Hyves: Atheense Agora of Romeins Circus? Een postmodern onderzoek naar de revitalisering van de publieke sfeer door het Internet
Door: Karlijn Spoor, 3000893 Vak: Theorie van de Digitale Cultuur Docent: Martina Roepke Datum:13-04-2007
Inhoudsopgave
• Inleiding
3
• Habermas, de publieke sfeer en
5
het communicatie-ideaal • Netwerken als publieke sfeer?
5
• Kritiek op het net als publieke sfeer
9
• Hyves als Atheense agora?
11
• Conclusie
17
2
Inleiding De komst van de televisie was voor Marshall McLuhan de reden om zijn utopie van een ‘global village’ te vormen. De televisie zou iedereen met elkaar betrokken maken, verenigen en verbinden. Heel de wereld zou één grote stam zijn waarin de mensen samenleefden.1 De komst van het internet leek de weg naar deze utopie te versterken. Nu kon werkelijk iedereen verbinding maken met iedereen en zou zo het wereldburgerschap ontstaan. In dit paper wil ik ingaan op de vraag of deze utopie nu daadwerkelijk is uitgekomen. Daarbij onderzoek ik in hoeverre internet de participatie van burgers bij politieke besluitvorming bevordert. Draagt ICT bij aan het ideaal van groeiende politieke gemeenschapsvorming? Is het internet een platform voor rationeel debat om tot een besluit te komen, of bestaat het slechts uit entertainment? Bij dit onderwerp maak ik gebruik van een casus. Ik zal ingaan op online netwerken zoals het welbekende hyves2, en me afvragen in hoeverre er in die netwerken een publieke sfeer ontstaat waar mensen deelnemen aan de democratie. Voor dit onderzoek sluit ik mij aan bij Donald Loose, die in zijn artikel “Atheense Agora of Romeins circus?”onderzoekt in hoeverre internet een Atheens Agora is, gekenmerkt door rationeel debat en participatie voor democratie, of een romeins circus met slechts entertainment.3 Mijn vraagstelling uiteindelijk wordt dan ook: Hyves: Atheense agora of Romeins circus? Dit onderzoek past naar aanleiding van het vak Filosofie van de ICT aan de Universiteit Utrecht binnen de thema’s politiek en informatie of communicatie. Is wat er gebeurt op internet nog wel communicatie te noemen, of is het slechts nog
1
Playboy, ‘The Playboy interview: Marshall McLuhan’ in Playboy Magazine (maart 1969).
2
Hyves is volgens de site http://sync.nl/over-hyvers-en-the-networked-individual/ een online vriendennetwerk,
dat sinds 1 oktober 2004 zeer gegroeid is. Op hyves kun je via andere vrienden mensen opsporen, je kunt een eigen hyve beginnen met ene speciaal onderwerp waar iedereen lid van kan worden en je kunt andere hyves en weblogs bezoeken. Ook de politiek leiders hebben een hyve en een weblog, waardoor hyves een nieuwe dimensie heeft gekregen: die van een mogelijke publieke sfeer. Dit ga ik onderzoeken. 3
Donald Loose, “Atheens agora of Romeins circus? De politieke idee van de ‘global society” in Filosofie in
Cyberspace, 2e ed, red. Jos de Mul (Kampen: Klement, 2002): 66-87.
3
data overdracht? En draagt internet bij aan een meer openbare democratie? Dit zijn vragen die binnen deze thema’s aan bod komen. Dit onderzoek is relevant omdat de ICT zeer veel veranderd hebben in de samenleving. Niet alleen ons dagelijks leven wordt beïnvloed maar ook de wijze waarop wij onszelf en de wereld zien.4 Het politieke systeem sluit volgens velen daardoor niet meer aan bij deze veranderende samenleving.5 Er zijn dan ook nieuwe kaders nodig om over democratie en publieke sfeer te praten. Opinie wordt immers niet meer in koffiehuizen en marktplaatsen gevormd, maar steeds vaker online via fora of internetsites. Wat betekent deze verandering voor participatie door burgers? Wat kan de nieuwe media dan wel betekenen voor de politiek? Begrip over de verandering van de publieke sfeer is essentieel om de communicatiemiddelen volledig te benutten en een dialoog te vormen tussen politiek leiders en burgers. Dit onderzoek kan daar een aanleiding voor zijn. Om mijn probleemstelling te beantwoorden ga ik in op verschillende concepten. Alvorens te kunnen bepalen of hyves een Atheense agora of een Romeins circus is, zal ik eerst ingaan op het belangrijke begrip van publieke sfeer. Dit begrip is een handig handvat om over democratie en participatie te denken. Ten eerste zal ik ingaan op de publieke sfeer en het communicatie ideaal zoals Habermas deze formuleerde. Vervolgens zal ik onderzoeken in hoeverre dit van toepassing is op een netwerk. Dan zal ik ingaan op de kritiek op Habermas door Poster, die vindt dat het internet als een postmoderne publieke sfeer gezien moet worden. Vervolgens zal ik ingaan op de kritiek die er is geleverd op het internet als een publieke sfeer. Na bespreking van dit alles zal ik aan de hand van Donald Loose bekijken in hoeverre hyves nu daadwerkelijk een publieke sfeer, danwel een Atheens agora te noemen is. Dit literatuuronderzoek is postmodern. Myerson stelt dat postmodernisme vaak het mixen van oud en nieuw, futuristisch en archaïsch betekent.6 Dit onderzoek,
4
Jos de Mul, Filosofie in Cyberspace, een inleiding, Filsofie in cyberspace, 2e ed, red, Jos de Mul (Kampen:
Klement 2002), 9. 5
Paul Frissen, “De ironische staat. Bestuur en politiek in de postmoderne cyberspace’, in Virtueel Verbonden.
Filosoferen over Cyberspace, Red. Y. de Boer (Amsterdam:Parresia 1997): 76-89. 6
George Myerson, Heidegger, habermas and the Mobile Phone (Cambridge: Icon Books Ltd. 2001), 5.
4
net als het zijne, is in zoverre postmodern dat het de ideeën van oude denkers als Habermas combineert met nieuwe culturele denkers.
Habermas, publieke sfeer en het communicatie ideaal Habermas vormde zijn idee van de publieke sfeer in The Structural Transformation of the Public Sphere naar aanleiding van de situatie zoals die was in de 17e en 18e eeuw. Bang voor het verdwijnen van deze publieke sfeer in de 20e eeuw, ziet Habermas die tijd als het ideaal waar wij naartoe moeten streven.7 De publieke sfeer zag Habermas als een onderdeel van het sociale leven. Naast de privé sfeer, die bestond binnen de familie en binnenshuis, ontstond de publieke sfeer wanneer mensen bijeenkwamen om over politieke zaken te discussiëren in koffiehuizen, marktplaatsen en openbare ruimtes. Burgers wisselden inzichten uit die handelden over het algemeen belang. Op deze wijze werd de politieke mening gevormd. 8 Deze mening moest volgens Habermas gevormd worden op basis van kritisch-rationeel debat. Participanten aan zo’n debat moesten daarom hun eigen persoonlijke behoeftes los kunnen laten en rationeel kijken naar wat het beste was voor het algemeen belang. Hierbij moesten emoties vermeden worden en moest er alleen gekeken worden naar de inhoud van de discussie. Het proces van de discussie was het belangrijkst, omdat hierin samen een betekenis in ontdekt kon worden. De handeling van het communiceren is voor Habermas het belangrijkst, niet de instrumentele communicatie of het najagen van persoonlijke doelen. 9
Netwerken als publieke sferen? De utopie van het internet als een medium dat de publieke sfeer revitaliseert, lijkt op het eerste gezicht een logisch standpunt. Nieuwsgroepen, fora en e-mail groepen 7
Alinta Thornton, ‘Does Internet Create Democracy?’ http://www.zip.com.au/~athornto/thesis2.htm
8
Ibidem.
9
Ibidem.
5
hebben allen kenmerken in zich van het communicatie ideaal van Habermas. Veel gaat over het nieuws van de dag en cultuur. Ook is de dialoog in eerste instantie een belangrijk onderdeel; zowel op fora als via chatsites kan de dialoog aangegaan worden. Verder beantwoord het kenmerk van participatie op het internet aan de kritiek van Habermas op massamedia als televisie. Deze massa media zouden de publieke sfeer met kritisch-rationeel debat vervangen hebben voor entertainment en spectakel. Het internet zou geen passief medium zijn waarbij mensen passief van kanaal naar kanaal zouden zappen als het niet spectaculair genoeg was, maar het internet zou vragen om betrokkenheid en activiteit. 10 Er zijn twee globale standpunten te vinden die het internet zien als een publieke sfeer. Het eerste standpunt is dat het internet, doordat het internet het proces van media productie democratiseert, het participatie ideaal van de ideale publieke sfeer weer doet herleven11. Een belangrijke aanhanger van deze visie is Rheingold. Hij gelooft dat "virtual communities could help citizens revitalise democracy, or they could be luring us into an attractively packaged substitute for democratic discourse" .12 Rheingold promoot dus de utopische visie van de elektronische agora, waarin op het internet het democratische en rationele debat gevoerd wordt. Hij noemt dit het Athene zonder slaven, waarbij iedereen in de democratie macht heeft en waarin die macht dus ook universeel toegankelijk is13. Rheingold gelooft dat technologie "if properly understood and defended by enough citizens, does have democratising potential in the way that alphabets and printing presses had democratising potential". 14 In deze opvatting van het internet als publieke sfeer komt het idee van de media als vierde macht naar voren, zoals dat in de postverlichtingsidealen over
10
M.Lister et. al. New Media: a Critical Introduction 2e ed. (Londen: Routledge, 2003), 176.
11
Geciteerd in Thornton, introduction
12
Ibidem.
13
Ibidem
14
thornton
6
politieke structuren naar voren komt.15 Ook Habermas is in deze opvatting terug te vinden. In dit standpunt worden politieke acties door de media gepresenteerd en controleert de media op deze wijze de overheid. De media zijn dan dus zeer belangrijk bij het vormen van een publieke sfeer. Interactieve media sites over het nieuws kunnen bijdragen aan de revitalisering van de publieke sfeer, doordat de nadruk kan liggen op communicatie en interactie in plaats van passieve consumptie. Er is de mogelijkheid om de dialoog aan te gaan met journalisten en de nieuws agenda kan zo samen met het publiek gevormd worden. Ook is door internet een groei ontstaan in de journalistiek. Documenten die normaal niet in de openbaarheid zullen komen, vinden nu daartoe de mogelijkheid.
Het tweede standpunt dat het internet ook ziet als een revitalisering van de publieke sfeer heeft echter hele andere ideeĂŤn. Deze opvatting is postmodern, en als zodanig een kritiek op de moderne opvattingen van Habermas. De publieke sfeer zoals geformuleerd door Habermas was volgens postmodernisten als Granham verre van democratisch of zelfs publiek. Slechts blanke mannen uit de bourgeoisie hadden toegang tot deze sfeer.16 In de tegenwoordige samenleving zou dit begrip van publieke sfeer dus niet meer voldoen, vanwege de verscheidenheid aan rassen, klassen en sekse. Het internet als publieke communicatieve ruimte lijkt dan ook mogelijkheden te bieden voor die groepen die voorheen uitgesloten waren. Nu kunnen zij wel met elkaar in debat en zo deel uit maken van de democratische besluitvorming. 17 De moderne opvattingen van Habermas worden door de postmodernisten afgewezen. Zij zien in het internet nieuwe structuren van macht en autoriteit. Zij wijzen grote instituties zoals de staat of het kapitaal af en pleiten voor micropolitiek, “with specific intellectuals intervening in spheres like the university, the prison, the
15
Lister et al, 177.
16
Lister et al, 178.
17
Kellner, geciteerd in Lister et. al., 179.
7
hospital or for the rights of oppressed groups like sexual or ethnic minorities.” 18 Het internet lijkt te voldoen aan deze eisen: wat je geloof, hobby, sekse of politieke voorkeur ook is, op het internet zijn fora en sites te vinden waar je je hart aan op kunt halen. Er zijn geen ‘grote verhalen’ meer zoals in het modernisme, maar eerder microverhalen. Het kritische lezen is vervangen door mening en subjectief commentaar.19 Poster ziet de postmoderne publieke sfeer niet als een techniek, maar als een ruimte waarin onze identiteit en subjectiviteit niet vastgelegd kunnen blijven. Hij heeft kritiek op het idee van Habermas van een publieke sfeer waarin het autonome rationele subject de basis vormt. Volgens Poster is de menselijke identiteit juist vloeibaar en wordt deze gevormd door het netwerk waarin het betrokken is. De identiteit en de mens zijn niet autonoom, maar afhankelijk van het netwerk waar het zich in bevindt.20 Het
internet
brengt
volgens
Poster
dan
ook
een
verandering
in
machtstructuur: de hiërarchie van sekse, klasse, leeftijd en status wordt doorbroken als gevolg van de vloeibaarheid van identiteit. De mens heeft niet meer slechts één identiteit, maar construeert deze steeds opnieuw. Deze vloeibaarheid van identiteit is mogelijk doordat communicatie niet meer belichaamd is wanneer mensen met elkaar communiceren in virtuele ruimtes: “internet technology imposes…a dematerialization of communication and, in many of its aspects, a transformation of the subject position of the individual who engages with it.”21 Ook zegt Poster dat de tijd van de publieke sfeer als ‘face-to-face talk’ voorbij is. De vraag naar democratie moet volgens hem nieuwe vormen van elektronisch gemedieerde discours erbij betrekken.22 Poster vat dus virtuele werelden wel op als een publieke sfeer, maar dan moet de definitie daarvan wel veranderen: 18
Kellner, geciteerd in Lister et al., 178.
19
Lister et al., 178.
20
Poster, Cyberdemocracy: Internet and the Public Sphere [1995] -09-04-2007
http://www.hnet.uci.edu/mposter/writings/democ.html 21
Ibidem.
22
Lister et. al., 178.
8
“In a sense, they [virtual worlds] serve the function of a Habermasian public sphere, however reconfigured, without intentionally or even actually being one. They are places not of validity claims or the actuality of critical reasoning, but of the inscription of new assemblages of self-constitution.”23
Ook Habermas heeft echter op de opheffing van de belichaamde communicatie gereageerd zoals deze naar voren komt in online werelden. Hij reageerde tegen de “athens-envy”. Hij vindt dat als democratie geïntegreerd moet worden in de tegenwoordige grote en complexe samenlevingen, het ideaal van een fysiek collectief van participanten overkomen moet worden.24 De Atheense agora hoeft dus niet letterlijk te bestaan en bezocht te worden door fysieke burgers. Habermas denkt dat ook burgers die niet fysiek aanwezig zijn, ook onbelichaamde vormen van communicatie kunnen ontwikkelen.
Kritiek op het internet als publieke sfeer Er is veel kritiek geleverd op de bovenstaande ideeën van het internet als een publieke sfeer. Ten eerste is er de kritiek op Posters constructie van de subjectiviteit. Deze kritiek schuilt in de vraag in hoeverre communicatie gemedieerd is door electronische media. Wanneer we altijd gemedieerde communicatie hebben, is het wellicht mogelijk dat onze subjectiviteit vloeibaar en transformeerbaar is en gevormd wordt in de interactiviteit met media teksten. Echter, als we de rol van de media zien als slechts een deel van onze communicatie en dagelijks leven, dan kan internet niet de gehele publieke sfeer veranderen. Er is dan nog te veel communicatie buiten de elektronische media om, en dus te veel ruimte om de eigen identiteit zonder de hulp van netwerken te
23
Lister et. al., 180.
24
Geciteerd in Thornton.
9
vormen.25 Andere vormen van kritiek gaan over politieke en sociale aspecten. Zo moet een publieke sfeer gekenmerkt zijn door maximale toegang. Hoewel dit in het ideaal van Habermas niet was, aangezien slechts de blanke, mannelijke bourgeoisie toegang had, is ook tegenwoordig de toegang tot het internet als eventuele publieke sfeer zeer ongelijk verdeeld.26 De digital divide betekent dat het merendeel van de wereld niet mee kan discussiëren op het internet, en dus geen inwoner van de ‘global village’ kan en mag zijn. Ook de postmoderne opvatting van Poster heeft kritiek gekregen vanwege deze sociale aspecten. Volgens Poster kan sekse, leeftijd, gender, ras en klasse overwonnen worden in een onbelichaamde cyberspace. Echter, slechts de mensen die toegang hebben tot een computer kunnen dit. Op deze wijze is de ervaring van online zijn in een onbelichaamde wereld juist zeer verbonden met het materiële condities van iemands dagelijks leven. Zoals Facer laat zien biedt internet vaak alleen toegang voor jonge, rijke mensen.27 De sociale klasse van de echte, materiële wereld blijft dus ook in cyberspace bestaan.
“Ook het internet is in feite veelal een onpolitieke samenhorigheidsinstantie van single issue groepen met hun vele blinde vlekken. Global village is eerder tot een versplinterde satellisation van het centrale net uitgegroeid dan een universeel gedeelde wereld te zijn geworden.”28
Zoals het bovenstaande citaat laat zien, is het internet niet een global village, maar eerder zeer veel verschillende kleine dorpjes waarin ieder voor één bepaald doel bij elkaar komt. De communicatie kan instrumenteel zijn in plaats van kritisch rationeel debat als doel. Het interactieve karakter van internet draagt hieraan bij. Veel mensen zoeken actief naar de informatie die ze nodig hebben in plaats van een discussie te beginnen. Het internet is op de eerste plaats een zoekmachine. Dit kan betekenen dat de eigen ideeën en vooroordelen slechts bevestigd zullen worden op internet, omdat slechts die sites worden gezocht waarop de eigen ideeën worden bevestigd. De gebruiker blijft in eigen kringen verkeren en hoeft niet in 25
Lister et. al., 180.
26
Lister et al, 181. Thornton, social issues.
27
Ibidem.
28
Loose, 81.
10
aanraking te komen met andere culturen en opvattingen.
Hyves als atheense agora? In het voorgaande zijn verschillende interpretaties besproken over het internet als publieke sfeer. Maar in hoeverre is hyves nu een publieke sfeer?Is hyves de nieuwe Atheense agora? Wanneer we de publieke sfeer bekijken zoals Habermas dat bedoelde, is het onwaarschijnlijk dat hyves als publieke sfeer fungeert. Er zijn wel hyves waar de politiek centraal staat, maar het kritisch-rationeel debat wordt niet gevoerd. Eerder wordt de persoonlijke mening gegeven, en worden single issue groepen opgericht om meningen uit te wisselen over een popster, een kledingmerk, een hobby of een studentenvereniging. Hyves is op die manier commercieel en zo in strijd met de eis van Habermas dat persoonlijke behoeftes opzij gezet worden om te kunnen nadenken over het algemeen belang.
"Publicity was, according to its very idea, a principle of democracy not because anyone could in principle announce, with equal opportunity, his personal inclinations, wishes and convictions - opinions; it could only be realised in the measure that these personal opinions could evolve through the rational-critical debate of a public into public opinion." 29
Het internet, waar immers iedereen zijn mening en wensen kan uiten, is dus volgens Habermas alleen een publieke sfeer als er uit deze persoonlijke meningen een debat kan ontstaan om een publieke mening te kunnen vormen. Wanneer we nu kijken naar hyves dan zijn slechts sommige hyves een publieke sfeer. Op hyves over de verkiezingen worden wel degelijk debatten gevoerd om elkaar te kunnen begrijpen. Echter, het merendeel van de hyves is gebaseerd op leefstijlen, cultuur en vriendenclubs, waar slechts plezierige zaken besproken worden.
29
Citaat van Habermas, geciteerd in Thornton, media and democracy.
11
Wanneer we echter kijken naar de definitie van Poster, dan voldoet Hyves zeer goed aan de eisen van een publieke sfeer. Hyves is niet daadwerkelijk een publieke sfeer, maar kan wel op die manier functioneren en is zeker een plaats waar de subjectiviteit gevormd kan worden door verzameling van verschillende inzichten en leefstijlen. Op hyves kun je, maar alleen wanneer je dat wilt, in aanmerking komen met andere inzichten en overtuigingen. Thornton geeft in haar conclusie zes veelbelovende aspecten van internet op voor de revitalisering van de publieke sfeer. Zij onderscheid ten eerste de mogelijkheid voor small interest groepen om elkaar te vinden en met elkaar te communiceren.30 Dit is op hyves ook van toepassing; groepen die dezelfde interesse hebben kunnen elkaar heel gemakkelijk vinden en hun ideeën uitwisselen. Ten tweede geeft Thornton de mogelijkheid voor individuen en kleinere groepen met minder middelen om hun standpunten te presenteren aan een groot aantal mensen.31 Ook dit is mogelijk bij hyves. Mensen die niet journalistiek geschoold zijn kunnen toch via weblogs en hyves hun meningen uiten, die vervolgens weer gelezen kunnen worden door zeer veel mensen. Hieruit volgt haar derde argument dat het internet de mogelijkheid biedt om snel aan een grote verscheidenheid aan standpunten te komen.32 Zoals ik eerder al zei, zijn die verscheidene standpunten gemakkelijk toegankelijk, maar moet de gebruiker wel actief op zoek gaan. Zo kan de gebruiker naar de hyve over de verkiezingen gaan en in één oogopslag alle verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen bekijken. Vervolgens geeft Thornton aan dat de materialen op het internet zeer lang blijven bestaan. In tegenstelling tot de pers, radio of televisie, biedt het internet de mogelijkheid voor archivering online, waardoor ook informatie van jaren geleden nog gevonden kan worden. Ook televisieprogramma’s en radioprogramma’s kunnen online komen te staan. Het internet biedt dus een zeer grote verscheidenheid aan bronnen om de eigen (politieke) mening te vormen en draagt daardoor bij aan de
30
Thornton, conclusion.
31
Ibidem.
32
Ibidem.
12
democratie.33 Ook de interactiviteit is volgen Thornton een veelbelovend aspect van het internet. Deze zorgt voor meer communicatie naar twee kanten, tussen websites en het publiek. Het publiek heeft de mogelijkheid te reageren op nieuws, opinie en columns, en kan zo ook mee beslissen in wat er op de politieke agenda moet komen te staan. 34 De dialoog maakt de democratie meer openbaar. Dit is ook het geval bij hyves. Door de hyves van de politiek leiders en hun weblogs, is de informatie voor het publiek beter toegankelijk en begrijpelijker. Overigens zegt Thornton niet dat het daadwerkelijk zo is dat internet de publieke sfeer revitaliseert:
“These [possibilities] do not hold out the promise of a revolutionary change to participatory democracy or a new Athenian age, but they do present an opportunity for more voices to be heard in the public sphere in a new way.”35
Volgens Thornton zijn er dus mogelijkheden om op het internet een publieke sfeer te creeëren, maar deze mogelijkheden zijn gelimiteerd. Ook zijn zij slechts beschikbaar voor een geprivilegieerde groep mensen. Hoewel thornton uit ging van de theorie van Rheingold,36 die optimistisch is over het internet als publieke sfeer, zegt zij in haar conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat de publieke sfeer een revolutie zal doormaken door het internet, zoals Rheingold dat voorziet. De middelen zijn ongelijk verdeeld en te vaak is het internet gericht op consumptie en winst door middel van advertenties. Ook het feit dat iedereen nu zijn mening kan uiten nuanceert Thornton. Ten eerste is het internet niet voor iedereen toegankelijk, maar ook is er een informatieoverschot:
“The Internet holds the promise of a vehicle for dissenting voices, but it is just
33
Ibidem.
34
Ibidem.
35
Ibidem.
36
Zie Thornton, introduction.
13
as difficult to be heard there and to effect significant change on views and actions as it is elsewhere. 37
Ook Donald Loose is niet zeer positief over het internet als publieke sfeer. Loose gaat er in zijn artikel vanuit dat zowel het liberalisme als het communitarisme het idee van de politieke gemeenschap, zoals geformuleerd door Kant38, miskent. Het liberalisme zou alleen gericht zijn op individueel eigenbelang, terwijl het communitarisme wil dat de politiek de natuurlijke gemeenschapsbanden respecteert. Het communitarisme is in dit verband te zien als het neo-tribalisme van McLuhan, van een “global community met spontane, anti-politieke gemeenschapsverbanden”.39 Loose denkt dat als de idealen van Kant, zoals vrijheid, universele toegankelijkheid en openbaarheid de basis vormen van het internet, de ICT een belangrijke bondgenoot zal kunnen zijn bij het vormen van een wereldburgerschap en het revitaliseren van de publieke sfeer. Echter, de ICT heeft ook een gevaar in zich: “de mogelijkheid om de democratie te transformeren in door een informationistisch lustprincipe voortgedreven grote markt, een mediacry.” Hierin zal het democratisch principe van de rule by all eerder neerkomen op het overheersen van een willekeurige meerderheid.40 Loose ziet dus zowel een utopie als een dystopie in de ICT. Hij hecht grote waarde aan het oordeelsvermogen van de mens, omdat dat vermogen bepaald welke richting het op zal gaan met de publieke sfeer op internet. Loose zegt:
“Het Net is dus zowel die ‘Atheense agora zonder slaven’ als een Romeins circus van entertainment, een toevluchtsoord waar alle grillen van iedereen onbedacht en ongereguleerd kunnen worden geëtaleerd.”41
37
Thornton, conclusion.
38
Loose gaat in op dit ideaal. Het politieke ideaal van Kant is gebaseerd op een idee van wereldburgerschap, dat
zou kunnen ontstaan wanneer vrijheid, universele toegankelijkheid en openbaarheid aan het werk zijn. 39
Loose, 70
40
De Mul, 40.
41
Loose, 71.
14
Het is aan de mens om kritisch te oordelen welke informatie wel nuttig is en welke niet. Het goede product heeft net als het waardeloze een onbeperkte toegang tot de agora, en het is aan de burger om hieruit te selecteren.42 Hyves is dus volgens Loose niet per definitie een publieke sfeer, omdat iedereen zijn grillen erop kwijt kan zonder er goed over na te hoeven denken. Wel ziet hij de mogelijkheid dat het een publieke sfeer is, maar het is dan aan het oordeelsvermogen van de gebruiker om de juiste, kritische informatie te selecteren om zo een mening te vormen of om het debat aan te gaan. Loose zegt in zijn artikel dat dit oordeelsvermogen wel versterkt kan worden door in een virtuele context geconfronteerd te worden met alle mogelijke alternatieve visies die er zijn in the global society.43 Hyves kan dus belangrijk zijn in het leren van kritisch oordelen, hoewel het niet zelf een echte publieke sfeer hoeft te zijn. Loose gaat ook in op de openbaarheid, een voorwaarde voor het politieke ideaal van Kant. Volgens Loose functioneert
“Het publieke en openlijke karakter van gebeurtenissen en handelingen (..) steeds meer als een waarmerk voor geloofwaardigheid, gemeenschappelijke zinvolheid, en voor de morele aanvaardbaarheid van die gebeurtenissen. Wat juist beter slaagt als iedereen er weet van heeft en mag hebben, wekt ook veelal ieders politieke en morele instemming.�44
Wanneer dit daadwerkelijk zo is, kan hyves mee werken aan deze politieke en morele instemming. Immers, alle politiek leiders hebben een hyves en een aanverwante weblog, waar zij openlijk over hun leven, hun werk en hun opvattingen praten. Dit werkt mee aan de openbaarheid en wellicht ook aan beter begrip en aanvaardbaarheid van gebeurtenissen. Deze openheid kan dan leiden tot een agora zonder achterkamerpolitiek. Is het internet dan volgens Loose een Atheens agora, of juist een Romeins
42
Loose
43
Loose, 78.
44
loose, 70
15
circus? Hoewel Loose voorziet dat het internet zichtbaar het ene of naar het andere uiterste zal kunnen ontwikkelen, plaatst hij deze twee begrippen voorlopig nog niet tegenover elkaar:
“Voorlopig heeft de virtuele wereldgemeenschap nog alles van een zo open mogelijke volkenbond en een multiculturele dialoog. Zo opgevat hoeft zelfs het historische Romeinse circus- in zijn politieke dimensie van multiculturele representatie van een en hetzelfde rijk- niet louter als tegenpool van de Griekse agora te worden opgevat. Dat multiculturele entertainment had wel degelijk zijn politieke boodschap. Tegelijk laat de verwevenheid van entertainment en betoog de eventuele ideologische impact van de nieuwe wereld-marktplaats zien.�45
Volgens Loose is het dus goed mogelijk dat de ideologie van het internet juist bestaat uit zowel entertainment als kritisch debat. Als Romeins circus is hyves nuttig om in contact te komen met andere culturen en opvattingen en voor vermaak, maar als griekse agora is hyves een manier om te leren kritisch te debatteren, een hulpmiddel om toegang te vinden tot openbare informatie, om terug te praten naar de media en gelijkgestemden te vinden.
45
Loose, 79.
16
Conclusie Of het internet een publieke sfeer is, hangt af welke definitie daarvoor wordt gebruikt. Wanneer we kijken naar het ideaal van Habermas, is hyves niet een publieke sfeer, omdat te veel mensen slechts voor hun eigen behoeftes online zijn. Het kritisch-rationele debat is geen prioriteit. Wanneer we echter de definitie van Poster gebruiken is hyves wel een publieke sfeer, omdat daar zeer veel mogelijkheden te vinden zijn voor assemblages van zelf constitutie. 46 Het lijkt onwaarschijnlijk dat het internet een revolutie zal zijn voor de publieke sfeer. De visie van Rheingold, waarin het internet een verbetering zou zijn voor de democratie, een athene zonder slaven, miskent het feit dat veel mensen online slechts entertainment zoeken. Het politieke debat is geen prioriteit. Beter is de visie van Loose, waarin het internet in het algemeen en hyves specifiek voorlopig nog een samenstelling zal zijn van het Romeinse circus en de Atheense agora. Multiculturalisme, vermaak, maar ook openbaarheid en universele toegankelijkheid zullen elkaar afwisselen en zorgen voor een balans. Wellicht zal het internet zich ontwikkelen naar of entertainment of betoog, maar dat hangt af van het oordeelsvermogen en het verantwoordelijkheidsbesef van de gebruikers en het publiek. We kunnen zelf bepalen of we een kaartje voor het circus kopen of naar de agora toegaan. De vraag is echter, hoe we de Atheense agora en het Romeinse circus voor iedereen
toegankelijk
kunnen
maken.
Als
openbaarheid
en
universele
toegankelijkheid voorwaarden zijn voor het wereldburgerschap, zal een echte publieke sfeer pas ontstaan als bestaande machten zoals regeringen en bedrijven hun best zullen doen om meer mensen toegang te verlenen. De mogelijkheden zijn aanwezig, het is aan de mens om deze te verwezenlijken.
46
Poster, geciteerd in Loose, 71.
17
Literatuur
•
Frissen, Paul, ‘De ironische staat. Bestuur en politiek in de postmoderne cyberspace’, in: Y. de Boer (red.) Virtueel verbonden. Filosoferen over cyberspace.(Amsterdam, Paressia 1997). Pp. 76-89.
•
Lister, M., et. al. New Media: a Critial Introduction. 2e ed. Londen: Routledge, 2003
•
Loose, Donald. “Atheense Agora of Romeins Circus? De politieke idee van de ‘global society”. In Filosofie in Cyberspace. 2e ed. geredigeerd door J. de Mul (Kampen: Klement 2002 ): 66- 87.
•
Mul, Jos de, red. Filosofie in cyberspace. 2e ed. Kampen: Klement 2002
•
Myerson, George, Heidegger, Habermas and the Mobile Phone. Cambridge: Icon Books Ltd. 2001
•
Playboy, ‘The Playboy interview: Marshall McLuhan’ (Playboy magazine, maart 1969)
•
Poster, Mark. Cyberdemocracy: Internet and the Public Sphere (University of California: Irvine 1995) -09-04-2007 http://www.hnet.uci.edu/mposter/writings/democ.html
•
Thornton, Alinta. “Does Cyberspace create democracy?” [1996]- 09-04-2007 http://www.zip.com.au/~athornto/intro.htm
18