2013-03 FysioPraxis maart 2013

Page 1

va k b l a d vo o r d e f y s i o t h e r a p e u t

Fysiopraxis JAARGANG 22 • NUMMER 3 • maart 2013

KNGF-structuur

Modernisering inrichting en werkwijze KNGF

profiel

opvattingen

Nieuwe hoogleraar evidence-based fysiotherapie

De solist heeft geen toekomst

Minor ZORG voor ALO-studenten Multidisciplinaire aanpak komt de zorg ten goede

COVER.indd 1

05-03-13 12:28


11 - 14 April 2013 FIBO - The Leading International Trade Show for Fitness, Wellness & Health koelnmesse – Exhibition Centre Cologne The interface between fitness and health becomes more and more important. On the one hand there is an increasing number of research-studies proving that common illnesses can be avoided, alleviated or even cured by strength- or rather fitness training. On the other hand training is used as therapy-supplement for further illnesses. As a fair within the fair, FIBOmed therefore offers trade visitors from the medical and therapeutic field a large range of products and services related to the theme of medical fitness. In addition, the FIBO exhibitors present numerous innovative concepts, solutions and products for the health and medical market. 2013 the leading international trade show for fitness, wellness and health will be accompanied by an interdisciplinary, medical congress for movement in which experts of different medical fields report about their fields of expertise.

www.fibo-med.de

© Minerva Studio - Fotolia.com

FIBO Niederlassung der Reed Exhibitions Deutschland GmbH · Völklinger Str. 4 · 40219 Düsseldorf · Tel. +49 211 90191-300 · Fax +49 211 307578 · info@fibo.de

FIBOmed_210x297+3_GB.indd 1 •FP-03 advertenties.indd 1

21.02.13 10:29 05-03-13 12:39


accountants en belastingadviseurs

Opleiding Orthopedische revalidatie volgens de 4xT Methode

KNGF accreditatie 66 punten voor het register Algemeen Fysiotherapeut

Is de fysiotherapie al uitgeëvolueerd of is er nog ruimte voor vernieuwing? De 4xT Methode plaatst fysiotherapie, manuele therapie & training in een nieuwe dimensie.

dé onafhankelijke adviseur voor de fysiotherapeut. ook bij praktijkoverdracht.

• Nieuwe anatomische inzichten • Myofasciale benadering • Uniek myofasciaal testsysteem • Duidelijke behandelprotocollen • Orthopedische Revalidatie Training • Makkelijk toepasbaar • Beter & sneller resultaat ‘De 4xT Methode staat garant voor direct resultaat!’

Wij organiseren regelmatig cursussen voor (toekomstige) ondernemers in de zorg. Een kleine greep: - Waarnemen of loondienst, - Praktijkstart, - Financiële en fiscale aspecten voor ondernemers, - Uw praktijk financieel bekeken, - Zin en onzin van het financiële jaarverslag, … Misschien ook wat voor uw IOF of studievereniging?

De 4xT Methode: Test, Tape, Trigger, Train. De 4xT Methode neemt het beste van verschillende therapieën en combineert dit in een logisch stappenplan tot een effectieve therapie.

Start Locatie Duur Cursusgeld

bel voor meer informatie met Jacqueline van eekelen, 0317-41 91 35, of mail j.van.eekelen@seres.nl of kijk op www. seres.nl

: zaterdag 22 juni 2013 : IJsselstein : 11 cursusdagen : € 1750,-

KNGF geaccre ditee 66 punte rd n

(aanbetaling á € 250,- + 5 x € 300,-)

Kijk voor meer info en/of reacties van cursisten op: www.fysiophysics.nl. Of bel: 030- 687 8360.

FYSIOTHER APIE OPLEIDINGEN CLUBS BE WEEGPR OGR AMMA’S

verder met fysiotherapie! Master Manuele Therapie

Kom naar onze open dag! www.somt.nl/open-dag

Master Bekkenfysiotherapie

In samenwerking met:

Master Sportfysiotherapie www.somt.nl | info@somt.nl | 033 456 0737 | Fysiopraxis maart 2013.indd 1

•FP-03 advertenties.indd 2

Master Fysiotherapie in de Geriatrie twitter.com/SOMTAmersfoort 22-2-2013 16:42:52

05-03-13 12:39


4

REDACTIONEEL/INHOUD

12

Vertekening ofwel bias

D

e roep om vermijdbare zorg in de fysiotherapie terug te dringen en evidence-based te handelen lijkt steeds groter te worden. Begin jaren 80 van de vorige eeuw stond de fysiotherapie ook al onder druk. Ik weet nog dat mijn stagebegeleider destijds verzuchtte: “Laten ze maar langskomen, dan zal ik ze onze goede resultaten tonen.” Mijn begeleider stond de hele dag te masseren en inmiddels weten we dat niet alle patiënten gebaat zijn bij het eenzijdig toepassen van passieve behandelvormen. Dat mijn stagebegeleider overtuigd was van zijn gelijk is niet vreemd. We denken in het algemeen effectieve behandelkeuzes te maken, maar bij de behandeling van patiënten gebruiken we in feite slechts een beperkt aantal ‘winnende’ strategieën. Deze winnende strategieën zijn per fysiotherapeut verschillend en gebaseerd op enkele specifieke succeservaringen. Indien één patiënt met specifieke kenmerken zeer goed herstelt na een bepaalde behandeling, zijn we geneigd jarenlang in de effecten van deze behandelstrategie te geloven en tegengestelde resultaten onbewust of bewust te negeren. Deze denkfout heet confirmation bias. U zult begrijpen dat deze universele neiging van de mens de voortgang van evidence-based handelen in de weg staat en een van de redenen is waarom er vaak een groot verschil bestaat tussen enerzijds positieve individuele klinische ervaringen en anderzijds de resultaten uit wetenschappelijke studies. Een andere hardnekkige denkfout is de achteraffout, de hindsight bias. We denken vaak vooraf te weten of een behandeling zal aanslaan of niet. Ik heb eens samen met een collega bij opeenvolgende patiënten voorspeld wat de uitkomst van de behandeling zou zijn. We zaten er in de meeste gevallen naast en bleken aanmerkelijk slechtere voorspellers dan we van te voren hadden aangenomen. Maar ook de achteraffout is zorgelijk, omdat deze eveneens tot verkeerde behandelkeuzes kan leiden. Daarom adviseren wij u bewust te zijn van vermeende winnende strategieën en vooringenomenheid en om (omgekeerd) waarnemingen die strijdig zijn met uw ideeën serieus te nemen.

Adri Apeldoorn Saskia Bon Lidwien van Loon François Maissan Harriët Wittink Reacties kunt u mailen naar fysiopraxis@kngf.nl.

In dit nummer 6 Column Eke Zijlstra 6 KNGF-kort 7 Even bellen met... 9 Overig kort nieuws 10 KNGF-structuur Modernisering inrichting en werkwijze

16 Opvattingen 22 Achter het nieuws 24 FysioWijzer 32 KNGF-service 36 Specialistenkatern 47 Agenda 49 Vraag & Aanbod 50 Colofon

FysioPraxis | maart 2013

INHOUD.indd 4

05-03-13 12:22


5

18

26

28

Herniated disc

Herniated disc Herniated disc

12 Gymleraar in spe op stage bij 28 Lumbosacraal radiculair NIEUWE PRAKTIJKEN

CASUÏSTIEK

fysiotherapeut

syndroom

Sinds een jaar of acht biedt de Hogeschool van Amsterdam de minor ZORG aan voor studenten van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO). ALO-studenten lopen stage bij fysiotherapeuten, die over het algemeen zeer te spreken zijn over hun inbreng. Drijvende kracht achter deze minor is opleidingsdocent Sander Plomp.

Bij patiënten met lage rugklachten met uitstraling is het van belang een radiculaire oorzaak in of uit te sluiten. Dit artikel richt zich op de waarde van de anamnese en het lichamelijk onderzoek en beschrijft recente onderzoeksresultaten van conservatief of operatief ingrijpen bij patiënten met een lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) ten gevolge van een discusherniatie.

18 ‘Bekijk de hele voet, niet alleen WETENSCHAP PRAKTISCH

het lokale probleem’ Rosemary Dubbeldam verdedigde vorig jaar haar proefschrift aan de Universiteit van Twente. Met haar promotieonderzoek wilde ze meer inzicht krijgen in de oorzaken van de veranderingen in de voet- en enkelgewrichtsbewegingen van patiënten met reumatoïde artritis ten opzichte van gezonde proefpersonen. Dubbeldam pleit ervoor om de problemen in de voet in hun samenhang te zien.

26 Prof. dr. Raymond Ostelo PROFIEL

Fysiotherapeut en epidemioloog Raymond Ostelo is per 1 december 2012 benoemd tot hoogleraar evidencebased fysiotherapie bij de afdeling Gezondheidswetenschappen van de faculteit der Aard- en Levenswetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Waar ligt de focus voor Ostelo?

FYSIOPRAXIS ONLINE Naast FysioPraxis bestaat er FysioPraxis online. U vindt deze digitale versie op FysioNet: www.fysionet.nl. Literatuurverwijzingen, verrijkingen en links naar aanvullende informatie vindt u op FysioNet via Producten & Diensten, FysioPraxis. In FysioPraxis kunt u zien welke artikelen zijn verrijkt. Onder aan het artikel staat het FysioPraxis onlinesymbool: de ronde button met pijl. FysioPraxis online is alleen toegankelijk voor leden van het KNGF na inloggen.

FysioPraxis | maart 2013

INHOUD.indd 5

05-03-13 12:22


6

KNGF-KORT

VAN DE VOORZITTER

In het heuvelachtige Zuid-Limburg wonen wij op löss, een rijke grond waar de gewassen welig tieren. Water komt van beneden, water komt van boven en de grond wordt van alle kanten gevoed. Een vruchtbare en volle grond als resultaat. Zo zie ik ons genootschap het liefst: vruchtbaar en vol energie. Gevoed met ideeën van u en van ons. Ideeën die ervoor zorgen dat we vooruitkomen. Zo moeten we nadenken over hoe we de bedreiging van de positie van de fysiotherapie in de eerste lijn het hoofd bieden, hoe we de nadelen voor de patiënten zo klein mogelijk houden, maar ook hoe we onze meerwaarde kunnen blijven bewijzen. Vorig jaar startten we met rondetafelgesprekken, live én online. We spraken met elkaar over de kwaliteit van de fysiotherapie, over de plek van de fysiotherapeut in de zorgmarkt en over een nieuw KNGF. Bij deze gesprekken heb ik veel gehoord én meegenomen. In 2013 pakken we door. Ik weet het, er zijn allemaal hippe woorden voor bedacht: laten we gaan co-creëren, participeren en binden en boeien. Ik klink nu een beetje cynisch, maar ik geloof er zeker in. Laten we het niet alleen bij mooie woorden laten, maar laten we het gewoon doen. Ik geloof in de kracht van het samen optrekken. Want wat een kennis zit er in ons gezamenlijk brein. En laat staan als we deze samenbrengen. We hebben geleerd van de eerste serie rondetafelgesprekken. De ene bijeenkomst werd een stuk beter bezocht dan de andere. Dit lag aan het onderwerp en aan de afstand. Maar ook aan het gevoel echt bij onze club te horen. Voor mij een serieuze opgave dit gevoel bij u te versterken. We gaan het dit jaar hebben over zaken die dicht bij u en uw praktijkvoering staan, of die u wellicht rechtstreeks in uw portemonnee raken. En we gaan nog meer met de benen op tafel, even ongedwongen samen zijn. Meepraten maken we zo gemakkelijk mogelijk. Niemand heeft tenslotte zin om eindeloos te reizen en er uren voor in de auto te zitten. Helemaal niet na een drukke dag op de werkvloer. En we gaan op zoek naar nieuwe manieren om uw betrokkenheid nog meer inhoud te geven. Ik zet in op het hoogst haalbare: een vruchtbare en vitaal genootschap.

Eke Zijlstra

Programma ‘Versterken fysiotherapeutische zorg voor ouderen’ van start In februari startte een programma waarin tien teams werken aan een aantrekkelijke en onderscheidende positionering van hun praktijk of afdeling binnen de ouderenzorg. De teams worden ondersteund bij het realiseren van hun ambitie door KNGF/NVFG en Mixe–healthcare marketing.

Fotografie: Ronald van Erkel

Vruchtbare grond

Geselecteerde teams

Ruim zestig teams reageerden positief op de uitnodiging door zich in te schrijven voor het programma ‘Versterken fysiotherapeutische zorg voor ouderen’. Het KNGF is blij met dit grote aantal inschrijvingen en met de enthousiasme motivaties. Zoals aangekondigd in de uitnodiging is er plek voor tien teams. Het algemeen bestuur heeft daarom een keuze gemaakt. De volgende teams zijn geselecteerd: • De Zorggroep, Venlo • Fysio Groep Hengelo, Hengelo • ZorgSaam Ziekenhuis, Terneuzen • Praktijk DEEN, Heemstede • Praktijk Fysiohof, Maastricht • Nij Smellinghe/Pasana groep, Drachten • Praktijk C-enter, Amsterdam • Fysiototaal, Rijswijk • Stichting SHDH, Haarlem • Fysiotherapie De Kroeven, Roosendaal In 2014 zal het KNGF de resultaten van het programma ontsluiten. Tot die tijd kunt u met vragen over dit programma terecht bij Helmie MulderMertens via mulder-mertens@kngf.nl.

FysioPraxis | maart 2013

KNGF-KORT.indd 6

05-03-13 12:48


7

Even bellen met...

‘Ik heb meer inzicht gekregen’ Tekst: Miloe van Beek

Fysiotherapeut Guus Moors won een zelfanalyse en leerde zichzelf beter kennen als mens en als ondernemer. “Het geeft rust dat ik mijn doel heb gevonden.” Guus Moors (32) is geschoold als fysio- en manueeltherapeut, maar toen hij twee jaar geleden zijn eigen praktijk opende in Weert, werd hij ook ondernemer. Om de vaardigheden die daarvoor nodig zijn meer te ontwikkelen, bezocht Moors eind 2011 de bijeenkomst ‘Het brein van de ondernemer’ georganiseerd door het KNGF. Tijdens het diner werd aan de aanwezigen gevraagd waarom ze eigenlijk wilden ondernemen. Moors antwoordde dat hij ‘nogal eigenwijs was.’ “Dat antwoord viel zo in de smaak bij de organisatie dat ik na het eten hoorde dat ik een zelfanalyse had gewonnen bij de Freudenberg Business Academy for Talents.”

Chaotisch In 2012 bezocht Moors Inga Freudenberg drie keer. “Een leerzaam traject,” zegt hij terugkijkend. “Er kwamen geen hele nieuwe dingen uit naar voren, maar ik heb wel meer inzicht gekregen in mijn sterke en zwakke punten.” Tijdens de eerste bijeenkomst kreeg Moors direct een lastige opdracht: ontwikkel een visie op privé, zakelijk en sociaal gebied. “Ik bleek het vooral heel moeilijk te vinden om een helder zakelijk doel te formuleren met daarbij duidelijke stappen om dat te bereiken.” Moors

ontdekte dat hij wel veel ideeën heeft, maar ook snel is afgeleid. “Ik ben nogal chaotisch en doe vaak van alles tegelijk. Ik probeer nu meer rust te bewaren, prioriteiten te stellen en aan één ding vast te houden.”

Specialiseren Tijdens de sessies ontdekte Moors ook dat zijn wens om intensief met anderen samen te werken, vooral werd ingegeven door een behoefte aan veiligheid en zekerheid. “Door samen te werken hoopte ik als fysiotherapeut een stevigere positie op te bouwen in Weert, waar relatief veel fysiotherapiepraktijken zijn.” Met behulp van Freudenberg zag Moors in dat hij die veiligheid ook op een andere manier kon bewerkstelligen. “Door mezelf te specialiseren in orthopedische klachten bijvoorbeeld, zo kan ik me onderscheiden.” Dat inzicht hielp hem uiteindelijk ook bij het vinden van zijn doel: een gespecialiseerde fysiotherapiepraktijk met een aantal medewerkers in dienst. “Het geeft rust dat ik mijn doel heb gevonden. Ik zet nu bewust stappen om mijn doel ook daadwerkelijk te bereiken. Zo houd ik in mijn zoektocht naar een geschikte praktijkruimte bijvoorbeeld rekening met de komst van werknemers in de toekomst.” Privéleven

Moors heeft zich verder naar aanleiding van de training aangesloten bij de Vereniging van Jonge Ondernemers in Weert. “Zo ontmoet ik andere mensen en het is leuk en leerzaam.” Hij ontdekte tot slot de keerzijde van zijn nogal ambitieuze karakter. “Mijn privéleven raakt daardoor ondergesneeuwd. Samen met mijn vriendin

‘Beter begrijpen hoe een ander denkt en werkt’ heb ik daarom ook doelen op privégebied vastgesteld. Ik ben nu bijvoorbeeld meer thuis.” De fysiotherapeut zou de training aan iedereen aanraden. “Freudenberg doet ook teamanalyses, dat lijkt me nuttig als je met meer mensen werkt. Je leert beter begrijpen hoe een ander denkt en werkt, dat zorgt voor een betere samenwerking en brengt je dichter bij elkaar.”

Oscar Meijer Oscar Meijer (51) is al 31 jaar de vaste telefonist en receptionist van het KNGF. Wat doe je bij het KNGF? “Mijn hoofdwerk is de telefoon aannemen en doorverbinden. Daarnaast verzorg ik de weekagenda van de vergaderzalen. Ook functioneer ik soms als een soort geheugen van het kantoor, omdat ik van al mijn collega’s het langst in dienst ben. Rond de congresperiode wordt mij wel eens gevraagd naar oud-leden en ereleden die nog een uitnodiging moeten ontvangen.”

‘Drukken van andere zorgkosten’

Wat is je achtergrond? “Na mijn telefonistenopleiding ben ik hier gaan werken. Dit is mijn eerste baan.” Hoe zie je de toekomst van de fysiotherapie? “Natuurlijk volg ik de fysiotherapie en heb ik zorgen over de ontwikkelingen met betrekking tot de vergoedingen. Door goed gebruik van fysiotherapie kun je andere zorgkosten drukken, maar ik betwijfel of de politiek op dit moment dezelfde gedachtegang hanteert. Toch denk ik dat beleidsmakers wel tot inkeer komen.” Wat is je (grootste) uitdaging? “Het op een goede manier blijven beheren van de agenda’s en de telefoon. Op een zodanig vlekkeloze wijze dat het lijkt alsof het vanzelf gaat.” Fysiotherapie, een mooi vak? “Ja. Omdat mensen door een goede revalidatie hun eigen weg kunnen blijven gaan.”

FysioPraxis | maart 2013

KNGF-KORT.indd 7

05-03-13 12:48


8

KNGF-Kort

Wat u beweegt Vragen uit de praktijk 1. Hoeveel verlof mag de werknemer onder de noemer ouderschapsverlof opnemen? De werknemer heeft wettelijk recht op onbetaald verlof van in totaal 26 maal de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur. De wettelijke regeling is zo opgesteld dat de werknemer in beginsel het verlof opneemt voor de helft van de arbeidstijd gedurende een half jaar. Hoe moet ouderschapsverlof worden aangevraagd? De werknemer dient het ouderschapsverlof ten minste twee maanden van te voren schriftelijk bij de werkgever aanvragen. In de aanvraag moeten de volgende punten aan de orde komen: • de datum waarop de werknemer het verlof wil laten ingaan; • de hoeveelheid verlof die de werknemer wil opnemen; • de dag(en) waarop de werknemer het verlof wil opnemen; • de duur van de verlofperiode. 2. Hoe kan ik vervanging bij vakantie regelen? Vervanging in de vrijgevestigde praktijk kan op verschillende wijzen ingevuld worden. In het dossier: ‘ Waarnemen’ op FysioNet.nl op het Kennisplein worden de verschillende wijzen behandeld en de daarmee samenhangende voorwaarden en con-

sequenties. Ook een voorbeeldovereenkomst van opdracht is opgenomen. Het dossier behandelt deze manieren en gaat in op de verschillende voorwaarden en consequenties ervan. Er zijn vijf vormen van waarneming in een vrijgevestigde praktijk mogelijk: 1. Collegiale waarneming binnen één praktijk. 2. Collegiale waarneming door een collega vrijgevestigde buiten de eigen praktijk. 3. Waarneming door een beroepswaarnemer (ondernemer) met een VAR-WUOverklaring. Waarneming op grond van een ar4. beidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een variabel of vast salaris. 5. Waarneming via het uitzendbureau (als uitzendkracht of gedetacheerde). 3. Is er een verzekering voor ziekteverzuim van personeel? Voor de eerste twee ziektejaren van personeelsleden bent u als werkgever zelf verantwoordelijk. U hebt dan onder meer een loondoorbetalingsverplichting en hebt een re-integratieverplichting. Zowel voor het verzekeren van dit financieel risico als de re-integratie heeft KNGF exclusieve afspraken voor zijn leden met Interpolis. Inmiddels maken al meer dan anderhalf dui-

zend praktijken gebruik van deze flexibele oplossing, WerkAttent voor KNGF-leden.

Mantelovereenkomst loondoorbetalingverzekering Interpolis De verzekering speelt in op de verplichtingen vanuit de Wet uitbreiding loondoorbetalingplicht bij ziekte (Wulbz) en de Wet verlenging loondoorbetalingplicht bij ziekte (Wvlbz). Op grond van deze wet bent u als werkgever verplicht om gedurende twee jaar het loon van uw zieke werknemer door te betalen. Zowel de percentages van de loondoorbetaling als de eventuele wachtdagen moet u schriftelijk vastleggen in de arbeidsovereenkomst. De verplichting tot loondoorbetaling gedurende de twee ziektejaren kunt u zelf dragen, maar u kunt zich hier ook voor verzekeren. U kunt kiezen uit twee producten, te weten VerzuimOplossingen en WerkAttent. Beide verzekeringen zijn speciaal voor KNGF-leden ontwikkeld. Meer informatie vindt u op FysioNet, zoeken op ‘Werkattent’

Bent u in beweging en hebt u vragen? Neem contact op met onze ledenvoorlichters via ledenvoorlichting@kngf.nl of bel 033-467 29 29 (ma. t/m vr. 8.30-17.00 uur).

NVMT-symposium ‘Back to the Future’ Op zaterdag 13 april vindt het NVMT-symposium plaats met als onderwerp Spinal Control: The rehabilitation of back pain, State of the Art and science.

State of the Art

De top van de wetenschap op het gebied van de lage rug is aanwezig, waaronder Paul Hodges, Jacek Cholewicki, Jaap van Dieën en Lieven Daneels. Met aandacht voor State of the Art op het gebied van lage rugklachten. Het symposium vindt plaats in de Van Nelle Ontwerpfabriek in Rotterdam. Kosten: 75 euro voor NVMT-leden, 90 euro voor studenten Master Manuele Therapie en 150 euro voor niet-leden.

Voor meer informatie en inschrijving: www.nvmt.nl.

FysioPraxis | maart 2013

KNGF-KORT.indd 8

05-03-13 12:48


OVERIG KORT NIEUWS

9

KORT NIEUWS

BEWEEGKUUR Afgelopen december promoveerde Judith Helmink aan de Universiteit Maastricht. In de periode 2007-2011 deed zij onderzoek naar de ontwikkeling en het implementatieproces van de BeweegKuur, een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) in de eerste lijn. Het blijkt onder andere dat in de huisartsenpraktijken/gezondheidscentra die de BeweegKuur uitvoerden meer multidisciplinaire samenwerking (in netwerken) ontstond. Ook de contacten tussen zorgverleners en lokale sport- en beweegaanbieders verbeterden.

Gecombineerde leefstijlinterventie De BeweegKuur is een gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met obesitas en mensen met overgewicht in combinatie met een (andere) risicofactor, bijvoorbeeld diabetes type 2. De personen krijgen maximaal een jaar begeleiding om hun eet- en beweeggedrag aan te passen en mee te werken aan een gezonde, actievere leefstijl. De huisarts schrijft het ‘recept’ uit, maar daarnaast hebben de leefstijladviseur, de diëtist en indien nodig de fysio-/oefentherapeut een belangrijke rol gedurende het jaar.

Het doel is dat deelnemers zelfstandig het ‘gezonde’ gedrag volhouden na dit jaar. Uitkomsten van het onderzoek Het implementeren van het programma kostte de zorgverleners veel tijd, geld en energie. Desondanks gaven veel zorgverleners aan gemotiveerd te zijn om door te gaan met het programma. Ook de deelnemers waren tevreden over de interventie en gemotiveerd om te gaan bewegen. In de praktijken die de BeweegKuur uitvoerden, ontstonden meer multidisciplinaire netwerken in de periode 2007-2011. Ook de contacten met lokale sport- en beweegaanbieders verbeterden. De BeweegKuur heeft gefungeerd als een vliegwiel om processen ten aanzien van de verspreiding van lokale gecombineerde leefstijlinterventies in de eerstelijns gezondheidszorg tot stand te brengen en deze interventies verder door te ontwikkelen.

Preventie

In de zorg- en de sportsector is tijdens de ontwikkeling veel draagvlak ontstaan voor de GLI als instrument om te werken aan preventie. Een rapportage van CVZ uit 2010, De gecombineerde leefstijlinter-

www.shutterstock.com

vliegwiel voor meer multidisciplinaire netwerken en betere samenwerking tussen zorg en sport

ventie: kosten, opbrengsten en de praktijk, onderbouwde de (kosten)effectiviteit. Het onderzoek van Judith Helmink toont de positieve effecten aan in de samenwerking in multidisciplinaire netwerken en de samenwerking tussen de eerstelijnszorg en de lokale sport- en beweegaanbieders. Voor meer informatie: www.phdthesis.nl/judith. Bron: NISB.

Anderhalvelijnscentrum opent deuren

De burgemeester van Drachten, Tjeerd van Bekkum, onthulde de naam van het centrum met een spandoek.

Anderhalvelijnscentrum Sûnenz opende op 24 januari in Drachten haar deuren. In dit centrum kunnen ouderen terecht voor hun gezondheid, maar ook voor kunst en cultuur, winkels en horeca. Het centrum ontstond uit een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen, waaronder De Friesland Zorgverzekeraar, ZuidOostZorg en de Samenwerkende Ouderenbonden Smallingerland. Sûnenz wil een speler zijn tussen de eerste- en tweedelijns zorg. “Door de veranderingen in het zorglandschap hebben we gekeken hoe we zorg uit de tweede lijn konden halen”, zegt Ida van Marion, manager van Sûnenz. “We hebben vaak te maken met ouderen die meerdere aandoeningen hebben. Door een goede triage kunnen we adequaat doorverwijzen. De geriatrisch fysiotherapeut was betrokken bij het opstellen van het gevalideerde triagedocument. In ons centrum speelt fysiothera-

pie een grote rol bij preventie en bewegen.” Diana Monissen, voorzitter van de Raad van Bestuur van De Friesland: “Het is een mooi voorbeeld van hoe je de zorg anders kunt organiseren, met als uitkomst betere kwaliteit van zorg tegen lagere kosten. Ouderen kunnen er terecht voor diagnose en behandeling. Daarnaast ondersteunt het Anderhalvelijnscentrum huisartsen bij de diagnostiek en behandeling van hun oudere patiënten. Opname in het ziekenhuis of verpleeghuis kan daarmee worden uitgesteld of is zelfs helemaal niet nodig. De zorg wordt echt om de vraag van de klant georganiseerd. Of het nu gaat om zorg uit de eerste lijn of de tweede lijn, care of cure. Alle noodzakelijke zorg en disciplines komen samen, daaronder kan natuurlijk ook fysiotherapie vallen.” Voor meer informatie: www.sunenz.nl. FysioPraxis | maart 2013

OVERIG KORT NIEUWS.indd 9

05-03-13 12:45


10

KNGF-STRUCTUUR

Nieuwe verenigingsstructuur KNGF

Modernisering inrichting en werkwijze KNGF Begin 2012 heeft het algemeen bestuur van het KNGF kritisch gekeken naar de structuur van de vereniging. Het bestuur heeft vastgesteld dat de inrichting en werkwijze van de vereniging moet worden gemoderniseerd om optimaal te kunnen functioneren. Een nieuwe verenigingsstructuur: wat betekent dat voor u als lid? Het speelveld van de fysiotherapie ontwikkelt zich snel en verandert ingrijpend. De politieke en economische situatie is instabiel wat tot gevolg heeft dat (financiële) kaders binnen de zorg sterk veranderen. Daarnaast zien we een steeds meer gedifferentieerde beroepsgroep. Meer dan ooit is het voor het KNGF noodzakelijk om de leden optimaal te blijven bedienen en een invloedrijke speler te zijn in het externe veld. Dat vraagt iets van de structuur van de vereniging. Het algemeen bestuur van het KNGF heeft vastgesteld dat de huidige structuur en werkwijze van de vereniging daarvoor ongeschikt is. Begin 2012 heeft het algemeen bestuur dan ook besloten om eens kritisch te kijken naar de structuur en te komen tot modernisering van de inrichting en werkwijze van de vereniging.

Individuele leden van het KNGF en de nieuwe verenigingsstructuur Wat betekent de voorgestelde structuur voor u als lid van het KNGF: • U wordt direct betrokken bij de strategische beleidsvoering van de vereniging op een moment dat u nog daadwerkelijk invloed kunt uitoefenen op de inhoud. Dus geen goedkeuring achteraf maar invloed vooraf.

‘Meer dan ooit is het voor het KNGF noodzakelijk om de leden optimaal te blijven bedienen en een invloedrijke speler te zijn in het externe veld’ Zo werkt het: U krijgt ieder jaar de mogelijkheid om (inhoudelijke) input te geven op het concept meerjarenbeleidsplan. Dit gebeurt via online bijeenkomsten, regionale bijeenkomsten en/of landelijke bijeenkomsten. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

• De ledenraad bestaat uit twintig leden van het KNGF. U kiest rechtstreeks de leden van de ledenraad. U krijgt hiermee direct invloed op de samenstelling van het controlerend orgaan van de vereniging. Zo werkt het: Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op een van de kandidaten. • Ieder lid kan zich kandidaat stellen voor de ledenraad in een van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden. Zo werkt het: Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Bij de verkiezing van de ledenraad krijgen alle leden een uitnodiging om zich kandidaat te stellen. De kandidaten stellen zichzelf aan de leden voor via een door het bestuur vooraf vastgesteld format. - U heeft de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden. Zo werkt het: Honderd leden van de vereniging kunnen gezamenlijk het bestuur schriftelijk verzoeken om een ledenpeiling te houden over een concreet aangegeven vraag. Het bestuur moet hier dan toe overgaan. • Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in een van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen, bestuur, adviesraden). Zo werkt het: Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich – op basis van het profiel – kandidaat te stellen. • De activiteiten in de regio zijn belangrijk. Het KNGF komt in de regio’s dicht naar de leden toe, om hen zo goed mogelijk te kunnen bedienen. Het ophalen van en het inspelen op de vragen die leven onder de leden staan centraal. Ruim baan voor de regioactiviteiten dus. Zo werkt het:

FysioPraxis | maart 2013

STRUCTUUR KNGF.indd 10

05-03-13 12:29


11

Het regiobestuur, de regiovergadering en de regiocontributie komen te vervallen. Alle energie wordt ingezet voor het directe contact met de leden. De organisatie en coördinatie van de regioactiviteiten komen te liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. De regiofunctionaris laat zich op inhoud bijstaan door leden uit de regio via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen, bijvoorbeeld op het gebied van scholing, kwaliteit of sociaaleconomische belangenbehartiging (SEB). • Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme. Zo werkt het: De wetenschappelijke verenigingen worden beschouwd als decentrale organen van de vereniging. Zij mogen binnen de kaders van het algemene beleid van de vereniging hun eigen beleid voeren. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor. Het algemeen bestuur is ervan overtuigd dat de voorgestelde veranderingen zullen gaan leiden tot een meer slagvaardige, flexibele en efficiënte vereniging waarbij de leden weer centraal staan. Een vereniging die begrijpt wat er onder leden leeft en daar naar handelt.

Uitgangspunten nieuwe structuur Voor de nieuwe structuur zijn de volgende uitgangspunten gedefinieerd: 1. Een transparante en aansprekende manier van werken die voor iedereen inzichtelijk maakt waar de vereniging voor staat en voor gaat. Dit moet bijdragen aan een groter draagvlak voor de vereniging onder de leden. 2. Een democratische manier van werken die de leden en de organen van de vereniging de mogelijkheid geven direct invloed uit te oefenen op het beleid. Dit moet bijdragen aan een grotere mate van ledenbetrokkenheid. 3. Een slagvaardige manier van werken die elk orgaan in zijn kracht zet, binnen de kaders van de centrale vereniging. Dit moet bijdragen aan een toenemende invloed op stakeholders en aan toenemende tevredenheid bij leden over de geleverde ondersteuning. 4. Een efficiënte manier van werken die taken waar mogelijk ontdubbelt. Het algemeen bestuur verwacht mede hierdoor minder kosten te maken.

Kern van de verandering Voor de nieuwe structuur is de herinrichting van de beleidsprocessen binnen het KNGF als uitgangspunt genomen. Centrale vraag is: hoe komt het beleid van de vereniging tot stand? Het is daarbij belangrijk om een onderscheid te maken tussen de strategische keuzen van de vereniging (langetermijnfocus) en de uitvoerende en operationele processen (kortetermijnactiviteiten). De strategische keuzen bepalen de koers van de vereniging en worden vastgelegd in een strategisch meerjarenbeleidsplan. Het meerjarenbeleidsplan vormt het uitgangspunt voor het jaarlijkse beleid.

‘In de nieuwe structuur wordt uitgegaan van een jaarlijkse strategische cyclus. 2013 geldt als overgangsjaar’ De vereniging/het bestuur herijkt elk jaar de strategische keuzen. Het is belangrijk om het proces gestructureerd en voor de leden inzichtelijk te laten verlopen. In de nieuwe structuur wordt daarom uitgegaan van een jaarlijkse strategische cyclus. Door het inrichten van een jaarlijkse strategische cyclus wordt onder meer het volgende bereikt: - het proces om te komen tot beleid (jaarplan) verloopt gestructureerd en is voor iedereen transparant; - leden zijn betrokken bij de strategische beleidsvorming op een moment dat zij daadwerkelijk invloed kunnen hebben; die inspraak is zo formeel geborgd in het proces; - de rol van de verschillende verenigingsorganen in de cyclus is helder. Bestuur, ledenraad, wetenschappelijke verenigingen, regio’s en commissies hebben duidelijke taken en bevoegdheden; - het bestuur en de ledenraad worden genoodzaakt om zich inhoudelijk zo veel mogelijk te richten op de visie en strategie van de vereniging (lange termijn) en niet op de operationele vraagstukken; - een sterke coördinerende en voorbereidende rol van het kantoor.

Invoering Een ingrijpende verandering van de inrichting en werkwijze van de vereniging vraagt om een zorgvuldige nadere uitwerking en implementatie. Denk hierbij aan stappen als: de interne inrichting, taken en bevoegdheden van de verschillende verenigingsorganen (ledenraad, algemeen bestuur, regio’s, wetenschappelijke verenigingen, commissies, kantoor) en cultuurverandering. Nadere uitwerking en implementatie van deze stappen volgen op de besluitvorming. Het jaar 2013 zal als overgangsjaar gelden. Vanaf 1 januari 2014 zal de nieuwe structuur volledig zijn ingevoerd en zult u de veranderingen ongetwijfeld al gemerkt hebben.

Besluitvorming De voorgestelde nieuwe werkwijze en structuur liggen ter besluitvorming voor in de twaalf regionale ledenvergaderingen (RLV’n) van 19, 20, 21 en 25 maart, en uiteindelijk in de extra Algemene Vergadering (AV) van 3 april aanstaande. FysioPraxis | maart 2013

STRUCTUUR KNGF.indd 11

05-03-13 12:29


12

nieuwe praktijken

Minor ZORG

Gymleraar in spe op stage bij fysiotherapeut Sinds een jaar of acht biedt de Hogeschool van Amsterdam de minor ZORG aan voor studenten van de ALO, de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. ALO-studenten lopen stage bij fysiotherapeuten, die over het algemeen zeer te spreken zijn over hun inbreng. Drijvende kracht achter deze minor is opleidingsdocent Sander Plomp. Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Vincent Boon Photography

Sander Plomp is zelf een oud-ALO-student, en voor hem zou deze minor een uitkomst zijn geweest. “Veel ALO-studenten hebben op de wip gezeten: ALO of fysiotherapie? En ook al is de keuze op de ALO gevallen, bij velen blijft het toch knagen. Ze willen nog steeds weten of het beroep fysiotherapeut beantwoordt aan hun beeld.” Ook Plomp was indertijd zo’n twijfelaar. Hij koos er uiteindelijk voor om na de ALO de verkorte opleiding Fysiotherapie in Utrecht te volgen. “Ik heb een paar jaar twee banen gecombineerd: ik was fysiotherapeut in een fysiotherapiepraktijk en docent op de ALO in Amsterdam. Uiteindelijk heb ik gekozen voor het fulltime docentschap, maar wel met de mogelijkheid om de minor ZORG vorm te geven zoals ik die voor ogen had.”

Theorie en stage

Een minor binnen de ALO duurt een half jaar en telt 30 studiepunten: 12 voor theorie en 18 voor stage. De stage omvat ruim 500 uur. Tijdens het theoriegedeelte krijgen de ALO-studenten die de minor ZORG volgen de vakken pathologie (gegeven door fysiotherapeuten van Manual Fysion), neurofysiologie, functionele fitness en begeleiden en coachen. “Vakken die direct aansluiten in de beroepspraktijk”, aldus Plomp, “en waarbij de studenten in combinatie met hun ALO-achtergrond hun meerwaarde kunnen laten zien.” Jaarlijks volgen circa dertig ALO-studenten de minor ZORG. “Het zijn altijd actieve, kritische en gemotiveerde studenten. Dat moet ook, want de eisen zijn hoog en er wordt diep op de stof ingegaan.” De stage biedt de ALO-studenten de mogelijkheid om een kijkje te nemen in de praktijk bij een fysiothera-

peut. Populaire stageadressen zijn revalidatiecentra, ziekenhuizen, (top)sportclubs en praktijken die met topsporters werken. “En we zien ook steeds meer interesse bij onze studenten voor praktijken met kinderfysiotherapie.”

Bewegingsspecialist

Wat kan een gymleraar in spe toevoegen aan fysiotherapie? Plomp: “Wat ik de afgelopen acht jaar terugkrijg, en ik zie het als een compliment, is dat de studenten van de ALO een welkome aanvulling zijn in de beweeg- en trainingstherapie. Een ALO-er is een bewegingsspecialist die zich tijdens zijn opleiding verdiept in alle facetten van sport en lichamelijke opvoeding. Op het moment dat de ALO-er in aanraking komt met pathologie en/of met de fase van weefselherstel kan hij vaak verder doorredeneren met betrekking tot functionele oefeningen dan een ‘gewone’ fysiotherapeut. Sportfysiotherapeuten of fysiotherapeuten die zelf topsporter zijn geweest laat ik nu even buiten beschouwing. Een ALO-er wordt continu voorbereid op allerlei methodieken: hoe kan ik mensen begeleiden, hoe kan ik mensen coachen? Een fysiotherapeut is goed op het gebied van anamnese, diagnose en hands-onbehandeling, maar een ALO-er kan door zijn expertise in actieve training mensen op een ander, hoger niveau trainen met uitein-

FysioPraxis | maart 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 12

05-03-13 12:56


13

delijk een betere uitkomst. In die zin is de ALO-er lid van een multidisciplinair team waarin hij de specialist op het gebied van bewegen is.”

Trainingsgroepen ALO-studenten worden opgeleid tot leraar lichamelijke opvoeding met een eerstegraads bevoegdheid. “Dat is hun corebusiness. Ze kunnen binnen een groep goed organiseren en op meerdere vlakken coachen en begeleiden – dat betekent op afstand in een zaal, maar ook direct op het individu. Ze kunnen differentiëren en zodoende op verschillende levels de touwtjes in handen houden. Ook in de fysiotherapiepraktijk kunnen ze tijdens een groepstraining goed het overzicht bewaren en iedereen op eigen niveau de juiste trainingsprikkel en coachende aanwijzingen geven. Dat is in de fysiotherapie een welkome vaardigheid want fysiotherapeuten leren eigenlijk alleen het een-op-een behandelen en niet het trainen, terwijl hands-off-therapie gestimuleerd wordt. ALO-ers doen het dan ook goed in de wat grotere trainingsgroepen, bijvoorbeeld bij hartrevalidatie in ziekenhuizen. Ze benaderen mensen vanuit een andere invalshoek, ze trainen vanuit een spelmatige context. De mensen denken minder na over wat hen mankeert omdat er een funfactor bij komt kijken.”

Evidence-based Tegelijkertijd weten ALO-ers zich vanuit hun hbo-competentie continu evidence-based te verantwoorden. “Het is niet zomaar een spelletje – ze weten

‘Een ALO-er wordt voorbereid op allerlei methodieken, een fysiotherapeut is goed op het gebied van anamnese, diagnose en hands-onbehandeling’ waar de trainingsprikkels aan gekoppeld moeten zijn. Omdat ze zelf sporter zijn en breed worden opgeleid, kunnen ze op elk niveau toepasselijke oefeningen maken. Ze kunnen in de huid van een kind kruipen, van een sporter, en van een tachtigjarige.”

Avontuur Een fysiotherapiepraktijk die voor het eerst kennismaakt met een ALO-student heeft vaak het gevoel een >> FysioPraxis | maart 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 13

05-03-13 12:56


Complete praktijksoftware voor de fysiotherapeut

www.PsychFysio.nl Psychologie voor fysiotherapeuten Neurolinguïstisch programmeren Motiverende gespreksvoering+ ACT bij chronische pijn Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut  Pijn en stressmanagement    

Bedankt Intramed!

“We hebben nooit geweten dat Intramed zo compleet is”. Intramed levert uiterst overzichtelijke, efficiënte en betaalbare software voor de zorg. Software die inmiddels meer dan 19.000 professionele (para)medici ondersteunt in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Altijd up-to-date en met de zekerheid van alleen de allerbeste support door mensen die het pakket door en door kennen.

Een greep uit de basisfunctionaliteiten van Intramed: • Voldoet aan de KNGF verslagleggingsrichtlijn • De meetinstrumenten PSK, VAS (algemeen, pijn, stijfheid), DRI en NPRS zijn standaard opgenomen, maar u kunt ook zelf vragenlijsten en testen samenstellen. Met mogelijkheden om deze door patiënten zelf in te laten vullen en de testresultaten in overzichtelijke grafieken weer te geven. • Contract-tarieven zorgverzekeraars kunnen automatisch geïmporteerd worden (jaarlijks te downloaden vanaf onze website) • Beveiligt online declareren bij alle zorgverzekeraars (Vecozo) • Oude verslaglegging gemakkelijk converteren naar de nieuwste verslaglegging • Fysiotherapeutische diagnose wordt automatisch samengesteld uit ingevoerde gegevens • Een groot deel van het kwaliteitsjaarverslag fysiotherapie kan automatisch gegenereerd worden • Deskundige helpdesk, ook ’s avonds

Modulen 2013 -3 dagen za 25/5, 8/6, 22/6 -3 dagen do 5/9, 19/9, 3/10 -3 dagen di 10/9, 24/9, 8/10. -5 dagen do 10/10, 31/10, 14/11, 28/11, 12/12. -3 dagen di 5/11, 19/11, 3/12

Opleidingen@PsychFysio.nl /06-15571070 /Leslocatie: Utrecht /www.psychfysio.nl

Wie sponsort mijn hart? Gezocht: donateurs Kinderhartenfonds. Draag bij aan levensreddend wetenschappelijk onderzoek en een gezondere leefstijl voor kinderen. Bel 070 - 3155638 voor informatie of kijk op www.iksteunhetkinderhartenfonds.nl

Met Intramed PLUS een volledig EPD Een goed EPD bevordert de inhoudelijke kwaliteit, doelmatigheid en transparantie van de zorg. Daarnaast brengt het de gezondheidstoestand van de patiënt in kaart en ondersteunt het de fysiotherapeut in klinisch redeneren en besluiten. Een greep uit de mogelijkheden die Intramed PLUS te bieden heeft: • Aanvullende richtlijnen KNGF (18 stuks) • Aanvullende richtlijnen specialismen (3 stuks) • Bijbehorende meetinstrumenten (ruim 100 stuks) • Behandelrichtlijnen (24 stuks) • Voldoet aan de Agis/Achmea eisen (en andere verzekeraars) voor plus-contracten • Online intake patiënt (2013) • Online vragenlijsten afnemen (ook eigen vragenlijsten) (2013) Intramed PLUS biedt meer, kijk voor alle mogelijkheden op onze website Wilt u online werken? Dan bieden wij u Intramed OnLine aan: Veilig en snel online werken met een betrouwbare partner. Kijk voor meer informatie op onze website

Evidence Based Practice MSc/Drs START 12E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2013

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science ■

Gegevens meenemen Wij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemen in Intramed. Meer informatie bij de afdeling Verkoop & Administratie op 0182 – 621 107

■ ■ Noordkade 94 - 2741 GA Waddinxveen T 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 99 info@intramed.nl

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk: w w w. i n t ra m e d . n l

•FP-03 advertenties.indd 3

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

www.amc.nl/masterebp

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

05-03-13 12:40


15

nieuwe praktijken

‘De multidisciplinaire aanpak waarbij verschillende specialisten nauw samenwerken komt de uiteindelijke zorg ten goede’ avontuur aan te gaan. Maar uiteindelijk wordt de stagiair na een half jaar als een ‘collega’ beschouwd, ook door patiënten. “Vaak willen ze het jaar erop twee stagiairs: een fysiotherapiestudent en een ALO-student. Dat wordt als de ultieme combinatie gezien. De ALO-ers krijgen hun eigen plek in het gebied tussen sport en therapie en gaan parallel aan een fysiotherapeut meelopen en begeleiden. Bovendien kunnen ze in het natraject nog veel betekenen: als iemand is uitbehandeld maar wel restklachten heeft, kan een ALO-er nog een aangepaste functionele training of fitness geven.”

Het echte werk

Doorgaans worden afgestudeerde ALO-ers gymleraar op een school. “Maar momenteel gebeurt het steeds vaker dat ze een baan vinden binnen een fysiotherapiepraktijk. Een groeiend aantal fysiotherapeuten denkt – en ik onderstreep dat van harte – dat het wenselijk is dat binnen nu en tien jaar in bijna alle grote praktijken een ALO-er rondloopt die het actieve gedeelte van de revalidatie voor zijn rekening neemt.”

Opleidingen combineren Zou het geen goed idee zijn dat de opleidingen fysiotherapie en ALO op de een of andere wijze gaan samenwerken? Daarover worden verkennende gesprekken gevoerd, vertelt Plomp. Er wordt gekeken naar de raakvlakken tussen de beide opleidingen en de mogelijkheid om in de toekomst stageplekken in het vierde jaar gezamenlijk te beheren. “Ik krijg al enkele jaren mailtjes van derde- en vierdejaars studenten fysiotherapie die een minor willen lopen op de ALO. Maar onze minor ZORG is niet geschikt voor fysiotherapiestudenten omdat zij ver vooruit lopen op het gedeelte pathologie en fysiologie. Het enige wat we kunnen bieden is functionele fitness en methodiek en didactiek, maar dat is te weinig voor een complete minor. Het ideale plaatje zou zijn als docenten fysiotherapie en ALO modules les geven op elkaars faculteit. Maar dat is toekomstmuziek.” Raakvlakken met sportfysiotherapie

Sportfysiotherapeuten of fysiotherapeuten die uit de topsport komen, hebben veel binding met actief revalideren. “Wanneer een ALO-er bij hen stage loopt, krijg je een prachtige combinatie. Door met elkaar te sparren, krijg je een goede uitwisseling van creativiteit. Als je deze dan kan terugkoppelen naar de aandoening en het weefselherstel, kun je de patiënten snel en op een verantwoorde manier verder krijgen.”

Tweede studie Door het vervallen van de overheidsbijdrage is het volgen van een tweede studie een stuk duurder geworden. Toch volgen nog heel wat ALO-afgestudeerden alsnog de verkorte opleiding fysiotherapie of de particuliere opleiding bij Thim van der Laan, soms naast hun baan als gymleraar en in andere gevallen deels bekostigd door hun stagepraktijk waar ze dan blijven werken. Overigens adviseert Plomp zijn studenten om geen gebruik te maken van de vrijstellingen in de opleiding fysiotherapie. “Je kunt beter alle vakken volgen, juist omdat je al zo weinig contacturen hebt bij de deeltijdopleiding. Bovendien, ook al heb je de stof al gehad, in een fysiotherapeutische setting is het toch anders.” Op elkaars domein Komen ALO-ers eigenlijk niet op het domein van de fysiotherapeuten? Dat vindt Plomp niet. “De multidisciplinaire aanpak waarbij verschillende specialisten nauw samenwerken komt de uiteindelijke zorg ten goede. Je kunt als fysiotherapeut nou eenmaal niet overal goed in zijn. Samenwerken leidt tot een hoger niveau. Je moet samen een sterk team vormen om zo de beste zorg te kunnen leveren. Als je zo denkt, is dat een pre met de aangescherpte eisen van de zorgverzekeraars tegenwoordig.” FysioPraxis | maart 2013

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 15

05-03-13 12:56


16

o p v at t i n g e n

De solist heeft geen toekomst” Tekst: Marjam Overmars

‘Breed geschoolde ‘In een meermanspraksolisten zijn juist tijk zijn de meeste congewenst in de eerste lijn’ tacten ook een-op-een’ De solist heeft wel degelijk toekomst. Ik ben zelf solist, maar dat wil niet zeggen dat ik in een grot werk waar mensen ziek naar binnen gaan en dan genezen weer naar buiten hopen te komen. Veel problematiek waarmee mensen naar een fysiotherapeut komen, heeft een relatie met andere werkvelden. Daar moet je wel voor openstaan. Je kunt het voor een deel opvangen door zelf extra scholing te volgen, maar voor de rest is het handig om samenwerking te zoeken met andere therapeuten. Niet zozeer binnen dezelfde praktijk, maar wel binnen een netwerk. Ik heb me toegelegd op arbeidsfysiotherapie en ben me gaan specialiseren in SOLK, somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Daartoe heb ik in de loop der jaren adequate scholing gevolgd: na fysiotherapie heb ik bewegingswetenschappen gestudeerd, een masteropleiding in stressmanagement en re-integratie gedaan en een mediationopleiding gevolgd. Fysieke klachten komen vaak voort uit stress en conflicten. Ik kan nu ‘lastige’ cliënten behappen, zonder dat ik daar een heel team voor hoef in te richten. Voor zaken die mijn competenties overstijgen, werk ik samen met een eerstelijns psycholoog, een haptonoom, een mensendiecktherapeute en een orthomanueel arts. Ook qua verwijzers kun je spreken van een netwerk: ik krijg mijn patiënten via huisartsen, bedrijfsartsen, P&O managers en jeugdartsen. Ik ben ervan overtuigd dat het handig is als er in de eerste lijn solisten werken die in meer geschoold zijn dan in alleen fysiotherapie zodat ze verschillende behandelingen kunnen integreren. Overigens heb ik wel een telefoniste in dienst; maar mijn financiële administratie doe ik zelf.”

Gideon de Haan (50) is fysiotherapeut, bewegingswetenschapper en stressdeskundige met een eigen praktijk in AmsterdamCentrum en werkt binnen een netwerk van professionals.

Oneens. Er zullen altijd wel solopraktijken blijven bestaan. Uit cijfers van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over 2008-2010 blijkt dat van de ruim 16.000 extramuraal werkende fysiotherapeuten een goede 8 procent een solopraktijk heeft. Dat is dus vrij veel. Ik verwacht wel dat het in de komende jaren zal afnemen, omdat het enerzijds steeds moeilijker wordt om alles in je eentje te doen – een praktijk voeren is behoorlijk complex – en anderzijds vanwege de aanvullende eisen van de zorgverzekeraars. Toch zullen er altijd wel solisten blijven, maar dan onder bepaalde voorwaarden. Zelf ben ik na zestien jaar werken in een meermanspraktijk in 2009 voor mezelf begonnen. Maar ik had al gauw iemand in dienst voor de telefoon en de administratie. En wegens aanhoudende drukte is er nu ook een collegafysiotherapeut bij gekomen. Voor mij dus geen solopraktijk meer, hoewel ik nog steeds denk dat het kan. Zeker als je al een aantal jaar ervaring hebt en gespecialiseerd bent op een bepaald gebied. Je moet wel goede contacten hebben met verwijzers en ook met collega’s bij wie je met vragen terecht kunt en met wie je afspraken kunt maken over bijvoorbeeld waarnemen. Ik vond het behandelen als solist geen probleem, tenslotte zijn de meeste patiëntcontacten in een meermanspraktijk ook een-op-een. Wat dat betreft is er geen verschil. Maar uit praktische overwegingen, namelijk vanwege de administratieve lasten en de drukte, heb ik er nu mensen bij.”

Remko Lupker (42) is fysiotherapeut, master manueel therapeut en acupuncturist in de eerste lijn.

FysioPraxis | maart 2013

OPVATTINGEN.indd 16

05-03-13 12:53


17

mst” ‘Als solist ben ik lid van ‘Solisten kunnen prima verschillende netwerken’ kwaliteit leveren’ Ik ben het niet eens met de stelling. Ik heb zelf een eenmanszaak, maar die heb ik zodanig opgezet dat ik collegiale, intercollegiale en interdisciplinaire expertise, indien gewenst, snel kan krijgen. Je moet als solist je contacten zodanig regelen dat je de patiënt een zo goed mogelijke vorm van transparante zorg kunt bieden. Transparant in de zin van: welke onderzoeksvorm en behandelvorm kiezen we en wat is het doel, zodat er een optimale vorm van zorg ontstaat en de patiënt zo snel mogelijk weer functioneel kan belasten. Om goede contacten te waarborgen en nieuwe patiënten te rekruteren ben ik lid van Schouderwerkgroep Den Helder, waarbinnen we met een aantal praktijken communiceren over hedendaagse problematiek en contact onderhouden met specialisten. Verder ben ik voorzitter van de FysioKring Schagen, een verbond van alle eenmanszaken in Schagen. We komen geregeld bij elkaar om te praten over actualiteiten in relatie tot zorgverzekeraars en politiek, maar we bespreken ook patiëntcasuïstieken om te brainstormen over de best mogelijke behandeling. Ik heb regelmatig contact met allerlei specialisten, ik ben zelf ook initiatiefnemer tot het opzetten van Rugwerkgroep Noord-Holland Noord, in samenwerking met het Gemini Ziekenhuis in Den Helder. Door de jaren heen heb ik snelle logistieke lijnen ontwikkeld wat betreft het aanvragen van aanvullende onderzoeken. Verder deel ik de praktijkruimte met collega-fysiotherapeuten. We zeggen altijd: ‘We delen het dak, maar niet onze administratie.’ We spreken elkaar natuurlijk dagelijks en indien nodig kunnen we elkaar consulteren en maken we afspraken voor waarneming. Dus ja, ik ben een solist, maar ik werk nauw samen met anderen.”

Wouter Teitsma (35) is fysiotherapeut en orthopedisch manueeltherapeut met een eigen praktijk in Schagen.

Voor DSW Zorgverzekeraar geldt: wij contracteren graag solisten. Het gaat ons om onafhankelijkheid, kwaliteit van de geleverde zorg en de uitkomsten ervan. Een individuele fysiotherapeut is daar even goed toe in staat als een fysiotherapeut in een grote praktijk. Tenslotte is er ook meestal maar één fysiotherapeut tegelijk aan het behandelen. In ons contracteerbeleid hanteren wij een aantal basale kwaliteitseisen voor contractanten. De fysiotherapeut moet in het kwaliteitsregister staan – dan is hij ook BIGgeregistreerd – en hij moet voldoen aan enkele administratieve voorwaarden. Wij hebben een goede dekkingsgraad in Nederland en daar zitten ook de nodige solopraktijken tussen. Een solist kan niet alle verbijzonderingen en aandachtsgebieden in zijn fysiotherapeutische pakket opnemen, dus daarvoor moet hij oplossingen zoeken binnen een netwerk van collega’s. Vaak baseren solisten hun onderlinge samenwerking op inhoud en kwaliteit, en dat is een goede zaak. Verder is de continuïteit van zorg zo belangrijk dat de waarneming goed geregeld moet zijn. Wij zien dat een aantal verzekeraars in Nederland door middel van hun contracteerbeleid grote praktijken met uitgebreide trainingsfaciliteiten stimuleren. Eerlijk gezegd zijn wij daar sceptisch over. We leven in een tijd dat er kritisch naar de zorgkosten moet worden gekeken en voor contractanten kan het lastig zijn om een duidelijk onderscheid te maken tussen verzekerde zorg en de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. De fysiotherapeut moet goed blijven onderscheiden wanneer de verzekerde zorg ophoudt en de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt begint. Zodra een patiënt verantwoord zelf kan trainen moet hij dat ook doen. Als deze grenzen worden opgerekt is dat een gevaar voor de verzekerbaarheid van fysiotherapie in de aanvullende pakketten. Wij zijn er met zijn allen voor verantwoordelijk om dit mooie systeem in stand te houden.”

Carlo Rozema (49) is accounthouder Paramedische Zorg en Hulpmiddelen bij DSW Zorgverzekeraar. FysioPraxis | maart 2013

OPVATTINGEN.indd 17

05-03-13 12:53


18

Wetenschap praktisch

Patiënten met reumatoïde artritis

‘Bekijk de hele voet, niet alleen het lokale probleem’ Op vrijdag 19 oktober 2012 verdedigde Rosemary Dubbeldam haar proefschrift aan de Universiteit van Twente in Enschede. Met haar promotieonderzoek wilde ze meer inzicht krijgen in de oorzaken van de veranderingen in de voet- en enkelgewrichtsbewegingen van patiënten met reumatoïde artritis ten opzichte van gezonde proefpersonen. Dubbeldam pleit ervoor om de problemen in de voet in hun samenhang te zien. Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Rosemary Dubbeldam

Rosemary Dubbeldam werkt momenteel als onderzoeker bij Roessingh Research and Development van revalidatiecentrum het Roessingh in Enschede. Tevens is zij fysiotherapeut in een praktijk in Ahaus (Duitsland). Voordat Dubbeldam begon met de studie fysiotherapie, rondde zij de opleiding lucht- en ruimtevaarttechniek af. Daarna werkte zij zes jaar in de automobielindustrie. Dubbeldam: “In mijn toenmalige werk was ik bezig met botsingsproeven waarbij we dummy’s gebruikten. We onderzochten het gebruik van airbags voor de knie. Het computerkniemodel van de dummy was voor dit doel niet geschikt. Wij pasten het kniemodel aan en dat wekte mijn belangstelling voor de biomechanica. Ik ging fysiotherapie

patiënten. Van de kennis uit mijn vroegere vakgebied had ik profijt. Het hielp me bij het begrijpen van het voetmodel en de relaties tussen de voetsegmentbewegingen.”

Typische gewrichtsbewegingen Tot voor kort was er, zowel bij gezonde personen als bij patiënten met reumatoïde artritis, weinig bekend over de precieze loopbewegingen van de voeten. Dubbeldam paste in haar onderzoek nieuwe meettechnieken toe en gebruikte gedetailleerde voet- en enkelcomputermodellen. Hierdoor kon zij de ty-

‘We registreerden het gangbeeld van 23 RA patiënten met verschillende ziektestadia en van veertien gezonde proefpersonen van gelijke leeftijd’ studeren omdat ik nieuwsgierig was naar wat er gebeurde in het gat tussen techniek en biomechanica. Het bewegen van het menselijk lichaam fascineerde me. Toen ik in het Roessingh stage liep, kwam ik in contact met Jaap Buurke, destijds werkzaam als onderzoeker bij Roessingh Research and Development (RRD), en de reumatologen van het Medische Spectrum Twente. De reumatologen vertelden dat patiënten met reumatoïde artritis (RA) geregeld voetklachten hebben, maar dat daarover eigenlijk maar weinig bekend was. Zo ontstond de vraag of dynamisch gangbeeldonderzoek kon bijdragen aan een diagnose en de keuze voor een therapie voor RAFysioPraxis | maart 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 18

05-03-13 12:57


19

pische gewrichtsbewegingen van de reumatische voet en enkel tijdens het lopen beschrijven. “We begonnen met dertig RA-patiënten van wie we precies wilden vastleggen hoe het bewegen verliep. Bij de ganganalyse maakten we gebruik van een infrarood-videosysteem dat op de voet en het onderbeen geplaatste markers registreerde. Dat leverde ons een berg technische gegevens op. Reumatoloog Hetty Baan van Zorggroep Twente had bij dezelfde patiënten veel klinische gegevens verzameld. Toen we die gegevens bij elkaar voegden, merkte iemand op dat je daarop wel zou kunnen promoveren. Zo begon het.”

Onderzoek In haar onderzoek betrok Dubbeldam zowel gezonde personen als RA-patiënten. “We registreerden het gangbeeld van 23 RA-patiënten met verschillende ziektestadia en van veertien gezonde proefpersonen van gelijke leeftijd. Daarna berekenden we de voet- en enkelgewrichtsbewegingen met een computermodel bestaande uit vijf segmenten: onderbeen, achtervoet, middenvoet, voorvoet en hallux. De gewrichtsbewegingen van de RA-voeten en -enkels werden vergeleken met die van de gezonde proefpersonen bij drie verschillende snelheden. We concludeerden dat alleen loopsnelheid de verschillen in gewrichtsbewegingen tussen de RA-patiënten en gezonde proefpersonen niet kon verklaren. Daarom gebruikten we ook nog een lineair-mixed-model, een statistische

Promotie De titel van het proefschrift van Rosemary Dubbeldam is Towards a better understanding of foot and ankle kinematics in rheumatoid arthritis. Promotoren waren prof. H.J. Hermens en prof. M.A.F.J. van de Laar. Assistent-promotor was J.H. Buurke.

techniek, om de invloed van loopsnelheid en ziekte op de voet- en enkelgewrichtsbewegingen van RA-patiënten te analyseren. We zochten steeds naar het kernprobleem van reumapatiënten bij het lopen: wat is oorzaak en wat is gevolg? Iemand heeft bijvoorbeeld problemen in de voorvoet en gaat langzamer lopen. Dat kan problemen in de achtervoet veroorzaken, maar dat kan andersom ook het geval zijn. Uit het eerste deel van het onderzoek bleek dat de verandering van drie gewrichtsbewegingen cruciaal waren: de flexiebeweging van de grote teen, de eversiebeweging van de achtervoet en de torsiebeweging van de middenvoet. Deze gangbeeldparameters vergeleken we met een selectie parameters uit het klinische onderzoek: de stijfheid van de grote teen, de stijfheid en de stand van de achtervoet en de MRI-data over de zwelling en de erosie van deze drie delen van de voet. Uit het onderzoek bleek dat de stand van de achtervoet grote invloed heeft >> Bij de ganganalyse werd gebruikgemaakt van een infraroodvideosysteem dat op de voet en het onderbeen geplaatste markers registreerde.

FysioPraxis | maart 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 19

05-03-13 12:57


HÉT ZELFCARE PRODUCT VOOR UW RUGPATIËNT

Bestel nu uw gratis ThermaCare introductiepakket met 20 probeerverpakkingen. Ga naar www.warmtehelpt.nl en vraag gratis uw introductiepakket t.w.v. €50,- aan. ThermaCare zelfverwarmende kompressen ThermaCare kan uw behandeling nog effectiever maken. ThermaCare zorgt namelijk voor 8 uur therapeutische warmte. Deze warmte dringt tot diep in de spieren door waardoor afvalstoffen versneld worden afgevoerd, de pijn verlicht en spieren ontspannen. Zo wordt het voor uw patiënt makkelijker om te blijven bewegen en wordt het herstel bevorderd. ThermaCare bevat alleen natuurlijke ingrediënten. ThermaCare is een medisch hulpmiddel. Adviseer voor gebruik de gebruiksaanwijzing te raadplegen.

Zelfverwarmende kompressen

25920.2-THERMACARE-Fysiotherapeuten-Adv FysioPraxis-A4.indd 1 •FP-03 advertenties.indd 4

19-02-13 09:19 05-03-13 12:40


Wetenschap praktisch

op de bewegingen van meerdere voetsegmenten. De beweeglijkheid van de grote teen is gerelateerd aan de maximale groteteenflexie tijdens lopen. Bij RA-patiënten zien we vaak een afgenomen beweeglijkheid van de grote teen en het wegzakken van de achtervoet. Verder heeft een aantal pezen – de achilles en de peroneus longus – belangrijke invloed op het gangbeeld van respectievelijk de

‘Belangrijke conclusie was dat er een relatie is tussen de loopstoornissen en de pathologische veranderingen van de voet bij RA-patiënten’ middenvoet en achtervoet. Dat is een nieuwe bevinding; voorheen was er juist veel meer aandacht voor degeneratieve veranderingen aan de pees van de tibialis anterior. Ook keken we naar de koppelingen in de voet. Welke bewegingen correleren in de voet gedurende de hele beweging tijdens het lopen? We vonden een sterke relatie tussen de kanteling van de achtervoet en de flexiebeweging van de grote teen. Deze sterke koppeling kan dan ook verklaren waarom erosie van de achtervoet is gerelateerd aan een afgenomen flexiebeweging van die grote teen.”

Progress in rehabilitation science

ISBN 978-90-365-3407-9

Techniek Het gebruik van een infraroodvideosysteem om de ganganalyse uit te voeren is voor de eerstelijns fysio-

Praktisch nut Gevraagd naar het praktisch nut van het onderzoek voor de fysiotherapiepraktijk, heeft Dubbeldam een advies: “In het algemeen geldt dat veranderingen in de loopsnelheid gepaard gaan met grote en kleine veranderingen van de gewrichtsbewegingen in de voet. Fysiotherapeuten kunnen ervoor zorgen dat de voet mobiel blijft, niet alleen de grote teen, maar ook de midden- en achtervoet. Bekijk de hele voet goed, niet alleen het lokale probleem. Verder is van belang dat de stand van de achtervoet goed blijft en niet inzakt, en dat geldt niet alleen voor RA-patiënten. Verwijs tijdig door naar de podotherapeut of de reumatoloog.”

Rosemary Dubbeldam

29

therapeut geen optie, vindt Dubbeldam. “Dat is te duur, er zijn minimaal zes hogeresolutiecamera’s nodig. Verder komt uit zo’n bewegingsonderzoek een schat aan details, maar voor de eerstelijns fysiotherapeut kon dat wel eens te veel zijn. Ik zie dat grotere fysiotherapiepraktijken wel steeds vaker gewone videocamera’s gebruiken. Dat kan heel nuttig zijn voor bewegingsonderzoek. En er zijn ook cursussen voor te volgen. Ik ken bijvoorbeeld de cursus voor de gangbeeldanalyse van CVA-patiënten. Verder doen fysiotherapeuten steeds meer met echografie. Daarmee kunnen pathologieën beter gediagnosticeerd worden. Ook is het interessant om MRI-onderzoek steeds meer naar de praktijk te brengen. De peesplaat onder de voet kun je daarmee bijvoorbeeld heel goed bekijken. Het gebruik van techniek heeft echter alleen een meerwaarde als je er iets mee kunt. Je moet je afvragen of het meerwaarde heeft voor de patiënt wat betreft diagnose of therapie.”

Towards a better understanding of foot and ankle kinematics in rheumatoid arthritis

Conclusies De resultaten van het onderzoek van Dubbeldam kunnen aanleiding geven tot het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden. Dubbeldam: “Die nieuwe methoden zijn gericht op verbetering van de dynamische functie van de voet en enkel bij mensen met reumatoïde artritis. Belangrijke conclusie was dat er een relatie is tussen de loopstoornissen en de pathologische veranderingen van de voet bij RA-patiënten. Voorheen waren de behandelmethoden vaak gebaseerd op trial and error. Met onze resultaten is het mogelijk om gericht problemen op te lossen. Verder zien we dat de loopsnelheid invloed heeft op bewegingsuitslagen van de enkel en de grote teen. Voor sommige gewrichten zijn die verschillen maar heel klein, bijvoorbeeld in de middenvoet, maar ze zijn wel consistent. Zo kan een gewrichtsbeperking in de middenvoet ernstige consequenties hebben voor de loopsnelheid, en niet alleen bij RA-patiënten. Vervolgonderzoek moet zich onder meer richten op de invloed van plantaire structuren van de voet die de basis vormen voor de sterke bewegingskoppeling tussen de grote teen en de achtervoet. Ook de pathologische veranderingen van de pezen in het onderbeen moeten verder onderzocht worden.”

21

UITNODIGING

Towards a better understanding of foot and ankle kinematics in rheumatoid arthritis

voor het bijwonen van de openbare verdediging van mijn proefschrift

The effects of walking speed and structural impairments

Towards a better understanding of foot and ankle kinematics in rheumatoid arthritis Vrijdag 19 oktober 2012 om 16:30 uur In gebouw de Waaier van de Universiteit Twente Drienerloolaan 5 te Enschede

Na afloop van de verdediging bent u van harte welkom op de receptie in „Het Paradijs“ Nicolaas Beetsstr. 48 te Enschede

Rosemary Dubbeldam

Rosemary Dubbeldam

Rotdornstr. 11 Het proefschrift 48683 Ahaus Towards Duitsland a better r.dubbeldam@rrd.nl understanding of foot and ankle kinemaParanimfen Leendert Schaake tics in rheumatoid l.schaake@rrd.nl arthritis isHettyverkrijgBaan baar viah.baan@zgt.nl de auteur: r.dubbeldam@rrd.nl.

FysioPraxis | maart 2013

WETENSCHAP PRAKTISCH.indd 21

05-03-13 12:57


22

achter het nieuws

Klachtenprocedure

Klachten hebben grote impact op fysiotherapeuten Als fysiotherapeut bent u gericht op een goede behandeling en een prettige behandelrelatie met uw cliënt. Naast alle vakinhoudelijke zaken is een klachtenprocedure verplicht. Het is bovendien belangrijk dat uw cliënten deze kennen. Ondanks uw zorgvuldige vakuitoefening en preventieve maatregelen kunnen cliënten klachten hebben. Tekst: Tjomme Reeringh (bedrijfsredacteur VvAA) en Frank van de Geest (KNGF)

Vanaf juli 2012 kunnen patiënten via het BIG-registratienummer opzoeken of een BIG-geregistreerde arts een berisping of zwaardere maatregel heeft gekregen van het Tuchtcollege. Daarnaast weten patiënten steeds vaker en gemakkelijker hun weg te vinden naar een instantie om een klacht in te dienen. Vanwege de grote impact adviseren Cathy Hoorweg en Sabine Berkhoff, beiden gespecialiseerd jurist bij VvAA bij de sectie klacht- en tuchtrecht, om bij de eerste tekenen van een klacht een expert te raadplegen. VvAA rechtsbijstand behandelt in Nederland de meeste medische tuchtzaken. Hoorweg en Berkhoff staan hun cliënten bij met advies – in procedures of gewoon met antwoorden op vragen. Zij behandelen alle zaken van zorgprofessionals die voor een tuchtcollege of klachtencommissie worden gedaagd.

Grote impact

Hoorweg: “Voor fysiotherapeuten wordt het steeds belangrijker dat zij preventieve maatregelen nemen om klachten te voorkomen. Een klacht, de klachtbehandeling, waaronder het bepalen van de juiste stappen, en gesprekken met de klager kunnen een grote impact hebben op de betrokken fysiotherapeut. Als de klacht niet tot een zaak leidt of wanneer de klacht ongegrond wordt verklaard is de impact alsnog groot. Advies en bijstand van een expert lijken soms overbodig, maar het bepalen

van de juiste strategie kan vanaf het eerste moment van groot belang zijn. Een onjuiste opsomming van de feiten kan later in een eventuele rechtszaak zeer nadelig uitvallen voor de aangeklaagde.”

Klachten vaak verrassing Berkhoff: “Wanneer een fysiotherapeut zo’n melding van de Klachtencommissie of het Regionaal Tuchtcollege krijgt, schrikt hij of zij daar in de regel ontzettend van. Patiënten stralen niet altijd uit wat ze van een behandeling vinden of ze durven op het moment zelf niets te zeggen. Bovendien durven patiënten vaak schriftelijk meer te zeggen. Mensen dienen hun klacht vaak rechtstreeks in bij deze commissies of bij een tuchtcollege. Ook kunnen ze een melding doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Wij zien vaak dat een fysiotherapeut geen idee had dat er een klacht speelde en zo’n klacht komt dan echt uit de lucht vallen. Onze ervaring is dat fysiotherapeuten zich aangetast kunnen voelen in hun professie en sommigen vinden het moeilijk om erover te praten met collega’s, beroepsgenoten of in de praktijk.” Bespreekbaar maken

Hoorweg: “Fysiotherapeuten kunnen te maken krijgen met zeer uiteenlopende klachten; het kan gaan over medisch-inhoudelijk handelen, over de bejegening of communicatie of over de organi-

Gescheurde achillespees wordt vertrouwensbreuk Tekst: Margit Warmink Fysiotherapeuten komen bijna dagelijks patiënten tegen met een gescheurde achillespees. Een heel vervelende blessure, maar niet bijzonder zou je zeggen. Totdat een patiënt de praktijk van Martin* belde omdat ze ontevreden is over de behandeling die ze kreeg van een collega van Martin. Martin: “Ze wilde niet vertellen wat er precies gebeurd was en ze wilde ook niet teruggebeld worden. Dat vond ik lastig. Moest ik als praktijkhouder nou wel terugbellen en

het risico nemen dat ze boos zou worden? Ik besloot niet terug te bellen omdat ze dat zelf had aangegeven. Een paar weken later belde de patiënt opnieuw. Ze was boos omdat ik niet teruggebeld had. Mijn collega zou haar voet verknald hebben. Er volgden verschillende gesprekken, met de patiënt en met haar moeder. Het bleef onduidelijk wat er precies aan de hand was. Ik heb geprobeerd duidelijk te krijgen wat er was misgegaan, maar daar bleef het bij. Een hele tijd later volgde, geheel onverwacht, alsnog een officiële klacht via het KNGF.” Nog vreemder werd het toen de klacht kort

voor de hoorzitting werd ingetrokken. Er kwam een nieuwe klacht, nu tegen Martin. Martin: “We hadden inmiddels veel tijd en energie in deze patiënt gestoken. Gelukkig hebben we alles zorgvuldig vastgelegd en dat bleek nu heel waardevol. De behandeling, de supervisie en in dit geval ook de gesprekken en het e-mailverkeer met de patiënt. Voor de hoorzitting hebben we alles op een rijtje gezet en het verweerschrift lag al klaar. Maar volgens de klager – de moeder van de patiënt – hadden wij en ook het KNGF alles verkeerd geïnterpreteerd. De klacht ging niet over mijn collega. De klacht

FysioPraxis | maart 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 22

05-03-13 12:32


23

Speciaal voordeel voor KNGF-leden

Fotografie: William Koopman

VvAA en KNGF maken zich hard voor meer preventie in de praktijk om aansprakelijkheidsrisico’s en schade beheersbaar te houden. Als ledenorganisaties hechten VvAA en KNGF daar veel waarde aan. Daarom gaan we er samen een verdere invulling aan geven. VvAA heeft voor KNGF-leden een korting toegezegd op de beroepsaansprakelijkheidsen rechtsbijstandsverzekering van VvAA. Meer informatie vindt u op www.vvaa.nl/kngf.

Sabine Berkhoff-Muntinga (links) en Cathy Hoorweg-de Boer (rechts).

satie van de praktijk. Wanneer een fysiotherapeut merkt dat er iets speelt, is het dus verstandig om dat meteen bespreekbaar te maken. Het is belangrijk om goed te communiceren en een patiënt goed voor te bereiden tijdens een behandeling: welke handeling ga je uitvoeren en vooral waarom. Komt het dan toch tot een klacht, dan komt het voor dat een fysiotherapeut de behandelingsovereenkomst wil opzeggen. Een klacht hoeft echter geen reden te zijn om een behandelingsovereenkomst op te zeggen. Een fysiotherapeut moet een gegronde reden hebben om de overeenkomst op te zeggen. Daar moeten bepaalde zorgvuldigheidseisen en richtlijnen bij in acht worden genomen en fysiotherapeuten moeten zich onder andere houden aan de beroepsregels van het KNGF. Daar helpen wij bij.”

gebeurtenis. Het is dus van belang dat een fysiotherapeut zíjn versie van het verhaal vertelt mede op basis van het medisch dossier. Het is erg belangrijk om het effect en het verloop van een behandeling goed vast te leggen, omdat de uitspraak van een commissie of college mede gebaseerd is op dit medisch dossier. Dat is ons vak, wij weten precies hoe we het verhaal moeten verwoorden. Daarom is het raadzaam een klacht zo spoedig mogelijk te melden.”

Contact met de klager

Hoorweg: “Vaak denkt een fysiotherapeut dat hij of zij geen contact meer met de klager kan opnemen als er een officiële klacht ligt. Wij raden veelal aan om dat juist wel te doen, want zo’n gesprek kan nog veel onbegrip wegnemen. Het is goed om de patiënt in zo’n gesprek de ruimte te geven om emoties te uiten en te benoemen. Wij kunnen helpen zo’n gesprek voor te bereiden of we kunnen een mediator inschakelen om het gesprek te begeleiden. Dat wij zowel in het juridische als het emotionele aspect begeleiden, ervaren fysiotherapeuten als zeer prettig.”

Tijd en emotie

Berkhoff: “Tucht- en aansprakelijkheidszaken zijn meestal trajecten die veel tijd kosten. Een procedure kan wel twee jaar duren. Wij merken dat wij naast onze juridische expertise, ook veel rust geven door begeleiding op het mentale vlak. Bij aansprakelijkheid gaat het om geld, maar bij tuchtklachten moet je je eigen handelen verantwoorden. Een klager heeft zijn eigen versie van een

ging over mij en hoe ik met de eerste klacht was omgegaan. Een heel vreemde draai want de klacht stond zwart op wit. Wéér hebben we gevraagd wat we niet goed hadden gedaan. Het kwam er op neer dat ik onvoldoende respect en gevoel had getoond. Ik had haar dochter na het eerste telefoontje terug moeten bellen en ik had de behandeling voor haar op schrift moeten stellen.” Er wordt een nieuwe hoorzitting gepland. Martin en zijn collega moeten een middag vrij nemen voor de zitting van de Klachtencommissie in Amersfoort. “Heel gênant dat al die professionals een middag bezig

Meer informatie over de klachten en de klachtenprocedure is te vinden op FysioNet, zoek op ‘klachten fysiotherapeut’. U vindt daar onder andere: - Adviezen over hoe te handelen als de patiënt een klacht over u heeft. - Informatie over de Wet Klachtrecht CliëntenZorgsector (de WKCZ) en verplichtingen voor de fysiotherapeut. - Informatie over het Reglement Tuchtrechtspraak.

zijn met een klacht als deze. Tijdens de hoorzitting bleek dat de moeder eigenlijk geen reden had om te klagen over de manier waarop wij met haar klacht waren omgegaan. De klacht werd dan ook niet ontvankelijk verklaard.” Toch is voor Martin de zaak hiermee niet afgedaan: “Mijn vertrouwen in mensen heeft hierdoor een deuk opgelopen. De eerste maanden had ik daar echt last van in de omgang met patiënten. Ik weet nu dat een patiënt zomaar een klacht kan indienen, hoe onterecht ook. En dan moeten wij maar aantonen dat we wél correct gehandeld hebben. We hebben in

deze zaak geen advocaat in de arm genomen omdat we zeker waren van onszelf en ook omdat de tegenpartij zonder advocaat kwam. Ik had niet verwacht dat het op een hoorzitting zou uitdraaien. Of ik de volgende keer een advocaat zou inschakelen? Dat weet ik niet, dat ligt helemaal aan de situatie. Ik vind overigens wel dat er een drempel zou moeten zijn, zodat klagers vooraf goed nadenken voordat ze een klacht indienen. Want dit kost niet alleen veel tijd en energie, het raakt je als fysiotherapeut ook persoonlijk.” *De echte naam is bij de redactie bekend.

FysioPraxis | maart 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 23

05-03-13 12:32


24

Fysiowijzer

Hartrevalidatieprogramma’s

Hartrevalidatie helpt De Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzocht de instroom in hartrevalidatieprogramma’s. Het bleek dat bijna de helft van de geïndiceerde patiënten geen hartrevalidatie volgde. De bevindingen zijn weergegeven in het rapport Staat van de Gezondheidszorg 2012. Twee fysiotherapeuten geven hun reactie. Werk maken van de instroom Van der Schaft: “In het rapport valt te lezen dat ondanks het feit dat een doorgemaakt hartinfarct altijd een indicatie is voor hartrevalidatie, bijna de helft van deze patiënten geen hartrevalidatie volgt. In 60 procent van de instellingen is de deelname van patiënten aan beweegactiviteiten op goed niveau (>90 procent). Dit betekent dat veel patiënten met een indicatie voor hartrevalidatie in een ziekenhuis of revalidatie-instelling vooralsnog niet worden gezien door een fysiotherapeut. Dit terwijl gezond bewegen een bewezen gunstig effect heeft op de recidiefkans. Voor de fysiotherapie betekent dit dat we in samenwerking met andere betrokken disciplines werk moeten maken van een hoger percentage patiënten dat instroomt in een hartrevalidatietraject en een bijbehorende beweegmodule.”

www.shutterstock.com

De Inspectie voor de Gezondheidszorg beschrijft in haar rapport Staat van de Gezondheidszorg 2012 dat wie na een hartinfarct een hartrevalidatieprogramma volgt, veel minder kans heeft om opnieuw een hartinfarct te krijgen. De hartrevalidatie helpt mensen hun leefstijl te verbeteren, onder andere door begeleiding bij het stoppen met roken en met voedingsadvies. Bewegen is een belangrijk onderdeel van het programma. Volgens de richtlijn Hartrevalidatie komt iedereen na een hartinfarct voor hartrevalidatie in aanmerking. De inspectie onderzocht de instroom in hartrevalidatieprogramma’s en het bleek dat bijna de helft van de geïndiceerde patiënten geen hartrevalidatie volgde. We vroegen Rob van der Schaft, fysiotherapeut bij Medisch Centrum Alkmaar, en Retze Achttien, fysiotherapeut bij Ton Schrantee Fysio- en Manuele Therapie, om een reactie.

FysioPraxis | maart 2013

FYSIOWIJZER.indd 24

05-03-13 12:58


25

In de eigen praktijk

“Het rapport stelt dat een klinisch zorgpad de instroom van patiënten bevordert. Daar herkennen we ons in het Medisch Centrum Alkmaar helemaal in. Het digitale zorgpad waar wij als een van de eerste ziekenhuizen mee zijn gaan werken, zorgt ervoor dat patiënten die op de afdeling Cardiologie hebben gelegen niet meer buiten de boot kunnen vallen. We wonnen hiermee een tweede prijs ‘NKP Prijs Klinische Paden’ van de Benelux, georganiseerd door de KU Leuven. Komend jaar komen de gespecialiseerde verpleegkundigen op de afdeling Fysiotherapie werken. Hiermee hopen we ons gezamenlijke proces nog verder te stroomlijnen en te verbeteren.

Uit onderzoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg blijkt dat mensen die na een hartinfarct een hartrevalidatieprogramma volgen, veel minder kans hebben om opnieuw een hartinfarct te krijgen.

‘Gezond bewegen heeft een bewezen gunstig effect op de recidiefkans’ Hoge leeftijd en de daarbij behorende ongemakken of vooroordelen beperken volgens het rapport de instroom van ouderen in een hartrevalidatietraject. Binnen het Medisch Centrum Alkmaar is voor elke hartpatiënt een revalidatiemogelijkheid. Relatief jonge patiënten zonder comorbiditeit revalideren in een nabij gelegen sportcentrum. Dit gebeurt in groepen van achttien personen onder begeleiding van twee fysiotherapeuten, een verpleegkundige en een arts-assistent. Oudere patiënten en patiënten met comorbiditeit, hartfalen en/of een ICD revalideren in het ziekenhuis in kleinere groepen die zijn toegespitst op de specifieke cardiale aandoening en de lagere belastbaarheid van deze mensen. We zien dat ook patiënten op hoge leeftijd veel baat hebben bij het behalen van hun persoonlijke doelen”, aldus Van der Schaft.

Positie afdeling Fysiotherapie Van der Schaft: “Een goed georganiseerd hartrevalidatietraject doet veel voor onze positionering van de afdeling Fysiotherapie in het ziekenhuis. Patiënten laten niet alleen hun fysiotherapeuten, maar ook hun cardioloog en hun omgeving weten dat ze de fysiotherapeutische begeleiding hoog waarderen.” Meer patiënten behandelen Achttien: “Het is teleurstellend dat nu het belang van hartrevalidatie steeds duidelijker wordt, slechts de helft van de patiënten die zijn geïndiceerd voor hartrevalidatie ook daadwerkelijk wordt verwezen voor hartrevalidatie. Doordat de behandelend cardioloog niet alle patiënten verwijst naar een hartrevalidatiecoördinator voor hartrevalidatiescreening wordt de fysiotherapeut buitenspel gezet; de fysiotherapeut komt pas na de screening in beeld. Uit het rapport blijkt dat de screening op risicogedrag, zoals inactiviteit, onvoldoende plaatsvindt. Wel worden alle patiënten gestimuleerd om meer te bewegen. Echter, uit een aantal retrospectieve onderzoeken blijkt dat slechts de helft van de patiënten een jaar na een cardiaal incident nog normactief is. Het

alleen stimuleren van een gezonde/actieve leefstijl blijkt in dit geval onvoldoende.”

Standaard beweeginterventie coronaire hartziekten “Het KNGF heeft als reactie hierop de Standaard Beweeginterventie coronaire hartziekten opgesteld, die wordt aangeboden in de eerste lijn. Het doel van deze standaard is uiteindelijk het beïnvloeden van het risicoprofiel en het aannemen van een actieve leefstijl (voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)). Doordat de beweeginterventie volgt op de institutionele gezondheidszorg (hartrevalidatie) wordt de duur van de complete interventie verlengd en de succeskans op het aannemen van een gezonde leefstijl aannemelijker”, volgens Achttien.

Toekomst Achttien: “Ik ben blij met het feit dat de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC), het CARDSS projectteam en de Hart&Vaatgroep zich actief opstellen om de doorstroom naar de hartrevalidatie te optimaliseren. Hierdoor zullen de fysiotherapeuten die werkzaam zijn in het ziekenhuis of in een revalidatiecentrum met een afdeling hartrevalidatie in de toekomst meer patiënten behandelen. Wellicht liggen er ook kansen voor de eerste lijn; een beweegprogramma kan mogelijk buiten de institutionele gezondheidszorg plaatsvinden, dan wel bij patiënten met enkelvoudige problematiek, waarbij de regie uiteraard nog wel bij de cardioloog en/of het multidisciplinair hartrevalidatieteam ligt. Door de druk van de Inspectie voor de Gezondheidszorg zal in ieder geval de vraag naar fysiotherapeutische zorg toenemen.” Op FysioNet/Kennisplein/Vakinhoud/Standaarden Beweeginterventies vindt u de KNGF-standaard Beweeginterventie coronaire hartziekten. FysioPraxis | maart 2013

FYSIOWIJZER.indd 25

05-03-13 12:58


26

Profiel

Prof. dr. Raymond Ostelo

Anders kijken naar patiënten met rugklachten Fysiotherapeut en epidemioloog Raymond Ostelo is per 1 december 2012 benoemd tot hoogleraar evidence-based fysiotherapie bij de afdeling Gezondheidswetenschappen van de faculteit der Aard- en Levenswetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De leerstoel wordt gedurende vijf jaar deels bekostigd door het KNGF, daarna neemt de Vrije Universiteit dit over. Tekst: José Hermans

Ostelo is de vijfde VU-hoogleraar die onderzoek doet op het gebied van de fysiotherapie. Zijn collegae op dit terrein zijn: Joost Dekker, hoogleraar paramedische zorg, Maurits van Tulder, hoogleraar Health Technology Assessment, Jaap van Dieën, hoogleraar biomechanica, Gert Kwakkel, hoogleraar neurorevalidatie en Riekie de Vet, hoogleraar klinimetrie. Dit selecte groepje wetenschappers wordt binnenkort nog aangevuld met een hoogleraar musculoskeletale fysiotherapie. Het lijkt een gespreid bedje voor de nieuwe hoogleraar die zelf ook heel enthousiast wordt van de directe nabijheid van zo veel deskundigheid. Zijn collegae zijn geen onbekenden. Raymond Ostelo: “Riekie de Vet was mijn promotor bij de Universiteit Maastricht. In 1999 vertrok zij naar de Vrije Universiteit en na een tijdje benaderde zij mij met de vraag of ik interesse had om naar Amsterdam te komen. Op dat moment werkte ik aan mijn promotie en doceerde ik één dag in de week epidemiologie en evidence-based practice aan de Hogeschool Zuyd. Na mijn promotie in 2002 besloot ik naar Amsterdam te gaan. Daar ontmoette ik ook Maurits van Tulder met wie ik vervolgens enkele jaren heb samengewerkt in de kenniskring van het lectoraat Fysiotherapie van de Hogeschool van Amsterdam.”

‘Ik zie mezelf steeds meer als een soort makelaar in onderzoek’ (Kosten)effectiviteit In zijn nieuwe functie van hoogleraar evidence-based fysiotherapie zal Ostelo weer veel samenwerken met Van Tulder die eveneens bij de afdeling Gezondheidswetenschappen is aangesteld. Met Van Tulder deelt Ostelo de interesse en enorme ervaring in het onderzoek naar aspecifieke lage rugklachen. Ostelo: “Het onderzoek van Van Tulder heeft veel raakvlakken met mijn eigen onderzoek en dat maakt de samenwerking makkelijk.” In het verleden hebben beiden meegewerkt aan diverse grote reviews over lage rugklachten. Momenteel houdt Van Tulder zich vooral bezig met kosteneffectiviteit, ook bij de behandeling van rugklachten. Het specifieke

aandachtspunt van de leerstoel van Ostelo is het meten van de effectiviteit en kosteneffectiviteit van behandelingen voor klachten aan het bewegingsapparaat. Rugklachten zijn daarbij nog steeds een belangrijk onderzoeksterrein.

Richtlijn Binnenkort wordt de herziene richtlijn Lage rugklachten gepresenteerd. De eerste richtlijn Lage rugklachten verscheen in 2005. Dit jaar volgt de herziening. In deze nieuwe richtlijn zijn overigens qua inhoud geen doorbraken te zien. Ostelo: “Er is niet veel evidence om het heel anders te doen. Het meest vernieuwende aan de nieuwe richtlijn is dat de fysiotherapeutische en manueeltherapeutische richtlijnen in elkaar geschoven zijn. De rest van de wereld kent het onderscheid fysiotherapie en manuele therapie niet zoals wij dat in Nederland hanteren. Internationaal gezien manipuleren fysiotherapeuten ook. Daarom hebben we er één richtlijn van gemaakt, met enkele voorbehouden handelingen voor manueel therapeuten.” Classificatie Op het gebied van rugklachten valt nog genoeg te onderzoeken. Ostelo: “Ik ben er ooit ingerold met mijn eigen promotieonderzoek, maar ik vind het nog steeds zowel intrigerend als ‘frustrerend’. Ondanks de vele onderzoeken hebben we namelijk nog steeds geen definitief antwoord op de vragen: wat is aspecifieke lage rugpijn en welke interventies zijn het meest effectief? De State of the Art is dat alles iets lijkt te helpen, maar dat er geen interventie is die duidelijk beter is dan de andere. De nieuwe insteek in het onderzoek is de herziening van het classificatiesysteem. Misschien moeten we de patiëntenpopulatie anders indelen.” Psychosociale kenmerken Tot nu toe wordt bij de indeling vooral naar de duur van de klachten gekeken: wanneer is er sprake van chroniciteit. Ostelo: “Het is waarschijnlijk te simpel om patiënten alleen op basis van klachtenduur in te delen in verschillende categorieën. Psychosociale kenmerken van de patiënten en kenmerken van de klachten zelf zijn een veel duidelijkere indicator voor het risico van het chronisch worden van klachten. Het lijkt verstandig om interventies af te stemmen op deze risico-inschatting. Zo kunnen we bij patiënten met laag

FysioPraxis | maart 2013

PROFIEL.indd 26

05-03-13 12:26


27

Naam: Raymond Ostelo (44) Opleiding: Fysiotherapie, Hogeschool Zuyd in Heerlen, afgestudeerd in 1990; Epidemiologie, Universiteit Maastricht (cum laude afgestudeerd in 1994), promotie aan de Universiteit Maastricht op een onderzoek naar gedragsmatige interventies na herniaoperaties (2002) Huidige functie: hoogleraar evidence-based fysiotherapie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam Inspirerende collega: Peter Croft, hoogleraar of Primary Care Epidemiology, Universiteit van Keele omdat hij dingen onderzocht waarvan iedereen dacht ‘dat weten we toch al lang’ en vervolgens tot verrassende resultaten kwam die de zaak soms in een ander daglicht stelden – daarnaast is het een uiterst vriendelijke man die altijd oog heeft voor het persoonlijke

risico misschien volstaan met het advies vooral actief te blijven en verder aan de slag gaan met patiënten met hoog risico. Maar het bewijs voor zo’n aanpak is nog niet echt heel overtuigend.”

Terughoudendheid

Deze bevindingen zijn overigens te recent om in de nieuwe richtlijn te worden opgenomen. Ostelo vindt het niet frustrerend dat de nieuwe richtlijn achterloopt bij de nieuwste ontwikkelingen. “We moeten niet te snel bestaand beleid omgooien. Terughoudendheid kan geen kwaad. De bovengenoemde bevindingen komen uit een Britse studie van de Universiteit van Keele waar het StarT Back Tool Scoring System ontwikkeld is. Hiermee kunnen in de eerste lijn prognostische indicatoren voor patiënten met lage rugpijn eenvoudig in kaart worden gebracht. Laten we echter eerst maar eens kijken of voor de Nederlandse situatie hetzelfde geldt. Er is inmiddels een subsidieaanvraag gedaan voor onderzoek naar risicoprofielen van Nederlandse patiënten met aspecifieke lage rugklachten.” Ostelo verwacht ook veel van de Nederlandse validering van het meetsysteem PROMIS waar onder andere collega-onderzoekster Caroline Terwee en Riekie de Vet mee bezig zijn en waarbij patiëntgerapporteerde uitkomstmaten het uitgangspunt voor classificatie en behandeling vormen.

Maatschappelijk probleem

“Rugklachten blijven een groot maatschappelijk probleem”, is de overtuiging van Ostelo. “Het zijn echter niet alleen meer de fysiotherapeuten die zich met de behandeling bezighouden. Zo zijn er bijvoorbeeld ook chirurgische en anesthesiologische interventies voor lage rugpijn. Rugpijn is een grote kostenpost en de vraag is: wat leveren al deze behandelingen nu op? Het is steeds moeilijker om onderzoek gefinancierd te krijgen en daarom richten we ons meer en meer op Europese subsidiegelden. Zo verkennen we momenteel de mogelijkheden om in Europees verband te onderzoeken wat het effect is van simpelere interventies zoals e-health.”

Raymond Ostelo: “Rugklachten blijven een groot maatschappelijk probleem.”

Makelaar De uitdaging voor hem zelf ziet de nieuwe hoogleraar vooral in het gegeven dat hij zich niet langer tot in details op één onderzoeksterrein kan begeven, maar dat hij op verschillende terreinen bezig is: “Ik zie mezelf steeds meer als een soort makelaar in onderzoek. Ik sta wat verder weg van het primaire proces, maar probeer geldstromen te genereren en anderen (op meer of mindere) afstand te begeleiden en te enthousiasmeren. Mocht ik zelf een miljoen voor onderzoek te besteden hebben, dan zou ik heel erg geïnteresseerd zijn in de impact van praktijkonderzoek op fundamenteel onderzoek en vice versa.” FysioPraxis | maart 2013

PROFIEL.indd 27

05-03-13 12:26


28

casuïstiek, diagnostiek en behandeling

Lumbosacraal radiculair syndroom

Diagnostiek en behandeling van het lumbosacraal radiculair syndroom ten gevolge van een discusherniatie Bij patiënten met lage rugklachten met uitstraling is het van belang een radiculaire oorzaak in of uit te sluiten. Dit artikel richt zich op de waarde van de anamnese en het lichamelijk onderzoek en beschrijft recente onderzoeksresultaten van conservatief of operatief ingrijpen bij patiënten met een lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) ten gevolge van een discusherniatie. Tekst en beeld: Marc Paantjens

Een lumbosacrale radiculopathie is een aandoening die ontstaat door compressie van een of meerdere spinale zenuwen en wordt gekarakteriseerd door uitstralende beenpijn en paresthesieën, alsmede klinische tekens van een neurogene stoornis.1 Inflammatie en compressie zijn beide belangrijk voor de spinale zenuw om symptomatisch te worden.2 Een lumbale discusherniatie (protrusie, extrusie of sequester) wordt gedefinieerd als een lokale verschuiving van discusmateriaal voorbij de grenzen van de intervertebrale discusruimte (figuur 1).1 In ongeveer 90 procent van de gevallen wordt een radiculopathie veroorzaakt door een discusherniatie, resulterend in zenuwwortelcompressie.3 Andere mogelijke oorzaken voor een lumbosacrale radiculopathie zijn lumbale kanaalstenose of foraminale stenose, en minder frequent,

‘Het al dan niet kunnen uitsluiten van een radiculaire oorzaak in de anamnese en het lichamelijk onderzoek is van groot belang’ tumoren of cystes.3 Bij het merendeel van de patiënten met lage rugklachten met uitstraling is sprake van referred pain uit de lage rug zonder dat hier een discusherniatie of radiculaire compressie aan ten grondslag ligt.2 Het al dan niet kunnen uitsluiten van een radiculaire oorzaak in de anamnese en het lichamelijk onderzoek is van groot belang om de behandel- of verwijsstrategie te bepalen.2

Epidemiologie De ‘lifetime’-prevalentie van lage rugklachten varieert van 49-70 procent.4 Bij 85 procent van deze patiënten kan geen specifieke pathologie worden vastgesteld.5 De prevalentie van ‘sciatica’ toont een forse spreiding van 1,6 procent onder de algemene bevolking tot 43 procent onder de geselecteerde beroepsgroepen.6 De diversiteit in definiëring van de Engelstalige term ‘sciatica’ en de verschillende methoden van dataverzameling worden mede verantwoordelijk gehouden voor deze spreiding.6 De jaarlijkse prevalentie van discusgerelateerde uitstraling wordt geschat op 2,2 procent.4 Anamnese en klinische manifestatie Een van de belangrijkste symptomen van het LRS is (monoradiculaire) beenpijn die verloopt volgens een dermatomaal patroon tot onder de knie en soms tot in de voet en tenen (figuur 2).3,4 Patiënten met een LRS hebben vaak lage rugpijn, maar deze is meestal minder ernstig dan de beenpijn.3,4 De beenpijn neemt vaak toe bij drukverhogende momenten. Patiënten kunnen bovendien klagen over doofheid en paresthesieën, een beperkte lumbale flexie, veranderingen in het looppatroon en een unilateraal spasme van paraspinale lumbale musculatuur.3,4 Het is van belang om aan te geven dat een LRS zich in de meeste gevallen niet manifesteert volgens het bovenstaande klassieke patroon, maar dat er sprake is van een grote verscheidenheid in de klinische presentatie.3,6 Lichamelijk onderzoek Er kan een breed scala aan tests worden ingezet om een LRS in- of uit te sluiten. In deze overweging is kennis van klinimetrische eigenschappen van belang. Van der Windt et al.5 richtten zich in een Cochrane review op de diagnostische waarde van tests als potentiële indicatoren voor het LRS. De meeste studies in deze review (vijftien van de zestien) beoordeelden de Straight Leg Raising-test (SLR) of de test van Lasègue.5 De diagnostische accuraatheid is uitgedrukt in termen van sensitiviteit (het percentage terecht positief geteste patiënten) en specificiteit (het percentage terecht negatief geteste patiënten). In chirurgische populaties, die worden gekarakteriseerd door een hoge prevalentie van discusherniatie (58-98 procent), was na pooling de sensitiviteit van de SLR hoog (92 procent) en de specificiteit laag (28 procent).5 Vijf studies in de review onderzochten de Gekruiste Straight Leg Raising-test (XSLR) of de

FysioPraxis | maart 2013

CASUÏSTIEK 2.indd 28

05-03-13 12:54


29

Een lumbale discusherniatie (protrusie, extrusie of sequester) wordt gedefinieerd als een lokale verschuiving van discusmateriaal voorbij de grenzen van de intervertebrale discusruimte.

Herniated disc

Herniated disc Herniated disc

gekruiste test van Lasègue.5 Het poolen van de resultaten resulteerde in een hoge specificiteit (90 procent) en een consistent lage sensitiviteit (28 procent).5 Indien solitair ingezet hebben reflexonderzoek, een visuele scoliose of deviatie, sensibiliteitsonderzoek, parese of spierzwakte en atrofie een lage diagnostische waarde.5 De hyperextensiontest, de forward flexiontest en de Slumptest scoorden beter maar het aantal studies was gering.5 Van der Windt et al.5 concludeerden dat de meeste tests een slechte diagnostische waarde hebben als ze individueel worden ingezet en dat de beste uitkomst wordt verkregen door tests te combineren.5 Vroomen et al.7 verrichtten een

cross-sectionele studie naar een cluster van patiëntkarakteristieken, tekens en symptomen in een eerstelijnszorgpopulatie, bij 274 patiënten met hoogactuele en uitstralende pijnklachten in het been tot onder de bilplooi. In dit onderzoek is de oddsratio gebruikt als maat voor de diagnostische accuraatheid. Een oddsratio van bijvoorbeeld 3 betekent dat de aanwezigheid van een ziekte drie keer waarschijnlijker is bij een positief testresultaat dan bij een negatief testresultaat. De voornaamste patiëntkarakteristieken, onafhankelijke voorspellers voor radiculaire compressie uit de anamnese en tekens uit het lichamelijk onderzoek bij het LRS zijn weergegeven in tabel 1.

>>

Tabel 1. Patiëntkarakteristieken, symptomen en tekens van het LRS.7 Patiëntkarakteristieken Oddsratio (OR) 95 procent confidence interval (CI) • Leeftijd 41-50 V 16-40 51-81 V 16-40 • Klachtenduur in dagen 15-30 dagen V <15 Symptomen • Typische dermatomale pijnklachten • Toename van deze pijnklachten bij drukverhogende momenten • Beenpijn erger dan rugpijn • Paroxysmale pijnklachten Tekens uit het lichamelijk onderzoek • Parese • Finger-floor distance >25 centimeter

1,8 2,8

1,3-2,6 1,9-4,2

2,2

1,5-3,3

3,2

2,2-4,7

2,0 4,5 1,8

1,4-2,7 3,3-6,2 1,3-2,5

5,2 2,8

3,3-11,6 1,9-4,3

FysioPraxis | maart 2013

CASUÏSTIEK 2.indd 29

05-03-13 12:54


30

casuïstiek, diagnostiek en behandeling

Tabel 2. Voorspellers voor radiculaire compressie bij MRI.9 Voorspellers voor radiculaire compressie Odds Ratio (OR) 95 procent Confidence Interval (CI) Dermatomale irradiatie 2,1 1,3-4,8 Toename van deze pijnklachten bij drukverhogende momenten 2,4 1,2-4,7 Positieve SLR 3,0 1,6-5,7 4,5 2,1-9,5 Aanhoudende denervatie met naald-EMG

Het lichamelijk onderzoek heeft geringe meerwaarde als de anamnestische symptomen positief worden getoetst.7 De proef van Lasègue heeft een lage tot matige sensitiviteit en heeft geen toegevoegde waarde wanneer ook spierkracht en ‘finger-floor distance’ worden onderzocht.7 De sensitiviteit en specificiteit van bovenstaand model waren respectievelijk 72 procent en 80 procent.7 De sensitiviteit voor het dermatomale pijnpatroon was 90 procent.7 Opvallend was dat in deze studie subjectieve spierzwakte en een gestoorde sensibiliteit zorgen voor een afname in de ‘likelihood’ (verhouding tussen de terecht positieve tests en de vals-positieve tests) van radiculaire compressie. Op basis hiervan werden vraagtekens gezet bij een causale relatie van deze symptomen met een neurogene stoornis.7 Hancock et al.8 onderzochten in een cross-sectionele studie de diagnostische waarde van het lichamelijk neurologisch onderzoek om het niveau van een discusherniatie vast te stellen. In dit onderzoek werden 283 patiënten onderzocht met een LRS dat was aangetoond met een MRI-scan.8 Het meest getroffen niveau was L5-S1 (59,6 procent), direct gevolgd door het niveau L4-L5 (44,6 procent).8 Een LRS op het niveau L3-L4 was zeldzaam (4,6 procent).8 De onderzoekers concludeerden dat geen enkele individuele test voldoende valide is voor het aantonen van het niveau van het LRS.8 Het combineren van tests scoorde beter maar gaf nog steeds geen hoge sensitiviteit en specificiteit.8 De meest informatieve individuele neurologische test voor het voorspellen van het niveau van het LRS was een dermatomaal pijnpatroon8. Coster et al.9 onderzochten de diagnostische waarde van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en naald-EMG in een eerstelijnszorgpopulatie, bij 202 patiënten met een verdenking op een LRS. De significante voorspellers voor radiculaire compressie zijn weergegeven in tabel 2.9

Prognose Het beloop van een acuut LRS is in de meeste gevallen gunstig. Het overgrote deel van de pijnklachten en daaraan gerelateerde beperkingen verdwijnt binnen twee weken.4 Weber et al.10 onderzochten de werkzaamheid van piroxicam (NSAID) in vergelijking met een placebo in een eerstelijnszorgpopulatie bij 208 patiënten met tekens en symptomen van een acuut L5 of S1 LRS. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de controlegroep en de placebogroep.10 Na drie maan-

den was 60 procent van de patiënten volledig hersteld en 70 procent herstelde volledig binnen twaalf maanden.10 In een systematische review door Vroomen et al.,11 die zich richtten op de conservatieve behandelmogelijkheden van het LRS, rapporteerde 50 procent van de patiënten in placebogroepen een afname van klachten binnen tien dagen en 75 procent binnen vier weken. Ondanks het feit dat de prognose van het LRS dus in de meeste gevallen gunstig is, klaagt tot 30 procent van de patiënten na 1 jaar of langer nog steeds over klachten.10,11

Conservatieve en operatieve behandeling van het LRS Het acute LRS wordt voornamelijk gediagnosticeerd door het afnemen van de anamnese en het uitvoeren van lichamelijk onderzoek, en de behandeling is aanvankelijk conservatief.1,4,12 Beeldvorming is in een vroegtijdig stadium aangewezen als sprake is van ‘red flags’ die kunnen wijzen op ernstig onderliggend lijden (infecties of maligniteiten) als oorzaak voor de radiculopathie, anders dan een discusherniatie.3,4 Het is tevens geïndiceerd bij patiënten met persisterende en ernstige symptomen die na 6-8 weken niet reageren op conservatieve behandeling.1,3,4 In dit geval kan chirurgische interventie een overweging zijn.3,4 Omdat discusherniaties een hoge prevalentie kennen (2036 procent) in de klachtenvrije populatie, is het voor de chirurgische indicatiestelling van belang dat er sprake is van een LRS met radiculaire compressie dat correleert met de klinische bevindingen en de symptomen van de patiënt.1,3,4 De primaire rationale voor operatief ingrijpen is het opheffen van radiculaire compressie of irritatie door het verwijderen van discusmateriaal.3,4 De behandeling is gericht op het verminderen van beenpijn en begeleidende symptomen en niet op het verminderen van rugpijn.4 De meest voorkomende operatie is de lumbale microdissectomie.3 Jacobs et al.3 onderzochten de chirurgische behandeling van het LRS versus conservatieve interventie. Zij concludeerden dat in het algemeen kan worden gesteld dat de kortetermijneffecten (3 maanden) van vroegtijdige chirurgische interventie bij patiënten met een LRS superieur zijn aan een conservatieve behandeling wat betreft afname in beenpijn.3 Op de lange termijn (na 1 en 2 jaar) zijn er geen verschillen in uitkomsten tussen conservatieve en chirurgische behandeling.3 Bij een cauda-equinasyndroom of een acute ernstige pa-

FysioPraxis | maart 2013

CASUÏSTIEK 2.indd 30

05-03-13 12:54


31

rese dan wel progressieve parese binnen enkele dagen is een snelle verwijzing naar de neurochirurg aangewezen, waarbij het cauda-equinasyndroom een absolute indicatie is voor chirurgisch ingrijpen.1,4 De conservatieve behandeling van het LRS richt zich primair op pijndemping met behulp van medicatie of het verminderen van druk op de betreffende radix.3,4 Er is een grote variatie in conservatieve behandelmogelijkheden zoals het geven van advies, medicatie, tractie, manipulatie, stabiliserende oefeningen, fysiotherapie, laser, ultrageluid en het dragen van corsets.1 Het natuurlijke beloop van een LRS wordt door conservatieve behandeling niet duidelijk verkort in vergelijking met het beloop bij een expectatief beleid.12 Hahne et al.1 onderzochten de effecten van diverse conservatieve behandelmogelijkheden bij patiënten met een radiologisch aangetoond LRS. De bewijskracht werd weergegeven volgens de door de Cochrane Collaboration vastgestelde levels of evidence criteria.13 Zij concludeerden dat er sterk bewijs is dat het geven van advies op de korte termijn minder effectief is dan microdiscectomie.1 De follow-up na 24 maanden toonde echter geen verschillen meer tussen de behandelmodaliteiten op de uitkomstmaten ‘lage rugpijnintensiteit’, ‘beenpijnintensiteit’ of ‘functie’ bij patiënten met een subacuut LRS.1 Er is matig bewijs dat stabiliserende oefentherapie effectiever is dan geen behandeling op de korte termijn.1 Tevens is er matig bewijs dat manipulatie effectiever is dan placebomanipulatie op de korte en middenlange termijn bij patiënten met acute klachten en een intacte anulus.1 Er is gering bewijs dat er geen verschillen bestaan tussen tractie, laser en het toedienen van ultrageluid op de korte en middellange termijn.1 Er is eveneens matig bewijs dat het toevoegen van mechanische tractie bij patiënten die met medicatie en elektrotherapie worden behandeld, op de korte termijn gunstige effecten sorteert.1 Nadelige effecten werden geassocieerd met het gebruik van ibuprofen en het toedienen van tractie.1

Conclusie Er is een grote verscheidenheid in de klinische presentatie van het LRS.3,6 Er kan een breed scala aan tests worden ingezet om een LRS in of uit te sluiten. Indien solitair ingezet, hebben de meeste tests een slechte diagnostische waarde.5 De beste uitkomst kan worden verkregen door tests te combineren.5 Het is van belang te realiseren dat de diagnostische waarde van tests uit chirurgische studies, met een operatie als gouden standaard, niet van toepassing zijn op een eerstelijnszorgpopulatie. Immers, patiënten met positieve testuitslagen zullen vaker aan een operatie onderworpen zijn dan patiënten met negatieve testuitslagen. Typisch dermatomale uitstraling en toename van deze uitstraling tijdens drukverhogende momenten zijn vaak in de literatuur terugkerende, onafhankelijke voorspellers voor een LRS.8,10 Voor het aantonen van het niveau van een LRS is eveneens geen enkele individuele test voldoende valide, maar ook hier heeft een dermatomaal pijnpatroon de best voorspellende waarde.9 De operatieve behande-

De dermatomen: links ventraalaanzicht, rechts dorsaalaanzicht. Bron: http://medical-dictionary. thefreedictionary. com.

ling van het LRS heeft op de korte termijn gunstigere effecten dan conservatieve interventie, maar op de lange termijn zijn er geen verschillen.1,3 Conservatieve interventie zorgt uiteindelijk niet voor een sneller volledig herstel dan een afwachtend beleid.13 Er zijn echter diverse behandelmodaliteiten die gunstige resultaten geven op de korte en middellange termijn.1 Nadelige effecten worden geassocieerd met het gebruik van ibuprofen en het toedienen van tractie.1

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift (NMGT), september 2012. De literatuurverwijzingen staan op FysioNet, www.fysionet.nl. Marc Paantjens MPt is orthopedisch manueeltherapeut. Hij is werkzaam als manueel therapeut en onderzoeker voor trainingsgeneeskunde en trainingsfysiologie (TGTF) bij de Koninklijke Landmacht. Tevens is hij als docent verbonden aan de master Orthopedische Manuele Therapie aan de Hogeschool Utrecht en werkt hij in de particuliere praktijk Gademan in IJsselstein. FysioPraxis | maart 2013

CASUÏSTIEK 2.indd 31

05-03-13 12:54


32

KNGF-service

Toetsing van kwaliteit

Beheersmodelaudit De substantiële overschrijding van het behandelgemiddelde was in 2004 aanleiding voor het starten van een beheersaudit. Deze eerste vorm van de beheersmodelaudit startte vanuit een samenwerking tussen Achmea en het KNGF. Het streven van het KNGF is om in 2015 te komen tot een nieuw kwaliteitssysteem. Tekst: Having Perdon, adviseur accountteam, afdeling Beleid en Ontwikkeling KNGF

De Commissie Beroepstoets Fysiotherapie van het KNGF leverde de instrumenten voor de audit en vanaf 2005 voert HealthCare Auditing (HCA) deze wijze van toetsen uit. Als je als fysiotherapeut toen een negatieve toets had, betekende dat een terugvordering van alle gedeclareerde zittingen boven het behandelgemiddelde van de zorgverzekeraar. In 2008 slaagde het KNGF (in de rol van procesbegeleider) erin de toenmalige procedure met forse financiële consequenties terug te brengen naar

een procedure waarin een negatieve uitslag niet direct financiële gevolgen had. Er werd gekozen voor een verbetertraject met een scholing als verplicht onderdeel. In de vernieuwde procedure die effectief is geworden in 2009 heeft UVIT (Univé, VGZ, IZA en Trias) ook meegedaan. Gedurende deze periode gaven de betrokken zorgverzekeraars aan dat de beroepsgroep deze procedure eigenlijk zelf zou moeten overnemen. UVIT heeft zich vrij snel teruggetrokken omdat zij geen meerwaarde zag.

Toetsing beheersmodelaudit De beheersmodelaudit is nu doorontwikkeld tot een model dat in de huidige vorm wordt toegepast in de overeenkomsten voor 2012 en 2013 met vier zorgverzekeraars: Achmea, CZ, De Friesland en Menzis. Kern van de huidige beheersmodelaudit is het toepassen van basisgegevens en een aantal conditionele gegevens indien van toepassing binnen het methodisch handelen volgens de Richtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging (RFV, versie april 2011) en daarnaast de toepassing van beroepsinhoudelijke richtlijnen en Evidence Statements (ES). De aanleiding om in een beheersmodelauditsituatie terecht te komen heeft te maken met een onder- of overschrijding van 15 procent ten opzichte van het gewogen gemiddelde van de zorgverzekeraar. De huidige beheersmodelaudit kent een toetsing op de volgende onderdelen: 1. Centraal Kwaliteitsregister 2. Praktijkorganisatie/inrichting en accommodatie 3. Hygiëne, privacy en veiligheid 4. Klachtenregeling 5. Methodisch handelen - rubriek 1 Algemeen (intake na verwijzing en screening ) - rubriek 2 Gegevens t.b.v. de anamnese en het onderzoek - rubriek 3 Gegevens t.b.v. het behandelplan - rubriek 4 Gegevens t.b.v. de uitgevoerde behandelingen - rubriek 5 Gegevens t.b.v. de (eind)evaluatie - rubriek 6 Gegevens t.b.v. de afsluiting 6. KNGF-richtlijnen en Evidence Statements 7. Wet- en regelgeving

FysioPraxis | maart 2013

KNGF-SERVICE.indd 32

05-03-13 12:25


33

De exacte inhoud is te vinden op de websites van de betreffende zorgverzekeraars en van de auditbureaus. Momenteel zijn er twee auditbureaus (KIWA en HCA) en drie scholingsaan-

Intercollegiale toetsing Met de huidige systematiek van toetsing wordt de nadruk gelegd op de aanwezigheid van elementen die zijn benoemd in de Richtlijn Fysiothera-

Nieuw kwaliteitssysteem in 2015 Het KNGF streeft ernaar om in 2015 te komen tot een pilotsysteem voor het toetsen van kwaliteit. Deze toetsing is gekoppeld aan het in te voe-

‘Wanneer een praktijk of een individuele fysiotherapeut de gestelde kwaliteitsnormen niet haalt, mogen hieraan voor de betrokken therapeut(en) geen negatieve consequenties worden verbonden anders dan gerichte scholing’ bieders (Hogeschool Leiden, Hanze Hogeschool en het NPi). Het percentage praktijken dat momenteel slaagt voor de eerste beheersmodelaudit ligt rond de 50 procent. Het totale percentage dat uiteindelijk ook de tweede beheersmodelaudit niet haalt – met als uiteindelijke consequentie het kwijtraken van het contract met de betreffende zorgverzekeraar – is zeer gering.

peutische Verslaglegging en komen inhoudelijke aspecten van kwaliteit niet aan bod. Hierin moet verandering komen door te streven naar een proces van intercollegiale toetsing. Wanneer een praktijk of een individuele fysiotherapeut de gestelde kwaliteitsnormen niet haalt, mogen hieraan voor de betrokken therapeut(en) geen negatieve consequenties worden verbonden anders dan gerichte scholing.

ren eigen kwaliteitsbeleid. Op basis van deze ontwikkeling spreken wij de verwachting uit dat er in de toekomst geen beheersmodelaudits in de huidige vorm plaatsvinden omdat de zorgverzekeraars voldoende vertrouwen hebben in het KNGF-kwaliteitssysteem en de daarbij behorende borging.

FysioPraxis | maart 2013

KNGF-SERVICE.indd 33

05-03-13 13:13


Mechanische Diagnose en Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten

TweejarigeMechanische opleiding tot en geregistreerd MDT-therapeut Diagnose Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten U bereikt: U leert: Tweejarige opleiding tot geregistreerd MDT-therapeut

• De beste en snelst mogelijke behandelresultaten • Duidelijk gestructureerd onderzoeken • Een uitstekende secundaire preventie • Betrouwbaar classificeren Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de Positief prognostische factoren herkennen in U •bereikt: U •leert: zorgverzekeraar biopsychosociale context Doelgericht behandelen met een actieve rol voor de patiënt • De beste en snelst mogelijke behandelresultaten •• Duidelijk gestructureerd onderzoeken • Een uitstekende secundaire preventie • Betrouwbaar classificeren • Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de • Positief prognostische factoren herkennen in biopsychosociale context MDT is uitstekend toepasbaar zorgverzekeraar binnen de richtlijnen. • Doelgericht behandelen met een actieve rol voor de patiënt De opleiding is in delen te behalen en geaccrediteerd met 183 punten

Schrijf u in voor de totale opleiding MDT en bespaar € 350 !

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten MDT is uitstekend toepasbaar binnen de richtlijnen. De opleiding is in delen te behalen en geaccrediteerd met 183 165 punten

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl advertentie Mckenzie 2013 praxis.indd 1

6-2-2013 16:38:26

Nog accreditatiepunten halen? Neem deel aan een van onze korte trainingen of schrijf u in voor een masterclass! Of u nu kinder-, sport-, geriatrieof oncologiefysiotherapeut bent, manueel-, oefen- of ergotherapeut: voor alle specialisaties biedt Avans+ interessante trajecten aan. NIEUW: naast het aanbod dat u al van ons kent, bieden wij vanaf dit voorjaar diverse nieuwe trainingen. Kijk op www.avansplus.nl/ fysiotherapie voor een uitgebreid overzicht.

3 april 2013 gratis mini-symposium voor gespecialiseerde fysiotherapie. Meer informatie en aanmelden op www.avansplus.nl/minisymp2013

www.avansplus.nl/fysiotherapie Ad Avans-fysiopraxis 185x132 fc 03-2013.indd 1

•FP-03 advertenties.indd 5

14-02-13 12:23

05-03-13 12:40


ELASTIC RESISTANCE MEETS WEIGHT STACK.

Selection Medical - Leg Press

Unieke product eigenschappen: • • • • • •

Uitgebreide instelmogelijkheden Trainen zonder weerstand Elastische weerstand Verschillende weerstandcombinaties Lage startweerstand Proprioceptie training

De Leg Press Medical is de nieuwste innovatie op het gebied van medische- en sportrevalidatie. Het Multiple Resistance System (MRS) combineert elastische weerstand met weight stack training. Het toestel beschikt over uitgebreide instelmogelijkheden, waardoor deze toepasbaar is voor iedere fase van revalidatie. Door gebruik te maken van accessoires kan ook proprioceptie worden getraind.

www.technogym.com/selectionmed De Leg Press Medical is EEC 93/42 en TÜV gecertificeerd. TECHNOGYM BENELUX Essebaan 63 - 2908 LJ Capelle aan den IJssel - Tel: +31 (0) 10 - 422 32 22 Fax: +31 (0) 10 - 422 25 68 - Email: info_blx@technogym.com

Compliant EEC 93/42 Directive

•FP-03 advertenties.indd 6

05-03-13 12:41


NVFS | Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg

36 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Sporten na een totale knieprothese

De zes P’s voor een advies De laatste twee decennia is de ontwikkeling van de totale knieprothese (TKP) in volle gang. Dit heeft geleid tot implantatie van TKP’s bij jongere patiënten vanaf 55 jaar gezien de verschuiving in hun levensverwachting en de levensduur van de prothese. Uit de literatuur blijkt onvoldoende welke invloed sportbelasting heeft op een knieprothese. Toch wordt van de orthopedisch chirurg en de sportfysiotherapeut een advies verwacht. Bij dit advies speelt het behandelresultaat een belangrijke rol. Hiervoor kan de clinicus zich baseren op de zes P’s die in deze samengevatte klinische les worden toegelicht.

TKP geven alleen aantallen weer van patiënten die sporten met een TKP, er worden geen aanbevelingen gedaan. Uit een recente literatuurstudie blijkt dat ‘low impact’ sports kunnen worden aanbevolen na een TKP. ‘High impact’ sports worden afgeraden, waarschijnlijk vanwege de slijtage van de prothese, al is hier nog onvoldoende wetenschappelijke evidentie voor. Slijtage Slijtage van de prothese is afhankelijk van verschillende factoren, zoals contactgebied, materiaaleigenschappen, dikte van het polyethyleen, het aantal jaren dat de prothese in de knie zit en belasting. Belasting is afhankelijk van het li-

Tekst: Karen Harmelink, Tamara ten Elshof, Robert van Cingel en Wim Hullegie

De zeventigjarige van nu wil kunnen tennissen, golfen en hardlopen. Van de volwassenen ouder dan 55 jaar doet 25 procent nog wekelijks aan sport. Het beoefenen van sport kan worden gehinderd door artrose van de knie. De generatie babyboomers komt in een eerdere levensfase (tussen 55 en 75 jaar) in aanmerking voor een totale knieprothese (TKP). De tendens is dat ‘jongere’ patiënten andere eisen stellen aan het gebruik van de nieuwe knie dan de generatie die op latere leeftijd een TKP heeft gekregen: sportdeelname is belangrijk voor jongere patiënten. Reductie sportactiviteiten Het plaatsen van een TKP is een interventie die pijn kan verminderen en de kwaliteit van leven kan verbeteren bij patiënten met artrose. Terwijl pijnreductie bij de oudere generatie bepalend is voor het plaatsen van een TKP vindt er bij de jongere patiënten een verschuiving plaats naar functieverbetering en participatie. De ontwikkeling en verbetering van de TKP maakt dit ook mogelijk. Sporthervatting na een TKP vindt plaats bij 34 procent van de patiënten terwijl preoperatief 49 procent minimaal een keer per week actief was. Voor 51 procent van de patiënten die in aanmerking komt voor een TKP, is sport belangrijk. De belangrijkste reden voor reductie van sportactiviteiten na een TKP is voorzichtigheid. Het advies van de arts is vaak gericht op het hervatten van ADL-activiteiten en niet of beperkt op sportactiviteiten. Dit is ook begrijpelijk omdat er op dit moment onvoldoende gegevens bekend zijn om een sportadvies grondig te onderbouwen. Onderzoeken over sporten na een

Bij de behandeling van een TKP moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over individueel haalbare en functionele doelen. chaamsgewicht en fysieke activiteit. Kuster et al. hebben in een laboratoriumopstelling de invloed van vier activiteiten getest op contactgebied en contactverdeling van de knieprothese, met als doel aanbevelingen te doen voor sportparticipatie na een TKP (fietsen, wandelen, naar beneden lopen en joggen). Van het totale contactgebied werd 40-70 procent overbelast tijdens naar beneden lopen en joggen. Bij joggen kan de belasting op de knieprothese zelfs acht tot negen keer het lichaamsgewicht bereiken. Fietsen en wandelen veroorzaken de minste schade aan de knieprothese. Er zijn nog onvoldoende langetermijnresultaten bekend over de invloed van verschillende sportactiviteiten op de levensduur van de prothese. Sommige auteurs raden joggen of sporten waarbij gerend moet worden af vanwege de hoge belasting op de prothese. Klinisch advies Voor een klinisch advies is het belangrijk om de factoren te analyseren die van invloed zijn op het behandelresultaat. De combinatie van de zogenaamde zes P’s spelen hierbij een belangrijke rol: patiëntkenmerken, prothesekenmerken,

procedurekenmerken (operatietechniek), postoperatief management, propriocepsisverstoring en de promise van de patiënten. Op FysioNet worden alle P’s besproken. In deze samenvatting hebben we ons moeten beperken. Bij de behandeling van een TKP moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over individueel haalbare en functionele doelen. In het ziekenhuis moet postoperatief gekeken worden naar de ‘functional milestones’ (activiteiten die een patiënt minimaal moet beheersen om zelfstandig te kunnen functioneren zonder hulp van derden). Indien de patiënt bij ontslag aan deze functional milestones voldoet, is deze in de thuissituatie zelfredzaam. Pijn staat niet centraal in het ontslag- en revalidatiebeleid maar het kunnen uitvoeren van activiteiten. Over revalidatieschema’s na een TKP bestaat nog geen consensus door gebrek aan kennis over de revalidatie, de enorme variatie in TKP’s en de wisselende ervaring van chirurg en fysiotherapeut. Verwachtingen van de patiënt Patiënten die een TKP ondergaan, hebben over het algemeen preoperatief hoge verwachtingen

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 36

05-03-13 13:06


Ontwikkeling richtlijn knieprothese Op initiatief van Nederlandse Orthopaedische Vereniging wordt er een richtlijn knieprothese ontwikkeld. Namens het KNGF hebben Geert van de Sluis en Wim Hullegie zitting genomen in de werkgroep. In het voorjaar van 2014 wordt de richtlijn gepresenteerd. Geert van der Sluis is fysiotherapiewetenschapper en doet in ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten onder begeleiding van Nico van Meeteren wetenschappelijk onderzoek naar de waarde van prognostische factoren rondom een totale knieprothese (TKP) in relatie tot het klinisch functioneel herstel. Het gebruik van prognostische factoren leidt tot optimalisatie van het zorgpad rondom de TKP, met een significante afname van de opnameduur (1 dag) als resultaat. Er vindt een verdere optimalisering van het zorgpad plaats, met inbedding van ‘State of the Art’ intensieve peri-operatieve begeleiding van de patiënt. Daarbij wordt gestreefd naar optimaal fysiek functioneren door het proces heen. De effectiviteit hiervan wordt onderzocht. Wim Hullegie is als lector Musculoskeletale Revalidatie verbonden aan de HAN. Onderzoek naar behandelprogramma’s van TKP is een van de aandachtsgebieden van het lectoraat. In samenwerking met Ria Nijhuis-van der Sande doet fysiotherapiewetenschapper Karen Harmelink onderzoek naar prognostische factoren voor herstel bij totale knieprotheses. Hierbij onderzoekt ze patiëntkenmerken, functionele status van de patiënt en de neuromotorische flexibiliteit van de onderste extremiteit voor en na de plaatsing van een TKP.

patiënten waren na de operatie in staat om zeer intensieve sporten, zoals skiën, tennis en hardlopen, weer op te pakken.

over de vermindering van pijnklachten, verbetering van fysiek functioneren en de verbetering van hun psychosociale welzijn. Deze verwachtingen ontstaan door het sociale netwerk van de patiënt, de voorlichting door de hulpverleners en het eigen onderzoek van de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat 55-98 procent van de patiënten na een TKP verwacht pijnvrij te zijn na de operatie, 40-52 procent verwacht geen beperkingen meer te hebben in hun dagelijks functioneren. De verwachtingen van patiënten zijn soms onrealistisch omdat er geen rekening wordt gehouden met de mate van beperkingen voor de operatie. Het is bekend dat preoperatieve functies het resultaat na een TKP bepalen. Voorlichting is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een TKP. Adequate voorlichting zorgt voor een reëel beeld van de mogelijkheden en onmogelijkheden na een TKP. De motivatie van de patiënt speelt een belangrijke rol. Uit onderzoek van Bonnin et al. blijkt dat het hervatten van sportactiviteiten met een TKP niet alleen afhankelijk is van de TKP, maar ook voor een groot deel van de motivatie van de patiënt om weer te gaan sporten. Gemotiveerde

BEWEGINGSAANSTURING Het is belangrijk om te onderzoeken hoe de patiënt het verlies van de voorste kruisband, meniscus en soms achterste kruisband gaat opvangen binnen het motorische postopeartieve leerproces. Daarvoor is het belangrijk om te weten of en zo ja, hoelang de patiënt preoperatief een compensatoir looppatroon heeft gehad. Bij de klinische beoordeling van dit compensatoir looppatroon is het essentieel om te herkennen of de patiënt zijn preoperatief opgebouwde looppatroon weer kan loslaten. Is de patiënt in staat de mechanisch gecreëerde mogelijkheden ook in motorisch opzicht maximaal te benutten? Kan de patiënt de vrijheidsgraden weer gebruiken? Plaatsing van een TKP leidt tot afname van afferente informatie. Door de immobilisatie wordt het neurale systeem vrijwel direct gedwongen tot reorganisatie en adaptatie. Aangenomen wordt dat de spierkrachttoename in de vroege fase van training het gevolg is van een verbeterde neurale aansturing van de actieve spiervezels door het centrale zenuwstelsel. De klinische betekenis hiervan lijkt relevant.

aanbevelingen over de sportmogelijkheden na een TKP. Er wordt slechts gekeken naar aantallen sporters, sporthistorie en redenen om al dan niet te sporten. Ook de invloed van het sporten op de prothese is nauwelijks onderzocht. Het hanteren van de zogenaamde zes P’s kan een bijdrage leveren aan het sportadvies voor patiënten met een TKP; ze zouden ook individuele verschillen kunnen verklaren. Voor het geven van een verantwoord sportadvies is verder onderzoek noodzakelijk naar de langetermijneffecten van diverse sporten op de levensduur van de TKP.

37

NVFS | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR FYSIOTHERAPIE IN DE SPORTGEZONDHEIDSZORG

S P E C I A L I S T E N K AT E R N

De volledige klinische les en de literatuurlijst zijn te vinden op FysioNet, www.fysionet.nl.

Karen Harmelink is fysiotherapeut en fysiotherapiewetenschapper bij FysioGym Twente. Tamara ten Elshof is fysiotherapeut en sportfysiotherapeut in opleiding, werkzaam bij FysioGym Twente. Robert van Cingel is sportfysiotherapeut, manueel therapeut en directeur van Sport Medisch Centrum Papendal. Daarnaast is hij lector Musculoskeletale Revalidatie bij de HAN Nijmegen.

CONCLUSIE Op basis van de huidige literatuur is er geen eenduidig sportadvies voor de patiënt met een TKP. Studies die sportactiviteiten na een TKP hebben onderzocht doen nauwelijks tot geen

Wim Hullegie is sportfysiotherapeut, wetenschapsfilosoof en directeur van FysioGym Twente. Ook hij is lector Musculoskeletale Revalidatie bij de HAN Nijmegen. Ze zijn bereikbaar via k.harmelink@fysiogym.nl. FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 37

05-03-13 13:06


NVMT | Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie

38 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Randomized Controlled Trial

Chronische nekpatiënten: eerst laaggedoseerde oefentherapie Nekpijn is een veelvoorkomende klacht met grote sociale en economische impact. Systematische reviews geven aan dat oefeningen al dan niet in combinatie met manipulaties effectief de pijn reduceren. In welke mate cervicale manipulaties bijdragen aan de pijnreductie boven hooggedoseerde oefeningen versus laaggedoseerde oefeningen is echter onvoldoende duidelijk. Ook is er behoefte aan klinische trials waarin rekening wordt gehouden met de verwachtingen en voorkeuren van patiënten. Tekst: Ilse Swinkels-Meewisse

Het doel van deze RCT was studie naar de effectiviteit van drie behandelmethodes: 1. hooggedoseerde gesuperviseerde oefentherapie met cervicale manipulaties (OT+MT) 2. hooggedoseerde gesuperviseerde oefentherapie (OT) 3. laaggedoseerde thuisoefeningen en adviezen (TOA) Voorafgaand aan de behandeling worden de patiëntvoorkeuren en -verwachtingen geïnventariseerd. Materiaal en methode Via advertenties werden er 270 patiënten uit de staat Minnesota (VS) gerekruteerd. Inclusiecriteria waren personen tussen 18 en 65 jaar met aspecifieke nekpijn (graad I en II volgens de Neck Pain Task Force) gedurende meer dan twaalf weken met een nekpijnscore (Numerieke Rating Schaal; NRS) van meer dan 3. Exclusiecriteria waren specifieke oorzaken van nekpijn of nekpijn van viscerale of perifere oorsprong, voorgaande cervicale operaties, verslavingen, zwangerschap, aansprakelijkheidsprocedures of chronische behandeling voor nekpijn. Patiënten die aan de criteria voldeden, werden geblindeerd, gerandomiseerd toegewezen aan een behandelprotocol. De uitkomstmetingen werden gedaan na 4, 12, 26 en 52 weken. Primaire effectmaat was pijnintensiteit (Numeric Pain Rating Scale). Secundaire effectmaten waren activiteitenbeperkingen (Neck Disability Index), algemene gezondheid

(SF-36), ervaren effect (Global Perceived Effect), medicatiegebruik en mate van patiënttevredenheid. Interventies De behandelepisode bedroeg twaalf weken met twintig behandelingen. De OT bestond uit hoogintensieve training van nek- en rompspieren. De OT+MT-behandeling bestond uit de OT-behandeling met daaraan voorafgaand manipulaties van de cervicale en/of thoracale wervelkolom. De TOA-behandeling (minder contactmomenten) bestond uit dagelijkse, algemene mobiliserende oefeningen, uitleg over anatomie van de CWK en algemene, ergonomische adviezen. Resultaten De data werden geanalyseerd volgens het intention-to-treatprincipe. Er was een significant verschil in pijnreductie op de korte termijn (12 weken) tussen de groepen OT+MT en OTA (1,3 punten, p<0,001) en tussen de groepen OT en TOA (1,1 punt, p<0,001). Hoewel minder groot was er na 1 jaar nog een significant verschil. Er bleken ook significante verschillen voor de uitkomstmaat patiënttevredenheid en globaal ervaren effect. Tussen de groepen OT+MT en OT waren geen significante verschillen. Een daling van 2,5 punten op de numerieke pijnschaal (NRS) werd als klinisch relevant geacht. Op zowel de korte als lange termijn had een hoger percentage patiënten in de groepen OT en OT+MT een klinisch relevante pijnreductie (65 procent en 74 procent respectievelijk op 12 weken; 57 procent en 51 procent op 52 weken) dan in de TOA-groep (41 procent en 42 procent bij 12 en 52 weken).

Bespreking Hoewel uit deze studie blijkt dat hooggedoseerde oefentherapie met of zonder cervicale manipulaties een groter effect heeft op pijnintensiteit dan laaggedoseerde oefentherapie, is er na een jaar nog slechts een klein verschil. In de studie is niet gekeken naar kosteneffectiviteit. De auteurs halen echter wel aan dat gelet op het aantal behandelingen er in het laagdoseringsprotocol beduidend minder contactmomenten zijn. Gedurende de follow-up van een jaar is er geen verschil tussen de drie groepen in medicatiegebruik et cetera. Wel werden binnen de groepen OT en OT+MT meer neveneffecten gerapporteerd. De auteurs concluderen dan ook dat het veiliger en mogelijk kosteneffectiever is om eerst laaggedoseerde oefentherapie aan te bieden aan chronische nekpatiënten en bij uitblijven van voldoende resultaat over te gaan op andere, meer hooggedoseerde en dus duurdere protocollen. Door het design van de studie kan er geen uitspraak worden gedaan of cervicale manipulaties een toegevoegde waarde hebben op de gerapporteerde effecten. Ilse Swinkels-Meewisse is manueel therapeut en werkzaam voor Fysiotherapiepraktijk Coevering & Fit-impuls. Daarnaast is ze senior onderzoeker bij NIVEL. Ze is bereikbaar via swinky@xs4all.nl.

Conclusie Vooral op de korte termijn is er een significant grotere pijnreductie voor hooggedoseerde oefentherapie, al dan niet in combinatie met cervicale manipulaties dan voor laaggedoseerde oefeningen. Het is nog onduidelijk in hoeverre patiëntverwachtingen en -voorkeuren van invloed zijn op de effecten dan wel compliance met de behandeling van personen met chronische nekpijn.

Titel: Supervised exercise with and without spinal manipulation performs similarly and better than home exercise for chronic neck pain. Auteurs: Roni Evans, Gert Bronfort, Craig Schulz, Michele Maiers, Yiscah Bracha, Kenneth Svendsen, Richard Grimm, Timothy Garvey en Ensor Transfeldt In: Spine 2012;37(11):903-14.

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 38

05-03-13 13:06


Systematische review

Beweegpatronen veranderen door specifieke interventies onvoldoende onderbouwd De kennis over houdingscorrectie en/of stabilisering bij lage rugpijn is beperkt. Dit geldt ook voor de klinische relevantie van de effecten van de interventies. De mogelijkheden om beweeg-/spierpatronen te veranderen door specifieke interventies zijn onvoldoende onderbouwd. Er is onvoldoende bewijs dat pijn en beperkingen in activiteiten veranderen met veranderingen in de gewenste spier- of beweegpatronen. Tekst: Ilse Swinkels-Meewisse

Er zijn veel studies verricht naar de effectiviteit van het veranderen van motor control (‘stabilisering’) bij aspecifieke lage rugpijn (LRP). Vaak hebben ze als doel de musculaire beweegpatronen of activeringspatronen te veranderen; de uitkomstmaten zijn echter slechts op het niveau van pijn en beperkingen in activiteiten. Daarom deden de auteurs van deze systematische review onderzoek naar: 1. het effect van beweeginterventies op beweegpatronen, zoals spiercontractieactiviteit, heup-LWK-beweegpatronen en houdingspatronen; 2. de relatie tussen veranderingen in beweegpatronen en veranderingen in pijn en beperkingen in activiteiten. Materiaal en methode In acht databases werd tot 2012 gezocht naar (Engelstalige) literatuur met inclusiecriteria RCT’s of CCT’s bij patiënten met LRP met of zonder uitstraling zonder restrictie in de klachtenduur. De interventie moest gericht zijn op het beïnvloeden van aanspanningpatronen van spieren van de heup-LWK of houdingspatronen. De uitkomsten moesten specifiek gericht zijn op het te beïnvloeden patroon en op de uitkomstmaten pijn en beperkingen in activiteiten. Exclusiecriteria waren uitkomstmaten gericht op globale maten van mobiliteit en/of kracht, of studies die geen pijnintensiteit of beperkingen in activiteit onderzochten. Twee onderzoekers deden de data-extractie; bij verschillen werden deze met een derde reviewer besproken totdat er consensus werd bereikt. De methodologie van de studie werd onderzocht met de PEDroschaal; standardized mean differences (SMD) werden berekend. Resultaten Uiteindelijk werden er twaalf studies gevonden die aan alle criteria voldeden. De gemiddelde

score was 5,6 (range: 3-8) op de 0-10 PEDroschaal. De studies werden ingedeeld in drie groepen: 1. specifieke rompspiercoördinatiepatronen 2. flexieontspanningreacties (FOR): ontspanning van rugextensoren bij volledige flexie 3. verschillende lumbo-pelvic kinematische patronen en/of houdingspatronen Zes van de twaalf studies onderzochten specifieke spiercoördinatie. In vijf studies werden negen verschillende rompspiercoördinatiepatronen gemeten. Er waren significante maar kleine tot matige verschillen in effectmaten (-0,20 tot -0,47) in het voordeel van specifieke spieractiviteitsinterventies. Het effect op pijnintensiteit en beperkingen in activiteiten was wisselend. Drie studies gaven significante verschillen aan in pijn en beperkingen in het voordeel van de interventiegroep. Vier studies onderzochten de FOR. Twee van de vier studies vonden een significant verschil op de ontspanningsreactie (manipulatie en oefeningen op een Swiss Ball). Deze studies toonden geen effect aan op de mate van pijn. In één studie werd afname van beperkingen aangetoond. Drie studies onderzochten lumbo-pelvic kinematische patronen en/of houdingspatronen. Er werden verschillende uitkomstmaten gebruikt. Twee studies gaven positieve uitkomsten maar de effectmaten konden niet worden berekend. Dezelfde twee studies rapporteerden positieve effecten op pijnintensiteit en beperkingen. Discussie Het feit dat er slechts twaalf studies werden gevonden, geeft aan dat de kennis over houdingscorrectie beperkt is. Dit geldt ook voor de klinische relevantie van de effecten van deze interventies. De effectmaten van de rompspiercoördinatieinterventie waren inconsistent en klein tot matig. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de verschillen in methodologie en meetmethoden. De resultaten voor de studies naar de FOR waren om dezelfde reden wisselend qua uitkomst. Uit deze review blijkt dat er bijna geen consistente relatie bestaat tussen pijn en beperkingen enerzijds en de richting van veranderingen in houding- en/of spiercontrole anderzijds. Er werden in de studies effecten op pijn en beperkingen gevonden zonder veranderingen op musculair gebied, en vice versa. Dit geldt ook

voor de FOR. Er zijn indicaties in de literatuur dat de FOR kan differentiëren tussen wel en niet aanwezigheid van lage rugpijn. De relatie tussen klinische effecten op pijn en beperkingen en de veranderingen in de FOR is echter onvoldoende onderzocht. Ook de resultaten uit de beweeg- en houdingspatronen zijn onvoldoende consistent. Ondanks de aanname dat houding en lage rugpijn gerelateerd zijn, zijn er weinig studies die verandering van houding ook daadwerkelijk meten. Er zijn geen studies gevonden die een verandering van houding relateren aan klinische effecten, zoals pijn en beperkingen. De mogelijkheid om beweeg-/spierpatronen te veranderen door specifieke interventies wordt dus onvoldoende onderbouwd. Er is onvoldoende bewijs dat pijn en beperkingen in activiteiten veranderen met veranderingen in de gewenste spier- of beweegpatronen.

39

NVMT | Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie

S p e c i a l i s t e n k at e r n

Bespreking In verschillende studies lijkt het trainen van actieve stabiliteit of houding goede resultaten te geven, maar het tegenovergestelde blijkt ook. Deze review vergeleek de resultaten van deze studies en relateerde ze aan klinische effecten. Daaruit bleek dat er veel verschillen in methodologie en meetmethoden zijn. Daardoor zijn eenduidige conclusies lastig. Dit wil niet zeggen dat er geen significante resultaten zijn, maar dat ze nog onvoldoende (consistent en vergelijkbaar) onderzocht zijn om hieruit eenduidige klinische conclusies te trekken. Totdat er wordt aangetoond dat stabiliserende oefeningen geen effect zouden hebben, geeft het oefenen gericht op spiercoördinatie en/of houdingspatronen goede handvatten voor de behandeling van patiënten met lage rugpijn. Ilse Swinkels-Meewisse is manueel therapeut en werkzaam voor Fysiotherapiepraktijk Coevering & Fit-impuls. Daarnaast is ze senior onderzoeker bij NIVEL. Ze is bereikbaar via swinky@xs4all.nl.

Titel: Modifying patterns of movement in people with low back pain - does it help? A systemenatic review. Auteurs: Robert A. Laird, Peter Kent en Jennifer L Keating In: BMC Musculoskeletal Disorders 2012;13:169. www.biomedcentral.com/1471-2474/13/169

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 39

05-03-13 13:07


N V F G | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e i n d e G e r i at r i e

40 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Groepstherapie

De kracht van fysiotherapie in groepsverband bij CVA-cliënten Sinds 2013 vindt er een verschuiving plaats in de financiering van een deel van de gezondheidszorg van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten naar de Zorgverzekeringswet. Om de stijgende zorgkosten enigszins in de hand te houden wil de overheid meer marktwerking zodat zorgaanbieders efficiënter en effectiever gaan werken. Verpleeghuis Waelwick is hierop ingesprongen en heeft besloten om afstuderende fysiotherapiestudenten literatuuronderzoek te laten doen naar de effecten van groepstherapie bij CVA-cliënten. Tekst: Malyar Haresse-Nasri en Malou Eilering

Groepstherapie blijkt een goede aanvulling te zijn op individuele therapie. De groepsdynamiek komt tot stand doordat elke individuele cliënt verschillende visies, wensen en gedachten met zich meebrengt. Dankzij groepstherapie leren cliënten van elkaar en vindt er lotgenotencontact plaats. Daarbij is het van belang dat er strikte in- en exclusiecriteria worden gehanteerd omdat afasie en ernstige cognitieve problematiek de groepsprocessen in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Groepstherapie vergroot het subjectief welbevinden en de therapietrouw. De groepscohesie kan worden bevorderd door cliënten bij elkaar te zetten die ongeveer dezelfde gemeenschappelijke achtergrond hebben. De samenwerking tussen de groepsleden versterkt namelijk de drijfveer om de gezamenlijke doelen te halen. Daarnaast nemen groepsleden gemakkelijker iets van elkaar aan dan van de therapeut. Hierdoor behaalt de groep meer succes bij de oefeningen. Revalidatie bij CVA-patiënten Revalidatie bij CVA-cliënten is gericht op vermindering van beperkingen, terugkeer naar de thuissituatie en re-integratie in de maatschappij. De meest recente therapievorm is Motor Imagery (MI). Bij MI wordt een mentale voorstelling van een beweging gemaakt zonder het lichaam te bewegen. De cliënt denkt na over de uit te voeren activiteit, waardoor de activiteit blijft hangen in het geheugen. Het doel is het inprenten van automatische handelingen, zoals lopen. MI is bewezen effectief voor de verbetering van loopvaardigheid, mobiliteit, functionele ADL, zelfvertrouwen en motivatie in aanvulling op reguliere oefenmethoden – bij voorkeur in

De invoering van groepstherapie heeft verschillende positieve effecten bij cliënten, zoals een verbeterde motivatie, een groter enthousiasme en onderlinge stimulans.

cliënt uiteindelijk zelfstandig te kunnen laten functioneren. Resultaten in het verpleeghuis De invoering van groepstherapie in Verpleeghuis Waelwick in Ewijk heeft verschillende positieve effecten bij cliënten, zoals een verbeterde motivatie, een groter enthousiasme en onderlinge stimulans. Deze resultaten zijn ook gezien bij de Collum Care groepen. Meer onderzoek naar de effectiviteit van deze behandelvorm is echter gewenst. Een uitgebreide samenvatting van dit onderzoek kunt u lezen in het tijdschrift Fysiotherapie & Ouderenzorg van december 2012. Malyar Haresse-Nasri is werkzaam als eerstelijns

een functionele context. Om de vaardigheid goed aan te leren moet er op de juiste wijze feedback worden gegeven. Het door Anderson ontwikkelde driefasenmodel houdt er rekening mee in welke herstel- en leerfase de cliënt zit. Al deze fasen moeten doorlopen worden om de

De definitie van groepstherapie luidt: een behandelingswijze waarbij gebruik wordt gemaakt van de eigenschappen en mogelijkheden die een groep heeft en die de individuele cliënt mist.

fysiotherapeut bij Verpleeghuis Waelwick in Ewijk. Malou Eilering is master Health Sciences en werkt bij UMC St Radboud in Nijmegen. Ze zijn bereikbaar via m.haresse@live.nl en m.eilering@live.nl.

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad van de NVFG (info@nvfgnet.nl).

fysiotherapie & ouderenzorg

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 40

05-03-13 13:07


S p e c i a l i s t e n k at e r n

N V F G | N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r F y s i o t h e r a p i e i n d e G e r i at r i e

Valpreventie bij thuiswonende ouderen

Effecten Nederlandse versie Otago Exercise Programme Welke individuele oefenprogramma’s kunnen door thuiswonende ouderen zelfstandig worden uitgevoerd? Het Otago Exercise Programme blijkt een effectief programma te zijn: na acht weken scoren deelnemers significant beter op de kracht- en balanstesten. De NVFG werkt momenteel aan een (digitale) uitgave van de Nederlandse versie van het Otago Exercise Programme. Tekst: Bregt Verkooijen en Mercia Ketelaar-Spek

Van de thuiswonende ouderen valt ongeveer 35 procent ten minste eenmaal per jaar. Dit percentage neemt toe tot wel 50 procent bij 80-plussers. Voor ouderen vormt vallen een groot probleem; de impact ervan op gezondheid, zelfvertrouwen en zelfstandigheid is groot. Ouderen die herhaaldelijk vallen, hebben een groter risico op traumata en overlijden. Preventie valincidenten De komende jaren zal het aandeel en het aantal 65-plussers stijgen en daarmee het aantal valincidenten en de zorgkosten die valincidenten met zich meebrengen. Een recente Cochrane review van Gillespie over valpreventiestrategieën concludeert dat oefenprogramma’s gericht op twee of meer van de componenten spierkracht, balans, lenigheid of uithoudingsvermogen een afname bewerkstelligen van het aantal valincidenten en het aantal personen dat valt. Dit kan worden bereikt middels training in een begeleide oefengroep, tai chi of een individueel opgezet thuisoefenprogramma. De resultaten van een review en meta-analyse van Sherrington onderschrijven deze conclusie. Er zijn relatief grotere effecten op preventie van valincidenten te bereiken met intensieve oefenprogramma’s die als belangrijkste component balansoefeningen bevatten en die de balans in toenemende mate uitdagen. Het Otago Exercise Programme Als eerstelijns fysiotherapeut onderzocht Bregt Verkooijen tijdens zijn opleiding tot geriatriefysiotherapeut aan Hogeschool Utrecht welke individuele oefenprogramma’s thuiswonende ouderen zelfstandig kunnen uitvoeren. Het

Otago Exercise Programme bleek een bewezen effectief programma te zijn. Het programma is afkomstig uit Nieuw Zeeland en is door de NVFG vertaald in het Nederlands. Verkooijen onderzocht bij een groep van vijftien thuiswonende ouderen met een gemiddelde leeftijd van 76,8 jaar wat de effecten van het Otago Exercise Programme zijn in een Nederlandse situatie. Het oefenprogramma bestaat uit een set kracht- en balansoefeningen die opgebouwd kunnen worden in moeilijkheidsgraad. Ook een wandelschema hoort bij het programma. In een activiteitenboekje staan de uitvoeringen van alle oefeningen duidelijk beschreven en geïllustreerd. De (geriatrie)fysiotherapeut (of geschoolde trainer) neemt een kracht- en balanstest af en geeft instructies en uitleg bij de oudere thuis. Daarna wordt op vaste momenten telefonisch contact onderhouden over de voortgang. Na een aantal weken vindt er weer een huisbezoek plaats. De oudere houdt zelf een oefendagboek bij. Resultaten Verkooijen onderzocht de effecten op kracht en balans. Daarnaast keek hij naar de therapietrouw omdat zelfstandig oefenen hier een groot beroep op doet. Na acht weken scoorden de deelnemers significant beter op de kracht- en balanstesten. Een significante relatie tussen deze vooruitgang en de oefentrouw werd niet gevonden. Verkooijen won in september 2012 de NVFG Scriptieprijs met zijn masterthesis over het Otago Exercise Programme. De NVFG werkt momenteel aan een digitale en/of papieren uitgave van de Nederlandse versie van het Otago Exercise Programme. Een bewerking van de masterthesis verschijnt binnenkort in het tijdschrift Fysiotherapie & Ouderenzorg.

41

Een spierversterkende oefening (boven) en een balansoefening (onder).

Bregt Verkooijen is geriatriefysiotherapeut en werkt bij Fysiototaal Rijswijk. Mercia Ketelaar-Spek is fysiotherapeut en fysiotherapiewetenschapper. Ze is werkzaam als

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad van de NVFG (info@nvfgnet.nl).

docent bij Hogeschool Utrecht. Ze zijn bereikbaar via bregt153@hotmail.com.

fysiotherapie & ouderenzorg FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 41

05-03-13 13:15


MSG | NVMT • NVFS • NVOF • NVFB • NFP

42 S p e c i a l i s t e n k at e r n

Eerste lustrum MSG-nieuwjaarsdebat Op 15 januari vond het MSG-nieuwjaarsdebat plaats. Een lustrum met een primeur: de MSG bestaat sinds 2013 uit vijf specialistenverenigingen: de NVMT, NVFS, NVOF, NVFB en NFP. Daarom startte het debat met een ‘elevator pitch’ door elke voorzitter. Daarop volgde een debat.

Vijf specialistenverenigingen namen deel aan het MSGnieuwjaarsdebat op 15 januari.

Tekst: Marlene Lutgert-Boomsma

Bart Smit beet het spits af als voorzitter van de NVFS: “Sportfysiotherapeuten bewegen zich in het krachtenveld van de fysiotherapie met een link naar alle gremia. Die link lag er al naar de manuele therapie en orofaciale fysiotherapie. De huidige sportorganisatie kan vergeleken worden met een arbodienst en de psychosomatische component is sinds jaar en dag een onlosmakelijk deel in de coaching binnen de sportfysiotherapie.” Zinnige en zuinige zorg Matthijs Rumke van de NFP presenteerde daarop cijfers om depressief van te worden. “Er zijn 1.055.900 mensen met een angststoornis, kosten: € 286.000.000 op jaarbasis. Er zijn 50.000 tot 100.000 nieuwe burn-outgevallen en 15.000 mensen die in de WIA zijn beland. Het gemiddeld verzuim is 189 dagen met een kostenpost van € 90.000 per werknemer. Er zijn 500.000 mensen met onverklaarbare klachten die ongediagnostiseerd ronddolen in hulpverlenersland. De klachten van al deze mensen hebben betrekking op hun fysiek en bewegend functioneren. Ze hebben disfunctionele opvattingen of herstelbelemmerende persoonlijkheidskenmerken. Er is vaak psychopathologie aanwezig en zelfregulatie is laag. Patiënten hebben baat bij (psycho)educatie, cognitieve gedragsmatige interventies, lichaamsbewustwording en ontspanningsmethodieken. Kortom, psychosomatische fysiotherapie is zinnige en zuinige zorg.” Rumke gaf aan dat er binnen de beroepsgroep fysiotherapie weinig bekendheid is over de psychosomatisch werkend fysiotherapeut. “In de MSG hebben we goede partners gevonden. Het is nu de kunst om elkaar te kennen en te vinden.” Kosteneffectief Volgens Annelies Pool-Goudswaard van de NVMT werkt de manueel therapeut onderbouwd effectief door zijn expertise in wervelkolomklachten. “Uit onderzoek is gebleken dat patiënten die met klachten naar de manueel therapeut gaan, slechts vijf tot zes behandelingen nodig hebben. We focussen daarmee niet alleen op

de zorgvraag maar ook op kosteneffectiviteit.” Harry Wagemakers stelde zich voor als nieuwe voorzitter van de NVBF: “De bedrijfsfysiotherapeut werkt samen met alle collega-fysiotherapeuten. Aan het werk blijven, economisch zelfstandig zijn, langer doorwerken, duurzame inzetbaarheid en vitaliteit van medewerkers zijn kerndoelen waarop de bedrijfsfysiotherapie zich richt. We zijn niet afhankelijk van zorgverzekeraars. Vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer zoeken we

Kiers: “Fysiotherapie kan nog veel beter worden onderbouwd door verdieping en discussie.” mee naar oplossingen, zoals bij gemeenten bij de ondersteuning van de WMO-vraagstukken. De MSG versterkt ons in onze positionering in de zorg.” Kruispunt Frits Voorneveld van de NVOF gaf aan dat orofaciaal fysiotherapeuten werkzaam zijn in een klein domein waarin biomechanica de hoofdrol speelt. “Vanuit dit domein vormen we het kruispunt van alle MSG-specialisten en geven we antwoord op alle hoofd-halsklachten.” Henri Kiers gaf als KNGF-bestuurslid aan dat het KNGF vanuit historisch perspectief gericht was op sociaaleconomisch denken met vaak een conflicterende houding ten opzichte van zorgverzekeraars en gericht op het behartigen van de belangen van de individuele fysiotherapeut.

Tegenwoordig wordt er vanuit kwaliteitsdenken geredeneerd, gericht op relatiebeheer met zorgverzekeraars en belangenbehartiging van fysiotherapeuten in algemene zin. Dit heeft geresulteerd in de beleidslijn ‘Kwaliteit in beweging’ (KIB) die in 2013 wordt uitgerold. Kwaliteit meten Volgens Kiers is administratie niet hetzelfde als kwaliteit. Administratie dient het primaire hulpverlenersproces waarin de fysiotherapeut een autonome professional is en poortwachter van de beweegzorg. Het KNGF is niet bang het kaf van het koren te scheiden. Differentiatie moet gebaseerd zijn op aantoonbare kwaliteit met ruimte voor collega’s die zich in positieve zin willen profileren als ondernemers en innovators. Het KIB richt zich op ‘outcome’-indicatoren van patiënten en niet op procesinidicatoren. Kiers gaf daarbij aan dat een indicator geen meting is. Kwaliteitsmeting vindt plaats door middel van visitatie. Daarbij is methodisch handelen leidend naar doelmatige en gepaste zorg. De professionele standaard is de indicatorstelling. Kiers: “In de beroepsgroep moeten er afspraken gemaakt worden over de absolute minimumkwaliteit, de zogenaamde ‘importance change’. Alles draait om outcome. Fysiotherapieproducten moeten aansluiten op patiëntcategorieën, ingekocht door zorgverzekeraars en gebaseerd op heldere criteria. Fysiotherapie is bewezen kostenbesparend maar kan nog veel beter worden onderbouwd door verdieping en discussie. Het is de uitdaging om de complexiteit van zorg om te zetten naar producten met bewezen (kosten)effectiviteit.”

Marlene Lutgert-Boomsma is bedrijfsfysiotherapeut en lid van de redactiecommissie van de NVBF. Ze is bereikbaar via am@lutgert.demon.nl.

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 42

05-03-13 13:07


Gele vlaggen: lastig en tijdrovend? Verwijs op tijd door Met de directe toegankelijkheid van de fysiotherapeut is een goede screening zeer belangrijk geworden. Naast aandacht voor rode vlaggen hoort hier zeker ook aandacht voor herstelbelemmerende psychosociale factoren bij, de zogenaamde gele vlaggen. De praktijk wijst uit dat gele vlaggen moeilijk worden herkend waardoor patiënten onnodig lang ronddolen in de zorg. Verwijzing naar een psychosomatisch werkend fysiotherapeut kan deze trajecten aanzienlijk verkorten. Tekst: Mariëlle Dekker

Binnen de richtlijn KANS (Klachten Arm, Nek en Schouder) van het KNGF1 wordt geadviseerd extra aandacht te hebben voor gele vlaggen. Tijdens de themadag over KANS op het FysioCongres in november 20122 bleek dat aandacht voor gele vlaggen nog zeker niet vanzelfsprekend is: zowel huisartsen als fysiotherapeuten vinden het een lastige en tijdrovende materie, terwijl bij een groot deel van de mensen met KANS die chronische klachten ontwikkelen, sprake is van psychosociale herstelbelemmerende factoren, zoals somatisatie, angst om te bewegen, zich veel zorgen maken, geringe sociale steun en pijncatastroferende gedachten.3 HIATEN IN DE PRAKTIJK Eind november werd bij de opening van het kenniscentrum ‘Lichaam, geest en gezondheid’ eenzelfde beeld geschetst.4 Patiënten blijven soms lang in de diagnostische molen hangen.

Het duurt vaak zes tot negen jaar voordat mensen met (ernstige) psychosomatische klachten in een gespecialiseerd centrum terechtkomen, zeker als er sprake is van een somatische aandoening in combinatie met psychoproblematiek. Intussen gaat de kwaliteit van leven bij deze patiënten sterk achteruit. Hoe kunnen deze hiaten worden aangepakt? PSYCHOSOMATISCHE FYSIOTHERAPIE De fysiotherapeut kan met een eenvoudige screeningslijst als de MHI-55 signaleren dat er mogelijk sprake is van gele vlaggen. Doorverwijzen naar een psychosomatisch werkend fysiotherapeut (PSF’er) is dan een optie. Een PSF’er is gespecialiseerd in het herkennen en

Een psychosomatisch werkend fysiotherapeut is gespecialiseerd in het herkennen en behandelen van herstelbelemmerende psychosociale factoren en psychosomatische klachten.

behandelen van herstelbelemmerende psychosociale factoren en psychosomatische klachten (afhankelijk van het complexiteitsniveau monoof multidisciplinair).6 Hij beoordeelt de fysieke klachten en de wijze waarop de patiënt met zijn gezondheidsproblemen omgaat (coping), zoals inadequaat ziektegedrag. PSF MAAKT ZORG EFFICIËNT Een PSF’er levert maatwerk als eerste stap in een ‘stepped care’-programma (de minst intensieve zorg). Hierdoor kunnen patiënten in een vroeg stadium (subacuut) behandeld worden. Zo kan voor een deel van de patiënten worden voorkomen dat de klachten chronisch worden. Indien de complexiteit hoger is, kan de PSF’er de patiënt begeleiden naar goede vervolgzorg. Daardoor komt de patiënt enkele jaren eerder op de juiste plek terecht. Zowel vroege behandeling in de eerste lijn als verkorting van jarenlange diagnostische trajecten werken kosteneffectief. Experts in de GGZ werken regelmatig met PSF’ers samen. Ze zijn van mening dat PSF’ers een belangrijke rol kunnen spelen in de vroegdiagnostiek, behandeling en doorverwijzing van deze patiëntengroep. VERWIJZING PSF IS KOSTENEFFECTIEF Bij patiënten met angstklachten kan angst zich uiten in de vorm van onverklaarbare lichamelijke klachten. Uit onderzoek is gebleken dat ‘stepped care’ en ‘collaborative stepped care’ bij mensen met angstklachten in de eerste lijn effectief zijn. Deze zorgvormen verminderen maatschappelijke kosten en sluiten aan bij de wensen van de patiënt.7-10 Bij deze programma’s gaat het in hoofdzaak om begeleide zelfhulp. De programma’s zijn vooral effectief als de behandelaar voldoende tijd neemt voor begeleiding. Goede samenwerking tussen huisarts, therapeut en indien nodig psychiater is hiervoor noodzakelijk. Kortom, denk bij onverklaarbare klachten en gele vlaggen aan doorverwijzing naar een PSF’er.

43

N F P | N E D E R L A N D S E V E R E N I G I N G V O O R F Y S I O T H E R A P I E V O L G E N S D E P S Y C H O S O M AT I E K

S P E C I A L I S T E N K AT E R N

www.shutterstock.com

De literatuurlijst staat op FysioNet, www.fysionet.nl. Mariëlle Dekker werkt als psychosomatisch fysiotherapeut bij Fysiotherapie de Neve & van Alphen in Den Haag. Daarnaast is ze lid van de Wetenschapscommissie van de NFP. Ze is bereikbaar via mec.dekker@gmail.com. FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 43

05-03-13 13:07


N V F L | N E D E R L A N D S E V E R E N I G I N G V O O R F Y S I O T H E R A P I E B I N N E N D E LY M F O L O G I E

44 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

Oedeemfysiotherapeut

Lipoedeem: onbekend, oninteressant of onbegrepen? Van alle vrouwen heeft 11 procent in meer of mindere mate lipoedeem. U kent vast wel een vrouw in uw omgeving met brede heupen en een smalle taille. Heeft deze dame naast dit kenmerkende figuur ook pijnlijke benen en snel blauwe plekken, dan is de kans groot dat ze de aandoening lipoedeem heeft. Toch weet het gros van de fysiotherapeuten in Nederland niets van deze veelvoorkomende aandoening.

(H)erken lipoedeem bij uw patiënten en besteed aandacht aan deze onbekende aandoening.

Tekst en beeld: Joyce Bosman

Lipoedeem is een vetverdelingstoornis die regelmatig niet herkend of onjuist gediagnosticeerd wordt. De stoornis komt uitsluitend voor bij vrouwen en wordt beïnvloed door hormonen en genetische aanleg. Lipoedeem ontwikkelt zich vaak tijdens of na de puberteit, zwangerschap of menopauze. De aandoening heeft een chronisch en progressief karakter en kan resulteren in een secundaire lymfatische disfunctie naast gewrichtsklachten door overbelasting.1,2,9 TOENAME ONDERHUIDS VETWEEFSEL Lipoedeem wordt gekarakteriseerd door een bilaterale, symmetrisch voortschrijdende toename van onderhuids vetweefsel in voornamelijk de onderste extremiteit. De patiënt heeft pijn, is gevoelig en heeft snel blauwe plekken. Elevatie van de benen of dieet hebben geen effect. De meeste patiënten hebben een normaal postuur in de bovenste extremiteit waardoor er gemiddeld twee kledingmaten verschil is tussen boven- en onderlichaam. De diagnose kan gesteld worden door (familie)anamnese en klinisch onderzoek.1,2 Kennis van pathologie en fysiologie en begrip voor deze patiëntencategorie zijn van cruciaal belang. In de fysiotherapiepraktijk is de diagnose lipoedeem vaak lastig te stellen. Het is echter noodzakelijk om de ziekte te onderscheiden van lipohypertrofie, lymfoedeem en obesitas om de patiënt adequaat te kunnen behandelen. PSYCHOLOGISCHE ASPECTEN Lipoedeem wordt vaak niet herkend en niet begrepen. De patiënt krijgt te horen dat ze te dik is en moet afvallen. Vaak heeft ze al veel diëten en sporten geprobeerd, zonder resultaat. De aandoening is gênant voor de patiënt en leidt tot depressie en een negatief zelfbeeld.1

EPIDEMIOLOGIE In de literatuur wordt een reeks prevalentie/ incidentiegetallen genoemd, variërend van 11 tot 22,9 procent.3,4,5 Over de incidentie van lipoedeem in de algemene bevolking is echter niets bekend. Verschillende gespecialiseerde klinieken ondersteunen het vermoeden dat de incidentie van lipoedeem hoger is dan de medische wereld zich realiseert. BEHANDELING De behandeling van lipoedeem kan conservatief of operatief van aard zijn. Combined Decongestive Therapy (CDT) is alom geaccepteerd als de standaard conservatieve therapie voor lipoedeem. CDT bestaat uit Manuele Lymf Drainage (MLD), oefentherapie, compressietherapie, huidverzorging en lymftaping.6,7,9 Deze behandeling wordt uitgevoerd door gespecialiseerde

Onderscheid tussen lymfoedeem en lipoedeem Lymfoedeem

Lipoedeem

Zowel mannen als vrouwen

Enkel vrouwen

Uit zich op iedere leeftijd

Uit zich vooral tijdens puberteit

Asymmetrisch

Symmetrisch

Niet pijnlijk

Pijnlijk

Zwelling voetrug

Geen zwelling voetrug

Geen blauwe plekken Blauwe plekken Wondroos

Geen wondroos

Dieet heeft effect

Dieet heeft geen effect

+ teken van Stemmer - teken van Stemmer

oedeemfysiotherapeuten en huidtherapeuten. De behandeling is in essentie proactief. Een belangrijke pijler is aandacht voor het omgaan met lipoedeem, zowel mentaal als fysiek, naast het vergroten van spierkracht en het bevorderen van een actieve leefstijl. Sinds enkele jaren is lipoedeem operatief te behandelen met liposuctie. Afhankelijk van het stadium van lipoedeem zijn er een tot vijf operaties nodig om het gewenste resultaat te bereiken.8 Verzekeraars zijn helaas terughoudend in de vergoeding van deze hoopvolle behandeling. Daardoor is liposuctie slechts voor enkele patiënten toegankelijk. MEERWAARDE OEDEEMFYSIOTHERAPEUT Het is cruciaal dat artsen, therapeuten en verzekeraars op de hoogte zijn van de aandoening lipoedeem. Veel patiënten lijden bewust of onbewust aan deze aandoening. Lipoedeem is een slopende, ongeneeslijke aandoening waarbij vroegdiagnostiek en doelgerichte interventie de progressie van de aandoening kunnen afremmen en zelfs voorkomen. Hiermee besparen we veel kosten in de zorg en bieden we ruim 10 procent van de Nederlandse vrouwelijke bevolking weer een toekomst. (H)erken lipoedeem bij uw patiënten en besteed aandacht aan deze onbekende aandoening. Via www.nvfl.nl kunt u patiënten verwijzen naar een gespecialiseerde oedeemfysiotherapeut bij u in de omgeving.

De geraadpleegde literatuur staat op FysioNet, www.fysionet.nl. Joyce Bosman is oedeemfysiotherapeut bij Medisch Centrum Zuid in Groningen. Ze is bereikbaar via joyce.bosman@medischcentrumzuid.nl.

FysioPraxis | maart 2013

SPECIALISTENKATERN.indd 44

05-03-13 13:07


3‐daagse cursus: 9, 10 en 11 april 2013 3‐daagse cursus: 9, 10 en 11 april 2013 Locatie: Burggolf Haverleij, Den Bosch Locatie: Burggolf Haverleij, Den Bosch Docenten: Jay Platt (USA) & René Claassen (NL) Docenten: Jay Platt (USA) & René Claassen (NL)

De cursus is geaccrediteerd voor algemeen register De cursus is geaccrediteerd voor algemeen register Meer informatie en inschrijven via: Meer informatie en inschrijven via:

www.backtogolf.nl www.backtogolf.nl

De 2-daagse cursus TAPING CONCEPTS is een zeer praktische De 2-daagse cursus TAPING CONCEPTS is een zeer praktische cursus voor fysiotherapeuten waarin cursisten kennis maken met de cursus voor fysiotherapeuten waarin cursisten kennis maken met de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het tapen met elastische eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het tapen met elastische tape. De nadruk in deze cursus ligt sterk op de casuïstiek. Ook wordt er tape. De nadruk in deze cursus ligt sterk op de casuïstiek. Ook wordt er aandacht besteed aan casuïstiek waarbij men de voorkeur zou kunnen geven aandacht besteed aan casuïstiek waarbij men de voorkeur zou kunnen geven aan conventioneel tapen, o.a. Mulligan Taping Technieken. Taping Concepts aan conventioneel tapen, o.a. Mulligan Taping Technieken. Taping Concepts is een heel brede Taping cursus met veel aandacht voor klinisch redeneren. is een heel brede Taping cursus met veel aandacht voor klinisch redeneren.

Docenten: René Claassen/Peter van Dalen Docenten: René Claassen/Peter van Dalen De cursus is geaccrediteerd voor algemeen register De cursus is geaccrediteerd voor algemeen register Meer informatie, locaties, data en inschrijven ga naar: Meer informatie, locaties, data en inschrijven ga naar:

www.mulliganconcept.nl www.mulliganconcept.nl

• •

100 % pijnvrije mobilisaties MWM’s, NAGS & SNAGS volgens Brian Mulligan Cursus Mulligan Concept A/B : 2 x 2 dagen (34 accr.pnt.) Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen (14 accr.pnt.) Docenten: René Claassen en Peter van Dalen Voor meer informatie, data en inschrijven: Welkom op onze website! :

www.mulliganconcept.nl

Word master Kinderfysiotherapie Onze opleiding is: ¬ persoonlijk ¬ praktijkgericht ¬ wetenschappelijk ¬ kleinschalig

Start 2 oktob er 2013

Meer informatie of direct inschrijven? Kijk op www.transfergroep.nl/kft of bel (010) 794 68 00

Transfergroep Gezondheidszorg Post-hbo-opleidingen, advies & onderzoek

•FP-03 advertenties.indd 7

05-03-13 12:41


Fysiotherapie een wetenschap? In Utrecht wel! Van doen via denken naar wetenschappelijk handelen

eiding!

pl s v o ll e o

Voor wie?

De master of science Fysiotherapiewetenschap van de opleiding Klinische Gezondheidswetenschappen is bedoeld voor wo- en hbo-bachelors met aantoonbare belangstelling voor de gezondheidszorg en de fysiotherapie in het bijzonder.

Meer weten?

Kom naar de voorlichtingsavond op woensdag 17 april, 19.00 – 21.00 uur, UMC Utrecht, Hijmans van den Berghgebouw. Kijk voor meer informatie en aanmelden op www.kgwutrecht.nl.

Contact:

Tel: 088 75 535 40 E-mail: onderwijszakenkgw@umcutrecht.nl

De Arcus polsbandage

DOORWERKEN ZONDER ZORGEN

10 ja a

ce

Kies dan voor het universitaire masterprogramma Fysiotherapiewetenschap van de opleiding Klinische Gezondheidswetenschappen!

Al

e n suc re

Ben jij de toekomstige academische professional die: - De fysiotherapie wetenschappelijk onderbouwt? - Kennis ontwikkelt door wetenschappelijk onderzoek?

www.kgwutrecht.nl Volg ons ook via Twitter@UU_kgw

Fysiotherapie & Anytime Fitness

HET ARCUS ORTHOPAEDIE PROGRAMMA BEVAT EEN VOLLEDIG ASSORTIMENT AAN HULPMIDDELEN VOOR DE GROTE- EN KLEINE GEWRICHTEN IN HET LICHAAM. LEVERBAAR IN VERSCHILLENDE MATEN EN KLEUREN.

Gerichte compressie door het elastische breisel en een ingebreide pelotte

Effectieve Stabilisering door het samenspel van compressie, stabiliserend element en elastische boord

DE kans om te ondernemen! u u

Optimale Pasvorm door hoogwaardige vlakbrei kwaliteit en anatomische pasvorm

Onbeperkte bewegingsfuncties van de vingers door flexibele boorden en separate opening voor de duim

u u u u

Individueel aanpasbaar door het palmaire vervormbare aluminium stabiliseringselement

u

Wereldmarktleider in Franchising Fitness Reeds meerdere fysiotherapeuten hebben een AF-licentie gekocht Fysiotherapie 2013: Ben Trots en Onderneem Kleinschalig, niet intimiderend AF ontzorgt, coacht en begeleidt u! AF heeft reeds eigen leefstijlcoach (digitaal) AF in de TOP 10 (nr 6!) van alle franchise concepten: www.entrepreneur.com

MEER WETEN OVER ONS COMPLETE PROGRAMMA MEDISCH THERAPEU TISCHE KOUSEN, STEUNKOUSEN EN ARCUS BANDAGES? BEL 0485-385123 OF MAIL INFO@OFA-NEDERLAND.NL

Nederland medical products

•FP-03 advertenties.indd 8

www.ofa-nederland.nl

Kijk voor meer info op: www.anytimefitness.nl of stuur een e-mail naar petro@anytimefitness.nl

05-03-13 12:41


47

Agenda april 2013

Locatie: Singelkerk Amsterdam

december 2013

4 april

Inlichtingen: www.vumc.nl/aca of

14 december

Congres Lymfoedeem in het huidige zorgveld

www.ontmoetingscentradementie.nl

2e Nationaal congres Elastisch Tapen

Tijdens dit congres is er aandacht voor samen-

Het programma van het congres is in

werking en de specifieke deskundigheid van

18 april

voorbereiding. Meer informatie volgt als het

verschillende disciplines in relatie tot de patiënt

NAD Conferentie ‘Ruim baan voor regionale

programma definitief is.

met lymfoedeem. Met een update van de nieuwste

diabeteszorg en -preventie op maat’

Locatie: Gelderland

inzichten rondom diagnose en behandeling.

Wat heeft het Nationaal Actieprogramma Diabetes

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

(NAD) concreet opgeleverd voor de diverse zorg-

www.cursussenencongressen.nl

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

professionals en mensen met (een hoog risico

www.bsl.nl/lymfoedeem

op) diabetes? Hoe worden de resultaten in de zorgketen ingebed en wat draagt het NAD bij aan

BUITENLAND

5 en 6 april

het toekomstige (overheids)beleid? Het NAD legt de

Snijzaal extremiteiten en wervelkolom

basis voor preventie en zorg op maat dicht bij huis.

Maart 2013

Locatie: Erasmus Universiteit Rotterdam

Een ontwikkeling die nauw aansluit bij de behoefte

29 maart

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

in het veld en bij de visie van het ministerie van

A one-day European shoulder conference:

tel. 06-52680218

Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

‘Rehabilitation of the overhead athlete:

Locatie: Media Plaza, Utrecht

challenges for scapular rehabilitation and

9 april

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

return to sports after inury’

Nationaal congres Active Ageing

www.cursussenencongressen.nl

PVK Gent (Ghent University), organizes, in

Locatie: Maaspoort Sports & Events,

colla-boration with the European Society of

’s-Hertogenbosch

20 april

Shoulder and Elbow Rehabilitation (EUSSER).

Inlichtingen: www.activeageing.nu

Dutch Pain Society Congress 2013

Session 1: Sportsrelated shoulder pain in the over-

Multidisciplinair pijncongres voor leden en overige

head athlete; Session 2: Scapular dyskinesis in the

10 april

belangstellenden. Thema: ‘Van multi naar meer,

overhead athlete; Session 3: Rehabilitation of Sca-

Fysiotherapie 2020, samen excelleren

Dutch Pain Society in nieuwe tijden’.

pular dyskinesis and impingement related shoulder

Verleden, heden en toekomst van fysiotherapie

Locatie: Congrescentrum de ReeHorst, Ede

pain. Session 4: Return to sports after shoulder

op het snijvlak van de tweede en de eerste lijn.

Inlichtingen: www.dutchpainsociety.nl of

injury: which criteria do we use?

Interactief programma waarbij de meerwaarde

congresservice@dutchpainsociety.nl

Locatie: Het Pand, Gent, Belgium

van fysiotherapie in acute en chronische zorg wordt belicht.

Inlichtingen:

Locatie: VUmc Amsterdam

MEi 2013

Inlichtingen: www.vumc.nl/fysio2020

30 mei-1 juni

www.europeanshoulderconference.ugent.be

1st World Congress on Pelvic Pain

MEi 2013

11 april

Er zal een plenaire bijeenkomst zijn met lezingen,

23-26 mei

Studiedag NVFVG ‘Syndromen in beweging’

State of the Art en posterpresentaties.

4th International Congress on Neuropathic Pain

Locatie: De Schakel in Nijkerk

Locatie: Beurs van Berlage, Amsterdam

Topics covered will feature the most up-to-date

Informatie: www.nvfvg.fysionet.nl

Inlichtingen: www.pelvicpain-meeting.com

information and developments in the understanding and care of patients with neuropathic pain.

13 april

Locatie: Toronto, Canada

NVMT-symposium ‘Back to the Future’

juni 2013

Het onderwerp van het symposium is Spinal

14 juni

Control: The rehabilitation of back pain,

Congres Lage rugpijn

State of the Art and science.

De laatste kennis en inzichten over het beloop van

Locatie: Van Nelle Ontwerpfabriek, Rotterdam

de klachten, de waarde van diagnostische testen

OKTOBER 2013

Inlichtingen: www.nvmt.nl

en de (kosten)effectiviteit van bestaande en nieuwe

9-12 oktober

behandelingen.

EFIC Congress: Pain in Europe VIII

12 en 13 april

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

The EFIC will announce more details and

MASSAGEvakBEURS 2013

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

information on how to register et cetera closer

Locatie: Intres in Hoevelaken

www.bsl.nl/lagerug

to the actual date.

Inlichtingen: www.massagevakbeurs.nl

Inlichtingen: www.neupsig.org, www.kenes.com/ neupsig

Locatie: Florence, Italië

15 juni 18 april

HALYNeD symposium

Congres Samen sterk!

Locatie: Faculteit Gezonheidszorg,

Landelijk congres over gecombineerde ondersteu-

Hogeschool Utrecht

ning voor mensen met dementie en hun familie.

Inlichtingen: www.halyned.hu.nl

Inlichtingen: www.efic.org

■ Nieuw toegevoegde evenementen

FysioPraxis | maart 2013

AGENDA.indd 47

05-03-13 12:25


Conferentie Nationaal Actieprogramma Diabetes

‘Ruim baan 2013 l i r p a 8 1 g Donderda, Jaarbeurs Utrecht voor regionale Media Plaza diabeteszorg en -preventie op maat!’ In één dag op de hoogte van: • De landelijk erkende norm voor diabeteszorg en -preventie: de NDF Zorgstandaard Diabetes • Het omvangrijke ondersteuningsaanbod voor zorgprofessionals en patiënten dat hen in de dagelijkse praktijk ondersteunt bij de toepassing van de zorgstandaard • Acht praktijksessies: concrete toepassing, lessons learned, tips van vakgenoten • Preventie en zorg op maat: een belangrijke nationale en internationale trend toegelicht door de vooraanstaande key note speakers prof. David R. Matthews en prof. dr. Eelco de Koning • Het (toekomstig) overheidsbeleid ten aanzien van chronische ziekten en diabetes in het bijzonder - minister E. Schippers (uitgenodigd) • Een nieuw perspectief: publiek-private samenwerking in de regio - Expeditie Duurzame Zorg

Inschrijven via www.bsl.nl/nadconferentie BSL_NAD_Adv_210x297.indd 1 •FP-03 advertenties.indd 9

28-01-2013 11:35:57 05-03-13 12:41


U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massageolie. Maar Chemodis heeft ook Traumadol voor de behandeling van (sport)blessures. Traumadol Polar powderpack is een coldpack op basis van poeder en bestemd voor de onmiddellijke behandeling van (sport)blessures zoals kneuzingen, blauwe plekken, bloeduitstortingen, zweepslag, verrekkingen etc. De Traumadol Polar powderpack kan zo uit het vriesvak direct op de huid worden gelegd.

Niet alles steunt

op Chemodol.

Voor de nabehandeling van deze blessures is er Traumadol creamgel. Het bevat een geconcentreerd Arnica-extrakt voor een effectieve behandeling. Traumadol creamgel is niet vet, trekt snel in en laat geen vlekken achter in de kleding. Het is voordelig in gebruik. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie: 0800-chemodis (0800-24 36 63 47). www.chemodis.nl

CHEMODIS

Dat ligt voor de hand

•FP-03 advertenties.indd 10

Chemodis B.V. Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 Fax +31 (0)72 - 512 82 14

05-03-13 12:41


ONZE ROL IN DE SPORT

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg. org. Met onze TÜV-gecertificeerde, latexvrije tape garanderen wij het beste materiaal. Op deze manier ondersteunen wij, al bijna 15 jaar, topsporters over de hele wereld bij hun prestaties. Daarom is er voor fysiotherapeuten en hun patiënten maar één keus: CureTape. reTape.

www.curetape.nl

13190 Adv. CureTape NL (gouden beker) A4.indd 1 •FP-03 advertenties.indd 11

06-08-12 12:31 05-03-13 12:42


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.