7 minute read
Beveiligen in gemengd terrein
Voor het sportklimmen of het alpine rotsklimmen bestaan er duidelijke beveiligingsmethoden die, als je geen grove fouten maakt, zeer effectief zijn. Maar als alpinist beschik je over een heel arsenaal aan touw- en zekeringstechnieken, gaande van het touwvrij vorderen, over de beruchte korte touwtechniek tot het zekeren rond rotspunten...
De juiste methode kiezen is een moeilijke oefening. Alles hangt af van je eigen kunnen, de omstandigheden op dat moment, de timing en je bereidheid om risico’s te nemen. Tijdens één beklimming moet je bovendien regelmatig van techniek wisselen, naargelang het terrein dat voor je ligt. Daarbij kom je vaak in een ‘grijze zone’ terecht, waarbij geen sprake meer is van juist of fout. Je moet dan kiezen voor de techniek die het risico tot een minimum beperkt en die dan correct toepassen. Voer je de gekozen techniek fout uit, dan heeft het touw geen enkele veiligheidsfunctie meer.
Advertisement
In het boek ‘Bergbeklimmen voor gevorderden’ dat binnenkort zal verschijnen, ga ik dit delicate thema niet uit de weg. In veel leerboeken blijft het angstvallig verstopt achter duidelijke thema’s en harde skills als knopenkennis, evacuatietechnieken etc. Om de veel gestelde vraag ‘zijn we juist bezig?’ te beantwoorden, moeten we naar het terrein en de concrete situatie kijken. De moeilijkheidsgraad “Assez Difficile“ is erg typisch voor dit soort van probleemstellingen. Het boek ‘Bergbeklimmen voor gevorderden’ is hierbij niet alleen een neerslag van de leerlijn voor gevorderdenstages bergbeklimmen, maar ook gericht op dit soort van alpine routes.
Enkel “niet vallen” geeft veiligheid De val van de touwgroep wordt verhinderd gletsjertouw:
Waar en hoe?
Hoofdzakelijk op sneeuwbedekte gletsjers om een eventuele val in een kloof te stoppen. Is het risico voor een meesleurongeval vanaf een bepaalde steilte groter dan het kloofgevaar, kan je deze techniek niet meer consequent toepassen. Je moet dan afwegen wat zinvoller is: touwvrij verdergaan, of op bepaalde stukken een lopende zekering aanbrengen.
Minimumafstand = 10 m, en bij een touwgroep van 2: minstens 15 m! Op een sneeuwvrije gletsjer kan het touw niet insnijden en is een val in een kloof niet meer te houden. In dat geval zijn de kloven duidelijk zichtbaar en is het gebruik van stijgijzers zinvoller.
Het kunnen houden van een val in een kloof hangt af van de volgende factoren:
• Steilte: hoe steiler, hoe groter het risico op een meesleurongeval. Vanaf een bepaalde steilte is het onmogelijk om een kloofval van de touwpartner die onder jou loopt nog te houden. Als je al moeite hebt om zelf tot stilstand te komen, hoe verwacht je dan iemand die vrij in een kloof hangt te kunnen tegenhouden?
• Sneeuwkwaliteit: extra remkracht komt in hoofdzaak van het touw dat in de kloofrand snijdt. Verse poedersneeuw en doorweekte firn remmen niet! Let dus op na een regenbui!
• Grootte van de touwgroep: hoe minder mensen in de groep, hoe moeilijker het is de val te stoppen. Bij gletsjercordées van 2 en 3 moet je altijd, zeker in slechte omstandigheden, remknopen op het hoofdtouw voorzien.
Do’s:
• Extra lange tussenafstanden bij grote kloven, natte sneeuw, touwgroep van 2 personen
• Bij labiele sneeuwbruggen over de brug kruipen
• De zwaardere persoon gaat bovenaan
Don’ts
• Slap touw of touwlussen in de hand
• Gletsjercordée in een sneeuwflank of op rotsterrein
• Gletsjercordée op een sneeuwvrije gletsjer
Naklimmer beveiligd, verhoogd voorklimrisico
Touwvrij klimmen Klimmen in gespreide, korte lengtes zonder dat de voorklimmer gezekerd wordt.
Lopend touw met tussenzekeringen: simultaan klimmen aan gespannen touw met variable tussenafstand. Er is minstens 2 tussenzekering ingeklipt.
Voor- en naklimmer aangepast gezekerd
Gletsjertouwgroep: grote tussenafstanden om een mogelijke kloofval te houden
Lopend touw met teruglooprem: simultaan klimmen aan gespannen touw met variabele afstand. Het touw loopt door tussenzekeringen bestaande uit een teruglooprem; type tibloc
Springtouw: simultaan stappen met opgenomen lussen Lichaamszekering dmv tegengewicht: zekeren van de partner zonder fixpunt over het lichaam vanuit een lagere positie.
Standplaatszekering: voor- en naklimmen met standplaats bestaande uit fixpunten.
Touwvrij:
Waar en hoe?
In terrein dat de klimpartners klimtechnisch en mentaal gemakkelijk de baas kunnen. Dit is afhankelijk van het eigen kunnen, de condities van dat moment en de lichamelijke toestand. Touwvrij klimmen is uiteraard geen zekeringstechniek, wel een tijdelijke maatregel van risicomanagement. Ieder is daarbij verantwoordelijk voor zijn eigen risico. Zijn er objectieve zichtbare gevaren, moet je overwegen of ze het risico kunnen verhogen. Anderzijds heeft touwvrij klimmen het voordeel een bepaalde gevarenzone sneller te kunnen passeren.
Do’s:
• Open communiceren over de vraag of touwvrij klimmen voor ieder niet alleen doenbaar is maar ook gewenst. Geen groepsdruk!
• Geen vlucht naar voren! Op tijd overgaan tot zekeren!
• Voorbereid zijn: gordel aan en klimtouw grijpensklaar.
• Blijf samen! Dat helpt de communicatie en is ook bij zelf veroorzaakte steenslag beter.
• Het klimtouw best opnemen rond het lichaam i.p.v. wegsteken in de rugzak.
Don’ts:
• Touwvrij gaan in brokkelig terrein
• De macho uithangen nadien op Instagram en co
Kort touw techniek
Dit is een techniek waarbij een strak, kort gehouden touw én een actieve trekbeweging voorkomen dat een eventuele struikelbeweging tot een regelrechte val leidt. Deze techniek vormt het centrale gegeven in alle berggidsopleidingen. Aangezien ze enkel gebruikt mag worden bij hoogste concentratie, na intensieve opleiding en doorgedreven oefenen, ga ik hier niet verder op in en laat ik ze over aan de professionelen.
Lichaamszekering d.m.v. tegengewicht
Waar en hoe?
Overal waar de bovenste klimmer door het lichaamsgewicht van de naklimmer voldoende gezekerd is, bv. bij het overschrijden van een bergschrund. Het zekeren van de naklimmer is minder eenvoudig: vanaf een bepaalde steilte is een val niet meer tegen te houden. Ideaal is dan het terrein in je voordeel te gebruiken door je als voorklimmer achter/onder een graatkant te positioneren. Op die manier kan je gewicht als tegengewicht van de naklimmer dienen. Zekeren doe je dan best met een halve mastworp op de gordel. Een zittende positie is het best. De oudere methodes, zoals schouderzekering, horen in de geschiedenisboeken thuis. Indien de naklimmer echt vrij zou kunnen komen te hangen, moet je je bewust zijn van de limieten van deze zekeringsmethode. Immers, men moet dan de halve mastworp afgebonden kunnen overdragen op een fixpunt!
Op een sneeuwgraat kan je deze techniek ook toepassen onder de vorm van ‘springtouw’.
Do’s:
• Ver genoeg afdalen en het zwaartepunt zo laag mogelijk positioneren
• In zithouding tegen de druk werken, om niet meegetrokken te worden
Don’ts:
• Te veel slaptouw en pendelgevaar
• Te weinig wrijving op de graatkant (bv. blankijs)
• Scherpe rotskant
Lopend touw met teruglooprem
Waar en hoe?
Bij touwlengtes waarbij tussenzekeringen gewenst zijn maar waarbij de geringe moeilijkheidsgraad het tijdverlies van wachten op standplaatsen niet rechtvaardigt. Om te voorkomen dat de voorklimmer door een mogelijke val van de naklimmer naar onderen getrokken wordt, kan je in de tussenzekering een teruglooprem plaatsen, die het touw bij een kracht naar onderen blokkeert. Deze techniek wordt vooral toegepast bij het beklimmen van lange ijswanden.
Teruglooprem: de meest gebruikte is de tibloc. Deze wordt d.m.v. een schroefkarabiner rechtstreeks aan de ijsschroef vastgemaakt. Het touw loopt eveneens door de schroefkarabiner!
Do’s:
• De naklimmer maakt de teruglooprem pas los als de voorklimmer een nieuwe geplaatst heeft, of de naklimmer nazekert. Duidelijk communiceren!
• De onderlinge lengte van het touw wordt aangepast aan de zekeringsmogelijkheden en het terrein.
Don’ts:
• Een naklimmer die te snel omhoogklimt veroorzaakt te veel slaptouw. De meeste klemapparaten zijn niet gemaakt voor een dynamische val!
• Slechte of te weinig tussenzekeringen! Minstens twee!
• Te weinig communicatie kan maken dat de touwgroep plots zonder enige tussenzekering simultaan aan het klimmen is!
Springtouw
Waar en hoe?
Op smalle sneeuwgraten. Beide klimpartners bewegen zich simultaan over de graat en dragen daarbij elk de nodige touwlussen in de hand. Bij een val van een van de partners, kan de andere de lussen loslaten en over de tegengestelde graatkant springen. De val wordt aldus gehouden door een ‘tegengestelde val’.
Let op voor eventuele rotspartijen die het touw zouden kunnen doorsnijden. Op steile sneeuwgraten moet je er zeker van zijn dat het touw zich alsnog gaat insnijden en niet over de graatkant gaat schuiven!
Loop je te ver van de graatkant (lees: als je er niet meer over kan kijken), dan kan je er ook niet meer over springen. Ook bij diepe verse sneeuw is het onmogelijk om de “tegensprong” tijdig te maken. Neem voldoende touwlussen op. Beter te veel dan te weinig. Dat garandeert de nodige reactietijd. Het minimum is 10 m.
Bestaat de mogelijkheid om langs beide zijden van de graatkant te stappen, is dat de meest zekere methode. Springtouw is in dat geval niet meer nodig.
Do’s:
• Neem de touwlussen tijdig op
• Let op sneeuwluifels! Deze techniek werkt niet bij grote sneeuwluifels
Don’ts:
• De sneeuwluifels onderschatten. De breukzone kan tot ver in de andere graatkant komen
• Touwgroepen van meer dan 3 personen open touw met tussenzekeringen (zonder teruglooprem)
Waar en hoe?
Bij touwlengtes met een minimaal risico op een val en waarbij er goede tussenzekeringen kunnen aangebracht worden. Vermits hier geen teruglooprem aangebracht wordt, zal bij een val van iemand, de andere meegetrokken worden. Vandaar dat deze techniek enkel toegepast mag worden op eenvoudig terrein dat uit licht stijgend of dalende passages bestaat. Deze techniek heeft, vergeleken bij de teruglooprem, vooral bij traverseren het voordeel dat er bij een pendel geen gevaar voor touwbeschadiging is.
Do’s:
• Pendelvallen niet onderschatten en daarom voldoende tussenzekeringen plaatsen!
• De onderlinge lengte van het touw aanpassen aan het terrein!
• Steeds voor minstens twee solide tussenzekeringen zorgen!
Don’ts:
• Simultaan klimmen met twijfelachtige tussenzekeringen
• Deze techniek toepassen in steil terrein waarbij een echte voorklimmersval en een vrij hangende positie mogelijk is.
Klimmen in gespreide korte lengtes:
Waar en hoe?:
Hierbij klimt de voorklimmer verder met verkort, opgenomen touw zonder daarbij tussenzekeringen te leggen. De standplaats kan dus heel eenvoudig blijven, vermits deze enkel een val naar onderen dient te houden. Terwijl de voorklimmer een niet te onderschatten risico loopt, kan de naklimmer goed gezekerd worden via bandlussen rond een rotspunt of dmv touwwrijving rond een rotsblok. Vergeleken met het klassieke klimmen van standplaats naar standplaats, zorgen korte touwlengtes zonder tussenzekeringen en met eenvoudige standplaatsen duidelijk voor tijdswinst. Deze techniek is echter enkel veilig als de onderste stand een mogelijke val van de hele touwgroep kan voorkomen. De voorklimmer moet het terrein soeverein beheersen. Traverseren is hier niet van toepassing vermits het ontbreken van tussenzekeringen tot grote pendelvallen kan leiden.
Do’s:
• Indien het terrein te moeilijk wordt, tussenzekeringen aanbrengen!
• Touwlengtes kort houden
• Handschoenen gebruiken bij het zekeren op wrijving rond een blok
Don’ts:
• Grote vallen en pendels
• Het overschatten van de houdkracht en touwwrijving op rots
Standplaatszekeren:
Zekeren van standplaats naar standplaats behoort tot de basistechnieken van het alpinisme. Toepassen telkens wanneer één van de vorige technieken niet meer veilig blijkt. Nadeel is dat ze bij de klassieke West-Alpen-beklimmingen te veel tijd vraagt, wat op zich dan weer andere risico’s met zich meebrengt.
Dit artikel is een greep uit de nieuwste KBF-publicatie in samenwerking met Bart Overlaet en verschillende andere experten in de bergsport.
Het boek is NU VERKRIJGBAAR in de KBF-webshop: kbfvzw.ecwid.com