6 minute read

Dood hout, explosie van leven

Next Article
Natuurbeheerplan

Natuurbeheerplan

Er is leven voor, tijdens en na de dood. Alvast bij bomen! Levende bomen staan in verbinding met talloze andere organismen zoals dieren, planten, schimmels, korstmossen en bacteriën. Maar ook dood hout is een onmisbare bron van leven in een bos. Waarvoor is dat dode hout nu zo goed, welke voorraad is er in Vlaanderen en hoe kan je zelf aan de slag in jouw bos?

Nieuwe levens beginnen

Afgestorven hout verandert doorheen de jaren van vers, stevig hout tot een broze, vezelige massa. Dit proces is sterk afhankelijk van de boomsoort en situatie. Zo blijft een gestorven eik van 40 cm breed en 70 jaar ‘jong’ nog wel 100 jaar een thuis en voedingsbron. Beuken en lichtere houtsoorten verteren dan weer sneller.

Veel organismen zijn gebonden aan een bepaalde verteringsfase van het dode hout. Insecten en bacteriën starten de vertering en aan de buitenkant beginnen mossen en korstmossen te groeien. Verschillende bast- en prachtkevers komen in dit vroege verteringsstadium voor en zijn specifiek aangepast aan de boomsoort. Vervolgens tasten schimmels het hout aan, waarna een grote diversiteit aan paddenstoelen verschijnt. Ondertussen zijn heel wat geleedpotigen actief die minder sterk gebonden zijn aan een specifieke boomsoort. Zo voeden de larven van het vliegend hert zich met rottend (eiken)hout dat aangetast is door witrotschimmels. Talloze larven trekken op hun beurt parasitaire wespen aan die larven van houtkevers gebruiken om er eieren in te leggen. De gangen die de larven in het hout maken worden bewoond door bijen en wespen.

De aanwezige rijkdom aan insecten trekt vogels aan. Grote holten ontstaan in stammen en takken, vormen ideale nestplaatsen voor verschillende generaties vogels zoals spechten, maar ook voor eekhoorns en vleermuizen.

Behalve een continu aanbod is ook variatie in dood hout van belang. Zo zorgt staand dood hout voor een droog en warm microklimaat in vergelijking met een nat en koud microklimaat bij liggend dood hout. Verschillende gradiënten trekken diverse soortgroepen aan en vergroten sterk de biodiversiteit en veerkracht van het bos. Talloze bosorganismen zijn dus afhankelijk van dood hout voor voedsel, schuil- en overwinterplaatsen. Ongeveer 20% van alle soorten in het bos leeft rechtstreeks van dood hout, daarbovenop is nog eens 20 tot 30% van de soorten indirect afhankelijk van dood hout. Kortom, dood hout weghalen halveert de biodiversiteit in het bos.

Buffer tegen verzuring

Dood hout is een onmisbare schakel in de nutriëntenkringloop in het bos. Tijdens het verteringsproces levert dood hout geleidelijk nutriënten af aan de bodem. Deze voedingsstoffen kunnen vervolgens opgenomen worden door planten, wat bijdraagt aan hun groei en ontwikkeling. Dood hout vormt dus een ideale kiembodem voor allerlei planten.

Bovendien zijn onze bossen onderhevig aan stikstofdeposities, wat resulteert in een verzuring van de bosbodem. Dood hout zorgt voor een verhoogde beschikbaarheid van calcium en magnesium, wat dan weer zorgt voor een verminderde zuurtegraad van de bodem. Het is dus van belang dood hout niet weg te halen uit het bos om de nutriëntenkringloop gesloten te houden en om lokaal verzuring tegen te gaan.

In stijgende lijn

Eind jaren negentig bleek uit de eerste Vlaamse Bosinventarisatie dat de hoeveelheid dood hout behoorlijk laag was: gemiddeld 13,5 m3 per hectare, waarvan 4 m3 rechtstaand. Waarom er zo weinig dood hout was? Elk dood takje was eeuwenlang nuttiger buiten dan in het bos. De hoge nood aan gereedschaps- en brandhout en de angst voor plagen en bosbranden leidden tot een opgeruimd bos zonder dode takken en bomen. Bovendien liet de intensivering van bosbouw en de evolutie van middel- naar hooghout in de 19de eeuw geen ruimte voor kapitaalverlies door rottend hout. Bomen kregen de kans niet om oud te worden in productiebossen aangezien de optimale kapleeftijd veel vroeger valt dan de natuurlijke dood van een boom.

De opkomst van stookolie en gas, de dalende vraag naar mijnhout en een meer internationale houtmarkt verminderden de druk op lokale bossen. Bovendien maakten vernieuwende beheerinzichten (Geïntegreerd! Multifunctioneel! Natuurgetrouw! Klimaatrobuust!) dood hout weer bespreekbaar bij bosbeheerders.

Vooral dankzij een sterke stijging van staand dood hout, bevat een Vlaams bos tegenwoordig gemiddeld 23 m3 dood hout per hectare. Dit is bijna 8% van het totale houtvolume per hectare, zowel dood als levend. Ondanks de inhaalbeweging ligt de gemiddelde voorraad dood hout nog ruim onder het ecologisch aangeraden richtcijfer van 30 m3/ha, of een kleine 10%. Dit is nog afhankelijk van de boskarakteristieken, zoals leeftijd, standplaats en beheer. In Europese bosreservaten kan dit makkelijk 3 á 7 keer zoveel zijn.

Aan de slag

Voor een rijk en robuust bosecosysteem is voldoende dood hout van levensbelang. Mik op minstens 5 à 8 dode bomen per hectare, met zoveel mogelijk variatie: staand en liggend, zonnig en beschaduwd, dun en dik dood hout, van verschillende boomsoorten én van vers tot vermolmd.

Hoe kan je dit allemaal tegelijk in jouw bos voorzien? Veel start bij een goed beheer van je levende opstand. Meer variatie aan inheemse soorten en leeftijden leidt vanzelf tot een gevarieerd aanbod dood hout, en een weloverwogen beheerplan garandeert de continuïteit.

10 tips voor dood hout

- Aanvaard de ‘chaos’. Het vergt als boseigenaar vaak een grote mentale sprong om een bos met een gezonde fractie dood hout normaal te vinden na het vroegere, meer opgeruimde bosbeeld.

- Veiligheid primeert! Taksnoei kan een stervende of dode boom nabij een pad eventueel wel vrijwaren van een veiligheidskap.

- Verwaarloos de fytosanitaire maatregelen niet en ruim (bijna) dode bomen veilig op bij sterfte door populierenkanker, letterzetter of iepenziekte.

- Laat kroonhout liggen. Zoek de juiste balans tussen stijgende prijzen voor houtsnippers en een robuust ecosysteem.

- Oogst geen windval, tenzij bij grote economische meerwaarde en wanneer er reeds voldoende dood hout is. Ook de open wortelkluit is een grote bron van biodiversiteit. Zelfs in bosbeken kan dood hout blijven liggen, mits aandacht voor overstroming en vismigratie.

- Spaar wegkwijnende bomen. Niet-kwalitatieve bomen zonder negatieve invloed op de toekomstbomen leveren je bos een continue aanvoer van dood hout via natuurlijke concurrentie.

- Selecteer verouderingsbomen of -zones. Geef ze net als toekomstbomen groeiruimte en de kans om oud te worden. Behoud dus niet enkel minderwaardige bomen. Bomen met bliksem-, exploitatie- of velschade zijn hiervoor ook geschikt. Het groeperen van bomen kan de werkveiligheid in je bos verhogen.

- Boost je bos. Verhoog actief de voorraad dood hout bij grote tekorten (< 4%). Kies volgens dunningscriteria enkele bomen om te ringen, de stamvoet te ontschorsen of te vellen.

- Laat eens een bosdreef (deels) verouderen. Weeg voor afgelegen bosdreven de erfgoedwaarde van een gelijkvormig dreefbeeld af tegen de biodiversiteitskansen bij individuele vervanging en bomenbeheer in functie van veilig verouderen en afsterven.

- Spreek je buren over je beweegredenen rond dood hout, over veiligheid en eventueel een gezamenlijke aanpak voor aangrenzende bossen en houtkanten.

Deze richtlijnen kunnen variëren naargelang de situatie van je bos. Win advies bij onze experts bosbeheer voor een aanpak op maat.

This article is from: