Master Kunsteducatie 2012 Master Kunsteducatie 2012
Inhoudsopgave
3 8 12 16 20
Maria Wüst studieleider master Kunsteducatie De studenten stellen zich voor Anne van de Groenekan Samenkunst Annet Appelman Een stad om op te eten! Dorothee Keverkamp Cartesius zoemt in op West! Eva Rijs Musea en serious games de edutainment factor van TIKKIT Flora Verbrugge Duizend en één nacht. Jane Waltman La Traviata Leah Jacob Dance Your Clip! Marga Douma-Alta Aan tafel met de KISS moves! Petra van der Veer-Borneman Kunst op de huid Roosien Verlaan De 8ste Montessori bouwt mee! Sarah van Halderen Story Awards Film Tina Buis WieringerwART Karin Borgman Tijdreizen Regina Jacometti De beroepspraktijk van de docent kunst/ beeldende vormgeving centraal Colofon
24 28 32 36 40 44 48 52 56 60 64
3
Woord vooraf bij de vijfde lichting Het jaar 2012 is een jubileumjaar: de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten blikt terug op 25 jaar kunsthogeschool, lector Folkert Haanstra viert dit studiejaar zijn 10-jarig onderzoek naar authentieke kunsteducatie en de master Kunsteducatie heeft met de vijfde lichting afstudeerders haar eerste lustrum! ‘Lichting Vijf’ presenteert zich aan u in deze publicatie: Anne van de Groenekan, Annet Appelman, Dorothee Keverkamp, Eva Rijs, Flora Verbrugge, Leah Jacob, Jane Waltman, Karin Borgman, Marga Douma-Alta, Petra Borneman, Regina Jacometti, Roosien Verlaan, Sarah van Halderen en Tina Buis. Veertien kersverse masters die gedurende 2010-2012 in een diversiteit van werkvelden hun onderzoeken en projecten hebben verricht.
4
Ook de greep uit projecten die dit jaar werden ontwikkeld toont een grote verscheidenheid: Ouderen in een verzorgingshuis in Aalsmeer namen samen met kinderen van een basisschool in de buurt deel aan workshops dichten, dans, zang en portrettekenen; in een dorp in de kop van Noord Holland bundelden de toneelvereniging, het koor en de fanfare hun krachten en organiseerden gezamenlijk een evenement voor de dorpsbewoners; terwijl in Schagen door de kinderen van een basisschool en hun ouders ‘urban interventions’ werden gedaan, gingen in Zaandam de kinderen onder leiding van kunstenaars op zoek naar ‘onke plekken’ in hun omgeving. In Enschede verfilmden kinderen van een basisschool niet-westerse sprookjes, terwijl in Den Haag de opera La Traviata met nieuwe media door scholieren werd verbeeld. De studenten sloegen bruggen tussen theorie en praktijk door onder alle projecten een theoretisch fundament te leggen waarin ze hun educatieve en artistieke uitgangspunten beschreven. Kunstenaars, plaatselijke culturele instellingen en scholen werden met elkaar verbonden en werden door de studenten geïnspireerd tot creatief samenwerken.
5
Uiteenlopende thema’s werden aangesneden. Zo werd er onderzoek gedaan naar onderwijskundige visies op nieuwe media in het voortgezet onderwijs, is gekeken naar de ‘edutainment’-factor van games om museumbezoek van kinderen te stimuleren, werd de ontwikkeling van de positie van film in het voortgezet onderwijs geanalyseerd en heeft men zich de vraag gesteld hoe een culturele instelling zinvol met een school kan samenwerken. Er werd bestudeerd hoe harmonie-/fanfareverenigingen aantrekkingskracht op de nieuwe generatie kunnen behouden en er werd een educatieprogramma van het Rijksmuseum ter evaluatie onder de loep genomen. Wat is de positie van afgestudeerden van mbo-dans vroeg een student zich af? Anderen stelden vast dat er onder docenten audiovisueel grote behoefte bestaat aan uitwisseling van kennis en expertise. De onderzoeken leverden kennis en inzichten op die van directe betekenis zijn voor de kunsteducatieve sector, vaak voor het eigen werkveld van de studenten.
6
Dit jaar is in samenwerking met de vijf collega-opleidingen een nieuw competentieprofiel voor de opleiding opgesteld dat naar alle waarschijnlijkheid op het moment dat u dit leest door een brede vertegenwoordiging uit het werkveld gevalideerd zal zijn. Dat vormt voor ons aanleiding om het curriculum weer grondig tegen het licht te houden en verder te ontwikkelen, een proces dat de aandacht van het team zal vragen en waarvoor we ook te rade zullen gaan bij onze alumni en onze nabije omgeving, het Amsterdamse werkveld. Juist in deze voor kunst en kunsteducatie onzekere tijden moet ons masterprogramma optimaal aansluiten op de vragen van onze studenten waardoor zij, eenmaal afgestudeerd, met hun passie, ideeën en ambities, kansrijk kunnen opereren. Onze kersverse alumna Eva Rijs verwoordt dit als volgt: ‘Mijn kunsteducatieve wereld is opgerekt, vernieuwd en inzichtelijker geworden. Ik ben mij bewust geworden van de manieren waarop onderwijs en de culturele sector elkaar kunnen tegenkomen. Daarbij heb ik mijzelf af en toe verbaasd over mijn eigen vermogens en dat smaakt naar meer!’
Namens het docententeam feliciteer ik alle veertien afgestudeerden en wens hen veel succes met het vervolg van hun carrière. Maria Wüst studieleider
7
De jongste lichting masters laat opnieuw zien dat de masteropleiding een reële bijdrage levert aan het brede kunsteducatieve werkveld. Het docententeam bewaakt de kwaliteit door van de studenten te verlangen dat hun projecten en onderzoeken relevantie hebben en innovatiekansen bieden. Onlangs heeft de Verkenningscommissie kunstvakken de minister geadviseerd over de eindexamens in het voortgezet onderwijs. De commissie adviseert een structureel aanbod van na- en bijscholing op te zetten zodat docenten blijvend kunnen werken aan verdere professionalisering. De master Kunsteducatie biedt een omgeving waarin docenten twee jaar lang een lerend netwerk vormen samen met kunsteducatoren met diverse achtergronden; de master past derhalve in dit lifelong learning-concept. De verbanden tussen disciplines, theorie en praktijk, binnen- en buitenschools, subsidieaanvraag en projectevaluatie worden tijdens de opleiding gelegd en meegenomen naar de eigen praktijk.
Samenkunst
8
In mijn praktijkonderzoek onderzocht ik samen met Sarah van Halderen welke invloed de onderwijskundige visie van een school heeft op het gebruik van nieuwe media in de kunstvakken. Dankzij zestien docenten van verschillende scholen hebben we een beeld kunnen vormen van wat er ongeveer gaande is in onderwijsland. Verbazend hoe visies en daad- werkelijke werkwijze uiteen kunnen lopen. Samen met Aisa Winter werkte ik aan het project. Opdracht- gever de Jeugdtheaterschool in Amsterdam Zuidoost zag in ons idee om muziek,theater en beeldende kunst te combineren en te integreren een fantastische mogelijkheid om kunsteducatie in het stadsdeel meer op de kaart te zetten. Dat was natuurlijk ambitieus gedacht, maar we zijn aan de slag gegaan en hebben ons project op de rails gekregen! Aisaen ik waren non-stop enthousiast; met groot doorzettingsvermogen zochten we partijen die we erbij konden betrekken. Het kunstklimaat in Zuidoost bleek gecompliceerd te zijn, mede vanwege alle bezuinigingen. Dit zorgde voor aarzelende reacties. Ten slotte was broedplaats Wijk 7 bereid om mee te doen en binnen een paar weken konden we ons project implementeren in het brede schoolaanbod. Het ging allemaal zo snel dat het soms voelde alsof het project uit onze handen vloog. Uiteindelijk hebben enthousiaste docenten geweldige lessen theater, muziek en beeldende kunst aan groepen kinderen gegeven en deze gecombineerd in een eindpresentatie. Met recht kunnen we zeggen dat er een mooi interdisciplinair project ontstaan is, een project dat nu in het jaarprogramma van de jeugdtheaterschool is opgenomen! Als ik terugkijk, zie ik twee zware jaren, die ik eigenlijk nog redelijk gemakkelijk heb doorlopen. Erg veel heb ik geleerd van de vakken onderwijskunde, het project en de literatuur- en praktijkonderzoeken. Veel heb ik ook over mezelf geleerd. Erg blij ben ik met de vriendschappen en banden die ik aan deze opleiding over heb gehouden, met speciale dank aan Aisa en Sarah, zonder wie project en praktijkonderzoek niet half zo leuk waren geweest!
9
Anne van de Groenekan
En de toekomst? Ik ben op zoek naar een baan als educatiemedewerker of projectmanager voor een orkest, ensemble, muziekschool‌ maar de banen liggen niet voor het oprapen. Ik ga nu eerst een paar maanden op reis. Voor mij voelt dat als de vrijheid opzoeken die ik na drie afgeronde studies wel even verdiend heb! En daarna‌verder op zoek naar een baan en mijn eigen zang-/projectbureau opstarten.
11
10
Anne van de Groenekan Zang- en muziekdocent & zelfstandig projectmanager annevdgr@gmail.com
Annet Appelman
Een stad om op te eten!
12
Misschien wel onbewust aangespoord door mijn gamende zoon van dertien, heb ik mij de afgelopen twee jaar verdiept in games. Van zeer nabij maak ik mee wat games met je kunnen doen. Vol bewondering en tegelijkertijd verbazing zie ik hoe hij zich uren, zo niet dagen, in een compleet andere wereld begeeft. Hoe hij online is met gamers uit andere landen, hoe hij zich wegwijs maakt in de Engelse taal, maar ook dat hij gemakkelijk en snel kan switchen naar de wereld van alledag, zelfs tijdens het gamen. Dit heeft mijn blik op de leerlingen van de basisschool verruimd. De hele range van digitale media, waaronder ik nu voor het gemak de mobiele telefoon ook even schaar, is hun wereld. Daar zullen we onze weg in moeten vinden. Voor mijn literatuuronderzoek in het eerste jaar was het vinden van een thema dus niet moeilijk. Het onderzoek kreeg de titel: ‘We are the World… we want to play a game! - About video games, 21st century skills, emotion and art education’. Een prachtige zoektocht die resulteerde in een essay over gamen voor het vak kunstfilosofie: ‘The sublime is an experience looking for a context’, een filosofisch stuk waarin ik de hedendaagse relevantie van het sublieme benader vanuit verschillende artistieke indie-games. In het tweede jaar heb ik samen met Eva Rijs het praktijkonderzoek gedaan, hoe kan het anders, gericht op games. Eva is werkzaam als educatiemedewerker in de museumwereld, waar tegenwoordig de collecties steeds vaker worden ontsloten door middel van games. Samen hebben wij een kwalitatief onderzoek gedaan naar de ‘edutainmentfactor van serious games’, ontwikkeld door IJsfontein in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging.
13
Als leerkracht in het primair onderwijs geef ik les aan alle groepen: aan kleuters in de onderbouw en aan kinderen uit de midden- en bovenbouw. Het onderwijsaanbod ontwikkel ik zelf in zowel de cognitieve, de zaak- als de beeldende vakken.
14
15
Het met andere ogen kijken, is tijdens de master een rode draad geweest. Tijdens mijn kunsteducatief project ‘Een stad om op te eten!’ hebben de deelnemers ‘urban interventions’ gepleegd die een relatie met voedsel hadden. Kinderen, leerkrachten en ouders hebben op basis van het anders kijken op hun route van huis naar school hiervoor locaties gekozen. Door het plaatsen van een kunstwerk hebben zij geprobeerd buurtbewoners anders te laten kijken naar hun wijk. Tijdens het gamen zit je meestal binnen en ik wilde duidelijk maken dat ook buiten veel te spelen valt. De master Kunsteducatie heeft mijn onstuitbare drang naar kennis opdoen en leren alleen maar groter gemaakt. Mijn honger is nog niet gestild. Al in mijn laatste jaar voelde ik de onrust weer opborrelen: wat ga ik na de master doen? Misschien ga ik mij oriënteren op promoveren. En dat zou zo maar eens in de richting van kunst, gamen en onderwijs kunnen zijn.
Annet Appelman Docent in het primair onderwijs leoenkrelis@hotmail.com www.annetappelman.nl
Cartesius zoemt in op West!
16
In mijn eerste jaar heb ik literatuuronderzoek gedaan naar de plaats van film in het voortgezet onderwijs. Omdat ik ook de Filmacademie gedaan heb en lessen in film en audiovisueel aan jongeren heb gegeven, had dat mijn interesse. Gaandeweg werd het een historisch overzicht over hoe de plek van film in het onderwijs nauw samenhangt met maatschappelijke ontwikkelingen: Aanvankelijk werd film in het onderwijs vooral gebruikt om jonge mensen te wijzen op de gevaren en de kwalijke invloeden van film. Later werd film vooral ingezet om kinderen zich te leren uitdrukken met audiovisuele middelen en tegenwoordig heeft men het over mediawijsheid. Een opvallende conclusie was dat hoewel audiovisuele vormgeving sinds 1993 een officieel eindexamenvak is als onderdeel van het vak beeldende vorming, er geen aparte opleiding is voor docent AV. Dit aspect heb ik mijn tweede jaar in mijn praktijkonderzoek, samen met medestudent Jane Waltman, verder uitgediept. We hebben onderzocht wie de docenten AV op dit moment zijn en hoe zij hun lessen vorm en inhoud geven. Dit hebben we gedaan aan de hand van interviews met docenten, waaruit bleek dat er een grote diversiteit is in de achtergronden van docenten en de invulling van de lespraktijk. Het werd duidelijk dat er een grote behoefte is aan uitwisseling van kennis en expertise. Het project was een vervolg op een kunstproject dat ik het jaar daarvoor op mijn school had gedaan, maar het vervolg was veel uitgebreider. Ik heb samengewerkt met diverse partners: cultureel jeugdcentrum Volta en Ucee Station, een digitaal jongerenplatform. Na een verbouwing van anderhalf jaar, was de school in september 2011 weer terug op de oude plek gekomen en wilde zij het contact met de buurt versterken. De school profileert zich met audiovisuele vormgeving en wil daarmee ook naar buiten treden. Docenten van Ucee Station, experts op het gebied van audio- en/of visuele vormgeving, gaven workshops in documentaire, fotografie, radio en digital sound aan onze derdejaarsleerlingen. Met de kennis die de leerlingen in de workshops opdeden, gingen zij de buurt in beeld bren-
17
Dorothee Keverkamp
gen door middel van filmpjes, foto’s, digital sound of radio. De eindresultaten werden tijdens een presentatie op school aan medeleerlingen, docenten, ouders en buurtbewoners gepresenteerd. Het was verassend om te zien hoe leerlingen gaandeweg het project een eigen invulling gaven aan hoe zij de buurt en haar bewoners zien. Terugkijkend op de studie kan ik zeggen dat ik enorm veel geleerd heb. Ook van mijn medestudenten die allemaal een andere achtergrond hebben. Graag zou ik in de toekomst meer projectmatig gaan werken. Ik ben goed in het organiseren en bij elkaar brengen van verschillende mensen met de juiste expertise, met als doel de talenten van jonge mensen te ontdekken en te laten ontwikkelen.
18
19
Dorothee Keverkamp Docent drama en cultuurcoĂśrdinator op Cartesius Lyceum, Amsterdam dkeverkamp@hetnet.nl
Musea en serious games – de edutainmentfactor van TIKKIT
20
Hoe stimuleer je kinderen musea te bezoeken? ‘Zoek kinderen op waar zij veel tijd doorbrengen: op hun sociale netwerk- en gamesites. Investeer in het publiek van de toekomst!’, zegt Siebe Weide (directeur Nederlandse Museumvereniging, NMV). De NMV heeft hiervoor samen met IJsfontein www.mijnTIKKIT.nl ontwikkeld, een site waar verschillende games van musea zijn samengebracht en kinderen spelenderwijs kennismaken met de musea en hun (kunst)schatten. De testperiode van de games is afgerond, een effectrapportage verschijnt eind 2012. Het onderzoek dat ik samen met Annet Appelman deed bevat alvast een kleine voorproef. ‘Musea en serious games – de edutainmentfactor van TIKKIT’ is een kwalitatief onderzoek. Drie games van de TIKKIT-site zijn door achttien kinderen in de leeftijd van 8 t/m 12 jaar gespeeld. Dataverzameling heeft plaatsgevonden door observaties tijdens het gamen, door de Thinking Aloud-method en door focusgroep-interviews. Kinderen in deze leeftijdscategorie blijken geen moeite te hebben met games als marketingtool voor musea. Zij leggen echter tijdens het gamen geen directe link met musea. De educatiefactor speelt vrijwel geen rol in hun beleving. Bij alle kinderen is het spelelement, de funfactor, naast het wedstrijdelement en de gameplay leidend voor hun beleving en waardering. ‘Adopteer een onke plek!’ was de titel van mijn project. Een onke wat?! Het Zaans Museum laat kinderen op een hedendaagse manier naar lege, functieloze plekken in hun eigen leefomgeving kijken. Van januari tot en met maart 2012 hebben 4.000 basisschool leerlingen uit de Zaanstreek het Zaans Museum bezocht. Zes groepen zijn geselecteerd voor ‘Adopteer een onke plek’, een vervolgtraject op locatie. Daarin zijn zij samen met een kunstenaar op zoek gegaan naar een onke plek in de omgeving van de school om hier een urban intervention te plegen. De Zaanstreek barst van
21
Eva Rijs
22
Een studie begin je meestal met het doel je eigen blikveld te verruimen, een stok achter de deur om niet achterover te leunen maar actiever met je werk(omgeving) bezig te zijn, om nieuwe werelden te leren kennen, om scherper te worden. Mijn kunsteducatieve wereld is opgerekt, vernieuwd en inzichtelijker geworden, door mijn mede- studenten, de docenten en de inhoud van de opleiding. Ik ben mij bewust geworden van de manieren waarop onderwijs en de culturele sector elkaar kunnen tegenkomen. Daarbij heb ik mijzelf af en toe verbaasd over mijn eigen vermogens en dat smaakt naar meer! Mijn toekomst? Graag een onke, hier en daar een onbestemd leeg gat, vatbaar voor verrassende en vernieuwende invulling!
Eva Rijs educatief medewerker Zaans Museum evarijs@hotmail.com
23
deze onke, onbedoelde lege plekken. Samen met de kunstenaar krijgt de onke plek een nieuwe, vaak verassende invulling. ‘Adopteer een onke plek’ laat kinderen gerichter kijken en nadenken over de waarde van hun eigen omgeving door het inzetten van kunst. Dat kan zijn via muziek, performance, fotografie, architectuur, dans, nieuwe media of beeldende kunst.
Flora Verbrugge
Duizend en één nacht. Hoe kan een producerende culturele instelling zinvol samenwerken met een school? Die vraag loopt als een rode draad door mijn studie.
24
Mijn interesse spitste zich toe op de relaties tussen culturele instellingen en scholen. Ik deed literatuuronderzoek naar de doelstellingen van landelijk beleid en constateerde dat de overheid samenwerking tussen culturele instellingen en scholen stimuleert om verankering van cultuureducatie in het onderwijs te bereiken en de kwaliteit te verhogen. Tegelijkertijd zag ik op de vele basisscholen waar ons gezelschap voorstellingen speelt, dat de praktijk nog erg weerbarstig is. Om zelf te ondervinden hoe samenwerking concreet zou kunnen bijdragen aan goede cultuureducatie, ontwierp ik samen met de Enschedese OBS Twekkelerveld mijn kunsteducatieve project Duizend en één nacht. Alle kinderen van deze school gingen op zoek naar sprookjes uit het land of de streek waar hun ouders vandaan kwamen. Per klas werd één sprookje gekozen. Van dat verhaal maakte de klas een korte film. Onder leiding van docenten nieuwe media en de leerkracht verzorgden de kinderen alle onderdelen van die film zelf: ze vertaalden het verhaal in beelden, maakten teksten, decors en kostuums, oefenden acteren en speelden het verhaal. Zo ontstond in elke klas een korte film van één sprookje. Het verhaal ‘Duizend en één nacht’ - over Sheherazade die de Sultan elke nacht een spannend verhaal vertelt werd als raamvertelling in heel korte scènes opgenomen met
25
Na meer dan twintig jaar werken als regisseur en artistiek leider van Jeugdtheater Sonnevanck had ik behoefte mijn geest te scherpen en inzichten uit de praktijk theoretisch te onderbouwen. De master Kunsteducatie gaf die kans. In het eerste jaar van de opleiding genoot ik van de breedte aan nieuwe informatie, visies en ontmoetingen. Tijdens mijn stage onderwijskunde gaf ik voor het eerst van mijn leven les op een school: een lessenserie middeleeuwse kunst voor een havo-eindexamenklas.
professionele acteurs. De mediadocenten monteerden al het materiaal aan elkaar tot één film: een product gemaakt door de hele school. Het project was een succes en de concrete samenwerking tussen school en theatergezelschap smaakte naar meer, een volgend project dat de kerntaken van beide instellingen verbindt, dagelijks lesgeven en spelen van voorstellingen.
26
De studie heeft deuren voor me geopend: bij scholen, bij overheden, maar vooral in mijn eigen hoofd.
Flora Verbrugge artistiek leider Jeugdtheater Sonnevanck www.sonnevanck.nl verbrugge@sonnevanck.nl
27
Mijn praktijkonderzoek is de start van dit vervolgproject. Op acht basisscholen in Twente worden cultuureducatieve lessenseries ontwikkeld en gegeven rond de muziektheatervoorstelling Wildeman, een coproductie van Sonnevanck, De Nationale Reisopera en het Nederlands Symphonie Orkest. Educatiemedewerkers en leerkrachten maken deze lessen samen op maat voor elke school. In voorbereiding op dit project doe ik een beschrijvend onderzoek naar de huidige praktijk van cultuureducatie binnen de acht deelnemende scholen. Daarnaast inventariseer ik wat hun wensen, plannen en ideeën zijn. De uitkomsten van dit onderzoek vormen de basis van het project.
Jane Waltman
La Traviata Ik heb een literatuuronderzoek gedaan naar manieren waarop er gereflecteerd kan worden op beeldend werk en welke vormen het meest geschikt zijn om te gebruiken in het voortgezet onderwijs met name voor vmbo-leerlingen. Voor onderwijskunde heb ik een theoretische lessenserie ontworpen voor vmbo-leerlingen als voorbereiding op het centraal examen beeldende vorming. Het uitgangspunt voor de lessen is ‘emoties’. Bij de lessenserie hoort een boekje waarin de leerling opdrachten maakt en ook uiting geeft aan zijn eigen emoties.
28
Interdisciplinaire expertise: Ik heb veel gastcolleges bij- gewoond van kunstenaars en vertegenwoordigers van culturele instellingen. Net als mijn eigen leerlingen ben ik door ‘vreemde ogen’ soms gedwongen om grenzen over te gaan of mijn horizon te verbreden. Het is een enorme uitdaging om alle vormen van (moderne) kunst te betrekken in mijn lessen. Samenwerken en samen creëren op de NDSM-werf heeft in het eerste jaar geleid tot een intieme performance met spel, fotografie en film en in het tweede jaar tot een documentaire en gespeelde scènes rond het begrip ‘sleutel’. Het is leerzaam om zelf te ervaren wat het betekent om kwetsbaar te zijn en beoordeeld te worden. Voor de leerlingen van 4 en 5 havo heb ik een interdisciplinair kunsteducatief project opgezet: zij hebben de opera La Traviata verbeeld met nieuwe media. Onder leiding van een externe artistiek leider en binnen de budgetmogelijkheden van de Cultuurkaart hebben de leerlingen het fenomeen opera onderzocht en er hun eigen authentieke media-invulling aan gegeven.
29
Voor kunstfilosofie heb ik een paper geschreven met de titel: ‘Žižek’s Virtual Reality in (taboedoorbrekende) films’. Žižek komt tot dezelfde conclusie als Godard: de kapitalistische versie van het klassieke Utopia van meer en meer je verlangens bevredigen, werkt niet meer.
Samen met medestudente Dorothee Keverkamp heb ik een praktijkonderzoek naar de lespraktijk van de docent AV gedaan. Er bestaat geen officiÍle opleiding (meer) voor dit vak, maar het is wel een centraal praktijkexamenvak beeldende vorming in het vmbo en een schoolexamenvak voor havo/ vwo-leerlingen. Hoe schoolt de docent AV zich en geeft hij beschouwend les of juist heel praktisch? Van welke bronnen maakt hij gebruik? Welke faciliteiten en software gebruikt hij en waarom is de school ooit begonnen met het vak? Het is een beschrijvend onderzoek; een casestudy waar acht docenten, met minimaal vijf jaar ervaring in het vak AV, aan meededen. Naast een technasium voor de bètaleerlingen havo/vwo wil mijn school het Maris Belgisch Park te Den Haag een medialab voor de alfaleerlingen opzetten. AV hoort in beide profielen thuis, omdat het vak leerlingen moderne technieken en middelen biedt om werkstukken te presenteren of processen vast te leggen. 31
30
Jane Waltman janewaltman@solcon.nl Kunstdocente bij Maris College Belgisch Park Den Haag Achtergrond: Werkzaam geweest als filmmaker en producent van een filmmaatschappij. Thans werkzaam als freelance scenarioschrijver en adviseur bij filmprojecten.
Leah Jacob
Dance Your Clip!
32
In het verleden studeerde ik psychologie, wat van pas kwam toen ik voor mijn literatuurstudie de cognitieve en esthetische ontwikkeling en de levensstijl van jongeren onderzocht. Ik heb kennis gemaakt met innovatieve projecten die dans dichter bij de belevenis van jongeren brengen, gebaseerd op leertheorieën om hun culturele danscompetentie te vergroten. Samen met Emmy Wouters en het Krater Theater in de Bijlmer zette ik Dance Your Clip! op, een dans- en filmproject voor kinderen met een link naar alledaags mediagebruik. Een team docenten gaf dans- en improvisatielessen uit vijf verschillende dansculturen. De kinderen kregen vervolgens les in ‘filmen-met-je-mobiel’. Zo creëerden de kinderen hun eigen dansclips die getoond en gejureerd werden in het Bijlmerparktheater. Het project werd enthousiast ontvangen en gaat als pilot op scholen in de Bijlmer draaien. Wanneer je als publiek aan een dansoptreden deelneemt, beleef je de voorstelling dan op een andere manier? Bestaat er een link tussen interactie, emotie en kinesthetische empathie? Is het belangrijk om een esthetische afstand tot de voorstelling te houden? Wat zijn de gevolgen voor kunsteducatie? Voor mijn praktijkonderzoek heb ik drie grensverleggende choreografen geïnterviewd: Sanne
33
Ik geloof dat we in de uitvoerende kunsten aan de rand van een nieuw tijdperk staan en dat heeft interessante gevolgen voor de kunsteducatie. Als ontdekkingsreiziger sta ik geboeid te kijken. Als choreograaf/performer zoek ik een weg om mijn publiek te verrassen. Als docent bewegingstheater zoek ik hoe ik mijn leerlingen vleugels kan geven om zelf als vrije geesten door de wereld van de kunst te vliegen. Als hoofd dans en beweging zoek ik naar inspiratie voor het team dansdocenten om hun persoonlijke visie te ontdekken en te ontplooien. De interdisciplinaire, actuele aanpak van de master Kunsteducatie was een logische stap om antwoorden tijdens mijn zoektocht te vinden.
Verkaaik, Nita Liem van Don’t Hit Mama en Ina Stockem van Body Lounge om deze vragen te belichten. Ik wilde ook weten waarom ze voor een interactief format kozen en op welk vlak ze dachten hun publiek te raken. Hun inzichten hebben mij ervan overtuigd dat de kunsten in de toekomst een vorm zullen aannemen die inclusiever en intiemer wordt, met intrigerende gevolgen voor de kunsteducatie, want kunst en kunsteducatie komen op deze manier steeds dichter bij elkaar. Fijn aan deze opleiding vond ik dat ik mijn persoonlijke fascinaties mocht volgen. Ik hoop in de toekomst door te gaan met onderzoek, met name op het gebied van dans, waar weinig onderzoek naar wordt gedaan.
35
34
Leah Jacob Hoofd dans en beweging bij het Jeugdtheaterhuis ZuidHolland, docent bewegingstheater, choreograaf, danseres projectcoĂśrdinator leahjacob@xs4all.nl
Marga Douma-Alta
Aan tafel met de KISS moves!
36
Het interdisciplinaire project dat ik ontwikkelde: ‘Aan tafel met de KISS moves!’ voor de afdeling Art & Design van het ROCvA bracht designstudenten in contact met dansstudenten. Samen met een beeldend kunstenaar en de dansers van dansgezelschap de KISS moves maakten zij een theatrale performance rond een tafel waarin beeldende kunst, film en dans samenkwamen. Deze voorstelling werd uitgevoerd in een echt theater. Zo konden de designstudenten ervaren hoe het is om op het podium te staan en hun beeldende kunst te integreren in een choreografie. De dansstudenten leerden om met beeldend kunstenaars en hun werk om te gaan en zich dienstbaar op te stellen in een interdisciplinair project. De vakken onderwijskunde, literatuur- en praktijkonderzoek en projectmanagement hebben mij het meeste geleerd tijdens deze masterstudie. Mede door alles wat ik van de docenten meekreeg, heb ik tijdens het tweede jaar een eigen stichting opgezet. Deze stichting wil letterlijk het fundament leggen voor een mbo-danscommunity waarin afgestudeerde dansers, choreografen en docenten met elkaar interdisciplinaire projecten op Europees niveau ontwikkelen en uitvoeren. De eerste grote subsidie voor een drieweeks project in oktober 2012 in Parijs is door het Leonardo da Vinci Fonds toegekend. Als ik deze studie niet gedaan had, was ik aan die uitdaging niet begonnen. De bevlogen docenten van de master Kunsteducatie die
37
‘Dans werkt’ is de titel van mijn praktijkonderzoek naar het werkveld van afgestudeerde mbo-dansers en -choreografen. Dit onderzoek sloot aan bij mijn werk als artistiek leider van de mbo-dansopleiding van het ROCvA Art & Entertainment College. De inzichten die ik dankzij dit onderzoek en de literatuurstudie in het eerste jaar opdeed, ga ik samen met het docententeam in de komende jaren gebruiken om onze opleiding verder te ontwikkelen en nog beter aan te laten sluiten bij de arbeidsmarkt.
mij de afgelopen twee jaar hebben begeleid wil ik daarom nu bedanken voor het delen van hun kennis, hun geduld en ondersteuning. Ik heb weer ervaren hoe het is om student te zijn en hoe fijn het is als docenten in je geloven. Ik geloof in de passie en het pragmatisme van de mbo-dansstudenten en wil hen via de Douma-Alta Foundation for International Art Projects ondersteunen bij hun beroepspraktijk.
39
38
Marga Douma-Alta Artistiek leider mbo dansopleiding ROCvA Art & Entertainment College, Amsterdam http://artentertainmentcollege.nl/ www.douma-alta.com marga@douma-alta.com
Petra van der Veer-Borneman
Kunst op de huid
40
Binnen het onderwijslandschap voel ik me sterk verbonden met het concept brede school omdat ik geloof in de noodzaak van een rijk binnen- en buitenschools programma waarin mensen elkaar ontmoeten en waarin educatie, welzijn en kunst geïntegreerd zijn in een thematisch aanbod. De master gaf me tijd en ruimte om mijn visie te onderbouwen en onderzoek te doen in de praktijk. Als kunsteducator ben ik geïnteresseerd in de kracht van drama en theater in educatieve concepten. Mijn belangstelling ging in het literatuuronderzoek uit naar internationaal onderzoek en voorbeelden van drama als middel in een educatieve setting. Omdat de rol van educatief drama en theater in het basisonderwijs in Nederland marginaal is, deed ik een literatuuronderzoek naar museale concepten waar drama en theater als middel worden ingezet. Mijn visie op de doelen, inhoud en inbedding van educatie in museale concepten is vooral gevormd door George Hein en Eilean Hooper-Greenhill en door het longitudinaal onderzoek Performing, learning and heritage van Jackson en Kidd. Daarna deed ik een kwalitatief onderzoek naar de beleving en waardering door kinderen en leerkrachten van het educatief programma Jij en de Gouden Eeuw, een educatief aanbod van het Rijksmuseum. In dit lesvervangende programma krijgen kinderen de Gouden Eeuw op de huid doordat ze gedurende drie weken tijdens de geschiedenislessen in de rol kruipen van een historische figuur waarmee ze één of meer karaktereigenschappen gemeen hebben. Drie klassen en leerkrachten van verschillende basisscholen
41
Theater, drama en educatie zijn de torens in het landschap van mijn werk. In mijn baan als opleidingsdocent aan de Marnix Academie in Utrecht laat ik toekomstige meesters en juffen de impact van theater en drama zó ervaren, dat zij het vak willen inzetten in het basisonderwijs.
werden geobserveerd en ge誰nterviewd. Deze gegevens zijn vergeleken met mijn bevindingen in het literatuuronderzoek. Doel van het onderzoek is een evaluatie van het programma en een advies aan het Rijksmuseum over de vorm waarin het programma gecontinueerd kan worden. Op korte termijn wil ik samenwerken met musea zodat de kracht van educatief drama en theater ook in musea met een kleine educatieve dienst ingezet kan worden.
43
42
Petra van der Veer-Borneman Docent theater en educatie-, studieleider specialist Brede School, Marnix Academie Utrecht, projectleider Stichting Kunst & Wereld kunsterfgoed@gmail.com
Roosien Verlaan
De 8ste Montessori bouwt mee!
44
Bij het educatief project waren ontdekkingskracht en ondernemingszin van het kind uitgangspunt. Ik heb een project opgezet voor Stichting Educatieve Projecten (SEP) op de 8ste Montessorischool Zeeburg. Dit project was gebaseerd op social design, een hedendaagse stroming in de designwereld waarin het kunstwerk een relatie aangaat met zijn omgeving. Dit kan door de eindgebruiker te betrekken bij het ontwerpproces. Dit artistieke uitgangspunt sloot zowel aan bij de wens van de school, om het Montessori- uitgangspunt van zelf ontdekken, als mijn wens om de ideeĂŤn van kinderen, in dit geval over de buurt, een fundamentele plek te geven in de lessen. Startpunt was een plek in de buurt te zoeken die saai of onhandig is en vanuit de analyse van die plek tot een nieuwe invulling te komen. Er werd gebouwd met gerecycled materiaal. Iedere klas heeft een heel eigen draai aan het project gegeven. Resultaten waren onder andere een piepschuimen luchtkasteel, een overblijfboomhut, een onderwatermuseum en een verbindingsbrug tussen hoofdgebouw en dependance. Mijn praktijkonderzoek ligt in het verlengde van mijn literatuuronderzoek en gaat door op creativiteitsontwikkeling op school. Bij het praktijkonderzoek kijk ik naar wat een groepsleraar in het basisonderwijs doet aan creativiteitsontwikkeling in een beeldende les en hoe hij over creativiteit denkt. Wat ik in de praktijk observeer en hoor vergelijk ik met een theoretisch kader uit de literatuur over factoren die van invloed zijn op creativiteitsontwikkeling.
45
Na een jaar werkzaam te zijn geweest in het kunsteducatieve veld begon ik me over schijnbare vanzelfsprekendheden te verbazen. Om mijn denkwijze en ideeĂŤn hierover te verwoorden zocht ik meer kennis over hoe kinderen leren, wat je wil dat ze leren, hoe je dit kan vormgeven in lessen, hoe je het kan waarborgen door het goed en systematisch op te schrijven en hoe je daarover kan communiceren met andere partijen.
Als vakdocent werk ik in veel verschillende klassen en merk een groot verschil in creativiteit. Voor mij als vakdocent en bedenker van projecten is het inspirerend om met een andere bril naar de lessen van groepsleraren te kijken. Hierdoor kan ik inspelen op wat er in de school gebeurt. Ik ben er van overtuigd dat een geslaagd kunsteducatief project ingebed moet zijn in de school, zodat de expertise van buitenaf verder groeit.
46
Mijn belangstelling gaat uit naar vormen van onderwijs waarbij je minder op je stoeltje zit en meer op avontuur gaat. Creativiteit hoort bij leren. Ik zou graag samen met kinderen een onderzoeksvraag formuleren en deze vanuit de kunsten gekoppeld aan andere vakgebieden onderzoeken.
Roosien Verlaan Freelance vakdocent beeldende vorming basisschool de Burght, freelance vakdocent bij Stichting Educatieve Projecten, docent Kunst media en erfgoed Universitaire Pabo van Amsterdam www.roosienverlaan.nl
47
Ik vind het uitdagend om projecten voor het basisonderwijs op te zetten en uit te voeren. Daarnaast ben ik afgelopen jaar gaan lesgeven op de UPvA aan toekomstige groepsleraren met een onderzoekende houding, ook op het gebied van kunst, erfgoed en media. Daar stem ik mijn lessen af op de belevingswereld van het kind en die van de student door te starten met nieuwe media en mediakunst en hiermee onze beeldcultuur te analyseren.
Story Awards Film
48
Als ik terugkijk naar het eerste jaar master Kunsteducatie, lijkt het alsof ik ooit plaatsnam in een Amerikaanse rollercoaster met ontelbare loopings en afdalingen. Als in een flits bracht hij mij in korte tijd langs allerlei gevoelens, stemmingen en leerervaringen. Ik leerde veel, voelde me afwisselend sterk en onzeker. In het tweede jaar kwam mijn tweeledige gevoel steeds meer in balans. Ik had een keus gemaakt en ik moest en zou deze ‘rollercoaster-ride’ tot een goed einde brengen. Waar mij het literatuuronderzoek in het eerste jaar grote moeite kostte, zorgde de start van het praktijkonderzoek, dat ik samen met Anne van de Groenekan deed, voor een kalme en werkbare sfeer, waarmee ik voor mijn gevoel direct uit de voeten kon. Blij met de onderwerpkeuze ‘Het gebruik van digitale middelen in het kunstonderwijs op ‘visierijke’ scholen’ interviewde, analyseerde en rapporteerde ik. Interessant in dit onderzoek waren de bezoeken aan de scholen en de kennismaking met onderwijsvisies van docenten beeldende vorming en muziek. Al tijdens het interviewproces, bracht het onderzoek smeuïge details naar boven over de dikwijls ontbrekende relatie tussen de visie van de school en die van de docent. Vragen over de onderwijskundige visie van de school resulteerden vaak in antwoorden over een eigen visie op onderwijs en een persoonlijke zoektocht naar een bevredigende manier van onderwijs geven. Moest dat nu positief of negatief bekeken worden? Een applaus voor de zelfstandigheid van de docent maar ook een boegeroep voor de vaak ontbrekende relatie tussen de visie op papier en die in de praktijk! Nieuwsgierig als ik ben, kijk ik uit naar het eindresultaat van mijn onderzoek dat zich over enkele weken zal ontvouwen. Een fijn en belangrijk aspect van de master is dat ik ontzettend veel geleerd heb op veel vlakken. Niet alleen toegespitste zaken als ‘hoe schrijf ik een paper voor kunstfilosofie of hoe geef ik vorm aan een lessenserie’ maar ook zaken die meer te maken hebben met verdieping in het algemeen en mijn ontwikkeling als persoon.
49
Sarah van Halderen
Deze algemene en persoonlijke ontwikkelingsaspecten werden in het kunsteducatief project actief aangesproken. Omdat ik mijn rol als projectleider bij het project ‘StoryAwardsFilm’ deelde met Ruby van Vliet, bracht dat een goedmoedige discussie teweeg over ons beider plaats in het project. Ruby is over het algemeen aanweziger in een groep en neemt graag de leiding. Ik moest meer mijn plek veroveren, duidelijk maken dat ik op sommige momenten de leiding en daarmee de verantwoordelijkheid wilde nemen en Ruby kon mij die geven. Omdat het project doorgetrokken wordt naar volgend jaar, liggen hier voor mij ook na de studie nog genoeg ‘groeikansen’. De verwachtingen voor de toekomst zijn voor mij op dit moment positief: het filmproject verder ontwikkelen en naar een hoger niveau tillen en hopelijk een baan als docent handvaardigheid en als themacoördinator op mijn huidige werkplek. Een kunstzinnige en leerzame toekomst!
51
50
Sarah van Halderen Docent beeldende vorming sarahvanhalderen@hotmail.com
WieringerwART
52
Met mijn achtergrond als docent muziek en dirigente van harmonie- en fanfareorkesten, was ik na mijn afstuderen op zoek naar verdieping in de kunsteducatie. Deze master bood uitkomst: door de expertise die ik meenam uit eerdere studies te koppelen aan vakken binnen de master, kon ik mijn visie op kunsteducatie verder ontwikkelen. Voor onderwijskunde en vakdidactiek heb ik een lessenserie ontwikkeld in opdracht van een blaasorkest. Maar liefst vijftig kinderen gaven zich op voor de lessen. Dit zette me aan het denken: wat zou de loopbaan van die kinderen kunnen zijn in het blaasorkest? Waarom vinden veel orkesten het lastig om jeugdleden aan zich te binden? Dit vormde de aanleiding voor mijn literatuuronderzoek en vervolgens het praktijkonderzoek. In het literatuuronderzoek vroeg ik me af met welke factoren Hafabra-orkesten rekening moeten houden om zowel de interesse van jongeren te wekken als het voortbestaan van de blaasorkesten te waarborgen. Voortbestaan van de blaasorkesten is wel degelijk mogelijk, maar er zijn een aantal aanpassingen die orkesten kunnen doen om met de huidige tijd mee te gaan. Naar dit onderwerp was alleen een (theoretische) toekomstverkenning gedaan, waardoor ik besloot in het praktijkonderzoek verder te gaan op de conclusies uit mijn literatuuronderzoek. Bij mijn praktijkonderzoek vroeg ik me af wat de belangrijkste motieven voor jeugdleden tussen twaalf en achttien jaar zijn om lid te worden, dan wel het lidmaatschap op te zeggen bij een harmonie, fanfare of brassband. Het was interessant om met jongeren te spreken over hun ervaringen met het lidmaatschap van het blaasorkest. Om ook in de praktijk iets voor de sector te kunnen beteken, besloot ik uitkomsten van de onderzoeken in te zetten in het project.
53
Tina Buis
Tina Buis Docent muziek, dirigente van harmonie- en fanfareorkesten tinabuis@live.nl
55
54
In het dorp Wieringerwaard zette ik voor de drie culturele verenigingen het project ‘WieringerwART’ op. De verenigingen, te weten toneel, koor en muziek, hadden aangegeven een nieuwe impuls nodig te hebben. Doel van het project was onder andere dat de drie verenigingen expertise van elkaar over konden nemen, om tot een andere, vernieuwende werkwijze te komen. Ook werden de dorpsbewoners bij het project betrokken: zij zouden op een laagdrempelige manier kennis moeten kunnen maken met het culturele leven in hun dorp. Hierdoor ontstond een project waarbij dorpsbewoners zich konden inschrijven voor een dag workshops in toneel, koor of muziek onder leiding van een professionele kunstenaar. De vaste verenigingsleden waren ook aanwezig. In één dag werd met tachtig mensen toegewerkt naar een performance op een bijzondere locatie. Zo werd het project tweeledig: dorpsbewoners maakten inderdaad kennis met de drie culturele verenigingen, terwijl de verenigingen en hun besturen een voorbeeld kregen van hoe er op een andere manier gewerkt kan worden: een korte, intense ervaring, die resultaatgericht is. In de toekomst wil ik me graag meer bezighouden met het ontwikkelen van lesplannen en projecten, voor blaasorkesten maar ook voor alle andere disciplines binnen de kunsteducatie, zonder het contact met de praktijk te verliezen.
Karin Borgman
Tijdreizen
56
Valt er nog wat te lachen in de kunst? Een lessenserie met humor blijkt een goede manier om bij de leefwereld van jongeren aan te sluiten. Met dat uitgangspunt heb ik een serie van twaalf ckv-lessen ontwikkeld voor 5 vwo. Ik wil leerlingen handvatten bieden om de codes binnen de kunst te kunnen breken. Begrijpen en daarmee toegang krijgen tot de ( hedendaagse) kunst is niet altijd gemakkelijk. Het veronderstelt dat de leerling zich verdiept in de motieven van de kunstenaars en de achtergronden van het werk. Dat is soms net het ontcijferen van een geheimtaal. Humor blijkt een mooi breekijzer om die aansluiting tot stand te brengen. Het tweede jaar stond vooral in teken van mijn educatief project. ‘Tijdreizen’ en het praktijkonderzoek. ‘Tijdreizen’ was een geweldige ontdekkingsreis waarbij heel oude mensen (80-plus) samen met kinderen van rond tien jaar hebben gedanst, gezongen, geschilderd en gedicht. Ouderen en kinderen werden onder begeleiding van professionele kunstenaars elkaars tijdmachine. Oftewel: jong verdiepte zich in oud en oud verdiepte zich in jong. Zo keken de deelnemers in elkaars tijd, voor- en achteruit, en leerden van elkaars dromen, herinneringen, verwachtingen en verha-
57
In het eerste jaar waren het literatuuronderzoek en de lessenserie voor mij de meesterstukken. Aan de hand van mijn literatuuronderzoek naar cultuurparticipatie in Nederland ‘Wie gaat waar naartoe en waarom’, heb ik ontdekt dat een zeer grote meerderheid van de Nederlanders een leven lang cultureel actief is, maar dat cultuur vooral genoten wordt onder de twintig en boven de vijftig, met andere woorden als je jong bent en dan later weer als je ouder bent. Daarbij is het zo dat als de eerste kennismaking met cultuur op jonge leeftijd plaatsvindt, dit de cultuurparticipatie in de rest van het leven positief beïnvloedt. Cultuurdeelname blijkt iets wat je moet leren vooral op jonge leeftijd. Dit heeft later in de door mij ontwikkelde lessenserie, in mijn educatief project en ook in het praktijkonderzoek een rol gespeeld.
len. Voor dit zogeheten intergenerationele project vroeg en kreeg ik meerdere subsidies. Dat dit project levensvatbaar is blijkt wel uit de film, de dichtbundel, de schilderijen en het enthousiasme van beide groepen deelnemers tijdens het project en tijdens de gezamenlijke presentatie. Dit project zal in de toekomst vaker uitgevoerd worden.
58
Zo keerde ik aan het eind van het tweede jaar weer terug naar de onderwijspraktijk van de middelbare school, waar ik volgend jaar zelf ook weer naar terug zal gaan, vele ervaringen en inzichten rijker. Daarnaast wil ik ook meer educatieve projecten (zoals Tijdreizen) met bijzondere doelgroepen ontwikkelen en uitvoeren.
Karin Borgman Docent beeldende vorming & ckv, beeldend kunstenaar www.karinborgman.nl karinborgman@xs4all.nl
59
Met het praktijkonderzoek richtten wij, Regina Jacometti en ik, ons op de samenhang tussen theorie en praktijk van de beeldende vorming in het middelbaar onderwijs. Daartoe interviewden we docenten en hun leerlingen. ‘Bij tekenen doe je veel, maar leer je niks. Bij theorie leer je veel, maar doe je niks.’, zo typeerde een leerling het theorie- versus praktijkvraagstuk.
Regina Jacometti
De beroepspraktijk van de docent kunst/beeldende vormgeving centraal Zowel in mijn literatuuronderzoek als in mijn praktijkonder-
60
Het praktijkonderzoek dat ik samen met Karin Borgman heb uitgevoerd, richt zich op de vraag hoe docenten kunst/ beeldende vorming samenhang in hun lessen brengen tussen theorie en praktijk. Hiervoor hebben wij docenten op verschillende scholen geïnterviewd. Ook de meningen en de ervaringen van hun leerlingen hebben wij betrokken bij dit onderzoek. Het kunsteducatieve project ‘Buurt in beeld’ heb ik voor mijn eigen school georganiseerd en uitgevoerd. Leerlingen uit het tweede leerjaar hebben gedurende vijf weken een workshop gevolgd bij een kunstenaar die expert is binnen een bepaalde discipline en buurtbewoners zoveel mogelijk betrokken. Zo hebben de leerlingen een kledingstuk voor een buurtbewoner ontworpen, een stomme film gemaakt op verschillende locaties in de buurt, moderne iconen geschilderd samen met bewoners van een verpleegtehuis, foto’s gemaakt van de buurtbewoners en fotokastjes ontworpen waarin voor de scholieren emotionele plekken in de buurt zijn vastgelegd. Een belangrijk doel van het project was om door middel van kunst, de cohesie tussen buurt en school te versterken. Het project werd afgesloten met een
61
zoek heb ik de docent kunst/beeldende vormgeving centraal gesteld. Ik geef zelf les op een school in Amsterdam en ben actief als beeldend kunstenaar. Om mijn onderzoek dicht bij mijn eigen beroepspraktijk te houden heb ik in mijn literatuuronderzoek gezocht naar het belang van een eigen beeldende kunstpraktijk voor het docentschap in een beeldend vak. Uit de literatuur blijkt dat de docent beeldende vorming veel voordelen van een eigen beroepspraktijk ondervindt. De docent kan de leerlingen beter begeleiden in hun beeldende proces, kan leerlingen toegang verschaffen tot de wereld van de kunsten, kan hen waar mogelijk helpen bij het bedenken van creatieve oplossingen.
presentatie op school, waarbij alle gemaakte producten te zien waren en alle betrokkenen waren uitgenodigd. Met dit project is de eerste stap tot een beter contact met de buurt gezet.
62
63
In de toekomst hoop ik soortgelijke kunstzinnige projecten voor school en de buurt te organiseren.
Regina Jacometti docent beeldende vormgeving, kunstenaar regina.jacometti@hotmail.com www.reginajacometti.kunst.com
colofon eindredactie fotografie ontwerp druk
Maria W端st Christine van Hoorn Thonik, Bart de Geus Hub. Tonnaer B.V.
Master Kunsteducatie 2012