maart 2012 nummer 112
akademie nieuws hart voor de zaak
unieke samenwerking tussen cardiologische instituten
2
In dit nummer stofomslag XII_stofomslag X 31-05-11 16:22 Pagina 1
Grafische vormgeving Bert Arts BNO
ISBN 978-90-6984-603-3
Redactie-adres: knaw, Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020 551 0733 F 020 620 4941 communicatie@bureau.knaw.nl www.knaw.nl Een abonnement op Akademie Nieuws is gratis. Oplage: 4700 ISSN 0925-7446 Druk: Ten Brink, Meppel Vormgeving: Ellen Bouma, Alkmaar Omslagfoto: ICIN-KNAW
Foto omslag: Universiteitsbibliotheek Leiden, Perizonius F. 35, Fol. 1 recto
Wetenschap draait om nieuwsgierigheid naar de wereld om je heen. Vragen stellen en samen zoeken naar een antwoord is dan ook de kern van het onderwijsproject De Jonge Akademie on Wheels. Ook dit jaar rijdt er weer een bus jonge wetenschappers langs scholen in het voortgezet onderwijs.
40 jaar ICIN
7
11
In de afgelopen vier decennia is het ICIN – Netherlands Heart Institute uitgegroeid van vriendenclub tot een productief samenwerkingverband van academische ziekenhuizen dat baanbrekend cardiologisch onderzoek mogelijk maakt. Sinds 1993 is het ICIN een instituut van de KNAW.
Wetenschappelijke integriteit Recent kwam een aantal grote fraudezaken in de Nederlandse wetenschap aan het licht. De KNAW maakt zich, samen met anderen, sterk om dit wetenschappelijk wangedrag in kaart te brengen en terug te dringen.
Onderzoek doen in het museum
15
20
Bezoekers van Science Center NEMO kunnen sinds 2010 meedoen aan ‘echt’ wetenschappelijk onderzoek. KNAW en NWO ondersteunen het project financieel en inhoudelijk.
De eerste stap
22
In zijn eerste tijdschriftartikel bekritiseerde Jan Luiten van Zanden meteen het gedachtegoed van een van de grootste geschiedkundigen in Nederland. Het kwam hem alleen daarom al op een afwijzing te staan.
Vijfentwintigste jaargang, nr. 112 maart 2012
CORPUS XII IURIS CIVILIS Tekst en Vertaling
onder redactie van: J.E. Spruit J.H.A. Lokin N. van der Wal
NOVELLEN 115-168
De Jonge Akademie on wheels
Spruit c.s.
Het Romeinse recht, vastgelegd in het Corpus Iuris Civilis, heeft in Europa gedurende ruim 500 jaar de ontwikkeling van het recht bepaald. Ook het Nederlands Burgerlijk Wetboek is erop geënt. Het moeilijk toegankelijke juridische Latijn is nu vertaald in het Nederlands.
3 X
NOVELLEN 1-50
Akademie Nieuws is de nieuwsbrief over de activiteiten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Akademie-instituten
Na de Bijbel heeft sedert de late Middeleeuwen geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het corpus iuris civilis. Honderden jaren heeft de wetgeving van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) in Europa een allesoverheersende invloed gehad op het recht in Europa in de breedste zin van het woord: op de rechtsgeleerde wetenschapsbeoefening, op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen, en tenslotte op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw in Europa tot stand kwamen. Na de totstandkoming van de compilatie van het oude juristenrecht in de Institutiones en de Digesta en van de keizerlijke rechtstraditie in de Codex Justinianus heeft de kanselarij in Constantinopel onder de bevlogen leiding van Tribonianus haar beleid, gericht op de verdere ontwikkeling en actualisering van de rechtsorde, met elan voortgezet. Tussen 535 en 575 hebben vele overwegend in de voertaal van het Griekstalige byzantijnse rijk uitgevaardigde verordeningen vernieuwing gebracht op uiteenlopende gebieden van het recht, in het bijzonder op dat van het staats- en bestuursrecht, het kerkelijk recht, het privaatrecht en het strafrecht. Deze nieuwe verordeningen - Novellae - zijn, anders dan het juristenrecht en het keizerlijk recht, niet meer door Justinianus in een authentieke codificatie samengebracht. Zij zijn overgeleverd in particuliere optekeningen door geleerden. Ook al hadden deze verzamelingen geen kracht van wet, in de loop van de tijd verwierven in West-Europa enkele ervan niettemin groot aanzien. De meest volledige en gezaghebbende van deze novellenverzamelingen is de Collectio graeca 168 Novellarum, die ongeveer een decennium na de dood van Justinianus tot stand is gekomen. Zij ligt ten grondslag aan de vertaling die in de delen XXII is opgenomen. Toegevoegd is bovendien de tekst van het Authenticum, eveneens een particuliere verzameling die een letterlijke vertaling in het Latijn van de Griekse tekst bevat en die een essentiële rol heeft gespeeld bij de receptie van novellenrecht in Europa. Voor het eerst wordt in een vele jaren omspannende onderneming het Corpus iuris civilis in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie, waarin de Griekse c.q. Latijnse en de Nederlandse tekst naast elkaar zijn gezet. Ook dit tiende deel richt zich tot juristen, historici, classici, theologen en allen die zich betrokken voelen bij de antieke grondslagen van ons recht en daarmee van onze cultuur en samenleving. De dubbeltalige editie van het Corpus iuris civilis beoogt een dieper begrip te kweken voor de groeiende unificatie van het recht in Europa door zicht te bieden op de rechtseenheid zoals deze in het recente verleden heeft bestaan op grond van het Romeinse recht. Tenslotte is zij bedoeld als een barrière tegen het geleidelijk verbleken van het besef van de betekenis van de Justiniaanse codificatie als fundament onder de rechtscultuur in vrijwel alle landen in het Avondland.
CORPUS IURIS CIVILIS
Corpus Iuris Civilis
Akademie Nieuws maart 2012
3
door Marian Tjaden
Vertaling van het Corpus Iuris Civilis na bijna een kwart eeuw afgerond
‘Gewoon een kwestie van volhouden’ Of je nu een aanrijding veroorzaakt, een huis koopt, of ontslagen wordt, er zijn altijd juridische regels voor de manier waarop de zaak afgehandeld moet worden. En die regels zijn vaak al tweeduizend jaar geleden bedacht, door Romeinse juristen. De invloedrijkste bron van Romeins recht was echter nooit in het Nederlands vertaald en dreigde voorgoed in de vergetelheid te geraken. Dankzij de inspanningen van Jop Spruit is er nu een vertaling van dit monument van de westerse rechtsgeschiedenis. Met collega’s uit Nederland en België werkte hij er bijna 25 jaar aan. Stel je buurman is een week op vakantie en je hoort over de heg een steeds luider gekreun. Dat blijkt de slaaf van de buurman te zijn, vastgeketend, met een leeg etensbakje naast hem. Je maakt hem los, zegt dat hij niet mag weglopen, maar dat doet hij natuurlijk toch. Kan de buurman dan tegen jou procederen? ‘Volgens het klassieke Romeinse recht was het bevrijden van die slaaf geen onrechtmatige daad’, zegt Jop Spruit (1937), emeritus hoogleraar Romeins Recht, ‘want u beschadigt de slaaf niet. Maar uw buurman was wel zijn bezit kwijt. Via een ingewikkelde procedurele omweg kon de buurman toch actie ondernemen. Als hij kon aantonen dat u dat had gedaan, moest u hem de waarde van de slaaf betalen.’ Dit voorbeeld komt uit het Corpus Iuris Civilis, de verzamelde wetgeving die in opdracht van de Oost-Romeinse keizer Justinianus tussen 533 en 576 op schrift werd gezet. Spruit heeft sinds de jaren tachtig aan de vertaling gewerkt. Op 15 november 2011 was de officiële presentatie van de laatste twee delen van de twaalfdelige reeks. Jop Spruit, foto Maarten Hartman
4
Leuk om te weten, dat gedoe met die slaven, maar was het echt nodig om die oude Romeinse wetten in het Nederlands te vertalen? ‘Jazeker’, zegt Spruit. ‘Hoe wij in onze maatschappij denken over hoe een koper en verkoper met elkaar moeten omgaan, of een huurder en een verhuurder, of hoe we met elkaar moeten omgaan als we een aanrijding veroorzaken in de moderne wereld, is allemaal gebaseerd op het gedachtegoed van Romeinse juristen.’ Het Corpus Iuris werd in de late Middeleeuwen gerecipieerd, zoals juristen dat noemen. Het werd ingevoegd in het bestaande recht. Dat betekent dat het – tot de invoering van het Wetboek Napoleon in 1809 – de basis was waarop mensen berecht werden. Dat gold niet alleen voor Nederland, maar voor heel Europa, inclusief de koloniën. Spruit: ‘Jan van Riebeeck had links de Bijbel en rechts het Corpus Iuris onder zijn arm toen hij in 1600 in Zuid-Afrika aan land stapte.’
kathedraal Tot ongeveer 1800 was de rechtsgeleerdheid een puur Latijnse aangelegenheid. Er was nauwelijks behoefte aan een vertaling van het Corpus Iuris. Spruit las zelf tijdens zijn studie de rechtsgeleerde inleiding van de Romeinse jurist Gaius nog in het Latijn, hoewel dat toen al een uitzondering was. ‘Het was natuurlijk geen boek dat iedereen zat te lezen in zijn avonduurtjes. Ik had er ook wel moeite mee, terwijl ik op het gymnasium toch 16 uur Latijn per week heb gehad.’
als emancipatio, cretio en stipulatio. Wij vonden een nieuwe vertaling geboden, waarbij alles werd vertaald en het Nederlands wat minder zwaar zou lopen, in de hoop dat de tekst voor jonge mensen beter toegankelijk zou zijn’, vertelt Spruit. ‘We hebben daar enorm aan gebikkeld.
Ik had nooit gedacht dat ik er bijna 25 jaar mee bezig zou zijn Maar toen de uitgave er eenmaal was, riep een collega: “Mooi, maar waarom heb je nou die Gaius gedaan en niet het Corpus Iuris Civilis?” Maar ja, we zijn natuurlijk begonnen met de dorpskerk, die kathedraal van Chartres hebben we nog maar even laten staan!’
beslispunten Zijn terughoudendheid is begrijpelijk. Het Corpus Iuris is enorm omvangrijk. Het totaal beslaat ruim 4000 pagina’s Latijnse kolommen. ‘We zijn begonnen met de Instituten, die waren voor een groot deel op het gelijknamige werk van Gaius gebaseerd, dus we hadden houvast’, zegt Spruit. ‘En ja, dan ga je ermee door. Je weet in het leven natuurlijk nooit precies waar je aan begint, maar hier al helemaal niet. Ik had nooit gedacht dat ik er bijna 25 jaar mee bezig zou zijn.’
Bijna niemand kan die teksten nu nog lezen Bijna niemand kan die teksten nu nog lezen, daarom is die vertaling zo belangrijk. Juristen kunnen daarmee de oorspronkelijke bronnen weer raadplegen, maar ook classici, historici en theologen kunnen de teksten als bron voor hun onderzoek gebruiken. Eind jaren zeventig ontmoette Spruit de classicus Karel Bongenaar. Die was enthousiast over Spruits vertaalplannen, en wilde graag meewerken. Ze besloten om ‘klein’ te beginnen, met de vertaling van het leerboek van Gaius uit de tweede eeuw na Christus. ‘Dat was in de jaren dertig al eens vertaald door de advocaat Oltmans, maar die had veel technisch-juridische begrippen laten staan, termen
De twaalf delen van het Corpus Iuris Civilis worden uitgegeven door Amsterdam University Press (Imprint KNAW Press) in een kolommeneditie met de Latijnse en Nederlandse (en deels ook Griekse) tekst naast elkaar. Voor meer informatie: Romeinsrecht.nl.
Akademie Nieuws maart 2012
Beeld: Shutterstock
5
Zonder Bongenaar was hij er waarschijnlijk niet aan begonnen. ‘Je kunt dit soort teksten niet in je eentje vertalen. Je moet je eigen ideeën kunnen toetsen aan die van een ander. Want de Romeinse juristen schreven uiterst samengebald, karig en geen woord te veel. Sommige teksten zijn daardoor heel vaag. Niet voor niets zijn juristen
Je kunt dit soort teksten niet in je eentje vertalen al sinds de Middeleeuwen bezig met het duiden ervan.’ Ze vertaalden allebei hun deel, en vergeleken de tekst per woord. Dat ging er scherp aan toe. ‘Het begrip “pater solitarius” bijvoorbeeld, daar verschilden wij fundamenteel over van mening, en er waren wel vier of vijf vertalingen mogelijk. Toen heb ik voorgesteld dat we om de beurt zouden beslissen. En ik weet nog goed: Bongenaar mocht beginnen, maar na een half jaar hadden we weer
zo’n punt. Toen zei hij ironisch: “Wat vervelend dat jij nou aan de beurt bent!”’
vertrouwensrelatie Helaas overleed Bongenaar in 1998. Spruit: ‘Hij was mijn steun en toeverlaat, wij waren twee zielen, een gedachte. Maar het werk diende voortgang te vinden, dus ik moest verder met anderen.’ Hij heeft sindsdien een aantal uitstekende nieuwe medewerkers gevonden, maar dat was niet altijd makkelijk. ‘Je moet een vertrouwensrelatie opbouwen. En het is net als in een huwelijk: als je altijd maar jouw wil oplegt, dan loopt het mis. Er zijn ook wel mensen afgehaakt. Die zeiden: “Ik wil niet dat u in mijn vertaling graait.” Ik zei: “Dan scheiden hier onze wegen, want ik doe niet anders, maar u mag het in mijn tekst ook doen.”’ Het omgekeerde kwam ook voor. Spruit herinnert zich een student-assistent, een classicus. ‘Dat was een
6
doodvriendelijke jongen. We hadden eens een discussie over een bepaalde vertaling, waarop hij op mijn voorstel welwillend antwoordde: “Ja, als u het zo zegt, professor”. Daar had ik natuurlijk niks aan! Je moet juist iemand hebben die het niet met je eens is. En dan probeer je elkaar te overtuigen.’
De twaalfdelige reeks is nu af. Een vreemd idee, na zo’n lange tijd, maar de vreugde overheerst, vertelt Spruit. ‘Het is ook een opluchting. Want je bent natuurlijk niet altijd maar vrolijk bezig. Op een van de grootste boeken van de Digesten, over het vrijlaten van slaven en andere antieke materie, ben ik meerdere malen afgeknapt. Ieder jaar in de zomer begon ik er weer mee. En dan had ik een dag
pannenkoekenbeslag Elke tekst werd door twee deskundigen vertaald en het resultaat werd vervolgens gecontroleerd door een eindredactie van drie mensen. Spruit: ‘Het hele vertaalproces is vergelijkbaar met het maken van pannenkoekenbeslag: je roert net zolang tot er geen klont meer in zit. En nog denk ik achteraf wel eens: “Dat had nog iets mooier gekund.”’ De problemen bij het vertalen waren heel verschillend. Soms was de tekst zelf niet duidelijk, maar er
Het is ook een opluchting. Want je bent natuurlijk niet altijd maar vrolijk bezig. waren ook begrippen die in het Nederlandse recht niet voorkomen. Spruit: ‘Het woord “pater familias” bijvoorbeeld. Ons huidige privaatrecht kent geen vergelijkbaar juridisch begrip. De vertaling “familievader” of “familiehoofd” is juridisch onjuist, omdat het er niet om gaat of de betrokkene aan het hoofd van het gezin staat. De term “gezagsdrager” klopt in zoverre dat het gaat om iemand die juridisch gezien het gezag heeft over anderen, maar wij gebruiken die aanduiding voor personen met een bepaalde overheidsfunctie. Uiteindelijk is gekozen voor “heer des huizes”, maar ook dat is eigenlijk ontoereikend.’
kwestie van smaak Vertalen blijft natuurlijk ook een kwestie van smaak. Een van zijn medevertalers, René Forrez uit Brugge, had een keer de Vlaamse uitdrukking ‘verveeld zitten met’ gebruikt. Spruit: ‘Ik kende dat niet, maar vond het prachtig klinken. Maar mijn mederedacteuren wilden er niet aan. Ik weet niet meer hoe we het hebben opgelost, maar we hebben het natuurlijk niet vertaald met “ermee omhoog zitten”, dat is te plat. Ik heb altijd gestreefd naar een taalgebruik dat recht doet aan het kaliber van de brontekst.’
Je moet je wel blijven amuseren zitten werken en nog niet één kolom gedaan. Dan denk je wel eens: “Waar ben ik mee bezig.” Want ondertussen verglijdt je leven natuurlijk.’ Spruit loste dat op door er veel dingen naast te doen. Hij schreef artikelen en boeken, en was actief als gemeenteraadslid in Hilversum. ‘Je moet je wel blijven amuseren, want anders ga je echt ten onder. En verder was het gewoon een kwestie van volhouden.’
Akademie Nieuws maart 2012
7 door Alex Verkade
De Jonge Akademie on wheels draait om de essentie van wetenschap Leerlingen in de onderbouw van het voorgezet onderwijs kunnen meedoen met een prijsvraag om een bus jonge wetenschappers op school te winnen. Ze moeten daarvoor een nieuwe vraag bedenken voor het wetenschapsspel Expeditie Moendoes. Dit voorjaar laat De Jonge Akademie on wheels twaalf- tot veertienjarigen kennismaken met de essentie van wetenschap. Net als vorig jaar bezoekt een bus met jonge wetenschappers acht middelbare scholen – van vmbo tot gymnasium. Als voorbereiding wordt op honderden scholen het wetenschapsspel Expeditie Moendoes gespeeld. Doel van het project, mogelijk gemaakt door SNS REAAL Fonds, is jongeren in de eerste en tweede klas van het voortgezet onderwijs te laten nadenken over wat wetenschap is en wat wetenschappers doen. Het gaat daarbij niet om kennisoverdracht, maar om de kern van wetenschap: nieuwsgierigheid, vragen stellen en verklaringen zoeken. De Jonge Akademie on wheels draait om een klassieke Amerikaanse schoolbus, bemand door zo’n 25 telkens wisselende wetenschappers en presentator Victoria Koblenko. Rondom het thema ‘eten’ is een uitdagend en interactief dagprogramma samengesteld. Omdat De Jonge Akademie on wheels niet meer dan honderd leerlingen per school kan bereiken, is het wetenschapsspel Expeditie Moendoes ontwikkeld. Dit biedt docenten de mogelijkheid leerlingen te laten ervaren hoe wetenschappers te werk gaan. Inmiddels zijn al vijfhonderd spellen verspreid en stroomt een nieuwe oplage van duizend speldozen de deur uit. Docenten zijn uitzonderlijk enthousiast. Naar aanleiding van het enorme succes werkt De Jonge Akademie nu aan een ‘vertaling’ van Moendoes voor het primair onderwijs.
Expeditie Moendoes draait om een team wetenschappers uit allerlei vakgebieden dat op een onbekende planeet op onderzoek uitgaat: hoe zit het hier met de zwaartekracht, en met de seizoenen? Zijn die dieren gevaarlijk? Hoe zit de taal van de bewoners in elkaar? En wat betekenen die gele driehoekjes? Tijdens het spel krijgen leerlingen in duo’s onderzoeksvragen mee. In de klas liggen verschillende bronnen, waarmee ze het antwoord op hun vraag kunnen vinden. Is het antwoord goed, dan krijgen ze een antwoordkaartje dat ze mogen publiceren. Wie aan het eind van het spel de meeste publicaties heeft, wint. De docentenhandleiding biedt aanknopingspunten voor een nabespreking over overeenkomsten en verschillen tussen het spel en de wetenschapspraktijk. Onderbouwklassen kunnen tot eind april meedoen met de prijsvraag om De Jonge Akademie on wheels op school te winnen. De opdracht is een interessante, nieuwe onderzoeksvraag te bedenken voor Expeditie Moendoes.
www.dejongeakademieonwheels.nl
Berichten Akademie De nieuwe rol van de biologie
Geen wetenschap is de laatste dertig jaar zo sterk veranderd als de biologie. Onze kennis van de levende materie, van de bouwstenen van het leven tot de biosfeer, is drastisch vergroot. We hebben de biologie nodig op vele gebieden – van gezondheid, voedselzekerheid, ecosystemen, biodiversiteit tot de biobased economy. In zes van de negen topsectoren werkt de biologie als belangrijke basis van onze kenniseconomie: agrofood, tuinbouw & uitgangsmaterialen, life sciences, chemie, energie en water. Nederland heeft een sterke positie in de biowetenschappen, concludeert de KNAW in haar rapport Nieuwe biologie – het kloppend hart van de life sciences. Maar de investeringen in onderwijs en onderzoek blijven al tien jaar lang achter bij andere westerse landen. In diezelfde periode verdubbelde het aantal studenten in de nieuwe biologie, maar de vaste staf is niet meegegroeid. De effecten daarvan beginnen nu helaas zichtbaar te worden. Nieuwe biologie is geschreven door een breed samengestelde commissie, met leden uit wetenschap en bedrijfsleven, onder voorzitterschap van prof. dr. Rudy Rabbinge. Het rapport doet aanbevelingen op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en kennisvalorisatie.
De belangen van de adviseur Samen met de Gezondheidsraad, artsenfederatie KNMG en enkele andere medische organisaties heeft de KNAW de Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling opgesteld. Ruim dertig organisaties hebben de Code inmiddels ondertekend. De belangen van deskundigen die bijvoorbeeld deel uitmaken van wetenschappelijke en
adviescommissies worden in het vervolg openbaar gemaakt om belangenverstrengeling en daarmee oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen. De organisaties die de code hebben ondertekend, onderkennen dat iedereen belangen heeft en dat deze, in plaats van ontkend, juist zichtbaar en controleerbaar gemaakt moeten worden. Het gaat in de Code om verschillende soorten situaties waarin het onafhankelijke oordeel van een deskundige onder druk kan komen te staan: financiële belangen, maar ook persoonlijke relaties, ‘reputatiemanagement’, opdrachtonderzoek en publiek-private samenwerking kunnen een rol spelen. De code staat op www.knaw.nl/belangenverklaring
Drieluik kwaliteitsindicatoren Wetenschappelijke kwaliteit laat zich niet alleen meten aan de hand van wetenschappelijke publicaties en citatieimpact. Voor veel disciplines is dat verre van voldoende. De standaardmethoden voor de kwaliteitsbeoordeling missen belangrijke delen van het onderzoeksveld. Denk aan ontwerpen en software in de construerende wetenschappen, of aan Nederlandstalige boeken en artikelen die niet worden meegewogen in de citatietellingen. De KNAW heeft het afgelopen jaar rapporten uitgebracht over kwaliteitsbeoordeling in de ontwerpende en construerende wetenschappen, en een over die in de geesteswetenschappen. In voorbereiding is een rapport over kwaliteitsindicatoren voor onderzoek in de sociale wetenschappen.
Integriteit, vertrouwen en beleid De positie van de wetenschap staat onder druk. De wetenschap raakt, mede op aandringen van de overheid, steeds meer verweven met het bedrijfsleven, en de onderzoeker wordt aangemoedigd om private financiering te zoeken. Ook zijn burgers en politici steeds kritischer over de wetenschap, zeker wanneer die aan het dagelijks leven raakt, zoals bij vaccinatie of CO2-opslag. De laatste tijd spelen er bovendien steeds meer kwesties rond wetenschappelijke integriteit.
8
Op verzoek van het ministerie van OCW gaat de Akademie advies uitbrengen over de vraag hoe de wetenschap een betrouwbaar imago kan behouden, welk beleid daarvoor nodig is, hoe onderzoekers hun onafhankelijkheid kunnen bewaren als ze in opdracht van overheid of bedrijfsleven werken, en wat de samenleving van hen mag verwachten.
Witte vlekken in het onderzoek Staatssecretaris van OCW, Halbe Zijlstra, heeft in zijn Strategische Agenda laten weten dat hij, zoals de commissieVeerman al bepleitte, werk wil maken van universitaire profilering. Dat betekent dat universiteiten moeten doorgaan met waar ze goed in zijn, en moeten stoppen met datgene dat ze niet goed kunnen. Universiteiten, hun koepel VSNU en het ministerie van OCW werken nu aan die universitaire profilering. Het ministerie heeft de KNAW als onafhankelijke partij gevraagd om in de gaten te houden dat de profilering geen nadelige bijeffecten heeft, zoals het verdwijnen van kleine disciplines, waardoor witte vlekken in het universitaire kennislandschap ontstaan. De KNAW brengt hierover voor 1 augustus advies uit.
Toekomst van het KNMI In het regeerakkoord werd aangekondigd dat het huidige takenpakket van het KNMI nader moest worden bezien. Het KNMI heeft vervolgens zijn eigen positie kritisch bekeken, en constateerde drie problemen: een onduidelijke verhouding tussen KNMI en private partijen bij het vervullen van publieke taken, een spanning tussen de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek bij het KNMI en de ministeriële verantwoordelijkheid voor het KNMI, en een onduidelijk opdrachtgeverschap. Het KNMI heeft twee scenario’s opgesteld die laten zien hoe het anders kan: beleidsgericht kennisinstituut van en voor de rijksoverheid en vraaggestuurd wetenschappelijk topinstituut. Beide scenario’s worden nu in bredere kring bediscussieerd. Daarnaast heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu de Akademie
Akademie Nieuws maart 2012
9
gevraagd een onafhankelijke reflectie te geven op de scenario’s. Een commissie onder voorzitterschap van Rudy Rabbinge zal hierover voor eind maart rapporteren.
Informatica op havo en vwo De KNAW zal een advies uitbrengen over informatica in het voortgezet onderwijs. Aanleiding hiervoor zijn de zorgen die in brede kring leven over de inhoud en kwaliteit van het huidige schoolvak informatica op havo en vwo. De Akademie zal in kaart brengen welke kennis en vaardigheden een toekomstige schoolverlater moet bezitten in het licht van de in belang toenemende rol van informatie in maatschappij, technologie en wetenschap (21st century skills). Vraag is ook hoe deze kennis en vaardigheden bijgebracht zouden kunnen worden: is dat alleen te realiseren binnen de examentermen van het huidige keuzevak informatica of kan dat bijvoorbeeld ook als examenstof in andere vakken?
uur) is de reportage ‘Brein in Beeld’ te zien over het onderzoek van het team van neurowetenschapper Michelle Moerel (Universiteit Maastricht) dat vorig jaar de meeste stemmen van het publiek kreeg. De Academische Jaarprijs ging vorig jaar naar het team van Gilles van Wezel, hoogleraar moleculaire biotechnologie (Universiteit Leiden), voor het project ‘Antibiotica gezocht’. Hiermee zullen zij een permanente opstelling in de microZoo van Artis en een expositie in museum Boerhaave realiseren en innovatief lesmateriaal voor het vwo ontwikkelen. Meer informatie kunt u vinden op www.academischejaarprijs.nl
NASAC communicatieseminar
Academische Jaarprijs 2012 van start
Creatieve wetenschappers maken dit jaar opnieuw kans op 100.000 euro om hun onderzoek op een aansprekende manier te presenteren aan een groot publiek. Tot en met 2 april kunnen teams van onderzoekers, promovendi en studenten van Nederlandse kennisinstellingen zich inschrijven als deelnemer aan de Academische Jaarprijs 2012. Doel van de prijs is wetenschappers te motiveren hun onderzoek actief uit te dragen naar een breed publiek. De opdracht luidt om een overtuigend communicatieplan te maken. De hoofdprijs van 100.000 euro stelt het winnende team in staat hun voorstel ook daadwerkelijk te realiseren. Daarnaast dingen de drie finalisten mee naar de Labyrint Publieksprijs van VPRO/NTR: een item in het wetenschapsprogramma Labyrint. Op 21 maart (Nederland 2, 20.50
Ruim veertig stafleden van Afrikaanse wetenschapsacademies uit veertien landen kwamen eind januari in Parijs bijeen voor een driedaags communicatieseminar. Doel daarvan was de deelnemers bruikbare basiskennis te verschaffen voor communicatie met doelgroepen als collega-wetenschappers, beleidsmakers, onderwijs en het brede publiek. Betere zichtbaarheid en ‘gehoord worden’ zijn van groot belang voor de meestal nog erg jonge academies in Afrika, die proberen met weinig middelen en dito staf wetenschap in hun land een stem te geven. De organisatie berustte bij NASAC, de koepelorganisatie van wetenschapsacademies in Afrika, en de Franse Académie des Sciences, die als gastheer optrad. Ook de KNAW, die met NASAC een samenwerkingsovereenkomst voor capacity building heeft, was betrokken bij de opzet en uitvoering van het interactieve programma. Samen met de Franse collega’s en een vertegenwoordiger van de Zwitserse academie verzorgde Marja van der Putten, plaatsvervangend hoofd Communicatie
KNAW, een aantal presentaties, discussiegroepen en workshops. Het enthousiasme was groot, niet in de laatste plaats omdat de bijzondere bijeenkomst de Afrikaanse academies in de gelegenheid stelde ervaringen uit te wisselen en de basis legde voor het delen van best practises in de toekomst.
De Jonge Akademie op Sciencepalooza
Van bergjes hagelslag en kwantumverstrengeling tot psychiatrische patiënten en nanoporiën – sinds begin 2012 zijn columns van en interviews met leden van De Jonge Akademie wekelijks te lezen op www.sciencepalooza.nl. Sciencepalooza is een wetenschapsblog van jonge onderzoekers dat tot doel heeft wetenschap dichter bij een breed publiek te brengen. Vorig jaar werd Sciencepalooza uitgeroepen tot beste Nederlandse wetenschappelijke weblog; de vaste auteurs schrijven wekelijks voor de Volkskrant en de Groene Amsterdammer. De redactie van Sciencepalooza wilde graag meer weten over leden van De Jonge Akademie, die niet alleen door hun excellente onderzoek maar ook door hun activiteiten in wetenschapscommunicatie tot de verbeelding spreken. Wat beweegt hen? Waar hebben zij hun successen aan te danken? Welke uitdagingen zien zij in de wetenschap en het wetenschapsbeleid? Als resultaat van hun nieuwsgierigheid zijn de komende maanden telkens nieuwe bijdragen van Jonge Akademieleden te lezen op www. sciencepalooza.nl.
Beeld en geluid Naar aanleiding van de recente publicatie van spraakmakende onderzoeksgegevens van Italiaanse wetenschappers over supersnelle neutrino’s organiseerde de Sectie Natuur- en Sterrenkunde van de KNAW in oktober 2011 een minisymposium over achtergronden en mogelijke
10
gevolgen van deze bevindingen. De lezingen van dit drukbezochte symposium zijn op video opgenomen en via de KNAWwebsite te bekijken. Zie www.knaw.nl/ neutrino Ook de lezingen op het minisymposium van 11 januari 2012 over de ‘waarschijnlijke’ ontdekking van het Higgsdeeltje zijn opgenomen. Bekijk deze presentaties online op www.knaw.nl/higgs In Hoe?Zo! Radio zijn sinds februari 2011 steeds Akademiehoogleraren te gast. Zij praten uitgebreid met presentator Harm Oving en een wisselend panel van journalisten over hun onderzoek. De uitzendingen zijn op vrijdagavond van 20.00 tot 21.00 uur op Radio 5. De interviews met Akademiehoogleraren zijn te beluisteren op www.knaw.nl/hoezo
Complexiteit In de Paradisolezingen 2012 komen complexe systemen, ingewikkelde materie en onzichtbare structuren aan de orde. In het brein van jong en oud. In de natuur op en in de Aarde. In de lucht en in het heelal. Hoe oude kennis nieuwe fundamenten krijgt en hoe nieuwe kennis oude fundamenten doet schudden. Onder de titel ‘Complexiteit’ worden verrassende ontwikkelingen en onverwachte inzichten glashelder belicht door acht topwetenschappers. De serie begon op 8 januari, de resterende lezingen zijn: • 18 maart prof. dr. Robbert Dijkgraaf (mathematische fysica), De Oerknal • 15 april prof. dr. Salomon Kroonenberg (geologie), De Tijd van de Aarde • 22 april prof. dr. Hester Bijl (aerodynamica), Gevleugelde Wiskunde • 13 mei prof. dr. Jan Hoeijmakers (moleculaire genetica), Genonderhoud – het geheim van gezond oud • 27 mei Extra Minisymposium: Laatste nieuws over neutrino’s De lezingen vinden plaats op zondagochtend in Paradiso, Weteringschans 6, Amsterdam, van 11.00 tot 13.00 uur. Informatie en kaartverkoop Verstegen & Stigter, 020 623 54 51 of via de website www.verstigt.nl.
KennisCafé De Balie Mannen, wat heb je eraan?
Mannen. Meestal heb je het alleen specifiek over mannen als er weer eens rottigheid is. Als ze in het verdomhoekje zitten omdat ze niet meekomen in het gefeminiseerde onderwijs, als het gaat over voetbalrellen, geweld en meer van die narigheid. Maar mannen vormen ook de helft van de samenleving. Hoog tijd dus om ze eens onder de loep te nemen, een vanuit medisch biologisch perspectief (de rol van testosteron) en wat representatie in de media betreft. Maandag 19 maart, aanvang 20.00 uur
kunsthistorici relatief laag in competitieve financiering. Maar klopt dat beeld? Er is behoefte aan een helder beeld van de positie van het universitaire onderzoek binnen het brede palet van culturele, visuele en mediastudies, ook in internationaal perspectief. De verkenningscommissie kijkt ook naar het wetenschappelijke onderzoek bij musea, documentatiecentra en erfgoedinstellingen. Dat staat momenteel erg onder druk door bezuinigingsplannen. Welke mogelijkheden zijn er voor nieuwe samenwerkingsverbanden, en ontstaat er een gezamenlijke onderzoeksagenda? De commissie zal in haar rapport ook ingaan op de toepassing en het effect van kunsthistorische kennis, zoals de rol in het publieke debat, in het onderwijs en de economie (denk aan de topsector creatieve industrie).
Hoboken Lecture Patterns in the history of life
Iedereen grijs! Al decennialang zien we het aankomen: de vergrijzing. De samenleving bestaat voor een toenemend deel uit 65-plussers. Toch lijken we elke keer te worden overvallen door de cijfers van de vergrijzing, waarom dringen de demografische gegevens niet door tot politiek en samenleving? Willen we er niet aan denken dat we straks zelf oud en grijs zijn? Gaat het vooral over scoren in de huidige regeringsperiode en niet over de (middel)lange termijn? Maandag 16 april, aanvang 20.00 uur Het KennisCafé is een coproductie van de Volkskrant, KNAW, science center NEMO en De Balie, Amsterdam. Meer informatie en kaartverkoop www.debalie.nl
Verkenning kunstgeschiedenis De Akademie neemt dit jaar het kunsthistorisch onderzoek in Nederland onder de loep. Er is, zo werd in een voorstudie geconstateerd, sprake van een zekere negatieve beeldvorming, en ook scoren
Voor de Hoboken Lecture nodigen het Natuurhistorisch Museum Rotterdam, de British Council en de KNAW jaarlijks een vooraanstaande Britse wetenschapper uit om op niveau over zijn/haar vakgebied te vertellen. Voor de tweede Hoboken Lecture treedt Richard Fortey op. Paleontoloog Fortey is wereldautoriteit op het gebied van Trilobieten (uitgestorven geleedpotigen) en auteur van het boek Life: an unauthorised biography. Fortey combineert persoonlijke observaties en poëtisch proza met resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek. Voor de Hoboken Lecture Patterns in the history of life put hij uit zijn jarenlange ervaring als onderzoeker bij The Natural History Museum in Londen. 4 april, 18.00-20.00 uur, Natuurhistorisch Museum Rotterdam, reserveren: www.hobokenlecture.nl
Akademie Nieuws maart 2012
11 door Pieter Lomans
Samenwerkende cardiologen hebben goed ritme te pakken Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN ) vierde in februari zijn veertigjarig bestaan. Ontstaan als vriendenclub, is het ICIN uitgegroeid tot een productief samenwerkingverband van cardiologische instituten dat baanbrekend onderzoek mogelijk maakt.
Beeld: ICIN-KNAW
Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) heeft in februari zijn veertigjarig bestaan gevierd. Opgericht in 1972 door cardioloog Durrer, startte het ICIN als een samenwerking van de twee Amsterdamse universiteiten met die van Utrecht en Rotterdam. ‘Dat aantal breidde zich gestaag uit’, zegt Jan Weijers van
het ICIN, ‘omdat veel cardiologen in Nederland door Durrer waren opgeleid.’ Zo ontstond in de cardiologie een sterke, onderlinge samenhang die tamelijk uniek is in de Nederlandse wetenschap. Hoewel de overheid samenwerking stimuleert door financiering van gezamenlijke projecten, sneuvelt zo’n samenwerking vaak
12
VERMIST 8000 hartpatiënten www.8000vermisten.nl
ICIN
Netherlands Heart Institute
1972 • forty years • 2012
10 jaar
concor
Posters roepen jongvolwassenen met een aangeboren hartafwijking op zich te melden bij Concor.
nadat het project is afgerond. De meerwaarde van ICIN – sinds 2011 voorzien van de toevoeging Netherlands Heart Institute – is dat door samenwerking van alle universiteiten, universitair medische centra (UMC’s) en een aantal grote ziekenhuizen projecten mogelijk worden die anders niet haalbaar zouden zijn. Na de afschaffing van de interuniversitaire instituten door minister Deetman, vond het ICIN vanaf 1993 onderdak bij de KNAW. ‘Daar zitten we prima’, zegt Weijers, ‘hoewel we op een aantal punten wat afwijken van de andere instituten. Zo houden we kantoor in Utrecht, maar de meeste hoogleraren en medewerkers werken verspreid
over het hele land. We hebben een bijzonder jong en dynamisch personeelsbestand; de helft van onze medewerkers is dertig jaar of jonger. Veel onderzoekers komen op mooie vervolgbanen in binnen- en buitenland terecht.’ Het ICIN krijgt als KNAW-instituut jaarlijks 1,2 miljoen van de overheid. Daar komt nog ongeveer zes miljoen bij uit andere bronnen zoals subsidies, donaties, legaten. ‘Met dat geld brengen we kennis over hart- en vaatziekten bijeen, verenigen we patiëntengroepen voor grootschalig onderzoek en onderzoek naar zeldzame aandoeningen, en schaffen we apparatuur aan die individuele centra niet kunnen betalen.’
Akademie Nieuws maart 2012
13
Het Durrer centrum, een nationale data- en biobank voor cardiogenetisch onderzoek is volgens Weijers een mooi voorbeeld van een centrumoverstijgend project, zoals ICIN dat voorstaat. Datzelfde geldt voor Concor, waarin het onderzoek is gebundeld naar volwassen patiënten met een aangeboren hartafwijking. Barbara Mulder, cardioloog in het AMC en lid van de Wetenschappelijke Raad van ICIN, coördineert het project. ‘Wij onderzoeken een relatief nieuwe patiëntengroep, namelijk vol-
Probleem verholpen, zo leek het
Stamcelonderzoek van de KNAW. ‘Zij gebruiken zebravisjes, die vanaf de eerste ontwikkeling in het ei tot en met de eerste dagen van hun bestaan helemaal transparant zijn. Zo is te zien of fouten in bepaalde genen tot hartproblemen leiden.’ Mulder geeft aan dat het in de praktijk meestal iets ingewikkelder in elkaar zit dan gedacht, omdat mensen met exact dezelfde genafwijking bij leven toch heel andere ziekteverschijnselen kunnen hebben. Bij patiënten met het Marfansyndroom, een erfelijke bindweefselaandoening, vergelijken we nu de genexpressie in huid- en hartcellen. Verschil in deze patronen biedt mogelijk aanknopingspunten voor een antwoord.’
epidemie van de 21e eeuw wassen patiënten met een aangeboren hartafwijking. Tot 1970 stierven deze patiënten allemaal in de kinderleeftijd omdat hartoperaties nog niet mogelijk waren. Sinds dat wel kan zijn ze – zo was de gedachte – na een geslaagde operatie geen patiënt meer.’
8000 vermisten Probleem verholpen, zo leek het. Maar in de jaren negentig van de vorige eeuw wordt duidelijk dat deze patiënten veel vaker dan verwacht nog met een restafwijking kampen, zoals lekkende hartkleppen, hartfalen of een ritmestoornis. Daarom moeten deze patiënten eigenlijk allemaal weer onder dokterscontrole. Mulder: ‘Van de 30.000 patiënten zijn er nu 14.000 opgenomen in Concor. Van de overigen wordt de helft waarschijnlijk behandeld, maar waar en voor welke aandoening weten we niet. De overige 8000 ex-patiënten zijn helemaal uit het medische circuit verdwenen. Om die laatste groep op te sporen hebben we de actie “8000vermisten” (www.8000vermisten.nl) in het leven geroepen.’ Concor brengt niet alleen de klinische gegevens van alle patiënten in kaart, maar ook hoe oud ze worden en waaraan ze overlijden. Een kwart overlijdt aan ritmestoornissen, een groot deel aan hartfalen. Mulder: ‘Als bekend is wat de risicofactoren zijn, kunnen patiënten op basis van hun persoonlijke risicofactoren gecontroleerd en behandeld worden.’ Om de erfelijke oorzaak van nog onbekende hartafwijkingen te achterhalen wordt ook DNA van de patiënten verzameld. Het zoeken naar eventuele genetische fouten gebeurt in nauwe samenwerking met onderzoekers van het Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en
Een ander productief project is dat van ICIN-hoogleraar Isabelle van Gelder, cardioloog in het UMC Groningen. Haar onderzoek richt zich op boezemfibrilleren, de meest voorkomende hartritmestoornis. Tijdens boezemfibrilleren worden de boezems heel snel en chaotisch geactiveerd, waardoor ze snel samentrekken. Het bloed staat daardoor vrijwel stil in de boezems. Dat leidt tot een verhoogd risico op een herseninfarct. Daarnaast worden de impulsen in de boezems snel en onregelmatig doorgegeven aan de hartkamers, waardoor het hart niet optimaal klopt. De patiënt kan minder, is moe en kortademig en voelt vaak de snelle, onregelmatige hartslag. In tegenstelling tot kamerfibrilleren – dat zonder ingrijpen snel tot de dood lijdt – heeft boezemfibrilleren lange tijd te boek gestaan als een tamelijk onschuldig verschijnsel.
Boezemfibrilleren is een sluipmoordenaar ‘Intussen weten we beter’, zegt Van Gelder. ‘Vooral in de leeftijdscategorie boven de vijftig, zestig jaar is boezemfibrilleren een sluipmoordenaar die toeslaat, tenzij we de juiste behandeling geven. Veroudering, obesitas, langdurige hoge bloeddruk en een ongezonde leefstijl verhogen de kans op boezemfibrilleren, dat zelf weer een aanzienlijk hogere kans geeft op een herseninfarct, hartfalen of voortijdig overlijden. Iemand van zestig met boezemfibrilleren heeft vijf keer zoveel kans op een herseninfarct dan een leeftijdsgenoot zónder.’ Van Gelder noemt de aandoening ‘een van de epidemieën van de 21e eeuw’. ‘Het aantal mensen met deze aandoening neemt
14
namelijk sterk toe: naar verwachting telt Nederland over tien, twintig jaar een miljoen patiënten met boezemfibrilleren. Een kleine twintig jaar geleden startte Van Gelder met steun van het ICIN het RACE I onderzoek, later gevolgd door een tweede, gelijknamige studie. Beide onderzoeken, gepubliceerd in het prestigieuze New England Journal of Medicine, halen gevestigde behandelingen onderuit en leiden al snel tot nieuwe richtlijnen. Van Gelder: ‘Voorheen was ritmeherstel de eerste behandelkeus, ook als de ritmestoornis al lang bestond of de patiënt oud was. Voor patiënt en dokter was het een belangrijke stap voorwaarts dat acceptatie van de ritmestoornis het gangbare beleid werd. In het vervolgonderzoek werd duidelijk dat het
We moeten de patiënt behandelen, niet zijn hartritme medicinaal terugschroeven van de verhoogde hartslag óók geen voordeel opleverde. We moeten de patiënt behandelen, niet zijn hartritme!’ Momenteel richt Van Gelder haar onderzoek op patiënten die nog maar relatief kort boezemfibrilleren hebben. Door een vroege behandeling, onder andere met leefstijladviezen, verlaging van de bloeddruk en beweging, probeert ze het hartritme van haar patiënten stabiel te houden.
beeld van het hart Aan het werk van Nico de Jong, ook ICIN-hoogleraar en verbonden aan het Thoraxcentrum van het Erasmus MC in Rotterdam, is af te lezen dat het ICIN ook het meer fundamentele, interdisciplinaire onderzoek steunt. De Jong heeft een exacte opleiding achter de rug als hij halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw met het ICIN in contact komt. Dan begint zijn zoektocht naar de toepassing van ultrageluid voor medische beeldvorming, speciaal voor het hart. ‘Met ultrageluid zijn heel goed structuren zichtbaar te maken’, zegt De Jong. ‘De hartbeweging, de kleppen, de beweging van de hartwand: dat komt allemaal prachtig in beeld. Maar het bloed zie je niet. Toen zijn we op zoek gegaan naar contrastmiddelen die daarbij kunnen helpen en uiteindelijk uitgekomen bij kleine gasbelletjes met een dun vetlaagje.’ De Jong: ‘Met een CT-scan of angiografie zie je of de grote bloedvaten verstopt zitten, maar niet of er
“natuurlijke bypasses” zijn aangelegd die het achterliggende hartweefsel toch nog van bloed voorzien. Die fijnmazige bloeddelta’s komen ineens wél tevoorschijn als je ultrageluid gebruikt in combinatie met die hele kleine belletjes.’ Ultrageluid met belletjes heeft ook therapeutische mogelijkheden. De Jong: ‘Diverse studies onderzoeken of schade aan het hart te herstellen is met stamcellen. Helaas blijft slechts een fractie van alle stamcellen hangen op de beschadigde plaats waar ze hun werk moeten doen. Samen met collega’s in het VUmc onderzoeken we nu een hele nieuwe techniek. We plakken de stamcellen aan onze gasbelletjes en voorzien die belletjes van antilichamen die zich specifiek hechten aan beschadigde hartcellen. Om de kans op contact te vergroten sturen we de gasbelletjes met ultrageluid naar de beschadigde plek en “duwen” ze daar dan tegen de vaatwand, zodat ze zich nog makkelijker hechten. Deze techniek is ook bruikbaar om een minutieus beeld te krijgen van de schade op celniveau.’
25 miljoen beelden per seconde Mogelijk kunnen dergelijke processen nog verder bestudeerd worden met de unieke Brandaris-camera die De Jong maakte in samenwerking met de Universiteit Twente. De camera, die opnames maakt met 25 miljoen beelden per seconde (!), wordt op dit moment gebruikt om te zien hoe vibrerende belletjes in staat zijn om de celwand te openen. ‘We zien dat medicijnen op die manier makkelijker de cel instromen’, legt De Jong uit. Het is juist deze samenwerking tussen sterk verschillende onderzoeksgroepen, tussen fundamenteel onderzoekers en clinici, die het ICIN zo waardevol maakt. ICIN-hoogleraar De Jong: ‘Dit heeft de afgelopen veertig jaar in elk geval geleid tot ontdekkingen en inzichten die anders niet zouden zijn gerealiseerd.’
Akademie Nieuws maart 2012
15 door Hans van Maanen
Wetenschappelijke integriteit, fraude, en teamwork
De ethiek van wetenschap bedrijven leer je door overleg en sociale interactie Wetenschappelijke integriteit staat, mede door de fraudeaffaire rond sociaalpsycholoog Diederik Stapel, hoog op de academische en politieke agenda. De Akademie is nauw betrokken bij pogingen wetenschappelijk wangedrag in kaart te brengen en, uiteraard, terug te dringen. Akademie Nieuws nodigde de Akademieleden Kees Schuyt en Naomi Ellemers uit voor een tweegesprek over integriteit, wangedrag en sociale controle. Kees Schuyt, van huis uit socioloog, voorzitter van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit en van de KNAW-adviescommissie Onderzoeksgegevens in de wetenschap, trapt af met een sociologische observatie. ‘Integriteit bij ambtenaren en politieagenten is iets heel anders dan integriteit bij wetenschappers. Bij ambtenaren gaat het er vooral om dat ze niet omkoopbaar zijn, terwijl dat in de wetenschap amper speelt – hoewel, misschien wel een beetje bij onderzoek waarin grote geldelijke belangen spelen. In de wetenschap gaat het om de eis de waarheid te rapporteren.
Integriteit bij politieagenten is iets heel anders dan integriteit bij wetenschappers Maar dan nog zijn er verschillen tussen wetenschapsdisciplines, en hangt het ook van de context af. Neem zoiets als het overschrijven van teksten van anderen. Dat mag absoluut niet in de meeste wetenschappen, maar bijvoorbeeld in de rechtspraak word je geacht dat juist wel te doen, want als je het niet letterlijk overschrijft, geef je aan dat er misschien toch iets anders aan de hand is. En de context is belangrijk. Een directeur van een groot bedrijf mag in een speech best de tekst voorlezen die iemand anders voor hem geschreven heeft, maar hij mag niet, als hij ook hoogleraar is, bij een lezing op de universiteit de tekst van een medewerker gebruiken én doen alsof die van hemzelf is. Daar maakt iedereen bezwaar tegen, dat hoort niet bij wetenschap.’ Kees Schuyt Foto Hollandse Hoogte, Wiebe Kiestra
16
Onderzoekers en hun onderzoeksgegevens De Akademie bekijkt op dit moment hoe onderzoekers uit verschillende disciplines omgaan met onderzoeksgegevens, en wat daaraan eventueel verbeterd kan worden om ervoor te zorgen dat normen op het gebied van wetenschappelijke integriteit worden nageleefd. Het rapport van deze KNAW-adviescommissie onderzoeksgegevens in de wetenschap, onder voorzitterschap van Kees Schuyt, verschijnt rond 1 april. Op 8 mei organiseert de Akademie samen met de Vereniging van Universiteiten een middagsymposium in het Trippenhuis over omgaan met onderzoekgegevens en integriteit.
handvat tegen fraude en wangedrag. Ellemers benadrukt dat experimenten, in haar ogen, geen ‘negatieve’ resultaten kunnen opleveren. ‘Die brengen je juist verder. Dan geven onverwachte uitkomsten aanleiding tot nieuwe hypothesen, die je vervolgens kunt toetsen in nieuw onderzoek. Als je experimenten “mislukt” noemt omdat er niet uitkomt wat je verwacht, heb je eerder de neiging de gegevens een beetje aan te passen.’ Het kennen van de theoretische context en de voorgeschiedenis van wetenschappelijke bevindingen is
Naomi Ellemers, winnaar van de eerste Merianprijs voor vrouwelijke onderzoekers, zat als sociaalpsycholoog dicht bij het vuur toen de Stapelaffaire losbarstte. Ook zij zet direct een kanttekening bij het gemak waarmee de lijnen soms doorgetrokken worden. ‘Hoe langer je erover nadenkt, hoe meer je inziet dat het een complexe materie is, waar eigenlijk amper algemene regels voor te geven zijn. Zo gaan er bijvoorbeeld nu stemmen op dat je altijd
Wetenschap is een vervolgverhaal. Ieder draagt een steentje bij al je gegevens zelf moet hebben verzameld. Als dat de richtlijn wordt, gooi je direct allerlei belangwekkend longitudinaal onderzoek weg. Of internationaal vergelijkend onderzoek, waarbij je vertrouwt op de gegevens van collega’s in andere landen. Je kunt wel richtlijnen opstellen en zeggen “als je het zo doet, ga je niet de mist in”, maar ik weet zeker dat je daarmee ook juist de interessante vragen en de onverwachte uitkomsten gaat missen. Multidisciplinair onderzoek zou helemaal onmogelijk worden – terwijl het juist goed is dat je verdergaat dan de kennis die er in één hoofd of één vakgroep verzameld is.’
de charme van het onverwachte Die onverwachte uitkomsten lijken, voor beide gelouterde onderzoekers, niet alleen een groot deel van de uitdaging van de wetenschap te zijn, maar ook een belangrijk
Naomi Ellemers Foto NWO
Akademie Nieuws maart 2012
17
bovendien belangrijk voor de geloofwaardigheid van nieuwe ideeën, meent Ellemers. ‘Als je die kent, weet je ook beter of iets plausibel is, en ingebed is in wat we nog
De onderzoekers houden elkaar scherp
maanden met een complete scriptie aan komt zetten. Dat vertrouw ik ook niet – je ziet het ontstaansproces niet. Als je iemand met raad en daad terzijde hebt gestaan, heb je dat meegemaakt, en hoef je niet te controleren of hij plagiaat heeft gepleegd of dingen heeft verzonnen. Je was er zelf bij.’
teamwork meer weten. Het hoeft dan niet altijd strikte herhaling van voorgaande experimenten te zijn: het vijfde stapje telt in zekere zin als bevestiging van de vier voorgaande. Wetenschap is een vervolgverhaal. Ieder draagt een steentje bij – het gebeurt bijna nooit dat er één studie is die meteen één afgeronde bevinding geeft.’
wangedrag Zo komen we als vanzelf uit bij de fraude van Diederik Stapel. Ellemers: ‘Een van de redenen waardoor het zo lang goed ging, was dat hij zoveel verschillende dingen onderzocht. Hij nam verhalen die al door anderen waren opgebouwd, en zette daar dan vaak de laatste, sexy stap in. Daardoor was het voor vakgenoten zo aannemelijk wat hij vond. Het klopte met alle eerdere studies, dus zijn resultaten waren voor ons volstrekt geloofwaardig.’ Schuyt is daarbij wel degelijk kritisch over de rol die coauteurs in de zaak hebben gespeeld. ‘Uit het interimrapport van de commissie-Levelt [die de onderzoeksfraude van Stapel onderzoekt] komt naar voren dat Stapel bij een bepaald onderzoek binnen een paar weken zijn data bij elkaar had. Terwijl de school waar het onderzoek plaatsvond, niet met name was genoemd en het bovendien vakantietijd was. Dan had je als coauteur aan de bel moeten trekken. Ik zie dat heel principieel, want ik vind dat de coauteur er erg genadig afgekomen is. Je vraagt dan toch of je de vragenlijsten nog even mag zien, de resultaten, welke groepen onderzocht zijn? Dat doe je naar mijn ervaring allemaal van tevoren samen, anders mag je geen coauteur heten. Tenminste, niet in ons vakgebied. Ik heb inmiddels begrepen dat het in de exacte wetenschappen soms heel anders ligt, en dat je daar ook als directeur van een onderzoeksinstelling op de auteurslijst mag, maar bij ons ben je geen coauteur als je niet hebt meegedacht en meegeschreven.’ ‘Het is’, zegt Ellemers, ‘alsof je een student hebt met wie je een keer praat en die dan vervolgens na een paar
Wetenschap, zeggen de twee onderzoekers bij herhaling, is teamwork. Schuyt formuleert, nadenkend: ‘In het onderzoeksproces zelf is sprake van veelvuldige sociale interactie tussen de onderzoekers of onderzoeksters – en daar zit ook meteen de oplossing voor dat probleem van fraudebestrijding. Die onderzoekers houden elkaar scherp, bedenken dingen samen, hebben lol aan elkaar. Je gaat samen je materiaal uitdenken en dan op onderzoek uit. Dat is in feite niet alleen de wetenschappelijke methode, het is ook het leuke van wetenschap.’ ‘Het is een stapsgewijs proces’, bevestigt Ellemers. ‘Bijsturen, doordenken, op de gang met collega’s overleggen en vertellen van je problemen – op die manier ga je verder.’ Schuyt: ‘En tegelijk zit daar de overdracht bij van de ethiek van de wetenschap, van de integriteit. Door dat overleg en die sociale interacties leer je als jonge onderzoeker ook de regels kennen: je sjoemelt niet, de werkelijkheid is belangrijker dan jouw theorie, en als het niet klopt
Als het niet klopt moet je opnieuw gaan nadenken moet je opnieuw gaan nadenken... Die attitudeoverdracht is naar mijn mening voor de gevestigde wetenschapsbeoefenaren zeker zo belangrijk als hun kennisoverdracht. Natuurlijk, wetenschap zoals het nu wordt beoefend is al voor een groot deel teamwork. Alleen die controle op elkaar, die is misschien te weinig expliciet gebleven. Daar kan nog wel meer in geïnvesteerd worden.’
druk Ellemers is het, zegt zij, daar helemaal mee eens, maar wil ‘vanuit de dagelijkse praktijk’ nog wel wijzen op tegenkrachten waaraan studenten blootstaan. ‘Dat
18
teamwork vinden wij wel belangrijk, maar de decaan of het College van Bestuur niet. Die hameren op excellentie, en willen alleen maar weten hoeveel publicaties iedereen op zijn naam heeft. Dat is een managementmodel waarbij naar individuele productie en omzet wordt gekeken, en dat verhoudt zich heel slecht met die teamgeest en samenwerking waar we het net over hadden. Zeker postdocs krijgen daardoor op z’n minst tegenstrijdige boodschappen: aan de ene kant moet je er samen lol in hebben, maar aan de andere kant moet je wel de beste
zijn – het is “topsport” en je moet “concurrenten te snel af zijn”. Dat biedt weinig ruimte tot wetenschappelijke bedachtzaamheid.’ Schuyt vult aan: ‘Het is de “mythologie van de top”. Een eredivisie met louter topclubs is logisch onzin. Zo ook in de wetenschap. Echte toppers zijn zeldzaam – daar moeten we zuinig op zijn – maar heel veel onderzoekers behoren gewoon tot de middenmoot, al vinden ze zelf van niet. Ook op die middenmoot moeten we, als belangrijke humuslaag, zuinig zijn’.
ScienceCartoonsPlus.com
stofomslag XII_stofomslag X 31-05-11 16:22 Pagina 1
Het Romeinse recht is de basis van ons hedendaags recht. De gehele tekst is in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie. 502 pp., 978-90-6984-623-1, € 65,00
NIDI
Dit proefschrift beschrijft methoden waarmee prognosemakers hun veronderstellingen over toekomstige geboorte-, sterfte- en migratiecijfers beter kunnen onderbouwen. 274 pp., 978-90-6984-637-8, € 25,00
Union formation & partner choice of the second generation of Turkish origin in Europe The influence of third parties and institutional context. Doreen Huschek Studie naar relatievorming en partnerkeuze van tweedegeneratiejongvolwassenen van Turkse afkomst, geboren in Europa. 178 pp., 978-90-8570844-5
Meertens Instituut Eigen en vreemd Meertaligheid in Nederland Leonie Cornips Meertaligheid associeert men met gebrekkig Nederlands, taalachterstand en taalproblemen. Waarom vinden we dat in Nederland iedereen alleen maar Nederlands moet
Foto omslag: Universiteitsbibliotheek Leiden, Perizonius F. 35, Fol. 1 recto
Fryske Akademie Vechten, bidden en verplegen Opstellen over de ridderorden in de Noordelijke Nederlanden J.A. Mol In twaalf thematische studies komen de ontwikkelingslijnen en bijzondere karaktertrekken van de ridderorden aan bod, vanaf hun ontstaan ten tijde van de kruistochten tot aan de Hervorming. 366 pp., 978-90-8704-252-3, € 33,00
Tussen Hemsterhuis en Grimm Joast Hiddes Halbertsma als taalkundige Anthonia Feitsma (1928-2009), bezorgd door Els van der Geest, Frits van der Kuip en Jan Noordegraaf Leven en werk van deze taalkundige, schrijver en predikant hebben steeds opnieuw de aandacht weten te trekken, zowel in Friesland als daarbuiten. 298 pp., 978-90-6273-895-3, € 25,00
Wurdboek fan de Fryske taal/ Woordenboek der Friese taal, 25 A. Dijkstra, P. Duijff, F.J. van der Kuip en H. Sijens (red) Het laatste deel met daarin opgenomen het traject v-z. 582 pp, 978-90-6273-887-8, € 75,00
Een Friezin vol muziek Aafke Komter-Kuipers (1876-1943) Jurjen Vis Biografie van een buitengewoon begaafde pianiste, klaveciniste, componiste en musicologe. 151 pp., 978-90-6273-868-7, € 29,50
Een verkenning naar evidence based policy. Wetenschappers vertellen de waarheid, waarop machthebbers hun beleid bepalen. Maar de wetenschap laat in werkelijkheid talloze interpretatie toe, waardoor machthebbers kunnen kiezen uit verschillende onderbouwde visies. 44 pp., 978-90-77364-42-0
onder redactie van: J.E. Spruit J.H.A. Lokin N. van der Wal
Energie in 2030: maatschappelijke keuzes van nu Jurgen Ganzevles en Rinie van Es ISBN 978-90-6984-603-3
Het rechtvaardig verdelen van de lusten en lasten van onze energievoorziening, zowel nationaal als internationaal, is lastig, politiek beladen en maatschappelijk controversieel. 438 pp., 978-94-6104-018-3, € 59,95 Second-generation young adults born in Europe to migrant parents represent a growing share of European populations. Consequently, many important societal questions and future population trends relate to their behavior in the family domain. However, not much is known about the mechanisms that influence their behavior.
This PhD dissertation focuses on the union formation and partner choice of second-generation Turks, who belong to the largest migrant group in Europe. To gain new insights into their union formation patterns, the four empirical chapters of this study answer the following questions: A) What union formation patterns are observed among the Turkish second generation? How do these patterns differ from those of other ethnic groups? How do these patterns differ between second-generation Turks in different European countries?
KITLV
B) How can we explain the union formation patterns of the Turkish second generation? In particular, what is the role of third parties and the institutional context? With the newly available “The Integration of the European Second Generation” (TIES) data, second-generation Turks in 13 cities in 7 countries, Austria, Belgium, France, Germany, the Netherlands, Sweden and Switzerland, are compared.
Heirs to world culture Being Indonesian, 1950-1965 Jennifer Lindsay, Maya H.T. Liem (eds) Doreen Huschek has a Master’s degree in Demography from the University of Rostock, Germany. She conducted the research for this book at the Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute (NIDI), The Hague.
Zeventien essays over de uitwisseling van kunstenaars, intellectuelen en ideeën tussen het Indonesië onder Soekarno en verschillende landen. xvii + 508 pp., 978-90-6718-379-6, € 39,50 Cover.indd 1
DANS The Dutch data landscape in 32 interviews and a survey Ingrid Dillo, Peter Doorn Deze publicatie laat zien hoe Nederlandse onderzoekers denken over het delen van data in hun vakgebied. Hoe wordt er tegenwoordig omgegaan met data, wat zou er verbeterd kunnen worden, en hoe moet dit gebeuren? 28 pp., 978-94-90531-10-2, gratis. Universiteiten en Onderzoeksinstellingen in Nederland 2012 Data Archiving and Networked Services (red) Alle naam- en adresgegevens van universiteiten en onderzoeksinstellingen in Nederland. Deze gids is samengesteld aan de hand van gegevens uit de wetenschapsportal NARCIS. 536 pp., 978-90-12-57482-2, € 108,62
Doreen Huschek
Transparency in population forecasting Methods for fitting and projecting fertility, mortality and migration Nidi book nr. 83 Joop de Beer
De 17de-eeuwse geleerde schoolmeester Wigardus à Winschooten leidt als eerste een groot aantal woorden, uitdrukkingen en spreekwoorden van de vaktaal der zeelui af. 328 pp., 978-90-5730-722-5, € 39,50
CORPUS XII IURIS CIVILIS Tekst en Vertaling
X
Union Formation & Partner Choice of the Second Generation of Turkish Origin in Europe
Corpus Iuris Civilis XII Novellae 115-168 Tekst en Vertaling Onder redactie van J.E. Spruit, J.M.J. Chorus, L. de Ligt
Seeman Maritiem woordenboek van Wigardus à Winschooten Nicoline van der Sijs
Beleid en het bewijsbeest Marjan Slob en Jan Staman
NOVELLEN 115-168
Het Romeinse recht is de basis van ons hedendaags recht. De gehele tekst is in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie. 438 pp., 978-90-6984-622-4, € 65,00
De regionale variatie van het Nederlands in woorden, klanken, woordvormen, zinnen en namen in kaart gebracht. 360 pp., 978-90-3513-378-5, € 39,95
Na de Bijbel heeft sedert de late Middeleeuwen geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het corpus iuris civilis. Honderden jaren heeft de wetgeving van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) in Europa een allesoverheersende invloed gehad op het recht in Europa in de breedste zin van het woord: op de rechtsgeleerde wetenschapsbeoefening, op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen, en tenslotte op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw in Europa tot stand kwamen. Na de totstandkoming van de compilatie van het oude juristenrecht in de Institutiones en de Digesta en van de keizerlijke rechtstraditie in de Codex Justinianus heeft de kanselarij in Constantinopel onder de bevlogen leiding van Tribonianus haar beleid, gericht op de verdere ontwikkeling en actualisering van de rechtsorde, met elan voortgezet. Tussen 535 en 575 hebben vele overwegend in de voertaal van het Griekstalige byzantijnse rijk uitgevaardigde verordeningen vernieuwing gebracht op uiteenlopende gebieden van het recht, in het bijzonder op dat van het staats- en bestuursrecht, het kerkelijk recht, het privaatrecht en het strafrecht. Deze nieuwe verordeningen - Novellae - zijn, anders dan het juristenrecht en het keizerlijk recht, niet meer door Justinianus in een authentieke codificatie samengebracht. Zij zijn overgeleverd in particuliere optekeningen door geleerden. Ook al hadden deze verzamelingen geen kracht van wet, in de loop van de tijd verwierven in West-Europa enkele ervan niettemin groot aanzien. De meest volledige en gezaghebbende van deze novellenverzamelingen is de Collectio graeca 168 Novellarum, die ongeveer een decennium na de dood van Justinianus tot stand is gekomen. Zij ligt ten grondslag aan de vertaling die in de delen XXII is opgenomen. Toegevoegd is bovendien de tekst van het Authenticum, eveneens een particuliere verzameling die een letterlijke vertaling in het Latijn van de Griekse tekst bevat en die een essentiële rol heeft gespeeld bij de receptie van novellenrecht in Europa. Voor het eerst wordt in een vele jaren omspannende onderneming het Corpus iuris civilis in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie, waarin de Griekse c.q. Latijnse en de Nederlandse tekst naast elkaar zijn gezet. Ook dit tiende deel richt zich tot juristen, historici, classici, theologen en allen die zich betrokken voelen bij de antieke grondslagen van ons recht en daarmee van onze cultuur en samenleving. De dubbeltalige editie van het Corpus iuris civilis beoogt een dieper begrip te kweken voor de groeiende unificatie van het recht in Europa door zicht te bieden op de rechtseenheid zoals deze in het recente verleden heeft bestaan op grond van het Romeinse recht. Tenslotte is zij bedoeld als een barrière tegen het geleidelijk verbleken van het besef van de betekenis van de Justiniaanse codificatie als fundament onder de rechtscultuur in vrijwel alle landen in het Avondland.
Spruit c.s.
Corpus Iuris Civilis XI Novellae 51-114 Tekst en Vertaling Onder redactie van J.E. Spruit, J.M.J. Chorus, L. de Ligt
Dialectatlas van het Nederlands Nicoline van der Sijs et al
Rathenau Instituut
NOVELLEN 1-50
Akademie
Grafische vormgeving Bert Arts BNO
CORPUS IURIS CIVILIS
Boeken
spreken? En is dat altijd zo geweest? 96 pp., 978-90-8964-344-5, € 17,50
Union Formation & Partner Choice of the Second Generation of Turkish Origin in Europe The Influence of Third Parties and Institutional Context
Doreen Huschek 20110804 19:05
20 door Lonneke Regter
Science Live: werk aan de wetenschap
Het publiek als proefpersoon Hoe wetenschap werkt toont Science Center NEMO door het museumpubliek allerlei testen en experimenten van dichtbij te laten meemaken. Met het nieuwe programma Science Live gaat NEMO een stap verder: bezoekers kunnen deelnemen aan een echt wetenschappelijk onderzoek. Doel van Science Live, dat financieel en inhoudelijk wordt Dr. Diana Issidorides, projectleider en bedenker van ondersteund door de KNAW en NWO, is een brug te Science Live, kreeg een paar jaar geleden carte blanche voor slaan tussen maatde uitvoering. Zij schappij en wetenzocht onder meer ‘Wetenschap is de kunst goede vragen te stellen en daarmee de grens van het schap. Het publiek inspiratie bij het bekende op te zoeken. Zowel onderzoekers als jonge kinderen worden meer gedreven door wat ze niet weten dan door wat ze wél weten. Met zijn programma mag actief deelneScience Museum in ‘Science Live’ brengt NEMO beide groepen op een bijzondere manier bij elkaar – Londen dat ook zo’n men aan lopend oneen podium waar nieuwsgierigen elkaar bestuderen, in het belang van de huidige initiatief kent. In derzoek en krijgt zo en de toekomstige wetenschap.’ (Robbert Dijkgraaf, president van de KNAW) een kijkje in de keumei 2010 ging het ken van de wetenprogramma van start. schap. En wetenschappers kunnen via Science Live onderDat er vanaf de eerste dag zo veel animo, waardering en zoeksdata verzamelen van een groot, gevarieerd en vooral aandacht zou zijn voor Science Live van pers en publiek ook gemotiveerd publiek. had ze niet verwacht.
Foto: DigiDaan
Akademie Nieuws maart 2012
21
Reacties van onderzoekers Waarom ben ik slimmer dan jij? – Vrije Universiteit Amsterdam Danielle Posthuma & Tinca Polderman: ‘Science Live heeft ons een prachtige kans geboden om op grote schaal data te verzamelen in een populatiesample. De faciliteiten waren uitmuntend.’ Kun je jouw beleving meten in woord, beeld en getal? – Technische Universiteit Delft Marco Rozendaal & Arnold Vermeeren: ‘De proefpersonen stromen naar je toe!’ Hoe beoordeel jij gezichtsuitdrukkingen als je naar muziek luistert? – Universiteit van Tilburg Ad Vingerhoets, Ruth Mark & Waldie Hanser: ‘Science Live is de leukste “field trip” denkbaar en maakt sociaalwetenschappelijk onderzoek toegankelijk voor iedereen.’ Verandert muziek de manier waarop je naar beelden kijkt? – Vrije Universiteit Amsterdam Ivar Vermeulen & Tilo Hartmann: ‘Zonder Science Live hadden we nooit op deze schaal en met deze kwaliteit onderzoek kunnen doen naar muzikaal kippenvel.’
Voor het programma heeft NEMO, dat jaarlijks meer dan een half miljoen bezoekers trekt, een speciale onderzoekskamer ingericht. Inmiddels zijn er zes onderzoeken uitgevoerd, en deden bijna 4000 mensen mee. Issidorides: ‘De onderzoekers waren aangenaam verrast door de mogelijkheden. Door Science Live kunnen ze op een makkelijke manier communiceren met een breed publiek. Ze nemen ruim de tijd voor uitleg van het onderzoek en mailen de proefpersonen persoonlijk de resultaten. Dat maakt onderzoek begrijpelijk en tastbaar.’
huiskamer De sfeervolle ruimte heeft de intimiteit van een huiskamer, maar is groot genoeg om een aantal mensen tegelijk te ontvangen. De speelse inrichting, met een wereldbol, een sofa à la Freud, tafeltjes in de vorm van dikke boeken en wetenschappelijke prenten aan de muur, verwijst met een vette knipoog naar de traditionele werkkamers van professoren. Issidorides: ‘Ik heb mijn best gedaan om de onderzoeksruimte zo uitnodigend mogelijk te maken. De bezoekers komen niet terecht in een steriel lab en hoeven niet bang te zijn voor onderzoekers
in witte jassen. Ze merken dat wetenschappers doodnormale mensen zijn die ook in spijkerbroek en op gympies lopen.’ Science Live levert een win-winsituatie op voor het museum, het publiek en de onderzoekers. Niet alleen zijn er gemotiveerde proefpersonen van allerlei leeftijden en met verschillende achtergronden, maar er zijn ook korte wachttijden om data te verzamelen. De projectleider vertelt: ‘Binnen twee weken kunnen onderzoekers circa driehonderd proefpersonen ondervragen.’
interactief laboratorium ‘Een belangrijke rol van het wetenschapsmuseum NEMO is dat mensen leren kritisch na te denken. Hoe formuleer je een hypothese? Hoe test je die? Kloppen de aannames met de resultaten? Kinderen worden als het ware geboren met een kritische houding. Maar als mensen het onderzoekend leren niet oefenen, dan verdwijnt het.’ Issidorides is blij dat het programma goed loopt. Op de herfstvakantie na is 2012 volgeboekt. Enthousiast vertelt ze over de positieve waardering van het NEMO-publiek. ‘Mensen zijn benieuwd hoe wetenschappers te werk gaan. Uit onze kleine publieksenquête blijkt dat maar liefst 95 procent vaker wil meedoen aan wetenschappelijk onderzoek. En Science Live kreeg een 8,9 als rapportcijfer.’ Een wens voor de toekomst is Science Live als een intermediair tussen publiek en wetenschap: bezoekers kunnen via Facebook suggesties doen voor nieuwe onderzoeksvragen en NEMO koppelt er wetenschappers aan. Op weg naar een laboratorium 3.0 dus!
Onderzoek doen bij NEMO Wanneer? Elke schoolvakantie, van maandag t/m zondag van 10.00-17.00 uur, minimaal twee weken. Wat? Ieder onderzoek dat een grote groep proefpersonen vraagt. NEMO biedt ondersteunende faciliteiten, zoals ICT, werving van proefpersonen, promotiemateriaal en toestemmingsformulieren. Meer weten? Kijk op www.sciencelive.nl. Volg Science Live op twitter.com/nemosciencelive.
22 door Hans van Maanen
De eerste stap in de wetenschap van Jan Luiten van Zanden
‘Boeren ondergingen hun lot helemaal niet lijdzaam’ De eerste stap in de wetenschap van economisch historicus Jan Luiten van Zanden werd geweigerd. Voor een jonge academicus, zo kreeg hij te horen, was het héél onverstandig zo’n frontale aanval op een van de kopstukken van het vak te publiceren. Dat zou de carrière zeker geen goed doen. ‘Onthutst was ik, en ook wel beledigd. Het was gewoon een prima artikel, en de hoofdredacteur ging volstrekt niet op de inhoud in. Maar mijn onderzoek liet zien dat een aantal belangrijke conclusies van de Wageningse agrarisch historicus Bernard Slicher van Bath niet deugde. Er waren al meer mensen die op details twijfels hadden geuit, maar mijn artikel tastte fundamentele conclusies aan. En ik kwam met een beter verhaal, althans dat vond ik.’ Van Zanden mag zijn eerste kennismaking met de wereld van de wetenschappelijke tijdschriften nog wel eens als vrolijke troost vertellen aan studenten van wie de eerste pennenvruchten zijn geweigerd, maar verbaasd is hij eigenlijk nog steeds een beetje. ‘Je denkt dat je iets moois hebt gemaakt, en dan krijg je zo’n rare brief. Ik dacht echt even: in wat voor wereld ben ik nu terechtgekomen? Het was vast goed bedoeld, maar het was zó van bovenaf.’ En, al snel weer wat milder: ‘Maar misschien geeft het ook wel een beeld van die tijd waarin ik promoveerde, begin jaren tachtig. Toen kon dat nog, dat één man een compleet tijdschrift bestierde.’
het lot in eigen hand En Van Zanden had inderdaad, dat moet gezegd, het mikpunt van zijn kritiek niet scherper kunnen kiezen. Bernard Slicher van Bath geldt, met Johan Huizinga, als een van onze grootste geschiedkundigen. Hij was gespecialiseerd in de agrarische geschiedenis, en zijn Een samenleving onder spanning uit 1956, over de
ontwikkelingen op het platteland van Overijssel in de negentiende eeuw, was onmiddellijk een standaardwerk. Toch richtte Van Zanden in 1984 daarop zijn pijlen. In het kader van zijn promotieonderzoek aan de Vrije Universiteit kwam hij tot de conclusie dat Slicher van Bath een aantal fouten had gemaakt. ‘Hij had verschillende documenten gewoon verkeerd geïnterpreteerd.’ In de jaren tachtig van de vorige eeuw woedde onder historici een stevig debat over de motor achter de ontwikkelingen op het platteland. Die discussie woedt eigenlijk altijd onder historici – hij vlamt ook op als het gaat over arme boeren in ontwikkelingslanden, en over achtergestelde bevolkingsgroepen in het westen – maar aan de VU in de jaren tachtig ging het over de landbouw in Nederland,
Jan Luiten van Zanden (1955), faculteitshoogleraar geschiedenis van de wereldeconomie aan de Universiteit Utrecht, studeerde geschiedenis en economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daar was hij van 1987 tot 1992 hoogleraar. In 1992 volgde een benoeming aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast was hij tussen 2001 en 2009 onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis van de KNAW. Van Zanden werd in 1997 benoemd als lid van de KNAW. In 2003 ontving hij de Spinozapremie. In 2011 kreeg Van Zanden de Prijs Akademiehoogleraren, een bedrag van een miljoen euro voor wetenschappelijk werk, bedoeld als lifetime achievement award voor onderzoekers die hebben aangetoond dat ze tot de absolute top van hun vakgebied behoren.
Akademie Nieuws maart 2012
23
De eerste publicatie van Jan Luiten van Zanden in A.A.G.- bijdragen, 24, 1984
en welke lessen daaruit konden worden getrokken voor die in de Derde Wereld. ‘We hebben het over de tijd voor de industriële revolutie, zeg van 1750 tot 1800. De heersende opvatting in de jaren tachtig was die van Slicher van Bath, dat de boerenbevolking in die tijd armer en armer werd. Volgens het bekende malthusiaanse model: de bevolking neemt toe, maar de middelen van bestaan niet of veel minder, dus de bevolking verarmt. Dat was ook het uitgangspunt dat Slicher hanteerde in zijn Een samenleving onder spanning: een verarmende boerenbevolking die het pas aan het begin van de negentiende eeuw opeens wat beter kreeg.’ ‘Ik deed mijn onderzoek in de archieven van Zwolle – mijn ouders waren toevallig ook net daarheen verhuisd, dus dat kwam goed uit – en ik kwam op grond van de stukken tot een heel andere conclusie. Als je goed kijkt, zie je dat de boeren helemaal niet hun lot lijdzaam
ondergingen. Ze zagen zelf ook in dat ze het steeds slechter zouden krijgen als ze niets deden, dus grepen ze in. Uit de archiefstukken blijkt dat de boeren in die periode vaak landeigenaren worden, waardoor hun economische en politieke positie sterk verbeterde. Ze kregen een groter aandeel in de productie en werden ook efficiënter, waardoor de opbrengsten toenamen en de inkomsten stegen. Er was aan het begin van de negentiende eeuw veel meer landbouwgrond in particuliere handen, en veel minder armoede, dan Slicher veronderstelde. De sterke breuk met het verleden, waar hij zo de nadruk op legde, was er helemaal niet. Het zat allemaal veel logischer in elkaar.’ Voldoende materiaal voor een fraaie wetenschappelijke verhandeling. Van Zanden schreef het op, stuurde het begin 1984 naar het Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek – en kreeg een paar weken later een afwijzende brief van de hoofdredacteur.
24
Het Jaarboek werd uitgegeven door het Nederlands Economisch-Historisch Archief, een van de voorlopers van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. ‘Ik zat voor mijn onderzoek ook nog wel eens in de bibliotheek van het Archief te werken, en vreemd genoeg wist iedereen in de bibliotheek binnen de kortste keren van de hele affaire. Gelukkig kreeg ik daar veel steun en sympathie – je bent als jonge onderzoeker nog niet goed bestand tegen afwijzingen, en dan op deze manier, het was toch allemaal nogal onthutsend. Misschien bestaan ze nog steeds in de geschiedwetenschap, van die tijdschriften die door één man worden gerund – ik weet van een Italiaans tijdschrift dat pas kort geleden over de kop is gegaan. Het doet je carrière zeker geen goed als je daarin publiceert...’ Van Zanden zat niet bij de pakken neer, en liet het afgewezen manuscript aan zijn Wageningse promotor en copromotor, Ad van der Woude en Henk Roessingh, lezen. ‘Zij vonden het een goed artikel, en zij zeiden meteen dat ze ervoor zouden zorgen dat het binnen de kortste keren gepubliceerd zou worden. Ik kreeg inderdaad per omgaande bericht van de A.A.G.-bijdragen, het tijdschrift van de afdeling Agrarische Geschiedenis van Wageningen. Die wilden het graag hebben.’
Foto Henk Thomas
‘En dat is nog wel ironisch ook. Mijn artikel was immers een beetje een weerlegging juist van de opvattingen van de Wageningse school van Slicher van Bath, en nu werd het in zijn eigen reeks gepubliceerd. Gelukkig zijn er in de wetenschap ook altijd verlichte geesten die het debat niet uit de weg gaan.’
verdelingsvraagstuk
Jan Luiten van Zanden als jonge onderzoeker
Dat debat is ook niet zonder gevolgen gebleven – het malthusiaanse verklaringsmodel van de ontwikkelingen op het platteland, en elders, is erg omstreden geraakt, al kent het natuurlijk nog steeds aanhangers. Tegenwoordig overheerst toch de opvatting dat mensen in staat zijn hun eigen geschiedenis te maken, en geen passieve slachtoffers zijn van het noodlot. ‘Die politieke dimensie kun je niet uit het oog verliezen als je wil verklaren hoe mensen hun problemen, hun armoede, proberen op te lossen. Dat gold voor het achttiende-eeuwse Overijsselse platteland, maar het geldt inderdaad ook voor boeren in ontwikkelingslanden en voor andere achtergestelde groepen in de wereld. Armoede is geen bevolkingsvraagstuk, maar een verdelingsvraagstuk.’