HFDST 1 cursus 1 aardrijkskunde SVC

Page 1

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

5


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

6


Motivatie: Aardrijkskunde doet er toe! http://tinyurl.com/AAmotivatie

HOOFDSTUK 1: LANDSCHAP EN KAART 1. Mijn huis vanuit de lucht 1.1 Opdracht met Google Earth  Bekijk de instructievideos op Vimeo (www.vimeo.com/channels/phovidaa > ‘Google Earth navigeren’ en ‘Google Earth eigen omgeving’)  Start Google Earth op en zoem in op je schoolomgeving. We krijgen een (verticaal) zicht op het landschap van onze schoolomgeving. LANDSCHAP = het geheel van de werkelijkheid dat je vanaf je standplaats (vanuit je klas, een vliegtuig, je huis, van op een bergtop) kan waarnemen.

Dit landschap is een verzameling van een groot aantal elementen:

LANDSCHAPSELEMENTEN = de onderdelen waaruit een landschap is opgebouwd zoals bomen, huizen, …

Deze landschapselementen kunnen we opdelen in 2 groepen, namelijk: 1. natuurlijke elementen= de elementen die je ziet in het landschap en die op een natuurlijke manier ontstaan zijn zoals een meer, duinen, rivier,… 2. menselijke elementen= de elementen die je ziet in het landschap en die daar door de mens gekomen zijn zoals, huizen, weilanden, spoorwegen, …  Noteer in onderstaande tabel enkele landschapselementen die je waarneemt op het satellietbeeld van je schoolomgeving. Doe hetzelfde voor je eigen woonomgeving.

Natuurlijke elementen

Menselijke elementen

schoolomgeving

schoolomgeving

woonomgeving

woonomgeving

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

7


1.2 Opdracht met kleurenortho Geovlaanderen KLEURENORTHO = luchtfoto met de nauwkeurigheid van een kaart.  Bekijk de instructievideo op Vimeo (www.vimeo.com/channels/phovidaa > ‘GeoVlaanderen eigen omgeving’)

 Ga naar de website van Geo-Vlaanderen: www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen > Kleurenortho

Klik in de menubalk op en kies je gemeente, straat en huisnummer. Klik op de zoom-knop naast huisnummer en de kaart zal automatisch je onmiddellijke woonomgeving tonen met dat adres in het midden! Print de foto af en kleef hem hieronder. Doe hetzelfde met je schoolomgeving. (Opmerking: meestal kan dit uitprinten niet op school, zodat je deze opdracht thuis nog eens zult moeten uitvoeren.)

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

8


1.3 Wandeling in de schoolomgeving Maak gebruik van: - de plattegrond van Ieper - de gekregen fotobundel - de vragenlijst  Duid tijdens de wandeling de wandelroute aan met pijltjes. Werk met onderstaande foto. Via de Sint-Jacobstraat verlaten we onze school

Welk landschapselement herken je op de foto? ________________________________________ In welke straat vind je dit element terug? ________________________________________ Duid deze straat aan in het rood op de kaart van Ieper. Welke foto uit de bundel kan je bij deze straat plaatsen? ________________________________________ Welke landschapselementen vind je terug in deze straat die ook op de foto staan? ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________

Plaats de letter S (van school) op de juiste plaats op de kaart van Ieper.

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

9


 Werk met de foto hiernaast. Wat wordt afgebeeld op de foto hiernaast? ________________________________ ________________________________ Situeer deze foto met de letters SJK op de kaart van Ieper. We slaan rechtsaf de Sint-Jacobs Nieuwweg in en wandelen tot aan de Rijselsestraat.  Werk met onderstaande foto.

Welk gebouw herken je links op de bovenstaande foto? ___________________________________________ Situeer deze foto met de letters MM op de kaart van Ieper. We slaan rechts af en wandelen door de Rijselsestraat . We slaan bij de Burchtstraat links af.  We komen bij een pleintje. Los onderstaande vragen op. Op welke foto uit de bundel herken je dit plein? ______________________________________ Hoe wordt dit plein genoemd? ______________________________________ Duid dit met de letter K aan op de kaart. Geef enkele landschapselementen die je hier terugvindt. ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

10


We slaan rechts af. Hoe wordt deze straat genoemd?

_____________________________________________________________ Op het einde van deze straat komen we op _______________________________  Los de vragen op. Op welke foto uit de bundel herken je deze ‘straat’? __________________________________________ Welk groot historisch gebouw vind je op de hoek? (foto ____ uit de bundel) ____________________________________________________________________ Situeer dit gebouw met de letter L op de kaart. Op welk plein staat dit gebouw? ____________________________________________________________________ Arceer dit plein op de kaart. Links van ons hebben we de ___________straat (foto ___ uit de bundel). Wat vind je overwegend terug op het gelijkvloers van de gebouwen in deze straat? ____________________________________________________________________ We wandelen verder met dat historisch gebouw aan onze rechterkant.  Los de vragen op. Op welk plein komen we? ____________________________________________________________________ Welke foto uit de bundel plaats je bij dit plein? ____________________________________________________________________ Welk groot landschapselement vind je aan de rechterkant? ____________________________________________________________________ Situeer dit op de kaart met de letters KA. Op dit plein vind je ook de stadsschouwburg terug. Op welke foto herken je dit landschapselement? ____________________________________________________________________ We wandelen onder de poort langs de stadsschouwburg.  Los de vragen op. Welk park passeren we? ____________________________________________________________________ Welke foto uit de bundel plaats je bij dit park? _______________________________

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

11


We nemen de straat rechts (nog voor we op de Diksmuidestraat komen). Op welk plein komen we terecht? ____________________________________________________________________ Welke foto uit de bundel plaats je bij dit plein? ______________________________ Welk gebouw vind je op het einde van dit plein? ____________________________________________________________________ Situeer dit gebouw met de letter G op de kaart. We wandelen naar dat gebouw toe en nemen de Meensestraat. Wat overheerst hier heel sterk op het gelijkvloers van de gebouwen in deze straat? ____________________________________________________________________ Welk monument zie je recht voor je? ____________________________________________________________________ Duid dit aan op de kaart met de letters ME Aan het eind van de Meensestraat slaan we rechtsaf, de ___________________________ in. Wat hebben we aan onze linkerkant? ____________________________________________________________ Noteer enkele landschapselementen die je hier ziet. _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________

We gaan de school binnen via de poort aan de Bollingstraat.

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

12


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

13


Foto 1

Foto 3

Foto 2

Foto 4 aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

15


Foto 5

Foto 6

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

16


Foto 7

Foto 8

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

17


Foto 9

Foto 10

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

18


1.4 Van landschap tot kaart, een kwestie van perspectief Maak gebruik van: - de blaadjes van de leerwandeling in de schoolomgeving - de plattegrond van Ieper - dit invulblad - de volgende 3 blaadjes met foto’s  Bekijk de foto’s op de volgende bladzijden. Plaats de nummers van de foto’s bij het overeenstemmend soort perspectief.

Soort perspectief

Nummer foto’(s)

Horizontaal perspectief Schuin perspectief Verticaal perspectief  Wat stelt foto 1 voor ?

______________________________________________________  Wat stelt foto 4 voor ?

______________________________________________________  Duid op foto 1, foto 3,4 en 5 de Bollingstraat aan met een rood potlood.  Welke straat herken je op foto 2 (zie leerwandeling).

______________________________________________________ Overtrek ze in het groen op foto 1, foto 3 en foto 4.  Zoek volgende landschapselementen op foto 4. Omcirkel ze en noteer de overeenstemmende letter erbij. L = Lakenhallen K = Kiekenmarkt S = school (SVC) G = gerechtsgebouw K = Sint-Maartenskathedraal M= Menenpoort V = vestingen SJK = Sint-Jacobskerk  Zoek dezelfde landschapselementen als hierboven op foto 3 en duid ze op dezelfde manier aan. Welk landschapselement die we tijdens de leerwandeling hebben gezien (en dat we niet op foto 4 hebben aangeduid) zie je op deze foto beter dan op foto 4?

______________________________________________________ Probeer de beginletters zo correct mogelijk te plaatsen bij de foto.  Arceer op foto 3 en foto 4 de Grote Markt in het bruin en het Vandepeereboomplein in het blauw

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

19


Foto 1

schaal 1/10000

Foto 2

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

20


Foto 3

schaal 1 /4000

Foto 4

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

21


Foto 5

schaal 1/1000

Foto 6

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

22


2. De kaart Kaart = een getekende, verkleinde, loodrechte en vereenvoudigde voorstelling van het landschap

2.1 Soorten landschapselementen op een kaart Werk met de foto’s 1,3 en 5 op voorgaande bladzijden. Noteer enkele landschapselementen uit je schoolomgeving die je vanuit verticaal perspectief kan waarnemen als zijnde een puntvormig landschapselement

lijnvormig landschapselement

vlakvormig landschapselement

Bij de studie van je eigen streek zal je dikwijls gebruik maken van topografische kaarten omdat alle landschapselementen er op voorkomen (niet altijd te zien op luchtfoto) en deze kaarten erg nauwkeurig zijn. Men maakt trouwens gebruik van verticale luchtfoto’s (bewerkt tot orthofoto’s) voor het maken van kaarten. Door het gebruik van symbolen zijn kaarten overzichtelijker dan luchtfoto’s.

Symbool = kleuren en tekens die op een kaart worden gebruikt.

Legende = de verklaring van de symbolen en kleuren op een kaart.

Gebruik de topografische kaart met schaal 1:25 000 van IEPER – POPERINGE. Vul de onderstaande legende aan. Landschapselement

Symbool

Soort landschapselement

Industrie

Aaneengesloten bebouwing

Grasland

Naaldbos

Spoorweg

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

23


Autoweg

Beek Kerk, kapel

Alleenstaand huis

kaartschrift

Plaatsnaam Hoeve Klooster

Uitbreiding: kaartvaardigheid (http://tinyurl.com/kaartvaardig)

2.2 De schaal van een kaart Schaal = De verhouding tussen de afstand op een kaart en de werkelijke afstand.

2.2.1 De breukschaal = schaal onder de vorm van een breuk waarvan de noemer aanduidt hoeveel maal de werkelijkheid verkleind is.

werkwijze: afstand op de kaart x noemer van de breukschaal = werkelijke afstand

Bereken de afstand van de Rijselsepoort tot aan de Meensepoort op de topografische kaart 1:25 000 1. Meet de afstand in vogelvlucht in cm

_______ cm

2. Vermenigvuldig met de noemer van de schaal

x _______

3. Je vindt de werkelijke afstand in centimeter

_______ cm

4. Zet om in meter (komma 3 plaatsen naar links)

_______

5. Zet om in kilometer (komma 3 plaatsen naar links)

_______ km

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

m

24


2.2.2 De lijnschaal = lijnstuk waarop de werkelijke afstand staat werkwijze:

Meet de afstand van de Sint-Jacobskerk tot de kerk van Zillebeke op de topografische kaart 1:50 000 Afstand = _____________________________________________________________

2.2.3 Oefeningen met de breukschaal a) Bereken de afstand (in vogelvlucht) tussen het SVC en Lyceum m.b.v. foto 1 bladzijde 20. Noteer al je bewerkingen!

_________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

25


b) Bereken de afstand tussen je woonplaats en je school. Gebruik daarbij de topografische kaart 1:25 000 (blz 29) of 1:50 000 (blz 30).

_________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Vergelijk dit met de afstand die je in werkelijkheid zou afleggen met de wagen: http://tinyurl.com/wegLYC (of http://tinyurl.com/GEdrive)

________________________________________________________________ c) Bereken de afstand tussen Ieper en Westende m.b.v. de wereldatlas.

_________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ d) Bereken de afstand tussen Brussel en Nice m.b.v. je atlas kaart krt 32. 1. _____________________________ 2. _____________________________ 3. _____________________________ 4. _____________________________ 5. _____________________________

2.2.4 Oefeningen met de lijnschaal a) Meet de afstand van de kerk van Brielen tot Zillebeekvijverhuis op de topografische kaart 1:25 000 (blz 29).

________________________________________________________________ ________________________________________________________________ b) Meet de afstand tussen de kerk van Wervik en de Menenpoort (1:100 000, blz 31)

________________________________________________________________ ________________________________________________________________ Uitbreiding: meet diezelfde afstand m.b.v. de website van Geo-Vlaanderen (http://tinyurl.com/geovlaanderen). Bekijk de instructievideo op Vimeo (http://vimeo.com/channels/phovidaa/page:2 > ‘Geo-Vlaanderen afstand meten’)

______________________________________________________

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

26


c) Meet de afstand tussen Lille (Fr) en Enschede (Nl) m.b.v. atlas krt 32. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________

TIP: http://www.wiziq.com/tutorial/873-HOOFDSTUK1LANDSCHAPENKAARTles2 2.3 Kaartschaal en kaartinhoud De 4 kaarten op volgende bladzijden zijn topografische kaarten van Ieper en omgeving die ieder op een andere schaal getekend zijn. In de wiskunde leerde je dat de kleinste breuk deze is met de grootste noemer. ⇒ De kaart met de kleinste schaal (grote noemer) is deze die de werkelijkheid het meest verkleint en het minst details heeft. Welke kaart van de 4 is dit? ____________________________________ In de wiskunde leerde je dat de grootste breuk deze is met de kleinste noemer.

De kaart met de grootste schaal (kleine noemer) is deze die de werkelijkheid het minst verkleint en meest details heeft.

Welke kaart van de 4 is dit? ___________________________________ Welke kaart gebruik je bijgevolg het best voor wandeltochten, een kaart met grote schaal of een kaart met kleine schaal?

__________________________________________________________ Welke kaart gebruik je het best voor autoritten, een kaart met grote schaal of een kaart met kleine schaal?

____________________________________________________ Samengevat: Naarmate de schaal verkleint ( van 1:10 000 naar 1:100 000 ) => vind je op een even groot kaartoppervlak een ________________ gebied voorgesteld. => worden de werkelijke afstanden steeds ____________________________ voorgesteld. => __________________ het aantal getekende landschapselementen en de details ervan. => wordt het landschap vanuit ____________________________

hoogte waargenomen.

TIP: http://tinyurl.com/krtsch-inh

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

27


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

28


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

29


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

30


aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

31


3. Oriënteren Oriënteren = de richting van de windstreken opzoeken = de juiste richting in het landschap bepalen

Teken hieronder een windroos. Waarmee kun je je oriënteren ? - met GPS (altijd) - met een kompas (altijd) - met de zonnestand (enkel bij zonneschijn) - met de poolster (enkel ’s nachts) - met kaart en kompas - met de kaart alleen

3.1 GPS GPS = Global Positioning System: is de commerciële naam voor een wereldwijd satellietplaatsbepalingssysteem

Het is een netwerk van 24 satellieten dat het mogelijk maakt om overal op aarde te bepalen waar je je bevindt. De satellieten hebben een vaste baan om de aarde en zenden een eigen signaal uit die een GPS-ontvanger ontvangt (als de satellieten boven de horizon komen). Deze herkent welke signalen van welke satellieten afkomstig zijn en kan zo de plaats bepalen m.b.v. dag en tijd. Voor de plaatsbepaling heb je minstens 3 signalen nodig. Het snijpunt van die signalen geeft jouw positie aan. Met een 4e signaal kan je de hoogteligging achterhalen. ‘Probleem’ met deze technologie: als de gps het laat afweten zijn sommigen niet meer in staat hun weg te vervolgen daar ze geen kaart meer kunnen lezen of zelfs niet meer bij hebben! (http://www.vimeo.com/6671301)

3.2 Oriënteren met kompas Het traditionele magnetische kompas bestaat uit een vrij opgehangen magneet, die zich onder invloed van het aardmagnetisch veld in een bepaalde richting opstelt, waardoor het mogelijk wordt om het magnetische noorden aan te wijzen. Een kompas wijst altijd naar het magnetische noorden, dit komt niet overal op aarde overeen met het geografische noorden. De lokale afwijking, magnetische declinatie genoemd, moet verrekend worden bij het uitzetten van een richting. (opmerking voor België: http://tinyurl.com/magn-decl) Waarop moet je letten als je met een kompas werkt? (Tip: http://tinyurl.com/magneet)

__________________________________________________________________ __________________________________________________________________ aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

32


3.3 Oriënteren met de zon De zon helpt je de windstreken vinden ! •

’s morgens staat de zon op in het _______________________

’s middags bereikt ze haar hoogste stand in het ______________ ________ (let op: ’s middags = 13 uur wintertijd, 14 uur zomertijd)

’s avonds gaat de zon onder in het ______________________

!!! de zon komt NOOIT in het __________________________ !!!

Met een uurwerk en de zon kan men zich ook oriënteren. Als je de kleine wijzer naar de zon richt, vind je het zuiden halfweg tussen de kleine wijzer en het getal 12. Dat geldt voor de landen die de werkelijke zonnetijd volgen. Onze uurwerken lopen in de winter echter een uur en in de zomer twee uur voor. Dus moet je in de winter werken met de hoek tussen de kleine wijzer en het getal 1 en in de zomer met de hoek tussen de kleine wijzer en het getal 2!

3.4 Oriënteren met de poolster Alle sterren "draaien" 's nachts om de poolster heen. De poolster is dus de enige ster die altijd op dezelfde plaats staat, en dus de enige ster waarmee we ons kunnen oriënteren. De poolster staat altijd in het (geografische) noorden! Dat is dus heel makkelijk... Maar dan moet je wel weten welke van al die sterren de poolster is. Het makkelijkste is het om eerst de "grote beer" of het "steelpannetje" te zoeken. Dit is een duidelijk herkenbaar sterrenbeeld. De "grote beer" is 's nachts ook altijd te zien (als het niet bewolkt is natuurlijk) en dit sterrenbeeld draait om de poolster heen, net als alle andere sterren (zie plaatje). Het kan dus zijn dat het steelpannetje "op de kop" staat. Heb je dit sterrenbeeld gevonden, ga dan ongeveer 5 maal de afstand tussen de laatste twee sterren (die de zijkant van het "pannetje" vormen) naar "boven". Als het goed is kom je dan uit bij de poolster. Bekijk http://tinyurl.com/poolster en http://tinyurl.com/poolster2

Door een camera naar de Poolster te richten en door de lens lang open te laten (heel lange sluitertijd), kan je de schijnbare cirkelbeweging van de sterren rond de poolster zichtbaar maken.

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

33


3.5 Oriënteren met de kaart en kompas - kaart horizontaal houden en je kompas erop leggen. - Als de magneetnaald naar het noorden wijst  kaart met bovenrand ( bij de meeste kaarten is de bovenrand = de noordrand ) in de richting van de magneetnaald naar het N richten  als de bovenrand van de kaart niet overeenkomt met de noordrand van de kaart wijst de noordpijl het noorden aan => richt je kaart met de noordpijl in de richting N aangegeven door de magneetnaald DE KAART IS NU GEÖRIËNTEERD ! - met de windroos vind je de andere windstreken

3.6 Oriënteren met de kaart in het landschap - zoek minimum 2 herkenningspunten in het omringende landschap - zoek die herkenningspunten op de kaart - richt dan je kaart zo dat je die 2 herkenningspunten in dezelfde richting ziet op de kaart als in de werkelijkheid  JE KAART IS NU GEÖRIËNTEERD  De N-pijl geeft de richting ‘noord’ aan

3.7 Oriëntatieoefeningen op de kaart van België Vul aan. Gebruik de hoofdletterafkortingen van de windrichtingen. Brussel ligt ten _________ van Antwerpen. Gent ligt ten _________ van Brugge. Brugge ligt ten __________ van Antwerpen. Gent ligt ten ___________ van Brussel. Sint-Niklaas ligt ten __________ van Antwerpen. Namen ligt ten __________ van Brussel. De provincie Luxemburg ligt in het __________ deel van België. De provincie Limburg ligt in het __________ deel van België. aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

34


Duitsland ligt ten __________ van België. De provincie Antwerpen ligt ten __________ van Vlaams-Brabant. Tussen Dinant en Namen heeft de Maas een _______ - _______ verloop. De Leie heeft een _______ - ________ verloop. De Belgische Noordzeekust is _______ - ________ gericht. De E19 volgt in België ongeveer een _______ - _________ richting. De Maas heeft tussen Namen en Luik een ________ - _________ verloop. De E40 tussen Brussel en Luik heeft een _________ - _________ verloop. TIP: http://tinyurl.com/orient-oef

4. Het gebruik van een atlas 4.1 Werkwijze

1. Je zoekt een plaats of gebied met een ongekende ligging

 je raadpleegt het register achteraan in de atlas

2. Je zoekt een plaats of gebied met een gekende ligging

 overzichtskaarten achteraan in je atlas

3. Je zoekt een thema (b.v. bevolking)

 algemene inhoud vooraan in de atlas

4.2 Opdracht (hulpmiddel: BW = bladwijzer, R = register, A = algemene inhoud) ZOEK 1. Neufchâteau (België)

HULPMIDDEL BW – R - A

KAARTBLADZIJDE EN KAARTDEEEL -

________ . Het ligt in het _____ van de provincie _____________

2. Hotton

BW – R - A

-

________ . Het ligt in het _____ van de provincie _____________

3. Geboorten in Brussel

BW – R - A

-

________ . ________

4. Ieper

BW – R - A

-

________ . Het ligt in het _____ van de provincie _____________

5. Parijs

BW – R - A

-

________ . Het ligt bij de rivier __________________

6. Sneeuwdagen in Ieper

BW – R - A

-

________ . ______dagen/jaar

7. Alveringem

BW – R - A

-

________ . Het ligt in het ____ van de provincie _____________

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

35


BW – R - A

8. Beirut

-

________ . Het ligt in _____________________ (land)

9. Pristina

BW – R - A

-

________ . Het ligt in ____________________ (land)

-

________ . ________

BW – R - A

-

________ . ________

BW – R - A

-

________ . Het ligt in het _____

10. Neerslag in Madrid

BW – R - A

11. Bevolkings - dichtheid in Ieper 12. Spa (plaats)

van de provincie _____________

4.3 Uitbreidingsoefeningen  Open je browser (IE, Firefox, ...) en ga naar www.oefaardrijkskunde.net.  Download de PowerPoint ‘Werken met de atlas’ en open deze.  Lees aandachtig de opdracht. Je vult onderstaand kader nauwkeurig in.  In de eerste kolom noteer je het te zoeken item.  In de tweede kolom omcirkel je het antwoord op de vraag.  In de derde kolom noteer je het hulpmiddel die je gebruikte.

 In de laatste kolom noteer je het nummer van de meest geschikte kaart. te zoeken

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ............................................... ...............................................

antwoord

A–B–C-D A–B–C-D A–B–C–D A–B–C–D A–B–C–D A–B–C-D A–B–C-D A–B–C–D A–B–C–D A–B–C-D

aardrijkskunde eerstes

hulpmiddel

kaart

..................................................

...............

..................................................

...............

..................................................

...............

.................................................. .................................................. ..................................................

...............

..................................................

...............

..................................................

...............

..................................................

...............

..................................................

...............

SVC-Lyceum Ieper

36


5. Referentiekaart eigen regio Een referentiekaart is een blinde kaart waarop de belangrijkste herkenningspunten staan. Werk op de referentiekaart van de eigen regio.     

Kleur het Ieperleekanaal blauw Benoem de wegen Schrijf de namen van de gemeenten links naast de kaart Overtrek de autosnelweg A 19 rood Overtrek de “Noorderring” groen en de “Zuiderring” paars

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

37


6. Referentiekaart van België Werk op de referentiekaart van België. Duid op de referentiekaart van België enkele herkenningspunten aan: • • • • •

overtrek de taalgrens paars en de autowegen rood benoem de autowegen door het juiste nummer er langs te schrijven noteer de namen van de hoofdstad en de provinciehoofdplaatsen in de tabel overtrek de rivieren blauw en noteer de Romeinse cijfers van de rivieren in de grijze vierkantjes op de kaart plaats een sterretje op de kaart voor jou eigen regio

In welke provincie is onze schoolgemeente gelegen? _____________________ I. IJzer

1.

7.

II. Schelde

2.

8.

III. Leie

3.

9.

IV. Maas

4.

10.

V. Samber

5.

11.

6.

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

38


7. Referentiekaart van Europa Werk op de referentiekaart van Europa. Duid op de referentiekaart van Europa enkele herkenningspunten aan: - overtrek de rivieren blauw en kleur de gebergten bruin - kleur BelgiĂŤ rood Vul de tabel aan. zeeĂŤn

rivieren

gebergten

12

1

4

16

6

9

8

13

10

23

15

11

5

22

21

24

26

steden

eilanden

andere

2

18

3

7

19

14

17

25

20

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

39


8. Plaatsbepaling op aarde We kunnen iedere plaats op de aarde situeren. Om een plaats te kunnen bepalen op aarde hebben we 2 belangrijke lijnen nodig: - de evenaar: overtrek die in het rood op de kaart - de nulmeridiaan: overtrek die in het groen op de kaart

De afstand van een plaats tot de evenaar noemt men breedte.  Plaatsen die ten noorden liggen van de evenaar liggen in het noordelijke halfrond. Die worden aangeduid met N (noorderbreedte)  Plaatsen die ten zuiden liggen van de evenaar liggen in het zuidelijke halfrond. Die worden aangeduid met S (zuiderbreedte) Vb. New Orleans:___________________ Durban: ___________________ De afstand van een plaats tot de nulmeridiaan noemen we lengte.  Plaatsen die ten westen liggen van de nulmeridiaan liggen in het westelijke halfrond. Die worden aangeduid met W (westerlengte)  Plaatsen die ten oosten liggen van de nulmeridiaan liggen in het oostelijke halfrond. Die worden aangeduid met E (oosterlengte) Vb. New Orleans:___________________ Durban: ___________________ Op de wereldbol is een gradennet getekend dat gevormd wordt door: * breedtecirkels of parallellen = cirkels die evenwijdig zijn aan de evenaar. Plaatsen die op een zelfde breedtecirkel liggen hebben, dezelfde breedte. * lengtelijnen, meridianen = halve cirkels die de noordpool verbinden met de zuidpool. Plaatsen die op een zelfde lengtelijn liggen hebben dezelfde lengte.

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

40


Met de gegevens lengte en breedte kunnen we elke plaats situeren op aarde. Deze twee gegevens zijn de sterrenkundige ligging van een plaats. OPDRACHT (gebruik je atlas)

1. Overtrek op deze schets de evenaar in het rood en de nulmeridiaan in het groen. 2. Noteer op de evenaar de lengte van zes meridianen: 20°E - 20°W - 40°E - 40°W 60°E - 60°W 3. Noteer op de nulmeridiaan de breedte van vier breedtecirkels: 20°S - 20°N - 40°N 60°N 4. Kleur Europa rood. 5. Zoek de sterrenkundige ligging van: (gebruik de meest geschikte kaart) kaart

breedteligging

lengteligging

Ieper Kinshasa Athene Helsinki Belfast Berlijn Manaus New York Moskou Barcelona

aardrijkskunde eerstes

SVC-Lyceum Ieper

41


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.