typografie. Hoe kwam het dat dit gebeurde?

Ciclisti, 1923

Fortunato Depero was een futuristische Italiaanse kunstenaar. Hij werd geboren in 1892 in Fondo, Trenthe. Als kunstenaar schreef, schilderde en ontwierp Deprero grafische dingen. Als Depero in 1913 een krant leest met een artikel van Filippo Tommaso Marinetti erin wordt Depero ge誰nspireerd door zijn werk. Hij verhuisde naar Rome in 1914. Fortunato Depro


Na zijn verhuizing naar Rome kreeg Fortunato Depero al snel aansluiting bij de futuristen. In Rome ontmoette hij Giacomo Balla, waarmee hij samen het manifest “Ricostruzione futurista dell’universo” schreef, welke ingaat op de ideeën

Grattacieli a tunnel, 1930


van andere futuristen. In deze jaren maakte hij ook theaterkostuums en werkte hij als scenograaf met de Ballets Russes van Diaghilev. Na zijn terugkeer naar Rovereto in 1919 richtte Fortunato Depero, samen met zijn echtgenote Rosetta een eigen futuristisch huis op, ook werkplaats voor futuristen, het “Casa d’Arte Futurista”. Hier konden kunstenaars zich specialiseren in speelgoed, servies en meubels. Maar wel in de futuristische stijl. In deze werkplaats maakte hij een flesje. Dit flesje is nog steeds in productie. Voor Casa d’Arta ontwierp Depero ook wandtapijten, meubilair, siervoorwerpen en drukwerk. In de jaren twintig was zijn werk verschillende keren op tentoonstellingen te zien. Depero werd vooral beroemd door zijn reclamearchitectuur. In 1925 representeert hij dan ook de Futuristen op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes, een wereldtentoonstelling in Parijs. Padiglione Campari, 1933


In 1928 verhuist hij naar New York, waar hij covers voor The New Yorker en Vogue ontwerpt. Hiernaast ontwerpt hij ook interieurs voor twee restaurants, welke later gesloopt worden om het Rockefeller Center er neer te kunnen zetten en was hij ontwerper van decors en theaterkostuums. In 1930 verhuist hij terug naar ItaliĂŤ, maar omdat het Facisme steeds vaker gelinkt wordt aan het Futurisme, wordt het aantal futuristen minder. De enige projecten, die nog met het futurisme te maken hebben, worden door Balla en Depero geregeld. Depero hield zich vooal bezighield met grafische kunst en reclame. Depero werkte vooral voor de firma Campari, maar ook voor kranten en tijdschriften. In 1933 maakte hij het tijdschrift Dinamo. Na de tweede wereldoorlog verhuist Depero weer naar New York. Hij werkt dit keer met veel minder ethousiastme dan de vorige keer dat hij er was. In New York ontwikkeld hij plannen voor een museum, welke in Augustus van 1959 opent in zijn woonplaats Rovereto. Het is het eerste futuristische museum en wordt zelfs naar hem vernoemd, Galleria


Museo Depero. Een jaar later krijgt Depero diabetes en is hij door een plaatselijke verlamming in het lichaam niet meer in staat om te schilderen. Hij overlijdt in 1960 op 68 jarige leeftijd en het grootste deel van zijn collectie werd geschonken aan de gemeente Roverero. In Januari 2009 opent in Reverto het Casa d’Arte Futurista Depero, een museum met meer dan 3.000 objecten ontworpen door Depero. Kenmeren van futuristen zijn verheerlijking van snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, het geluid van de machines en nieuwe technologie. Deprero was ook een schrijver, dus dat is de rede dat hij op een futuristische manier met letters om ging, net als Marinetti. Dit pakte zo goed uit dat hij veel ontwerpen heeft gemaakt en het grafisch ontwerpen verder werd ontwikkeld. Naast schrijver was Depero ook schilder en architect, waardoor de letters daar ook werden gebruikt. Ik denk dat hierdoor Depero veel grafisch en typografisch werk maakte. 1927


Il ciclista attraversa la cittĂ , 1945


1915 Dada en visuele poezie

Marcel Duchamp, fontaine, 1917

Dadaïsme is de absurdistische anti-kunst rond 1915 tot 1923. De voorloper op deze stroming was Marchel Duchamp (1887 tot 1968) met zijn “ready mades”. Duchamp zocht dingen die op zichzelf ziet interressant zijn. En stelde dat ten toon. De objecten moesten zo neutraal morgelijk zijn. Maar doordat hij deze objecten tentoonstelde werden ze juist interressant ookal wilde hij dit niet. Het concept vond Duchamp belangrijk. Hij onderzocht wat kunst eigenlijk is en wat het zou moeten zijn. Hij ondertekende een Urinoir onder de naam R. Mutt., stuurde het op naar een tentoonstelling waarbij hij zelf in de jurie zat en kon zo de discussie over dit object en kunst openen. Duchamp zei dat er 3 vormen van dada bestonden; anti dada, pro dada en neutrale dada. Het dadaïsme onstond in Zürich als protest tegen de maatschappij die de Eerste Wereld oorlog kon voortbrengen. Hier werden happeningachtige

Marcel Duchamp, Cabaret Voltaire 1914


Marcel Duchamp, flessenrek, 1914

avonden georganiseerd door Hugo Ball, Jean Arp en Tristan Tzara. Een voorbeeld van een klankgedicht van Hugo Ball, 1917; zimzim urallala zimzim urallala zandibar zimzalla zam elifantolim brussala bulomen brussala bulomen tromtata veio da bang bang affalo purzamai affalo purzamai lengado tor gadjama bimbalo glandridi glassala zingtata impoalo ögrogöööö viola laxato viola zimbrabim viola uli paluji maloo

Marcel Duchamp, autour d’une table, 1917


Dada had in Berlijn een grimmig en politiek karakter met Hannah Höch (1889 tot 1978) en Raoul Hausmann (1886 tot 1971) die collages maakten, tekenaar en schilder George Grosz (1893 tot 1959) en John Heartfield (1886 tot 1968), die fotomontages maakten. Andere dadaïsten zijn; Man Ray (1890 tot 1976), die fotogrammen maakten, Max Ernst (1891 tot 1976) die frottages maakten, Hans Richter (1888 tot 1976), die een filmstudie deed in 1926, de kunstenaar van “merz”en het “ursonate” Kurt Schwitters (1887 tot 1948) en Theo van Doesburg (1883 tot 1931), I.K. Bonset, De Stijl. Dada houd zich bezig ook bezig met visuele poëzie en klankgedichten. Bijvoorbeeld I.K. Bonset, Anthony Kok, Paul van Ostayen (1896 tot 1928). In de jaren ‘50 ontwikkelt zich de concrete poëzie. Het was poëzie dat experimenteel en de inhoud literair en gelijkwaardig was. Bijvoorbeeld bij Eugen Gomringer (1925) en Ferdinand Kriwet (1942). Man Ray


In Parijs zal vanuit de voedingsbodem van dada het surrialisme ontstaan, waarin vooral onderwerpen als dromen, toeval en hallucinaties verkend worden.

Man Ray, stijkbout met spijkers

Kurt Schwitters, Merz

Kurt Schwitters


Raoul Hausmann

Hannah Hรถch


Hannah Hรถch


1915 Surrealisme Dada houd zich ook bezig met visuele poëzie en klankgedichten. Bijvoorbeeld I.K. Bonset, Anthony Kok en Paul van Ostayen (1896 tot 1928). In de jaren ‘50 ontwikkelt zich de concrete poëzie. Dit is exprimentele poëzie, waarin literaire inhoud en typografie gelijkwaardig zijn. Eugen Gomringer (1925) en Ferdinand Kriwet (1942) doen dit. In Parijs zal vanuit de voedingsbodem van Dada het surrealisme ontstaan, waarin vooral onderwerpen zoals dromen, toeval en hallucinaties verkend worden. In 1924 is er een surrealistisch manifest van André Breton. Automatisme van de surrealisten is het vanuit het onderbewuste beelden of pure poëzie naar boven laten komen door het achterwegen laten van de bewuste intenties van het verstand. In Nederland was er ook zo’n kunstenaar. Hendrik Werkman (1882 tot 1945). Hij werd bekend door zijn druksels.

Paul van Ostayen


Druksels zijn Werkmans unieke bijdrage aan de Nederlandse kunst Ze zijn het resultaat van de artistieke toepassing van de druktechniek die hij in 1923 had ontwikkeld met behulp van materialen uit zijn commerciĂŤle drukkerij, en die zich onderscheiden van de gebruikelijke prentkunst, omdat er altijd sprake is van unica. Daarom voerde Werkman zelf de term druksels in, ter onderscheiding van het drukwerk dat hij daarnaast in oplage vervaardigde. Hendrik Werkman, Compositie met J & O, 1928

Hendrik Werkman


1910 Russische Avantgarde In Rusland is het verschil tussen arm en rij heel groot. 50.000 communisten proberen heel Rusland anders te laten denken. Dat zijn 150 miljoen Russen. Door middel van demonstraties. Nadat Lenin overlijd komt Stalin aan de macht en wordt Rusland een dictatuur. Dit was ook t eind van de revoluties. Voor de WO I is er een groep vooruit strevende kunstenaars, die zich laten inspireren door de Russische volkskunst en het westerse kubisme en futurisme, zoals o.a. Michael Larionov n Natalia Grontcharova. Hieruit voort komt het Suprematisme en het Constructivisme. Suprematisme Het Suprematisme betekend suprematie of oppergezag van de zuivere schilderkunst. Kasimir Malevich (1878 tot 1935) was zo’n kunstenaar. Het eerst Suprematische schilderij is “Zwart vierkant op witte ondergond�, 1913.

Malevich, Zwart vierkant op witte achtergrond, 1932

Malevich was een russiche kunstenaar een maakte een beetje kubistisch en futuristisch werk. Malevich maakte o.a. decors voor futuristische


opera’s. Daarnaast vond hij de schilderkunst de hoogste macht. Er waren spanningen, relaties en interactie tussen de elementen (blokken/vlakken) in een schilderij. Schilderkunst is de enige die dit kan laten zien. Er zijn geen andere middelen. Het Suprematisme gaat niet uit van de zichtbare realiteit, maar houd zich bezig met een objectloze, geestelijke werkelijkheid. De vormentaal die hiervoor gebruikt wordt, bestaat uit elementen, eventueel geometrische vormen, die zich in lege ruimte bevinden. Belangrijk hierin zijn de contrasten in vorm en kleur die ‘objectloze sensaties’ oproepen. Constructivisme Onder het Construtivisme worden zorgvuldig geconstrueerde composities verstaan. Vladimir Tatlin (1885 tot 1935) is zo’n kunstenaar. Hij ontwierp onder andere het “Monument voor de 3e Communistische Internationale en Letatlin”. Vladimir Tatlin ging ook terug naar de basisvormen, maar vond dat Malevich te ver ging. Hij was ook een Malevich, Ergine, 1911


concurrent van Malevich. En de grondlegger van het Constructivisme. Picasso was zijn grote inspiratiebron. Tussen het Suprematisme en het Constructivisme bestaat niet zozeer een verschil in stijl als wel van intensie. Het Constructivisme wil een positieve en concrete bijdrage leveren aan de opbouw van de nieuwe Sovjetstaat. Dit is vooral te zien in allerlei soorten toegepaste kunst. Het is “een nieuwe taal voor een nieuwe tijd”! in 1917 was de Oktoberrevolutie. In 1918 vestiging van technisch-artestieke studio’s, de Vkhtemans, in Moskou. Dit is een broedplaats voor revolutionaire kunst die een noodzakelijke aanvulling is om de politieke en sociale veranderingen door te voeren. Constructivistische grafische vormgevers zijn El Lissitsky (1890 tot 1940) van ‘prouns’ en gedichten van Mayakovski en Alexander Rodchenko (1891 tot 1956) die reclame maakte en fotograaf was.

Malevich


El Lissitsky, Four Arithmetic Actions 1928

El Lissitsky’s contacten met het westen (de Stijl, Bauhaus, lezing in het Haagse Kunstkring 1923) maken de constructivisische ideeën en beeldtaal hier bekend. Dit heeft enorme invloed op de ontwikkeling van de moderne grafische en typografische vormgeving. De diagonale lijnen werden de russische lijnen genoemd. Als de invloed van de staat in de jaren ‘22 en ‘23 steeds groter wordt en de onvrijheid toeneemt, nemen veel avantgarde kunstnaars de wijk naar het westen en oefenen daar een sterke invloed uit. Bijvoorbeeld Wassily Kandinsky (1866 tot 1944) aan het Bauhaus. “Pantserkruiser Potemkin” door Sergei Eisenstein 1925. De montage van “attrakties” heeft agressieve elementen die de toeschouwer onderwerpen aan een psychische of emotionele beïnvloeding. Deze attrakties worden zo gemonteerd, dat ze formeel en inhoudelijk contrasteren, waardoor een schokkende en dramatische werking ontstaat in de film. El Lissitsky, 1919


1913 Vladimir Tatlin Tatlin heeft grootse en vernieuwde ideeën, zoals de Toren van de Derde Internationale en of hij meer van dit soort ideeën en werken maakten. Zo niet, hoe kwam dat? De Russische kunstenaar Vladimir Tatlin ging net als Kasimir Malevitsj op zoek naar nieuwe kunstuitingen. In 1913 exposeerde hij voor het eerst zijn contrareliëfs, die niets meer voorstelden en alleen daar waren voor de schoonheid. Tatlin stelde zich dienend op voor zijn idealen. In zijn laatste jaren werkte hij als decorschilder en ontwerper. Vladimir Tatlin werd in 1885 geboren in Charkov (Oekraïne). Hij was de zoon van een spoorwegingenieur en een dichteres. Op zijn dertiende monsterde Tatlin aan als scheepsjongen. Later werkte hij in verschillende werkplaatsen als iconen- en decorschilder. In 1909 voltooide Tatlin zijn studie aan de Penza-academie. Hij vervolgde zijn studie aan de school voor schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur in Moskou. De scheepvaart was het voornaamste onderwerp in zijn eerste schilderijen. Vladimir Tatlin At Home


In 1911 ontwierp Vladimir Tatlin het decor voor het toneelstuk Tsaar Maximiliaan, dat niet in grote zalen werd uitgevoerd, maar wel bekend raakte in kunstkringen. Twee jaar later maakte Vladimir Tatlin een reis naar Berlijn, Noord-Afrika en Parijs. In de Franse hoofdstad maakte hij kennis met het werk van Picasso en leerde het werk van de fauvisten en de kubisten goed kennen. Hij bezocht Pablo Picasso in diens atelier in Parijs en werd overdonderd door de werken van de Spaanse kunstenaar van karton, hout en ijzer. Decors


Corner Relief 1915

Terug in Moskou ontwikkelde Vladimir Tatlin een eigen abstracte stijl, die later het constructivisme werd genoemd. Hij maakte in deze periode kunstwerken van glas, hout en metaal die niets meer uitbeelden. Tatlin noemde dit het tonen van ‘werkelijke materialen in een werkelijke ruimte’. Tatlin richtte een eigen atelier in en kreeg al snel verschillende studenten. Na de Russische Revolutie in 1917 werd Tatlin aangesteld als hoofd van de kunstopleiding in Moskou. In dat jaar exposeerde hij in Café Pittoresque, de belangrijkste ontmoetingsplaats van kunstenaars en acteurs in de Russische hoofdstad, en maakte hij plannen voor de nooit uitgevoerde “Toren van de Derde Internationale”. Dit monument moest tweemaal zo hoog worden als het empire State Building in New York. In december 1920 presenteerde Tatlin een bijna zeven meter hoog schaalmodel van zijn spiraalconstructie. Glas en staal zouden de belangrijkste bouwmaterialen zijn voor deze abstracte toren, maar het ontwerp van Tatlin werd niet uitgevoerd omdat de Sovjetleiding de abstracte kunst inmiddels had afgezworen. De arbeiders in


Corner Relief 1915

de fabrieken en boeren op het land zouden meer hebben aan figuratieve kunst. Nergens anders dan in de communistische wereld zou kunst later zo effectief zijn ingezet als propagandamiddel met Lenin en Stalin en stoere arbeiders als helden. Door deze opstelling van de Russische staat emigreerden veel kunstenaars, componisten, architecten en schrijvers naar Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten van Amerika. Tatlin bleef in Rusland en moest zich aanpassen.


Vanaf 1922 was Tatlin hoogleraar aan de GINChuk in Sint-Petersburg en directeur van de afdeling materiaalkunst. Na de sluiting van de GINChuk werd hij hoofd van de afdeling theater en film in Kiev. In 1927 ontwierp de kunstenaar een op een vliegmachine gelijkend kunstwerk, dat hij Letatlin noemde. Het op een insect geïnspireerde kunstwerk vloog nooit, maar zou Tatlin nog jaren bezighouden. Vladimir Tatlin werd in 1931 onderscheiden met de titel ‘Kunstenaar van de Sovjetunie’. Een jaar later kreeg hij zijn enige solotentoonstelling. Na 1933 kreeg Tatlin veel kritiek te verwerken. Hij werd beschuldigd een zeer schadelijke formalisme uit te dragen. Hij trok zich daarna terug uit organisaties en richtte zich weer geheel op zijn schilderkunst. Vanaf 1934 werkte Vladimir Tatlin tot zijn dood in 1953 als toneel- en decorschilder. Tatlin vond dat hij de maatschappij moet dienen. Hij schoof zijn aspiraties ter zijde en stelde zijn kennis en kunde ter beschikking van de communistische heilstaat Hij werkte onder meer mee aan de ceremoniële decoraties ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de Oktoberrevolutie in 1937 in


Moskou. Vladimir Tatlin, had Picasso in 1913 in zijn Parijse atelier opgezocht en kende zijn driedimensionale constructies, die hij trachtte na te streven in zijn vroegste abstracte reliëfs. Met de Russische revolutie veranderden zijn ideeën radicaal: hij raakte ervan overtuigd dat de kunst qua doel en functie voornamelijk sociaal moest zijn. Zijn standpunt ging eerder dan dat van Malevitsj de nieuwe Sovjetkunst beheersen. Mettertijd leidde zijn aandrang dat kunst praktisch, gemakkelijk te begrijpen en sociaal nuttig moest zijn, direct tot de emigratie van de meest vitale en internationaal invloedrijke Russische avant-gardekunstenaars, de constructivisten. Hun avontuurlijke abstractie werd vervangen door een banale en niet-uitdagende kunstvorm, het sociaalrealisme.’

Monument to the Third International


Vladimir Tatlin was een vernieuwende kunstenaar met grootse ideeën, die zich liet inspireren door Picasso. Hierdoor maakte hij zijn ruimtelijke werken. Door de komst van Stalin mocht er geen abstracte kunst meer gemaakt worden. Veel kunstenaars zijn uit Rusland verhuist naar andere landen in europa, maar Tatlin niet. Dit is de rede dat hij niet veel meer gelijke projecten als de “Monument to the Third International” heeft gemaakt.

Bronnen: Vladimir Tatlin: leben, werk, wirkung: [ein internationales symposium], Jürgen Harten, 1993 Vladimir Tatlin: Retrospektive, Anatolij Strigalev, ca. 1993 http://nl.wikipedia.org/wiki/Vladimir_Tatlin http://en.wikipedia.org/wiki/Vladimir_Tatlin



1919 De stijl De stijl Één stijl voor alles. Nederlandse avantgarde-beweging in de beeldende kunst, vormgeving en architectuur, waarin de vormentaal wordt teruggebracht tot het meest elementaire, namelijk een geometrisch abstrakte stijl. De stijl is van internationale betekenis en vormt de belangrijkste invloed op de Nieuwe Typografie van halverwege de jaren ‘20. Theo van Doesburg (1883 tot 1931), Piet Mondriaan (1872 tot 1944),Vilmos Huszár (1884 tot 1960), Bart van der Leck (1876 tot 1958), Gerrit Rietveld (1888 tot 1964), Jacobus Oud (1890 tot 1962). Het tijdschrift “De Stijl” wordt uitgegeven van 1917 tot 1932. Hierin worden niet alleen de ideeën van De Stijl gepropageerd, er worden ook nieuwe bewegingen in de Europese kunst gesignaleerd en er wordt uit verwante tijdschriften en manifesten geciteerd.


Theo van Doesburg, Arithmetic Composition, 1930

Piet Mondriaan, victory boogie woogie, 1944


Gerrit Rietveld, Zig Zag stoel, 1938

autentieke kunst puur vanuit je zelf en echt heid. Ze zochten naar de letter. Univers futura. Het werk van de kunstenaars was zonder emotie, onpersoonlijk, boven het kleine individu en universeel. Piet Mondriaan begon expressionistisch met kleur en dikke penseelstreken, daarna werd het kubistischer. De kleur en verdween en werkelijkheid viel uit elkaar. Na dit werk begon hij te expirimenteren met blokjes, vlakjes die steeds strakker werden. Hij zocht de balans en universele harmonie in zijn werk laten zien door met vlakken te schuiven tot die balans er was. De inhoud was spiritueel, erna was het muziek. De schilderijen zijn intuitief gemaakt. Achteraf bleek, dat veel schilderijen passen op de guldesnede, zonder dat Mondriaan dit door had.

Gerrit Rietveld, De Rood-Blauwe stoel, 1918-1925


Piet Mondriaan, Broadway Boogie Woogie,

Theo van Doesburg expirimenteerde met letters. En werd geinspireerd door Piet Mondriaan en maakte hier zijn werk en ontwerpen mee.

Gerrit Rietveldhuis, 1924 Piet Mondriaan, Avond, Rode Boom, 1910


1907 Piet Mondriaan Voordat Mondriaan zijn abstracte schilderijen maakte, als de “Victory boogie woogie�, schilderde mondriaan heel ander werk. Hoe kwam het dat mondriaan zo abstract is gaan schilderen? Pieter Cornelis Mondriaan werd op 7 maart 1872 in Amersfoort geboren. In 1889 behaalde hij zijn diploma voor tekenonderwijs op op lagere scholen en in 1892 behaalde hij het diploma dat hem recht gaf om ook op middelbare scholen tekenonderwijs te geven. Vervolgens is hij avondcursussen aan de Rijksacademie in Amsterdam gaan volgen. Van 1908 tot 1910 woonde Mondriaan in het Zeeuwse plaatsje Loverendale. Gedurende deze periode schilderde hij een serie schilderijen van de kerktoren van Domburg. In 1910 verhuisde Mondriaan naar Amsterdam. Hij wordt lid van een schildersgenootschap waardoor hij in contact komt met de symbolist Jan Toorop en met enkele pointillisten. Mondriaan werd door hun werk beinvloed en begon zelf met het symbolisme en pointillisme te experimenteren.

Piet Mondriaan 1922


Aan het eind van 1910 komt Mondriaan in het bestuur van de ‘Moderne Kunstkring’ in Amsterdam. In 1911 werd er in Amsterdam een tentoonstelling van Franse Kubistische schilderkunst gehouden, waar Mondriaan zeer van onder de indruk raakte. Al vrij snel na de tentoonstelling besloot hij dan ook naar Parijs te verhuizen en begon met het maken van kubistische schilderijen. In die tijd was Parijs ‘the place to be’ voor artiesten. Mondriaan kreeg in Parijs de kans om aan vele internationale tentoonstellingen deel te nemen en hij ontving vele lovende kritieken. Wegens ziekte van zijn vader werd Mondriaan in 1914 gedwongen naar Nederland terug te keren. In Nederland was hij door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog genoodzaakt te blijven. Hij verhuisd meerderemalen en komt uiteindelijk in Laren te wonen. Hier komt Mondriaan in contact met Theo van Doesburg, die leden voor de Stijl zoekt (1915). Mondriaan was onder de indruk van de ideeen van Theo van Doesburg, maar hij besloot

pas definitief om lid te worden van de groep nadat hij in 1916 Bart van der Leck ontmoette. Als lid van de Stijl kreeg Mondriaan zijn eigen programma in het tijdschrift ‘de Stijl’. Zijn programma heet ‘De nieuwe beelding in Schilderkunst. Hij probeerde zijn principes en ideeen, tevens de principes en ideeen van De Stijl, duidelijk te maken. Dit waren voornamelijk zuiver geometrisch-abstracte schilderijen. In 1919 , na de oorlog, verhuisde Mondriaan weer naar Parijs, waar hij weer op zijn oude adres kon wonen. Ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag werd in 1922 in het Stedelijk Museum in Amsterdam een overzichtstentoonstelling van zijn werk gehouden. Mondriaan reisde naar Nederland Holland en kwam daardoor in contact met de architect Oud. Deze hechte vriendschap eindigde al in hetzelfde jaar door een meningsverschil over de betekenis en de rol van de architectuur in de maatschappij.


Links naar rechts Compositie met grijs en licht bruin, 1918 Compositie met panelen van kleur, 1917 Compositie met rood, geel en blauw, 1921 (DE STIJL) Compositie met Compositie twee lijnen, 1931 (DE STIJL) Broadway Boogie Woogie, 1942-1943 (DE STIJL)


Links naar rechts Bomen langs de Gein, 1907 (IMPRESSIONISTISCH) Rode Boom, 1908-1910 (EXPRESSIONISTISCH) Boom I, 1911-1912 (KUBISTISCH) Pier en Oceaan, 1914 (KUBISTISCH)


Vlak na het einde van deze vriendschap werd Mondriaan lid van de internationale Parijse kunstenaarskring ‘Cercle et carré’. Hier ontmoet Mondriaan o.a. Wassily Kandinsky (lid van Der Blaue Reiter, een onderdeel van het expressionisme). In 1925 eindigde de lange en zeer hechte vriendschap met Theo van Doesburg. Dit kwam doordat Van Doesburg ondanks de principes van De Stijl en hun eigen principes, toch met de kleur groen en met diagonale lijnen ging experimenteren. Theo van Doesburg stapte uit De Stijl startte al snel een nieuw genoodschap met de naam ‘Abstraction-Creation’. Dit betekende het einde voor De Stijl, hoewel de overige leden doorgingen met het naleven en uitdragen van de ideeen en principes. Al snel begint Mondriaan ook met diagonale lijnen en andere kleuren te experimenteren. In 1929 ontmoeten Mondriaan en Van Doesburg elkaar weer en raken wederom bevriend. Mondriaan besluit lid te worden van het nieuwe kunstenaars genoodschap van Van Doesburg, ‘Abstraction-Creation’.

In 1938 verhuisde Mondriaan door de dreiging van het Nazi-Duitsland naar Londen. En in 1940 verhuisde hij naar New York na het Duitse bombardement op Londen. Mondriaan bleef in New York tot hij stierf in 1944. Tijdens deze jaren in New York werd hij omringd door een groep jonge Amerikaanse kunstenaars. Gedurende zijn leven werd Mondriaan vaak beinvloed door de mensen waarmee hij in contact kwam. Dat heeft ervoor gezorgd dat hij zijn abstracte schilderijen maakte. Mondriaan kun je als één van de belangrijkste kunstenaars van De Stijl beschouwen en heeft hij op zijn beurt weer vele mensen weten te inspireren.


Bronnen http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondriaan Mondriaan, de stijl & nieuwe typografie Kees Broos, 1994


1920 Bauhaus Bauhaus is een ontwerpopleiding/kunstacademie met zeer vooruitstrevend lesprogramma dat bedoeld was om de barrieres tussen kunst, architectuur, handwerk en industrie te slechten. Aanvankelijk vanuit een expressionistische invalshoek, later is de invloed van het constructivisme, de stijl en het funktionalisme het sterkst. Gericht op het vormgeven van de maatschappij en op het ontwerpen van het machinaal te vervaardigen produkt.autentieke kunst puur vanuit je zelf en echt heid. Ze zochten naar de letter.. Univers en futura. Het universele schreefloze font, dat voor alles gebruikt kan worden. Er word veel met letters geÍxperimenteerd. Ze zoeken naar de basis van vormen en bouwen daar een schrift uit. Tijdschrifen met schreefloze strakke letters zonder hoofdletters. Dit was heel revolutionair voor de Duitsers. Tot na de oorlog drukte zij nog alles met gotische letters. Ook werden er zwart wit foto’s gebruikt.

Bauhaus, 2e gebouw


Jan Tschichold 1923

Walter gropius. Machines in dienst van de mens en niet ansdersom. De oorlog vond hij verschrikkelijk. Na de oorlog richtte hij Bauhaus op in Weimar. Iedereen moet terug gaan naar de arbeid. Het gebouw moet in dienst staan van de mensen en de werkplaats de basis is van de opleiding. Arbeiders deden het handarbeid en kunstenaars zorgende voor de estetiek. De mensen in Weimar klaagden, ze hadden lang haar, hoorden rare muziek, zwommen naakt, droegen rare kleren. In 1923 gaf het Bauhaus een tentoonstelling, omdat de gemeente wilde weten wat er met hun geld gebeurde. Haus an Horn. Het was goedkoop om te bouwen en makklijk te onderhouden zodat een arbeider zo’n huis kon kopen. 1925 verhuisde Bauhaus naar Dessau. In Weimar moest ze sluiten. Geen estetische maar functionaliteit. Er werd gekeken naar auto’s en andere nieuwe dingen. De produken mochten niet veel ruimte innemen en passen in de mordene huizen. In plaats van hout werd metaal gebuikt en schroeven en lijm


Walter gropius

1919 – 1925 Weimar 1925 – 1932 Dessau 1932 – 1933 Berlijn Er zijn o.a. werkplaatsen voor; architectuur, beeldhouwkunst, glasschilderwerk, weven, metaalbewerking, meubelmaken, fotografie, typografie en theater. De belangrijktse docenten van Bauhaus zijn; architect Walter Gropius (1888 tot 1969), Johannes Itten (1888 tot 1967) met zijn metafysche benadering, Wassily Kandinsky (1866 tot 1944), beeldend kunstenaar Paul Klee (1879 tot 1940), hongaarse constructivist Laszlo Moholy–Nagy (1895 tot 1946), Josef Albers (1888 tot 1976), typograaf Herbert Bayer (1900 tot 1985), theaterles Oskar Schlemmer (1888 tot 1943) en Metalen objecten Marianne Brandt (1893 tot 1983)

Wassily Kandinsky, Composition VIII, 1923


maaktte plaats voor lastechniek. Er werd een afdeling bouwkunde opgericht in Dessau. De nazi’s waren voor de oude boeren houten stoelen. Tegen al de nieuwe ideeën De laatste plaats van Bauhaus was berlijn. Ze zaten daar in een fabriek en eigenlijk was Bauhaus over. Na de oorlog verspreidde de studenten en docenten zich over de wereld. In New York sloegen die ideeën aan.

Bauhaus stoelen


1919 Duitse film en typografie Duitste expressionistische film (1919 tot 1926) Kenmerken van de duitse expressionistische film zijn ; dramatische en expressieve zeggingskracht, vervorming en overdrijving, camerawerk is meestal vrij eenvoudig, belangrijker is de setting dwz decors, locatie, belichting, kostuums, make-up, acteurs. Al deze elementen vertonen een onderlinge samenhang waarbij het ontstane beeld ahw een grafische compositie vormt. Ook is er sprake van extreme vorm van licht-, en donkergebruik (“chiaroscuro�) en vaak een langzaam tempo. Voorbeelden van duitse expressionistische films zijn; Das Kabinett des dr. Caligari van Robert Wiene (1919), Nosferatu, eine Symphonie des Grauens van F.W. Murnau (1922) de eerste draculaverfilming en Metropolis van Fritz Lang (1926).

Gerard Kiljan


Jan Tschichold 1927

Nieuwe Typografie Jan Tschichold (1902 tot 1974) “Die Neue Typographie� 1928 het handbook voor algemeen gebruik van de nieuwe typografie. (de transito)

Gerard Kiljan


In Nederland vooral jaren `20 tot `30. De kenmerken zijn; zakelijk en doelmatig, dynamisch en asymmetrisch, bevrijding van symmetrie en ornament, eigen beeldende mogelijkheden van de typografie ontdekt en toepassing van de fotografie. Belangrijken mensen voor de nieuwe typografie zijn; Piet Zwart (1885 tot 1977) NKF, Paul Schuitema (1897 tot 1973) Van Berkels Patent en Gerard Kiljan (1891 tot 1968). Voor de 2e wereld oorlog werd deze nieuwe typografie veel gebruikt erna wilde men dit niet meer gebruiken. Pas in de jaren `60 kwam dit weer een beetje terug.

Schuitema, Centrals Bond 30000 Transportarbeiders, 1930


Vernieuwing in het kunstonderwijs In 1930 werd door Schuitema en Kiljan op de KABK in Den haag de afdeling “reclame�de eerste opleiding tot grafisch ontwerper in Nederland, opgericht. Centraal hierin stond het funktionalisme van de nieuwe typografie en er was een grote rol weggelegd voor fotografie. Na de verhuizing naar het nieuwe gebouw aan de Prinsessegracht, werd de afdeling uitgebreid met de docent Paul Citroen en Paul Guermonprez, beide oud-Bauhaus studenten. Piet Zwart werkte voor Berlage als tekenaar

Schuitema, Stoel

Schuitema


1910 Art Deco Amsterdamse School c.a. 1910 tot 1930 De amsterdamse School expressieve en decoratieve architectuur. Michiel de Klerk (1884 tot 1923) van Spaardammerbuurt in Amsterdam, Jan van der Mey (1878 tot 1949) de Scheepvaarthuis in Amsterdam en Piet Kramer (1881 tot 1961) o.a. de Bijenkorf in Den haag. Michiel de Klerk is één van de hoofdfiguren van de Amsterdamse school en maakte in 1917 het postkantoor, “Het Schip”. Sommige bakstenen zijn verticaal, sommige horizontaal, ook zit er verschil in de kleur en vorm. Hij maakte gebruik van veel detail en fantasie. Het was plastische, decoratief en leek zelfs gevormd uit klei. Verwant ann de Amsterdamse school is het tijdschrift “wendingen”, een maandblad voor bouwen en sieren. Het is het blad dat door Hendrik Th. Wijdeveld (1885 tot 1987) wordt uitgegeven van Michiel Klerk, Het Schip, 1917


Piet Zwart

vormgegeven. De gebruikte lettertypes lopen uiteen van “onleesbare en geforceerde letterbrouwsels” tot geometrisch geconstrueerde letters. Wijdeveld probeerde de nieuwe architectuur omzetten naar typografie en ontwerpen. De typografie moest ruiken naar baksteen.

Wijdeveld,Wendingen

1918 tot 1931. Dit tijdschrift is qua vormgeving en opvattingen zo ongeveer de absolute tegenhanger van de Stijl, dat in dezelfde periode in Nederland verschijnt. Er verschijnen in totaal 11 nummers, die zeer uiteenlopende onderwerpen behandelen, variërend van techniek & kunst tot een serie van Frank Lloyed Wright. De omslag wordt steeds door andere kunstenaars, in heel verschillende stijlen,


Er was een woningnood en de huizen waren niet hygiënisch. De stijl zocht niet naar de schoonheid. Ze wilde lichte ruimtes, met veel frisse lucht en ruime kamers. De Amsterdamse school zocht naar heel iets anders. De arbeiders moesten in lelijke huizen leven en dit wilde zij veranderen. Ze wilde mooie huizen maken

en keken niet naar de functionaliteit. Hierdoor kregen de huizen wel kleine ruimtes, kleine en hoge ramen. De invloeden op het grafisch ontwerpen in die tijd komen uit de expressionistische achitectuur. Art deco De Art Deco is een luxe modieuse stijl. De basis elementen zijn moderisme van Bauhaus en kubisme en moderistische vormen. Het is heel sfeervol en luxe met goud. Internationaal gezien is de periode tussen de twee wereldoorlogen die van de Art Deco, bloeiperiode jaren ‘20 tot ‘30. De naam was Exposition des Arts Decoratifs et Industriels Modernes in Parijs, 1925. Deze niet aan een bepaalde ideologie gebonden decoratieve stijl wordt vooral gebruikt voor de toegepaste kunsten en in de grefische vormgeving. Invloeden op de Art Deco zijn; modernisme, zoals kubisme en Bauhaus, Art nouveau (nu stra en geometrisch toegepast), Egypte (graf Toetanchamon 1922), allerlei nieuwe materialen zoals plastic, bakeliet, gewapend beton.


Voorbeelden hiervan zijn; Chrysler Builing New York in 1929 en covers voor magazine Vogue jaren ‘20 en ‘30. Eenbijzondere stroming binnen de Art Deco is de “streamline”. Deze op de aerodynamica gebaseerde vormgeving wordt vooral in de Amerikaanse industrieële vormgeving populair. A.M. Cassandre (1901 tot 1968) maakte affiches. Door hem ontworpen lettertypes zijn; Bifur (1929) en Acier Noir (1936).

Piet Zwart

Piet Zwart, Bruinzeel keuken


1903 H.T. Wijdeveld In de les is er veel laten zien van het tijdschrift “Wendingen� dat Wijdeveld pupliceerde. Dit is een zeer interessant blad en vernieuwend voor het grafisch ontwerpen, maar wat deed Wijdeveld naast Wendingen? Wat voor een werk maakte hij? Was dit ook zo vernieuwend.

De pier, Scheveningen

De architect Wijdeveld, opgeleid bij P.J.H. Cuypers, zag het werk van zijn leermeester niet als basis voor de eigen beroepspraktijk. Hij ontwikkelde een volstrekt persoonlijke stijl in zijn gebouwen, meubelen, theaterdecors en in zijn typografische ontwerpen. Hij realiseerde enkele landhuizen en woningbouwcomplexen en winkelinterieurs, en was daarnaast een gespecialiseerd theater-


en tentoonstellingsontwerper. Het Nederlands theaterinstituut noemt hem één van de vernieuwende Nederlandse theatervormgevers uit het begin van de 20e eeuw. H.Th. Wijdeveld is vooral bekend als vormgever en hoofdredacteur van het tijdschrift Wendingen, Maandblad voor Bouwen en Sieren, dat van 1918-

1925 hoofdredacteur en heeft daarmee waarschijnlijk meer invloed gehad dan met zijn bouwwerken. Vaak was het maandblad gewijd aan het werk van buitenlandse architecten als Erich Mendelsohn, de Italiaan Antonio Sant’ E’lia en Frank Lloyd Wright. Ook besteedde hij veel aandacht aan de Amsterdamse School. Wijdeveld begon zijn carrière op het atelier van P.J.H. Cuypers (de architect van o.a.het Rijksmuseum) en was in 1903 opzichter bij Kasteel de Haar in Haarzuilens, waar hij via Cuypers’ leerlingen Lauweriks en De Bazel in contact kwam met het idealistische, religieus geïnspireerde gemeenschapsdenken. Later verenigde Wijdeveld dit gemeenschapsdenken met de meer technisch-pragmatische benadering van de Nieuwe Zakelijkheid. Zijn doel was de massa weer tot gemeenschap te maken door de eenheid van natuur en cultuur te herstellen. Aan het begin van deze eeuw vormde zich in Amsterdam een invloedrijke beweging die het aanzien van de architectuur ingrijpend zou veranderen: de Amsterdamse School. Het is de


De pier Bouwtekeningen

enige expressionistische architectuurstroming die Nederland ooit heeft gekend. Tot deze stroming worden architecten gerekend als Michel de Klerk, P.L. Kramer, J.M. van der Mey en G.J. Rutger. H.Th. Wijdeveld was wel de meest opvallende architect van de Amsterdamse school. Wijdeveld wist als weinig anderen de Amsterdamse School te verzoenen met het Nieuwe Bouwen. Hij was ook nogal internationaal georienteerd en geinspireerd door zijn Amerikaanse collega Frank Lloyd Wright. Als architect van de expressionistische Amsterdamse School werkte hij aan de invulling van Berlage’s stedebouwkundig Plan Zuid voor Amsterdam. In 1918 begon hij het Vondelparkproject met het Grote Volkstheater.Voor Wijdeveld was de wereld een totaaltheater waarin hij zijn dromen kon ensceneren. Tegenover de beeldloze, wetenschappelijke stedenbouw van het modernisme zette Hendrik Wijdeveld een visueel spektakel. De westerse stad verliest zijn vorm doordat de grenzen van stad en land vervagen. Door ongecontroleerde


Decors

groei langs uitvalswegen lost de stad op in een verstedelijkt landschap. Er worden momenteel nieuwe ontwerpinstrumenten ontwikkeld om deze chaos te ordenen. Met zijn concept van de stedenloze stad zocht Hendrik Wijdeveld hiervoor een nieuwe vorm. Met de komst van de moderne massamedia en de toenemende mobiliteit verloor de stad steeds meer zijn fysieke samenhang. Hendrik Wijdeveld zette de mens weer centraal en nam het theater als uitgangspunt. Een nieuw cultuurideaal ontstond: leven en kunst samen in een totaalkunstwerk. Het onderscheid tussen publiek en acteurs vervaagde. In 1918 bracht Hendrik Wijdeveld deze invloeden samen in zijn Volkstheaterproject. De stad was volgens Hendrik Wijdeveld een achterhaald verschijnsel. Hij zocht naar een meer organische samenhang van bebouwing en natuur. Hij wilde orde scheppen vanuit het landschap in plaats vanuit een stedelijke omgeving. Gebouwen werden bevrijd van de knellende banden van straten en pleinen en ingezet om in samenhang met het landschap voortdurend wisselende situaties te creĂŤren.


hoek van de Celebesstraat en de Insulindeweg. amsterdam oost, 1985 - 1987


De typografie van Wijdeveld is decoratief en gericht op vorm, leesbaarheid was van ondergeschikt belang. De ornamentiek in zijn typografische ontwerpen verraadt dat hij zich liet inspireren door de architectuur van de Amsterdamse School. Zijn spel met loodzetsel, de opbouw van letters uit lijnen en blokken, vormde voor klassiek georiënteerde typografen als J.F. van Royen en S.H. de Roos, een steen des aanstoots. Veel van Wijdevelds contacten kwamen voort uit de oprichting van de Académie Européenne Méditerranée (AEM). Zoals veel van zijn plannen is het nooit gerealiseerd, maar in dit geval scheelde het maar weinig. De start van het project was veelbelovend, maar het lot besliste anders. Wijdeveld had een veel fantasie zoals hij in 1944 met het plan kwam om een 25 kilometer diepe schacht in de aarde te maken. Hij bedacht een plan voor de herbebossing van Nederland en viaducten hoog boven een parkachtig landschap. Voor Wijdeveld was de wereld een totaaltheater waarin hij zijn

Stedenloze stad


25 meter diepe schacht in de aarde


dromen kon ensceneren. Tegenover de beeldloze, wetenschappelijke stedenbouw van het modernisme. De tekeningen van Wijdeveld worden door het Nederlands Architecteninstituut vaak gebruikt bij belangrijke tentoonstellingen over andere architecten en tentoonstellingen over de historie van de inrichting van Nederland. Ook worden de tekeningen vaak uitgeleend aan musea wanneer tentoonstellingen worden georganiseerd over andere. Naast Wendingen heeft Hendricus Theodorus Wijdeveld (1885 tot 1987), die 102 jaar oud is geworden, veel interessant en vernieuwend werk gemaakt en ondanks veel van zijn projecten werden afgewezen, heeft hij toch een groot verschil gemaakt in de typografie, het grafisch ontwerpen, de kunst en achitectuur.


Bronnen: Ontwerp het onmogelijke: de wereld van architect Hendrik Wijdeveld (1885 - 1987), Jean Paul Beaten, 2006

H. Th. Wijdeveld, architect. Plan the impossible, Paul Wijdeveld, 2000



1925 Beeldstatistieken & Infographics De “Weense Methode” of “Isotype”, dat staat voor International System of typographic Pictorial Education, is een vorm van beeldstatistieken die in de jaren ‘20 to ‘30 is ontwikkeld door Otto Neurath (1882 tot 1945) in Wenen. Deze methode vormt de basis voor latere pictogramsystemen. Basisregels voor Isotype zijn het groter aantal is groten dan het aantal tekens (geen grote en kleine tekens) en geen perspectief en functioneel kleurgebruik. Neurath: “Woorden verdelen, beelden verenigen”. De basis regels voor Isotype zijn; groter aantal tekens betekend een groter aantal tekens. Er worden geen grote en kleine door elkaar gebruikt. Ook is er geen perspectie, maar wel wordt er functioneel kleurgebruik gebruikt. Dick elffers, Holland Fesitival 1960


Gerd Arntz (1900 tot 1988) was een DuitsNederlandse grafisch ontwerper die veel Isotypes heeft gemaakt. Dick Elffers (1910 tot 1990) was een grafisch ontwerper. Hij heeft de affiches gemaakt voor het Holland Festival van 1954 tot 1972. Elffers had een persoonlijke en expressieve stijl met veel invloed van de schilderkunst.

Gerd Arntz, Isotypes

Dick elffers, Holland Fesitival 1970


Dick Bruna


Elffers was getrouwd met een bijzondere fotograaf, Emmy Andriesse (1914 tot 1953). Zij fotografeerde in de tijd van de oorlog hoe het was in de realiteit. Haar fotografie is erg indrukwekkend. Dick Bruna (geb. 1927) ontwierp, met de invloeden van kunstenaars Henri Matisse en Fernand LĂŠger, affiches, boekomslagen etc. voor uitgeverij Bruna.

Dick Bruna, Havank

Dick Bruna, Nijntje 1955 Moeder, moeder de beer is los 1962


1914 Emmy Andriesse Emmy Andriesse is een fotografe, waarvan ik graag iets meer te weten wilde komen. Naast de indrukwekkende foto’s uit de oorlog, die zij maakten wilde ik meer weten van haar werk. Ook waar de intresse in het fotograferen van mensen en de realiteit vandaan kwam. Emmy Andriesse is een fotografe en Nederlands verzetsstrijdster tijdens de Tweede Wereldoorlog. geboren in Den Haag op 14 januari 1914 en overleed in Amsterdam op 20 februari 1953. Ze is maar 39 jaar oud geworden. Emmy Eugenie Andriesse werd geboren in Den Haag als enig kind. Op 15-jarige leeftijd overleed haar moeder Else Fuld, waarna ze werd opgevoed door verschillende tantes, want haar vader, Abraham Andriesse, was als handelsreiziger in textiel veel op reis. Ze groeide op in een joods-liberale familie. Al op jonge leeftijd had Emmy belangstelling voor vrouwenemancipatie en linkse politieke ideeÍn.

Na de middelbare school volgde Ze van 1932 tot 1937 een opleiding reclameontwerpen aan de academie in Den Haag. Dit was een nieuwe opleiding onder leiding van de ontwerper Gerrit Kiljan die samen met zijn collega Paul Schuitema. Fotografie eb film waren een belangrijk medium in deze opleiding.


Andriesse leerde hier functionalistische ideeën over eerlijk materiaalgebruik en het toepassen van eigentijdse technieken. Vanaf het tweede jaar specialiseerde Andriesse zich vooral op de fotografie en kreeg door haar gedrevenheid de bijnaam “Emma-Leica” naar de camera Leica. Maar al snel ruilde ze deze camera in voor een Rolleiflex 6x6 spiegelreflexcamera. Via medestudenten kwam Emmy Andriesse in contact met de Bond van Kunstenaars voor Kulturele Rechten. Deze organisatie was opgericht door en aantal antifascistische kunstenaarsorganisaties in 1935. Zo kwam Emmy in contact met fotografen van de “Nieuwe Fotografie” als Carel Blazer, Eva Besnyö en Cas Oorthuys.

verschillende kranten en tijdschriften. De foto’s die zij maakte kenmerkten zich door het gebruik van verrassende camerastandpunten en diagonaal beeldopbouw. De onderwerpen waren ambachten, landschappen en het leven van volwassenen en kinderen in steden en dorpen.

Andriesse exposeerde al in 1937 in het Stedelijk Museum, op de tentoonstelling “Foto ‘37”, in Amsterdam met een sociale fotorapportage “In de Jordaan”. Deze fotoserie ging over de Jordaan als arbeidersbuurt in crisistijd. Toen ze klaar was met haar studie is ze naar Amsterdam verhuist, waar ze werkte als freelane fotografe voor 1951


In 1941 trouwde Emmy Andriesse met de kunstenaar en grafisch ontwerper Dick Elffers. Tijdens de Duitse bezetting kon ze niet werken en moest ze onderduiken. Eind 1944 kon ze dankzij een vals persoonsbewijs weer de straat op en besloot het dagelijkse leven in deze moeilijke tijd vast te leggen. Emmy Andriesse sloot zich aan bij een groep fotografen, die na de oorlog bekend zijn geworden onder de naam de “Ondergedoken Camera”. De foto’s, die Emmy in de hongerwinter in Amsterdam maakte, behoren tot de meest indringende foto’s van haar werk. Het was een documentatie van de honger, armoede en de ellende, zoals Jongen met pannetje , De doodgraver en Kinderen op Kattenburg. Ook hadden de foto’s een meer symbolische inhoud. Na de oorlog droeg Emmy ook bij aan fotoboeken over steden en landschappen. Ook begon ze zich te specialiseren in het maken van portretten. Tussen 1947 en 1951 maakte ze in opdracht van de directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, Willem Sandberg, een serie kunstenaarsportretten. Hiervoor bezocht ze ateliers van kunstenaars in Nederland,


België, Frankrijk en Zwitserland. De foto’s waren bestemd voor tentoonstellingscatalogus en hadden een strakke symmetrische beeldopbouw wat de foto’s en monumentaal karakter geeft. Ze behoren tot de hoogtepunten van haar werk door hun hoge artisitieke en technische kwaliteit.


Een ander onderwerp wat Andriesse haar hele carrière heeft gedaan is mode. De interesse in mode had ze vanuit huis meegekregen. Haar foto’s van stoffen, kleding en mode kamen in veel modebladen. Ze liet zich bij haar weergave beïnvloeden door buitenlandse modefotografen als G. HoyningenHuene, H. P. Horst en A. Durst, die allen voor het blad “Vogue” werkten. Dit leidde tot een heldere foto’s met effen achtergronden, licht gedraaid staande modellen en een klare belichting. Ook werkte ze voor modeontwerpers als Ferry Offerman, Max Heymans en Benno Premsela en bezocht ze werkplaatsen van ontwerpers, paskamers en Parijse modeshows voor haar werk. Emmy heeft veel reizen gemaakt voor haar opdrachten. Tijdens haar vele reizen fotografeerde zij ook veel mensen en samenlevingen. Beroemd werd haar reportage over “De Wereld van Van Gogh” die zij in opdracht van uitgeverij Bert Bakker in de Provence maakte in 1951. Het ging Andriesse in haar werk na de oorlog vooral om het karakteristieke en persoonlijke en ontroerende in de gewone mens.

Ze werkte vanuit een humanistische levensvisie en droeg ook bij aan de beroemde fototentoonstelling uit 1955, The Family of Man in het Museum of Modern Art te New York. Op 18 juni 1941 trouwde zij met grafisch ontwerper en beeldend kunstenaar Dick Elffers. Ze kregen 2 zonen, waarvan de oudste op 2-jarige leftijd verdronk on vakantie in 1945. In haar leven overleed haar zoontje op zo’n jonge leeftijd en haar moeder toen zij zelf 15 jaar was. Hierdoor was zij bang om ook vroeg te komen overlijden en had hierdoor een enorme levenslust en gedrevenheid. Ze wilde alles uit het leven halen. Uiteindelijk overleed Emmy, ook vroeg, op 39-jarige leeftijd.



1945 Beeld in Grafisch Ontwerp In de periode 1945 tot 1965 wordt het grafisch ontwerp wereldwijd bepaald door het beeld en het illustratieve. Beeld in grafisch ontwerp was naief grappig speels opvallend kleurgebruik. De relatie met de beeldende kunst is sterk. De ontwerpen van bijvoorbeeld Frans Mettens (Nederland), Herbert Leupin (Zwitserland) en Hiroshi Ohchi (Japan) laten dit zien. Belangrijke ontwerpers in de Verenigde Staten waren Paul Rand (1914 tot 1996) een pionier van de New Advertisement en Saul Bass (1921 tot 1996) hij maakte o.a. filmaffiches en leaders. Paul Rand, IBM 1956

Herbert Leupin,Tribune de Lausanne - chaque matin 1955


Paul Rand, H.L. Mencken Prejudices, A Selection’ 1955

Saul Bass

Frans Mettes, Onverdeeld 1940

Frans Mettes, Koopt Nederlandsche waar 1935


In Polen ontstaat door economische en sociale fatoren een unieke stroming in het culturele afficheontwerp, de zogenaamde “Poolse afficheschool�. De bloeiperiode van deze stroming was van 1950 tot 1970. De kenmerken van deze unieke poolse stroming zijn; dat woord en beeld gelijkwaardig zijn, er veel gevarieerd wordt met de techniken, zoals bijvoorbeeld houtsnede. Ook heeft het werk zowel emotionele als intellectuele impact. Het is niet altijd meteen duidelijk wat er bedoeld wordt, maar gaat vooral om de artistieke belevenis, door gebruik van metaforen. Na de oorlog werd Polen een communistisch land en daarom mocht er alleen sociaal realistische kunst gemaakt worden (propaganda). Alleen Affiches werden uitgesloten. De regering vonden dat een affiche ook een educatieve waarden had en werkte als uitlaatklep voor velen. In Polen werden zelden reclame affiches gemaakt, omdat in die tijd geen productie overschotten waren en eerder een tekort aan producten.

Belangrijke Poolse ontwerpers waren; Jan Lenica (1928 tot 2001), Mieczyslaw Gorowski (1941), Roman Cieslewicz (1930 tot 1996), Maciej Urbaniec (1925 tot 2004) en Henryk Tomaszewski (1914 tot 2005).

Henryk Tomaszewski, Polska Pantomima 1964


Mieczyslaw Gorowiski,The Police 1982

Jan Lenica, wozzeck 1964


1950 Abstact Expressionisme Veel creatievelingen vluchtten voor de WOII naar Amerika. Na 1945 verplaatst dan ook het centrum van de moderne kunst zich naar New York. Hier ontstaat het abstract expressionisme. Voor de 2e wereldoorlog was Parijs het kunstcentrum van de wereld. Amerika was aantrekkeijk om naartoe te verplaatsen, doordat ze politiek en financieel sterk, waren waardoor het een vruchtbare grond was voor experimenten. Abstract expressionisme betekend, het uitdrukken van het eigen gevoel op een abstracte manier. Meestal werken de kunstenaars op grote formaten, zoals de kunstenaars Jackson Pollock (1912 tot 1956) met zijn “Action Painting�, Willem de Kooning (1904 tot 1997) die figuratief en abstract werk maakte, Mark Rothko (1903 tot 1970) met zijn colourfield painting, Franz Kline (1910 tot 1962) en Robert Motherwell (1915 tot 1991) die een theoreticus was van het abstract expressionisme.

jackson pollock, Number 8 1949


Franz Kline - Mahoning 1956


Franz Kline

Mark Rothko


Mark Rothko, Collourfield paintings


Willem de Kooning, Woman and Bicycle 1953


Willem de Kooning, Woman I 1952


1912 Jackson Pollock Een doek waar wat verf tegenaan is gegooid, dat kan toch iedereen!? De kunstenaar Jackson Pollock staat bekend met zijn “action paintings”. Deze kunstvorm maakte hij tot zijn beeldmerk, maar in hoeverre is dit kunst, want verf op een doek gooien kan toch iedereen?

In de jaren veertig ontstond er in New York het Abstract Expressionisme. Een gezelschap kunstenaars die praktisch allemaal in dezelfde wijk woonden, hadden een totale toewijding aan een expressieve en abstracte kunstvorm gemeen. Hierdoor ontstond een band en een bond van overtuigde kunstenaars: dit was een ultieme vorm van uitten! Ondanks het broederschap bleef het werk sterk individualistisch, ieder had zijn eigen werkwijze en stijlontwikkeling. Het is mooi om te zien, binnen deze stroming zijn de verschillende karakters goed van elkaar te onderscheidden. Het werd de eerste Amerikaanse Avant-Garde ontwikkeling die daadwerkelijk invloed had op de kunst binnen Europa. New York werd het nieuwe Parijs van voor de Tweede Wereldoorlog, het bruisende hart wat betreft kunst. Een zeer excentrieke New Yorker was Jackson Pollock. Hij geeft het Abstract Expressionisme een heel uitzonderlijk uiterlijk. Hij wordt ook wel het boegbeeld van de stroming genoemd, terwijl het meest typerende werk van zijn hand in die periode een eigen benaming krijgt. Pollock en zijn ‘all over’ schilderijen, die later


de verzamelnaam ‘action-paintings’ krijgen. Als kind was Pollock al een buitenbeentje, haalde veel rottigheid uit en werd wel eens geschorst van school. Hij had duidelijke overtuigingen en liet van

zich horen, hierdoor viel hij op. Hij groeide dan ook op tot een wat verbitterd man, constant in dialoog met zichzelf, want hij stelde hogen eisen.Vorvolgens kon hij deze eisen niet waar maken. Hij vertelde

Number 30, Autumn Rhythm 1950


Cotton pickers 1935

eens over de angst om zichzelf te herhalen en de twijfels over de titel kunstenaar. Hij maakte zich schuldig aan kwade dingen als zijn vrouw slaan en zich verdrinken in de alcohol. Hij leek zich geen raad met zichzelf en stond dan ook bekend als een wat norse en gefrustreerde man. Dit kun je eigenlijk ook al duidelijk opmaken uit zijn ‘action paintings’. Deze kunstvorm maakte hij tot zijn beeldmerk. Search 1955


Head 1940

Pollock is de verf zelf, de bewegingen die hij maakt zijn zelf vol van expressie. Pollock legt zelf een link naar etnische kunstvormen, zoals de Indiaanse zandschilderijen, zijn werk heeft zeker


Bleu Moby Dick 1943


overeenkomsten en dat benoemd hij ook. Deze zandschilderijen bestaan uit verschillende kleuren zand die worden gestrooid en symboliek bevatten. In 1947 ontstaan zijn ‘drippings’, die hij zelf zo benoemd. Bij het zien van deze werken kun je je goed voorstellen hoe hij bewogen heeft en met welk gevoel hij is begonnen aan zo’n werk. De werken lijken om niets meer te gaan dan om snelheid, toeval en drama. Pollock zelf zegt dat het juíst een gestuurde techniek is. Het is een gestuurd automatisme. Hij kiest zorgvuldig zijn kleuren en gebruikt een ronde stok of geharde kwast om de straal van de verf te kunnen sturen. De ‘drippings’ zijn op het eerste gezicht gewoon doeken waar verf op gesmeten is. Je ziet dat er geen kwast of schildertechniek is gebruikt, daarnaast is er ook geen sprake van figuratie of een compositie bij zijn drippings. En dat zijn nou juist de ingrediënten die deze manier van werken zo intrigerend maakt. Er zijn veel vragen bij te stellen. Pollock antwoorde altijd terughoudend als er gevraagd werd naar bijvoorbeeld technische aspecten, gaf hij daar geen antwoord op. Die antwoorden kreeg men later wel

toen Hans Namuth in 1950 toestemming kreeg om Pollock te fotograferen en te filmen. In de film hoor je Pollock zelf uitleg geven over zijn werkwijze. Alsnog reageerd hij kortaf. Tegelijkertijd zie je hem aan een canvas werken, hij trekt zijn verfschoenen aan en loopt wat om het canvas heen. Als hij eenmaal een pot met verf in handen heeft is hij niet langer bedenkelijk en werkt in tempo. Hij houdt van een groot canvas die hij het liefst op de grond legt, zodat hij er omheen kan lopen. Eigenlijk hebben deze ‘action paintings’ geen begin of eind, alleen het maken ervan zelf. Hij zegt dan ook dat hij het belangrijk vind om zijn gevoelens te uitten, niet om ze een vorm te geven. Techniek is volgens Pollock hierbij alleen maar een manier van en niet een vorm van een statement. Pollock maakte meer dan 180 werken binnen deze techniek. Kort na de documentatie van Namuth krijgt Pollock een zogenoemde inzinking en stopt hij een periode met werken. De werken die daarna weer ontstaan worden gedomineerd door zwart en gaan eigenlijk door op zijn eerdere techniek. In de periode die volgt krijgt soms figuratie in klein rolletje. Later keert ook


Number 3 1950

de kleur weer terug. Maar zijn werk behoudt ten alle tijden de ‘action’. De daad is een emotionele actie en dat maakt het schilderij. Het is niet zo dat de figuratie ten alle tijden uitblijft

bij Pollock, in de jaren voor 1947 produceerde hij een scala aan werk dat als een onderzoek beschouwd kan worden. Opvallend is dat de werken steeds meer abstracter worden. Die abstractie is het eindpunt


voor Pollock, daar waar hij zich het meest thuis voelt. Het is voor de hand liggend dat mensen een dergelijke imitatie maken. Wat verf op een doek gooien en je hebt een action painting gemaakt. Op de site jacksonpollock.org kun je zelf zo’n schilderij op het beeldscherm maken door middel van een grappig internet spelletje. Pollock vertegenwoordigt natuurlijk veel meer dan een spel met verf. Tegenwoordig wordt alles vergemakkelijkt dus een Pollock maak je zo even op de computer. Het is symbolisch voor deze tijd, de mate waarop gekopieÍrd wordt doet persoonlijkheid en karakter steeds meer de das om.

Bronnen: www.youtube.com www.kunstbus.nl www.digischool.nl www.wikipedia.nl


1965 Minimal art en functionalisme Rond 1965 ontstaat in New York de Minimal Art als reactie op abstract expressionisme. Deze uiterst rationele stroming die zich afzet tegen het abstract expressionisme zal tot in de jaren ‘70 voortduren. De werken zijn vaak geometrisch, monochroom, sober en abstract. Ze hebben geen andere betekenis dan het waarnemen van de vorm. Het werk roept gen associaties op en de etische werking is niet gebaseerd op enige inhoud.

Dan Flavin, Untitled 1970

Donald Judd, Ten units of stainless steel 1973


Donald Judd, Concrete Blocks 1980

Carl Andre,Trabum 1972

Dan Flavin, Menil Collection 1966

Minimal Art had heel andere uitgangspunten en hadden een zeer functionele visie. Ze zijn puur voor het waarnemen van vorm, het is geen afbeelding die figuratief te interpreteren is. De hand van de kunstenaar is hier niet in te ontdekken. Bij Minimal Art gaat het juist om de persoonlijke interpretatie. Amerikaanse Minimal Art kunstenaars zijn; Donald Judd (1928 tot 1994), Carl Andre (1935) die veel met materialen werkte, Soll Lewitt (1928 tot 2007) die veel conceptuele kunst maakte, Dan Flavin (1933 tot 1996) die veel met licht werkte en Kenneth Noland (1924) met zijn post painterly abstraction.


Soll Lewitt 1966

In de jaren ‘60 gaat in Nederland het functionele ontwerpen vaste voet aan de grond krijgen. De ontwerpers zijn objectief, analysrend, informatief en dienend. De boodschap en doelgroep worden onderzocht. De belangrijkste invloed is de “Zwitserse school”, in de VS wordt deze stroming de International Typografische Stijl genoemd. Belangrijke vertegenwoordigers zijn; Armin Hoffmann (1920) uit Basel en Josef Müler-Brockmann (1914 tot 1996) uit Zürich. Nederlandse ontwerpers zijn; Otto Treumann (1919 tot 2001) en Wim Crouwel (1928). Wim Crouwel is degene die de Zwitserse aanpak in Nederland groot maakt. Voor Crouwel moet communicatie neutraal en dienend zijn. Een ontwerp kan gemaakt worden na rationele analyse van de verschillende delen van de boodschap. Het stramien of grid is een veelgebruikte structuur. Dit maakt het ontwerp controleerbaar en herhaalbaar. Zijn favoriet is de schreefloze letter. In 1967 ontwikkeld hij voor de toepassing in digitale computersystemen het New Alphabet.


Kenneth Noland, Bridge 1964


Hij gebruikt niet alleen schreefloze lettertypes maar ook alleen onderkasten en geen kapitalen, zoals het bauhaus. De diagonaal zet hij ook in bij affches, bijvoorbeeld voor ‘het nieuwe bouwen’, 1983. Crouwel heeft de opleiding expressief schilder gevolgd aan de kunstacademie, Minerva. Erna heeft hij ook nog les gehad aan de Rietveld academie en is zo incontact gekomen met Otto Treumann. Zo ging hij bij Endeberg werken, waardoor hij in contact kwam met Zwitsere ontwerper. In 1963 is hij mede-oprichter van het 1e grote ontwerpbureau in Nederland, “Total Design” in Amsterdam. Dit deed hij samen met Friso Kramer en Benno Wissing (1923). Later zullen ook Ben Bos, Jurriaan Schrofer, Anthon Beeke en vele andere werkzaam zijn bij Total Design dat nu Total Identity heet. Total Design werkte aan grote opdrachten, zoals schiphol. De bewegwijzering werd door meerdere luchthavens wereldwijd overgenomen. Ook staat Crouwel bekend om zijn postzegelontwerpen, die 25 jaar in Nederland werden gebruikt voor de komst van de euro.

Wim Crouwel, Nederlandse postzegels 1976


Wim Crouwel 1968

Wim Crouwel 1976


1960 Pop Art In de jaren ‘60 van de 20e eeuw ontstaat in de VS de Pop Art (Populaur Art). Pop Art is een bepaalde stijl, maar een stroming met als gemeenschappelijk uitgangspunt het putten uit de consumptiemaatschappij. De sinds de jaren ‘50 enorm uitgegroeide welvaartsmaatschappij met massamedia, supermarktproducten, reclame en strips is de inspiratiebron. Pop Art kunstenaars zijn Tom Wesselman (1931 tot 2004), Martial Raysse (1936), James Rosenquist (1933), Robert Indiana (1928) en Herbert Marshall McLuhan (1911 tot 1980) met het boek “The medium is a message” 1964. Andere grote Pop Art kunstenaars zijn; Claes Oldenburg (1929) met zijn one-man performance, David Hockney (1937), Roy Lichtenstein (1923 tot 1997) die beelden gebruikten afkomstig van strips en Andy Warhol (1930 tot 1987). Warhol gebruikte de uit de reclamewereld afkomstige zeefdruktechniek, waarbij de zeefdrukinkt door een gedeeltelijk afgedekt weefsel, het zeefraam, wordt afgedrukt. Hij isoleert, vergroot en herhaalt onderwerpen uit de reclame- en mediawereld. “De

Andy Warhol, Marilyn Monroe 1964


David Hockney, Pearblossom Highway 1986


Roy Lichtenstei, M Maybe 1965

Martial Raysse, Nissa Bella 1965


Tom wesselmann, Bedroom Painting No. 38

kunst van het zaken is de eerste stap die op de kunst volgt. Ik ben als reclamekunstenaar begonnen en ik wil eindigen als zakelijk kunstenaar.� Claes Oldenburg vergrote dingen banaal uit, zoals grote lippenstift en schroef (voor Booijmans van Beuningen), liep over straat met een grote tandpasta of plastik cheeseburger.

Robert Rauschenberg 1962


Claes Oldenburg, Shuttlecocks 1994

Liefhebber van Popart, David Hochney, woonde in Callifornia in die tijd en werkte met de onderwerpen onbezorgdheid en het rijke leven. Hij schilderde vaak situaties waar hij van genoot. Roy Lichetenstein maakte emoties over de top clichĂŠ. Hij maakte het heel onpersoonlijk en trok dingen uit zijn verband. Hiervoor gebruikte hij een strip-vorm. Zoals in een strip isoleerd hi een fractie van een verhaal. Zijn werk heeft heldere en felle kleuren, dat veel mensen aan spreekt. Andy Warhol is een commercieel kunstenaar. Hij

vond de zakelijke kant ook erg balngrijk.Warhol was een verlegen man, maar had wel een groot gevoel voor communicatie en netwerken. Hij begon als reclame tekenaar en paste deze techniek later ook toe in zijn werk. Warhol had geen kritiek op dingen. Eerder een enthausiasme voor trends en bekendheden. Hij wilde zelf ook eens beroemd zijn.Vandaar ook zijn werken


James Rosenquist 1960

van Marilin Monroe en Elvis Presley. Hij heeft niet zozeer een ideaal, maar wil het beste halen uit wat de wereld of maatschappij hem te bieden heeft. Zijn werken waren een productie. Er werd echt een oplage gemaakt, een serie, wat eigenlijk toch wel gericht was op verkoop. De serie in letterlijke vorm vind hij ook interesssant, omdat hij zo een herhaling toe past.

Andy Warhol, Campbell Soup Can 1962


1966 Andy Warhol Hoewel Andy Warhol de popart niet heeft uitgevonden en zelfs geen voorloper was van deze invloedrijke kunststroming, werd hij toch de belangrijkste kunstenaar ervan. Bekend werd hij met zijn schilderijen van een soepblikken of pakken wasmiddel en het vermeenigvuldigen van portretten van supersterren. Was hij eigenlijk wel een echte kunstenaar?

Andy Warhol begon zijn carrière als reclametekenaar. In de jaren vijftig groeide hij binnen enkele jaren uit tot een bekende naam voor artdirectors. Zijn eerste echte grote succes was een paginavullende tekening van een matroos, die op zijn knieën zit en heroïne in zijn arm spuit. De tekening werd in september 1951 afgedrukt in de New York Times als advertentie voor een radioprogramma. Ook tekende hij met grote regelmaat schoenen. De herhaling en de geringe variatie beviel hem en dit zou later een belangrijk kenmerk worden van zijn werk. Zijn eerste tentoonstelling kreeg Hij in 1952, toen hij via een vriend kennismaakte met Alexandre Iolas, de eigenaar van de Hugo Gallery. Op deze expositie toonde Warhol tekeningen, die hij als illustratie had gemaakt bij verhalen van Truman Capote. Aan het begin van de zestiger jaren begon zijn loopbaan als kunstenaar. Onder invloed van de “ready-mades” van Marcel Duchamp gebruikte Warhol alledaagse consumentenproducten in zijn kunstwerken. Hiervoor gebruikte hij bijvoorbeeld


192 one dollar bills 1962

210 coca cola bottles 1962

de bekende soepblikken van Campbell, het logo van Coca Cola of het Amerikaanse dollarbiljet. Hij had geen behoefte om zijn eigen gevoelens of gebeurenissen op het doek te zetten en vond het geen probleem om anderen te vragen wat hij moest schilderen. Zijn vriend Henri Goldzahler bracht hem op het idee voor zijn “Death and Disaster� serie. Ivan Karp adviseerde hem om zelfportretten


Marilyn Monroe

bestond uit sterren, zoals Marilyn Monroe en Elvis Presley of omstreden thema’s. Veelal gebruikte hij al bestaande foto’s, die hij manipuleerde en dikwijls talloze keren op het doek vermenigvuldigde. Warhol was de eerste kunstenaar die een persoonlijke stijl niet belangrijk vond. Door onderwerpen uit de consumptiemaatschappij te kiezen en deze op een emotieloze manier te verwerken, was Warhol de meest pure kunstenaar uit de popartscene. Vooral de media waren een inspiratiebron voor Warhol. “Ik ben met mijn televisie getrouwd”, zei hij eens. Televisie en roddelbladen zorgden voor een stroom aan sterren en glamour en Warhol was gefascineerd door deze sterrencultus.

te schilderen, zodat hij zelf een icoon van zijn tijd zou worden. Muriel Latow bedacht de door Warhol geschilderde dollarbiljetten. Met behulp van de zeefdruktechniek onstonden grote series werken waarbij de onderwerpkeuze

Zijn tentoonstelling in New York in 1962 sloeg in als een bom. Hierdoor kocht hij zijn nieuwe studio The Factory. Op deze plek kwamen zijn medewerkers en bewonderaars bijee em in deze werkruimte ontstonden de underground films en vonden er happenings en multimedia voorstellingen plaats. De deur van The Factory stond altijd open en zo werd de studio een verzamelplaats voor kunstenaars.


Triple Elvis 1963


Cow Wallpaper 1966

Terwijl iedereen in en uitliep, werkten Warhol met zijn assistenten aan de grote reeksen schilderijen met de regelmatig terugkerende thema’s. Achteraf was de zomer van 1966 het absolute hoogtepunt van zijn carrièr. Warhol was beroemd en kwam met frisse ideeën. Bij het maken van films werd Andy Warhol geïnspireerd door Jonas Mekas, die op Park Avenue South undergroundfilms vertoonde. Hij draaide zowel Warhols “Tarzan and Jane”, “Kiss” en “Blow job”. Ook de zes uur durende film “Sleep”, met een slapende John Giorno. Dit was een typische film van Warhol, waarin lang hetzelfde te zien was. Andy Warhol beleefde er plezier aan zich op feestjes af en toe te verkleden als vrouw. Naar eigen zeggen bewonderde hij ‘the boys who spend their lives trying to be complete girls’. In de serie wil hij ook niet grappig overkomen, maar kijkt een beetje afwezige maar doordringend recht in de camera. Dit laat zijn oppervlakkige imago goed zien. Andy Warhol zette niet alleen zijn werk, maar ook zichzelf in de markt als kunstwerk. Zorgvuldig


Zebra

creëerde hij een imago, dat vooral te herkennen was aan de wittige pruiken, die alleen bedoeld waren om zijn kaalheid te verbergen. Warhol maakte zichzelf tot logo, een figuur dat mensen over de hele wereld snel herkennen, zonder veel diepgang, maar wel snel herkend wordt. Dit bereikte hij door veel selfportretten te maken. Portretten van andere beroemde tijdgenoten, zoals bijvoorbeeld Jackson Pollock en Roy Lichtenstein, werden er niet veel gemaakt en al helmaal niet door henzelf en zijn daarom ook minder bekend. Hoewel dit wel grote kunstenaars zijn. Daarnaast creëerde Warhol een standvastig imago. Steeds opnieuw beeldde hij zichzelf hetzelfde af. In juli 1986 Andy Warhol neergeschoten door de radicale Valerie Solanis. Zij was een feministe die in contact was gekomen met Warhol en een script van haar film aan hem had gegeven. Toen zij dit script terug wilde bleek dat dit was kwijt geraakt. Warhol overleefde de moordaanslag, maar er waren ernstige gevolgen voor zijn lichamelijke en mentale gezondheid.

Dit was een keerpunt in de carrière van Warhol. Het opendeurbeleid van The Factory werd beëindigd. Onder zwaardere veiligheidseisen bewaakt en hierdoor verloor hij zijn creatieve en vrije instelling. Ook werd hij veel zakelijker en veranderde later de


naam van de studio in The Office. In de zeventiger jaren maakte Andy Warhol vooral portretten in opdracht en begon hij zijn tijdschrift “Interview”. Zijn belangrijkste assistenten werden cineast Paul Morrissey en zakenman Fred Hughes. Warhol nam alle gesprekken om zich heen op en gebruikte deze opnamen voor de teksten in zijn tijdschrift. De beroemdheden in het tijdschrift mochten vaak een portret van zichzelf laten maken, als zij een interview voor het tijdschrift wilde doen. Na de zeventiger jaren maakte hij lange series in een bepaald thema, zoals “Empire” en “Camouflages”. Op 58 jarige leeftijd overleed de kunstenaar. Hij was herstellende van een routineoperatie aan zijn galblaas, toen hij in zijn slaap stierf aan een hartstilstand. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar Warhol echt voor stond. En misschien wist hij dat zelf ook wel niet.Toen een interviewer hem vroeg of hij wel eens in de spiegel keek, antwoordde Warhol: ‘No, it’s too hard to look in the mirror. Nothing’s there’. Het grootste kunstwerk dat Andy Warhol dus schiep was hijzelf.

Bronnen: http://www.cultuurarchief .nl/kunstenaar s/ warholandy.htm http://nl.wikipedia.org/wiki/Andy_Warhol http://www.jaski.nl/artists/andy-warhol http://andywarholmediated.wordpress.com/


Andy Warhol, Zelfportrer In Polaroid 1979 (links) Andy Warhol, Zelfportret 1967

Andy Warhol, Zelfportrer In Drag 1980


1970 Eigenzinnige Typografie Van 1965 tot 1985 werdt er veel handwerk gebruik, zoals knippen en plakken. Vervolgens werd het gefotografeerd. Er ontstonden heel nieuwe opvattigen binnen grafisch ontwerpen. Het politieke engagement van Jan van Toorn (1932) versus het functionalisme van Wim Crouwel (1928). Van Torn zette zich af tegen het functionalisme, samen met namen als Anton Beeke, Piet Schreuders, Swip Stolk en Gert Dumbar. Van Toorn zegt dat grafisch ontwerper niet neutraal kan zijn, zoals Crouwel beweerd. De functionalistische vormtaal communicerd volgens hem gewoon te weinig. De nieuwe lelijkheid wordt het ook wel genoemd door de tegenstanders van functionalistisme. Er is een groot verschil tussen de twee ontwerpers. Van Toorn zet een duidelijke sfeer zien in de affiches, als het onderwerp het toelaat. Zijn stijl is heel veranderlijk en open en past het zich aan aan het onderwerp. Als je er een affiche van Crouwel tegenover legt zie je dat deze leeg en afstandelijk is. Maar ook puur typografisch en behoudend in vergelijking met dat van Toorn.

Wim Crouwel


Jan van Toorn

Toorn wil een dialoog/ interactiviteit met de aanschouwer, Crouwel verschaft alleen eenzijdige informatie. De uitgangspunten van het functionalisme zijn; ordening en helderheid, hebben een afkeer van chaos, analyseren de boodschap die het moet overbrengen, willen neutrale communicatie zonder ruis en gebruiken geen verleiding of expressie in hun werk. De hand van de ontwerper is ook nauwelijks terug te vinden. Het politiek engagement van van Toorn geeft juist een reactie inplaats van alleen info. De uitgangspunten hiervan zijn; de uitgangspunten van het functionalisme in twijfel trekken, willen mensen aan het denken zetten, zijn subjectief, open en veranderlijk. Ze verduidelijken en versterken de boodschap door middel van de gekozen grafische vorm. Ook wel eclecticisme genoemd. Piet Schreuder (1951) bracht weer verandering in het denken binnen het grafisch ontwerp en was be誰nvloed door Jan van Toorn. Een ontwerper was volgens hem een soort misdadiger in die tijd, omdat er smoesjes werden verzonnen maar in werklijkheid


Jan van Toorn 1923

overspoelden ze het ontwerp met een smakeloze saus. De poezenkrant is van zijn hand en hij liet ook duidelijk zijn voorliefde voor bepaalde lettertypes blijken. Zoals Cooper Black. Ook hield hij van de omslagen van Amerikaanse pockets. De ontwerp studio “Total Loss Design” veranderde in 1981 van naam en werd Wild Plakken. Hierbij zaten Piet Scheuders, Lies Ros, Rob Schröder en Frank Beekers. Ze waren Idealistisch en erg politiek betrokken. Ze wilden de wereld beter maken. Grapus van 1970 tot 1990 is de Franse tegenhanger van Wild Plakken in dezelfde periode. Pierre Bernard (1942) is een belangrijk persoon hierbinnen. Kenmerken van de Grapus zijn; een tegendraadse, beeldende typografie, overheersend en er heerst altijd een kritische sfeer. Max Kisman (1953), volgde ook de lessen van van Toorn. Hij was niet zo kritisch of politiek. Hij was meer geïnteresseerd in de ideeën van Bauhaus. Hij experimenteerde met expressieve typografie en emotie in de letter. Een voorbeeld voor hem was het tijdschrift van Neville Brody (1957), dat gebruik maakt van een nieuwe vormentaal.


Max Kisman Piet Schreuders, layin layout 1977


1970 Psychedelisch en fluxus De Psychedelische stijl vond plaats in de VS van 1966 tot 1968. Het is ontstaan in San Francisco en van daaruit verspreid over heel de VS en Europa. De stijl doet hippie-achtig aan, met felle kleuren en experimentele beelden en letters. Ook zijn het veelal muziek affiches. Belangrijke kenmerken van deze stijl zijn de ervaringen van het gebruik van LSD. Dit werd vooral gebruikt bij het maken van rockconcertaffiches. De invloeden van deze stijl zijn; victoriaans, Art Nouveau en Art Deco. Kunstenaars van de Psychedelische stroming zijn; Milton Glaser (1929), Wes Wilson (1937), Victor Moscoso (1936) en Robert Crumb (1943), die bekend staat on zijn underground cartoons. Kenmerken psychedelische affiches zijn; met de hand getekend of geschilderd inclusief belettering, decoratieve lijnen en patronen, optische effecten, belettering gaat over in abstracte vormen eventueel vervormd, uitgerekt, golvend, ook worden er vaak felle en intense kleuren gebruikt.


Van links naar rechts Victor Moscoso George Maciunas Wes Wilson Wes Wilson, Bill Graham 1967


Joseph Beuys,The Pack 1969

Robert Crumb, Fritz the Cat

Vanaf 1962 ontstaat in de VS en Europa de Fluxus. Er werden ‘de-collages’ gemaakt en er werd aan mailart gedaan. Mensen over de hele wereld konden elkaar dingen mailen. Het draait bij de flusux ook meer om film en events, dingen die in beweging zijn. Vandaar ook de naam, dat in het latijns stromen en bewegen betekend. Futuristen en Dadaisten zijn eigenlijk een soort voorlopers van Fluxus. Het wordt dan ook een

Victor Moscoso


Milton Glaser, Dylan 1966

neo-dadaistische kunsttroming genoemd en duurde ongeveer drie jaar. De Fluxus wordt opgericht in New York door George Maciunas (1931 tot 1978). Hij begon met performances die hij Fluxus noemde. In 1963 schreef hij het manifest. De wereld moest gezuiverd worden van wat men de ‘intellectuelen’ noemden. De fluxus willen iets compleet nieuws, ze zeggen ‘Kunst en leven zijn één’. Alle ‘events’, zoals zij dat noemen zijn waardig. Een belangrijke persoon in Duitsland was Joseph Beuys (1921 tot 1986). Hij tekende, schilderde, maakte collages, ruimtelijke installaties en politieke Aktionen. Ook had hij persoonlijke symbolieken, als bloed, vet, vilt, was, koper en “braunkreuz”. Beuys wilde de cultuswaarde van het kunstwerk herstellen (door rituelen en magie) en werd beïnvloed door de neo-expressionisten Anselm Kiefer (1945) en Jörg Immendorf (1945 tot 2007). Namen binnen Fluxus in Nederland zijn; Wim T. Schippers (1942), Willem de Ridder (1939), Swip


Links Willem de Ridder

waar meerdere ontwerpers, zo ook Swip Stolk aan meewerkten. De typografie spreekt vooral bij het nieuwjaarsnummer van ’66, ze vroegen Wijdeveld om hun blaadje te verrijken. Ook maakte Beeke affiches voor de Bijenkorf en in 1970 maakte hij zijn Alfabet van blote meisjes voor ‘het Kwadraatblad’. Hierdoor werdt hij gevraagt door Crouwel om voor zijn Total Design te werken, juist omdat hij zo’n kritische en eigen kijk had op dingen.

Rechts Wim T. Schippers

Stolk (1944), maar ook Anthon Beeke (1940) deed mee aan fluxus-events in Nederland. Hij las in pak een onbegrijpelijke tekst voor terwijl zijn zus zich uitkleedde. Wim zat in een voetbad en er ging een wekker af. Anthon Beeke vind dat alles mag in het grafisch ontwerp. Hij was vaak provocerend, maakte veel culturele (theater)affiches en maakte daarbij veel gebruik van fotografie. Hij was de assistent van Jan van Toorn en rolde zo zonder opleiding in het vak Grafisch Ontwerpen. Hij begint met een blaadje, ‘Hitweek’ over popmuziek,

Kenmerken van het “postmoderne” affiche zijn; associatief, eigentijds, hebben een kunststatus, hebben een vernieuwde techniek en voegen een andere vormentaal toe aan het anti-functionalisme. De kenmerken van Postmodern zijn; het vergaan van de vorm van individualisering, vooral de persoonlijke associaties, maakt gebruik van zeer diverse inspiratiebronnen, zoals o.a de kunstgeschiedenis, wordt gebruik gemaakt van de nieuwste technieken, wordt gedacht in betekenislagen en de grens tussen kunst en grafisch ontwerpen wordt vaag, maar is niet verdwenen.


Anthon Beeke, Body Type 1969


1940 Anthon Beeke Een zijn transportfietsje bezorgde Anthon de in Amsterdam de ‘fijne vleeswaren’. En floot daarbij niet de bekende smartlappen, zoals de andere slagersjongens, maar bopthema’s die hij oppikte in Amsterdamse jazzclubs en bij de beroemde nachtconcerten in het Concertgebouw met grootheden als Miles Davis en Dizzy Gillespie. Anthon Beeke is nu internationaal bekend, zijn werk heeft op veel tentoonstellingen gehangen en er is een film over hem gemaakt. Hoe is hij van een simpele slagersjongen uitgegroeid tot één van de Nederlandse topontwerpers van de twintigste eeuw? Om aan zijn milieu te ontsnappen ging Anthon in 1956 het avondonderwijs van de Kunstnijverheidsschool volgen. Daar kreeg hij les van onder meer de beroemde ontwerper Wim Crouwel. Crouwel, toen nog onervaren, was erg abstract qua tekst in tegenstelling tot Beeke, die niet echt thuis was in de typografie. Hij kwam van de straat en had eigen ideeën en opvattingen. Crouwel had nooit gedacht dat Beeke het ver zou gaan schoppen hiermee, want hij zag al snel dat hij deze ‘jongen van

de straat’ weinig kon leren. Anthon hield het na een jaar voor gezien en vervolgde in de praktijk. Hij kwam bij Jan van Toorn te werken. Anderhalf jaar heeft hij dit gedaan. Samen hebben ze veel spellen ontworpen voor Jumbo. Anthon was aan de ene kant slordig, maar aan de andere kant werkte hij als een paard. Hij bleef er zowat slapen. Aan de andere kant, als er iets in de stad aan de hand was, kon je Anthon ook niet meer vinden. Ze hebben vaak geprobeerd hem te zoeken, maar tevergeefs. Andere werknemers van Jan van Toorn moesten dan zijn werk afmaken, zodat Anthon het de volgende dag zou kunnen presenteren. Het werk van Anthon is heel visueel. Anthon was niet zo van de tekst. Als hij het gebruikt, doet hij het op een beeldende manier. Je kunt het niet lezen, maar hij heeft daarmee wel een stap verder gemaakt dan typografie alleen.Voor een poster van een atelier heeft hij een soort plattegrond gemaakt en alles benoemd dat hij zag. Deze woorden zetten hij op en over elkaar op deze zogenaamde plattegrond op de


plek waar dit ook in werkelijkheid lag. Vormgeving zoals dit vroeger gebeurde komt voor hem over als mooi maken. Daar heef hij geen behoefte aan en de mensen volgens hem ook niet. Hij wil wel eens lachen en misschien ook wel huilen. De mensen betrekken bij de situatie waarin ze verkeren is volgens hem belangrijk. Dit doet hij door informatie, irritatie en confrontatie.Van alles wat. Vroeger had hij een gevoel dat het ontwerpen anders moest, maar wist hij niet precies hoe hij dit moest verwoorden. Voor het communiceren van dingen zouden er ook andere middelen gebruikt kunnen worden. Anthon wat ge誰nteresseerd in het modernisme en met name de fluxus invloeden. Daarnaast was ook de ook de Jazzmuziek belangrijk voor hem. Hij verzamelde Amerikaanse tijdschriften of andere dingen. Alles waar hij maar iets uit kon halen. Hij zocht namelijk naar een andere manier van communiceren. Het digitaliseren van letters was iets dat veel gebeurde. Crouwel vond dat dit heel slecht gebeurde en vooral






met de klassieke lettertypes. Hij vond dat er een soort grondregel moest komen voor het ontwerpen van deze letters, omdat er anders niets meer van terecht zou komen. In 1967 publiceerde Crouwel een boekje met, misschien een beetje doorgeslagen, zijn idee hoe een alfabet ontworpen moest worden. Een andere ontwerper reageerde hierop. Hoe kun je met het idee van Crouwel ook goede letters maken. Daarnaast maakte een paar Engelse een boekje met hen idee over het ontwerpen van letters en daarna kwam Beeke met zijn blote meisjes als reactie op Crouwel.Totaal Haags, maar wel goed vond Crouwel. Beeke heeft na te hebben gewerkt voor van Toorn vijf jaar bij Total Design gewerkt samen met Wim Crouwel. Hij was heel anders dan de rest van de ontwerpers daar, maar is ook altijd hetzelfde gebleven. Hij zat vol nieuwe ideeën en Crouwel zei dan ook altijd ‘maak maar wat je wilt’. Daarnaast was hij ook anders, omdat hij een heel ander tijdschema had dan de rest. Als zij om vijf uur naar huis gingen kwam Anthon pas aan en ’s morgens, als de andere ontwerpers weer op de studio kwamen, ging hij weer naar huis. Hierdoor was hij


nooit te pakken. Anthon heef erg veel werk gemaakt en zelfs nog 10 jaar samen met zijn dochter, die ook grafisch ontwerper is geworden, samengewerkt. Enkele jaren geleden kreeg Anthon een beroerte en zag zich genoodzaakt zijn studio op te heffen. 50 jaar werk ligt nu opgeslagen in een loods. De poster voor ‘Troilus & Cressida’ was één van zijn spraakmakende affiches. Hiervoor dacht Anthon, met zijn honderden vriendinnen, dat hij wel snel iemand zou kunnen vinden, die voor dit affiche zou willen poseren. “Niemand ziet toch dat jij dat bent” zei Anthon dan. Toch stemde geen van alle daarmee in. Niet omdat het vrouwonvriendelijk zou zijn, maar omdat ze niet zo op de foto wilde. Op de grens bezig zijn, hoe mensen ergens naar kijken en hoe ze erop reageren is waar Anthon mee bezig was. Hij gaf ze dan net een zet, waardoor ze kwaad werden, maar achteraf dachten ‘hij heeft me toch goed te pakken genomen’. Als Anthon een idee heeft weet hij op welke manier


dan ook het organisatorisch zo in elkaar te steken, dat hij mensen weet te enthousiastere om mee te werken. Hierdoor zijn er eindresultaten ontstaan, die een ander nooit van zijn leven voor elkaar had gekregen. Als hij voor het maken van een naakt alfabet dertig blote meiden nodig had, dan waren er ook dertig blote meiden, die enthousiast, vrolijk lachend en toegankelijk zich lieten fotograferen. Een ontwerp moet goed in elkaar zitten vind Anthon. Als het rot is gedrukt of op slecht papier wordt afgedrukt, moet het ontwerp nog overeind blijven. Het hoeft niet zo perfect. Bij een boek is dit natuurlijk wel van toepassing, maar bij een affiche niet. Hier loop je zo vlug voorbij, dat het beeld groot op je af moet komen. Mensen moeten denken ‘godver wat gebeurd daar nou!’, terwijl het affiche maar gewoon is wat het is. Anthon zocht de elementen voor zijn werk altijd dicht bij huis. Hij keek eerst om zich heen. Hij gebruikte dan bijvoorbeeld zijn moeder, dochter, familie, vrienden of één van zijn vele maîtresses. Maar ook bijvoorbeeld de kopjes en schoteltjes in


zijn kast. De beelden zijn maar uit weinig elementen opgebouwd en dat maakt ze nou juist zo sterk. In de van trappen van de conventie, die er in het grafisch ontwerpen is wil Anthon niet. Dwars liggen en de vernieuwing aan de gang houden is wat hij doet. De bronnen die hij gebruikt liggen buiten het vakgebied en niet in het vak zelf. Het communiceren is voor hem ook erg belangrijk. Wat produceer je voor een betekenis? Als je een kleur kiest en deze kiest omdat je de kleur mooi vind, is dit volgens Anthon het verkeerde antwoord. Het ontwerp is niet bedoeld als decoratie, maar moet communiceren in alle elementen van het affiche. Vooral de spraakmakende beelden die hij produceerde, die soms net over de grens gingen is wat Anthon Beeke zo groot maakte. Daarnaast ook het zoeken naar een andere manier van communiceren. Alle elementen in het affiche moeten de betekenis in het affiche overbrengen aan de mensen, die ernaar kijken.

Bronnen; http://www.jpekker.nl/?tag=anthon-beeke http://wiki.theaterencyclopedie.nl/wiki/Anthon_ Beeke http://cultuurgids.avro.nl/front/detailcloseup. html?item=8258359


1990 Postmodernisme en nu In de modernistische stroming vinden ze dat idealen en doelen bereikt moeten worden en zijn er progressieve gedachtes. Kenmerken van het Modernisme zijn; de scheiding tussen hoge en lage kunst, de autonomie en de kritisch maatschappelijke functie ervan, stilistische Barney Bubbles, Hawkwind In Search of Space 1971

zuiverheid, formalisme en functionalisme, de nadruk op de authenticiteit en betekenis, nadruk op angst en vervreemding, geniecultus en originaliteit. Postmodernisme laat dit juist los, er hoeft geen betekenis meet te zijn en geen duidelijke inhoud. Kenmerken van het Postmodernisme zijn; de grens tussen hoge kunst en massacultuur vervaagt, de autonomie verdwijnt, de allesomvattende cultuurindustrie, de stilistische onzuiverheid, de eclecticisme en historisme, de werkelijkheid als schijnvertoning, het verlies aan betekenis, de nadruk op fragmentering en de kunst als imitatie en parodie. Postmodernistische Filosofofen zijn Jean-Francois Lyotard (1924 tot 1998) “het einde van de grote verhalen”, Jacques Derrida (1930 tot 2004) deconstructivisme en Jean Baudrillard (1929 tot 2007) “simulacra”. Architecten waren Frank Gehry (1929) van Guggenheim museum Bilbao in 1997 en Michael Graves (1934). Het Groninger museum, 1995, is ecletisch en deconstrustivistisch. Beide termen horen bij het Post


Frank Gehry, Guggenheim Museum Bilbao 1997



Van links naar rechts: Gert Dumbar, Mondriaan 1971 Piet Parra,The Art Of Partying 2008 David Carson

Modernisme. Deconstructivisme is het uiteen vallen van onderdelen. Het gaat niet om de vormen maar de relatie ertussen. Net als het Gugenheim gebouw. Ook heeft het iets te maken met het kubisme. ‘Niet geloven in dingen, maar de relatie ertussen.’ Grafisch ontwrpers en Studio’s waren Gert Dumbar (1940) Studio Dumbar vanaf 1977 en geënsceneerde fotografie, Hard Werken 1978 tot 1993 met Henk Elenga, Gerard Hadders, Tom van der Haspel, Rick Vermeulen en Willem Kars, Edward Fella (VS, 1938) met zijn typografische experimenten, Wolfgang Weingart (Zwitserland, 1941) hij brak met de Internationale Typografische School, April Greiman (1948) met betekenislagen, David Carson (1956), Barney Bubbles (GB, 1942-1983) met zijn Stiff Records, Caroline Boone (1964), Büro Destruct, Bern vanaf 1994 en Piet Parra (1976). Gert Dumbar is een voorbeeld in het ontwerpen. Zijn speelsheid is kenmerkend. Hij combineert verschillende stijlen en werkt in lagen.‘Less is Boring’ Dumbar kwam bij Tel Design te werken, het op twee na grootste bureau in die tijd, dat werkte uit


Piet Parra

en zette hem zo heel ironisch neer. De Studio, Hard Werken, in Rotterdam. Wijzen functionaliteit af, het gaat om dynamiek, levendigheid en persoonlijkheid. Er ontstonden veel verschillende stijlen door de verschillende ontwerpers binnen de groep. Ze maakte niet politiek en niet zozeer provocerend werk. De computer wordt, in de jaren ’80, voor het werk veelvoudig ingezet en dat is voor Apple een belangrijke gebeurtenis. April Greiman werkte binnen het Postmodernisme bijvoorbeeld met de computer. Ze maakte vrij ingewikkeld werk, vol en dynamisch. Ze onderzocht de mogelijkheden binnen het werken met de computer, maar daarnaast is het is ook goed doordacht. verschillende invalshoeken. Hij ensceneerde met fotografie en gebruikte vaak niet al te serieuze invalhoeken. Zijn Mondriaan-affiche in 1971 werd zelfs tentoongesteld in het gemeente musueum. Hij ensceneerde mondriaan in een ruimte, zette zijn naam achter hem in zeer tegengestelde typografie,

David Carson dook in het vak op zonder opleiding, hij begrensde het grafisch ontwerp niet. Hij ontwierp op gevoel en speelde het zo dat als je zijn werk niet begreep, je niet tot de doelgroep behoorde. Hij startte met een tijdschrift ‘Ray Gun’, voor de grunch


Edward Fella

stijl binnen muziek en jeugd. Dit was het eerste waarmee hij opviel. Een voorbeeld van een postmodernistische beeldend kunstenaar is Rob Scholte (1959). Binnen de beeldende kunst, nam hij graag dingen of kunstwerken op de hak. Sherrie Levine maakte een Duchamp na. Het namaken speelde ook een rol binnen het Postmodenisme. Damien Hirst is ook zo’n exentriekeling. Een haai op sterk water in een grote glazen bak. En de ‘for the love of god’, een schedel vol diamanten. In de jaren Jaren ’90 tot 2000, na het ‘delirium’ design van alles moet, mag en kan volgt een bezinning, een nieuwe helderheid en betekenis wordt weer belangrijker. Het concept. Ook de invloed van de nieuwe media, de vervaging tussen de diciplines en het ontstaan van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. Vanaf 2000 tot heden komt er een nieuwe persoonlijke betrokkenheid bij toestand van de wereld en interesse voor handwerk of ambachtelijkheid.


Joyce Bronmeijer


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.