4 minute read
National Park Adamello
NATIONAAL PARK ADAMELLO-BRENTA
Een bijzondere huttentocht
Advertisement
Het natuurpark Adamello-Brenta is het grootste beschermde gebied in de provincie Trentino. Het nationaal park omvat de Adamello-, Presanella- en Brentaketen, en is sinds 1967 beschermd natuurgebied. Men vindt hier het typische landschap van de centraal-zuidelijke Alpen: sparren-, beuken- en lariksbossen; bloemen- en alpenweiden; veenmoerassen, rivieren en rotspaden en gletsjers.
Het gebied heeft een unieke geologische diversiteit, in het oosten de Brenta Dolomieten en in het westen het Adamello-Presanellamassief, bestaande uit graniet. Het natuurpark omvat tal van ongerepte valleien met elk een eigen karakter en uniek landschap. Flora en fauna zijn er rijkelijk vertegenwoordigd. Hier leeft de bruine beer: hij werd in 1996 door het Life Ursus -project in zijn oorspronkelijke habitat teruggezet. Men vindt er ook talrijke sporen van de eerste wereldoorlog. De Brenta Dolomieten zijn een geliefd oord, in de zomer voor de fameuze via ferrata’s - zoals de Bocchetes - en in de winter vooral voor Madonna di Campiglio, een mondain skioord. Verkenning van het gebied
Zomer 2019 gaan we op verkenning. Via de Passo delle Tonale rijden we naar Temù en de parking van Malga Caldea op 1584m. De weg is niet wat we ervan verwacht hadden: eigenlijk moet je hier een 4x4 hebben. Ook de tocht naar de eerste hut, rifugio Garibaldi, valt tegen, zowel wat het landschap (een oude mijn en stuwmeer) als het weer betreft (we komen doorweekt aan). De volgende dagen krijgen we meer regen en een niet zo aangename ervaring: in de Prudenzinihut (CAI Lombardije) vinden we bedwantsen.
Wanneer we op weg zijn naar het hoogtepunt van de tocht, de overschrijding van de Conca delle Levada en de Lobbiagletsjer moeten we omwille van een verschrikkelijk onweer rechtsomkeer maken. We moeten via een alternatieve weg terug naar de auto. De huttenwirt van Val di Fumo zorgt voor een taxi die ons bij het einde van het pad zal opwachten (in het hele gebied heb je zelden GSM-bereik). De taximan is zo vriendelijk om thuis van auto te wisselen zodat hij ons met een 4x4 tot bij onze auto kan brengen.
Eind augustus 2021: afspraak met de groep in Vermiglio. We zetten de auto’s in Masi Stavèl naar waar we op het einde van de week zullen afdalen. We zijn met zijn achten, een taxi brengt ons naar Val di Borzago. We passeren Madonna di Campiglio, links het indrukwekkende Brentamassief, rechts het Adamellopark. Vanuit Spiazzo vertrekt een smalle, steile weg naar het einde van de Borzagovallei. De chauffeur is hier nog nooit geweest, om sommige bochten te nemen moet hij even achteruit rijden. Volgens de kaart is er een parking op 1250m, we stoppen aan een café met parking omdat we niet zeker zijn dat de taxi tot het eindpunt zal geraken, daardoor moeten we de eerste dag meer stijgen, namelijk 1400m.
Vanaf de eigenlijke parking wandelen we langs het oude muilezelpad, door het bos langzaam naar boven. We passeren de Malga di Coel di Pelugo (almhut) op 1440m, van waaruit de kabelbaan naar de rifugio Carè Alto (2459m) vertrekt. De sentiero 213 brengt ons in een majestueus circus omringd door wild begroeide muren en steile bergkammen. Het pad wordt steiler en wanneer we de brug oversteken gaan we links op de ‘sentiero naturalistico’, richting Malga Zucal (1507m). Voorbij de bocht komt een vos piepen. We bereiken de flank waar de immense oostelijke kam van de Carè Alto begint. We ronden deze kam met zicht op de groene Concavallei en klimmen gestaag tot in de hut. Het laatste kwartier hebben we regen maar in de hut is een droogkamer. Het is er net alsof je een sauna binnenstapt.
De hut ligt ideaal, zowel voor klimmers als voor wandelaars. Er zijn verschillende klimroutes op de Carè Alto (3463m). Wandelaars kunnen de sporen van de eerste wereldoorlog volgen, en een bezoek brengen aan een Oostenrijks kanon en een tunnel. De hut wordt opengehouden door studenten die meer aandacht hebben voor hun smartphone dan voor hun gasten. Het is er rustig, naast onze groep zijn er nog twee mannen. Dit is een interessante route die twee valleien doorkruist en die reeds in de oudheid gebruikt werd door herders die onder de imposante zuidwand van de Carè Alto passeerden. We volgen de Sentiero 222 tot de Bocca di Conca (2674m) in de Dossonvallei en stijgen verder naar de Passo delle Vacche (2872m). Het pad loopt over grote rotsblokken. Op dergelijk terrein gaat het stijgen makkelijker dan het dalen, en sommigen hebben een handje nodig. Verderop daalt het pad steil door struiken, rotsen en gras tot bij de rivier. Het begint te regenen, waardoor het pad slijk en glibberig wordt. Ook hier doet een helpende hand wonderen. Langzaam bereiken we de rifugio Val di Fumo.
De hut ligt in de gelijknamige vallei aan de Chieserivier, die bij onweer van zacht kabbelend in een vrij wilde stroom kan veranderen. Ook hier zijn weinig gasten, we worden culinair verwend.