Compact en Harmonisch Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Richard Kleinegris Fred van der Burg Just de Leeuwe
1.
2.
3.
10 Van arbeiderswoningen tot de eerste gemeentewoningen. 1850-1913 1.1
Opkomende industrialisatie en de ‘sociale quaestie’ ■ 12
1.2
Den Haag groeit ■ 14
1.3
Burgerlijke initiatieven tot aan de Woningwet ■ 19
1.4
De Woningwet van 1901 ■ 38
1.5
De herziene Haagse Bouw- en Woonverordening 1906 ■ 40
1.6
Eerste verenigingsinitiatieven na de Woningwet ■ 40
1.7
Het uitbreidingsplan van Berlage van 1909 ■ 44
1.8
Eenkamerwoningen voor krotbewoners ■ 50
1.9
Een aarzelend begin van overheidsbemoeienis ■ 52
54 Bouwen in moeilijke tijden. 1914-1945 2.1
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918 ■ 56
2.2
De gevolgen van de Wereldoorlog voor Den Haag ■ 57
2.3
Gemeente- versus verenigingsbouw ■ 60
2.4
Woningwetproductie in het Interbellum ■ 70
2.5
Verenigingsbouw ■ 78
2.6
Gemeentebouw ■ 96
2.7
Bloeiperiode woningwetbouw was van korte duur ■ 109
114 De wederopbouw. 1946-1965 3.1
Uit de oorlog ■ 116
3.2
Volledige werkgelegenheid – de vorming van de moderne arbeider ■ 120
3.3
De Wijkgedachte ■ 121
3.4
De normale arbeiderswoning ■ 124
3.5
Uitbreidingsplannen en de normatieve aansturing ■ 128
3.6
De productie komt op gang ■ 132
3.7
Gewijzigde productieverhoudingen en bepaling van de huurprijs ■ 134
3.8
Corporaties fuseren ■ 135
3.9
Moerwijk ■ 138
3.10
Morgenstond ■ 147
3.11
Bouwlust/Vrederust ■ 153
3.12
Leyenburg ■ 156
3.13
Mariahoeve ■ 157
3.14
Samenvatting ■ 161
4.
164 Stadsvernieuwing. 1966-1995 4.1
Veranderingen in de jaren 1970 ■ 166
4.2
Krotopruiming als middel voor sociale sanering – city-vorming ■ 169
4.3
Vernieuwing door bewoners in de Schilderswijk ■ 170
4.4
Actiegroepen manifesteren zich ■ 173
4.5
Haagse problemen als noodkopers; stadsvernieuwing als veelzijdige productiestrategie ■ 175
4.6
Veranderende bewoners en relatie huur/bouwkosten ■ 180
4.7
Architecten en projecten in het begin van de stadsvernieuwing ■ 184
4.8
Stadsvernieuwing als culturele activiteit ■ 189
4.9
De campagne van Duivesteijn sorteert effect ■ 192
4.10
Exit Stadsvernieuwing als Kulturele Aktiviteit ■ 204
4.11
Samenvatting ■ 204
208 5.
VINEX en de binnenstedelijke herstructurering. 1996-2015 5.1
Bezuinigingen en het vertrouwen in de ‘markt’ ■ 210
5.2
Van Heerma naar Remkes ■ 210
5.3
Buitenstedelijke expansie ■ 211
5.4
Binnenstedelijke herstructurering ■ 213
5.5
De wisselende uitwerking van ‘Haagse’ VINEX-locaties ■ 214
5.6
Gebiedseigen aanpak van Vestia in Duindorp en Spoorwijk ■ 218
5.7
Overige ontwikkelingsgebieden ■ 223
5.8
Productie- en Prestatieafspraken ■ 231
5.9
Conclusies en suggesties ■ 233
240 Nawerk Bijlagen ■ 240 Noten ■ 242 Bronnen en literatuur ■ 248 Register op personen ■ 250 Register op straatnamen ■ 252 Register op woningcomplexen ■ 254 Lijst van illustraties ■ 255 Colofon ■ 256
van arbeiderswoningen tot de eerste gemeentewoningen. 1850-1913
28
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Boven ■ De woningen van Vooruit I in de Jacobastraat, opname ca. 1890. Onder ■ De Jacobastraat in 2014.
maatschappelijke hervorming, waaraan onze tijd arbeidt.’50 Een rapport van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in 1890 meldde: ‘Vooruit II laat zien dat goede arbeiderswoningen voor een billijken prijs gebouwd en verhuurd kunnen worden en dat uit de huur alle jaarlijkse onkosten én de normale rente op obligaties, die bij Haagse kapitalisten zijn geplaatst, kunnen worden betaald’.51 Vereeniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden (VVWM) IIn 1869 deed de 24-jarige joodse ondernemer Jacob Simons (1845-1921) een eerste poging om geloofsgenoten in het centrum van de stad, die slecht gehuisvest waren, een betere woning aan te bieden. Hij bracht daartoe geld en een aantal notabele joodse Hagenaars bijeen in een comité, maar ‘verschillende bezwaren, die later ongegrond bleken te zijn’ braken de vereniging in de knop. 52 Simons bleef broeden op een nieuwe mogelijkheid en vond die in 1882, toen de artsen dr. D.L. Roozenburg en dr. A.H. Pareau namens de ‘Cholera-Commissie’ op dringende toon om verbetering
Van arbeiderswoningen tot de eerste gemeentewoningen. 1850-1913
in joods Den Haag vroegen. De artsen noemden een substantiële financiële bijdrage van de gemeente om de wijk te saneren onvermijdelijk en wensten dat ‘nagenoeg alle hofjes, in het centrum der stad gelegen, worden onteigend en afgebroken’.53 De woningsituatie in joods Den Haag was door de jaren sterk verslechterd en Simons concludeerde dat de woningen van de behoeftigen voor het merendeel zoo ellendig
29
Boven ■ Plattegronden woningen Vooruit II, eerste en tweede klasse, 1890. Onder ■ De gemeentelijke gasfabriek aan de Gaslaan in 1901.
34
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
een rondleiding gaf in zijn Agneta-park dat ‘in alle opzichten de belangstelling van ware volksvrienden verdient.’ Verenigingslokalen en speeltuinen zouden ten slotte het gezinsleven een impuls moeten geven. Op deze wijze zou de arbeidersemancipatie binnen de bestaande klassenmaatschappij verwezenlijkt kunnen worden, waarbij ‘verschillende standen in de maatschappij kunnen medewerken tot één groot doel, zonder dat het noodig is, dat daarbij schokken gevoeld worden die stoornis brengen in het raderwerk der menschelijke samenleving’, aldus Simons.
Boven ■ Willem Bernhard van Liefland, architect, projectontwikkelaar en politicus, geportretteerd in 1915. Onder ■ Plattegronden van de arbeiderswoningen in de Sumatrastraat in 1871.
Nederlandsche Nationale Vereeniging van Werklieden De Nederlandsche Nationale Vereeniging van Werklieden (NNVW) was geen woningbouwvereniging pur sang, maar een koepelorganisatie die was opgericht met het doel ‘welmeenende werklieden aan den invloed van socialistische denkbeelden te onttrekken.’61 Arbeiders tussen twintig en vijftig jaar betaalden er wekelijks tien cent contributie. Een van de middelen om arbeiders te verheffen was het bouwen van arbeiderswoningen. Zo bouwde de NNVW in 1872 38 woningen in de huidige Sumatrastraat in de Archipelbuurt. Er werd een lening afgesloten tegen lage rente – deels 3%, deels 4,5% – tot een kapitaal van 50 mille was bereikt. Prinses Marianne van Oranje Nassau (1810-1883) gaf een renteloos voorschot van tien mille voor de aankoop van het terrein in de Sumatrastraat.62 Van dit geld wilde men tenminste 50 woningen bouwen, te verhuren voor ƒ 1,20 per week. De bouwkosten berekende men op ƒ 1.000,– per woning, inclusief de grondaankoop. In de circulaire aan geïnteresseerden van december 1871 verhaalden bestuurders H. Beth en P. G. Le Gué van de ‘onloochenbare waarheid, dat in de wijze, waarop tot heden in de huisvesting voor den arbeidenden stand wordt voorzien, over het algemeen meer op de belangen van den eigenaar, dan die op de bewoner de aandacht is gevestigd geworden’. Er werd geen rekening gehouden ‘met de eischen der hygiëne en der zedelijkheid’ met als gevolg ‘de onbewoonbaarheid van een overgroot aantal dier woningen die niet zelden ten gevolge heeft een achteruitgang van den bewoner en zijn gezin, zowel in physieken als in zedelijken en materieelen zin’.63 Men rekende op ‘het algemeen vertrouwen en de medewerking van den weldenkende kapitalist. Wanneer verloochent zich de weldadigheidszin bij den Nederlander?’ In mei 1872 hadden 150 donateurs ingeschreven en de aankoop werd doorgezet; op 4 september, de verjaardag van prins Willem van Oranje (1840-1879), werd de eerste steen gelegd. De eerste tien woningen werden opgeleverd in maart 1873. Een tweede geldlening zorgde in 1876 voor een kapitaal van ƒ 120.000,– waarmee de beoogde resterende huizen gebouwd konden worden. Deze woningen werden in 1926 al weer gesloopt. Buiten-Haag in Transvaal Een particulier initiatief dat net na het passeren de Woningwet in 1901 werd gerealiseerd, was het complex ‘Buiten-Haag’. De bemiddelde kunstschilderes Maria Ida Hoogendijk (1874-1942) kocht in maart 1902 van de N.V. Haagsche Bouwgrond Maatschappij Engelenburg een smalle lap grond van 67 bij 40 meter aan de rand van Transvaal.64 Het aankoopbedrag van de grond bedroeg ƒ 26.800,–, de bouwkosten van de woningen ƒ 150.000,–. Verplichting bij de aankoop was het bouwen van ‘nette burger- of arbeiderswoningen, met dien verstande dat de bouw en inrichting der arbeiderswoningen zal geschieden volgens het door de verkoopster (Engelenburg) goedgekeurd plan’.65 Op dit stuk grond, dat werd begrensd door de Fronemanstraat, Scheeperstraat en het Schalkerburgerplein, liet zij door de bekende architect Jan-Ernst van der Pek (1865-1919) een complex van 78 arbeiderswoningen (daglonerswoningen) bouwen dat Buiten-Haag werd genoemd. De socialist Van der Pek, (mede-)oprichter van de Amsterdamse Bouwonderneming ‘Jordaan’, ontwierp voor die vereniging in 1896 twee blokken met honderd woningen aan de Lindengracht en Goudsbloemstraat. Buiten-Haag leek qua plattegrond en oplossingen voor privacy, hygiëne en ventilatie sterk op die Amsterdamse complexen. Het woningcomplex was met zijn typische, uit de Amsterdamse woningbouwtraditie voortgekomen gemeenschappelijke trappen-
Van arbeiderswoningen tot de eerste gemeentewoningen. 1850-1913
35
Het Fort van architect Van Liefland in 1913 en 2014.
bouwen in moeilijke tijden. 1914-1945
60
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Boven ■ Aanbouw van semi-permanente woningen aan de Laakweg in 1917. Onder ■ Verschillende plattegronden van de semi-permanente woningen aan de Laakweg zoals opgenomen in een publicatie van P. Bakker Schut over noodwoningen in 1918.
De optie om krotverhuizers te selecteren leek sympathiek maar had veel nadelen: ‘die stumpers, die in de armzaligste krotten wonen, hebben eindelijk wel eens een goede woning verdiend’. Maar deze mensen moesten eerst leren wonen. Hen naar binnen halen was een groot risico om hiermee ‘ruwe, drinkende, vechtende, vloekende en wanbetalende bewoners te krijgen’. Het ideaal van de wethouder was de verhuur alleen aan ‘nette bewoners’ uit te besteden: mensen die door bewezen gedrag de woning verdienden. ’Woningen die met groote financiële opofferingen worden gebouwd moeten den beste ten goede komen’. Hiervoor waren woningopzichteressen nodig, die een lastige taak hadden te vervullen. Maar een ‘zeer dankbare taak voor vrouwen met een sociale roeping’.
2.3
Gemeente- versus verenigingsbouw
Bij de begrotingsbehandelingen van 1913 werd geconstateerd dat het woningvraagstuk steeds nijpender vormen aannam. Wethouder Jurriaan Kok van Openbare Werken gaf de directeuren Lindo van Gemeentewerken en Klaas Stoffels (1857-1921) van Bouw- en Woningtoezicht en tevens architect van verschillende huizen aan het Sweelinckplein, opdracht om te rapporteren. Stoffels vond dat in Scheveningen in de lagere huurklasse moest worden gebouwd voor de vissers en
Bouwen in moeilijke tijden. 1914-1945
61
Links ■ Semi-permanente woningen in de Scholstraat in 1918. Linksonder ■ Binnenterrein tussen Bokkingstraat (links) en Scholstraat in 1918. Onder ■ Westduinweg, interieur van een gemeentewoning in 1918.
arbeiders van aan de visserij verwante bedrijven. Omdat ‘hier bedoelde lieden’ grote gezinnen hadden, pleitte hij voor eengezinswoningen waarbij de bouw door verenigingen diende te prevaleren. Stoffels’ oplossing voor Den Haag was een systeem van ‘opschuiving’.18 Bakker Schut rapporteerde namens Lindo een schaarste aan goedkope woningen met een huurprijs van ƒ 2,50-3,50. Dat waren ‘de woningen van het grootste contingent arbeiders, die een normaal weekloon verdienen’ vanaf ƒ 12,50, zoals de gemeente aan haar werklieden betaalt, gegeven dat een vijfde tot een zesde aan huur op gaat’.19 Zelfs bij woningen tot ƒ 3,85, ‘waarin de best gesitueerde arbeiders wonen’, viel het aanbod weg.20 De verminderde bouwactiviteit was vooral zichtbaar in de Schilderswijk en Transvaal, ‘een typische arbeiderswijk’, waar zeer veel bouwterrein ‘disponibel’ was. De socialistische ingenieur Bakker Schut was een voorstander van betaalbare gemeentebouw. Verenigingsbouw van belanghebbenden vond hij sympathiek, want dit bevatte ‘een element van opvoedende kracht dat niet mag worden ver-
70
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Projectie van het blok woningen aan de Celsiusstraat/Réamurstraat van de hand van Roosenburg in 1928.
2.4
Woningwetproductie in het Interbellum
Handelaren en speculanten misbruikten de situatie die gedurende de Eerste Wereldoorlog was ontstaan en joegen de kosten van materialen op tot grote hoogten. Tegelijkertijd drong de regering aan om de woningnood aan te pakken vanwege ‘gezondheid en de moraliteit van gezinnen’. Het Rijk dreigde dat de stok ‘reeds klaar achter de deur stond om de gemeentebesturen, die het tempo van de Regeering niet konden bijhouden, te bestraffen’.38 De gemeenten reageerden hier gezamenlijk op door het oprichten van een grote organisatie voor de leverantie van bouwmaterialen en door experimenten met afwijkende materialen zoals beton. Betonwoningen In 1920 werd in Den Haag voor het eerst geëxperimenteerd met betonwoningen. De reden van dit experiment was een schaarste in zowel materiaal als arbeidskrachten. De gemeente besloot om acht dubbelwoningen volgens verschillende systemen als proef uit te voeren. Het bouwen gebeurde deels door de gemeente, deels door bouwondernemingen. Het onderzoek was gericht op technische bruikbaarheid van de systemen als aanvulling op de noodwoningen. De bouwlocatie was de Westduinweg/hoek Statenlaan, naast de stenen noodwoningen uit 1916. De verwachting was dat seriebouw een tijdwinst van dertig dagen zou opleveren in vergelijking met de gangbare baksteenbouw. Dit was van groot belang vanwege de grote opgave in Duindorp,waar men grootschalig met beton wilde gaan bouwen. Al tijdens de proef werd gekozen voor het gietbouwsysteem van de NV Korrelbeton Maatschappij. Dit systeem was ontwikkeld door gemeentearchitect Willem Greve, die tevens een
Bouwen in moeilijke tijden. 1914-1945
bescheiden particuliere praktijk had.39 Om de betonwoningen goed te testen werden nog eens veertig woningen gebouwd onder Greve’s supervisie in de Tarbot- en Zalmstraat. Anders dan in Amsterdam en Rotterdam betrof het uitsluitend eengezinswoningen. Het complex werd in 1922 voltooid. Bakker Schut had ‘alle reden tot tevredenheid’ en zag alle kans om de geprojecteerde gemeentewoningen uit te voeren in beton. Bovendien waren geen geschoolde metselaars nodig, het werk ‘kon zo noodig door ongeschoolden worden uitgevoerd’. 40 De woningen waren zo degelijk dat de Minister van Arbeid sprak van ‘blijvende
71
Boven ■ Kunstzinnig afgewerkte betonwoningen op de hoek Statenlaan en Scholstraat in 1923. Linksonder ■ Betonwoningen in aanbouw in 1922 met 'Ambi-Massiv' bouwstenen door de Ambi-Werke, een van de gehanteerde bouwconstructies. Rechtsonder ■ De compleet verbouwde woningen aan de Scholstraat anno 2014. De renovatie van het complex startte eind jaren ’80. De kwaliteit van de betonconstructie was veel slechter dan voorzien waardoor een aantal woningen geheel moest worden vervangen.
114
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
115
de wederopbouw. 1946-1965
118
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Flakkeesestraat in Duindorp. Hier vond de eerste nieuwbouw van verwoeste sociale woningbouw plaats. Architect was G. Westerhout, opname uit 1949.
weg. Na de bevrijding moest de gemeente een nieuwe stroom oorlogsslachtoffers in noodtehuizen onderbrengen. Onder hen bevonden zich dwangarbeiders uit de Duitse industrie, krijgsgevangenen, maar ook gezinnen van NSB’ers. Op 1 september 1945 werd aan de Prins Mauritslaan een noodtehuis geopend voor joodse Hagenaars. Over de differentiatie naar inkomen en de urgentie van de woningzoekenden werd niets gezegd, maar relatief veel mensen moeten afkomstig zijn geweest uit de middenstand en de betere milieus, gezien het feit dat de oorlogsschade vooral duurdere en vrij nieuwe middenstandswoningen betrof. De inwonende huishoudens moesten verhuizen naar nieuwe woningen in Moerwijk en andere stadsdelen. ‘Het bijzondere van de naoorlogse situatie is, dat de woningnood een probleem werd voor aanzienlijk bredere lagen van de bevolking dan voor de oorlog. Het gevolg was dan ook een in de geschiedenis ongekend brede aanpak van het probleem van de woningvoorziening door de overheid’.6 De enorme verwoestingen in aanmerking nemend waren relatief weinig sociale woningen beschadigd of vernietigd door bombardementen. Uitzonderingen waren de 64 woningen aan de Flakkeesestraat in Duindorp, het gemeentelijke hofje Vredebest aan het Westeinde, diverse panden aan het Kortenbosch en het complex van de Vereniging voor Trampersoneel aan het Harstenhoekplein. Op 17 juni 1943 was er een bominslag geweest op het radiografisch station, vlakbij het gemeentelijk complex aan het Afvoerkanaal. Vele gemeentewoningen raakten daarbij dusdanig beschadigd dat 112 gezinnen verhuisd moesten worden. Tijdens de complete ontruiming in september 1943 moesten 991 Scheveningse gezinnen uit gemeentewoningen worden ondergebracht in noodwoningen nabij de inrichting Bloemendaal en Ockenburgh.7 Meteen na het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 werd een Haagse Stichting voor hulp aan Rotterdamsche vluchtelingen in het leven geroepen. In de
De wederopbouw. 1946-1965
119
Links en boven â– De Van Ruysbroekstraat hoek Anna Bijnslaan in repectievelijk 1949 en 2014. Onder â– De 132 geprojecteerde woningen in de Van Ruysbroekstraat van J.A. Hogeveen voor AWV maakten deel uit van het Stratenplan Moerweg I uit 1937.
130
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Structuurplan Groot-’s-Gravenhage van Dudok uit 1947.
type dacht men aan wijken in een ‘ruime opzet’ met half open bebouwing en tuinwijken met open bebouwing, waaronder strokenbouw. Dergelijke ideaaltypische buurten hadden lagere dichtheden van 47 resp. 31 woningen per hectare. Uitgaande van een wijk van circa tien hectaren rekende men op 5.400 woningen met een gemiddeld bruto oppervlak van 75m2, een woningbezetting van 3,7 personen én 20.000 inwoners. Dat kwam neer op een bevolkingsdichtheid van 200 inwoners per hectare, wat gelijk stond aan het stedelijk gemiddelde. Woningwetbuurten zoals de Noordpolderkade en Transvaal huisvestten 350 inwoners per hectare. In oude delen van Transvaal en Schilderswijk woonden meer dan 450 inwoners per hectare! Nieuwbouw was hoe dan ook een grote sprong voorwaarts.
De wederopbouw. 1946-1965
Tabel: Woningdifferentiatie volgens Eenige Grondslagen. ................................................................................................................................. Aantal slaapkamers 1 2 3 4 5 Aandeel in % 10 40 40 6 4 ................................................................................................................................. De gemiddelde grootte van 75m2 berustte op bovenstaande differentiatie. De kleinste woningen (10%) waren voor alleenstaanden, gezinnen zonder kinderen en ouden van dagen. Dix onderscheidde senioren die valide, hulpbehoevend of invalide
131
Boven â– Herbouwplan Sportlaan/Stadhoudersplein van Dudok zonder sociale huurwoningen uit 1947. Onder â– Uitbreidingsplan Moerweg deelgebieden 2 en 4 van Dudok uit 1949.
stadsvernieuwing. 1966-1995
178
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Boven ■ Mieke Bosse en Peter Drijver in discussie met toekomstige bewoners. Rechts ■ Maquette Pander-complex alsmede foto uit 2015 vanaf binnenkant complex..
werd afgewerkt met een halfsteenswandje, dat geen constructieve functie had.22 Door de lichte constructie was geen zwaar heiwerk nodig, waardoor naastgelegen panden werden ontzien. Aan de andere kant van het spectrum stond de grootschalige nieuwbouw op voormalige industrieterreinen. Het betrof thematisch ingerichte bedrijfsterreinen van de Gemeente langs de Laakhavens, die door schaalvergroting en verkeersbelasting hun functie hadden verloren. De nieuwbouw op het Gemeentelijk Slachthuisterrein werd, met behoud van de glazen overkapping, ontworpen door Aldo Rossi en uitgewerkt door Carel Weeber. De Groente- en Fruitmarkt werd in 1986 gedacht als een ‘buurtje’ – vanuit het idee van de buurtcultuur – en werd uiteindelijk gerealiseerd door het Delftse bureau Mecanoo. Het bestond uit een appartementencomplex te midden van eengezinswoningen. Beide projecten waren goed voor een duizendtal woningen. Participatie van de corporaties Ten slotte dacht men ten behoeve van vergroting van de benodigde woningvoorraad aan ‘participatie van de corporaties’, verenigd in de Federatie van Haagse Woningbouwverenigingen.23 Alhoewel corporaties maar een enkele locatie – de Vrijstaathof – sloopten, kregen ze volop de kans om te ontwikkelen, niet alleen in de stadsvernieuwing, maar ook erbuiten.
Stadsvernieuwing. 1965-1995
Vanaf midden jaren ’70 werden de laatste tuindersgronden getransformeerd in ‘Groot-Loosduinen’, Kraayenstein, Waldeck en Houtwijk. In deze laatste binnengemeentelijke uitbreidingen kregen Hagenaars dan eindelijk toch uitzicht op een eengezinswoning, welke sector 30-40% van het te ontwikkelen woningaanbod uitmaakte. Binnen de Federatie verdeelden de corporaties de productie in Waldeck. Architectenbureau Groep 5 maakte het ontwerp dat intiem, op de menselijke maat beoogde te zijn afgestemd, anders dan de recht in het gelid staande vroeg naoorlogse woningcomplexen. Het ontbreken van duidelijke doorgaande of hoofdstraten, het afwezig zijn van markante herkenningspunten te midden van de overwegende laagbouw, alsmede het meanderende stratenpatroon maakte dat het voor een bezoeker moeilijk werd om zijn weg te vinden. Het warrig ogende, in zichzelf gekeerde karakter werd gevat in de benaming ‘bloemkoolwijk’. De corporaties tekenden ook voor de meeste woningen in Houtwijk. Het restant, voornamelijk premiehuur en -koop, zouden ABP en Bouwfonds voor hun rekening nemen. Bert Bruning was in 1972 als directeur aangetreden bij ’s-Gravenhage. ‘We stelden geen vragen over de eenzijdige opbouw van Waldeck. Wie waren wij? Wij wilden graag bouwen.’ Bij Houtwijk moesten echter een te grote concentratie van sociale huur- en premiekoopwoningen, als ook een te sterke scheiding van inkomensniveaus worden voorkomen. Doelgroepen waren jongere gezinnen, die geen geschikte woning konden vinden en ‘waarvan er dan ook veel uit deze stad zijn weggetrokken’, bejaarden die niet konden doorschuiven naar een nieuwe kleinere woning, waardoor stagnatie op de woningmarkt optrad, en gezinnen die vanwege de activiteiten in de stadsvernieuwingsgebieden een nieuwe woning nodig hadden.24 Tussen 1977 en 1982 bouwde de corporatie in de nieuwe uitleg tienduizend woningen. Hiervan bestond bijna 60% uit sociale huurwoningen: een derde van Kraayenstein, de helft van Houtwijk en ruim 80% van de buurt Nieuw Waldeck. Objectsubsidies, beschikbaar gekomen dankzij persoonlijk ingrijpen van staatssecretaris Jan Schaefer (1940-1994), zorgden voor tegendraadse, allesbehalve marktconforme nieuwbouw op het ‘zand’ met extra lage huren voor stadsvernieuwingskandidaten. Later echter ontstonden forse discussies tussen bewoners en de verzelfstandigde corporaties die de huren wilden optrekken.
179
Slachthuisterrein met de gerestaureerde ‘Galleria’ in 2015.
198
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Boven ■ Nieuwbouw symmetrische hoeken van ’s-Gravenzandelaan/Zoutkeetsingel door Vera Yanovshtchinsky in 1991. Onder ■ Nieuwbouwensemble in De Bockstraat van Richardson in 1999.
aan de gedetailleerde bouwdoos voor de laan globale richtlijnen qua vormgeving en materiaalgebruik moeten worden geformuleerd om verdere planvorming in de wijk in te bedden en te doen harmoniëren met die van de laan. Toch bleef het een prestatie van allure om in sociale woningbouw een eenheid te creëren die – met het opgroeiende groen en de weinige bedrijfs- en horecaruimten – een ‘avenueachtige’ ambiance wist op te wekken.58 Een dergelijke stedenbouwkundig-architectonische eenheid ziet men maar op enkele plekken terug: in Den Haag achter de gehandhaafde kerk aan de Hoefkade rond de ‘verbrede Bockstraat’ en in Valkenbos-zuid. In beide gevallen ging het om één uitvoerend architect: Richardson in de Bockstraat en het duo Peter Drijver en Mieke Bosse in Valkenbos. De gemeente trok de schuin lopende Bockstraat door over andere straten en opende zo het buurtje, waarbij over twee dwarsblokken een nieuwe, teruggelegde rechte wand werd bedacht en een nieuw plein ontstond. Door de uitvoering in één hand te leggen ontstond een nieuwe eenheid. Richardson componeerde een mooi evenwicht tussen strak ogende appartementen in lichte gemêleerde baksteen aan het plein en redbrick eengezinswoningen in de deels verbrede straten eromheen, waardoor bewoners zich met hun woning konden identificeren. Dat laatste gold ook voor de historiserende nieuwbouw van Drijver en Bosse achter de hoek Loos-
Stadsvernieuwing. 1965-1995
199
duinseweg/Beeklaan. In beide situaties bood het opkomend marktdenken en de verschuiving naar marktsectorbouw kansen voor een node gemiste differentiatie, die de duurzaamheid van de ingrepen beslist goed deed. Vernieuwing van de Stationsbuurt en de historiserende bouw van Vandenhove In de Stationsbuurt zagen bewoners met lede ogen toe hoe op diverse plekken hun inzet voor renovatie niet haalbaar bleek en de weg van sloop en nieuwbouw de eenvoudigst begaanbare was. Bijvoorbeeld bij de Jan Blankenstraat e.o. tussen Hoefkade en Parallelweg, dat een speelbal werd van een prijsvraag voor jonge architecten. Toen wethouder, bewoners en beoordelingscommissie ieder hun eigen voorkeur hadden, bedachten de architecten Herk en de Kleyn, Mecanoo en Dak in 1988 een uitweg uit de impasse door hun plannen in elkaar te schuiven. Het resultaat was onder meer een etnisch ondernemerscentrum ‘Bazar’ en woningen in allerlei typen aan speelstraten. De bouwblokken hadden plinten in lichte pasteltinten en daarboven vrolijk modieus mediterraan geschilderd stucwerk. Aan de overzijde van het Stationsplein bouwde Coenen begin jaren ’90 over twee blokken en een helft van het Hofwijckplein het ovaalvormige complex de ‘Ellips, dat geheel bestond uit sociale woningen. Een opzienbarend project qua herinterpretatie van historische stijlkenmerken was dat van de Luikse architect Charles Vandenhove (1927) in de Stationsbuurt. Door de nieuwbouw van het Stadhuis aan het Spui kwamen diverse gemeentelocaties vrij. Een ervan was het omvangrijke complex van Gemeentewerken op de hoek van het Zieken. Duivesteijn zag grote kansen voor deze locatie in het kader van de ‘stedelijke vernieuwing’ van het centrum. Langs de route Voorhout-Zieken zag hij een mix voor zich van attractieve openbare ruimten en ‘architectonische bouwwerken van een uitzonderlijke kwaliteit’. Het plan van Vandenhove markeerde ‘het einde of het begin van de route’ maar moest ook de Stationsbuurt open gooien. Niet alleen werd de woonfunctie versterkt, daarnaast moest de buurt beter worden aangetakt op het nieuwe centrum.59 Vandenhove werd voorgedragen door actieve bewoners uit de Stationsbuurt, waarvan iemand zijn project in een vervallen buurt in Luik had gezien. Waar renovatiepogingen mislukten, grepen de bewoners nu de kans van een reconstructie door een architect die de kwaliteiten van de bestaande omgeving herkende en deze op hedendaagse wijze wist te intensiveren. Vandenhove waardeerde de ‘Campagne Stadsvernieuwing als Kulturele Aktiviteit’ vanwege de denkwijze ‘om iedere vorm
Linksboven ■ Schetsen van Jo Coenen uit het stedenbouwkundig-architectonisch plan Vaillantlaan. Boven ■ De ‘bouwdoos’ met gevelelementen in schaal 1:50. Midden ■ Maquette van het Vaillantplein in schaal 1:500. Onder ■ Architect Jo Coenen in 2014.
VINEX en de binnenstedelijke herstructurering. 1996-2015
214
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Wytze Patijn in licht pak, ontwerper van Kiev- en Romehof.
In het plan werden drie soorten gebieden onderscheiden: centrale vernieuwingsgebieden, pioniersgebieden en beheersgebieden. De centrale vernieuwingsgebieden waren dominante corporatiewijken zoals Den Haag Zuidwest, Transvaal, Spoorwijk en Duindorp, waarbij na sloop ‘vrijwel uitsluitend’ in het (middel)dure segment zou worden gebouwd. In de pioniersgebieden – Laak, Stationsbuurt, Rustenburg/Oostbroek en Regentesse/Valkenbos – moest de markt worden verleid tot investeringen. In beheersgebieden als de Schilderswijk lag het accent op aanpak van sociale achterstanden en niet op fysieke ingrepen.7 Om scheefwoning in sociale huurwoningen tegen te gaan gebood het Rijk dat vrijkomende sociale huurwoningen voor 90% zouden worden toegewezen aan sociale minima en lage middeninkomens. Dat was min of meer conform de praktijk van sociale woningtoewijzing in Haaglanden. De lage middeninkomens, afgeleid van de toen geldende ziekenfondsgrens, waren doorgaans werkende mensen met een inkomen tot 35 mille. Dat was globaal 1,5 maal dat van de doelgroep, maar te weinig om een koopwoning te betalen. Wie meer verdiende en resideerde in een sociale huurwoning was een ‘scheefwoner’ en zou daarvoor betalen met de maximale huurverhoging ten einde hem/haar te bewegen alsnog door te stromen.
5.5
De wisselende uitwerking van ‘Haagse’ VINEX-locaties
De drie VINEX-locaties nabij Den Haag maakten een verschillende ontwikkeling door, mede door andere bestuurlijke constellaties en grondposities. Leidschendam, dat had nagelaten haar oorspronkelijke locatie al vroeg in de jaren ’90 te ontwikkelen, realiseerde maar 15% sociaal op de inmiddels gecombineerde oude en nieuwe locatie, tot de Haagse annexatie in 2002. Leidschenveen telde circa 7.300 woningen, Ypenburg nog eens 12.000 woningen. Voor Ypenburg ontstond een samenwerkingsverband tussen Rijswijk, Nootdorp en Pijnacker, die grond inbrachten, en Den Haag dat bewoners zou leveren. Dat leidde tot een verbrokkelde ontwikkeling die niet vanuit een overall-visie was opgezet en dat terwijl veel van de grond – het voormalige vliegveld – in één keer in de schoot van het samenwerkingsverband was gevallen. In elk van de drie gemeentelijke deelgebieden van Ypenburg moest gelijktijdig met de bouw worden gestart. Dat leidde tot aanleg van vele kilometers tijdelijke wegen om die locaties te ontsluiten. In elk gemeentelijk deelgebied werden (winkel)voorzieningen gerealiseerd alsmede 30% sociaal. Dat leidde ertoe dat dure en sociale woningen vaak dicht op elkaar stonden. De groepen bewoners deelden verder weinig samen. De sociale woningbouw werd bevolkt door soms groepsgewijs verhuisde Hagenezen. Die stonden lang ingeschreven op dezelfde plek en kenden elkaar en spraken met elkaar over een voorgenomen verhuizing. Soms woonden ze daarvoor in één complex dat moest worden ontruimd voor de herstructurering. De bewoners van andere woningen waren minder Haags. Door de afstand en de ligging aan de buitenkant van het rijkswegennet trok Ypenburg veel mensen – zowel van uit de regio als elders – die ‘footloose’ waren en net zo makkelijk ergens anders hadden kunnen neerstrijken. Wateringse Veld In Wateringen lag de situatie anders. Volledig Haags grondgebied maakte een planning vanuit één visie mogelijk. De voorzieningen werden georganiseerd aan een centrale en natuurlijke ontsluiting via de Laan van Wateringse Veld en de woningen werden gespreid in diverse prijsklassen afhankelijk van kwaliteiten van locaties. De vormgeving van Wateringse Veld werd gevat in termen als tuinstad, groene wijk en heterogene wijk met homogene buurten. De buurten kenden veel laagbouw en (particulier) groen en dichtheden die varieerden van 20-60 woningen per hectare. De ligging tegen de stad en vooral Zuidwest zorgde voor een grotendeels Haagse bevolking, die deels uit dezelfde complexen of buurten afkomstig was, en zowel bestond uit herhuisvestingkandidaten als doorstromers. Niet dat de gemeente de vrije hand had in de planning van de woongebieden en spreiding van prijsklassen.
VINEX en de binnenstedelijke herstructurering. 1996-2015
215
Links ■ Plankaart Wateringse Veld met de verschillen in opzet tussen de hoven in Lage en Hoge Veld. Boven ■ Poort naar hof in Lage Veld. Onder ■ Romehof in 2015.
230
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Blok jongerenwoningen ‘de Wasserij’ van Vestia met middengang en samenvoegbare units, architect Remko Veenstra.
Het project is zorgvuldig vormgegeven door Fred Bos van de Architektenkombinatie BosHofman in een traditionele rode baksteen met grote balkons. Deze zien uit over het schoolplein, dat is getransformeerd tot een zonnige wijktuin met onder meer tientallen moestuintjes. Dit geschiedde op verzoek van buurtbewoners, die een groene ontmoetingsruimte wensten. Vanaf 2005 werd door de gemeente gewerkt aan een opwaardering van de Rivierenbuurt. Na het vertrek van de Staatsdrukkerij (SDU) kwam een groot gebied vrij voor dure koopwoningen naar ontwerp van Rob Krier. Als tweede grote project werd het gebied rond de Maasstraat(laantjes) aangepakt. Dit territorium van Haag Wonen met onder meer twee hofjes had in de jaren ’80 een kleine beurt gekregen. De afschrijvingstermijn ervan bedroeg toen 15 jaar. Na ruim 20 jaar viel het besluit om het gebied te slopen en te vervangen door koop-, duurdere huur- en een beperkt aantal sociale huurwoningen. Een aantal bewoners is naar deze nieuwbouw verhuisd; een kleine minderheid koos ervoor om in een woontoren in de sociale huursfeer aan het Scheldeplein te gaan wonen. In deze toren, ontworpen door het Rotterdamse architectenbureau Made van Wim Kloosterboer, zijn 37 sociale huuren vier koopappartementen opgenomen. De 12 woonlagen hoge toren maakt deel uit van een complex met enige koopwoningen en zorgplaatsen voor geriatrische patiënten, dat moest aansluiten op de ontwikkeling van het SDU-terrein. Het complex hangt dreigend over de bestaande drielaagse bebouwing. Een andere opvallende transformatie met sociale woningbouw is het ‘ensemble Loudonstraat’ in Bezuidenhout. Hier lagen enkele symmetrisch gegroepeerde schoolcomplexen rond sportvelden. Bij de aanleg van Mariahoeve werden deze sportvelden vervangen door een nieuwe wijkontsluiting. Voor de AWV had Tangram Architecten begin jaren ’90 een complex van 47 seniorenwoningen ontwikkeld ter plaatste van een school aan de buitenrand. Het complex viel op door de rastervormige achterkant van losstaande galerijen met ertussen verblijfsruimten, aangekleed
VINEX en de binnenstedelijke herstructurering. 1996-2015
231
met vergrijsd duurzaam hout. Toen rond 2005 meer scholen uitvielen kreeg Tangram, ter compensatie van een door de gemeente geblokkeerd project in het centrum, de opdracht voor het stedenbouwkundig-architectonisch plan. Aan de buitenzijde situeerde het bureau naast de seniorenwoningen een psychomedisch centrum en aan de binnenzijde aan weerskanten van de Loudonstraat het stadsdeelkantoor en het gezondheidscentrum. Deze waren gelegen op de begane grond van een appartementencomplex in de sociale huur: ‘de stedelijke ruimte wordt hier als het ware naar binnen gehaald’.20 Bij deze gecombineerde ontwikkeling van Tangram Achitecten waren de gemeente, Parnassia en Staedion betrokken. In het Laakhavengebied in de onmiddellijke nabijheid van de Haagse Hogeschool was een relatief nieuwe speler op de Haagse verhuurmarkt actief: de Westlandse woningcorporatie Arcade. Architectenbureau Moke ontwierp de eerste fase van het project, de Calandtower, met 104 sociale huurwoningen van 70-90 m2 voor één- en tweepersoonshuishoudens. Alle woningen kregen een balkon. Het project werd opgeleverd in 2014. De tweede fase van dit project is de bebouwing langs de Calandstraat. In dit blok, met bedrijfsruimte op de begane grond, komen 117 huurwoningen waarvan 93 in de sociale huur en 24 in de vrije sector. In verband met de dubbelzijdige oriëntatie van het gebouw worden de woningen ontsloten door een middengang. De start van de bouw is gepland voor 2016.
5.8
Productie- en Prestatieafspraken
De Kam wees er in zijn studie op dat tussen 1947 -1994 de totale Haagse woningvoorraad was toegenomen met iets meer dan 50%, terwijl het aandeel sociale huurwoningen bijna was verdubbeld van 20 naar 35-37%.21 Het aandeel sociale huurwoningen lag daarmee ongeveer op het landelijke gemiddelde, maar een stuk lager dan in de andere grote steden, waar het aandeel varieert tussen 41-47%.
De Tasmanhof van HaagWonen: een gelukkige alliantie van kleine woningen en buurttuin, architect Fred Bos.
238
Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015
239
Gemeente Den Haag Corporatiebezit 2015
DSO/PSO
0
2,75 km
Bron: SVH