ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom
1
ahk/L
read
this
first
→ De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten kent drie hogeschoolbrede lectoraten: Kunsttheorie & onderzoek/ Kunst- en cultuureducatie/ Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling. → De lectoraten sluiten direct aan bij de opdracht die de hogeschool zichzelf stelt: de scholing van reflecterende kunstenaars en kritische cultuurbemiddelaars. De lectoraten geven een belangrijke impuls aan de wisselwerking tussen de ‘state of the art’ in de kunstpraktijk en de erfgoedsector, en het onderwijs- en onderzoeksbeleid van de hogeschool en van de afzonderlijke faculteiten. De actuele kunstpraktijk, de eigentijdse cultuur en het discours daarover laten ontwikkelingen zien die om een vertaling in het onderwijs vragen. In het kader van de lectoraten wordt onderzoek uitgevoerd dat voor het theoretisch begrip, voor de praktijk van kunstenaars en bemiddelaars en voor het onderwijs aan de hogeschool van belang is. → Zowel onderwerp, methode als resultaat van het onderzoek kunnen uiteenlopen. Zo kan het onderwerp een eigentijdse kunstvorm, een nieuwe werkvorm of een theoretische benadering zijn, kan de methode practice-based, empirisch/sociaal-wetenschappelijk of theoretischreflectief zijn, en kan het resultaat een artistiek product, nieuw onderwijs of een theoretisch inzicht zijn. Toegepast onderzoek in de context van het kunst- en cultuuronderwijs aan de AHK onderscheidt zich van ‘zuiver’ wetenschappelijk onderzoek door de directe betrokkenheid op de praktijk van de kunsten en de cultuur en/of de praktijk van het (kunst)onderwijs. → Het onderzoek wordt uitgevoerd door zowel docenten en ‘derde fase’studenten van de hogeschool als door specialisten uit de beroepspraktijk, en is ondergebracht in onderzoeksgroepen en kenniskringen. De resultaten van het onderzoek vinden hun weg naar de hogeschoolgemenschap en de buitenwereld door uit- en opvoeringen, vertoningen, ontwerpen, producties, presentaties, werkbijeenkomsten, congresbijdragen, boeken, artikelen etc. In deze uitgave worden de lopende onderzoeken en projecten van de lectoraten voorgesteld.
ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff 2
citaat
Het lectoraat Kunsttheorie en onderzoek richt zich op: — theoretisch, interpretatief en practice-based onderzoek in de scheppende en uitvoerende kunsten — de samenwerking met het universitair onderwijs en onderzoek op het gebied van de kunsten — de inrichting van (practice–based) master- en PhD-trajecten — de organisatie van expert meetings, studiedagen, conferenties — de ontwikkeling van hogeschoolbreed en facultair onderzoeksbeleid
3
ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff 4
Onderzoeksgroep Art Research, Theory & Interpretation (ARTI) In het kader van het lectoraat Kunsttheorie en onderzoek is in september 2002 het hogeschoolbrede en interdisciplinaire onderzoeksprogramma ‘Art, Research, Theory & Interpretation’ (ARTI) ingesteld. Hierin werken docentonderzoekers en ‘derde fase’-studenten van de hogeschool aan uiteenlopende onderzoeksprojecten die op concrete artistieke praktijken betrekking hebben, waarin theoretische verdieping wordt nagestreefd en die aan onderwijsvernieuwingen bijdragen. De lector richt zich in het kader van ARTI op de metatheoretische vraag naar de specificiteit en eigen plaats van kennis en onderzoek in en door de kunsten. De ARTI-onderzoekers zijn voor het merendeel verbonden aan een van de faculteiten van de AHK: — Conservatorium van Amsterdam — de Theaterschool — Nederlandse Film en Televisie Academie — Academie van Bouwkunst Amsterdam — Academie voor Beeldende Vorming — Reinwardt Academie Vanaf januari 2005 bereiden twee ‘derde fase’-studenten in ARTI een practice-based promotie voor. De ARTI-groep komt maandelijks onder leiding van de lector bijeen om de lopende onderzoeksprojecten te bespreken, om een gemeenschappelijk vocabulaire en denkkader te ontwikkelen en om elkaar intellectueel en artistiek te voeden. De ARTI-groep bestaat op dit moment uit een kern van dertien onderzoeksleiders en een wisselend aantal docenten/ specialisten die op enigerlei wijze bij de onderzoeksprojecten zijn betrokken.
Onderzoeksprogramma’s en projecten van ARTI Theoretische reflectie op kunst bevindt zich in de academische wereld vaak op grote afstand van de concrete scheppende of uitvoerende kunstpraktijk. Kunsttheorie in het kunstvakonderwijs beperkt zich daartegenover vaak tot de ‘knowhow’ en de instrumentele vaardigheden die voor het metier van belang zijn. De onderzoeksprojecten van ARTI richten zich op die vormen van theoretische reflectie die niet losgezongen zijn van de praktijk van kunstenaars, het niveau van de ambachtelijkheid overstijgen, en voor de vorming en opleiding van kunstenaars van belang zijn. Het merendeel van de ARTI-onderzoekers zijn – in verband met het gebruik van onderzoeksfaciliteiten – tevens als gastonderzoeker aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam ingeschreven. → Analyse van film, televisie, video, digitale producties (afgerond)/ Ernie Tee Dit onderzoeksproject betrof het ontwerp van een analysemethode die aansluit bij de concrete praktijk van filmmakers. De onderzoeker, Ernie Tee, heeft tijdens de internationale conferentie van het Centre International de Liaison des Ecoles de Cinéma en de Télévision (CILECT) in Wales, Beyond the Theory of Practice (november 2003), een paper gegeven over het onderzoek met als titel ‘Beyond the Obsession with Form’. → Een vergelijkend onderzoek naar vormen in de klassieke muziek en in de (film)dramaturgie/ Willem Capteyn Het onderzoek beoogt de verdieping van het vormbewustzijn bij degenen die aan de basis staan van een filmwerk: schrijvers en regisseurs, maar ook producenten en dramaturgen. Het onderzoek spitst zich toe op de vraag of er in de filmdramaturgie vergelijkbare krachten werken als de tonaliteit in de muziek. Willem Capteyn heeft tijdens de CILECTconferentie in Praag, Blueprint (april 2003) een paper gepresenteerd, met als titel ‘Blueprints in music and cinema’ (gepubliceerd in CELICT-News). → Interactieve regie voor filmmakers/ André Dragu Bij dit onderzoek gaat het om de ontwikkeling van een positief begrippenapparaat dat beschrijft wat interactieve multimedia kan en aantoonbaar doet. Dat betekent afstand nemen van de dominante grafische benadering van het scherm als pagina, en de ontwikkeling van een interactief en multimediaal denken dat geleid wordt door de vertelling.
5
ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff 6
→ Dramaturgie van het lichaam: het wetende lichaam/ Jeroen Fabius Dit onderzoeksproject richt zich op de manier waarop het dansende lichaam in o.a. het werk van Steve Paxton en Meg Stuart gepresenteerd wordt: How the body speaks about the body. Jeroen Fabius bereidt een promotie voor en werkt in dat kader momenteel ook aan de totstandkoming van een boek, Body Talks: 30 years of asking questions about dance (2005); een publicatie over de School voor Nieuwe Dans Ontwikkeling. → Embodied experiences: intentionality, identity and multiplicity of the dancing body/ Carolien Hermans Dit Practice-based onderzoek beoogt – o.a. op basis van eigen choreografisch werk – een theorie te ontwikkelen over belichaamde ‘agency’ en dans. Uitgaande van ondermeer Merleau Ponty, Deleuze en Guattari, Gallagher en eigentijds neuropsychologisch onderzoek zal onderzocht worden hoe de verhouding is tussen bewegende lichamen, sociaalculturele identiteiten en een begrip van het zelf. Het onderzoek mondt uit in een promotie. → Emotional spaces: human behaviour and the shaping of space in the digital age/ Marion Tränkle Het verlengde menselijk lichaam, de verruimde, intelligente ruimte, bewegingsanalyse en choreografie worden gecombineerd in een practice-based onderzoek naar de relatie tussen menselijk gedrag en de gemanipuleerde ruimte. Uitgaande van eigen performance- en installatiewerk van de onderzoeker, Marion Tränkle, worden theoretische inzichten getoetst aan de reacties, interacties en evaluaties van deelnemers/bezoekers. → Theater: Twee tafel–vloer–projecten (afgerond)/ Nicoline Nagtzaam & Minke van den Berg Doel van deze projecten was te onderzoeken hoe theorie- en praktijkonderwijs op elkaar kunnen worden afgestemd, zowel binnen het theateronderwijs als in de onderwijspraktijk waarin afgestudeerde theaterdocenten werkzaam zullen zijn. Het eerste project betrof ‘niet–naturalistisch spelen’, in het bijzonder het retorische en groteske spelen; het twee project betrof ‘theaterpedagogie en ruimtelijke vormgeving’. De projecten hebben geleid tot een onderzoeksrapport met aanbevelingen, aangeboden aan de sector theater van de Theaterschool.
→ Mime: de ontwikkeling van een unieke Nederlandse theatervorm/ Marijn de Langen Het onderzoek is gericht op het achterhalen, beschrijven en analyseren van de geschiedenis van de mime in Nederland. Op welke manier heeft mime in Nederland zich ontwikkeld, vanaf de stichting van het Nederlands Centrum voor de Pantomime in 1951, tot aan het 40-jarig bestaan van de mime-opleiding in 2008? Op basis van interviews, bronnenonderzoek, literatuurstudie en – uitgaande van de theatersemiotiek zoals die geformuleerd is door Erika Fischer-Lichte – voorstellingsanalyses, zal dit promotieonderzoek resulteren in een actuele plaatsbepaling van de mime. → Authenticiteit van gemusealiseerde historische interieurs/ Peter van Mensch In het licht van contextgerichte benaderingen, de zgn. nieuwe museologie en de ‘beleveniseconomie’ wordt de discussie rond de inrichting en presentatie van museale collecties geanalyseerd. Doel van het onderzoek is in kaart te brengen op welke manieren het begrip authenticiteit in de museale wereld wordt gebruikt en welke betekenissen aan dit begrip worden toegekend, vooral in relatie tot historische interieurs. In het verlengde hiervan zal het onderzoek leiden tot een aantal aanbevelingen voor het museum van de toekomst. Van Peter van Mensch verschijnen in 2005 drie artikelen over het onderwerp. → ‘The Present of the Past?’ – Aspecten van de historische uitvoeringspraktijk/ Thérèse de Goede, Fred Jacobs, Jed Wentz Dit onderzoeksprogramma bestaat uit: ‘L’Armonico pratico al Cimbalo’. De stijldiversiteit van het basso-continuospel in Europa in de 17de & 18de eeuw. Dit promotieonderzoek van Thérèse de Goede heeft inmiddels geleid tot een tweetal hoofdstukken die als afzonderlijke artikelen zijn gepubliceerd. De Romeinse monodie en de Franse air (afgerond). Dit onderzoek van Fred Jacobs heeft geleid tot de opname en productie van de CD ‘Splendore di Roma’ (Channel Classics, CCS 19998, mei 2003) - sopraan Johannette Zomers en luitist Fred Jacobs - met werk van Kapsberger, Landi, Mazzocchi, Micchi en Rossi. De Engelse opera aan het begin van de 18e eeuw (afgerond). Dit onderzoek van Jed Wentz heeft geleid tot een artikel in Early Music en tot de uitvoering van de opera Pan and Syrinx van Galliard. Op dit moment bereidt Wentz een onderzoek voor naar filosofische, medische en muzikale traktaten uit de 18e eeuw (o.a. Descartes, Harvey, Lavater), en de betekenis hiervan voor de uitvoeringspraktijk toen en nu.
7
ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff 8
→ Analyse & uitvoering klassiek-romantische muziek/ Clemens Kemme Het onderzoek betreft een kritische studie van de sterk in omvang groeiende literatuur over ‘analysis and performance’. Deze literatuur wordt getoetst aan eigen ervaringen van de onderzoeker, Clemens Kemme, in projecten ‘analyse & uitvoering’ aan het Conservatorium van Amsterdam. Het onderzoek heeft geleid tot verschillende artikelen, lezingen en workshops, in binnen- en buitenland. → Horen, zien en zwijgen? – Muziek en mixed media/ Willem Wander van Nieuwker, Jos Zwaanenburg, Albert van der Schoot In dit project wordt door Van Nieuwkerk en Van der Schoot de verhouding tussen de muzikale en de theatrale ervaring in de hedendaagse muziek kritisch bekeken, met speciale aandacht voor de rol van nieuwe media. Centrale vraagstelling: Welke inhoud heeft het begrip ‘absolute muziek’ bij het beschrijven van de eigentijdse muzikale ervaring? Het onderzoek heeft inmiddels geleid tot de productie van het muziektheater stuk The Longest Mauvais Quart d’Heure van Jos Zwaanenburg, en tot een aantal lezingen en (boek)publicaties over het onderwerp. → ‘Cool Jazz’: idioom, ontwikkeling en invloed/ Walter van de Leur, Barbara Bleij, Maarten van der Grinten Het onderzoeksproject is een combinatie van bestudering - door middel van analyse – en uitvoering van ‘cool jazz’ composities. Daartoe worden transcripties gemaakt evenals partituren gelokaliseerd en voor uitvoering geprepareerd. Tevens omvat het onderzoek een literatuurstudie en een bronnenonderzoek. Het onderzoek is in hoge mate betrokken op de uitvoeringspraktijk – de repetities en concerten zijn het onderzoek in de praktijk. Het heeft geleid tot nieuw onderwijs aan het conservatorium, tot meerdere congrespresentaties in het buitenland en tot een boekvoorstel. → Ontwerpend onderzoeken – Euroscapes (afgerond)/ Robert Broesi In het project worden vijf ‘Euroscapes’ beschreven. Euro staat voor de entiteit Europa die een ruimtelijk economisch kader biedt, waarbinnen een grote mate van individuele vrijheid genoten kan worden. Scape staat voor het gestolde: de fysieke neerslag van het gebruik van ruimte als gevolg van de toenemende individuele vrijheid. Elke Euroscape is dus een specifieke uiting van vrijheid in het huidige Europa. Het project heeft geresulteerd in een boek: Euroscapes – Forum 2003, R. Broesi e.a. (red.), Must Publishers en AetA.
→ Ontwerpend onderzoeken – Ruimtelijke regie/ Robert Broesi Zowel de planologie als de stedenbouw worden geconfronteerd met grote veranderingen in de vakbeoefening. De opgave ligt steeds minder in het bestemmen van de ruimte in opdracht van de overheid en steeds meer in het ontwikkelen van de ruimte in opdracht van en in samenspraak met heterogene constellaties van maatschappelijke actoren: verschillende overheden, marktpartijen, belangengroeperingen. Het oogmerk van het project is te onderzoeken op welke wijze de ruimtelijke regie in het curriculum van de Academie van Bouwkunst opgenomen kan worden. → Praktijk en theorie van het artistiek scheppingsproces/ Robert Klatser Dit onderzoek naar de theorie en praktijk van het artistiek scheppingsproces concentreert zich op kunstenaarspraktijken, de ervaringskennis die daar in ligt besloten, en de al of niet impliciete theoretische noties en opvattingen die daarmee verweven zijn. Het eerste deel van het onderzoek heeft geresulteerd in een bijdrage aan een boek (voorjaar 2005) over ‘Creativiteit en psychische stoornissen’ waarin beeldend kunstenaar Robert Klatser het beeld van de kunstenaar deconstrueert, ondermeer aan de hand van een kritische bespreking van de begrippen ‘talent’ en ‘sublimatie’. In het tweede deel wordt autobiografisch onderzoek gecombineerd met een survey onder kunstenaars naar het creatieve proces.
9
ahk/Lectoraat Kunsttheorie en onderzoek Henk Borgdorff 10
Artistic Research Het lectoraat Kunsttheorie en onderzoek heeft het initiatief genomen tot de ontwikkeling van een interdisciplinaire practice-based masteropleiding ‘Artistic Research’, waarin samenwerking tussen de verschillende kunstvakopleidingen aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en de verschillende kunstwetenschappelijke opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam wordt beoogd. DocARTES De lector is mede architect van het promotietraject ‘docARTES’, een samenwerkingsverband tussen het Conservatorium van Amsterdam, het Koninklijk Conservatorium te Den Haag, de Faculteit der Kunsten van de Universiteit Leiden en het Orpheus Instituut te Gent. De theorieseminaries en het zgn. Collegium van de practice-based promotie-opleiding van docARTES worden verzorgd door de lector. Kunst als onderzoek / Filosofie in het kunstonderwijs In het kader van het lectoraat is in februari 2004 een landelijke expert meeting in Felix Meritis georganiseerd over ‘Kunst als onderzoek’. In december 2004 heeft het lectoraat een landelijke studiedag in De Balie verzorgd over ‘Filosofie in het kunstonderwijs’. De streaming videoregistraties van beide evenementen zijn op de website van de AHK gearchiveerd.
→ Henk Borgdorff studeerde Muziektheorie aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en sociologie en filosofie aan de Universiteit Leiden. Hij was vanaf 1983 tot 2000 docent muziektheorie en esthetica aan achtereenvolgens het Hilversums Conservatorium, het Koninklijk Conservatorium en het Conservatorium van Amsterdam. Vanaf 1994 is hij medewerker aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, belast met de ontwikkeling en coördinatie van interfacultair onderwijs. Naast zijn werk als lector aan de hogeschool bereidt hij een promotie voor aan ASCA en de afdeling wijsbegeerte van de Universiteit van Amsterdam over ‘Kritiek van de metafysicakritiek’.
11
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra 12
‘How works of art, and through them our worlds, may be comprehended and created must be part of the basic education for the millions of us who will never be artists of any kind. Why? Because this will equip us better for survival and success? Rather, because advancement of the understanding is what makes survival and success worthwhile.’
Het lectoraat Kunst- en cultuureducatie richt zich op kennisontwikkeling, professionalisering van het onderwijs en onderzoek en intensivering van de externe relaties van de AHK op het gebied van de kunst- en cultuureducatie. Het lectoraat is vooral verbonden met de opleidingen docent beeldende kunst en vormgeving (Academie voor Beeldende Vorming), docent theaterdans en theaterdocent (de Theaterschool) en docent muziek (Conservatorium van Amsterdam) en met de opleiding museologie (Reinwardt Academie) De kunst- en cultuureducatie omvat: — de kunstvakken en de erfgoededucatie in het onderwijs; — de centra voor de kunsten, de steunfunctie-instellingen die kunsteducatie in het onderwijs begeleiden en bemiddelen, de instellingen voor professionele kunsten (musea, gezelschappen, podia) die een educatieve taak vervullen en de amateurkunst.
Nelson Goodman (Of mind and other matters, 1984)
13
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra 14
Het domein van het lectoraat kan worden omschreven als de ontwikkelingen in de binnen- en buitenschoolse kunst- en cultuureducatie als gevolg van veranderingen in (de omgang met) de kunsten en het cultureel erfgoed, maatschappelijke veranderingen (multiculturaliteit, sociale cohesie) en wat betreft de binnenschoolse kunsteducatie met onderwijsvernieuwingen, zoals de herziening van de basisvorming en van de Tweede Fase met inbegrip van de vakken Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV1, 2 en 3). Er is een tendens tot samenwerking tussen, en in sommige opzichten integratie van de kunstvakken. Er is een toenemende wisselwerking tussen binnen- en buitenschoolse kunsteducatie (o.a. de centra voor de kunsten) en ook de contacten tussen het onderwijs en de professionele kunsten nemen toe. Amateurs stellen andere eisen aan docenten en de centra voor de kunsten moeten een meer marktgericht en flexibeler aanbod verzorgen. Buiten de reguliere circuits ontstaan nieuwe vormen van overdracht (zoals ‘peer education’ in multiculturele jeugdtheatergroepen ) en ‘community arts’ projecten door kunstenaar-docenten.
Onderzoek In de kenniskring van het lectoraat is steeds een tiental onderzoeken in uitvoering. De onderzoeken betreffen de gevolgen van inhoudelijke en didactische veranderingen m.b.t. kunsteducatie voor de kunstvakopleidingen. In 2004/2005 gaat het om: → Analyse, interpretatie van en reflectie op actuele beeldende kunst binnen CKV/ Melvin Crone In de jaren 70 deed de zogeheten kijkwijzer haar intrede als leermiddel binnen de beeldende vakken in het onderwijs en bij verschillende educatieve diensten van musea. Een kijkwijzer is een procedureel voorschrift om de inhoud, de vormgeving en de functie van een kunstwerk te beschrijven aan de hand van vragen. De kijkwijzer is sinds de jaren 70 niet veel veranderd. De kunst des te meer. De kijkwijzer is een product van haar modernistische tijd. Zo legt ze een grote nadruk op de formele aspecten. Verder is de kijkwijzer gebaseerd op en een sterke simplificatie van de descriptieve kunstbeschouwelijke modellen van kunsthistorici, kunstcritici en beeldend kunstenaars. → vraagstelling/ In hoeverre is de kijkwijzer een effectief leermiddel voor een adequate receptie van en reflectie op hedendaagse, postmodernistische beeldende kunst en cultuur? → De invulling van Culturele en Kunstzinnige Vorming 2 (CKV2) in het voortgezet onderwijs/ J.D. Van den Berg De introductie van het cultuurtheoretische en interdisciplinaire vak CKV2 in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs stelt aan docenten in de kunstvakken, zowel inhoudelijk als didactisch, nieuwe eisen. Het onderzoek richt zich op de wijze waarop CKV2 thans in het voortgezet onderwijs wordt gedoceerd en op de manieren waarop de kunstvakdocentenopleidingen in Nederland hun studenten voorbereiden op het verzorgen van het vak CKV2. Het onderzoek is direct verbonden met een interfacultaire onderwijskring CKV en de ontwikkeling van het Istanbul project.
15
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra 16
→ De veranderende lespraktijk van docenten in de beeldende vakken in de onderbouw van het voortgezet onderwijs/ Hanneke Wagenaar, Folkert Haanstra en Els van Strien Het onderzoek wil zicht krijgen op de veranderende lespraktijk in de beeldende vakken en op de daarvoor benodigde deskundigheden van de docent. Dat wat leerlingen in de beeldende vakken op school maken is wel aangeduid met ‘schoolkunst’ Het is vaak kunst die los staat van actuele ontwikkelingen in de professionele kunst en los van de alledaagse kunstbeleving en kunstbeoefening van leerlingen. Tegenover schoolkunst staat het ideaal van authentieke kunsteducatie. Authentiek leren vindt plaats in voor leerlingen relevante, praktijkgerichte en levensechte contexten. Het onderzoek levert indicaties op over de mate waarin het ideaal van de authentieke beeldende vorming in de praktijk wordt gerealiseerd. → vraagstelling/ Wat beschouwen de docenten beeldende vorming als een geslaagde lespraktijk? Wat betekenen een veranderde leerlingenpopulatie en veranderingen in de beeldende kunsten voor de benodigde deskundigheden op respectievelijk vakdidactisch, pedagogisch en vakinhoudelijk gebied? Tenslotte: wat beschouwen leerlingen als een geslaagde les en wat vinden zij dat een docent beeldende vorming daarvoor moet kennen en kunnen? → Praktijkkennis van vakleerkrachten muziek in het basisonderwijs/ Melissa Bremmer Voor het ontwerpen van een curriculum is zowel kennis nodig van de inhoud, in dit geval muziek, als onderwijskundige kennis zoals van leeren ontwikkeltheorieën. Maar veel theorieën corresponderen niet met wat leerkrachten in de praktijk doen en ervaren. Het gegeven dat de inhoud van formele onderwijstheorieën afwijkt van datgene dat leerkrachten in de praktijk ervaren heeft de interesse gewekt voor de zogenaamde praktijkkennis: de cognities die aan het handelen van leerkrachten ten grondslag liggen. Dit onderzoek richt zich op de praktijkkennis van vakleerkrachten muziek. Het spitst zich toe op een specifiek gedeelte van die praktijkkennis, namelijk op het noten lezen. → vraagstelling/ Wat is de praktijkkennis over het ontwerpen van een curriculum voor ‘noten leren lezen’ van vakleerkrachten muziek in het basisonderwijs en komt die kennis met bestaande muziekleertheorieën over ‘noten leren lezen’ overeen?
→ Community Music/ Peter den Ouden en Constantijn Koopman Educatie in kunst blijft niet beperkt tot de kunstvakken in het onderwijs en centra voor de kunsten, maar speelt ook een belangrijke rol in het sociaal-cultureel werk in buurt- en clubhuizen, bejaardencentra, bedrijven, gevangenissen e.d. Sinds enige jaren krijgt deze ‘Community Arts’, die in de Engelstalige landen al decennia is ingeburgerd, in Nederland steeds meer aandacht. Bij community arts staat kunstbeoefening centraal op basis van materiaal dat vanuit de groep zelf voorhanden is. Karakteristiek zijn vaak een sociaal-maatschappelijke thematiek en een welzijnscomponent. Community arts is echter artistiek gezien geen vrijblijvende vorm van tijdverdrijf, het streeft naar ontplooiing van artistieke talenten en verbetering van de vaardigheden van de deelnemers. Dit onderzoek richt op de discipline muziek en dus op de community music. → vraagstelling/ Wat moeten wij verstaan onder het begrip ‘community music’? Hoe wordt in Nederland de community music gepraktiseerd? → Muzikant naar de klas – creativiteit en compositie in muziekeducatie/ Hans van de Veerdonk en Ninja Kors In de laatste decennia hebben verschillende methodiekontwikkelaars en componisten zich beziggehouden met het versterken van muzikale creativiteit in het onderwijs, zowel in het primair- als in het voortgezet onderwijs. Deze methodieken hebben zich echter niet doorgezet naar de dagelijkse lespraktijk. Wanneer gezocht wordt naar een nieuwe methode om creativiteit en compositie in de Nederlandse scholen vorm te geven, is het raadzaam om te onderzoeken op welke gebieden geleerd kan worden van voorbeelden uit het verleden en uit het buitenland. Wat zijn heden ten dage de mogelijkheden, bijvoorbeeld door de opkomst van computers in het klaslokaal? In het kader van proposo (projecten primair onderwijs, speciaal onderwijs) wordt in samenwerking met het Utrechts Conservatorium gewerkt aan een methode voor creativiteit en compositie in de klas. → vraagstelling/ Welke methoden zijn er ontwikkeld om kinderen zelf muziek te laten ontwerpen? Wat zijn doelen, methoden en resultaten van die methoden? Zijn ze toepasbaar in het basisonderwijs? Hoe komt het dat (goede) ideeën aangaande creativiteit en compositie in muziekonderwijs niet doorwerken naar de dagelijkse praktijk in de basisschool?
17
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra 18
→ Culturele diversiteit in kunst-en cultuureducatie/ Adri Schreuder De context van het onderzoek wordt gevormd door interculturele ontwikkelingen in het domein van de kunsten, het intercultureel programmeren bij kunst- en cultuurinstellingen en de discussies over culturele diversiteit in kunst- en cultuureducatie. Meer specifiek gaat het om de betekenis voor de kunstvakopleidingen van culturele diversiteit in de kunsten en de kunst- en cultuureducatie in Amsterdam. Het onderzoek is drieledig: het scheppen van een theoretisch kader door middel van literatuuronderzoek; het verrichten van case studies gebaseerd op de theoretische bevindingen en een inventarisatie van interculturele educatieve initiatieven en projecten in Amsterdam. Dit onderzoek is direct verbonden aan de onderwijskring interculturele educatieve projecten en het daar ontwikkelde keuzevak: ‘Broeinesten in kunst- en cultuureducatie’. → vraagstelling/ Hoe geeft de kunst- en cultuureducatie zich rekenschap van culturele diversiteit in de (stedelijke) samenleving? → De danscoach in de amateurdans/ Eileen Standley De danscoach is een nieuw fenomeen in de wereld van de amateurdans. Waar voorheen de dansdocent voornamelijk lessen danstechniek verzorgde in balletscholen, buurthuizen etc., is er in de vraag naar danscursussen een enorme verbreding opgetreden. Een van de ontwikkelingen is de vraag naar de begeleiding van het maken van dansvoorstellingen: danscoaching genoemd. De docent geeft geen danstechniekles meer, maar begeleidt een groep amateurs in het zelf ontwikkelen van bewegingsmateriaal, een artistiek concept, het verzorgen van de productie, enzovoort. → vraagstelling/ Wat is de praktijk van danscoaching? Wat zijn opvattingen en uitgangspunten van de artistieke begeleiding in de dans voor niet-professionele dansers?
→ Culturele diversiteit in de opleiding docent theaterdans: op zoek naar een mondiaal perspectief/ Laurien Saraber Aan culturele diversiteit binnen het Nederlandse dansvakonderwijs wordt nog relatief weinig aandacht besteed. Daarin speelt ook de opvatting een rol, dat de danssector van nature internationaal is, vanwege de variëteit in de culturele achtergrond van dansers. Zo’n omgeving biedt prachtige kansen voor een cultureel diverse, of mondiale benadering van dans. Maar daarvoor zijn ook andere factoren van belang dan de culturele achtergrond van de dansers of docenten, zoals: het dansidioom waarmee wordt gewerkt, de choreografische en didactische uitgangspunten, de culturele samenstelling van de groepen leerlingen of deelnemers waarmee dansdocenten werken. Het onderzoek richt zich op de mogelijke betekenis en toepasbaarheid van een ‘mondiaal perspectief’ voor het dansvakonderwijs. Er wordt gewerkt aan kennisopbouw en een achterliggende visie, waarmee keuzes op curriculumniveau binnen de opleiding docent theaterdans meer afgewogen zijn te maken. → vraagstelling/ Wat wil ‘mondiaal perspectief’ eigenlijk zeggen in het dansonderwijs? Welke verschillende benaderingen zijn mogelijk en worden al in de praktijk toegepast? Welke consequenties hebben deze verschillende modellen voor o.a. de ontwikkeling van de leerlingen/ deelnemers, de didactische benadering, en de benodigde competenties van de docent? → De tevredenheid van de museumbezoeker/ Jan Sas De relatie tussen museum en publiek verandert. De bezoeker veranderde in de optiek van die musea van vreemdeling – toegang is een privilege – via gast – het museum is verantwoordelijk voor de bezoeker – in cliënt – het museum is verantwoording schuldig aan de bezoeker. In deze nieuwe situatie is het museum verplicht begrip te hebben van en tegemoet te komen aan de behoeften en verwachtingen van de bezoeker. In de praktijk betekent dit een verschuiving van het perspectief van het museum: steeds vaker maakt een aanbodgestuurde aanpak (‘waarover maakt onze conservator deze keer een mooie tentoonstelling?’) plaats voor een vraaggestuurde aanpak (‘wat willen onze bezoekers zien?’). Bij een vraaggestuurde benadering is de tevredenheid over het aanbod belangrijk. → vraagstelling/ Wat maakt in musea tentoonstellingsbezoekers tevreden? Het gaat daarbij om zowel kenmerken van bezoekers als van tentoonstellingen, als om de interacties tussen beiden.
19
ahk/Lectoraat Kunst– en cultuureducatie Folkert Haanstra 20
Adviescommissie Voor het onderzoek van de kenniskring is een adviescommissie ingesteld bestaande uit twee interne en drie externe leden. Vanuit de AHK nemen deel Meine Fernhout, waarnemend directeur van de Academie voor Beeldende vorming; en Maria Wüst, hoofd Onderwijs en Ontwikkeling van het Conservatorium van Amsterdam. Van buiten de AHK nemen deel: Sarah Blom, als onderwijskundige verbonden aan het Instituut voor de Lerarenopleidingen (ILO) van de Universiteit van Amsterdam; Marjo van Hoorn, hoofd ‘Studies en onderzoek’ van Cultuurnetwerk Nederland; Annemieke Huisingh, medewerkster cultuureducatie van het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Taak van de commissie is advisering aan de onderzoekers en de lector over inhoud en aanpak van het onderzoek, maar vooral ook om de onderzoeken te relateren aan ontwikkelingen binnen de AHK zelf en aan ontwikkelingen in de kunsteducatie en in het onderwijskundig onderzoek. Onderwijsontwikkeling Het lectoraat kent naast een kenniskring twee zogeheten onderwijskringen, die zijn samengesteld uit docenten van verschillende faculteiten die op een gelijksoortig terrein doceren. Onderwijskringen zijn bedoeld voor het uitwisselen van informatie en ervaringen, het zoeken naar vormen van samenwerking en het produceren van lesmateriaal en methodes. → De ‘onderwijskring CKV’ heeft een onderwijsproject ontwikkeld: ‘Istanbul, op het snijvlak van Oost en West. Wederzijdse invloeden in kunst en cultuur in historisch perspectief.’ Het project omvat alle kunstdisciplines (architectuur, beeldende kunst, dans, film, muziek, theater) en het bestaat uit hoorcolleges (van docenten en gastdocenten), werkgroepen en een excursie week. → De onderwijskring ‘interculturele educatieve projecten’ heeft het keuzevak ‘Broeinesten van kunst- en cultuureducatie’ ontwikkeld, dat in 2005 AHK-breed wordt aangeboden. Dit nieuwe keuzevak verkent de schemergebieden in de Amsterdamse kunst- en cultuureducatie. Het is een combinatie van praktijk en theorie, met onderwerpen als straatcultuur/urban culture, overgangen tussen hoge en lage kunst, interdisciplinair werken, community arts, interculturele communicatie, coaching en peer education. Het lectoraat heeft het initiatief genomen voor de ontwikkeling van een Master Kunsteducatie aan de AHK. De masteropleiding heeft tot doel om studenten op te leiden tot zelfstandig werkend en/of leidinggevend professional in de kunsteducatie in een binnen- en buitenschoolse context. De master zal multidisciplinair van opzet zijn.
→ Folkert Haanstra studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en schilderkunst en grafiek aan de Academie voor Beeldende Kunsten Minerva. Hij heeft als onderzoeker bij het SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam onderzoek verricht naar de kunstvakken in het onderwijs, naar musea, muziekscholen en creativiteitscentra en naar het kunstvakonderwijs. Hij is gepromoveerd op een proefschrift over leereffecten van beeldende vakken in het onderwijs. Hij is behalve als lector ook werkzaam als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. De leerstoel Cultuureducatie en Cultuurparticipatie die hij bekleedt, is ingesteld door Cultuurnetwerk Nederland.
21
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom 22
‘What question contributes to your own evolving sense of knowledge?’
(James Lee Byars, World Question Center, 1969)
Het lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling richt zich op actuele ontwikkelingen, mogelijkheden en uitdagingen in de afzonderlijke kunstdisciplines en op het artistieke maakproces in een multi- en interdisciplinaire context. De focus ligt op de fase die vooraf gaat aan de realisering van een project en op een bijzondere vorm van kennisproductie, gebaseerd op de expertise, onderzoeksvragen en methodes van kunstenaars.
23
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom 24
Het lectoraat kent weinig normatieve kaders en opereert vanuit een aantal ‘pools’, die uiteenlopende werkvormen ontwikkelen. Het initieert, produceert en coproduceert projecten die: — onderdeel uitmaken van nieuwe artistieke ontwikkelingen — artistieke en onderwijskundige cross-overs stimuleren — het internationale artistieke verkeer aan de AHK versterken — of op een andere manier een (onderzoeks)bijdrage leveren aan de toekomst van de kunsten. Het lectoraat is nauw verbonden met andere interfacultaire platforms aan de hogeschool, zoals het Overleg Keuzevakken en het Practicum Generale en legt veelvuldige verbanden met de professionele beroepspraktijk. Artists in Residence Spil van het lectoraat is een nieuw Artist in Residence programma (AIR) dat de Nederlandse Film en Televisie Academie, het Conservatorium van Amsterdam, de Academie van Bouwkunst en de Theaterschool de gelegenheid biedt om jaarlijks een kunstenaar te benoemen, die als artistiek lector verbonden is aan de faculteit. Een Artist in Residence wordt op basis van artistieke grondslagen gevraagd en is als onderzoeker ook innovator die de beste praktijken in huis kan halen en de artistiek/onderwijskundige processen aan de faculteit kan bezielen. Ondanks de faculteitsgebondenheid van de AIR-lectoren stimuleert het lectoraat de uitwisseling onder elkaar en zorgt voor activiteiten in de bredere context van de hogeschool. Aan het einde van iedere AIR-periode brengt een publicatie met de titel Let’s suppose the academy is a place for artists de ervaringen en suggesties van de artistieke lectoren in kaart. In het academisch jaar 2004–05 zijn de eerste Artists in Residence Peter Delpeut, Joël Bons, Luc Deleu en Emio Greco en Pieter C. Scholten.
Verbeeldingskracht Peter Delpeut richt zich in zijn artistiek onderzoek aan de Nederlandse Film en Televisie Academie op de kernvraag: Wat moet de academie doen of nalaten om de studenten tot meer verbeelding te inspireren? Volgens Delpeut is de Filmacademie een school die ervan uit gaat dat alles te leren is. Het bijbrengen van het vak filmmaker (met al zijn specialismen) lijkt Delpeut in het huidige leerplan bijzonder doordacht en grondig verzorgd. Maar toch missen de geproduceerde films vaak de ondeugendheid, tegendraadsheid en individuele stem die de vakbekwame technicus van de creatieve auteur onderscheidt. Hij suggereert om jonge filmmakers als intellectuelen te benaderen, als denkende cineasten die met hun filmverhalen hun visie op de wereld willen uitdragen. Verbeelding is visie. Verbeelding begint bij culturele bagage en eindigt bij het nadenken over die bagage. ‘Maar hoe onderwijs je iemand om een persoonlijkheid te worden, om zijn culturele bagage om te zetten in een emotionerende filmvertelling? Ergens moet de paradox van het kunstonderwijs, de spanning tussen het vakmatige en het individuele productief gemaakt worden. Pasolini kon het, Hou Hsiou-hsien kan het, Truffaut kon het, Kiarostami kan het. Waarom zouden er dan geen Nederlandse filmstudenten zijn die het kunnen?’ Peter Delpeut gaat als maker het gesprek met studieleiders en docenten aan, laat inspiratiebronnen zien, adviseert over de specifieke invulling van delen van het curriculum, stelt normen ter discussie en daagt uit tot meer experiment en een open blik en oor in het gehele filmproces. → Peter Delpeut is cineast. Hij maakte o.a. de films Dromen van Holland (2004)/ Go West, Young man! (2003)/ Schatkamer Rijksmuseum (2000)/ Felice... Felice... (1998)/ The Forbidden Quest (1993) en Lyrisch Nitraat (1991). Hij was filmjournalist voor Skrien en Versus, adjunct-directeur van het Filmmuseum en publiceerde recentelijk het reisboek De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen.
25
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom 26
Muziekonderwijs in een internationale en multiculturele context De samenleving verandert en het internationale muziekleven wordt in toenemende mate bepaald door muziek van uiteenlopende culturen. Tegelijkertijd wordt er nauwelijks gestructureerd onderzocht wat deze ontwikkelingen betekenen of kunnen betekenen voor musici die nu in opleiding zijn. Joël Bons onderzoekt tijdens zijn periode als AIR-lector welke mogelijkheden het samenbrengen van muziekculturen kan bieden; zowel voor het componeren, de uitvoerende en docerende praktijk, als ook voor het onderzoek aan het Conservatorium van Amsterdam. De ervaring met het Atlas Ensemble en andere samenwerkingsinitiatieven heeft geleerd dat de verworvenheden van de kunstmuziek uit andere culturen en de uitbreiding van instrumentale formaties met niet-westerse instrumenten een complexe uitdaging en een rijke bron is voor de toekomst van de muzikale taal. Ligt hier de sleutel voor relevant muziekvakonderwijs in een internationale en multiculturele context? Joël Bons staat zonder twijfel voor een niet-globalistische aanpak: ‘Niet alles moet op elkaar lijken, maar juist in de verschillen schuilt een ongelofelijke potentie... Het nieuwe zit hem niet in het uitvinden, maar in het vinden - het samenvoegen van dingen die nog niet eerder in een geheel werden gecombineerd.’ Het onderzoek moet ook leiden tot suggesties en aanbevelingen voor de oprichting van een expertisecentrum aan het Conservatorium op het gebied van (kennis, onderzoek, compositie en uitvoering van) niet-westerse muziek. Bons werkt in zijn verkenning en enkele praktijkproeven nauw samen met stafleden, de beroepspraktijk (met name het Atlas Ensemble) en de Universiteit van Amsterdam. → Joël Bons is componist, mede oprichter en artistiek leider van het Nieuw Ensemble en de motor achter het Atlas Ensemble – een kamerorkest van dertig topmusici uit China, Centraal-Azie, het Midden-Oosten en Europa. Bons is de initiator van tal van thematische festivals en werd o.a. in 1998 samen met het Nieuw Ensemble onderscheiden met de Prins Bernhard Fonds Muziekprijs voor hun ‘uitgesproken avontuurlijke en speelse programmering’.
Orbanism In zijn Orbanistisch Manifest stelt Luc Deleu dat de inhoudelijke betekenis van stedenbouw en architectuur drastisch herzien moet worden. Als kerntaak beschouwt hij niet meer de individuele bouwkunst, maar het inzetten van een collectieve ordening om daarin en daarmee juist de vrijheid van het individu te waarborgen. In tal van ontwerpmatige studies heeft Deleu zelf een complex stedenbouwkundig programma voor de samenleving op wereldschaal onderzocht. Zijn aanpak biedt de Academie van Bouwkunst de gelegenheid verbanden te leggen tussen de drie ontwerpende disciplines – architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur – en de artistieke grenzen van het ruimtelijk ontwerp fundamenteel te verkennen. Aan het begin van Deleu’s onderzoek aan de Academie van Bouwkunst staat immers een uitspraak van Rem Koolhaas: ‘Maybe architecture doesn’t have to be stupid after all. Liberated from the obligation to construct, it can become a way of thinking about anything – a discipline that represents relationships, proportions, connections, effects, the diagram of everything.’ Onderdeel van Deleu’s AIR-lectoraat is o.a. een door hem samengesteld programma voor de openbare lezingenreeks Capita Selecta, de Workship Orbanism voor de gehele academiegemeenschap en buitenlandse gaststudenten, een ontwerpproject voor derdejaarsstudenten en de tentoonstelling Een Zeemijl in de Zuiderkerk in Amsterdam, met o.a. een 18,5 m lange maquette van het omvangrijke project De Onaangepaste Stad. → De Belgische stedenbouwkundige Luc Deleu nam al snel afstand van de volgens hem vastgeroeste architectuurwereld. Sinds 1970 creëert hij samen met zijn bureau T.O.P. Office verrassende ontwerpen voor een utopische, onaangepaste stad en een ander gebruik van de stedelijke ruimte. Met een groeiend aantal zeecontainerconstructies werd voor Deleu tevens het terrein van de beeldende kunst een productieve uitvalsbasis voor een kritische alternatieve stedenbouwkunde praktijk.
27
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom 28
Dance and discourse De passie voor dans van Emio Greco en Pieter C. Scholten blijkt niet allen uit de voorstellingen die ze samen maken, maar ook uit hun pledooi voor een theoretische inbedding en een wetenschappelijk kader voor dans. Binnen de onderwijsvisie van de dansopleidingen aan de Theaterschool wordt al langer de noodzaak gekoesterd om de verbanden tussen theorie en praktijk te versterken. Zou het werk van Emio Greco | PC als casestudy gebruikt kunnen worden om niet alleen een diepgaande analyse te bewerkstelligen, maar ook om een bijdrage te leveren aan een ‘nieuwe poetica van de dans’? Als AIR-lector opereren Emio Greco | PC binnen het moeilijke spanningsveld van maken, kijken en schrijven. Een uniek pedagogisch en artistiek experiment, dat zowel voor het gezelschap, de opleidingen en het veld nieuwe inzichten moet opleveren. Hoe verhoudt zich bijvoorbeeld vernieuwing, authenticiteit en individualiteit tot overdracht, reproduceerbaarheid en repertoirevorming? Emio Greco | PC zullen het discours over dans en de beschouwing van de eigen praktijk in een internationale context plaatsen en aanverwante disciplines, zoals theater, film en beeldende kunst, erbij betrekken. Een kleine werkgroep in- en externe professionelen begeleidt zowel de projecten in de studio, alsook de salons en andere op reflectie gerichte onderdelen van het onderzoek. → De Italiaanse choreograaf Emio Greco en de Nederlandse regisseur/ dramaturg Pieter C. Scholten werken sinds 1995 samen in hun zoektocht naar nieuwe dansvormen. In het eigentijdse internationale danslandschap zijn zij met een indrukwekkend tourschema inmiddels onmisbaar. Hun werd o.a. in 2004 de Londonse Time Out Live Award toegekend. Met regelmaat initieert het gezelschap informele discussies over dans en het bredere veld van de kunsten.
Bijzondere gastlector Naast de decentraal werkende Artists in Residence nodigt het lectoraat een keer per jaar een bijzondere gastlector uit die een vooraanstaande positie inneemt in de actuele kunstpraktijk en die op basis van een eigen projectvoorstel een faculteitsoverstijgend onderzoek uitvoert met gemotiveerde studenten en/of docenten uit verschillende disciplines. Opera- en Holland Festival-directeur Pierre Audi heeft als eerste deze functie willen aanvaarden en werkt met een achttal jonge professionelen (studenten en reeds afgestudeerde) aan de adaptatie van de opera Pelléas et Mélisande voor film en andere media. Naar aanleiding van zijn eigen poging om tot een adequate vorm te komen constateert hij: ‘The challenge of adapting opera and music-theatre to film is a big one. Very few attempts have been truly successful. The ones that have, have taken large risks to achieve their goal. I realised in the process of trying to complete the Pelléas script that I needed to search further in new territories to carry the story, the music and the characters. Could such new territories be found by open up the problems to more people?’ Centraal staat een intensief proces van inhoudelijke verdieping, conceptontwikkeling, ongebruikelijke samenwerkingen en de nogal unieke confrontatie met de denk- en maakwereld van een grote artiest. Deelnemers zijn: Cecilia Arditto (compositie), Jenneke Boeijink (filmregie), Karni Keidar (choreografie), Paul Knieriem (theaterregie), Jeroen van Mechelen (architectuur), Paul Oomen (compositie), Frederik Rombach (architectuur) en Bastiaan Tichler (scenario). → Pierre Audi stichtte in 1979 het Almeida theater in Londen, een centrum voor vooruitstrevend theater, muziek en dans. Sinds 1988 is Audi artistiek directeur van De Nederlandse Opera. Hij regisseerde bij DNO en daarbuiten spraakmakende opera- en theaterproducties. In 2001 realiseerde Audi zijn eerste film, For Birth or Death?, gebaseerd op muziek van Benjamin Britten. Sinds 2005 is Audi tevens als directeur verantwoordelijk voor de programmering van het Holland Festival.
29
ahk/Lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Marijke Hoogenboom 30
Individuele onderzoekers Momenteel zijn er een drietal individuele onderzoekers aan het lectoraat Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling verbonden. De onderzoeken worden meestal door kunstenaars met een eigen professionele beroepspraktijk uitgevoerd (kunst als onderzoek) of richten zich op pedagogische vraagstukken van het kunstonderwijs in de context van actuele artistieke ontwikkelingen. Back in Shape!/ Tom Frantzen Het conceptuele denken dat in de jaren 90 de internationale architectuurwereld heeft gedomineerd, is niet langer het enig mogelijke paradigma binnen het ontwerpproces. Opnieuw is er weer grote belangstelling voor vorm en authentieke artistieke werkwijzen. Frantzen onderzoekt welke transformaties vormstudie in het architectuuronderwijs in het verleden heeft doorgemaakt en of de huidige aard en inhoud van het vak nog aansluit bij het post-conceptuele klimaat. Is het wenselijk om vooral het vakmanschap en de technische beeldende vaardigheden van de studenten te versterken? Of vragen eigentijdse creatieve strategieën juist om een grotere autonomie van het vak? To pieces: a structural and practical analysis of contemporary theatre and performance/ Edit Kaldor Het onderzoek richt zich op een hybride theaterpraktijk die de grenzen van de discipline voortdurend verlegt en met name wordt uitgedragen binnen een hecht circuit van internationale festivals en productiehuizen van Frankfurt tot Beiroet. Edit Kaldor maakt onderdeel uit van dit innovatieve ‘performance netwerk’ en onderzoekt vanuit het perspectief van de maker hoe een jonge generatie theaterstudenten aan de AHK met deze ontwikkelingen in aanraking kan komen. Het directe contact met artiesten en voorstellingen als concrete casestudy’s staat daarbij voorop. Een school voor kunstkritiek/ Sonja van der Valk In het actuele debat over kunstkritiek is er steeds weer sprake van een onbevredigende kloof tussen de gehanteerde beoordelingscriteria en een kunstpraktijk die de modernistische canon al lang achter zich gelaten heeft. Het onderzoek verdiept de expertise van het succesvolle proefproject Een nieuwe generatie cultuurjournalisten en wil zicht krijgen op de verschillende posities en praktijken in de tegenwoordige kunstkritiek. Een eigengereide school voor kunstkritiek, mede vormgegeven door de betrokkenheid van leergierige beschouwers? Tegen de achtergrond van voorbeelden van buitenlandse opleidingscentra zullen de observaties zo veel mogelijk vertaald worden naar praktische conclusies. Alle onderzoekers worden tevens door externe specialisten begeleid: Tom Frantzen door de architect Bernard Kormoss, Edith Kaldor door de Duitse hoogleraar theaterwetenschap Hans-Thies Lehmann (t.b.c.) en Sonja van der Valk door de kunstcritica Jellichje Reijnders.
→ Marijke Hoogenboom studeerde theaterwetenschap en Duitse filologie in Berlin en Amsterdam. Zij was naast Ritsaert ten Cate betrokken bij de oprichting van DasArts en maakte tot 2001 deel uit van de artistieke leiding van deze postacademische werkplaats voor regisseurs, choreografen, theatermakers, beeldend kunstenaars en theatervormgevers. Zij was o.a. lid van de adviesraad van IETM (Informal European Theater Meeting), werkte mee aan het viertalig vakblad Theaterschrift en was betrokken bij het programma Art for Social Change van de European Cultural Foundation. Behalve als lector werkt zij tevens als freelance dramaturg, curator en adviseur op het gebied van kunst en onderwijs in binnen en buitenland.
31
32
ahk/L
Inhoud → Arti/ Filmanalyse/ Vorm en filmdramaturgie/ Interactieve regie/ Het wetende lichaam/ Embodied experiences/ Emotional spaces/ Tafel & vloer/ Mime in Nederland/ Interieurs/The present of the past/ L’Armonico pratico al cimbalo/ Romeinse monodie en Franse air/ Engelse opera/ Analyse & uitvoering/ Horen, zien en zwijgen?/ Cool jazz/ Euroscapes/ Ruimtelijke regie/ Scheppingsprocessen/ Artistic research/ DocARTES/ Kunst als onderzoek/ Filosofie & vakonderwijs/ Kijkwijzer/ CKV/ Authentiek leren/ Praktijkkennis/ Community music/ Muzikant naar de klas/ Culturele diversiteit/ Danscoach/ Mondiaal perspectief/ Museumbezoekers/ Oost en west/ Broeinesten/ Artists in Residence/ Verbeeldingskracht/ Internationaal muziekonderwijs/ Orbanism/ Dance & discourse/ Pelléas et Mélisande/ Back in Shape!/To Pieces/ Kunstkritiek