jg.75/nr.2/13 Onafhankelijk opinieblad voor de politie Verschijnt 10 keer per jaar. Abonnementen: www.websitevoordepolitie.nl
Ruud Bik: Politiemensen hebben een boegbeeld nodig
“
6 Handreiking voor een duurzame aanpak van multiproblematiek bij Roma-gezinnen. Inzicht in de achtergrond en leefwijze.
”
10 Brandende kwesties: twee uiteenlopende visies op de betekenis van betrokkenheid bij de buurt voor het politiewerk.
21 ‘Plankzaken opgeruimd!’: verslag van een ambitie, de uitwerking en de resultaten. En bouwstenen voor een duurzaam vervolg.
26 Politiechef Liesbeth Huyzer van Eenheid Noord-Holland: ‘Leidend moet zijn wat er in de buitenwereld gebeurt.’
30 Het vergroten van de kennis in de politieorganisatie over aangiften, afhandeling en aanpakken op het gebied van cybercrime is gevraagd.
Congres
Lokaal Veiligheidsbeleid 18 april 2013 | Van Der Valk A4 Schiphol
Het organiseren van veiligheid op lokaal niveau is een bijzonder complexe zaak tussen verschillende gemeentelijke afdelingen, politie, brandweer, belastingdienst, FIOD, provincies etc. Het valt of staat met goede samenwerking tussen daadkrachtige organisaties, die dicht op elkaar zitten, goed communiceren en informatie uitwisselen. Hoe pakt u het aan binnen uw regio?
Congres Lokaal Veiligheidsbeleid Tijdens het congres Lokaal Veiligheidsbeleid op 18 april 2013 worden de verschillende partijen samen gebracht. Krijg tips en praktijkvoorbeelden. Er worden onderwerpen besproken als: • Leefbaarheid en de vijf grote gemeenten: B5 samenwerking- Peter Noordanus, Burgemeester Tilburg • Mensenhandel - Corinne Dettmeijer, Nationaal Rapporteur Mensenhandel • Lokaal Veiligheidsbeleid - Prof. dr. Bob Hoogenboom, o.a. Bijzonder Hoogleraar Politie en Veiligheidsstudies, Vrije Universiteit van Amsterdam, Nyenrode Business Universiteit • Sociale Media en Jeugd / Jeugdaanpak - Danny Mekic, Multidisciplinaire internetexpert en jonge ondernemer, bekend van De Wereld Draait Door
Alleen als je samen de lokale veiligheid organiseert dan pak je mensenhandel, drugsoverlast en vastgoed fraude aan, ben je project X de baas en ben je succesvol in je jeugdaanpak. Schrijf je dan ook vandaag nog in!
Initiatiefnemers
Volg ons:
www.facebook.com/gemeente.nu
www.reedbusinessevents.nl/lokaalveiligheidsbeleid
Redactioneel
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
3
Laten werken
I
s het belangrijk dat een politieleider een charismatisch visionair is – of moet hij of zij in staat zijn om koersvast een missie te realiseren? Wordt van een leidinggevende bij de politie verwacht dat die kan innoveren en nieuwe paden kan ontdekken – of wordt hij of zij gevraagd om van een ingeslagen weg een geborgde werkwijze te maken? Ruud Bik is in zijn interview daar heel down to earth over: het gaat de komende jaren om koersvastheid, focus, dienstbaar leiderschap, implementatiekracht en dialoog. Ik zie zelf in de praktijk hoe hard dat nodig is. De missie, visie en strategie van de Nationale Politie mogen als een vast gegeven worden beschouwd. De blauwdrukken zijn uitgewerkt. Nu is er behoefte aan het antwoord op de vraag: en hoe laten we dit met z’n allen ook echt wérken? Dat is niet het meest glossy en avontuurlijke deel van leiderschap. Sterker nog: mijn ervaring is dat er een taaie periode aanbreekt waarin talloze inhoudelijke, menselijke en randvoorwaardelijke lijnen op het juiste moment aan elkaar moeten worden geknoopt. Dat is vaak al een hersenkraker op zich. Die je moet oplossen terwijl er tegelijk op de rem en op het gaspedaal wordt getrapt: sommige zaken vragen toch meer doorlooptijd dan gehoopt, terwijl de ambities steeds een beetje meer worden opgeschroefd. Bovendien breekt er voor medewerkers een onzekere periode aan. De zorg om de eigen positie van
Nodig is wel dat op strategisch niveau immer de samenhang der dingen wordt geduid
mensen vraagt dan soms meer aandacht dan de mooie stip op de horizon. Je moet er dus de komende jaren als leidinggevende bij de politie plezier in hebben om het dan toch allemaal in goede banen te leiden. Je zingeving ontlenen aan het feit dat we redelijk beheerst en in linie stappen vooruit zetten. Dat binnen en buiten de performance, het vertrouwen en de tevredenheid op peil blijven. Nou vooruit dan: zelfs meer dan op peil blijven. Ik gebruik afgelopen jaren steeds vaker het woord ‘mentale acrobatiek’. Net als met gewone acrobatiek, lijkt me dit een vaardigheid die je kunt oefenen. Die je hard nodig hebt in tijden dat er niet altijd een inhoudelijke boodschap is. Dat zaken toch weer anders liggen dan de vorige keer of sommige thema’s zelfs strijdig zijn met elkaar. Met dit acrobatisch vermogen kun je toch in één verhaal, met één of twee benen op de grond, mensen helder en voorspelbaar meenemen in een beweeglijke omgeving. Nodig is wel, dat op strategisch niveau immer de samenhang der dingen wordt geduid. Dat deze toelichting wordt ververst op het moment dat de context verandert. En dat de brede communicatiestrategie buitengewoon royaal tegemoet komt aan de grote informatiebehoefte van teams en medewerkers. Daarna kan een leidinggevende in de context van het eigen team, of zelfs vanuit het perspectief van één medewerker, de vertaling maken naar het verhaal dat op dát moment nodig is. Overigens geldt dit evenzeer voor de verbinding en communicatie met onze externe omgeving. Mogen we dan helemaal niet meer bezig zijn met innovatie en vernieuwing, gaan creativiteit en dwarsdenken dan voorlopig on hold? Geenszins! Dat gaat alleen op heel andere plekken ontstaan dan we gewend waren, en in heel andere vormen. Zie maar waar strategische thema’s zoals ‘De Hark Voorbij’, medewerkersparticipatie en ruimte voor professionals voor zijn bedoeld. Over een mooi voorbeeld avant la lettre is in dit Tijdschrift te lezen: ‘Plankzaken opgeruimd!’. Een initiatief van onderop dat in 2010 ontstond en dat op een bijna guerrilla-achtige manier voet aan de grond heeft gekregen. Waarin de denkkracht van medewerkers uit de praktijk als uitgangspunt is genomen, en de mobilisatiekracht hiervan niet werd gefrustreerd door de gebruikelijke organisatorische of bureaucratische tegenwerpingen. Terwijl er door hen toch een heel fundamenteel en organisatiebreed vraagstuk werd aangepakt, waar het ‘gewone’ management al vaker de tanden op had stukgebeten. We hopen als het Tijdschrift voor de Politie de komende jaren nog vaak te mogen schrijven over inzichten die op deze manier zijn verworven.
«
Nathalie Kramers, hoofdredacteur.
d a a d r e t e H p o Stapel & De Koning was erbij
Een inbraak. Gelukkig was je alert en kon je de verdachte aanhouden. Vanaf dan draait alles om kennis, intu誰tie en je inschattingsvermogen als agent. Op heterdaad? Wie zal het zeggen. Wat je wel zeker weet is dat Stapel & de Koning erbij is. Vanaf het moment dat je de achtervolging inzet tot en met het moment dat je de zaak afrondt. Stapel & De Koning ondersteunt de Nederlandse politie al 105 jaar op het gebied van procedures en regels. En dat biedt je een stevig houvast. Ook bij een zaak als deze. Prettige dienst.
Bekijk de nieuwe kennisbank op www.stapelendekoningdigitaal.nl
Inhoud
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
5
jg.75/nr.2/13
Redactie Drs. N.E. Kramers (hoofdredacteur); dr. A. Cachet; mr. M.A. Hanrath MPA; drs. P. Holla; mr. drs. W. Jong; prof. dr. S. de Kimpe; J. Overeem EMPM; mr. H. Rebel; mr. drs. E. Rooijers; dr. C. Sprenger; prof. dr. P.E.W.M. Tops; C.E.J. Verhagen; mr. H.R. de Vries.
6 Roma’s
Voor de aanpak van multi-problematiek bij Roma-gezinnen is inzicht in de achtergrond en leefwijze nodig. Het gaat om zeer uiteenlopende problemen en er zijn vaak onomkeerbare gevolgen voor de kinderen die in deze families opgroeien. Handreiking voor een duurzame aanpak. – Nicolien Kop en Henk Sollie
Eindredactie Matthijs Hogendoorn 020-5159089 06-10533727 matthijs.hogendoorn@reedbusiness.nl Reed Business Radarweg 29 Postbus 152 1000 AD Amsterdam
10 Brandende kwesties
Uitgever Joost Valkhoff 020-5159170
10
BRANDENDE KWESTIES
De buurt betrokken
Vormgeving: Pieter van Schouwenburg Coverfoto Roel Dijkstra / Fred Libochant Advertentie-exploitatie Marc Nuhn 06-51695227 020-5159172
ThESE
Abonnementen Reed Business Afdeling Klantenservice Telefoon: 0314-358 358 klantenservice@reedbusiness.nl
Edward van der Torre is lector Gebiedsgebonden politie bij de Politieacademie en onderzoeker bij LokaleZaken.
Het Tijdschrift is gratis voor leidinggevenden en staf op tactisch en strategisch niveau binnen de Nederlandse politie en haar partnerorganisaties op het gebied van openbare orde & veiligheid. Abonnementen lopen automatisch door, tenzij uiterlijk 30 dagen voor de vervaldatum bij onze klantenservice wordt opgezegd via telefoonnummer 0314358 358. Kies de optie ‘vraag over het abonnement’ en vervolgens de optie ‘abonnement opzeggen’. Ook voor informatie over uw lopende abonnement kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
P
Wilt u zelf een discussie openen en daartoe een bijdrage leveren? Neem contact op met de eindredactie
ANTIThESE
Barbara van Caem is beleidsadviseur bij het toekomstig team Bestuursondersteuning eenheid Amsterdam.
O
deel van de burgers heeft nauwelijks of geen contact met de politie en vindt dat prima. De politie speelt een veel kleinere rol in het maatschappelijk leven dan ‘lokalisten’ stellen. Feitelijk heeft slechts een handvol burgers intensief contact met de politie: bekende criminelen, hardnekkige overlastplegers, notoire klagers en actieve bewoners. De laatsten kunnen met informatie en hun positie in de buurt voor de politie van nut zijn, maar dat is niet gegarandeerd. Natuurlijk moet de politie in buurten op zoek gaan naar bewoners en ondernemers die veel weten over lokale criminaliteit en overlast en die daar zonder bijbedoelingen over willen vertellen. Ik doe dit zelf bij onderzoek ook vaak. Ik moedig wijkagenten, rechercheurs en CIE-medewerkers van harte aan dit ook te doen. Via bijvoorbeeld taxichauffeurs en receptionistes van sommige populaire hotels kom je straatinformatie over (zware) criminaliteit en overlast op het spoor. Misdaad wordt op het niveau van de straat concreet. De nette ondernemer van een eetcafé sluit zijn tent vanwege een witwaskroeg om de hoek. Drugshandel blijkt een motief om zonder diploma van school te gaan. Het gaat bij straatinformatie om buurtgebonden problemen, maar evengoed om grensoverschrijdende criminaliteit. Daar heeft de buurt last van, hoewel er ook bewoners zijn die profiteren van misdaadgeld. Burgemeesters doen er goed aan analyses van de lokale impact van overlast en (zware) criminaliteit te benutten bij besluitvorming over politie. Een politie die actief zoekt naar straatinformatie over overlast en (zware) criminaliteit, is daarbij van grote waarde. Bij de vermaatschappelijking van politiewerk gaat het óók om bestrijding van misdaad met lokale betekenis.
worden bij politiewerk dan als verschaffers van informatie. Buurtbewoners en -ondernemers zijn ervaringsdeskundigen van de eigen leef- en werkomgeving en daarom een essentiele partner in het bepalen welke problemen ertoe doen en in het aandragen van en meewerken aan oplossingen. Hun meedenken en meedoen ondersteunen de aanpak van problemen waar buurtbewoners dagelijks last van hebben, en zorgen voor empowerment in plaats van machteloosheid en voor draagvlak voor de oplossingen in plaats van voor verzet. Op grote schaal is zulke samenwerking niet reëel. Maar minicoalities van bevlogen professionals en burgers kunnen wel snelle pasklare oplossingen voor lokale problemen realiseren. Immers, actieve burgers in de buurt ervaren en agenderen bijna altijd dezelfde problemen als de overige buurtbewoners. In de praktijk behartigen zij bijna altijd het algemeen belang en niet uitsluitend het eigenbelang, zoals vaak wordt beweerd. Burgerbetrokkenheid is daarnaast ook belangrijk omdat het
21 ‘Plankzaken opgeruimd!’ Een beweging van ‘onderop’, oorspronkelijk met het idee in één dag 150.000 plankzaken weg te werken. Het zouden meerdere landelijke actiedagen worden met meerdere positieve effecten. Verslag van een ambitie, de uitwerking en de resultaten. Uitnodiging – Cees Sprenger en Hans Regterschot
«
TvdP_2_DEF.indd 10-11
en de afw zoals sur zichthou door elke Informel bij onraa schakele meeste h zen van b den. De burge De burge luistert e heeft de de buurte samen m criminal deert zo o
Of en in welke mate het debat wordt gevoerd, hangt voo
van harte uitgenodigd u te mengen in de discussie, bijvo
groep van het Tijdschrift voor de Politie (via websitevo
Tijdschrift of via enig platform dat zowel binnen als bui
30 Slachtofferschap wordt gelezen. Sommige kwesties zullen in het Tijdschr cybercrime Net als fietsdiefstal is cybercrime inmiddels veelvoorkomende criminaliteit. Daarom is het vergroten van de kennis over aangiften, afhandeling en aanpakken op het gebied van cybercrime nodig in de volle breedte van de politieorganisatie. – Rutger Leukfeldt, Miranda Domenie, Jurjen Jansen, Johan van Wilsem en Wouter Stol
© Auteursrecht voorbehouden. Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Partner:
12 Ruud Bik
Het integreren van 65.000 politiemensen in Buurtbewoners: een één nationaal korps noemt men wel de grootonmisbare schakel ste reorganisatie aller tijden. Een agent op straat heeft er echter tot nu toe weinig Dan zijn er de democratische krachten: gemeenteraad en verheidmaar en politie roepen al jaren dat betrokken- preventie burgers. De gemeenteraad speelde en speelt nog vaak een heid van burgers bij veiligheid belangrijk is. zoveel m van gemerkt. Waar is de nieuwe korpsleiding bijrolletje. Toch is politieke alertheid op het politiedossier Maar die betrokkenheid blijft in de praktijk vaak boven he geboden. Als raadslid zou ik de politiesterkte in district en beperkt en het zijn dikwijls autoriteiten die deze ondernem eigenlijk mee bezig enzelfs waar streeft men robuust basisteam tot twee cijfers achter de komma willen onbedoeld ontmoedigen. Graag naar wil men burgers inzet- toeneme weten. Ik zou waken over exclusief lokale politietaken ten als ‘ogen en oren’ van het bestuur, als passief verlengnormale (noodhulp en lokale opsporing) en over de omvangin van de het komende tijd? stuk van de overheid. Is het dan vreemd dat burgers zelf de politie bi lokale politietoezicht. eigen rol beperken tot het melden van problemen en dat zij wordt voo het oplossen daarvan graag overlaten aan de politie? ners will – Peter Holla en Cees Sprenger Burgers willen veiligheid en (vooral) vrijheid. Het overgrote Criminal Burgers kunnen echter op veel meer manieren betrokken
Straatinformatie als aanjager olitiewerk op buurtniveau wordt uiteindelijk – met een omweg – vormgegeven door de Politiewet. Die verdeelt de macht over bestuurlijke en justitiële gezagsdragers. Checks and balances zijn er om machtsconcentratie te voorkomen en te zorgen voor een evenwichtige taakuitoefening door de politie. Geen justitiele politie, maar ook geen politie die zware misdaad laat lopen. In het politiebestel bestaan belangrijke lokale krachten, bovenal de burgemeester. Die wordt ondersteund door een stevig ambtelijk apparaat. Stadhuizen weten heel aardig wat op buurtniveau speelt. Niet alleen verkeersproblemen en overlast, maar evengoed zware misdaad, want ook die laat zich lokaal voelen. Burgemeesters hebben last van criminelen die onroerend goed kopen en van criminele jeugdgroepen die jongerenwerkers in de wielen rijden. Het lokale bestuur heeft de negatieve impact van georganiseerde misdaad ontdekt en agendeert die. De wettelijke positie van de burgemeester is er met de Politiewet 2012 niet beter op geworden, maar de kwaliteit van de bestuurlijke gezagsuitoefening is ondertussen wel duidelijk verbeterd. Gemeenten krijgen steeds betere straatinformatie op tafel, bijvoorbeeld op de tafel van het driehoeksoverleg. Informatie over overlast en (zware) criminaliteit.
Jaarabonnement: € 187 Meeleesabonnement: € 105 Los nummer: € 33,50 Studenten: € 99
Een politie dicht bijvoorde burger. Hoe ingrij- B R A N D E N D E het Tijdschrift de Politie – jg.75/nr.2/13 pend de politieorganisatie ook wordt gewijzigd, die overtuiging blijft onveranderd. Maar Debat in het Tijdschrift wat wordt daarEen precies mee bedoeld? Twee politie dicht bij de burger. Hoe ingrijpend de polit uiteenlopendegewijzigd, visies opdiedeovertuiging betekenis van blijft onveranderd. Maar w betrokkenheidbedoeld? bij de buurt voor het politieTwee uiteenlopende visies op de betekenis va werk. buurt voor het politiewerk. – Edward van der Torre en Barbara van Caem
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
En verder in dit nummer: 16 Column Lex van Almelo
26 Interview Liesbeth Huyzer
17 Politieacademie
28 Vakliteratuur
6
Aard en aanpak Roma-problematiek
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Aanpak van multiproblematiek in gezinnen met een Roma-achtergrond Nicolien Kop & Henk Sollie Politieacademie, lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde.
In oktober 2011 startte het ministerie van Veiligheid en Justitie, in samenwerking met het Platform Roma-gemeenten en andere ministeries1, met het programma ‘Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen’. De belangrijkste doelstelling van dit programma is om de samenwerking tussen instanties bij de aanpak van zogenoemde multi-probleemgezinnen te verbeteren, gezinnen waarbij zich een opeenstapeling van problemen voordoet. Ervaring van professionals leert dat er specifiek binnen multiprobleemgezinnen met een Roma-achtergrond, sprake kan zijn van een hardnekkige problematiek waarbij de rechten van kinderen in het gedrang komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om schoolverzuim (of het onttrekken van kinderen aan de leerplicht) en de inzet van kinderen voor (illegale) arbeid of criminele activiteiten. Om daarin verandering te brengen is de inzet van meerdere instanties van groot belang.
M
et het programma ‘Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen’ hoopt het ministerie te bereiken dat gemeenten, politie en hulpverleningsorganisaties komen tot een integrale aanpak van multiprobleemgezinnen, waaronder die met een Romaachtergrond. Inmiddels doen vier gemeenten hierin als ‘proeftuin’ ervaring op: Ede, Lelystad, Nieuwegein en Veldhoven. Tevens loopt binnen het programma een driejarig project ‘Kennisversterking Roma’ (zie kader) ter ondersteuning van de proeftuingemeenten in het algemeen, en de politiekorpsen specifiek.
Kennisfundament voor professionals Lopende het project Kennisversterking Roma bleek bij professionals (zowel politie als hulpverleningsinstanties) een grote behoefte te bestaan aan wetenschappelijk gefundeerde kennis die hen in staat stelt om de gesignaleerde
Het gaat om families/ gezinnen en niet om een doelgroep ‘an sich’
problematiek met betrekking tot personen of gezinnen met een Roma-achtergrond in de juiste context te kunnen plaatsen. Om hierin te voorzien heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie het lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde van de Politieacademie gevraagd om in het kader van dit project een kennisfundament voor de aanpak van multi-probleemgezinnen met een Romaachtergrond te schrijven. Het kennisfundament geeft inzicht in de achtergrond en levenswijze van Roma in brede zin en in de wijze waarop gemeenten, politie en andere ketenpartners met problemen in en rond gezinnen met een Roma-achtergrond (kunnen) worden geconfronteerd. Tevens worden handvatten aangedragen voor een passende aanpak van de geschetste problematiek. De focus van dit artikel ligt op de aard van de problematiek en de aanpak daarvan. Daarbij is het van belang om te beseffen dat het om families/gezinnen gaat en niet om een doelgroep ‘an sich’. Over dé Roma kan immers niet gesproken worden. Het doordrongen zijn van dit besef is een noodzakelijk element in de voorgedragen aanpak van de problematiek.
Obstakels in de aanpak In het kennisfundament staat de aanpak van multi-probleemgezinnen centraal. Het zijn vooral de personen uit deze gezinnen waar politie, gemeenten en hulpverleningsinstanties mee te maken krijgen. Een eerste contact met een multi-probleem gezin volgt vaak naar aanleiding van (buurt) overlast; veelal blijkt er dan ook sprake te zijn van andere vormen van normafwijkend gedrag. Op basis van ervaringen die in de loop der jaren in het werken met deze gezinnen
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Aard en aanpak Roma-problematiek
7
Foto: ANP, Mischa Rapmund
Kennisversterking Roma Walter Hilhorst van de politie-eenheid Midden-Nederland is projectleider van het driejarige project ‘Kennisversterking Roma’. Het doel van het project dat per 1 januari 2011 bij de Politieacademie is ondergebracht, is tweeledig. Ten eerste het ontsluiten, borgen en bevraagbaar maken van kennis over Roma in brede zin en over criminaliteit onder Roma in het bijzonder. Ten tweede het ontwikkelen van methoden om gepleegde criminaliteit door en jegens Roma op legitieme wijze te kunnen verminderen. Om de gestelde doelen te halen is er (onder andere) een kennisfundament voor professionals opgesteld dat 14 maart 2013 is overhandigd aan minister Opstelten. De looptijd van het project is vooralsnog tot eind 2013. Implementatie van de opgedane kennis staat de komende maanden op de agenda.
zijn opgedaan, worden door professionals problemen genoemd op het gebied van: • huisvesting – wisselende samenstelling huishouden, GBA ontoereikend, buurtoverlast; • gezin en opvoeding – uithuwelijking op jonge leeftijd, jong ouderschap, geen zichtbare wil tot integratie; • onderwijs – schoolverzuim, geringe doorstroom naar voortgezet onderwijs; • arbeid en inkomen – doelbewuste uitkering- en subsidieafhankelijkheid, illegale inkomensverwerving; • gezondheid en zorg – ongezonde leef- en eetgewoonten en het veelvuldig voorkomen van obesitas en hart- en vaatziekten, ontwijken van controles bij een verloskundige/ consultatiebureau; • veiligheid en criminaliteit – uitbuiting: inzet kinderen bij criminaliteit. Politie, gemeenten en hulpverleningsinstanties hebben veel en zeer uiteenlopende contacten met leden van multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond. Het samenspel van problemen dat binnen deze families aangetroffen wordt – zoals doelbewuste werkloosheid, schoolverzuim, uithuwelijking, minderjarig ouderschap en illegale inkomensverwerving – in combinatie met non-coöperatief gedrag van de gezinsleden, stelt professionals voor grote uitdagingen. In de afgelopen decennia zijn gemeenten en hulpverleningsorganisaties er dan ook nauwelijks in geslaagd om in dergelijke multi-probleemgezinnen significante veranderingen te bewerkstelligen. De huidige impasse in de aanpak is zowel te verklaren vanuit de houding van professionals als die van de betreffende gezinnen. Een doorgeschoten uitzonderings-
beleid, handelingsverlegenheid of ontwijkingsgedrag onder professionals zorgt ervoor dat multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond soms jarenlang normafwijkend gedrag kunnen vertonen zonder dat zij daar enige consequenties van ondervinden. Dit komt mede doordat de aanpak van deze families gehinderd wordt door een gebrek aan coördinatie tussen ketenpartners en continuïteit in de aanpak. Echter, het is te eenvoudig om het voortduren van de problematiek volledig af te schuiven op het niet functioneren van (overheids)organisaties. Er kan namelijk niet ontkend worden dat een harde kern van families moedwillig de problematische situatie in stand houdt. Effectief ingrijpen wordt bemoeilijkt door de geslotenheid van deze families en hun bewuste afzondering van de Nederlandse samenleving. Het niet willen conformeren aan Nederlandse wet- en regelgeving doet bij voorbaat afbreuk aan hulpverleningstrajecten.
Handreiking voor een duurzame aanpak Multi-problematiek binnen gezinnen met een Roma-achtergrond is zeer complex en vraagt daarom een passende en duurzame aanpak. De ernst van de problematiek is vooral de mate of frequentie waarin problemen als overlast, schoolverzuim en criminaliteit zich voordoen en het feit dat deze problemen vaak onomkeerbare gevolgen hebben voor de kinderen die in deze families opgroeien. Hun perspectief op een volwaardig en onafhankelijk bestaan in de samenleving is in het geding. Het niet doorbreken van die spiraal betekent dat ook bij toekomstige generaties zich problemen voor kunnen doen. In de praktijk van alledag zien professionals zich voor de vraag gesteld hoe met deze verschillende,
8
Aard en aanpak Roma-problematiek
Heb oog voor elkaars belangen en kom op basis van argumenten tot een aanpak onderling samenhangende problemen om te gaan en zo mogelijk herhaling ervan te voorkomen. Op basis van ervaringen die professionals in de loop van de jaren hebben opgedaan, zijn er handvatten voor een passende en duurzame aanpak geformuleerd.
Gedeelde uitgangspunten Bij multi-probleemgezinnen zijn vaak meerdere professionals van verschillende organisaties (gemeente, politie, hulpverleningsinstanties en scholen) betrokken. Voor een goed verloop van de samenwerking is het van belang dat betrokkenen uitgaan van een aantal gedeelde uitgangspunten. Bij de aanpak staan de volgende uitgangpunten centraal: de aanpak van multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond vereist van alle betrokkenen een inspanningsverplichting. Niets doen en de situatie de vrije loop laten, heeft op den duur een ondermijnende impact op de gezinsleden en hun toekomstige generaties en op de hen omringende lokale samenleving. Daarbij is de focus van de aanpak gericht op de situatie van kinderen. De aanpak is in de eerste plaats bedoeld om hun situatie te verbeteren. Het gaat in het bijzonder om hun recht op onderwijs en een veilige en gezonde leefomgeving. Verder gelden voor gezinnen met een Roma-achtergrond geen uitzonderingen ten aanzien van rechten en plichten. In Nederland zijn die voor iedereen gelijk. Dus zowel jongens als meisjes hebben recht op onderwijs en een ieder heeft recht op een uitkering bij werkloosheid als aan de sollicitatieplicht wordt voldaan et cetera. Van belang is dat niet alleen multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond hierop gewezen worden, maar ook dat professionals zich daar bewust van zijn. Tot slot, de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de situatie van het kind vraagt van hulpverleners en handhavers een professionele houding. Verschil van inzicht tussen ketenpartners mag de aanpak van de problematiek niet in de weg staan. Uitgangspunt is dat in het belang van het kind gezamenlijk moet worden opgetreden. Heb daarom oog voor elkaars belangen en kom op basis van argumenten tot een aanpak.
Regie bij gemeente Omdat bij de aanpak van multi-probleemgezinnen verschil-
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
lende organisaties zijn betrokken, bestaat de kans dat professionals die contact hebben met eenzelfde gezin niet weten wat de ander ter ore is gekomen of wat diegene voornemens is. De moeilijkheid of eigenlijk uitdaging is om de informatie waarover ketenpartners beschikken zo te stroomlijnen dat een integrale aanpak ontstaat. Daar is afstemming tussen ketenpartners voor nodig. In 2011 zijn het Rijk en de gemeenten overeengekomen dat vanaf 2015 de zorg voor jeugd wordt gedecentraliseerd. Dit betekent dat gemeenten de regie krijgen over alle jeugdhulp. Een logisch gevolg van die ontwikkeling is dat gemeenten ook bij de aanpak van multi-probleemgezinnen de regie hebben. Om er voor te zorgen dat de aanpak van de problematiek over een langere termijn wordt voorgezet, en dus niet al na een aantal jaren stilvalt, is het ten slotte van belang de continuïteit in de aanpak organisatorisch te waarborgen.
Interventiemodel Verder is een interventiemodel ontwikkeld om te komen tot een integrale aanpak van kinderuitbuiting binnen multiprobleemgezinnen met een Roma-achtergrond. Het model geeft aan wie bepaalde problemen zou kunnen signaleren, de gemeentelijk regisseur daarover informeert en met welke partijen vervolgens afstemming plaatsvindt over hoe en wanneer te interveniëren. Wat in de praktijk niet mag ontbreken, is een terugkoppeling over die interventie door de gemeentelijk regisseur naar degene die eerder de kwestie heeft gemeld.
Handvatten voor professionals Professionals die al meerdere jaren met multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond werken, zijn inmiddels bekend geraakt met het eigene van de leefwijze van deze gezinnen. Dit wil echter niet zeggen dat daar door hen op eenzelfde manier mee wordt omgegaan. Sommigen maken voor een gezin bijvoorbeeld een uitzondering of knijpen een oogje toe uit handelingsverlegenheid; anderen kunnen zich geïntimideerd voelen en ontwijken daarom liever de situatie. Daarnaast worden professionals binnen de eigen organisatie soms als ‘Roma-expert’ beschouwd, vanwege hun jarenlange ervaring met deze gezinnen. Hoewel sommigen inderdaad zo te typeren zijn, schuilt daarin wel het gevaar dat een te eenzijdige beeldvorming of ‘tunnelvisie’ ontstaat. Het is juist van belang dat de organisatie en de professionals zich steeds een objectief beeld vormen van de problematiek die voorligt en dat ze zich niet laten leiden door het vaak negatieve beeld dat over het algemeen over Roma bestaat. Het verdient daarom aanbeveling in de organisatie steeds te benadrukken dat de multi-probleemgezinnen met een Roma-achtergrond niet representatief zijn voor de bevolkingsgroep in brede zin.
Tips Omdat een effectieve aanpak van problematiek in multiprobleemgezinnen met een Roma-achtergrond veel van
Aard en aanpak Roma-problematiek
9 Foto: ANP, Evert Elzinga
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Burgemeester Eberhard van der Laan nam op 12 oktober 2012 het eerste exemplaar van het boek Roma van auteur Kemal Rijken in ontvangst, in aanwezigheid van Rocca Petalo (links). Rijken beschreef de geschiedenis van de Nederlandse Sinti en Roma.
professionals en hun organisatie vraagt, volgt hier een aantal tips:
hebben en houdt de gemeentelijke regisseur en andere externe ketenpartners daarvan op de hoogte.
• Voorkom ‘verbijzonderen’, maar wees je bewust van ‘het bijzondere’
• Organiseer een vangnet voor professionals
Bedenk, als je met een gezin met een Roma-achtergrond te maken krijgt, dat het in de eerste plaats om ‘een gezin’ gaat. Achterhaal het probleem en koppel dit aan personen en aan feiten (en niet aan een bevolkingsgroep). Hou er bij de aanpak wel rekening mee hoe daarop kan worden gereageerd of mee wordt omgegaan, gegeven het eigene van de culturele achtergrond. Waarborg echter je professionele afstand tot het gezin, om ook in te kunnen grijpen als het nodig is.
• Sterk in je schoenen staan De aanpak van multi-probleemgezinnen met een Romaachtergrond vraagt een bepaald type hulpverlener. De professional is in de eerste plaats iemand die sterk in zijn/ haar schoenen staat, interesse toont en vragen durft te stellen, doch de eigen professionaliteit bewaakt en gepaste afstand houdt. Een ervaringsdeskundige geeft het volgende advies: “Denk niet dat je op gelijke voet met hen staat; je zal voor hen altijd een ‘buitenstaander’ blijven.” De professional moet onderhandelingstechnieken kunnen doorzien en tevens in staat zijn deze rechtmatig toe te passen om tot het beoogde resultaat te komen. Leg daarom vooraf duidelijk de spelregels van een gesprek uit en geef aan dat het gesprek beëindigd wordt als men zich hier niet aan houdt.
• Aanwijzen coördinator Het verdient aanbeveling om in de organisatie iemand aan te wijzen als coördinator, die zowel voor medewerkers als ketenpartners fungeert als ‘centraal aanspreekpunt’. De coördinator heeft weet en behoudt het overzicht van de contacten die medewerkers met multi-probleemgezinnen
De aanpak van multi-probleemgezinnen met een Romaachtergrond vraagt van professionals relatief veel inspanning. Om voldoende weerbaar te blijven voor het gedrag en de problematiek waarmee zij worden geconfronteerd, kan het goed zijn om met collega’s bijvoorbeeld eens in de twee à drie maanden in informele setting stoom af te blazen.
Tot slot Het kennisfundament vormt de basis waarop toekomstige ontwikkelingen kunnen voortbouwen. Goede werkwijzen dienen momenteel uitgedacht, vastgesteld en met elkaar gedeeld te worden. Individuele professionals en hun organisatie, evenals gemeenten en de nationale overheid, hebben daarin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zodoende dienen zij zich op legitieme wijze in te zetten in de aanpak van multi-problematiek binnen gezinnen met een Romaachtergrond. Relevante Europese ontwikkelingen en eventuele mogelijkheden die vanuit de betreffende doelgroep zelf worden aangedragen, dienen daarbij niet uit het oog te worden verloren.
«
Henk Sollie, Vina Wijkhuijs, Walter Hilhorst, Ronald van der Wal & Nicolien Kop (2013). Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond: een kennisfundament voor professionals. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Noot 1) Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties; Immigratie, Integratie en Asiel en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
10
BRANDENDE KWESTIES
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
De buurt betrokken
t h ese Edward van der Torre is lector Gebiedsgebonden politie bij de Politieacademie en onderzoeker bij LokaleZaken.
Straatinformatie als aanjager
P
olitiewerk op buurtniveau wordt uiteindelijk – met een omweg – vormgegeven door de Politiewet. Die verdeelt de macht over bestuurlijke en justitiële gezagsdragers. Checks and balances zijn er om machtsconcentratie te voorkomen en te zorgen voor een evenwichtige taakuitoefening door de politie. Geen justitiële politie, maar ook geen politie die zware misdaad laat lopen. In het politiebestel bestaan belangrijke lokale krachten, bovenal de burgemeester. Die wordt ondersteund door een stevig ambtelijk apparaat. Stadhuizen weten heel aardig wat op buurtniveau speelt. Niet alleen verkeersproblemen en overlast, maar evengoed zware misdaad, want ook die laat zich lokaal voelen. Burgemeesters hebben last van criminelen die onroerend goed kopen en van criminele jeugdgroepen die jongerenwerkers in de wielen rijden. Het lokale bestuur heeft de negatieve impact van georganiseerde misdaad ontdekt en agendeert die. De wettelijke positie van de burgemeester is er met de Politiewet 2012 niet beter op geworden, maar de kwaliteit van de bestuurlijke gezagsuitoefening is ondertussen wel duidelijk verbeterd. Gemeenten krijgen steeds betere straatinformatie op tafel, bijvoorbeeld op de tafel van het driehoeksoverleg. Informatie over overlast en (zware) criminaliteit.
Wilt u zelf een discussie openen en daartoe een bijdrage leveren? Neem contact op met de eindredactie
Dan zijn er de democratische krachten: gemeenteraad en burgers. De gemeenteraad speelde en speelt nog vaak een bijrolletje. Toch is politieke alertheid op het politiedossier geboden. Als raadslid zou ik de politiesterkte in district en robuust basisteam tot twee cijfers achter de komma willen weten. Ik zou waken over exclusief lokale politietaken (noodhulp en lokale opsporing) en over de omvang van het lokale politietoezicht. Burgers willen veiligheid en (vooral) vrijheid. Het overgrote deel van de burgers heeft nauwelijks of geen contact met de politie en vindt dat prima. De politie speelt een veel kleinere rol in het maatschappelijk leven dan ‘lokalisten’ stellen. Feitelijk heeft slechts een handvol burgers intensief contact met de politie: bekende criminelen, hardnekkige overlastplegers, notoire klagers en actieve bewoners. De laatsten kunnen met informatie en hun positie in de buurt voor de politie van nut zijn, maar dat is niet gegarandeerd. Natuurlijk moet de politie in buurten op zoek gaan naar bewoners en ondernemers die veel weten over lokale criminaliteit en overlast en die daar zonder bijbedoelingen over willen vertellen. Ik doe dit zelf bij onderzoek ook vaak. Ik moedig wijkagenten, rechercheurs en CIE-medewerkers van harte aan dit ook te doen. Via bijvoorbeeld taxichauffeurs en receptionistes van sommige populaire hotels kom je straatinformatie over (zware) criminaliteit en overlast op het spoor. Misdaad wordt op het niveau van de straat concreet. De nette ondernemer van een eetcafé sluit zijn tent vanwege een witwaskroeg om de hoek. Drugshandel blijkt een motief om zonder diploma van school te gaan. Het gaat bij straatinformatie om buurtgebonden problemen, maar evengoed om grensoverschrijdende criminaliteit. Daar heeft de buurt last van, hoewel er ook bewoners zijn die profiteren van misdaadgeld. Burgemeesters doen er goed aan analyses van de lokale impact van overlast en (zware) criminaliteit te benutten bij besluitvorming over politie. Een politie die actief zoekt naar straatinformatie over overlast en (zware) criminaliteit, is daarbij van grote waarde. Bij de vermaatschappelijking van politiewerk gaat het óók om bestrijding van misdaad met lokale betekenis.
«
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
11
BRANDENDE KWESTIES
Debat in het Tijdschrift Een politie dicht bij de burger. Hoe ingrijpend de politieorganisatie ook wordt gewijzigd, die overtuiging blijft onveranderd. Maar wat wordt daar precies mee bedoeld? Twee uiteenlopende visies op de betekenis van betrokkenheid bij de buurt voor het politiewerk.
antit h ese Barbara van Caem is beleidsadviseur bij het toekomstig team Bestuursondersteuning eenheid Amsterdam.
Buurtbewoners: een onmisbare schakel
O
verheid en politie roepen al jaren dat betrokkenheid van burgers bij veiligheid belangrijk is. Maar die betrokkenheid blijft in de praktijk vaak beperkt en het zijn dikwijls autoriteiten die deze zelfs onbedoeld ontmoedigen. Graag wil men burgers inzetten als ‘ogen en oren’ van het bestuur, als passief verlengstuk van de overheid. Is het dan vreemd dat burgers zelf de eigen rol beperken tot het melden van problemen en dat zij het oplossen daarvan graag overlaten aan de politie? Burgers kunnen echter op veel meer manieren betrokken worden bij politiewerk dan als verschaffers van informatie. Buurtbewoners en -ondernemers zijn ervaringsdeskundigen van de eigen leef- en werkomgeving en daarom een essentiële partner in het bepalen welke problemen ertoe doen en in het aandragen van en meewerken aan oplossingen. Hun meedenken en meedoen ondersteunen de aanpak van problemen waar buurtbewoners dagelijks last van hebben, en zorgen voor empowerment in plaats van machteloosheid en voor draagvlak voor de oplossingen in plaats van voor verzet. Op grote schaal is zulke samenwerking niet reëel. Maar minicoalities van bevlogen professionals en burgers kunnen wel snelle pasklare oplossingen voor lokale problemen realiseren. Immers, actieve burgers in de buurt ervaren en agenderen bijna altijd dezelfde problemen als de overige buurtbewoners. In de praktijk behartigen zij bijna altijd het algemeen belang en niet uitsluitend het eigenbelang, zoals vaak wordt beweerd. Burgerbetrokkenheid is daarnaast ook belangrijk omdat het
preventief werkt. Voorkomen is beter dan genezen; het zoveel mogelijk voorkomen van misdrijven is te prefereren boven het achteraf daarop reageren. Buurtbewoners- en ondernemers merken in een vroeg stadium signalen op van toenemende spanning en andere verstoringen van de normale gang van zaken in een buurt. Als buurtbewoners en politie bijtijds die informatie delen en actie ondernemen, wordt voorkomen dat het echt mis gaat en dat is wat bewoners willen. Criminaliteit vereist gelegenheid, een gemotiveerde dader en de afwezigheid van toezicht. Formele toezichthouders zoals surveillerende politieagenten en gemeentelijk toezichthouders zijn schaars. Informeel toezicht echter kan door elke burger uitgeoefend worden, door ons allemaal. Informele toezichthouders zijn burgers die gewoon opletten, bij onraad signaleren en eventueel ingrijpen door hulp in te schakelen of door zelf actie te ondernemen. Zo zijn de meeste heterdaad-aanhoudingen terug te voeren op aanwijzen van burgers, niet op politiesurveillance of politieoptreden. De burger is daarom voor de politie een essentiële partner. De burger wil een politie die hem respecteert, naar hem luistert en bereid is te zoeken naar maatwerk. De politie heeft de burger nodig om te weten wat er leeft en speelt in de buurten, om haar inzet daarop af te stemmen en om samen met burgers een halt toe te roepen aan overlast en criminaliteit. Burgerbetrokkenheid bevordert en consolideert zo ook de legitimiteit van de politie.
«
Uitnodiging Of en in welke mate het debat wordt gevoerd, hangt vooral af van u, de lezer. U bent van harte uitgenodigd u te mengen in de discussie, bijvoorbeeld via de Linkedingroep van Het Tijdschrift voor de Politie (via websitevoordepolitie.nl), in het Tijdschrift of via enig platform dat zowel binnen als buiten de politieorganisatie wordt gelezen. Sommige kwesties zullen in het Tijdschrift verder worden uitgediept.
12
Interview Ruud Bik
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Foto’s: Roel Dijkstra/Fred Libochant
Ruud Bik (1953) werkt sinds 1979 bij de politie. Hij leerde leidinggeven bij de ME als ontruimingsofficier en was tien jaar chef in verschillende districten in Utrecht, voor hij daar in 1994 plaatsvervangend korpschef werd. In 2001 stapte Bik over naar Zuid-Holland Zuid als korpschef. In 2007 werd hij in die functie benoemd bij de KLPD en in 2011 tot beoogd plaatsvervangend korpschef van de Nationale Politie.
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Interview Ruud Bik
13
‘Politiemensen hebben een boegbeeld nodig’ Peter Holla is plaatsvervangend politiechef en hoofd operatiën bij de Eenheid Noord-Holland, alsmede redacteur van dit Tijdschrift. Cees Sprenger is lector Lerende politieorganisatie bij de Politieacademie en redacteur van dit Tijdschrift.
Het integreren van 65.000 politiemensen uit 26 korpsen in één nationaal korps noemt men wel de grootste reorganisatie aller tijden. Een agent op straat heeft er echter tot nu toe maar weinig van gemerkt. Waar is de nieuwe korpsleiding eigenlijk mee bezig en waar streeft men naar in de komende tijd? Wanneer gaan we echt zien dat er een Nationale Politie is? In gesprek met Ruud Bik, plaatsvervangend korpschef.
W
aarom is de Nationale politie nodig?
“Die gedachte is bij mij eigenlijk al in ZuidHolland Zuid ontstaan. Ten tijde van de Schiedammer Parkmoord kregen we als gezamenlijke korpsen structureel 45 miljoen extra om de opsporing te versterken. Maar als portefeuillehouder Opsporing kon ik in het toenmalige bestel geen garantie geven dat het geld ook aan die activiteit zou worden besteed.” “In mijn periode bij de KLPD merkte ik ook wat de toegevoegde waarde van specialistische diensten en internationale contacten is voor ons als politie. Wat er in de wereld om ons heen allemaal aan de hand is en hoe belangrijk het is om daar adequaat op te reageren. Het viel dan des te meer op hoeveel moeite het kostte om in de besluitvorming tussen korpschefs bij elkaar te komen. Overigens waren de verschillen in belangen tussen bijvoorbeeld een korpschef van Amsterdam en die van Gooi- en Vechtstreek ook zó groot, dat ik me heel goed kon voorstellen dat je die standpunten nooit bij elkaar kon brengen. Maar de scope in de regio was te beperkt en Nederland was gewoon een lappendeken. Op een aantal dossiers werd het ongemakkelijk.” “Politiemensen hebben trouwens ook een boegbeeld nodig op hun vakgebied. We hebben behoefte aan een herkenbaar
We moeten erop letten dat ‘nationaal’ niet bemoeizucht wordt
gezicht in de media, in kranten en op tv. Dat hoeft niet altijd dezelfde persoon te zijn, maar wel herkenbare gezichten die als politie met gezag kunnen spreken zonder politiek te bedrijven.” “Ik heb altijd wel sterk geloofd in het decentrale bestel in de zin van ondernemerschap en zelf staan voor de zaken. We moeten er op letten dat ‘nationaal’ niet wordt vertaald in bemoeizucht. In het eerste model van de Nationale Politie, waarbij er werd gedacht aan een shared service-organisatie voor de bedrijfsvoering, zou je volstrekt je eigen zeggenschap verliezen. Dat vond ik niet goed, ik wilde wel graag een eigen club houden waar je samen mee kon ondernemen.”
Dus het beste van beide werelden? “Nu kunnen we makkelijker knopen doorhakken. Een voorbeeld is de georganiseerde criminaliteit. De afgelopen zeven à acht jaar is die buitengewoon zichtbaar geworden. Neem de liquidaties en de motorclubs die over de grenzen van de regio heen actief zijn. De Calabrische maffia, de ’Ndrangheta, is hier gehuisvest net zoals een deel van de Britse maffia. We zijn per slot een financieel centrum in Europa. In de versnipperde opsporing hadden we geen antwoord op dat soort problematiek. Als je nu kijkt naar de meest recente liquidaties, dan zie je dat de CIE’s al veel makkelijker informatie delen en dat de bereidheid om heel snel een tactisch team te formeren al veel groter is. Niet alleen nationaal, ook bij een divisie recherche Amsterdam of een divisie recherche Oost, die snel tactiek en intelligence kunnen verbinden, expertise kunnen organiseren.”
Wat is er nog moeilijk? “Op het gebied van de bedrijfsvoering zien we de vruchten nog niet helemaal. De grote verschillen die er nog zijn zouden we al meer moeten overbruggen. Ook door een voorbeeld te nemen aan waar het goed gaat, zoals het HRMbeleid in Amsterdam, dat heel vooruitstrevend is en goed opgezet. En uiteraard moeten we in de ICT nu de stappen zetten die het oude bestel niet toeliet. Ik ben ervan overtuigd dat de verbetering dit jaar al merkbaar zal zijn.”
14
Interview Ruud Bik
Wat staat nog meer centraal dit jaar? “De personele reorganisatie houdt ons het meeste bezig. We moeten zien de matching met het LFNP (Landelijk Functiehuis Nationale Politie) rond te krijgen. Het overleg met de vakorganisaties over het selectieproces van de leidinggevenden is afgerond. Nu moeten we ook helderheid geven over hoe dat proces precies ingevuld gaat worden. Eigenlijk wil iedereen voor de zomervakantie de chefs benoemd hebben.” “Ik snap de kritiek wel van vooral de vakbonden over de benoemingen van de strategische top, al vind ik dat we het uitermate zorgvuldig hebben gedaan. We hebben achteraf met inbreng van het ministerie en ABD geobjectiveerd waarom deze mensen voor de strategische topposities in aanmerking zijn gekomen. Vooraf was beter geweest, al had dat naar mijn stellige overtuiging niet geleid tot een ander resultaat.” “Voor heel veel politiemensen is het vooral de vraag: wat gebeurt er met mijn baan? Hoe mooi de toegezegde garantie ook is, medewerkers willen wel graag weten waar ze komen te werken, wie hun baas wordt. Dat is heel fundamenteel! Als je als parttime administratieve medewerker leuk werk hebt in Alkmaar, schiet je er niks mee op wanneer je in Eindhoven wordt geplaatst. En dan zijn er natuurlijk ook nog de omschakelingen naar een andere job. Het is een complex proces om dat allemaal te regelen en dat maakt het zo belangrijk dat de bazen snel op hun plek zitten.”
Wat is je in je nieuwe baan het afgelopen jaar zelf het zwaarste gevallen? “Als eerste dat we afscheid moesten nemen van Aad Meijboom als LCIO. Het was onvermijdelijk, maar ik beschouw het als een nederlaag, ook voor ons als team. Je wilt met iedereen met wie je start de klus afmaken.” “De verschuiving van de start van juli 2012 naar januari
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
2013 was ook zwaar. Iedereen was keihard aan het werk en dan glipt er ineens iets door je vingers. Om dan de energie te houden en je focus te verleggen is lastig. Het is ook dubbel. Extra tijd was ook wel nodig voor een complex proces als dit. Maar je wilt zo graag van start.” “Wat ik daarnaast moeilijk vind, is om op alle niveaus verbinding te houden. Met je eigen omgeving uiteraard, maar er zijn daarbuiten zoveel relevante partijen. Departement, bonden, medezeggenschap, de wetenschap… het gaat maar door. Je kunt bepaalde prioriteiten stellen, maar iedereen heeft een opvatting over de organisatie en inrichting van de politie.”
Waar richt de korpsleiding zich op? “Wat ik, samen met Gerard Bouman, zou willen toevoegen, is mijn kennis en ervaring opgebouwd in al die jaren bij de politie. Dat gold natuurlijk ook voor de afgelopen periode, waarin we voor mijn gevoel 24/7 hebben gewerkt. Enerzijds was het van belang om inhoudelijk voortgang te maken op de vele dossiers, anderzijds was en is onze rol om iedereen te spreken, te horen wat hun verhaal is en dat te verbinden aan de Nationale Politie. Ook als we het anders doen dan mensen willen, moeten we naar ze luisteren en antwoord geven. Want daar gaat het om, dat we werken aan gezamenlijkheid.” “Waar ik nu het meest trots op ben is dat we de afgelopen tijd de energie erin gehouden hebben, ook nadat de datum van invoering is opgeschoven. Zonder overdrijving hebben er wel twee tot drieduizend mensen actief meegewerkt om het ontwerp en de inrichting rond te krijgen. En het is niet geëxplodeerd, er zijn geen zware discussies ontstaan, niet intern en niet in de politiek en in de media. We hebben alles rond gekregen en zijn tamelijk geruisloos overgegaan naar één nationaal korps.”
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Interview Ruud Bik
15
Wat voor leiders hebben we nodig om de Nationale Politie vorm te geven?
Miriam Barendse. En dat wist hij door het bestuur te krijgen.” “Een baas zonder visie is geen baas, maar er is snel een “Een goed voorbeeld van koersvastheid en operationele overdreven aandacht voor de charismatische, visionaire gerichtheid kwam ik recent tegen tijdens een bezoek aan kant van leiderschap. Het gaat ook om leidinggevenden die een basisteam in de eenheid Oost. Wijkagenten vertelden met discipline iets kunnen afmaken, focus hebben op mij dat ze tijdens de ochtendbriefing hadden gesproken datgene waar het echt om draait. Dat is de missie. Het klinkt over het terugmelden naar aangevers van woninginbraken misschien weinig opwindend om jezelf Waakzaam en binnen twee weken. Dat doet me goed. Dat betekent dat er goed en consequent wordt ingespeeld op een van de grootste zorgen van burgers.”
Legitimiteit is de allerbelangrijkste doelstelling van de politie
Welke vernieuwingen van de afgelopen jaren hebben je het meest gecharmeerd?
“Binnen de opsporing is dat de ontwikkeling van het programma Versterking Opsporing en Vervolging. Dat heeft ons ‘bedrijf’ professioneler gemaakt door investering in verbetering van werkprocessen en opleidingen, door het opnemen van hoger opgeleiden binnen de recherche. Er is afgerekend met de oude cultuur. Horizontale instroom, met grote aantallen, is mogelijk geworden waarmee we een prachtige impuls kunnen geven aan de opsporing.” Dienstbaar te noemen, maar veiligheid is wel de op een na “De ontwikkelingen van het Real-Time Intelligence Center meest elementaire behoefte in de piramide van Maslow. Zijn vind ik ook prachtig. De informatie-organisatie was nooit we in staat om als politie ervoor te waken dat die veiligheid 24/7. Nu zie ik grote groepen enthousiaste mensen met dit is gewaarborgd? Daarvoor is een focus op de missie van het onderwerp bezig zijn en ook de mooie successen die er nu al grootste belang.” mee behaald worden.” “We moeten daar als bazen over in dialoog blijven met onze medewerkers. We moeten context geven aan het politieWat wordt je rol bij de kroning? werk, een verhaal hebben dat legitimiteit en focus biedt. Op “Een dienstbare. Ik ga de politiechef Amsterdam helpen bij die manier kunnen we als strategische top ondersteunend het proces van afstemming met de NCTV en de ambtelijke zijn aan onze politiemensen, hun de bescherming geven bij ministeriële coördinatiecommissie. De burgemeester van de uitoefening van hun vak. Daar is een vaste koers bij Amsterdam heeft het mooi geframed. De kroning is vooral nodig. De boodschap is minder dat we steeds moeten vereen feest. Dat moet met waardigheid gebeuren en het moet nieuwen en veranderen in onze aanpak, maar juist dat we veilig, en wel in die volgorde. Als je kijkt naar de Nuclear vasthouden aan de ingeslagen weg. Dat betekent wel stap Security Summit (NSS) in 2014, dan staat veiligheid voorop. voor stap beter worden in wat we doen, maar ook voorzichtig De abdicatie en kroning vormen een lokale aangelegenheid zijn in het invoeren van andere aanpakken die nog niet die we nationaal gaan faciliteren. NSS vraagt een Commanvolledig hun werking hebben bewezen. We hebben veel tijd der and Control-organisatie.” besteed aan het veranderen, vooral ook aan nieuwe structuren, terwijl dat lang niet altijd heeft geleid tot beter politieAls je drie wensen mocht doen, welke zouden dat dan zijn? werk. Het is van groot belang aandacht te besteden aan werkprocessen en gedrag, meer dan aan structuur.” “Als eerste dat de personele reorganisatie een beetje vlot verloopt. En dat er over vier à vijf jaar in de krant staat dat Heb je daar voorbeelden bij? het vertrouwen in de politie sterk is toegenomen. Het gaat “Wat betreft leiderschap is de recent overleden Jan Wiarda tenslotte om legitimiteit als allerbelangrijkste doelstelling een groot voorbeeld voor mij persoonlijk geweest. Zijn van de politie.” komst als korpschef naar Utrecht op 42-jarige leeftijd was “Ten tweede dat onze ICT een beetje state-of-the-art gaat duidelijk een cultuurbreuk in politieleiderschap. Jan was worden. Dat we daar het verschil in gaan maken voor de een volstrekt onaangepaste politiebaas, behoorlijk contropolitiemensen. Dat verdienen ze zo langzamerhand wel. Als versieel toen hij kwam. Het oude type hoofdcommissaris, je ziet hoeveel geld we er nu voor uitgetrokken hebben. 326 meer feodaal georiënteerd, was gemeengoed op dat moment. miljoen! We kunnen er heel veel bureaucratie mee slopen Wiarda introduceerde het principe ‘wie het weet mag het als we dat voor elkaar krijgen.” zeggen’, een horizontaler principe van leiderschap, al kon “Als derde en laatste droom zou ik nog wel wijkagent willen hij ook heel stevig optreden. En hij parachuteerde een worden. Soms vraag ik me af waar ik allemaal mee bezig drietal vrouwen als districtschef, terwijl dat op dat moment ben. Als ik dan meefiets met een wijkagent in Amsterdam, not done was: Jannine van den Berg, Patricia Zorko en dan denk ik: er is eigenlijk niets mooier dan dat vak!”
«
16
Column Lex van Almelo
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Handhaving met een smoel
D
Lex van Almelo is juridisch journalist en tekstschrijver.
e AirRobot die de Amsterdamse politie in 2006 voor een kleine 30 mille heeft aangeschaft, blijkt onbruikbaar bij regen en windkracht 4 of hoger. De vliegende camera kan dan geen scherpe beelden leveren. De Dienst Executieve Ondersteuning dacht destijds dat het apparaat ‘ideaal’ was voor observaties bij ordeverstoringen, arrestaties en gijzelingen. Maar na de mislukte test zijn er geen plannen om een beter onbemand luchtvoertuig (UAV) aan te schaffen. De AirRobot werd in een kwaliteitskrant al een ‘drone’ genoemd. Daarbij denken we vooral aan de onbemande bommenwerpers waarmee het Amerikaanse leger door de mazen van het internationale oorlogsrecht tele-executies uitvoert aan het andere eind van de wereld. De drone maakt daarbij veel onschuldige burgerslachtoffers. Niet alleen doden, maar ook mensen die voortdurend in angst leven omdat ze niet weten waar en wanneer deze helse machine toeslaat. Sommigen durven hun huis niet meer uit. De drone wakkert de strijd aan tussen verschillende stammen in Pakistan, omdat zij elkaar ervan verdenken aan de Amerikanen te vertellen waar de doelen zich bevinden. De wereldvrede wordt er ter plaatse dus niet mee bevorderd. Volgens tegenstanders is de drone dan ook een uitstekend middel om nieuwe rekruten te werven voor Al Qaida.
rende werking van contact met de wetshandhavers te illustreren met een persoonlijke ervaring.
Averechts
Een paar dagen later ging de telefoon. “U spreekt met de boa,” luidde de overrompelende openingszin. De man legde uit wat hij had waargenomen toen hij stond te posten om over-de-stoepfietsers bij de plaatselijke basisschool, die net uitging, te bekeuren. Ik begreep het en zag weinig reden meer om de boete aan te vechten. De kans op succes zou trouwens ook gering zijn, liet de boa weten. Hij verontschuldigde zich min of meer dat het zo stiekem gegaan was. “Ik heb geen opvallende politieauto en heb u ook niet staande kunnen houden.” Kortom, het was een plezierig normoverdragend gesprek, zoals Dik Trom dat vroeger gehad moet hebben met veldwachter Flipsen. Het kost een hoop geld, maar dan heb je ook wat, dacht ik toen ik de 126 euro overmaakte. Volgende keer beter uitkijken!
De AirRobot kan alleen maar plaatjes schieten en het is vast niet de bedoeling dat-ie ooit wordt uitgerust met een vliegend pistool. Maar ondanks de tegenslag in Amsterdam tekent de belangstelling voor de UAV de interesse voor camerahandhaving. De camera rukt onmiskenbaar op in het publieke domein. Zo gaat het kabinet ervoor zorgen dat gemeenten mobiele camera’s kunnen inzetten voor de handhaving van de openbare orde. Hoeveel jaar zal het nog duren voordat de vliegende camera een volwaardig toezichts- en opsporingsmiddel wordt? Zijn onbemande vliegtuigjes over tien jaar een vast onderdeel geworden van de anonieme handhaving per acceptgiro? Dat zou heel goed kunnen. Daarom alvast een les die het gebruik van drones ons kan leren: achterbakse handhaving roept weerstand op en heeft een averechts effect. Handhaving met een gezicht komt de compliance van de burger daarentegen ten goede. Hopelijk staat u mij toe de loute-
Struikrover Een paar maanden geleden ontving ik een beschikking van het Centraal Justitieel Incassobureau: 126 euro, een persoonlijk record en de verontwaardiging was dan ook groot. Plaats, datum en tijd van de overtreding konden heel goed kloppen. Maar wat had ik fout gedaan? ‘Negeren doorgaanverbod bij Quick hiertegen gestelde richting: bord F 5/44.’ Het woord ‘doorgaanverbod’ bestaat niet, maar bord F 5/44 wel: een zwarte en een rode pijl in een verbodsbord. Heb ik iemand de weg versperd? Dat moet me toch zijn opgevallen? Dankzij Google Earth en StreetView was het een koud kunstje om de situatie ter plekke in ogenschouw te nemen. Er is een versmalling vanwege een bruggetje met voor het verkeer uit noordelijke richting bord F 5/44. Kennelijk heb ik een tegenligger aan de andere kant van de overgang over het hoofd gezien. Net als de veldwachter die de overtreding heeft geconstateerd. Waarom heeft hij me niet even aangesproken? Wat waren dit voor Stasi-praktijken? Op de achterkant van de beschikking stond een telefoonnummer voor meer informatie over ‘zaaknummer 154’. Een medewerkster van de gemeente Vlist kon inhoudelijk niets zeggen over de zaak, omdat de bijzondere opsporingsambtenaar er op dat moment niet was. Hij werkt namelijk in deeltijd voor de gemeente. Zij gaf de naam en het mobiele nummer van de boa, die mijn oproep niet meteen beantwoordde. Ik liet mijn naam en telefoonnummer achter. Na een kort onderzoek op het internet kreeg de boa een gezicht. Ik wist toen in ieder geval hoe die struikrover er uitzag, dat scheelde.
«
het Tijdschrift voo voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Openbare orde
17
Gaan online en offline relschoppers hand in hand? Wouter Jong Adviseur crisisbeheersing van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en redactielid van het Tijdschrift voor de Politie
Op 12 februari jl vond op de Politieacademie een seminar van het lectoraat Crisisbeheersing plaats waarin werd teruggeblikt op diverse (mini)crises uit 2012. Een van de sprekers was Ritzo ten Cate, een blogger van Fast Moving Targets.1 Hij deed onder meer uit de doeken hoe het ProjectX-feest in Haren online was uitgegroeid van een simpel ‘feestje’ tot een ogenschijnlijk moedwillig opgepompte happening waarin de eventpagina “Project X Haren” de spil vormde. Aangemaakt door Nieuw-Zeelander Jesse Hobson, op verzoek van een Facebookgebruiker die schuilgaat achter de naam ‘Ibe der Führer’ en soms ook de naam ‘Peter Petersen’ lijkt te gebruiken.
T
en Cate legde een teneur bloot die we in de toekomst vaker zullen zien: de wisselwerking tussen de online en offline wereld. Openbare orde problemen ontstaan hierbij uit een kiem op internet en wachten op hun omslagpunt; het moment dat de makers een stap naar achteren doen en de crisis zijn eigen dynamiek krijgt. Al dan niet geholpen door een trits aan valse accounts, die ensceneren dat een grote massa in het evenement is geïnteresseerd. Alsof je in een online pokerspel terecht komt waarbij de drie tegenspelers onder een hoedje spelen. Feit en fictie lopen continu door elkaar heen. Maar openbare orde problemen ontstaan niet alleen op internet, ze kunnen ook extra dynamiek krijgen door hetgeen op internet gebeurt. Wie na de dood van de 17-jarige Rishi Chandrikasing de Facebookpagina volgde die door zijn vrienden was opgezet, zag hoe nauw verweven de online en offline wereld zijn. Mensen die Rishi niet kenden stookten de discussie op. Het mondde uit in een verhit debat tussen vrienden en niet-vrienden, waarbij racisme niet geschuwd werd. Het lijkt erop dat de online wereld van invloed was op de mindset van de mensen die de omgekomen Rishi op station Den Haag Hollands Spoor kwamen herdenken. De politie in Den Haag zat er bovenop, waardoor voorkomen werd dat de situatie rond het station grimmig werd. Maar twintig arrestaties is geenszins iets wat je bij een reguliere herdenking verwacht. De wisselwerking tussen online en offline past ook bij een observatie van Evelien van Zuidam, die vorig jaar - ruim voor ProjectX - al blogde over de ludieke flashmobs en de criminele variant daarvan: de flashrob2. Maar er zijn ook
Feit en fictie lopen continu door elkaar heen
andere varianten. Door een feest te kapen, een rel te stagen of een serie van verstorende tweets los te laten op een grote menigte. Net zoals op de avond van ProjectX Haren een tweet over een doodgedrukt meisje zijn ziekelijke werk deed. Een bewuste hoax (een vals gerucht) die op dat moment werkte als olie op het vuur. Terwijl journalisten nog netjes op bevestiging wachtten alvorens het nieuws te verspreiden, creëerde de hoax zijn eigen dynamiek op straat. De tweet ‘BREKEND! Ik sta naast de hulpdiensten in #Haren.. Meisje is zojuist overleden. #ProjectX. OMG, Wat is dit erg 3...’ werd voor waar aan genomen en driftig doorgestuurd. Een volkomen begrijpelijke reactie van het publiek bij zo’n bericht. We moeten geen doemdenkers worden over de sociale media want het levert ook mooie zaken op. Zoals de kracht van de massa, die de zelfredzaamheid na rampen ondersteunt door elkaar onderdak te bieden en mensen mobiliseren om te helpen bij opruimwerkzaamheden. Maar tegelijkertijd moeten we ook zicht krijgen op de smaakmakers van een online event en hun drijfveren blootleggen. Dat gaat verder dan een eenvoudige omgevingsanalyse van de afdeling communicatie, maar vraagt om echte intelligence. Vooralsnog heeft het openbaar ministerie zich geconcentreerd op de relschoppers die op 21 september in Haren waren. Er zijn bij mijn weten geen pogingen gedaan om lieden als ‘Ibe der Führer’ en @mediamix_weblog te vervolgen. Terwijl hun rol in mijn optiek minstens zo bedenkelijk en beeldbepalend is geweest in het verloop van de Facebookrellen. Een beter zicht op dergelijke online relschoppers is noodzakelijk om ook in de offline wereld openbare orde problemen te beheersen.
«
Noten 1) http://fastmovingtargets.nl/2013/02/11/van-haren-tot-erger/ 2) http://www.frankwatching.com/archive/2012/01/09/ crimesourcing-van-flashmob-naar-flashrob/ 3) https://twitter.com/mediamix_weblog/status/249248049522675712
18
Informatiebemiddeling voor de politiepraktijk
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
De weg weten naar warme contacten Informatie is een grondstof voor goed politiewerk. Met een experiment testten analisten uit Utrecht en recherchekundigen en politiekundigen uit Oost-Nederland de toegevoegde waarde van informatiebemiddeling door de Mediatheek van de Politieacademie. De Mediatheek beschikt over een hoop extra bronnen, de deskundigheid om de weg daarin te vinden en een breed netwerk. Maar hoe ondersteunt zij daadwerkelijk de professional in de politiepraktijk?
V
ooral warm contact en het goede netwerk blijken cruciaal. Het experiment bood voldoende aanknopingspunten om desgevraagd nu ook landelijk analisten, recherchekundigen en politiekundigen te ondersteunen. Het experiment was een initiatief van Tim Roskam, hoofd P&O in Oost-Nederland en Sonja Harmsen, manager van de Mediatheek. Roskam: “Er is heel veel informatie en kennis beschikbaar. Ook in hoofden van mensen. Waar het om gaat is: welke specifieke behoefte heeft een collega? En hoe zorg je ervoor dat beschikbare kennis gedeeld wordt? Lang niet altijd hoeft kennis tot op vier niveaus gevalideerd te zijn. En kennis ontsluiten is één ding, kennis op de juiste plek krijgen een tweede. Toevallig was de Mediatheek daar ook mee bezig; ze hebben zoveel kennis, maar hoe zorgen ze er voor dat die ook gebruikt wordt door collega’s in de praktijk? Daarom zijn we samen het experiment aangegaan. Die bereidheid tot experimenteren vond ik mooi. We zijn gestart voordat er ook maar een letter op papier stond.”
Doelgroepen Het experiment startte klein, met vijf politiekundigen. Gaandeweg werd het op advies van Roskam uitgebreid met recherchekundigen uit zijn regio en analisten in Utrecht. Roskam: “We zochten aansluiting bij collega’s die zichzelf de vraag stelden ‘wat is hier nu echt aan de hand?’ en ‘wat gaat hier werken?’. Daarom zijn ze altijd op zoek naar meer informatie.” Eelke Stoepker is teamleider Tactische en Strategische Analyse van de voormalige regio Utrecht. Gevraagd en ongevraagd brengen zijn teamleden criminaliteitsfenomenen in beeld: wat is de omvang, waar manifesteert het zich, wie zijn de daders, wat zijn de modus operandi, et cetera? Stoepker: “Vanuit de Mediatheek hadden wij een contactpersoon, Anouk Eimers, die we onder andere inschakelden bij strategische en tactische analyses op het thema Ondermijning. Zij leverde extra informatie uit wetenschappelijke bronnen, maar ook scande ze wat er in de media al over het onderwerp was verschenen en had ze toegang tot additionele bronnen.”
Netwerk Het experiment bood onverwachte inzichten. Roskam: “Met name de warme contacten blijken cruciaal. De Mediatheek werd een collega, dat is cruciaal bij de politie. Ze werd een collega die goed luisterde en doorvroeg, dat is verfrissend bij
de politie. En vervolgens kwam bijvoorbeeld mediathecaris Paul Kroes met een tip van een collega met een best practice. De toegevoegde waarde bleek vaak meer zo’n doorverwijzing dan een literatuurlijst van tien pagina’s.” Stoepker: “Naar aanleiding van een vraag over afpersing vroeg Anouk: ‘Heb je al aan de Koninklijke Nederlandse Horeca Bond gedacht?’ Ze wist ook direct wie te benaderen binnen die bond. Dat netwerk was heel nuttig.”
Leren Het contact tussen de collega’s uit de politiepraktijk en de Mediatheek bleek ook een leereffect te hebben. Stoepker: “De mediathecarissen weten precies hoe ze moeten zoeken. Door de interactie met hen hebben onze collega’s een hoop geleerd. De mediathecaris kwam vaak met een aantal vragen die onze vraag aanscherpten. ‘Heb je hier al aan gedacht, zou deze zoekterm relevant zijn?’ Dat heeft ook de vaardigheden van het team vergroot.’ De afstemming was goed; we scherpten aan de voorkant de vraag aan en tussentijds kwam er terugkoppeling over wat Anouk gevonden had.” Harmsen: “Het aantal vragen van analisten en recherchekundigen is op jaarbasis te overzien omdat zij diepgaande analyses maken. Wellicht verandert dat in de toekomst, als zij meer real-time analyses maken. Zeker dan zit de toegevoegde waarde van onze medewerkers vooral ook in het verbeteren van de informatievaardigheden van politiemedewerkers. Welke zoektermen gebruik je, welke bronnen en hoe betrouwbaar is de informatie? In het politieonderwijs hebben we die functie ook.”
Verbeteren De belangrijkste les van het experiment lijkt het belang van warme contacten. Als motortje voor kennisdeling. Maar hoe stimuleer je die? Stoepker: “We zouden de Mediatheek direct kunnen betrekken als de vraag aan mijn team wordt gesteld. Dan kan zij al helpen de vraag te sturen, doordat ze meer zicht krijgt op wat er speelt en zodat ze de vraag achter de vraag begrijpt. Dan kan de Mediatheek nog beter ook ongevraagd adviseren.” Voor Stoepker betekent het verstevigen van de band niet dat de Mediatheek decentraal in de operatie georganiseerd zou moeten worden. “Centraal, als onderdeel
Lees verder onderaan de volgende pagina >
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Heterdaadkracht / informatiebemiddeling
19
Heterdaadkracht organiseren Voor de effectiviteit en legitimiteit van de politie is het van belang dat zij alert reageert op meldingen, snel ter plaatse is en aangiftes zo succesvol mogelijk afhandelt en het resultaat terugkoppelt. Het versterken van de heterdaadkracht van de politie past als één van de strategische thema’s voor de nationale politie binnen deze ambities. In de praktijk pakt de politie dit thema op met zeer uiteenlopende initiatieven. Lopend onderzoek van de Politieacademie en AEF brengt de verschillende initiatieven in kaart en moet leiden tot een model om heterdaadkracht op een samenhangende en effectieve manier binnen de gehele nationale politie te organiseren.
H
et versterken van de heterdaadkracht door het verhogen van het aantal aanhoudingen op heterdaad is om meerdere redenen van belang. Ten eerste omdat het direct bijdraagt aan het verhogen van de pakkans. Ten tweede omdat bij een heterdaadaanhouding sprake is van duidelijke bewijslast, waardoor de veroordelingskans toeneemt. Ten derde omdat een aanhouding op heterdaad een doelmatiger inzet van politiecapaciteit is ten opzichte van opsporing achteraf. En ten vierde omdat het samenspel tussen politie en burger bij directe opsporing bij kan dragen aan het versterken van het vertrouwen van burgers in de politie.
wezenlijk belang om de heterdaadratio te kunnen verbeteren. Een volgend aangrijpingspunt voor verbetering vormt de wijze waarop meldingen van burgers door de politie worden opgepakt, bijvoorbeeld in het telefonische contact tussen burger en meldkamer. Een derde hefboom voor verbetering betreft de wijze waarop de politie inspeelt op meldingen. Hierbij gaat het om het vermogen van de politie om gericht, snel, flexibel en op een juiste wijze met een heterdaadmelding om te gaan. Onderzoek van de Politieacademie uit 2007 naar heterdaadkracht heeft geresulteerd in een rendementsmodel, dat inzichtelijk maakt hoe elk van deze schakels van belang is om te komen tot een aanhouding op heterdaad.2
Het verhogen van de heterdaadkracht staat daarom al enkele jaren prominent op de agenda voor de politie. Bij de vaststelling van de landelijke prioriteiten voor de politie 2011-2014 is als doelstelling opgenomen dat de heterdaadratio, het aantal aanhoudingen op heterdaad gedeeld door het totaal aantal misdrijven, in 2014 met een kwart verhoogd zal zijn.1 En bij de vorming van de Nationale Politie is het uitbouwen van de heterdaadkracht als één van de strategische thema’s benoemd. De doelstelling om de heterdaadkracht van de politie te versterken kan in de praktijk op verschillende manieren worden opgepakt. Een eerste hefboom voor verbetering vormt het samenspel tussen politie en burgers. Ieder misdrijf vindt immers op heterdaad plaats, dus het is van belang dat de politie daar zo snel mogelijk bij is. Het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid van burgers is daarom van
Momenteel voeren de Politieacademie en AEF onderzoek uit naar diverse initiatieven die gericht zijn op het versterken van de heterdaadkracht van de politie. Het onderzoek is er op gericht om zowel een overzicht te bieden van de verschillende manieren waarop er binnen de politieorganisatie gewerkt wordt aan het versterken van de heterdaadkracht als van de opbrengsten van die initiatieven. Een eerste inventarisatie wijst uit dat er weliswaar sprake is van een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan initiatieven, maar dat van een samenhangende benadering om heterdaadkracht te versterken nog weinig sprake is. Bovendien blijkt het concept heterdaadkracht in de praktijk op verschillende manieren geïnterpreteerd te worden, variërend van specifieke interventiestrate-
Vervolg > van de kennisfunctie van de Politieacademie houden mediathecarissen hun vaardigheden bij om te zoeken, hebben ze toegang tot de lectoraten, tot kennismakelaars en hogescholen. Dat heeft veel meerwaarde, ondanks de keerzijde dat ze verder van de operatie staan. Dichter bij de operatie gepositioneerd komen ze met gerichtere informatie, maar soms is juist ook die brede scope van belang. Dat kan nieuwe invalshoeken bieden die onze analyses verrijken.” Roskam: “Het gaat om de toegevoegde waarde. Dan heeft het niks te maken
met de positie. Bekijk het vanuit de politie als concern, waar in mijn optiek ook de Politieacademie onderdeel van is. Sonja Harmsen is blij met de uitkomsten van het experiment. “We gaan de inzichten gebruiken om onze informatiebemiddelingsrol voor de politiepraktijk landelijk te verbeteren.”
Lees verder op pagina de volgende pagina >
«
Meer info over de mediatheek: www.politieacademie.nl/ mediatheek
20
Heterdaadkracht / Column
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
> Vervolg Heterdaadkracht
Verdiepingssessie Heterdaadkracht In het kader van het onderzoek ‘Heterdaadkracht organiseren’ organiseren de Politieacademie en AEF op woensdag 17 april ’s middags een verdiepingssessie in Utrecht. Deze sessie is bedoeld om de resultaten van het onderzoek, inclusief het organiseermodel voor heterdaadkracht, bij het veld te toetsen. De sessie is bedoeld voor leidinggevenden en beleidsmakers bij de politie. Voor aanmelden of meer informatie kunt u contact opnemen met Debby van Arkel via debby.van. arkel@politieacademie.nl.
gieën voor overvalsituaties, tot integrale visies op het organiseren van politiewerk. Een tweede doel van het onderzoek is daarom om meer inzicht te krijgen in wat het vergt om heterdaadkracht op een meer systematische, samenhangende manier te organiseren. Hierbij gaat het zowel om de vraag wat er nodig is om te komen tot een meer programmatische benadering van het ontwikkelen van heterdaadkracht, als om de ontwikkeling van een organisatiemodel voor heterdaadkracht. Voortbouwend op het eerder genoemde rendementsmodel is het doel te komen tot een integraal model om heterdaadkracht niet alleen een concept te laten zijn, maar het juist ook in de dagelijkse politiepraktijk te kunnen organiseren.
«
Noten 1) De heterdaadratio is gedefinieerd als het aantal heterdaadaanhoudingen gedeeld door het totaal aantal misdrijven met slachtoffers. Delicten zonder slachtoffers, zoals rijden onder invloed, vallen buiten de ratio omdat de impact hiervan op het veiligheidsgevoel en het vertrouwen van burgers in de politie gering worden geacht. 2) Os, P. van, G. van den Brink en J.K. Baardewijk: Heterdaadkracht. Aanhoudend in de buurt. Apeldoorn, Politieacademie, 2007.
Column
Veiligheid sober en duurzaam: kan dat?
H
oe zou ‘duurzame veiligheid’ er uit zien? De politie-taser opladen met zonnecellen? Een surveillancePrius op groene stroom? Het papierloze politiebureau? Veel onwaarschijnlijker kan het niet worden. Is duurzaamheid een luxe linkse hobby, die Nederland in crisis zich helemaal niet kan veroorloven? Die crisis wordt nu tastbaar: ook de middenklasse gaat het voelen. We krijgen eindelijk de rekening van het kabinet Balkenende-IV gepresenteerd, toen minister Bos voortvarend de kredietcrisis ‘oploste’ door met tientallen miljarden aan belastinggeld de ‘Nederlandse’ banken te redden. Om over de Europese kredieten nog maar te zwijgen. Wie nu nog werk heeft, verloor vaak op maandbasis al honderden euro’s aan koopkracht. Wie zijn baan verliest is ronduit de sjaak. Om me heen worden goede onderzoekers ontslagen en gaan bekende adviesbureaus op de fles. Nogal wat voormalige politieofficieren die de afgelopen jaren kozen voor een baan in het bedrijfsleven melden zich ineens als zzp-ers. Een oudcollega vroeg laatst zelfs geld te leen: dat was me in vijfentwintig jaar niet gebeurd. Hij ging er geen nieuwe iPhone van kopen…
De opsporing wordt in de nieuwe bezuinigingsronde vrijwel als enige ontzien: er komt zelfs geld voor meer recherche en ook de FIOD wordt uitgebreid. Jammer alleen dat in de rest van de strafrechtsketen stevig wordt gesnoeid, want wie gaat dan die zaken vervolgen en afdoen? Er waait een kille wind, en als we niet oppassen gaan alle verworvenheden en geleerde lessen van de afgelopen tien jaar teloor. Wanneer we terug moeten naar de kerntaken blijft er voor de programmatische aanpak van criminaliteit al snel geen ruimte meer. We zijn al blij als we de aangebrachte criminaliteit enigszins kunnen bijhouden. Criminologen menen dat mensen eerder in de verleiding komen om vermogensmisdrijven te plegen als ze in financiële problemen verkeren, dus dat voorspelt weinig goeds. Maar aan de andere kant zou wat soberder leven misschien geen kwaad kunnen. De laatste twintig jaar klommen de bomen tot in de hemel en was de groei heilig verklaard. Iedereen drukdruk-druk en gericht op materiële welstand. Zelfs het opgroeiend kroost had last van agenda- en keuzestress. Misschien bevordert financiële krapte de aandacht voor geborgenheid. Tijd om met de buren te praten en je
bezig te houden met de leefomgeving. Werklozen brengen meer tijd door in de eigen wijk en met kleinschalige activiteiten die de sociale samenhang versterken. Wie weet bloeit er een nieuw verenigingsleven op en hebben ouders weer tijd voor hun kinderen. Wat kan ‘duurzame veiligheid’ in dat verband betekenen? Meer onderlinge bekendheid en sociale controle. Letten op elkaars kinderen en spullen. Samen de buurt heel en schoon houden en zorgen voor kleinschalig groen. Overlast tegengaan door elkaar aan te spreken en zo nodig samen actie te voeren tegen hardnekkige problemen. De gemeente, woningcorporaties maar ook de Politie kunnen dat stimuleren en ondersteunen. Noem het cocreatie, maar gemotiveerde bewoners en ondernemers vormen door hun voortdurende actieve aanwezigheid de beste waarborg voor blijvende leefbaarheid en veiligheid. Duurzame veiligheid dus.
«
Dr. Peter Klerks, raadadviseur ParketGeneraal, Openbaar Ministerie en docent aan de Politieacademie Reageren? p.p.h.m.klerks@om.nl
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Plankzaken opgeruimd!
21
‘Plankzaken opgeruimd!’: een beweging van onderop
Cees Sprenger is lector Lerende politieorganisatie bij de Politieacademie en redacteur van dit Tijdschrift. Hans Regterschot is programmamanager bij het Lectoraat Intelligence van de Politieacademie.
De beweging ‘Plankzaken opgeruimd!’ begon in december 2010 met vijf initiatiefnemers en leidde eind 2011 en begin 2012 naar enkele grote landelijke actiedagen. De groep mensen die direct betrokken was groeide uit tot meer dan 1000 politiemedewerkers, die veelal vrijwillig meewerkten om de grote berg aangiftes weg te werken. De simpele maar ambitieuze doelstelling van het initiatief was om 150.000 plankzaken op te ruimen op één dag. In dit artikel beschrijven we wat er van deze ambitie terecht is gekomen, hoe het proces verlopen is en wat de lessons learned zijn voor het vinden van een duurzame oplossing voor dit weerbarstige vraagstuk.
D
e grote stapel onafgewerkte aangiftes bij de politie en het OM vormen een complex en taai vraagstuk. Uit een onderzoek uit 2009 bleek dat er tussen de 150.000 en 180.000 aangiftes bij de politie ‘op de plank’ waren blijven liggen. Het NOS Journaal maakte daar begin 2010 melding van en het tv-programma Zembla diepte het vraagstuk in 2011 verder uit. Voor aangevers is het niet te begrijpen dat hun aangiftes bij de politie zo lang op de plank blijven liggen of soms helemaal niet in behandeling genomen worden. Hun wordt geen recht gedaan als ze aangifte doen, maar er vervolgens geen capaciteit blijkt te zijn om de zaak aan te pakken. Politiemensen zelf lijden er ook onder, ze verliezen trots in hun werk en begrijpen niet hoe hun eigen organisatie functioneert. Het is aan burgers, vrienden of familie niet uit te leggen waarom de politie niet optreedt en daders ongestoord hun gang kunnen blijven gaan. De politie heeft niet stilgezeten bij dit probleem. Er werden
‘Plankzaken opgeruimd!’ is een beweging van ‘onderop’, oorspronkelijk met het idee in één dag 150.000 plankzaken op te ruimen. Het zouden meerdere landelijke actiedagen worden. Verslag van een ambitie, de uitwerking en de resultaten. Alsmede bouwstenen voor een duurzaam vervolg. onder meer nieuwe registratiesystemen ontwikkeld, intakeen servicepunten in het leven geroepen om aangiftes sneller af te handelen, opleidingen opgezet om de opname van aangiftes te verbeteren en richtlijnen geformuleerd voor de verbetering van de case-screening. Al deze acties leidde niet tot substantiële verbeteringen. Een verzoek aan het kabinet om 2800 extra politiemensen in dienst te nemen werd afgewezen.
Start van een beweging
Er was te veel naar plankzaken gekeken met een analytische bril
Vijf mensen uit drie korpsen en van de politieacademie vonden dat er teveel naar plankzaken gekeken was met een analytische, onderzoeksmatige bril. Zij hadden het gevoel dat het meer zou kunnen opleveren als de kennis en ervaring van politiemensen op de werkvloer zou worden aangesproken en er stap voor stap, al doende en al lerende, aan het complexe vraagstuk zou worden gewerkt. Inspirerend voorbeeld was ‘Let’s do it’, een grote vuilnisopruimactie in Estland, waarbij 40.000 vrijwilligers op één dag al het zwerfvuil hebben opgeruimd dat in de bossen opgestapeld lag. Vele handen maken zwaar werk licht en het geeft energie om met elkaar zo’n vervelende klus te klaren.
Plankzaken opgeruimd!
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Foto: Roel Dijkstra
22
Tijdens gesprekken met mensen uit de praktijk bleek dat er veel animo was voor het idee om in één dag alle plankzaken op te ruimen en op die manier van het weerbarstige probleem af te komen. Of die ambitie haalbaar was, zou nog moeten blijken. Hoeveel aangiftes al langere tijd (meer dan 90 dagen) op behandeling lagen te wachten en welke bewerkingen nog nodig waren om de zaken af te handelen, was alleen te schatten. Daarnaast bleek dat allerhande betrokkenen van politie en Openbaar Ministerie veel verschillende ideeën hadden over plankzaken. Zoals korpschefs die ervan overtuigd waren dat er geen plankzaken waren, medewerkers die aangiftes in hun la hadden liggen om aan te pakken terwijl ze daar absoluut geen tijd voor hadden, teamchefs die er geen woord over wilden zeggen en officieren van justitie die ondanks de enorme stapels vonden dat
Het bleek heel verbindend en innovatief om de werkwijzen onderling uit te wisselen
iedere plankzaak door de politie tot op de bodem uitgezocht diende te worden. Steeds meer politiemensen en OM’ers sloten zich aan bij de bijeenkomsten die de initiatiefgroep organiseerde om samen toe te werken naar die ene grote landelijke actiedag. In grote lijnen zijn er – achteraf gezien– drie fasen in het proces te onderkennen: • verbeelden van een gezamenlijke ‘droom’; • een methode uitwerken om de droom te verwezenlijken; • actiedagen voorbereiden en organiseren.
De droom Begin februari 2011 kwam een groep van 25 mensen samen voor een inspirerende en intensieve werkbijeenkomst van 24 uur op Terschelling. De korpsleiding van Friesland had de groep daar gratis werk- en overnachtingsruimte aangeboden, in de wintertijd staat het politiebureau op het Waddeneiland praktisch leeg. De uitkomst was een gedeelde voorstelling of ‘droom’ over hoe een landelijke actiedag eruit zou kunnen zien en welke stappen genomen moesten worden om daar te komen.
Methode Een aantal weken later is een start gemaakt met het uitwerken van een methode om met veel mensen in korte tijd veel aangiftes af te handelen. De groep van vooral vakmensen maakte daarbij gebruik van de goede praktijken die her en der in het land al waren ontwikkeld en gebruikt. Het bleek heel verbindend en innovatief om deze manieren van werken onderling uit te wisselen en samen uit te proberen. De beweging groeide door de organisatie van workshops overal
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
in het land (dóór vakmensen vóór vakmensen) en door een intensieve communicatiestrategie (bellen, mailen, website) om meer mensen erbij te betrekken.
Actiedagen Het organiseren van één landelijke actiedag bleek helemaal niet handig. Iedereen die zich had aangesloten bij de beweging wilde zelf een dag in eigen regio organiseren,
Het is lastig leidinggevenden uit het middenkader mee te krijgen veelal op meerdere locaties. Het was praktischer wanneer er meerdere actiedagen zouden zijn, waarbij men wel vasthield aan het inspirerende idee dat er op één dag op veel plaatsen met vereende krachten plankzaken werden afgehandeld.
De resultaten na meerdere landelijke actiedagen De resultaten van ‘Plankzaken opgeruimd!’ zijn niet te beschrijven op de eendimensionale as van 0 tot 100% van de doelstelling: 150.000 plankzaken opruimen op één dag. Zo exact zou alleen kunnen als het getal van 150.000 zou kloppen en precies duidelijk zou zijn hoeveel zaken er op alle verschillende locaties waren afgehandeld. Het bleek weliswaar mogelijk om de afgehandelde zaken op de actiedagen op te tellen, maar niet om te registreren hoeveel zaken in de voorbereiding al waren afgewikkeld. Bovendien was de indruk gaandeweg steeds sterker geworden dat het getal van 150.000 veel te hoog was. De opbrengsten bleken voor een belangrijk deel kwalitatief van aard. Hierna volgt een korte beschrijving.
Learning community De uitwisseling tussen de politiemensen die actief waren in de verschillende bijeenkomsten zijn we gaandeweg de learning community gaan noemen. Op die momenten bleek met name het delen van tips en tops rond het afhandelen van grote hoeveelheden aangiftes een winstpunt van ‘Plankzaken opgeruimd!’. In de ene regio was men heel goed in het snel inschatten welke oplossing haalbaar was, om vervolgens toe te passen. In een andere regio wist men zaken op een slimme manier te screenen, waardoor ‘kansloze’ zaken zo min mogelijk in behandeling genomen werden. Een
Plankzaken opgeruimd!
23
uitgewerkte systematiek om binnen een basisteam één of enkele personen als vakmedewerkers procesondersteuning verantwoordelijk te maken voor de organisatie en monitoring van de aangiftes, bleek in een derde regio een goede praktijk waar meerdere collega’s van opkeken.
Resultaten Voor veel politiemensen was de opbrengst van ‘Plankzaken opgeruimd!’ dat ze meer grip kregen op het werk, konden leren en afkijken van elkaar en konden uitproberen in hun eigen praktijk hoe ze slimmer konden omgaan met grote hoeveelheden aangiftes. De actiedagen zorgden bovendien voor een sterk gevoel van gezamenlijkheid en al met al gaf dat ‘het plezier terug in het echte politiewerk’, zoals een van de betrokkenen stelde. Een ander belangrijk resultaat is dat de aangever weer meer in beeld is gekomen. Burgers die meewerkten gaven aan het wel vervelend te vinden lang op de afhandeling van hun aangifte te moeten wachten, maar het eigenlijk nog als veel erger te beschouwen om steeds maar niks horen van de politie. Politiemensen op hun beurt waren wat kopschuw geworden om burgers te informeren, omdat ze zich vaak schamen voor het feit dat een zaak nog niet is afgerond. Op bijna alle actiedagen zijn de aangevers direct geïnformeerd over hun aangifte. Ten slotte is een indirect effect, dat plankzaken als fenomeen weer meer bespreekbaar zijn geworden. In de afgelopen jaren hebben veel mensen binnen de politie zich machteloos gevoeld ten opzichte van de grote hoeveelheid aangiftes waar men niet aan toe kwam. Als alle pogingen om er iets aan te doen op weinig tot niks uitlopen en er ook geen extra personele capaciteit beschikbaar komt, is het een natuurlijke reactie om het onderwerp te gaan vermijden. De genoemde schaamte die veel politiemensen voelden, droeg ook bij aan deze houding. Het met elkaar aanpakken van de plankzaken en de schouders eronder zetten, heeft ertoe geleid dat er nu weer over gepraat kan worden. Dat maakt het mogelijk samen naar oplossingen te zoeken en nieuwe wijzen van werken uit te proberen.
Bouwstenen voor een duurzaam vervolg Onderzoekers van de Politieacademie hebben de verhalen over het verloop van ‘Plankzaken opgeruimd!’ opgetekend en geanalyseerd samen met politiemensen uit de verschillende regio’s. Dat heeft geleid tot de beschrijving van een zevental bouwstenen die de basis kunnen vormen voor een verdere verduurzaming van het aanpakken van plankzaken. We beschrijven ze hier kort:
1. Monitorsysteem in handen van medewerkers Medewerkers kunnen zelf bijhouden hoeveel aangiftes er binnenkomen en wat ermee is gebeurd. Ze hebben ook inzicht in doorlooptijden en weten hoe lang werkzaamheden gemiddeld genomen duren, zodat ze hun eigen planning kunnen maken. Als er teveel werk is, kunnen ze voorstellen extra capaciteit in te zetten.
24
Plankzaken opgeruimd!
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
schuldhulpverlening, gemeente, wijkpolitie en burgers zelf. Samen optrekken leidt tot snellere en betere afdoening.
Bij taaie problematiek kan het van grote waarde zijn een beweging van onderop de kans te geven
Verder experimenteren
De aangevers kunnen veel meer betekenen voor de politie dan we tot nu toe dachten. Ze kunnen mede beoordelen wat er met hun zaak zou kunnen gebeuren. Ze snappen dat de politie echt niet overal achteraan kan gaan en zijn bereid mee te denken over alternatieve manieren van afdoening (bijv. mediation).
De beweging ‘Plankzaken opgeruimd!’ is nog niet ten einde. In 2013 is een start gemaakt met het verder werken met de bouwstenen. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan het denken over en werken aan de positionering en organisatie van het proces veelvoorkomende criminaliteit in de nieuwe robuuste basiseenheden. Het verantwoordelijk maken van goede vakmensen voor het werkproces-VVC in een basisteam kan heel goed met behulp van deze bouwstenen. Op die manier kan een flexibele organisatie ontstaan waarbij veel mensen uit de basiseenheid meewerken aan VVC, onder ‘collegiale’ leiding van hen die er echt goed in zijn. Bovendien kan de stroom aangiftes verder onder controle worden gebracht door te experimenteren met andere vormen van afdoening. Eén dergelijk experiment is al gestart in Rotterdam: werken met een zogenaamd ‘aangiftemenu’. De burgers die een misdrijf komen melden krijgen een keuze in de wijze waarop de politie zou kunnen omgaan met hun aangifte. Willen zij dat de politie het als melding registreert, dat er een verklaring komt voor de verzekering, dat er een wijkagent of andere professional langskomt voor bemiddeling (na ruzie of bedreiging bijvoorbeeld), dat er schade wordt vergoed, dat er een onderzoek wordt ingesteld dat kan leiden tot vervolging, of dat ze het nu even laten bij dit gesprek en zelf verdere actie ondernemen? Er zitten allerlei haken en ogen aan deze aanpak, daarom gaat het ook om een klein experiment, op één of enkele plaatsen en gedurende een beperkte periode. De komende tijd zullen meerdere experimenten volgen die in de learning community met elkaar uitgewerkt en gedeeld zullen worden. Regelmatig duikt in gesprekken de mening op dat alle VVC-zaken het beste ‘direct’ afgehandeld kunnen worden. Het is zeker zo dat er meer zaken meteen aangepakt kunnen worden om ze snel af te handelen. Als dat leidt tot meer heterdaadzaken scheelt dat bovendien veel tijd in de opsporing. Er zullen echter altijd aangiftes van mishandeling, burenruzie, kleine fraudes of huiselijk geweld zijn die enkele dagen na het delict gemeld worden en waarvoor geldt dat het afhandelen ‘als bulk’ vele malen effectiever te organiseren is. Daar kunnen de bouwstenen bij behulpzaam zijn.
6.Eigenaarschap professionals
Reflectie: een beweging van onderop
Het slim en doelgericht afhandelen van veelvoorkomende criminaliteit (VVC-zaken) is een vak op zich. Politiemedewerkers die hier goed in zijn, willen graag meedenken over de inrichting en organisatie van het proces en de opleiding en begeleiding van collega’s.
‘Plankzaken opgeruimd!’ is een voorbeeld van een beweging van onderop. Medewerkers vinden elkaar in het nemen van het initiatief om werkprocessen te verbeteren en vernieuwen. Zo’n beweging ontstaat vanuit de onderstroom en krijgt alleen maar vorm als medewerkers verstand van zaken hebben, hun stem willen laten horen en elkaar kunnen ontmoeten. Een beweging als deze is niet maakbaar, het hangt er immers helemaal van af of men zin heeft er energie in te steken. Bovendien kan zo’n ‘beweging’ binnen een hiërarchieke en bureaucratische organisatie als de politie
2.Responsieve screening De screening van aangiftes vindt nu plaats aan de voorkant van het afhandelproces door een specialist: de casescreener. De praktijk heeft geleerd dat het beter werkt om lastige aangiftes gezamenlijk (met OM!) te beoordelen en ervoor open te staan dat er meerdere momenten zijn om te beslissen al dan niet door te gaan met een dossier.
3.Flexibele afhandelunits De hoeveelheid aangiftes varieert en dat vraagt om flexibele capaciteit. Dat kan door een flexibele afhandelunit in te richten (in combinatie met ZSM), waar politiemensen kortere of langere tijd in werken.
4.Collectieve actiedagen In feite is het organiseren van een actiedag een creatieve vorm van zo’n ‘afhandelunit’: op enkele dagen van het jaar zet men extra capaciteit in om zaken af te handelen. Mensen vinden het leuk, iedereen van hoog tot laag en van blauw tot niet-blauw kan meewerken.
5.Contact aangevers
7.Relatie partners Veel verschillende partners kunnen hun bijdrage leveren aan het goed omgaan met VVC-aangiftes: OM, reclassering,
Plankzaken opgeruimd!
25
Foto: Jurriaan Brobbel, Nederlandse Freelancers
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
óók mee te krijgen in deze beweging: zij zijn veelal juist bezig alles te plannen en onder controle te houden en daar past een beweging als ‘Plankzaken opgeruimd!’ niet bij. De kerngroep heeft ook veel werk verzet in het verbinden van ‘beneden’ met ‘boven’, van de werkvloer met de leidinggevenden in de korpsen. Het is inmiddels bijna een cliché om te benadrukken dat de top nauwelijks meer weet wat er in het operationele werk gebeurt, maar aangaande plankzaken bleek dit ook werkelijk zo te zijn. Tijdens de actiedagen van ‘Plankzaken opgeruimd!’ was regelmatig uit de mond van de aanwezige disctrictschefs of leden van de korpsleiding – die zo enthousiast en ondersteunend waren dat ze hun hulp hadden aangeboden – te horen dat het toch ongelooflijk was welke zaken er allemaal op de plank terechtgekomen waren. Zaken die geen strafrechtelijke maar civielrechtelijke zaken zijn, zaken die onoplosbaar zijn omdat het één-op-één is, of kansloze zaken die inmiddels door de tijd zijn achterhaald.
Vernieuwing Vooral wanneer problemen taai zijn, wanneer meerdere oplossingen niet blijken te werken, kan het van grote waarde zijn een beweging van onderop de kans te geven. De kracht ervan is dat vanuit ambitie en energie datgene in de praktijk aangepakt wordt dat volgens de direct betrokkenen het meest urgent is. Als dat op één plaats lukt en andere horen van het succes, dan kan het idee zich als een lopend vuurtje verspreiden. Het ene idee steekt het andere aan en zo verbreden de initiatieven zich. Er ontstaat gezamenlijkheid die het ook mogelijk maakt om te focussen op een grotere en collectieve ambitie. Dat is het moment waarop onderstroom en bovenstroom elkaar kunnen raken. De bovenstroom biedt legitimering voor de acties en de ‘beweging’ krijgt structuur. De beweging leidt tot een vernieuwing in de samenleving die een plaats krijgt in de bovenstroom. alleen maar kans maken als leidinggevenden hun steun geven. Dat zal niet vanaf het eerste moment zo zijn, dan zou het immers geen beweging van onderop zijn. Mensen kunnen elkaar ontmoeten op informele momenten of in eigen tijd en daar samen plannen smeden. Op het moment dat men echter tijd of ruimte nodig heeft binnen het werk, dan zijn leidinggevenden nodig. In het proces van ‘Plankzaken opgeruimd!’ bleek dat leidinggevenden in de top makkelijk meegaan met medewerkers die vol enthousiasme met een goed plan komen. Het is echter belangrijk te benadrukken dat het moment om beslissende leidinggevenden mee te krijgen pas dáár is als er al heel veel is gebeurd. Er was tijd nodig om een gezamenlijke droom te formuleren, om met elkaar inhoudelijk tot een gesprek te komen en kennis uit te wisselen en een (mogelijke) route te vinden op weg naar het doel. Het kernteam van de beweging heeft veel energie erin gestoken om juist dit proces een kans te geven, door ontmoetingen te organiseren, elkaar wederzijds te laten inspireren en op zoek te gaan naar relevante kennis en ervaring. Overigens bleek het veel lastiger om middenkader-leidinggevenden
«
Dit artikel is een samenvatting van het boek ‘Plankzaken opgeruimd!’ een beweging van onderop, dat in maart verschijnt bij Boom Lemma. Literatuur Quick scan naar werklast bij de politie – AEF (2009) Evenwichtige opsporing? Een onderzoek naar Zicht op Zaken – IOOV (2009) Het districtelijk opsporingsproces. De black box geopend – Kouwenhoven en Moree (2010) Prestaties in de strafrechtketen – Algemene rekenkamer (2012) Aangifte doen: de burger centraal – Inspectie voor Veiligheid en Justitie (2012)
26
Interview Liesbeth Huyzer
5
10
6
3
4
11
9
7 1
8
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
12
2
13 14
15
1. Gery Veldhuis (Limburg) 2. Hans Vissers (Zeeland-WestBrabant) 3. Stoffel Heijsman (Oost-Nederland) 4. Henk van Essen (Den Haag) 5. Patricia Zorko (Landelijke Eenheid) 6. Liesbeth Huyzer (Noord-Holland) 7. Gerard Bouman (korpschef) 8. Frans Heeres (Oost-Brabant) 9. Ruud Bik (lid korpsleiding, plv. korpschef) 10. Jannine van den Berg (lid korpsleiding) 11. Miriam Barendse (Midden-Nederland) 12. Pieter-Jaap Aalbersberg (Amsterdam) 13. Frank Paauw (Rotterdam) 14. Leon Kuijs (lid korpsleiding) 15. Dick Heerschop (chief information officer) Niet op de foto: Oscar Dros (Noord-Nederland)
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Interview Liesbeth Huyzer
27
“Leidend moet zijn wat er in de buitenwereld gebeurt” Matthijs Hogendoorn is schrijfcoach en eindredacteur van dit tijdschrift.
In de komende maanden interviewt het Tijdschrift voor de Politie de korpschef en de elf politiechefs. Hoe is de start van de Nationale Politie voor hen en wat zijn de plannen voor de komende periode? Wat zien ze aan mogelijke valkuilen? En wat willen ze op dit of ander gebied lezen in TvdP? Deze maand: politiechef Liesbeth Huyzer van Eenheid Noord-Holland.
D
“
ag 1 voelde als een bevrijding, in de zin dat we eindelijk van start mochten na al die voorbereidingen. Maar meer ook niet. Ik heb zelf wel het voorbeeld van oud & nieuw gebruikt. We gingen in die nacht ‘over’, maar intussen waren we gewoon bezig met de openbare orde van dat moment. Mooie symboliek: dit is onze core business, wat er ook verder aan de hand mag zijn.” “Onze eenheid heeft een mooie mix van stad en platteland. Dat is denk ik specifiek voor Noord-Holland. Dan kom je op interessante afwegingen als: hoe zichtbaar zijn we in de landelijke omgeving en hoe slagvaardig bij opkomende problematiek in de verstedelijkte zones. Daarnaast Schiphol, het Noordzeekanaal – dat zijn risicogebieden van nationale importantie.” “Iedereen weet inmiddels wel dat het de personele reorganisatie is die ons de komende periode gaat bezighouden en wat een klus dat nog zal worden. Ik heb nog steeds goede hoop dat we in de zomer kunnen starten en we het eind 2013 grotendeels voor elkaar hebben gebokst. Waar de uitdaging ligt: de burger mag niets merken van het feit dat wij intern aan het verbouwen zijn. Dat zal moeilijk genoeg worden met een reorganisatie van 65.000 man landelijk, van wie zo’n 4500 mensen die bij ons in de eenheid werkzaam zijn.”
De burger mag niets merken van het feit dat wij intern aan het verbouwen zijn
“Politiemensen zijn gepassioneerd, willen ervoor gáán. Dat is heel mooi. Maar er schuilt het gevaar in dat we intern te veel tegelijk willen. Ook daar geldt dat leidend moet zijn wat er in de buitenwereld gebeurt. Zo houden we het reëel, komen we ook als leidinggevenden niet te ver af te staan van het dagelijkse werk en houden we de motivatie in de organisatie vast om uiteindelijk te komen waar we willen zijn. Dan zou ik het mooi vinden als we eind 2015 aan de burger hebben kunnen laten zien dat de Nationale Politie echt een verbetering is geweest. En dat de collega’s vinden dat de politie nog steeds een heel prettige organisatie is om bij te werken.” “In het verleden waren we zo georganiseerd dat we het werk naar de mensen brachten, met alle bureautjes, deskundigheid en opgetrokken stellingen die daarbij hoorden. Nu brengen we de mensen naar het werk. Het is soms best een gevecht om te zorgen dat men zich daarvoor openstelt, om samen te gaan werken met partners waarbij iedereen zijn of haar eigen expertise inbrengt. Dat soort zaken zijn we bijvoorbeeld ook aan het verkennen in de laboratoria opsporing. En we zien nu al dat de Nationale Politie op dat speelveldmodel een gunstig effect heeft. De vraag ‘wat kunnen we van jou leren?’ is al prominenter aanwezig.” “In dat opzicht heb ik het bij mijn nationale portefeuille Jeugd relatief makkelijk, want daarbij is de werkwijze ook door de korpsen al behoorlijk gestandaardiseerd. Er ging toen ook weleens iets goed, wil ik maar zeggen, en dit is een knap staalt werk geweest. Daar kan ik op voortborduren. Ik heb er alle vertrouwen in dat ook met 15% bezuiniging op de jeugdzorg partners in de keten niet zullen terugvallen in de aloude neiging om alleen in de eigen organisatie te kijken hoe dat tekort moet worden opgevangen. En wij zullen op onze beurt als politie duidelijk maken wat wij in de keten kunnen betekenen.” “Ik zie dat ook als belangrijkste functie van het Tijdschrift voor de Politie: aandacht besteden aan de samenwerking tussen al die partijen op de issues van veiligheid en openbare orde. Met een onafhankelijke blik laten zien wat we van elkaar kunnen opsteken.”
«
28
Vol in de wind
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Coördinatie: Claudia Verhagen
Tegenwind en schoolpleinmaffia
Topmanagers reflecteren in tweetallen (man en vrouw) met elkaar over diversiteit, sekseverschillen en leiderschap, persoonlijke ontwikkeling en zo meer. Weinig diepgang, maar als ontspanning én inspiratie is het boek een aanrader.
Wat is goed leiderschap bezien vanuit de ogen van hedendaagse topmanagers? Maakt het verschil of de topmanager vrouw is of man? Hoe is het om continu gezien te worden en aan kritiek bloot te staan? Monique de Vos bracht vrouwelijke en mannelijke topmanagers met elkaar in gesprek en liet hen in tweetallen reflecteren op onderwerpen als diversiteit, verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk leiderschap, hun persoonlijke ontwikkeling en andere thema’s. De Vos tracht daarbij weg te blijven van platgetreden paden. In haar boek Vol in de wind is dus geen ruimte voor glazen plafonds, plakkende vloeren, quota, kinderopvang of het ‘old boys network’. In plaats daarvan beschrijft ze gesprekken vol persoonlijke ervaringen en opvattingen van leiders uit zeer verschillende sectoren als de topsport, het bedrijfsleven, de politiek en de politie. De weergave van de achttien gesprekken verloopt niet volgens een strak stramien. Wel komt een aantal thema’s regelmatig terug, zoals visie op leiderschap, bijkomende dilemma’s, houdbaarheid van leiders, balans tussen werk- en privéleven en het effect van social media op leiderschap. Verschillende opmerkelijke uitspraken komen voorbij. Zo introduceert Cateautje van Hijmans van den Berg in haar gesprek met Aad Ouborg de term ‘schoolpleinmaffia’. Cateautje legt uit dat het ‘recht op parttime werken’ zó diep in de Nederlandse cultuur zit verankerd, dat een vrouw zich moet verdedigen als zij fulltime werkt. Cateautje werd destijds veelvuldig gevraagd hoe ze alles ging organiseren, toen zij eenmaal kinderen kreeg. “Denk je dat mijn man die vraag ooit heeft gekregen?”
Weinig verrassend De leiders zijn het op veel punten met elkaar eens. Zo gaat de weg naar de top niet over rozen. Het vereist hard werken, doorzettingsvermogen, ondernemerschap, durf, communicatieve vaardigheden en bereidheid tot het
doen van concessies en het maken van offers. “Als je vol in de wind staat, moet je ook kunnen incasseren,” vinden zowel Gerard Kemkers als Astrid Jongerius. Dat het soms eenzaam is aan de top, wordt door velen beaamd. “Vooral als het tegenzit,” voegen Marja van Bijsterveldt en Guido van Woerkom toe. Kritiek biedt echter ook een kans om scherp te blijven. In gesprek met Joop van den Ende benadrukt Sylvia Tóth het belang van het organiseren van je eigen oppositie: “Hoe succesvoller je bent, hoe groter het risico dat je omringd wordt door weinig kritische medewerkers die afhankelijk van je
zijn en meegenieten van het succes.” De (naar mijn mening weinig verrassende) conclusie is, dat diversiteit essentieel is voor de kwaliteit van het team. Er zijn echter meer overeenkomsten dan verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk leiderschap. Het gaat eerder om nuances in stijl en de stijlen groeien steeds meer naar elkaar toe. Jannine van den Berg, ten tijde van het gesprek korpschef en kwartiermaker Nationale Politie, vertelt Chris Heutink dat zij bewust schakelt tussen verschillende leiderschapsstijlen: afhankelijk van de situatie past zij meer masculien of feminien leiderschap toe. Toch kan een goede leider niet altijd en overal een topprestatie leveren. “It takes different horses for different courses,” vindt Stépan Breedveld. En “Je moet iets hebben met het product en het bedrijf,” aldus Robert Swaak in gesprek met Edith Schippers. Zonder moeite heb ik Vol in de wind van kaft tot kaft gelezen, want het is luchtig geschreven. De achtergronden van de topmanagers zijn zeer divers en daarin vindt het boek zowel zijn meerwaarde als zijn beperking. Het is afwisselend en interessant een blik in de keuken van een ander te kunnen werpen. Anderzijds maakt de veelheid van onderwerpen en gesprekspartners het kennelijk voor de auteur lastig om tot diepgang te komen. Niet alle gesprekken zijn dan ook even boeiend, al valt uit alle wel iets te leren en is er stof tot nadenken. Met name voor drukbezette leidinggevenden is het boek geschikt: de hoofdstukken beslaan maximaal zo’n negen pagina’s en zijn los van elkaar te lezen. Ben je druk en op zoek naar ontspanning én inspiratie tegelijk, dan is dit boek een aanrader. Het optimale effect wordt bereikt door elke dag één hoofdstuk te lezen en daar vervolgens een kwartiertje bij stil te staan. Met heel weinig tijd en inspanning voorziet u zichzelf met een dagelijkse dosis reflectie en inspiratie. Efficiënter kan niet. En natuurlijk is het ook bemoedigend en vleiend in de verhalen van een aantal topmanagers soms jezelf te herkennen. Monique de Vos (2012), Vol in de wind. Topmannen en topvrouwen over leiderschap, uitgeverij Bert Bakker, 200 pagina’s, ISBN 978 90 351 3791 2. - CV
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Leren van andermans lessen II
Disaster Victim Identification
ling is die van het instellen van een Senior Identification Manager (SIM). Deze functionaris is een officier met de algehele verantwoordelijkheid voor het identificatieproces. Hij zal de verbinding moeten vormen tussen politie, mortuarium en eventueel familieleden van de overledenen, maar hij is ook verantwoordelijk
29
Uit het boek kan gedestilleerd worden dat van leidinggevenden verwacht moet (niet mag) worden dat ze zich flexibel opstellen, aanpassingsvermogen bezitten, pragmatisch zijn en compromissen kunnen sluiten. Het is ook een gegeven dat je op basis van een voorgaande ramp draaiboeken opstelt en trainingen zal geven, maar na verloop van tijd zal de beschikbare kennis verwateren doordat personeel met pensioen gaat of wordt herplaatst op een meer beleidsmatige functie. De vorming van de Nationale Politie is een perfect moment om de protocollen, draaiboeken, cursussen en oefeningen voor een ramp met mogelijk meerdere dodelijke slachtoffers, daadwerkelijk op landelijk niveau vast te gaan stellen en te coördineren. In die herschreven draaiboeken en protocollen moeten alle facetten van de aanpak van een dergelijke ramp duidelijk worden beschreven en ook welke functionarissen met welke competenties moeten leidinggeven aan de diverse deeltaken. Ook moet worden bepaald waar een tijdelijk mortuarium van voldoende capaciteit kan worden ingericht. Denk hierbij vooral aan militaire complexen omdat deze vaak eenvoudig af te sluiten zijn voor het publiek en journalisten.
In mijn vorige bijdrage (TvdP nr 10/12) besprak ik het boek Disaster Victim Identification: Experience and Practice. Hoge officieren van de Britse politie moeten deelnemen aan een cursus waarbij ze geleerd wordt het voortouw te nemen wanneer er onverhoopt een ramp met meerdere dodelijke slachtoffers zou plaatsvinden. Het boek was onderdeel van een cursus waarbij iedere cursist een beschouwing moest inleveren over hoe men in het verleden rampen in de praktijk had aangepakt. De cursus werd gegeven door professor Sue Black, directeur van het Centre for Anatomy and Human Identification aan de Universiteit van Dundee. Het boek waar ik u dit keer graag kennis mee laat maken is Disaster Victim Identification:The Practitioner’s Guide; een afgeleide van de eerder genoemde cursus. Dit goed leesbare, Engelstalige boek is – inderdaad – een handboek voor de praktijk en de tekst moet worden beschouwd als een geheugensteun voor alle oud-studenten van de cursus. Het boek is tevens interessant voor politie-officieren die de cursus niet hebben doorlopen en belast zijn met de ontwikkeling en uitvoering van beleid op het speciMijn belangrijkste conclusie is niet dat dit boek een goede aanvulling zou fieke onderhavige onderwerp. kunnen zijn voor de bibliotheek van Ik denk daarbij in de allereerste plaats aan politie-officieren die de Politieacademie en gebruikt zou plotseling voor de uitdaging kunnen moeten worden bij het herijken van komen te staan om leiding te geven diverse rampenplannen. Dat is een Dit handboek voor de praktijk van het bij een ramp uit hoofde van hun understatement. Het boek moet in die leidinggeven bij rampen is van grote waarde functie of taakstelling en daarvoor bibliotheek opgenomen worden en onvoldoende kennis of ervaring zou tot herijking moeten leiden. en zou tot herijking van de diverse (denken te) hebben. De tekst van het rampenplannen moeten leiden. boek bestaat uit zo’n beetje alles S. Black, G. Walker, L. Hackman, C. waar je bij een ramp mee te maken Brooks (2011), Disaster Victim Identification: The Practitioner’s Guide, kunt krijgen zoals het vastleggen van uitgeverij Dundee University Press, 417 het bewijs op de vaak uitgebreide plaats delict voor de procedures en verslaglegging. Disaster Victim Identification: The Practitioinstellen, het management van het mortuapagina’s, ISBN 978 18 458 6036 3. ner’s Guide waarschuwt ook voor de gevaren rium, bepalen wie belast is met het verzamevoor het politiepersoneel zelf: het werken in len en beschrijven van persoonlijke bezittinFred de Vries (1959) is oud-politieman (Hareen omgeving waar meerdere stoffelijke gen, methodieken voor identificatie en lingen en Leeuwarden) en is schrijver van bijvoorbeeld het zorgen voor je eigen persoon- overschotten moeten worden onderzocht en boeken en columns over psychologie en bioloveiliggesteld, kan een zware tol eisen op het gie. Hij is te bereiken op info@pdd-nos.nl. lijke veiligheid. geestelijk incasseringsvermogen van het personeel ter plaatse. Een posttraumatische Aanbevelingen Misschien wel de meest belangrijke aanbeve- stressstoornis (ptss) ligt altijd op de loer.
30
Slachtofferschap bij cybercrime
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Slachtofferschap van delicten met een digitale component en de rol van politie Rutger Leukfeldt MSc is promovendus georganiseerde cybercrime aan de Open Universiteit en onderzoeker bij het gezamenlijke lectoraat Cybersafety van NHL Hogeschool en Politieacademie. Miranda Domenie MSc was ten tijde van dit onderzoek als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Cybersafety van NHL Hogeschool en Politieacademie. Jurjen Jansen MSc is als onderzoeker verbonden aan het gezamenlijke lectoraat Cybersafety van NHL Hogeschool en Politieacademie. Dr. Johan van Wilsem is universitair hoofddocent Criminologie aan de Universiteit Leiden. Prof. dr. Wouter Stol is bijzonder hoogleraar Politiestudies aan de Open Universiteit en lector Cybersafety aan NHL Hogeschool en Politieacademie.
De Nederlandse overheid geeft aan de opsporing en bestrijding van cybercrime prioriteit en neemt verschillende juridische en organisatorische maatregelen. Zowel in het regeerakkoord van kabinet-Rutte I als II wordt aandacht besteed aan cybercrime en staat beschreven dat geïnvesteerd wordt in het opsporen van cybercriminelen. Het doel is om de strafrechtketen in staat te stellen effectief uitvoering te geven aan de bestrijding. Ook binnen de Nederlandse politie kent cybercrime een hoge prioriteit. Zo wordt het landelijke Team High Tech Crime uitgebreid, ontwikkelt de Politieacademie onderwijs over digitaal politiewerk en is het politiële Programma Aanpak Cybercrime gecontinueerd tot 2016 (Stol e.a. 2012).
O
psporingsbeleid vergt dat politie en justitie prioriteiten stellen, want zij hebben nu eenmaal niet de capaciteit om elk delict aan te pakken. De ernstigste problemen verdienen als eerste aandacht. De ernst van een probleem wordt bepaald door zowel de aard als de omvang ervan en daarvoor is kennis nodig bij politie en justitie. Over de omvang van cybercrime is minder bekend dan over de aard ervan (o.a. Van der Hulst & Neve, 2008; Leukfeldt e.a., 2010). Om beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van slachtofferschap van delicten met een digitale component hebben het KLPD en het Programma Aanpak Cybercrime onderzoek laten uitvoeren (zie Domenie e.a., 2013). Dit artikel is daarop gebaseerd. We laten eerst zien wat de prevalentie is van hacken, financiële delicten en persoonlijke delicten. Daarna gaan we in op de rol van de politie en de tevredenheid van de slachtoffers met de reactie van de politie op de aangifte. We besluiten met de betekenis van de resultaten voor de politiepraktijk.
Methodische verantwoording Voor het onderzoek is een vragenlijst ontwikkeld op basis van literatuuronderzoek, interviews met sleutelpersonen bij politie, justitie en wetenschappers, en groepsinterviews met groepen internetgebruikers. Door het CBS is uit de Gemeentelijke Basisadministratie een representatieve steekproef getrokken van 21.800 burgers van 15 jaar en ouder. De vragenlijst is in het tweede kwartaal van 2011 uitgezet. De respons op de vragenlijst was 10.314 (47%). De analyses voor dit onderzoek zijn uitgevoerd op 9.163 respondenten die aangaven wel eens internet te gebruiken (89% van de respondenten).
Criminaliteitsvormen Er is bevraagd over delicten gericht op computers (hacken), financiële delicten en persoonlijke delicten. Deze drie categorieën bespreken we hierna beknopt. Voor een uitgebreide verantwoording verwijzen we naar Domenie e.a. (2013).
Hacken
We kunnen tegenwoordig worden getypeerd als het land van fietsdiefstal en hacken
We definiëren hacken conform artikel 138ab Sr als het zich ‘opzettelijk en wederrechtelijk’ toegang verschaffen tot een geautomatiseerd werk. In de praktijk blijkt het een lastig te onderzoeken delict. Een hack hoeft immers door het slachtoffer niet te zijn opgemerkt en dan komt die niet aan het licht. Verder is hacken vaak geen doel op zich, maar een middel om andere vormen van criminaliteit te plegen. Om die reden is het slachtofferschap van hacken in onze studie op directe en indirecte wijze gemeten. Er is direct gevraagd of iemand gehackt is met behulp van drie stellingen waarop de respondent met ja of nee kon antwoorden: (1) iemand heeft zonder uw toestemming uw webpagina en/of profiel (Hyves, Facebook, etc.) veranderd (defacing), (2) iemand
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
Slachtofferschap bij cybercrime
31
Net als fietsdiefstal is cybercrime inmiddels veelvoorkomende criminaliteit. Daarom is het vergroten van de kennis over aangiften, afhandeling en aanpakken op het gebied van cybercrime nodig in de volle breedte van de politieorganisatie. Het onderzoek waar dit artikel op is gebaseerd is een eerste aanzet.
heeft ingebroken in uw computer en gegevens vernietigd, veranderd of gestolen, of (3) iemand heeft ingebroken in uw e-mail of zonder toestemming op uw e-mailaccount ingelogd. Daarnaast is hacken indirect gemeten: bij identiteitsdiefstal en stalking is gevraagd of hacken onderdeel was van de modus operandi van de dader.
Financiële delicten De fraudedelicten uit onze studie vallen onder artikel 326 Sr (oplichting) en 225 Sr (valsheid in geschrifte). Ten eerste vroegen we naar oplichting via veiling- en verkoopsites. Meestal is de koper het slachtoffer: die betaalt dan vooraf (een deel) van de afgesproken prijs, maar de verkoper levert het afgesproken goed niet. Andersom kan ook: de verkoper levert het product, maar de koper betaalt (een deel) niet. Ten tweede vroegen we naar voorschotfraude. Daarbij wordt slachtoffers een groot geldbedrag beloofd als zij eerst een relatief klein bedrag aan onkosten voorschieten of een kleine investering doen. Vervolgens wordt er niet uitbetaald. Ten derde vroegen we naar identiteitsfraude ofwel het misbruiken van een aangemaakte/aangenomen identiteit (De Vries e.a., 2007; Finch, 2007). Dat kan door het stelen van digitale persoonsgegevens, bijvoorbeeld met behulp van phishing of het gebruik van spyware. Het is in de praktijk moeilijk om vast te stellen of er sprake is van identiteitsdiefstal en vooral op welke wijze de dader aan de identiteitsgegevens is gekomen. In de vragenlijst gebruikten we de volgende omschrijving: ‘Identiteitsfraude houdt in dat iemand zonder uw toestemming uw persoonlijke of financiële gegevens gebruikt om er zelf geld aan te verdienen. Iemand pint bijvoorbeeld van uw rekening, koopt producten op uw naam of vraagt officiële documenten aan op uw naam. Meestal is identiteitsfraude een gevolg van diefstal van identiteitsgegevens, maar het kan ook zijn dat u zelf de identiteitsgegevens heeft verstrekt.’
Persoonlijke delicten Deze groep omvat digitale delicten waarbij de persoonlijke levenssfeer wordt aangetast. Hierbij maken daders gebruik van ICT als (eenzijdig) communicatiemiddel richting het slachtoffer (Van der Hulst & Neve, 2008). We vroegen naar de digitale variant van stalking en bedreiging. Cyberstalking is het stelselmatig en op dwangmatige wijze online lastigvallen en/of bedreigen van een persoon door provocerende uitspraken te doen en/of berichten te plaatsen via online forums, bulletin boards en chatrooms, de ander via spyware te bespioneren, of door het voortdurend ongevraagd verzenden van e-mail en spam (Van der Hulst & Neve, 2008). Bij bedreiging in strafrechtelijke zin moet er sprake zijn van bedreiging met moord, verkrachting, in vereniging openlijk geweld plegen tegen personen of goederen, zware mishan deling, gijzeling of brandstichting (artikel 285 Sr). Overigens is niet vereist dat het slachtoffer zich daadwerkelijk bedreigd voelt.1 Als iemand via een chatprogramma zoals MSN een ander met de dood bedreigt, dan is die bedreiging een misdrijf volgens artikel 285 Sr.
Cijfers slachtofferschap In de twaalf maanden voorafgaande aan de vragenlijst was 8,5 procent van alle internetters slachtoffer van een of meerdere vormen van de genoemde delicten met een digitale component (tabel 1). In de tabel zijn eveneens de prevalentiecijfers van de afzonderlijke delicten gepresenteerd. Uit ons onderzoek komt naar voren dat, gezien op jaarbasis, van alle Nederlandse internetgebruikers 4,3 procent slachtoffer is geworden van hacken, 3,5 procent van e-fraude en 1,5 procent van persoonlijke delicten. Het totale slachtofferpercentage van delicten met een digitale component zal hoger liggen dan 8,5 procent. Ten eerste omdat niet alle delicten met een digitale compo-
32
Slachtofferschap bij cybercrime
Tabel 1: prevalentie slachtofferschap van delicten met een digitale component
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
siek slachtofferonderzoek is Nederland van oudsher het land van fietsdiefstal (4,8%). Maar op basis van onze gegeven kunnen we tegenwoordig beter worden getypeerd als het land van fietsdiefstal (4,8%) en hacken (4,3%).
Delict
Prevalentie (% internetters)
Hacken, totaal
4,3
De rol van de politie
Hacken, defacing
1,5
Hacken, pc gehackt
0,7
Hacken, mail gehackt
2,9
Hacken, als MO
0,8
Financiële delicten, totaal
3,5
Betaald maar niet gekregen
2,4
Verkocht maar niet betaald
0,3
Identiteitsdiefstal en/of –fraude
0,8
We hebben aan onze respondenten gevraagd wie volgens hen verantwoordelijk is voor de veiligheid op internet. Volgens de internetters onder hen zijn vooral financiële instellingen (93,4%) en eigenaren van websites (79,9%) verantwoordelijk. 85,1 procent geeft aan dat zij ook zelf bereid zijn iets aan hun veiligheid op internet te doen. Maar ruim een kwart van de internetters (27,1%) acht zichzelf niet goed in staat de eigen veiligheid te waarborgen. Bijna drie op de tien (29,0%) vindt dat (ook) de politie een verantwoordelijkheid heeft in het waarborgen van de veiligheid op internet.
Voorschotfraude
0,2
Relatie politie-publiek
Persoonlijke delicten, totaal
1,5
Stalking
1,1
Bedreiging
0,7
Delictentotaal
8,5
Aan de respondenten die slachtoffer waren van een of meerdere delicten, vroegen we met welke organisatie ze contact hadden opgenomen. Gemiddeld over alle delicten neemt 13,4 procent van de slachtoffers contact op met de politie. Tabel 3 toont dat dit percentage significant hoger is bij stalking (30,4%), bedreiging (27,8%) en oplichting bij koop (21,1%). Een laag percentage (4,1%) vinden we bij hacken (in dit geval alleen de hacks die aan het licht kwamen via directe bevraging – zie onder kopje Hacken).
nent in ons onderzoek zijn bevraagd. Daarvan zijn er simpelweg te veel (zie bijvoorbeeld de ‘Handreiking voor delicten met een digitale component’ waarin 28 delicten worden besproken – Leukfeldt e.a., 2012). Ook kan in slachtofferonderzoek naar sommige delicten niet worden gevraagd, omdat mensen niet altijd weten dat ze slachtoffer zijn (bijvoorbeeld dat er malware op hun computer staat), of niet weten dat er een digitale component aan hun slachtofferschap zit (bijvoorbeeld het stelen van persoonsgegevens via hacken en die in de offline wereld misbruiken). Om de ernst van de omvang van slachtofferschap enigszins te duiden, vergelijken we de cijfers uit tabel 1 met slachtofferpercentages van offline delicten uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 (tabel 2). In klasTabel 2: slachtofferschap klassieke criminaliteit in Nederland Klassieke criminaliteit *
% Nederlanders
Fietsdiefstal
4,8
Bedreiging
3,5
Zakkenrollerij
1,7
Woninginbraak
1,5
Mishandeling
1,0
*CBS (2012), n=220.000
We vroegen de slachtoffers wat de reactie van de politie was naar aanleiding van dit contact. We hanteren drie elkaar uitsluitende categorieën: (1) de politie nam een aangifte op, (2) de politie nam een melding op of gaf advies, en (3) de politie ondernam geen strafrechtelijke actie. Dit is gevraagd: • wanneer de respondent contact had opgenomen met de politie omdat hij/zij slachtoffer was geworden van één of beide vormen van fraude via veiling- en/of verkoopsites; • omdat er contact was geweest naar aanleiding van voorschotfraude en/of identiteitsfraude; • omdat er contact was geweest met de politie naar aanleiding van stalking, bedreiging, defacing, het hacken van de pc en/of het hacken van een e-mailaccount. Tabel 4 geeft weer welke politiereacties de respondenten rapporteerden bij de drie groepen delicten met een digitale component.
Aangiftes Wanneer we de twee eerste groepen samennemen als ‘delicten gericht op het geld van het slachtoffer’ en afzetten tegen de laatste groep – die we zouden kunnen karakteriseren als ‘delicten gericht tegen de persoon of de digitale privésfeer van het slachtoffer’ – dan zien we als aangiftepercentages respectievelijk 56,9 en 28,6 procent (in de laatste groep wordt vaker een melding opgenomen of advies gege-
Tabel 3: contact met politie n.a.v. slachtofferschap
Respondenten (%) Aantal die minstens unieke slachtoffers 1 keer contact opnamen (n) Stalking
92
28
** 30,4
Bedreiging
54
15
** 27,8
Betaald maar niet gekregen
204
43
** 21,1
Identiteitsfraude en/of -diefstal 63
12
15,6
Verkocht maar niet betaald
25
2
8,0
Voorschotfraude
18
1
5,6
Hacken (direct gevraagd)
339
14
** 4,1
Totaal
876
117
13,4
** Significant verschil t.o.v. totaal aantal delicten, p<0,01. Getoetst met z-skore voor proporties.
ven). Ondanks de kleine aantallen is het verschil tussen die twee significant (p<0,01; z-skore voor proporties).
Tevredenheid over reactie politie We keken ook of de slachtoffers tevreden waren over de reactie van de politie. Dat is met betrekking tot diezelfde drie clusters van delicten (tabel 4) gevraagd. We kunnen dus geen cijfers geven per delict. Op een schaal van zeer ontevreden (1) tot zeer tevreden (5) is de gemiddelde tevredenheid over het politieoptreden bij fraude via veiling- of verkoopsites een 2,7, bij voorschotfraude en/of identiteitsfraude een 3,4 en bij delicten in de persoonlijke sfeer een 3,0. De aangevers zijn dus tamelijk neutraal in hun oordeel over het politieoptreden. Vervolgens hebben we gekeken of de tevredenheid verschilt tussen slachtoffers van wie de politie wel of geen aangifte opnam. We zien bij fraude via verkoop- en veilingsites en bij de delicten tegen de persoon of de Tabel 4: reactie van de politie
Reactie
33
Slachtofferschap bij cybercrime
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
digitale privésfeer, dat slachtoffers van wie de politie een aangifte opnam, tevredener zijn dan diegenen bij wie de politie dat niet deed. Het opnemen van een aangifte lijkt bij te dragen aan een grotere tevredenheid van het slachtoffer. Maar dat is niet het hele verhaal. Bij delicten gericht op de persoon of de digitale privésfeer van het slachtoffer neemt de politie minder vaak aangifte op dan bij delicten gericht op het geld (28,6 versus 56,9%). Toch is er tussen die twee groepen niet of nauwelijks verschil in gemiddelde tevredenheid over de politie. Het is dus niet alleen maar het opnemen van een aangifte dat maakt dat een burger tevreden is. Kennelijk is de politie in staat om bij delicten die zijn gericht op de persoon of digitale privésfeer niet vaak een aangifte op te nemen en toch het slachtoffer tevreden te laten vertrekken. De tevredenheid komt dan mogelijk voort uit de positieve aandacht die de politie het slachtoffer geeft (vgl. Van der Vijver, 1993). De bevindingen uit ons onderzoek leiden dus niet tot de conclusie dat de politie eenvoudig tevreden klanten maakt als zij maar aangiften opneemt. Bij delicten tegen de persoon of digitale privésfeer van het slachtoffer laat de politie immers zien dat zij ook slachtoffers tevreden kan stellen zonder een aangifte op te nemen. Hoe soort delict, soort politiereactie en tevredenheid van de burger zich precies tot elkaar verhouden (wat leidt tot wat) is onderwerp voor nader onderzoek.
Conclusies Cybercrime heeft het karakter gekregen van veelvoorkomende criminaliteit: reguliere criminaliteit verweven met het dagelijkse leven van burgers. Dit betekent dat kennis over het opnemen van aangiften cybercrime en het vervolgens aanpakken ervan serieus aanwezig moet zijn in de volle breedte van de politieorganisatie. Dat is nog niet het geval (Stol e.a., 2012). Het ‘dark number’ is hoog. Het aantal aangiften van cybercrime kan dus nog aanzienlijk toenemen, bijvoorbeeld wanneer burgers, meer dan nu het geval is, gaan menen dat cybercrime (ook) een zaak voor de politie is. Als cybercrime veelvoorkomende criminaliteit is geworden, moeten we de hier besproken delicten dan nog apart betite-
Aangifte opgenomen
Melding of advies
Geen strafrechtelijke actie
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Fraude via veiling- of verkoopsites (n=45)
26
57,8
7
15,6
12
26,7
Voorschotfraude en identiteitsfraude (n=13)
7
53,8
3
23,1
3
23,1
28,6
33
52,4
12
19,0
Stalking, bedreiging, defacing, pc 18 gehackt, mail gehackt (n=63)
34
Slachtofferschap bij cybercrime
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.2/13
wordt opgenomen. Ook positieve aandacht speelt een rol. Hoe zich dat verhoudt tot de diverse vormen van cybercrime, moet nader worden onderzocht.
«
Moeten we deze delicten nog apart betitelen als ‘cybercrime’? len als ‘cybercrime’? Daarmee wordt immers de suggestie gewekt dat het zou gaan om een aparte klasse van delicten. Dat hacken ongeveer even wijd verspreid is als fietsdiefstal, betekent dat zelfs deze ‘cybercrime in enge zin’ zich heeft geëmancipeerd van specialistisch tot commuun delict. Veel van wat we tot nu toe cybercrime noemen is de status van specialisme ontgroeid en kan derhalve worden behandeld als niets meer of minder dan ‘criminaliteit in een gedigitaliseerde samenleving’. Een vraag is ook hoe de politie met deze vormen van (digitaal) slachtofferschap moet omgaan: circa een derde van de internetters vindt dat de politie een verantwoordelijkheid heeft in het waarborgen van de veiligheid op internet, maar de meeste verantwoordelijkheid legt men bij financiële instellingen en eigenaren van websites. Kan de politie zich dus op de achtergrond houden of moet zij er naar streven dat burgers ook bij deze criminaliteit allereerst aan de politie denken? Het percentage slachtoffers dat contact opneemt met de politie is niet hoog en de reactie van de politie op verschillende meldingen wisselt. Het is nog niet duidelijk wanneer de burger precies tevreden is met het optreden van de politie. In ieder geval niet zonder meer als er een aangifte
Literatuur CBS (2012) Integrale veiligheidsmonitor 2011. Landelijke Rapportage. Den Haag/Heerlen: CBS. Domenie, M.M.L., E.R. Leukfeldt, J.A. van Wilsem, J. Jansen & W.Ph, Stol (2013) Slachtofferschap van delicten met een digitale component onder burgers. Hacken, malware, persoonlijke en financiële delicten in kaart gebracht. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Finch, E. (2007) The problem of stolen identity and the Internet. In Y. Jewkes (red.), Crime Online. Uffculme: William Publishing. Hulst, R.C. van der & R.J.M. Neve (2008) High-tech crime: Inventarisatie van literatuur over soorten criminaliteit en hun daders. Den Haag: WODC. Leukfeldt, E.R., M.M.L. Domenie en W.Ph. Stol (2010) Verkenning cybercrime in Nederland 2009. Den Haag: BJU. Leukfeldt, E.R., A. Kentgens, B. Frans, M. Toutenhoofd, W.Ph. Stol & E. Stamhuis (2012) Alledaags politiewerk in een gedigitaliseerde wereld. Handreiking voor delicten met een digitale component. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Stol, W.Ph., E.R. Leukfeldt & H. Klap (2012) Cybercrime en politie. Een schets van de Nederlandse situatie anno 2012. In: Justitiële Verkenningen 38 (1) 25-39. Vijver, C.D. van der (1993) De burger en de zin van strafrecht. Lelystad: Koninklijke Vermande. Vries, U.R.M.Th. de, Tigchelaar, H., Linden, M. van der & Hol, A.M. (2007) Identiteitsfraude: een afbakening. Een internationale begripsvergelijking en analyse van nationale strafbepalingen. Utrecht: Universiteit Utrecht. Disciplinegroep Rechtstheorie. Departement Rechtsgeleerdheid, Universiteit Utrecht en WODC, Ministerie van Justitie. Noot 1) Hoge Raad 18 januari 2005, LJN AR7062; Hoge Raad 11 december 2007, LJN BB7701.
Advertentie
CSI - CYBER SECURITY INVESTIGATIONS Nieuw: Wireshark voor LE AirPcap
Authorized Training Partner
Deze cursus is speciaal ontwikkeld voor netwerkbeveiligings- en wetshand-
Wireshark Training Location Hoofddorp
havingspersoneel met basis- tot gemiddelde kennis van algemene beveiliging
• Analyzing TCP/IP Networks
802.11 a/b/g/n Wi-Fi Capture Adapters
en netwerken. Succesvolle voltooiing van deze cursus maakt forensische
• VoIP, WiFi / 802.11 Network Analysis
netwerkanalyse (Network Forensics Analysis) toegankelijk voor de deelnemers.
• CSI - Cyber Security Investigations
www.airpcap.nl
www.scos.nl
www.wiresharkuniversity.nl
Distributie: SCOS Software bv • www.scos.nl • info@scos.nl • tel. 023 5685615
network and security solutions
RONDJE V/D ZAAK
Meld u nu aan voor een uur gratis training, voor optimaal gebruik van Stapel & De Koning.
* Ontdek alle facetten van de digitale kennisbank * Leer sneller zoeken * Handige tips en tricks * Voorbeelden uit de praktijk * Gratis training bij u op locatie *
op an a .nl u g n d i on Mel k e d len e p s ta