Van Aap tot Zwaan. Beestig Klassiek

Page 1

1. Apen in een groene lijnenjungle strook 1

APENDANS (1:36) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 50’

Materiaal- Papier. - Groene kleurpotloden of groene stiften en groene waterverf.

We beginnen eraan 1.

We beluisteren het lied.

2. We houden een kort gesprekje over de de twee delen van het van het muziekstuk. 3. Tijdens een tweede luisterbeurt laten we een potlood bewegen op de muziek. Op deze manier tekenen we lijnen op ons blad en ontstaan er verschillende vormen. 4. De vlakken kleuren we in verschillende tinten van groen. 5. Tijdens een laatste luisterbeurt laten we onze vinger (aapje) door de groene jungle springen.

Wat hoor je in de muziek ? Dit muziekstuk bevat twee onderdelen. Het eerste deel opent feestelijk en vrij luid met een ronddraaiend ritme. Precies in het midden wordt het opeens zachter met enkel strijkinstrumenten. Het ritme wordt hoekiger. Verder vallen ook de herhalingen op.

Wat is de opdracht ? - We laten onze stift of ons kleurpotlood bewegen op de muziek. - We kleuren de vlakken die zijn ontstaan in verschillende tinten van groen.

Fiche leerling strook1


2. Wij apen dieren na strook 2

GEIMPROVISEERD DIERENCONDERT (1:32) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 50’

Materiaal- Een foto van een koekoek, een kerkuil, een kat en een hond. - Sjablonen voor dierenmaskers. - Kleurpotloden.

We beginnen eraan 1.

Welke dieren staan er op de foto’s?

2. Welk geluid maken deze dieren? 3. We verdelen de klas in 4 groepen (per dier een groep). We maken de dierengeluiden Als de juf of meester de foto van het dier toont. 4. We beluisteren het muziekstuk. 5. Elk groepje krijgt een masker om uit te knippen en te kleuren. 6. We zetten ons masker op en bewegen op de muziek.

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort vier stemmen die dierengeluiden nabootsen. Sopraan* 1: koekoek Sopraan 2: kerkuil Alt*: kat Tenor*: hond Een plechtige mannenstem kondigt in het Italiaans het muziekstuk aan: “Beestig contrapunt* voor de geest met een hond, een kat, een koekoek en een kerkuil”. In het refein zingt het koor van mannen en vrouwen een vrolijke dans: falalala. Eén instrument klinkt duidelijk op de voorgrond: de tamboerijn. In het middenstuk hoor je een lage melodie in slow motion. Daarop improviseren de dieren naar hartelust.

Wat is de opdracht ? - We bootsen dierengeluiden uit het muziekstuk na. - We maken een masker van deze dieren en bewegen hiermee op de muziek.

Fiche leerling strook 2


3. Kikkers en kraaien in een videoclip strook 3

HET CONCERT VAN KIKKERS EN KRAAIEN (3:18) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Groepjes van 6.

1.

Tijd

2. Welke sfeer roept het op? We houden een kort gesprek.

150‘

3. De juf of meester vertelt ons wat meer over het muziekstuk.

Materiaal- Verkleedmateriaal. - Een videocamera. - Een televisietoestel.

We beluisteren het muziekstuk.

4. We schrijven een storyboard voor een videoclip bij de muziek. Elk groepje krijgt een vel papier, verdeeld in een aantal vakken. Dit is de opdracht:

• In het eerste vak stel je de personages uit jouw clip voor.

• In het tweede vak noteer je waar je jouw verhaal laat afspelen. • In het derde vak maak je een opsomming van alles wat er zal gebeuren.

Wat hoor je in de muziek ?

• In het laatste vak noteer je vanuit welk standpunt je zal filmen.

Je hoort lage en hoge instrumenten die tegen elkaar lijken te zeuren met glijdende, bijna valse tonen. Aan het einde van elke zin botsen de klanken tegen elkaar aan als een luide toeter. En zo gaat het nog een tijdje door…

5. We verdelen de rollen en taken

Wat is de opdracht ?

7.

• acteurs

• cameraman

• regisseur

6. We spelen en filmen de clip. We bekijken de clip.

- We bedenken bij de muziek een storyboard voor een videoclip. - We spelen en filmen het verhaal. - We tonen de clip aan mekaar. Tijdens de clip horen we het muziekstuk.

Fiche leerling strook 3


4. Krekels, witte ezeltjes of een olifant? strook 4

DE KREKEL (1:34) Deze fiche nemen we samen met fiche 11 en 13. Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Per twee (tweede deel van de opdracht kan ook individueel).

1. Denk even terug aan een lied dat je onlangs hoorde op de radio, op cd, op je mp3-speler, ….

Tijd

2. Maak van dit lied een beschrijving. In deze beschrijving geef je informatie zonder de uitvoerder,of de titel te zeggen.

50’

MateriaalFiches met beschrijvingen (zie bijlage).

3. Jouw medeleerling probeert het lied dat jij beschrijft te herkennen, te raden. 4. We draaien de rollen om. 5. We krijgen drie fiches (zie bijlage) waarop de beschrijving staat van drie muziekstukken. 6. We beluisteren de drie werken en leggen de fiches bij de juiste titels.

Wat hoor je in de muziek ?

7. We bekijken onze resultaten met de verbetersleutel. (zie bijlage)

Je hoort vier mannen zingen, echt waar. De hoogste stem zingt op een speciale manier om net zo hoog te kunnen zingen als een vrouw. Ze beginnen mooi samen. Soms hoor je ze per twee hoog of laag zingen. Soms zingen ze fijntjes en zacht, dan weer luid. Om snel te zingen, moeten ze goed articuleren. Zouden ze dat van de krekel geleerd hebben?

Wat is de opdracht ? - We geven een beschrijving van een beluisterd muziekstuk. - Aan de hand van de beschrijving koppelen we het juiste muziekstuk aan de beschrijving.

Fiche leerling strook 4


5. Waf woef waf strook 5

DE LENTE (2:10) Aantal leerlingen - Klassikaal en -in groepjes van 4 of 5 leerlingen.

Tijd 50’

Materiaal- Grafische partituur. - Grote vellen papier, bijvoorbeeld behangpapier en vette markeerstiften.

Wat hoor je in de muziek ? Eén viool speelt een traag, dromerig lied. De altviool* blaft er luid op los: onverstoorbaar, steeds in hetzelfde ritme. Tussen die twee spelen andere violen zo zacht dat je goed moet luisteren om ze te horen…

Wat is de opdracht ? We maken een grafische partituur met hondengeluiden. Lage en hoge, korte en lange, luide en zachte. We laten keffertjes horen en grote waakhonden.

We beginnen eraan 1. Wie heeft er thuis een hond? We houden een kort gesprek over honden. Hoe heet jouw hond? Wat vind je speciaal aan jouw hond? Hoe blaft jouw hond. Maakt hij nog andere geluiden dan blaffen? Hoe blaft de hond als hij blij is dat je er bent? Hoe blaft hij als er aan de deur komt die hij niet kent? Hoe blaft hij als er een andere hond in de buurt komt? Of een kat…

2. We beluisteren een gedicht van Hans Andreus. De juf of meester leest dit voor. HONDEN EN KATTEN Vraag je aan een hond waarom hij niet van katten houdt en bromt en gromt en blaft en raast wanneer hij ook maar iets van een kat merkt in de buurt,

En vraag je aan een kat waarom die kromme ruggen zet en snuift en proest en krijst en blaast wanneer er in de verste verte een hond aankomt, dan zegt die kat:

dan zegt hij: ”Pardon, het is andersom, een kat houdt niet van honden.”

“Excuseer, het is volslagen omgekeerd, een hond houdt niet van katten.”

Zo geeft de een de schuld aan de ander en blijven ze nijdig op elkander. Hans Andreus Kinderversjes, 1975 De aard van het beestje, Holland, 2000

3. We bespreken samen de klanknabootsingen uit de eerste strofe (bromt, gromt, blaft en raast). We bootsen deze geluiden na. 4. We beluisteren het muziekstuk. We letten heel goed op het geblaf van de altviool. 5. We maken een grafische partituur met hondengeluiden. Lage en hoge, korte en lange, luide en zachte. We laten keffertjes horen en grote waakhonden.

Fiche leerling strook 5


6. Daar zijn de jagers strook 6

JAGERSKOOR (2:54) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 50’

Materiaal- Verkleedmateriaal voor jagers. - Een pluchen konijn.

We beginnen eraan 1. Wie weet wat een jager doet? We houden een kort gesprek over jagen en jagers. 2

In welke sprookjes speelt er een jager mee?

3. In welk gekend kinderliedje gaat het ook over een jager? We zingen samen dit lied. 4. Tijdens het zingen van dit lied speelt iemand met het pluchen konijn. Wat voelt het konijn? 5. We beluisteren het muziekstuk. 6. We bespreken het muziekstuk. Wie zingt? Hoe klinken de stemmen? 7. We zingen nu het lied opnieuw, maar op de wijze van de jagers.

Wat hoor je in de muziek ? De hoorns spelen een intro voor de zangers, allemaal mannen. Ze zingen in het Duits dat de jacht heel serieus en eigenlijk alleen voor mannen is… Het orkest doet mee, luister naar de pauken*. Dit moeten we allemaal kunnen meezingen: lalala… Ook als het plots wat zachter klinkt. Om de zangers op adem te laten komen, speelt het orkest een tussenspel, nog luider dan de zangers. De tweede strofe gaat over Diana, de godin van de jacht. Een vrouw? Het orkest maakt daarna duidelijk dat het gedaan is.

8. We zingen nu het lied opnieuw, maar op de wijze van het konijn.

Wat is de opdracht ? - We beluisteren het muziekstuk. - We zingen een kinderlied alsof we een jagerskoor zijn.

Fiche leerling strook 6


7. Een boer danst met een hinde ;-) DANS VAN DE HINDES (3:31) Deze fiche nemen we samen met fiche 8 Aantal leerlingen

strook 7

We beginnen eraan

Per twee (het tweede deel van de opdracht kan ook individueel).

1. Denk even terug aan een lied dat je onlangs hoorde op de radio, op cd, op je mp3-speler, ….

Tijd

2. Maak van dit lied een beschrijving. In deze beschrijving geef je informatie zonder de uitvoerder,of de titel te zeggen.

25’

MateriaalFiches met beschrijvingen (zie bijlage).

3. Jouw medeleerling probeert het lied dat jij beschrijft te herkennen, te raden. 4. We draaien de rollen om. 5. We krijgen twee fiches (zie bijlage) waarop de beschrijving staat van twee muziekstukken. 6. We beluisteren de twee werken en leggen de fiches bij de juiste titels.

Wat hoor je in de muziek ?

7. We bekijken onze resultaten met de verbetersleutel. (zie bijlage)

Drie hoge korte muzikale krullen vragen onze aandacht voor het refrein. De trompet laat daarin horen hoe snel hij zijn toonladders heeft geoefend. Het is springerige muziek waarbij je bijna niet kan stil zitten. Het middendeel van de muziek is trager je kan uitrusten van het springen op langzamere melodieën. Na een korte hoge krul weten we dat het refrein terug in aantocht is.

Wat is de opdracht ? - We geven een beschrijving van een beluisterd muziekstuk. - Aan de hand van de beschrijving koppelen we het juiste muziekstuk aan de beschrijving.

Fiche leerling strook 7


8. Een boer danst met een hinde ;-) strook 8

BYDLO (2:35) Deze fiche nemen we samen met fiche 7 Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 25’

MateriaalFiches met beschrijvingen (zie bijlage).

We beginnen eraan 1. Denk even terug aan een lied dat je onlangs hoorde op de radio, op cd, op je mp3-speler, …. 2. Maak van dit lied een beschrijving. In deze beschrijving geef je informatie zonder de uitvoerder,of de titel te zeggen. 3. Jouw medeleerling probeert het lied dat jij beschrijft te herkennen, te raden. 4. We draaien de rollen om. 5. We krijgen twee fiches (zie bijlage) waarop de beschrijving staat van twee muziekstukken. 6. We beluisteren de twee werken en leggen de fiches bij de juiste titels.

Wat hoor je in de muziek ?

7. We bekijken onze resultaten met de verbetersleutel. (zie bijlage)

Logge op- en neergaande akkoorden in de bas geven het hobbelen van de kar weer. De Poolse boer Bydlo zingt een weemoedig lied.

Wat is de opdracht ? - We geven een beschrijving van een beluisterd muziekstuk. - Aan de hand van de beschrijving koppelen we het juiste muziekstuk aan de beschrijving.

Fiche leerling strook 8


9. Stappen, draven en galopperen strook 9

GALOP (3:15) Aantal leerlingen - Klassikaal - en in groepjes van 4.

Tijd 25’

MateriaalVoor elke leerling een speelgoedpaardje (lego, playmobil, …).

We beginnen eraan 1.

Dramatisch spel:

We zijn allemaal ruiters. We gaan paardrijden. We tuigen ons paard op. We klimmen op ons paard.

2. Ritmeeroefening: We staan voorovergebogen zodat we gemakkelijk op onze knieën knieën kunnen slaan. De juf of de meester klapt iets voor en wij klappen na. 3. We beluisteren van het muziekstuk. 4. We bespreken van het muziekstuk. Wat horen we? Waar kennen we de muziek van? Waaraan doet de muziek ons denken?

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort een bekend refrein dat aan galopperende paarden doet denken. Eerst hoor je ze uit de verte naderen, dan weer zijn ze dichtbij. Het orkest speelt soms zacht en soms luid, soms met iedereen en soms met enkele instrumentengroepen apart. Het lijkt ook of er geen einde komt aan het einde! Je hoort dat het eraan komt, maar toch weten de muzikanten van geen ophouden. Ze spelen ook steeds sneller.

5. We werken in groepjes. Terwijl het muziekstuk weerklinkt maken we een figurenspel met de speelgoedpaardjes. Soms klinkt de muziek heel ver. Soms klinkt alles dichtbij. Soms klinken er veel instrumenten en soms weinig. Dit tonen we ook met onze speelgoedpaardjes.

Wat is de opdracht ? - We beelden uit en ritmeren met luide en zachte geluiden. - We maken een figurenspel met speelgoedpaardjes.

Fiche leerling strook 9


10. Horen met lange oren strook 10

PERSONEN MET LANGE OREN (0:41) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Klassikaal.

1.

Tijd

2. We bespreken welk dier de componist hier zou willen ‘uitbeelden’?

25’

MateriaalEen wit papier en potlood per leerling.

We beluisteren het muziekstuk.

3. Herkennen we het geluid van de ezel in het muziekstuk? 4. Hoe herkennen we de ‘i’? Hoe herkennen we de ‘a’? 5. Welke beweging zouden we met onze hand kunnen maken bij de ‘i’? 6. Welke beweging zouden we met onze hand kunnen maken bij de ‘a’? 7. We beluisteren het muziekstuk opnieuw. Hoeveel keer horen we het gebalk van de ezel?

Wat hoor je in de muziek ?

8. We tekenen de bewegingen die we maakten met onze handen in stap 5 en 6.

Eén viool speelt steeds sneller na elkaar ‘i’, een hoge glijtoon en ‘a’ twee dalende lange tonen. Naar het einde speelt de viool weer langzamer en zachter.

Wat is de opdracht ? We bootsen de beweging die de viool maakt na met de hand en tekenen die op papier.

Fiche leerling strook 10


11. Krekels, witte ezeltjes of een olifant? HET WITTE EZELTJE (2.06) Deze fiche nemen we samen met fiche 4 en fiche 13 strook 11 Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Per twee (tweede deel van de opdracht kan ook individueel).

1. Denk even terug aan een lied dat je onlangs hoorde op de radio, op cd, op je mp3-speler, ….

Tijd

2. Maak van dit lied een beschrijving. In deze beschrijving geef je informatie zonder de uitvoerder,of de titel te zeggen.

50’

MateriaalFiches met beschrijvingen (zie bijlage).

3. Jouw medeleerling probeert het lied dat jij beschrijft te herkennen, te raden. 4. We draaien de rollen om. 5. We krijgen drie fiches (zie bijlage) waarop de beschrijving staat van drie muziekstukken. 6. We beluisteren de drie werken en leggen de fiches bij de juiste titels.

Wat hoor je in de muziek ?

7. We bekijken onze resultaten met de verbetersleutel. (zie bijlage)

Geen harp of gitaar, maar vier mandolines* laten het witte ezeltje draven. De lage instrumenten spelen voortdurend hetzelfde terwijl de hoge een liedje spelen. Tussendoor hoor je het ezeltje balken, (soms hoog, soms laag en soms ook wel sneller na elkaar). Aan het einde komt hetzelfde liedje terug, zeer hoog en fijntjes gespeeld.

Wat is de opdracht ? - We geven een beschrijving van een beluisterd muziekstuk. - Aan de hand van de beschrijving koppelen we het juiste muziekstuk aan de beschrijving.

Fiche leerling strook 11


12. Miauw strook 12

KATTENDUET (3:11) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 50’

Materiaal- Knuffels van poezen. - Lege blikjes. - Lege melkflessen.

We beginnen eraan 1. Wie heeft er thuis een poes? We luisteren naar wat de anderen te vertellen hebben. 2. We vertellen over de gewoontes van katten. Wat doen poezen? Wat eten poezen? 3. Boots het geluid van een poes na. Miauwen kan telkens anders klinken. Hoe doet een poes als ze boos is? Welk geluid maakt ze? Maakt ze nog andere geluiden dan miauwen? Hoe doet ze als ze geaaid wordt? Welk geluid maakte ze als ze eten of melk krijgt? 4. Bedenk met enkele andere leerlingen een verhaal waarbij jouw poes (knuffel) miauwt. Gebruik hiervoor de knuffel, een leeg blikje, een lege melkfles. Toon het verhaal aan de andere leerlingen. Maak enkel geluid door te miauwen of door andere poezengeluiden te maken.

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort twee katten die miauwen. Het muziekstuk wordt gespeeld op een piano en gezongen door twee sopranen*. Je hoort de muziek rustig beginnen. De katten janken in vraag en antwoord. Daarna zingen ze samen in wiegende maat. Vervolgens gaat het steeds sneller… om te eindigen met een grauw en een snauw!

5. Na het beluisteren van de verschillende miauwverhalen, laten we alle verhalen samen klinken. Zo maken we een echt miauwconcert. 6. We beluisteren het muziekstuk ‘kattenduet’ van Rossini. 7. In ons groepje zoeken we nu het verhaal dat de twee katten uit het werk van Rossini vertelden. Dat verhaal vertellen we nadien aan de anderen.

Wil jij ook weten wat deze katten te vertellen hebben?

Wat is de opdracht ? - We doen het geluid van poezen na in verschillende situaties. - We maken met klasgenoten een miauwconcert. - We beluisteren het muziekstuk en verzin wat de katten vertellen.

Fiche leerling strook 12


13. Krekels, witte ezeltjes of een olifant? DE OLIFANT (1:28) Deze fiche nemen we samen met fiche 4 en fiche 10 Aantal leerlingen

strook 13

We beginnen eraan

Per twee (tweede deel van de opdracht kan ook individueel).

1. Denk even terug aan een lied dat je onlangs hoorde op de radio, op cd, op je mp3-speler, ….

Tijd

2. Maak van dit lied een beschrijving. In deze beschrijving geef je informatie zonder de uitvoerder,of de titel te zeggen.

50’

MateriaalFiches met beschrijvingen (zie bijlage).

3. Jouw medeleerling probeert het lied dat jij beschrijft te herkennen, te raden. 4. We draaien de rollen om. 5. We krijgen drie fiches (zie bijlage) waarop de beschrijving staat van drie muziekstukken. 6. We beluisteren de drie werken en leggen de fiches bij de juiste titels.

Wat hoor je in de muziek ?

7. We bekijken onze resultaten met de verbetersleutel. (zie bijlage)

Dit is geen walsje voor fijne balletschoentjes, maar voor stevige stapschoenen. De piano speelt een traag en stevig walsritme. De contrabas speelt zo laag hij kan. Ze vallen bijna stil. Met wat vingeroefeningen komt de piano terug op dreef, terwijl de contrabas het liedje herhaalt.

Wat is de opdracht ? - We geven een beschrijving van een beluisterd muziekstuk. - Aan de hand van de beschrijving koppelen we het juiste muziekstuk aan de beschrijving.

Fiche leerling strook 13


14. Tem de brombeer strook 14

DE OUDE BROMBEER (4:36) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Klassikaal.

1.

Tijd

2. We luisteren goed naar de twee verschillende partijen. Wat herkennen we?

25’

Materiaal- Een pop van een beer. - Een pop van een circusdirecteur. - Een laken.

We beluisteren het muziekstuk.

3. Een fagot die een dialoog aangaat met een orkest. 4. Welke pop hoort bij de fagot*? (beer) Welke pop hoort bij het orkest (circusdirecteur). 5. We beluisteren het stuk opnieuw. 6. Twee leerlingen gaan achter het laken zitten. Elk met een pop. Ze spelen met hun pop het muziekstuk na. Als de fagot klinkt, beweegt de beer en als we het orkest horen, beweegt de directeur.

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort een fagot* (de beer) en het orkest (de temmer).

Wat is de opdracht ? - We herkennen de twee verschillende partijen in het muziekstuk. - We spelen de verschillende partijen met een pop.

Fiche leerling strook 14


15. Dieren aan een ketting strook 15

IK KOCHT EEN KAT (2:25) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Klassikaal.

1.

Tijd

2. De tekst staat op het (digitaal) bord.

50’

3. De tekst wordt vertaald in het Nederlands.

MateriaalHet liedblad uit de bijlage.

We beluisteren het lied.

4. Wie kent er een andere voorbeeld van een kettinglied? 5. Kettinglied “en de boom staat op de bergen” wordt met de leerlingen gezongen. 6. We maken een kettinggedicht. Een kettinggedicht is in feite de Mexican Wave van de poëzie. Het thema van ons kettinggedicht is dieren. We bespreken hoeveel regels de strofe moet tellen en hoe het rijmschema moet zijn (vb abab, abba, …)

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort een zanger met een operastem een volksliedje zingen. Er speelt een groot orkest mee. Aan het einde van het liedje moet hij alle dieren in omgekeerde volgorde onthouden. Wanneer hij de laatste keer over de kat zingt, laat hij dat duidelijk horen. Hij verwacht uiteraard een applaus.

7. Eén leerling schrijft een strofe en een andere leerling schrijft verder.

Wat is de opdracht ? - We beluisteren het lied. - We zingen een kettinglied. - We schrijven een kettinggedicht.

Fiche leerling strook 15


16. De fliederfladdervleugelvanger strook 16

DANS VAN DE VOGELS (3:05) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd

We beginnen eraan 1. We beluisteren enkele vogelgeluiden (http://www.youtube. com/watch?v=WZHC1cydPNA).

50’

2. We lezen enkele mooi klinkende vogelnamen (boekje bij de cd).

Materiaal-

3. We verzinnen elk enkele goedklinkende vogelnamen.

- Foto’s van verschillende vogels van bij ons. (www.natuurpunt.be) - Cd met vogelgeluiden. - Papier, lijm, schaar, tijdschriften.

4. Elke vogelnaam wordt op een klein kaartje geschreven. Alle kaartjes gaan in een doos. 5. Elke leerling neemt één kaartje en maakt een collage van de vogel die bij de naam past. 6. We maken een tentoonstelling van alle collages. 7.

Wat hoor je in de muziek ?

We bezoeken de tentoonstelling.

8. Tijdens het bezoek aan de tentoonstelling beluisteren we het muziekstuk.

Je hoort in de muziek vogels nabootsen die je zo in de natuur kan tegenkomen. Als je een geluid hoort dat je niet herkent, dan kan je er gemakkelijk een vogel bij fantaseren. Na een inleiding horen we het orkest een vrolijk liedje spelen waar stilaan terug vogelgeluiden bij te horen zijn. In de helft van het stukje zijn horen we dit pittig lied opnieuw. Deze keer lijkt het of een groepje instrumenten de achtervolging inzet op het liedje. Soms wordt het tjsilpen van de hoge instrumenten zo oorverdovend als in een te kleine vogelkooi…

Wat is de opdracht ? - We luisteren naar enkele vogelgeluiden en trachten ze te herkennen (bv. de vink). - We verzinnen enkele creatieve, speelse, goedklinkende vogelnamen. - We maken van een collage bij de namen.

Fiche leerling strook 16


17. Fladderende vlinders strook 17

DE VLINDER (1:19) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd

We beginnen eraan 1. We bekijken het prentenboek ‘Rupsje Nooitgenoeg’ van Eric Carle. (http://www.youtube.com/watch?v=jHJpmBPGUq8)

50’

2. Leg de tekeningen (rups, cocon en vlinder) in de juiste volgorde.

Materiaal-

3. We beluisteren het muziekstuk.

- Het prentenboek ‘Rupsje Nooitgenoeg’. - Tekeningen van een rups, een cocon en een vlinder. - Een wit laken. - Een diaprojector of een sterke lamp. - Een vlinder op een stokje.

4. We bewegen als rups, we gedragen ons statisch als een cocon en dan fladderen we als een vlinder. 5. Op hetzelfde muziekstuk fladderen we met een vlinder op een stokje achter het witte laken en maken een feeëriek schimmenspel. 6. Kan je laten zien of de vlinder rustig of zenuwachtiger rondfladdert?

Wat hoor je in de muziek ? De pianist speelt een dartele melodie met een eenvoudige begeleiding. Omdat je ze goed zou herkennen speelt hij diezelfde melodie nog een keer. Dan begint hij aan een nieuwe. De vlinder fladdert nu minder rustig. Weer herhaalt hij dit stukje. Nadien hoor je alles nog een keer maar dan zonder herhalingen.

Wat is de opdracht ? - We bewegen als een rups en worden een vlinder. - We bewegen met de vlinder achter een wit laken op de muziek en maken zo een mooi schimmenspel. - We laten zien als je in de muziek hoort als de vlinder rustig is of onrustig fladdert.

Fiche leerling strook 17


18. Traag of snel? strook 18

SCHILDPADDEN (2:01) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

- Klassikaal en - in groepjes van 4 leerlingen.

1.

Tijd

Gaat het traag of snel?

50’

2. We beluisteren nu de versie van de French can-can. http:// www.youtube.com/watch?v=xCFxnUHApEc. We bespreken hoe deze versie klinkt.

Materiaal- Eventueel boomwhackers. - Partituur (bijlage).

We beluisteren in ons groepje het muziekstuk.

We vertellen aan elkaar wat we van het stuk vinden.

Gaat het snel of traag? 3. We leren het lied zingen met de tekst.

Schildpadden gaan oh zo traag

zowel gist’ren als vandaag.

Maar ze komen ooit wel aan

Wat hoor je in de muziek ?

op plaatsen waar ze willen.

Je hoort de piano met zachte tonen beginnen. Soms passen de klanken netjes bij elkaar, soms schuren ze wat tegen elkaar aan. Je hoort de pianist met twee handen spelen en het gaat steeds hoger. Zou hij vingers genoeg hebben?

Schildpadden gaan oh zo traag

zowel gist’ren als vandaag.

Maar ze komen ooit wel aan.

Heel traag!

De viool, de altviool, de cello en de contrabas spelen samen het liedje van de French can-can. Omdat ze dat zo netjes samen doen dacht je misschien dat je maar één instrument hoorde…

Wat is de opdracht ?

4. We proberen de melodie van het lied te zingen (op la of noe) of te spelen met boomwhackers. 5. Camille Saint-Saëns ‘toonde’ in zijn werk de schildpadden. Dat ging traag. Bedenk nu in je groepje de snelheid van een dier en zing de melodie van het muziekstuk in het tempo dat jouw dier beweegt. 6. We tonen aan mekaar welk dier we laten bewegen en zingen hierbij het lied.

- We luisteren en bespreken de muziek en het filmpje. - We zingen het lied. - We maken een nieuwe tekst op het lied.

Fiche leerling strook 18


19. Zolderdebolder strook 19

HET KIND EN DE BETOVERING (1:30) Aantal leerlingen - Klassikaal en - in groepjes van 4.

Tijd 50’

Materiaal- Allerlei voorwerpen (theepot, kopje, lepel,…) . - Kaartjes met tekeningen van de voorwerpen. - Kaartjes met zinnen. - Kaartjes met gemoedstoestanden.

We beginnen eraan 1.

We bekijken alle voorwerpen.

2. Al deze zaken staan op een donkere zolder en worden betoverd. Ze beginnen hun eigen leven te leiden. 3. Dramatisch spel:

- We zitten allemaal in een kring.

- Drie doosjes met kaartjes worden in het midden van de kring geplaatst.

- Een leerling haalt uit elk doosje een kaartje.

- Met deze drie kaartjes speelt hij een mini-toneel.

- De andere leerlingen raden het voorwerp en de gemoedstoestand.

- Iedereen komt aan de beurt.

4. We beluisteren het muziekstuk.

Wat hoor je in de muziek ? In de betoverde tuin hoor je de uil roepen en de nachtegaal zingen. Het koor brengt de insecten, kikkers en padden tot leven.

Wat is de opdracht ?

5. We bespreken van het muziekstuk. Welke sfeer roept het lied op? Waaraan denk je? 6. We bewegen allemaal op de muziek. Aan de bewegingen en de mimiek laten we zien hoe we ons voelen. 7.

We bouwen een klankdecor:

In groepjes van 4 maken we klankdecors met griezelige geluiden. Hiervoor gebruiken we enkel ons eigen lichaam.

- We maken een mini-toneel. - We beluisteren het muziekstuk. - We bewegen op het muziekstuk. - We bouwen een klankdecor.

Fiche leerling strook 19


20. Klokken spelen strook 20

TILIM-BOM (0:57) Aantal leerlingen

We beginnen eraan

Klassikaal.

1.

Tijd

2. Als we de titel lezen, waaraan denken we dan? kleine klok die wordt nagebootst.

25’

Materiaal- Per leerling een belletje. - Een klokkenspel. - Glazen potjes en flessen. - Houten stokjes (om op de flessen en potjes te tikken).

We beluisteren het muziekstuk. Het is een

3. We maken samen een klokkenconcert met verschillende belletjes, potjes en flessen. 4. We duiden een ‘dirigent’ aan in onze groep. Die duidt aan welke ‘muzikanten’ er moeten samen spelen. 5. Als slot, spelen we met onze bellen, flessen en potjes, terwijl het muziekstuk wordt afgespeeld.

Wat hoor je in de muziek ? Je hoort een vrouwenstem die in het Russisch zingt. De piano speelt mee met zeer snelle, korte en hoge klanken. De titel van het liedje kan je zeer duidelijk herkennen: Tilim-bom. Het is het luiden van een kleine klok dat wordt nagebootst. Je hoort dat aan de hoge stem. De zangeres zingt die steeds rond dezelfde tonen. Ze wisselt die af met stukjes rond een lagere toon.

Wat is de opdracht ? We musiceren met belletjes, glazen flessen of potjes en maken klokkenmuziek.

Fiche leerling strook 20


21. Nat, natter, natst strook 22

AQUARIUM (2:23) Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 100’

Materiaal-

We beginnen eraan 1. We beluisteren het werk. We houden een kort gesprek over wat we horen in de muziek. 2. We zingen de tekst op de muziek vanaf 0.45 min. De tekst staat op het bord

Sierlijk zwemmen als een vis

In het water lekker fris

Op en neer het zwijgzaam dier

Heen en weer zo gaat dat hier

Sierlijk zwemmen als een vis

Wat hoor je in de muziek ?

Nat is een belevenis

De fluit en de violen spelen een sierlijke melodie terwijl de piano glinsterende luchtbelletjes laat opstijgen. Je kan de tekst meezingen op de melodie van Saint-Saëns.

Spet en spat een druppelland

Droge kleren aan de kant

- Allerlei voorwerpen waar water in kan (potjes, lepels, blikjes, …). - Emmers met water. - Grote kuipen met water. - Handdoeken.

Wat is de opdracht ? - We zingen een tekst op de muziek. - We maken een nieuwe tekst om op de muziek te zingen. - We maken een waterconcert.

3. In kleine groepjes zoeken we naar een eigen tekst. Daarna zingen we deze tekst op de muziek van de cd. We luisteren naar elkaars liedjes. 4. We maken een waterorkest door met de kleine voorwerpen op verschillende manieren water in de kuip en de emmer te laten lopen, druppelen, gieten, lekken, met veel of met weinig water. 5. We gaan op zoek gaan naar verschillende manier om een klank te maken. 6. We spelen ons waterconcert voor de elkaar.

Fiche leerling strook 22


22. Praten met walvissen strook 23

WALVISSEN (1:06) Deze fiche sluit nauw aan bij fiche 21 Aantal leerlingen Klassikaal.

Tijd 25’

Materiaal- Afbeeldingen van walvissen. - Verschillende stenen bloempotten met een gaatje onderaan. - Grote kuipen met water. - Handdoeken.

Wat hoor je in de muziek ?

We beginnen eraan 1. We bekijken afbeeldingen van walvissen. http://www. youtube.com/watch?v=vPPjS4uMwtw 2. We houden een gesprek over het geluid dat walvissen maken. Walvisgezangen behoren tot de diermuziek. 3. We voeren een discussie over het feit dat dieren al dan niet muziek kunnen maken. (Denk ook aan vogels) 4. We bootsen het geluid van een walvis na met onze stem. 5. We bootsen het geluid van walvissen na met onze bloempotten. Werkwijze: Je duwt de omgedraaide bloempot traag onder water in de grote kuip. Door het kleine gaatje wordt de lucht gestuwd. Zo ontstaat er een geluid dat doet denken aan het walvisgezang.

We horen de manier van communiceren van walvissen. Het zijn echte opnamen van echte walvissen.

Wat is de opdracht ? We imiteren walvisgezang.

Fiche leerling strook 23


23. Zwemmende en zwevende zwanen strook 24

DE ZWAAN (uit Dierencarnaval) (3:19) Aantal leerlingen Groepjes van 4.

Tijd 75’

MateriaalEen pc met internetaanslui­ting (per groepje) of een digitaal schoolbord (klassikaal).

We beginnen eraan 1. We bekijken samen twee filmpjes http://www.youtube.com/ watch?v=jwnvomVBEEo http://www.youtube.com/watch?v=r3LCyTtWhDA 2. We bespreken de twee filmpjes. Welke verschillen merk je? Welk is jouw lievelingsversie en waarom? 3. We beluisteren het muziekstuk van de cd. Welke instrumenten horen we? 4. Kies één van de twee versies van de filmpjes van daarnet en zoek er bewegingen op. 5. We tonen daarna het resultaat aan de anderen.

Wat hoor je in de muziek ? Als je de piano hoort, denk je dat er een octopus aan het spelen is. Maar met twee pianisten lukt het ook wel. De ene speelt een kabbelende begeleiding, de tweede speelt er zo nu en dan hoge noten tussen. Het lijkt alsof de ene het kabbelende water laat horen en de andere de glinsteringen van de zon. De cello zingt een zwanenmelodie: altijd rustig en fier, zo glijdt ze over ’t water… Kom maar niet te dicht….

Wat is de opdracht ? - We beluisteren en bespreken twee filmpjes. - We beluisteren en bespreken het muziekstuk ‘De zwaan’. - We bedenken bewegingen op het muziekstuk.

Fiche leerling strook 24


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.