7 minute read
OVER MEZELF
from Ala Sma Tori
Mijn naam is Maartje Jaquet. Ik ben in 1963 geboren in Egmond aan Zee. Sinds mijn zeventiende woon ik in Amsterdam. Daar woon ik nog steeds, met mijn man en onze twee kinderen. Ik heb Nederlands gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Ik hield van verhalen en van poëzie. Na mijn afstuderen in 1988 werkte ik tot 2007 als docent Nederlands als Tweede Taal (NT2) aan volwassenen uit allerlei landen van de wereld. Dat was geweldig mooi werk. Rond mijn dertigste deed ik naast mijn werk, in de avonden, de Rietveld Academie, met daarbij één jaar aan de School Of Visual Arts (SVA) in New York. Na het behalen van mijn diploma heb ik een tijdje gewerkt als grafisch ontwerper. Maar ik miste mijn oude werk, met mijn collega’s en al die mensen met verschillende culturen. Ik ging weer voor de klas staan. Totdat alle bezuinigingen en reorgangisaties me teveel stress gaven.
Sinds die tijd ben ik me als kunstenaar gaan ontwikkelen en werk ik in verschillende disciplines. Ik teken en schilder, fotografeer, maak video’s, collages, schrijf gedichten en korte teksten en combineer die verschillende kunstvormen met elkaar. Ik houd van samenwerken, van nieuwe dingen uitproberen, maak mijn eigen kunstboeken, verzamel kunst en maak muziek (zang, basgitaar). Ik maak werk wanneer ik op reis ben, en ga op reis voor mijn werk: Istanbul, New York, China en Japan. En Suriname. Daar gaf ik in 2009 videoworkshops aan (oud-) studenten van de twee kunstacademies van Suriname: het AHKCO en de Nola Hatterman Art Academy in Paramaribo. In 2010 gaf ik, op uitnodiging van beeldend kunstenaar Marcel Pinas, fotografieles aan de kinderen in en rond Moengo.
In 2012 was ik voor het eerst in Marokko, in Marrakech. Dat land stond, sinds de tijd dat ik NT2-docent was, hoog op mijn verlanglijstje. Ik maakte er tekeningen van mensen op straat, met pen en aquarel. Vooral voor mijn plezier, want als kunstenaar was ik in die tijd vooral actief met fotografie en videokunst. In 2016 was ik er weer, voor een artist residency in Tétouan. Ik wilde mijn tijd daar vooral gebruiken om veel mensen te tekenen, om daarna in mijn eigen stad aan een nieuw poject op te zetten: ‘Amsterdamse Mensen’. Een serie kleurrijke tekeningen van al die Amsterdammers van verschillende afkomst, cultuur, kleur, leeftijden, noem maar op. Bedoeld als tegenwicht tegen de opkomst van extreem-rechts. Ik had met die tekeningen mijn eigen rubrieken, In ‘Z! De Amsterdamse Straatkrant’ en achterop het tijdschrift ‘Argus’. In 2021 heeft het KOG (Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Rijksmuseum) een serie tekeningen aangekocht, van mensen met mondkapjes op in het openbaar vervoer.
ALA SMA TORI - KETI KOTI VERBEELD is mijn nieuwste werk. Het komt direct voort uit mijn derde werkperiode in Suriname. Ik vertel daar meer over in het volgende deel. Daar kun je ook lezen wat de directe aanleiding was, die maakte dat ik op 1 juli 2020 ben begonnen met de eerste portretten in dit boek. Ik had er op die dag geen idee van dat het zo’n uitgebreid project zou worden en dat ik er een boek van zou maken. Nu ik op deze bladzijde op een rijtje heb gezet wat er in mijn leven aan is voorafgegaan, zie ik hoe allerlei puzzelstukjes in elkaar zijn gevallen. Op de foto hiernaast: bezig met het portret van Astrid Druiventak, serie ‘Mensen aan de Waterkant’. Paramaribo, Suriname (2019).
Het was de dag van Keti Koti en ik was op weg van CBK Zuidoost aan het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost naar station Bijlmer Arena, om de metro te pakken richting het centrum, naar het Compagnietheater in het oude centrum van Amsterdam, één van de locaties waar op die dag voor het eerst de Heri Heri maaltijden werden uitgedeeld, ‘Free Heri Heri For All’. Onderweg zag ik mensen die zich speciaal voor deze dag prachtig hadden aangekleed. Ik sprak ze aan om te vragen of ik een portret van ze mocht maken. Hillary, de vrouw op het portret links, was de eerste. Daar was wel een en ander aan voorafgegaan:
Ik woon in het centrum van Amsterdam maar kom graag in Zuidoost. Als kunstenaar ben ik bovendien verbonden met CBK Zuidoost, ik doe mee aan exposities en andere activiteiten, zoals BijlmAIR. In 2017 werkte ik daar vier weken als Artist in residence aan mijn project ‘Amsterdamse Mensen’. Ik maakte er tekeningen van mensen in de wijk, met pen en aquarel. Van een afstandje, dus zonder dat ik er vooraf toestemming voor had gevraagd. Wanneer mensen het zagen en het vervelend vonden, gooide ik de tekening weg. En als ze het leuk vonden kregen ze hem cadeau.
Twee jaar later, in het najaar van 2019, deed ik op uitnodiging van Rinaldo Klas in Readytex Art Gallery (Paramaribo) mee aan een duo-expositie met hem. Hij had me gevraagd vanwege die BijlmAIR tekeningen. Met Rinaldo Klas was ik bevriend geraakt toen ik in 2009 in Paramaribo was om videoworkshops te geven. Hij was toen directeur van het Nola Hatterman Instituut (tegenwoordig Nola Hatterman Art Academy). Voor de expositie in Readytex Art Gallery maakte ik ook nieuw werk: een serie portretten van ‘Mensen aan de Waterkant’. Dan moest ik wel eerst kennis met ze maken en vragen of ze het goed vonden, natuurlijk.
En zo komen we bij de eerste portretten in dit boek. Het was 1 juli 2020, ruim een maand na de moord op George Floyd in Minneapolis (VS) op 25 mei. Ik liep rond met het gevoel dat ik iets moest doen, ik wilde er als kunstenaar op reageren, meer doen dan alleen demonstreren op de Dam. Maar wat? Die middag, op weg naar station Bijlmer Arena, toen ik al die mensen zag lopen, werd het idee geboren om ze aan te spreken en te vragen of ik hun portret mocht maken, met pen en aquarel, net zoals ik in 2019 in Paramaribo had gedaan. Met het verschil dat er weinig tijd was, dus in dit geval maakte ik foto’s om die later rustig uit te werken. Ik deed hetzelfde in het Compagnietheater. Ook daar vroeg ik de mensen of ze wilden poseren voor een portret. Voor een project over Keti Koti.
Hoe het verder zou lopen wist ik nog niet, maar na het uitwerken van een stuk of tien portretten begon er weer iets te borrelen. Ik vond dat er meer achtergrond nodig was. Ik wilde niet dat iemand die weinig weet over Keti Koti bijvoorbeeld alleen iets zou denken als : “Oh wat vrolijk en wat een mooie klederdracht.” Dat had ook te maken met het feit dat ik weinig had geleerd, zelfs niet op de universiteit, over de minder fraaie kanten van de Nederlandse geschiedenis. Ik had geleerd dat Nederland zo’n vrij en tolerant land was, we vingen hier immers Portugese Joden op en Hugenoten uit Frankrijk. Ik had geleerd dat wij Nederlanders alleen in handel geïnteresseerd waren. Daarbij werd niet de handel in mensen genoemd en ook niet hoe deze mensen werden behandeld. We leerden over de Amerikaanse Burgeroorlog en hoe erg het er in het Zuiden van de Verenigde Staten aan toe was gegaan, maar niet over onze eigen rol in het slavernijverleden.
Om die reden ben ik degenen die daarvoor open stonden gaan interviewen. Het leverde een rijkdom aan verhalen, aan persoonlijke geschiedenis op. En het project werd steeds uitgebreider. Ik schreef daar al over in de inleiding. Het boek is zo opgebouwd dat je stap voor stap het hele proces, in woord en beeld, kunt volgen.
Hier begint dan het eerste deel, de start, op 1 juli 2020.
Doekjes Met Tekst
In de inleiding schreef ik al over de mamyo met beschilderde doekjes. Verderop komen de doekjes aan bod, stuk voor stuk, met uitleg. Hieronder alvast het doekje met de odo van Gracia Linkers, de vrouw op het portret hiernaast. Deze odo geeft voor mij perfect weer waar het in dit boek om draait: ‘Om te weten waar je naartoe gaat moet je weten waar je vandaan komt’. Kennis van de geschiedenis is belangrijk voor het leven nu en in de toekomst.
Gracia: In mijn familie werd veel gesproken over het slavernijverleden en over onze voorouders. We vinden het belangrijk dat onze kinderen die geschiedenis meekrijgen. Want om te weten waar je naartoe gaat, moet je weten waar je vandaan komt, oftewel ‘fu sabi pé yu go, yu mus sabi pé yu kmopo’. We bezoeken daarom in Suriname bijvoorbeeld de plantages Commewijne en Para, de beelden bij Fort Nieuw Amsterdam en natuurlijk Fort Zeelandia. We hebben met z’n allen ook die boottocht gedaan met Cynthia McLeod, auteur van ‘Hoe duur was de suiker?’.
Rowena: Het is niet eens zo lang geleden, he. Door mijn werk in de ouderenzorg hoor ik soms nog dingen over de slavernij. Zo sprak ik eens een omaatje van een jaar of 102, 103. Die vrouw vertelde me dat haar ouders bang waren voor water. Dat had te maken met bepaalde straffen die ze indertijd hadden moeten ondergaan.
Glenda: In Nederland is één juli geen vrije dag, maar ik ga in elk geval niet werken op die dag. Dan neem ik maar zelf vrij. Ik zou het prima vinden wanneer het in Nederland net als in Suriname een nationale feestdag zou worden. Het is ook een stuk geschiedenis is van Nederland.
Gracia: In Suriname is het beleven van Keti Koti heel anders. Vaak werkt het klimaat mee, dat is natuurlijk al heerlijk. Ik vraag me wel af waarom er geen Bigi Spikri door de straten van Paramaribo gaat, zoals hier in Amsterdam. Dat zou het geheel een nóg mooier aanzicht geven.
Glenda: Maar in Suriname wordt het op zich wel veel groter gevierd dan hier in Nederland. En als ik daar ben, dan voel ik het echt.
Rowena: Ja, in Suriname voel je het meer. Ik ga het liefst naar de Palmentuin op die dag.
Riquensha: Dat vind ik een fijne plek.
Kyara: Ik ook!
Gracia: Keti Koti betekent voor mij: Vrijheid. Ik heb het altijd herdacht en gevierd.
Glenda: Ik kan me niet heugen dat ik Keti Koti ooit heb gemist.
Gracia: Tijdens Keti Koti voel je echt een eenheid. We zijn ook altijd samen met de familie. We vertellen verhalen en dragen ze over aan de kinderen. De Bigi Spikri optocht vinden zij het hoogtepunt.
Tasharo, Keanu en Dynevion: Wij houden van de Biki Spikri!
Glenda: Ik draag op Keti Koti altijd iets speciaals. Vandaag heb ik een pangi omgeslagen.
Gracia: Mijn kleding staat voor mij voor verbondenheid. Ik draag graag iets Surinaams cultureels. Ik draag vaker culturele kleding hoor, maar zeker op 30 juni en 1 juli! Dynevion heeft een dashiki aan en de andere kinderen dragen een inheemse schouderdoek die hun tante voor ze heeft gemaakt. Mijn man is inheems.
Riquensha: Vandaag draag ik een Afrikaanse rok met een lichtblauwe blouse. De ketting heb ik daarbij uitgezocht.
Gracia: Mijn voorouders vereer ik en noem ik in mijn gebeden. Ik put er veel kracht uit. We zijn voortgekomen uit een samensmelting van verschillende Afrikaanse stammen. Je draagt het met je mee of je nou wilt of niet. Bezinnen doe ik in m’n hart en uit ik tijdens het bidden.