Photoshop
Basiscursus
Basisbegrippen
Basisbegrippen - Kleurmodus
Basisbegrippen: Modus Een digitaal beeld is opgebouwd uit pixels. Iedere pixel heeft een bepaalde kleurwaarde De mogelijke kleurwaarden hangen af van het kleurenpalet dat je nodig hebt (bvb. grijswaarden of RGB-kleuren). In Photoshop wordt als synoniem voor kleurenpalet de term modus gebruikt (Afbeelding – Modus). De belangrijkste zijn: • Grijswaarden, (zwart-wit beelden) • Duotoon (bichromie beelden) • Geïndexeerde kleur (vrijgestelde beelden voor Internet) • RGB-kleur (schermtoepassingen, internet) • CMYK-kleur (drukwerk)
Basisbegrippen - Resolutie
Basisbegrippen: Resolutie Dit staat voor het aantal beeldpunten per maateenheid (meestal inch). We praten dan over ‘dots per inch’ of kortweg dpi Hoe groter de resolutie, hoe meer detail en scherpte een beeld heeft maar hoe groter het bestand wordt. De nodige resolutie hangt af van het doel waarvoor het beeld gebruikt zal worden. • Schermgebruik: 72 dpi • Print, fotokopie: 150 dpi • Drukwerk: 300 dpi
In dit menu kan je ook het formaat van het beeld aanpassen.
Indien je met ‘schermbeelden’ werkt, voor internet bvb. raad ik aan om eerst de centimeters om te zetten naar pixels.
Je kan de Resolutie aanpassen bij Afbeelding – Afbeeldingsgrootte.
Indien je de resolutie, of het formaat van het beeld verandert moet je goed opletten want als aangevinkt staat betekent dat immers dat er pixels ‘uitgevonden’ of ‘weggelaten’ worden, met daardoor mogelijk kwaliteitsverlies . Je past altijd eerst de resolutie aan, en dan pas het formaat.
Werkruimte - Overzicht
Werkruimte Overzicht De werkruimte kan je grotendeels aanpassen en naar je hand zetten. Photoshop werkt met zwevende paletten. Zo is er het gereedschappenpalet (Toolbar) aan de linkerkant, waar je het gereedschap kan aanklikken waarmee je een beeld wil bewerken.
In andere zwevende paletten (rechts) kan je bepaalde opties kiezen, zoals lagen (Layers), kleurstalen (Swatches), historie (History)... Bovenaan de werkruimte zie je ook de optiebalk. Daar kan je verschillende opties kiezen die horen bij een gereedschap. Een overzicht van alle zwevende paletten vind je in het menu Venster. Daar kan je paletten zichtbaar maken of terug verbergen.
Werkruimte - Paletten
Werkruimte Paletten Indien je de plaats van de paletten wil terugzetten naar de standaard werkruimte, dan kan je dat doen via het menu Venster - Werkruimte EssentiĂŤle elementen opnieuw instellen Als je de werkruimte wil bewaren voor later, dan kan je dat doen via het menu Venster - Werkruimte Nieuwe werkruimte. Je kan alle paletten, ook de beelden van het canvas lostrekken, en magnetisch aan de zijkant of aan elkaar verbinden. Zodra je de blauwe lijn ziet, is het palet magnetisch. Je kan ook gemakkelijk paletten sluiten als je ze niet nodig hebt, of opnieuw openen via het Venster menu. Ik raad jullie aan om de Historie, de Navigator en de Lagen zichtbaar te maken.
Werkruimte – In- en uitzoomen
Werkruimte In- en uitzoomen Om in te zoomen op een beeld, gebruik je het vergrootglas (ook Zoom Tool geheten).
Nog gemakkelijker werkt het pallet Navigator.
In de optiebalk zie je twee opties, namelijk een versie om in te zoomen (plusteken) en één om uit te zoomen (min-teken). Onderaan zie je een schuifbalk waarmee je al schuivend in- en uit kan zoomen. Linksonder kan je gewoon een % intypen, gemakkelijk om snel naar de gewone 100% weergave te gaan. In-en uitzoomen is puur visueel op het scherm, het uiteindelijke formaat van de afbeelding blijft dezelfde.
Zodra je op de rode kader staat met je cursor (als het beeld erg is uitgezoomd), zie je een handje, hiermee kan je gemakkelijk de positie van het beeld op het scherm verschuiven.
Werkruimte – Nuttige gereedschappen
Werkruimte Nuttige gereedschappen
Selecteren
Selecties - Algemeen Tip: Ctrl + D = deselecteren
Selecties Algemeen Het is van groot belang dat je weet hoe je delen van een afbeelding kan selecteren. Hiervoor zijn vele selectietools beschikbaar. Ik heb de belangrijkste uitgekozen, daarmee kan je vrijwel alle soorten selecties maken. Nadat je een selectie hebt gemaakt, kan alleen het geselecteerde gebied worden bewerkt. Binnen de selectie kan je dan gedeeltelijk kleuren, contrast e.d. toepassen, filters gebruiken enz‌ In de gereedschapsbalk vind je ze bovenaan.
Verplaatsingstool Rechthoekige selectie Lasso Toverstaf Kniptool
Onder enkele tools zitten andere soortgelijke tools verborgen (lang op het icoontje klikken en het flapt open).
Zodra je een tool hebt aangeklikt komt bovenaan, net onder de menubalk, een nieuwe balk (de optiebalk) waarop de specifieke eigenschappen en instellingen van die bepaalde tool, zichtbaar worden.
Voor elke tool zijn die anders. De belangrijkste instelling zal ik telkens bespreken. Als je klaar bent met de bewerking binnen de selectie kan je best Deselecteren. Zolang dat niet gebeurt is kan je immers nergens anders op het beeld werken. Dat doe je via Selecteren – Deselecteren of Ctrl + D.
Selecties - Tools
Selecties De tools Rechthoekig en ovaal selectiekader
Deze tools zitten onder elkaar. Met het rechthoekig selectiekader kan je een rechthoekig gebied selecteren in een afbeelding. Met het ovaal selectiekader kan je een ovaal gebied selecteren. Met de selectiekader één rij en één kolom kan je een rij van 1 pixel breed of een kolom van een pixel hoog te selecteren.
Met de lasso kan je uit de losse hand een gebied selecteren in een afbeelding. Als je de veelhoeklasso gebruikt, kan je een selectiegebied maken met rechte lijnen. Als je de magnetische lasso gebruikt, wordt het selectielijn automatisch op de randen van een gebied geplaatst.
Met de toverstaf kan je delen van een afbeelding selecteren op basis van overeenkomst in kleur van aangrenzende pixels. Je kan met dit gereedschap op een eenvoudige manier gebieden met onregelmatige vormen selecteren zonder dat je daarvoor de omtrek hoeft af te tekenen met de lasso. De snelle sectie is een penseel. Als je in een gebied klikt of sleept, dan wordt er een automatische selectie gemaakt op basis van kleur of structuur.
Selecties – Ovaal selectiekader
Oefening Selecties In deze oefening zullen we de belangrijkste selectietools leren gebruiken, het groentemannetje hiernaast probeer je zo goed mogelijk na te bootsen. Je start met het bestand groenten.psd Ovaal selectiekader Je gaat nu het ovaal selectiekader gebruiken om de ogen voor het gezicht te selecteren. Zodra je een nieuwe selectie maakt, wordt de vorige selectie ongedaan gemaakt. Selecteer het vergrootglas (Zoom Tool) en klik twee keer op de bosbes om weer te geven op minstens 300%. Je kan uiteraard ook het navigatiepalet gebruiken.
Klik linksboven de bosbes en sleep in een diagonale lijn naar de rechteronderhoek zonder de muisknop los te laten. De bosbes is nu geselecteerd.
Selecties - Verplaatsen
Oefening Selecties Een selectiekader verplaatsen tijdens het instellen Wanneer een selectiekader zich niet precies op de gewenste plaats bevindt terwijl je het aftekent, kan je grootte en positie van het kader wijzigen tijdens het instellen. 1. Hou, terwijl je de muis ingedrukt houdt, de spatiebalk ingedrukt en versleep het kader. 2. Laat de spatiebalk los (maar hou de muisknop nog ingedrukt) en sleep opnieuw. Wanneer je sleept zonder de spatiebalk ingedrukt te houden, verander je de grootte en vorm van het selectiegebied. Het beginpunt van de selectie blijft echter gelijk.
Fout beginpunt (klik en sleep)
Hersteld beginpunt Kader gewijzigd (spatiebalk ingedrukt) (spatiebalk losgelaten)
3. Pas wanneer het selectiegebied op de juiste plaats staat en de gewenste grootte heeft, laat je de muisknop los. Een selectie verplaatsen Je gaat nu de ogen maken voor het gezicht door de bosbes op de wortel te plaatsen met het verplaatsgereedschap. 1. Klik op het verplaatsgereedschap en plaats de cursor binnen het selectiekader van de bosbes. De aanwijzer verandert in een pijl met daarnaast een pictogram van een schaar. Dit pictogram geeft aan dat als je de selectie versleept, deze wordt verwijderd van de huidige positie en op de nieuwe positie wordt geplaatst. 2. Sleep de bosbes op de wortel.
Selecties - Dupliceren Tip:
+ ALT = dupliceren
Oefening Selecties Een selectie tegelijkertijd verplaatsen en dupliceren Je gaat nu tegelijkertijd een selectie verplaatsen en dupliceren. 1. Zoom het beeld uit totdat het op het scherm past. 2. Selecteer het ovaal selectiekader. 3. Trek een kader rond de wortel met de bosbes. 4. Klik op het verplaatsgereedschap, hou de Alt-toets ingedrukt en plaats de cursor binnen het selectiegebied. De cursor verandert in een dubbele pijl. Dit geeft aan dat de selectie wordt gedupliceerd wanneer je deze verplaatst.
5. Hou de Alt-toets nog ingedrukt en sleep een kopie van het oog naar de linkerzijde van het meloengezicht. Laat de muisknop en de Alt-toets los, maar maak de selectie van het oog niet ongedaan. Als je de Shift-toets ingedrukt houdt tijdens het slepen, kan je de selectie alleen horizontaal of verticaal verplaatsen. Als je deze techniek gebruikt wanneer je de kopie van het oog naar de rechterzijde van het gezicht sleept, weet je zeker dat beide ogen op dezelfde hoogte liggen. 6. Druk de toetscombinatie Shift+Alt in en sleep een kopie van het oog naar de rechterzijde van het gezicht. 7. Sla op (ctrl + S).
Oog naar linkerzijde van het gezicht verplaatst
Kopie van oog verplaatst met de combinatie Shift+Alt
Selecties - Toverstaf Tip: Selectietool + Ctrl = verplaatsen
Oefening Selecties Verplaatsen met Ctrl Selecteer nu de kiwi die je gaat gebruiken als mond. Als je nu de Ctrl toets induwt kan je meteen verplaatsen. Verplaatsen met pijltjestoetsen Met de pijltjestoetsen kan je een selectie 1 of 10 pixels per toetsaanslag verschuiven. Opmerking: Je kan de pijltoetsen alleen gebruiken als het verplaatsgereedschap is geselecteerd.
Tip:
+ Tolerantie
Een selectie maken met de toverstaf Met de toverstaf kan je aan elkaar grenzende pixels in een afbeelding selecteren op basis van overeenkomsten in kleur. Je gaat met de toverstaf de gele peer selecteren die je gaat gebruiken als neus voor het gezicht. 1. Klik op het gereedschap toverstaf in het gereedschapspalet om de toverstaf te selecteren. De toverstafopties zijn nu zichtbaar in de optiebalk.
Met behulp van de optie Tolerantie kan je instellen welk kleurbereik moet worden geselecteerd wanneer je op een gebied klikt. De standaardwaarde is 32, hetgeen betekent dat 32 vergelijkbare lichtere en 32 vergelijkbare donkere kleuren worden geselecteerd. 2. Die tolerantie moet je altijd wat uitproberen om het juiste getal te vinden.
Verplaatsen met Ctrl
3. Klik met de toverstaf op de peer. Vrijwel de gehele peer wordt geselecteerd.
Selecties - Lasso
Oefening Selecties 4. Om de rest van de peer te selecteren, hou je de Shifttoets ingedrukt en klik je op de nog niet geselecteerde gebieden. Het plusteken dat naast de aanwijzer verschijnt, geeft aan dat je selectie elementen toevoegt aan de huidige selectie.
Tip: selectietool + Shift = toevoegen selectietool + Alt = wegdoen
Een selectie maken met de lasso Met de lasso kan je een selectie maken waarmee je willekeurig de lijnen kan ‘tekenen’. Als je de muis loslaat zal de selectie zich automatisch verbinden (sluiten) met het beginpunt. Net zoals bij de toverstaf kan je ook hier delen aan je selectie toevoegen via de Shift-toets. Wil je delen wegdoen, dan moet je de Alt-toets gebruiken. Je gaat deze technieken nu gebruiken om een ruwe selectie van de champignon te verbeteren. De champignon wordt als hoed gebruikt voor het meloenhoofd. 1. Zoom goed uit zodat je de champignon goed op je scherm ziet 2. Selecteer de lasso en trek een ruwe omlijning rond de champignon.
Toevoegen aan selectie (Shift-toets ingedrukt)
5. Verplaats de de peer naar het meloengezicht. 6. Deselecteer. 7. Sla op.
Selecties – Uitbreiden/verkleinen
Oefening Selecties Een selectie uitbreiden of verkleinen 3. Hou de Shift-toets ingedrukt. Er verschijnt een plusteken naast de lasso. 4. Sleep de lasso rond een gebied dat je wil toevoegen aan de selectie en laat vervolgens de muisknop los. Het gebied wordt toegevoegd aan de huidige selectie.
5. Om het teveel aan selectie te verwijderen hou je de Alt-toets ingedrukt. Er verschijnt een minteken naast de lasso. 6. Sleep de lasso rondom het gebied dat je uit de selectie wil verwijderen.
Verwijderen van selectie (Alt ingedrukt)
Toevoegen aan selectie (Shift ingedrukt)
7. Herhaal deze stappen (Shift = toevoegen, Alt = verwijderen) totdat je selectie helemaal goed is. 8. Plaats de champignon als hoed op de meloen 9. Sla op Resultaat
Selecties - Veelhoeklasso
Oefening Selecties
Tip: Lasso + Alt = veelhoeklasso Veelhoeklasso + Alt = lasso
Veelhoek lasso Met de veelhoek lasso maak je in principe een selectie maken met rechte lijnen. Maar je kan hem gemakkelijk omvormen tot gewone lasso om handmatig getekende lijnen te bekomen. Om te veranderen van ‘veelhoeklasso’ naar ‘gewone lasso’ gebruik je de Alt-toets Je gaat op deze manier een vlinderdas selecteren als strik. 1. Begin in de linkerbovenhoek van de vlinderdas, klik op Alt en sleep naar rechts om handmatig een selectielijn langs de bovenzijde van de vlinderdas te tekenen. Hou de muisknop ingedrukt.
Je ziet dat de veelhoeklasso omgevormd wordt tot een gewone lasso. Je kan het eigenlijk ook omgekeerd doen en beginnen met de gewone lasso. 2. Laat nu de Alt-toets los (niet de muis!) en je krijgt terug de veelhoeklasso. 3. Klik nu telkens op de punten en inkepingen van de karteltjes tot beneden.
4. Klik terug op de Alt-toets om de onderkant te ‘tekenen’ enz… 5. Als je klaar bent, plaats je hem als strik op de meloen
Selecties – Magnetische lasso
Oefening Selecties Magnestische lasso Je kan de magnetische lasso gebruiken om automatisch gebieden te selecteren waarvan de omtrek een duidelijk contrast vertoont met de omliggende gebieden. Wanneer je een lijn trekt met de magnetische lasso, springt de selectielijn automatisch naar de omtrek van het element dat je wil selecteren. Je kan ook fixeerpunten plaatsen op de omtrek van het te selecteren gebied. Je gaat nu een oor maken voor het meloengezicht door met de magnetische lasso het oranje deel van het stukje sinaasappel te selecteren.
1. Klik met de magnetische lasso ĂŠĂŠn keer op de linkeronderhoek van het stukje sinaasappel, laat de muisknop los en teken de omtrek af door een lijn naar rechts en bovenlangs het rode deel te trekken. De lijn springt naar de rand van de sinaasappel en er worden automatisch fixeerpunten geplaatst.
2. Als de magnetische lasso de rand niet nauwkeurig genoeg volgt (in gebieden met een laag contrast), kan je zelf fixeerpunten plaatsen op de rand met behulp van de muisknop. Je kan zoveel fixeerpunten plaatsen als je wil. Het is ook mogelijk fixeerpunten te verwijderen en zodoende het pad te wijzigen. Druk hiervoor op de Delete-toets en beweeg de aanwijzer terug naar het vorige fixeerpunt.
3. Om te eindigen dubbelklik je op de muisknop. De selectie wordt gesloten en de rest van de rand wordt automatisch geselecteerd.
Selecties – Vrije transformatie Tip: Vrije transformatie = Ctrl T Eindigen = Enter of Dubbelklik
Oefening Selecties Vrije transformatie Je gaat nu de opdracht Free Transform gebruiken om het linkeroor van de meloen te verkleinen en te draaien. Vervolgens dupliceer je het oor en draai je de kopie om zodat je deze kan gebruiken als rechteroor. 1. Kies Bewerken – Vrije transformatie (of Ctrl T). Er verschijnt een kader rond het geselecteerde oor.
3. Plaats de aanwijzer op een van de hoeken en sleep de cursor in de richting van het middelpunt van de selectie om het oor te verkleinen. Als je de huidige verhoudingen wil behouden, hou je de Shift-toets ingedrukt terwijl je sleept. 4. Plaats de cursor binnen het selectiekader (maar niet op het middelpunt) en verplaats het oor.
2. Plaats de cursor aan de buitenzijde van een hoek om het oor te draaien. Wanneer je een gebogen pijl ziet, sleep je de muis in de richting waarin je het oor wil draaien. In het midden van de kader zie je een rond kruisje, dat is het draaipunt, het punt waarrond gedraaid wordt. Dit punt kan je verplaatsen
5. Wanneer het oor op de gewenste positie staat, druk je op Enter om de transformatie toe te passen. Het oor blijft geselecteerd. 6. Dupliceer het oor en verplaats naar de rechterkant.
Selecties – Horizontaal omdraaien
Oefening Selecties Transformatie Om iets te spiegelen (horizontaal omdraaien) en vele andere functies, kan je Bewerken - Transformatie gebruiken.
Hier kan je ook roteren met een bepaald aantal graden. Je kan ook allerlei vervormingen gebruiken.
Je kan alle verschillende selectietools en technieken combineren. Zo kan je gerust starten met de toverstaf en afwerken met de lasso. Wel belangrijk is om je object geselecteerd te houden.
Selecties – Selectietools combineren
Oefening Selecties Selectiegereedschappen combineren Met de toverstaf kan je objecten selecteren op basis van kleur. Als een object dat je wil selecteren een achtergrond heeft die uit één kleur bestaat, kan het handig zijn zowel het object als de achtergrond te selecteren en vervolgens de achtergrond uit de selectie te verwijderen met de toverstaf. Je gaat nu het Rechthoekig selectiekader en de Toverstaf combineren om de radijzen te selecteren die je gaat gebruiken als wenkbrauwen voor het gezicht. 1. Selecteer het rechthoekig selectiekader.
2. Maak een selectiekader rond de radijzen. De selectie bevat nu ook een deel van de witte achtergrond. Je gaat de witte achtergrond verwijderen uit de selectie, zodat alleen de radijzen zijn geselecteerd. 3. Klik op de toverstaf in het gereedschapspalet en hou vervolgens de Alt-toets ingedrukt. Er verschijnt een minteken naast de toverstaf.
4. Klik op een willekeurige positie in het witte vlak binnen het selectiekader. Nu zijn alleen de radijzen geselecteerd. 5. Dupliceer en verplaats de radijzen en spiegel horizontaal, plaats op de juiste positie.
Selecties - Uitsnijden
Afbeelding uitsnijden Tenslotte ga je het gezicht selecteren en uitsnijden. 1. Kies de Uitsnijden of Crop-tool in het gereedschapspalet 2. Klik in het venster en sleep diagonaal van linksboven naar een rechtsonder. Er verschijnt een snijkader. 3. Als je het snijkader wil verplaatsen, plaats je de aanwijzer op een willekeurige positie in het kader en versleep je de aanwijzer. 4. Als je het kader wil vergroten of verkleinen, versleep je een greep. 5. Wanneer het kader op de gewenste positie staat, druk je op Enter om de afbeelding uit te snijden. Het groente-en-fruit-gezicht is nu af.
Lagen
Lagen – Basisprincipes
Lagen Basisprincipes Je kan in Photoshop op verschillende manieren delen van een afbeelding op lagen (Layers) isoleren. Elke laag kan vervolgens als aparte afbeelding worden bewerkt. Dit biedt je ongekende flexibiliteit in het samenstellen en bewerken van afbeeldingen. Je kan in Photoshop lagen bekijken en bewerken via het palet Layers (Lagen). Alle nieuwe lagen in een afbeelding zijn transparent totdat je er illustraties (pixels) op plaatst.
Het werken met lagen in Photoshop kan worden vergeleken met het plaatsen van delen van een afbeelding op transparante (doorzichtige) vellen: je kan de vellen los van elkaar bewerken, verplaatsen of verwijderen zonder dat dit gevolgen heeft voor de andere vellen. Als je de vellen op elkaar legt, wordt de gehele afbeelding zichtbaar. Je kan lagen zichtbaar of onzichtbaar maken door het oogje aan – of uit te vinken.
Lagen – Basisprincipes
Lagen Basisprincipes In volgende oefening gaan we de enkele basistoepassingen uitproberen. Open de bestanden klavier.psd en klok.psd. Je ziet dat er bij het klavier 3 lagen staan in het lagenpalet, bij de klok slechts 1. Bij het klavier is enkel de Background laag zichtbaar. Klik nu de vierkantjes naast de lagen aan om ze zichtbaar te maken. Voor elk nieuw bestand wordt standaard een achtergrondlaag aangemaakt, die laag is ‘gesloten’, (je kan dat zien aan het slotje rechts) je kan er geen bewerkingen op uitvoeren. Deze achtergrondlaag kan worden omgezet naar een gewone laag.
Hiervoor dubbelklik je op die achtergrondlaag, je krijgt dan volgend scherm te zien.
Hierin kan je een andere naam geven, klik op OK en je zal zien dat het slotje verdwenen is. Je kan ook een extra laag maken door onderaan het palet op te klikken, op die nieuwe laag kan je dan tekenen, en allerlei objecten op plaatsen en bewerken. Een laag wegdoen doe door op de laag te klikken en daarna op de prullenmand . Je kan de laag ook gewoon in de prullenmand slepen. Nog enkele andere basisprincipes zijn: klik op een bepaalde laag, neem het verplaatsgereedschap en zie hoe je de objecten op die laag kan bewegen. Doe eens hetzelfde met de andere lagen. Paats dan alles terug op je beginpositie.
Lagen – Beelden samenvoegen
Oefening Beelden samenvoegen We gaan nu beide beelden klavier.psd en klok.psd. Samenvoegen. Eigenlijk hebben we enkel de klok nodig en niet de witte achtergrond. Er zijn verschillende methodes om dat te doen. Je kan op het bestand klok.psd de witte achtergrond selecteren met de toverstaf, en daarna met de menu Selecteren – Selectie omkeren, de klok zelf selecteren. Die kan je dan overbrengen. Je kan ook het hele bestand (klok en witte achtergrond) overbrengen en daarna het wit verwijderen. 1. Best plaats je beide beelden naast elkaar om gemakkelijk te werken. Klik op de naam van het bestand en trek los van het canvas.
2. Voor het overbrengen of samenvoegen van beelden klik je op het verplaatsgereedschap, klik op de afbeelding in klok.psd en sleep deze naar het klavier. Als je Shift ingedrukt houdt tijdens het slepen van de illustratie naar het andere bestand, wordt de illustratie gecentreerd in het nieuwe bestand geplaatst.
Lagen – Lagen herschikken
Oefening Beelden samenvoegen De klok is nu zichtbaar op een eigen laag (Laag 1) in het lagenpalet van het klavier.
Lagen herschikken Afhankelijk van welke laag geselecteerd stond zal de klok bovenaan, of onder een anderen laag liggen. Je kan de lagen van positie veranderen. De volgorde waarin lagen zijn gerangschikt in Photoshop wordt de rangorde of stapelvolgorde genoemd. De rangorde is bepalend voor de weergave van een afbeelding; je kan de volgorde wijzigen om bepaalde delen van de afbeelding boven of onder andere delen (lagen) van een afbeelding te plaatsen. Je gaat nu de lagen herschikken zodat de klok boven alle andere onderdelen van de afbeelding ligt.
3. Je kan de naam veranderen door in het lagenpalet te dubbelklikken op de naam Layer. De tekst wordt geselecteerd. Typ de naam Klok en klik op OK. Laag 1 heeft nu de naam Klok in het lagenpalet.
1. Klik op de laag Klok in het lagenpalet en sleep het naar de hoogste positie in de lijst in het palet. Wanneer je een dikke zwarte lijn ziet boven de laag Meter.
Lagen – Dekking veranderen
Oefening Beelden samenvoegen 2. Laat nu de muisknop los. De laag Klok wordt nu bovenin de rangorde geplaatst, hetgeen betekent dat de klok boven alle andere afbeeldingen in het bestand ligt.
Delen op een laag selecteren en verwijderen We gaan nu de witte achtergrond van de klok verwijderen. 1. Selecteer de kloklaag, Klik op de toverstaf, zet de Tolerantie op 10 en klik op het witte gebied rond de klok om dit te selecteren. 2. Druk op Delete om het wit te verwijderen. 3. Deselecteer (Ctrl D).
De dekking en modus van een laag wijzigen De afbeelding van de klok bedekt nu alle afbeeldingen die eronder liggen. Het is mogelijk de dekking van de klok te wijzigen zodat de andere lagen door de klok heen zichtbaar zijn. 1. Zorg ervoor dat de laag Klok nog actief is en klik op de pijl naast het veld Dekking. 2. Sleep de regelaar naar 50%. De klok wordt gedeeltelijk doorzichtig en de lagen die eronder liggen, worden zichtbaar. De gewijzigde dekking is alleen van toepassing op de laag Klok.
Lagen – Overvloeimodi
Oefening Beelden samenvoegen Experimenteer nu met de overvloeimodi op de laag Klok. Kies bijvoorbeeld de modi Verschil en Donkerder en controleer welke gevolgen dit heeft op de afbeelding. Selecteer vervolgens de modus Bleken voor dit voorbeeldbestand en stel de dekking in op 90%.
Overvloeimodi Je kan ook verschillende overvloeimodi (Blending Modes) toepassen om de manier waarop de klok overvloeit met de onderliggende lagen te wijzigen.
Lagen – Lagen koppelen
Oefening Met lagen werken Lagen koppelen Lagen kunnen op een efficiĂŤnte manier worden bewerkt door ze te koppelen. Gekoppelde lagen kunnen tegelijkertijd worden verplaatst en getransformeerd en blijven dus altijd op dezelfde positie t.o.v. elkaar staan. Je gaat de klok nu verplaatsen ten opzichte van de lager. Vervolgens koppel je de twee lagen, waarna je ze tegelijkertijd verplaatst, schaalt en roteert. 1. Selecteer het verplaatsgereedschap en sleep de klok naar de rechteronderhoek van de klavier zodat de klok maar voor een deel zichtbaar is. Je kan de lagen koppelen met het koppelicoon , maar de meeste bewerkingen kan je gewoon via de Ctrl doen.
2. Klik nu op de laag van de klok, druk op Ctrl en klik op de laag van het lager. Beide lagen zijn nu geselecteerd. Nu kan je via vrije transformatie (Ctrl T) draaien, verkleinen en verplaatsen. Als je de Shift toets gebruikt tijdens het verkleinen, zullen de verhoudingen van de objecten behouden blijven. Zorg dat het beeld eruit ziet zoals op onderstaande afbeelding.
Lagen – Opvullingslaag toevoegen
Oefening Met lagen werken Een opvullingslaag toevoegen
2. Je ziet dat er veel mogelijkheden zijn. Wij kiezen ‘Verloop’ (2de van boven).
Je gaat nu een speciale nieuwe laag toevoegen waarop je een verloop toepast. Een speciale laag kan dienen om aanpassingen uit te voeren op het beeld. Als je een opvullingslaag invoegt, wordt dit toegepast op alle onderliggende lagen in de rangvolgorde. Een opvullingslaag kan ook dienen om een laag op te vullen met een volle kleur, een verloop of een patroon. 1. Klik op het ronde zwartwitte ikoon onderaan het palet.
Vervolgens verschijnt het dialoogkader Verloopvulling. Daarin kan je de kenmerken van het verloop wijzigen. 3. Met Stijl kan je de soort kiezen zoals Lineair, Radiaal,... Kies voor Lineair. Met de Hoek kan je de richting van het verloop veranderen. Kies als hoek 180°, zodat de kleur aan de rechterkant staat. Met schaal kan je het verloop harder of zachter maken, kies voor 120%.
Lagen – Verloopbewerker
Oefening Met lagen werken Verloopbewerker Als je klikt op het verloopbalkje, dan verschijnt de Verloopbewerker. Daarin kan je het verloop zelf van kleur(en) veranderen. Kies het 2de blokje (Kleur naar transparant). Vervolgens klik je op een Stop waardoor je op het vakje ‘Kleur’ kan klikken (klik op de kleur zelf). De kleurkiezer gaat dan open. Nu kan je de kleur veranderen. Je kan ook meerdere ‘Stops’ plaatsten om een soort regenboogeffect te creëren.
Lagen – Tekst toevoegen
Oefening Met lagen werken Tekst toevoegen Je gaat nu tekst toevoegen en manipuleren. Tekst wordt gemaakt met het tekstgereedschap en wordt standaard op een aparte laag geplaatst. Je gaat de tekst bewerken en een speciaal effect op de tekstlaag toepassen. Je verlooplaag ligt nu helemaal boven in je palet.
1. Selecteer het tekstgereedschap en klik op de linkerbovenhoek van het beeld. Er verschijnt een cursor zodat je tekst kan invoeren. Typ ‘Spelen met lagen’ in. De naam van de tekstlaag in het lagenpalet wordt ook Spelen met lagen. In de optiebalk verschijnen de kenmerken van tekst. Selecteer de ingetypte tekst.
Hierdoor bedekt het ook de lager en de klok. Verschuif het nu tussen het klavier en de lager zodat enkel het klavier bedekt wordt.
2. Kies Calibri Bold, 36 pt, oranje kleur. Indien je de tekst achteraf nog wilt aanpassen dubbelklik je op de T in het lagenpalet. Dat geldt voor alle speciale lagen, gewoon op het icoontje zelf (naast de laag) klikken, en je zit weer in het menu van die bepaalde bewerking.
Lagen – Laageffect toevoegen
Oefening Met lagen werken Een laageffect toevoegen Het is mogelijk een laag een ander uiterlijk te geven door een van de meegeleverde laageffecten toe te voegen, zoals schaduw, gloed, schuine kant of reliĂŤf. Je kan deze effecten eenvoudig toepassen op een gespecificeerde laag. Dubbelklik op de laag van de meter (op een vrije plaats) in het lagenpalet.
Belangrijk nu is om het gewenste effect een te klikken, en ook op het woordje daarnaast te klikken om de eigenschappen van dat specifieke effect te zien. Probeer de meter er eens zo uit te laten zien.
Lagen – Laageffect
Oefening Met lagen werken Je gaat nu Schuine kant en reliëf en Slagschaduw toepassen op de tekst. 1. Zorg ervoor dat de tekstlaag actief is. Dubbelklik op de laag (op een vrije plaats) in het lagenpalet. Het dialoogvenster Laagstijl verschijnt. Links zie je een opsomming van de mogelijke effecten.
Om een effect te activeren moet je klikken op de naam van dat effect in de lijst, zodat die naam in een kleurveld staat. Dan kan je rechts de kenmerken van dat effect wijzigen. 2. Activeer het effect Bevel Schuine kant en reliëf. 3. Verander de diepte (123%) en het Formaat (1). 4. Activeer nu het effect Slagschaduw. 5, Verander de afstand, de grootte en de hoek. Laageffecten worden automatisch toegepast op wijzigingen die je later doorvoert op een laag. Als je bijvoorbeeld de tekst wijzigt, zie je dat de effecten ook worden toegepast op de nieuwe tekst.
Bestanden opslaan
Bestanden opslaan - Bestandsformaten
Bestanden opslaan Bestandsformaten Naargelang het doel van een beeld, dien je het op te slaan als één of ander bestandsformaat.
Voor schermweergave (websites, presentaties,...) en ook voor gebruik in Office documenten (Word)
PSD Het bestandsformaat eigen een Photoshop is .psd (PhotoShop Document). In dit formaat wordt alle informatie, zoals de afzonderlijke lagen, behouden.
Een handige manier is dan Bestand – Opslaan voor web
Als je in de Adobe familie blijft (InDesign,Illustrator, Premiere…) kan je kiezen om dit .psd formaat te behouden. Wil je het echter voor drukwerk of schermtoepassingen gebruiken, zal je het moeten opslaan in een ander bestandsformaat. De lagen zullen dan wel samengevoegd worden. Best hou je het originele PSD formaat ook altijd bij. Dan kan je er later altijd veranderingen in aanbrengen.
Dan sla je best een kopie op in JPG, PNG of GIF
Bestanden opslaan - Bestandsformaten
Bestanden opslaan Bestandsformaten
In het venster kan je dan bovenaan klikken op 2-maal tonen. Dan kan je kiezen tussen een aantal formaten. Terwijl je de opties verandert, kan je in een preview-venster zien hoe het eindbeeld er zal uitzien.
Bestanden opslaan - Bestandsformaten
Bestanden opslaan Bestandsformaten Voor schermweergave Dan sla je best een kopie (van het PSD-bestand) op in JPG of PNG. Indien je ook transparantie wil behouden ga je best naar GIF.C JPEG Voor beelden met honderden tot miljoenen kleuren. Je kan hier de kwaliteit kiezen (de beelden worden gecomprimeerd), in functie van de bestandsgrootte. Je kiest best kwaliteit hoog tot maximum.
GIF Voor beeldjes met maximaal 256 kleuren. Compressie zonder kwaliteitsverlies. Ondersteunt ook een transparante achtergrond. Wordt vooral gebruikt voor beelden met weinig kleuren, zoals logo’s, cartoons, grafieken. Het getal bij GIF staat voor het aantal kleuren dat een beeldje kan bevatten. Je kan het beeldje ook gewoon op via Bestand – Opslaan Als bewaren, dan verander je onderaan wel het formaat.
PNG Gebruikt geen compressie waardoor de kwaliteit maximaal blijft, hierdoor heb je wel grote bestanden. Je kan wel transparantie behouden .
Bestanden opslaan - Bestandsformaten
Bestanden opslaan Bestandsformaten Voor drukwerk
Oefening
TIFF Dit is de standaard voor pixelbeelden voor drukwerk. Vermits er gedrukt wordt met CMYK-kleuren moet je de kleurmodus wel veranderen (Afbeelding – Modus)
Doe het beeldje ‘Adelaar’ open en sla het op in de verschillende mogelijkheden, geef ook telkens een andere naam. Sla de beeldjes op in een map op de C-schijf. Doe daarna in Photoshop alle beeldjes naast elkaar open en vergelijk het resultaat.
TIFF kan je gebruiken voor beelden in de volgende modussen: Bitmap, Grijswaarden, CMYK en Lab. Door LZW-compressie te kiezen bij de TIFF-opties, kan het beeld vrij compact opgeslagen worden (tot een vierde kleiner). LZWcompressie is non-lossy, dus zonder kwaliteitsverlies
Ga ook eens kijken in de map, (vraag Details) en vergelijk de bestandsgrootte.
Beelden optimaliseren
Beelden optimaliseren – Contrast en helderheid
Beelden optimaliseren Contrast en helderheid Voor je begint Verander in de Navigator de zoomfactor eerst naar 100% Contrast en helderheid
Via Afbeelding – Aanpassingen kan je heel veel correctiemogelijkheden om een beeld te optimaliseren. Wij gaan hier de belangrijkste bespreken
In het venster kan je via de schuifbalken gemakkelijk contrast en helderheid verbeteren. Zelfs bij een goed beeldje is een toename van het contrast met +10 aangeraden. Dit zal de donkere delen nog wat donkerder maken en de lichte delen wat lichter.
Contrast De meeste beelden kunnen wat meer pit gebruiken. Dat kunnen we toevoegen met het contrast.
Helderheid De helderheid zal je vooral aanpassen bij over- en onderbelichtte beeldjes. Daardoor zal je het beeldje in zijn geheel lichter of donkerder maken
Beelden optimaliseren – Kleurtoon en verzadiging
Beelden optimaliseren Kleurtoon en verzadiging Kleurtoon De kleurtoon kan je gebruiken om een kleurzweem weg te werken, je kan er ook heel leuke effecten mee verkrijgen door de algemene kleurverschuiving. Probeer zeker eens uit! Bij de voorinstellingen zitten ook speciale effecten klaar. Verzadiging Bij de verzadiging gaan we als het ware meer kleur in de kleur steken. Ook hierdoor krijgen we meer pit in een beeld. Bij een goed beeld niet overdrijven, ook hier is +10 een goede aanrader. Indien je verzadiging gaat verminderen, zal er meer grijs in het beeld komen (kleur wordt weggenomen), waardoor je meer pastelkleuren bekomt.
Helderheid De 3de schuifbalk Helderheid zal weer het hele beeldje lichter of donkerder maken. Rechtsonder kan je de checkbox Voorvertoning gebruiken om het verschil ‘voor je correctie – na je correctie’ te zien.
Beelden optimaliseren – Kleuren verbeteren
Beelden optimaliseren Kleuren verbeteren Kleurbalans Met de kleurbalans kan je een meer subtiele kleuraanpassing maken. Ook is dit zeer geschikt om kleurzwemen te verwijderen. Ook bij een goed beeld kan je het gebruiken. In ons voorbeeld kunnen de schuifbalk bijvoorbeeld subtiel richting Geel schuiven om zo een zonniger beeld te krijgen. Je kan dit doen voor de Middentonen, dit zal het hele beeld beïnvloeden. Bij een sneeuwlandschap zal je de aanpassing vooral doen in de Hooglichten. En Je kan er ook voor kiezen enkel in de schaduwpartijen te leur te veranderen.
Aanpassingslaag De kleurcorrecties die we tot nu gezien hebben kan je ook via een Aanpassingslaag (zie hoofdstuk ‘lagen’) toevoegen. Dan kan je de correctie toepassen op bepaalde lagen, en op andere lagen niet.
Beelden optimaliseren – Kleuren plaatselijkverbeteren
Beelden optimaliseren Kleuren plaatselijk verbeteren Eerst selecteren, dan verbeteren Je kan ook plaatselijk de kleuren verbeteren, door op de juiste laag te gaan staan, het deel dat een kleuraanpassing nodig heeft te selecteren, en dan met de aanpassingtool van je keuze de kleurcorrectie door te voeren.
Hetzelfde bereiken op verschillende manieren Zoals je in de volgende hoofdstukken zal zien kan je hetzelfde effect ook bereiken op andere manieren. Belangrijk is dat jij zelf de manier kiest die jou het beste ligt op in Photoshop bepaalde zaken en effecten te bereiken. Wat we hier aanreiken zijn enkel de basisprincipes, aan jou om van hieruit zelf op zoek te gaan naar alle mogelijkheden die Photoshop verder nog biedt
Beelden optimaliseren – Scherpte verbeteren
Beelden optimaliseren Scherper maken Met een filter de afbeelding opscherpen Als laatste stap in het verbeteren van de foto ga je met het filter Slim Verscherpen (Smart Sharpen) de foto opscherpen. Deze filter wordt gebruikt om het contrast van detailranden aan te passen en op die manier een betere focus te simuleren. Het slimme zit hem in de mogelijkheid om de reden van de onscherpte aan te geven (Verwijderen):
• Vage lens: beeld is onscherp gefotografeerd • Camera of onderwerp bewoog tijdens het fotograferen • Gaussiaans vervagen: onscherpte die eigen is aan de sensor in de camera of aan de scanner Kies Filter - Verscherpen - Slim Verscherpen. Zorg ervoor dat de optie vertoning is geselecteerd zodat je het effect van het filter kan zien voordat je het filter toepast. Je kan de cursor in het voorvertoonvenster plaatsen en slepen om andere delen van de afbeelding te bekijken. Het is ook mogelijk in en uit te zoomen op de voorvertoning met de plus- en minknoppen onder het venster. Sleep de regelaar Hoeveelheid totdat je de gewenste scherpte hebt bereikt (kies bijvoorbeeld 120%) en klik op OK om het filter toe te passen op de afbeelding. Overdrijf niet met opscherpen omdat bepaalde details anders teveel geaccentueerd worden en de foto lelijk kunnen maken (bv. huidporiën bij portretfoto’s).
Beelden optimaliseren – Canvas vergroten
Beelden optimaliseren Canvas vergroten Je kan via Uitsnijden of Crop-tool de canvas van een te klein beeld vergroten, bijvoorbeeld om je banner groter te maken. De achtergrond (hieronder blauw) zal ingevuld worden door de achtergrond-kleur op je gereedschapsbalk. Canvasgrootte Ook via het menu Afbeelding – Canvasgrootte kan je dit bereiken, hier kan je natuurlijk de exacte maten opgeven die je nodig hebt. Ook kies je vanuit welke kant je de canvas wil laten toenemen.
Retoucheren
Retoucheren - Snel retoucheerpenseel
Retoucheren Snel retourcheerpenseel Objecten verwijderen Met deze tool kan je heel snel objecten verwijderen. Gemakkelijk is om de grootte van het penseel juist af te stellen. Ook de hardheid kan je aanpassen
Met dit Snel retoucheerpenseel moet je gewoon over het object dat je wil verwijderen schilderen en de Photoshop zal het object dan vervangen door pixels die het rond dat object staan. Probeer eens het schaap te verwijderen.
Retoucheren - Kloonstempel
Retoucheren Kloonstempel Objecten verwijderen Ook met de kloonstempel kan je objecten doen verdwijnen. Hier kies je via ALT – klik eerst zelf de plaats van waaruit je pixels gaat kopiëren. Je laat dan de ALT los en tekent met de cursor over de objecten die moeten verdwijnen of die je bij wil tekenen. We testen het laatste eens uit met het beeld schaap.jpg Via ALT-klik kopiëer je de pixels van het achterste schaap in het geheugen van de computer. Dan ga je in de heide staan en je schildert het schaap daar. Indien je het schaap schildert op een nieuwe laag, kan je daarna op die laag doen wat je wel, verkleinen, draaien, kleur veranderen…
Die laag kan je dan weer dupliceren enz… Je kan ook klonen over 2 beelden heen.
Maskers
Maskers gebruiken
Maskers Basis
Oefening op maskers Je gebruikt de afbeelding ‘schaap.psd’. Met de snelle selectie selecteer je de bergen en de zee.
Maskers gebruiken Met maskers combineer je de techniek van selecteren en lagen. Je kan op een laag een masker leggen die een deel van het beeld als je ware verstopt. Het verstopte deel wordt dan transparant voor de laag die eronder ligt. Het principe is dat je begint met een deel van het beeld te selecteren, dit moet het deel zijn dat je wil overhouden, je klikt dan op de masker knop die je onderaan het lagenvenster kan vinden. Het nietgeselecteerde deel ‘krijgt’ dan een masker en verdwijnt. Het is echter nog wel aanwezig moest je later toch beslissen om er gebruik van te maken. Je gooit de pixels niet echt weg.
Je draait de selectie om via het menu Selecteren – Selectie omkeren, zodat je de voorgrond met de schapen geselecteerd hebt. Nu klik je op de masker-knop en je zal zien dat de achtergrond verdwijnt.
Maskers gebruiken
Maskers Basis Het masker in het lagen venster Op de laag zie je nu een bijkomende aanduiding in wit en zwart, waarbij het zwarte deel het masker bevat.
Je kan nu een ander beeld onder deze laag schuiven, (probeer het eens met sky.jpg) en dan vervangt dat beeld de bergen van daarstraks. Op die nieuwe laag kan je dan Vrije Transformatie uitvoeren en alle ander bewerkingen die je wil.
Maskers gebruiken
Maskers Aanpassen Rechtermuistoets op het masker Dan krijg je de masker – opties, waarmee je het masker kan aanpassen enz‌
Je kan het masker ook nog aanpassen door op het masker (in het lagenvenster) te klikken, het penseel te nemen en met de witte of zware kleur (voor of achtergrondkleur) bij te schilderen op het beeld. Probeer eens!
Tip: Gebruik ook de Gom om meervoudige beelden te maken, zie: https://youtu.be/xVP1GkJvJfU