K n d e re n en‌ door Roeland Maier | Carla Wiechers | Joke Wit
Illustraties Roger Klaassen Omslagfoto Catchlight Met dank aan Onderwijsbegeleiders Piet Teeling en Niko Fijma met wie de cursussen spel-en-sportdagen zijn gegeven; veel leraren basisonderwijs en studenten van de Pabo Hogeschool Alkmaar die ideeën leverden; Jules Oosterwegel van www.2Ukids.nl; Hanneke Galama, Hans Fluri, Mascha Morsch en Mark Benjamin voor diverse spelideeën; Rinske Jansen, die de kleuterkermis organiseerde; Vincent Groenland, die meehielp met de bos-opdrachtentocht; Dudley Angela, Benito Kaarsbaan, Zahra Bouamrani, Ineke Martens, Mascha Morsch, Özlem Öskan voor adviezen en namen bij diverse spelletjes en spelen Eindredactie Carla Wiechers Vormgeving Garage-bno www.garage-bno.nl
Druk Koninklijke Drukkerij Callenbach, Nijkerk.
© 2006 Kwintessens Uitgevers, Amersfoort www.kwintessens.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. 1e druk, 1e oplage. ISBN: 90 5788 178 0 Bestelnummer: 849 NUR: 180
Inhoud 1 Inleiding | 5 Hoe is het nu? | 5 Hoe kan het ook? | 5 Met een nieuwe ‘bril’ kijken naar bewegen | 6 Wereldspelletjes | 7 Sporten voor goede doelen | 8 2 Sociale competenties | 9 Kennis, vaardigheden en houdingen | 9 De tien competenties in spel en sport | 10 3 Spel en sport in het weekprogramma | 13 Analyse bewegingsonderwijs | 14 Hoe stel je een groepje samen? | 14 Tips voor aanpak | 15 4 Een spel-en-sportdag organiseren | 18 Het stappenplan | 20 Globale planning maken | 20 Eerste organisatorische voorbereidingen | 23 Uitwerking van het programma | 24 Het programma specificeren | 25 De spel-en-sportdag zelf | 27 The day after | 27 I Zeven spel-en-sportdagen | 29 Kleuterkermis | 30 De wereld aan de waslijn | 34 Bosopdrachtentocht Sint-Joris en de draak | 40 Europaspel | 44 Groepsspelentoernooi | 48 Vossenjacht | 54 Slechtweerprogramma | 56 II De spelletjes | 61 Opwarmspelletjes | 62 Bekende spelletjes anders gespeeld | 65 Samen spelen in de groep | 75 Succes voor iedereen | 79 Spelen op muziek | 86 In actie! | 90 Rustige spelletjes | 97 Afrondertjes | 99 Bronnen | 102
1
Inleiding
Hoe is het nu?
Aan het eind van de les speelt een klas een partijtje volleybal, een spel dat nogal wat techniek vraagt. Voor Flip, die nogal onhandig is, is het geen fijn spel. Veel punten voor de tegenpartij zijn aan hem te danken en de lol is er voor hem al snel af. In het reguliere bewegingsonderwijs komen nog veel spelelementen voor die op een groot deel van de kinderen een negatieve uitwerking hebben. Zo zie je nog steeds vaak dat kinderen die ‘af’ zijn bij een tik- of trefspel, aan de kant worden gezet. Daar kunnen ze zien hoe het wél moet... Maar het zijn juist de kinderen die veel oefening nodig hebben, die zo lange tijd aan de kant zitten. Terwijl degenen die van nature al goed zijn in sport, zich steeds beter kunnen ontwikkelen. Zij staan immers de hele tijd in het veld. Kinderen die buitengesloten worden, raken hun plezier in het spel kwijt en willen niet meer meedoen. Daarnaast kan een groot accent op competitie een negatieve uitwerking hebben op het zelfbeeld van kinderen.
Hoe kan het ook? ‘Waarom zullen we verliezen een deel van het leven maken als er zoveel te winnen is?’ Terry Orlick, voorvechter coöperatief spel
In dit boek laten we zien welke alternatieven er zijn. We gaan hiervoor nog even terug naar Flip, die zo’n vervelend spelletje volleybal heeft gespeeld. Hoe kun je dit als leraar verbeteren? Twee oplossingen: 1 Pas de regels aan. Flip mag de bal gewoon vangen en werpen, zodat het spel niet onderbroken wordt. Flip zal daarvan opfleuren, en de andere kinderen zullen merken dat het spel beter gaat lopen. 2 Maak een ander spel. Flip speelt een potje multivolleybal mee: volleybal met veel strandballen. Bedoeling is dat die laatste alleen aan de andere kant van het net neer-
5
komen. Daarbij kun je het net nog blinderen met een kleed of zwart plastic erover. Net als alle andere kinderen gaat Flip volledig in het spel op. Hij straalt! En alle andere kinderen zullen zich ook goed vermaken. Vanuit de betrokkenheid en het coöperatief spelen kan spel en sport voor ieder kind een positief imago krijgen. Zo werkte Terry Orlick, voorvechter van coöperatief spelen, het spel ‘Koning van de berg’, waarbij iedereen probeert anderen van een heuveltje te duwen, om naar ‘De berg van het volk’: met hoeveel kinderen kun je op de heuvel staan? Een ander voorbeeld is de Terry Orlick-’stoelendans’. Je haalt steeds hoepels weg, maar je mag met meerdere kinderen in de overgebleven hoepels.
Met een nieuwe ‘bril’ kijken naar bewegen
Kinderen en…
van sportdag tot speelfeest
6
Aan de hand van voorbeelden en zienswijzen willen we de leraar in dit boek een ‘bril’ geven waardoor hij dusdanig naar het bewegingsonderwijs kan kijken, dat de ontwikkeling van álle kinderen centraal gaat staan. Onderwijs moet kinderen niet uitsluiten, maar blijvend betrekken. De rol die de leraar hierin kan vervullen, is die van organisator en aanbieder van gevarieerde bewegingssituaties die een appèl doen op samenwerken, groeiende zelfstandigheid en medeverantwoordelijkheid van de kinderen. Een open, coöperatieve instelling van de leraar betekent dat hij veel met, aan en van kinderen kan leren. De kinderen krijgen daardoor de ruimte om zich vrij te voelen in een spel, en voelen zich mede betrokken. Hoe krijg je dit als leraar voor elkaar? Kijk bewust door je nieuwe bril naar je spelaanbod. Dit boek geeft meerdere voorbeelden van spelletjes die daar geschikt voor zijn. Ook zijn in de rubriek ‘Bekende spelletjes anders gespeeld’ bekende spelletjes opgenomen die met deze nieuwe bril bekeken worden, en dus op een andere manier gespeeld. In het geval van Flip kun je de twee eerder gesuggereerde variaties aandragen, maar je kunt de kinderen ook zelf een oplossing voor het probleem laten vinden. Dan ben je als leraar meer spelbegeleider. Onderwijs dat ruimte laat voor de leerlingen, vraagt om veel vertrouwen in kinderen. Wie dat geeft, zal ontdekken dat kinderen veel meer (aan)kunnen dan vaak vermoed wordt. Het zal je in dit geval dus verbazen met welke oplossingen de kinderen zullen komen. Belangrijk hierbij is wel dat de leraar er een algemeen probleem van maakt. De manier waarop hij het probleem aan de orde stelt, moet Flip namelijk wel in z’n waarde laten. In plaats van te zeggen dat het Flip niet lukt, is het dus beter om aan te geven dat het spel niet loopt. Daarmee wordt het een algemeen probleem van de hele groep, en dat geeft de groep ook de kracht om een oplossing te vinden. Als kinderen de kans krijgen om te ontdekken wat ze wel kunnen en niet geregeld geconfronteerd worden met hun onkunde, groeit de kans dat ze zich bewegend gunstig ontwikkelen. ‘Het gaat om de kaas, niet om de gaten,’ zei de Zwitserse spelpedagoog Hans Fluri (zie literatuuropgave pagina 101). Het is dus belangrijk dat ieder kind op enigerlei wijze kan voldoen aan de eisen die aan het spel gesteld worden. Het kind is in dit geval de basis voor het onderwijsaanbod, en niet de methode. Wanneer je iets onder de knie krijgt, neemt het plezier in de activiteit toe (aardigheid via vaardigheid), je ziet dat onder andere bij spannende gymnastiekvormen, bij circusachtig jongleren en bij dans. Je kunt dit ook de ‘kick van het kunnen’ noemen.
Het gaat er niet om wat je speelt maar hoe je speelt en dat je speelt. Stichting Groene Spelen
De keuzes die je bij het spelonderwijs op de basisschool maakt, komen voort uit de vraag: spelen we om te winnen of winnen we als we spelen? Geef kinderen gelegenheid tot veel en veelzijdig spelen. Door de ontplooiing van spelgedrag ontwikkel je een meervoudige spelbekwaamheid bij kinderen. Bied ze de mogelijkheid om creatief met spelideeën om te gaan en een veelheid aan spelmogelijkheden te ontdekken. Het accent in het aanbod ligt meer op het met dan op het tegen elkaar spelen. Op die manier ontwikkelen de kinderen een speelsspelende instelling, waarin ze de ‘homo ludens’ in zichzelf blijvend zullen herkennen en onderhouden.
Inleiding
Wereldspelletjes
1
Om leraren te helpen is in dit boek een hoeveelheid spelen en spelletjes bij elkaar gezocht, die door alle kinderen gespeeld kunnen worden. Het accent ligt erbij meer op samenwerking dan op competitie. Daarnaast is zo veel mogelijk geprobeerd de inbreng van kinderen zelf te stimuleren en verschillende variaties aan te dragen. Hierdoor kunnen de kinderen hun eigen voorkeuren tot uitdrukking laten komen.
Een andere inspiratiebron voor het spelen op school zijn de wereldspelletjes uit alle delen van de wereld. Die spelletjes blijken namelijk - veel meer dan de westerse spelletjes - te draaien om betrokkenheid en win-winsituaties. Je ziet bijvoorbeeld in andere culturen dat als één van de teams het spel dreigt te gaan winnen, er een speler naar het andere team gaat om te helpen. In Zuid-Afrika gaat het er bij het touwtjespringen niet om wanneer je af bent, maar hoe je de springer zo lang mogelijk kunt laten springen. Maar ook in Nederland zie je bijvoorbeeld tijdens touwtrekwedstrijden nog wel eens dat er van het team dat aan het winnen is, iemand naar de andere kant gaat om de tegenpartij te helpen. Ze vinden het zonde dat het spel anders al zo snel is afgelopen. Om deze reden hebben we ook een grote hoeveelheid wereldspelletjes in dit boek opgenomen uit de landen die de allochtone bewoners van Nederland representeren. Als er kinderen in de klas afkomstig zijn uit andere landen, zullen zij zeker een aantal van de spelen herkennen. Vraag als voorbereiding op deze spelen dan ook eens welke spelletjes zij kennen, en speel er wat samen met de andere kinderen op het schoolplein of in de gymzaal.
7
Tip
Een enorme inspiratiebron is het ook om de kinderen in de klas eens te laten kijken naar de manier waarop kinderen in andere delen van de wereld spelen. Hiervoor is heel goed de dvd Playtime van Jules Oosterwegel te gebruiken. Hierop laat hij zien hoe kinderen in Afrika, Azië, Zuid-Amerika en Europa spelen, vaak met de meest eenvoudige dingen. Zo spelen ze in Vietnam bijvoorbeeld het spel Cuop Co, waarbij er een zakdoek in een kring ligt, en één of meerdere kinderen tegen elkaar spelen om de zakdoek te pakken te krijgen en ermee over een lijn te komen. Zo simpel kan het dus zijn.
Sporten voor goede doelen
Kinderen en…
van sportdag tot speelfeest
8
Als je alleen maar sport om te winnen, ben je heel erg met jezelf bezig. Als je sport voor kinderen in ontwikkelingslanden, win je niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. Johan van der Pols, Wereldsupporters
Naast alle sociale competenties die kinderen tijdens het sporten kunnen beoefenen, kan sport nog een extra dimensie toevoegen: het sporten voor anderen. Op veel scholen worden er speciale sponsorlopen gehouden om voor een goed doel geld op te halen. Door te sporten worden de kinderen zich bewust van kinderen in ontwikkelingslanden die het niet zo goed hebben als zij. Onder het motto ‘Ieder kind heeft recht om te spelen’ worden er veel acties gevoerd voor deze kinderen. Sport voegt daar een extra element aan toe, namelijk dat jouw prestatie het verschil maakt. Hoe beter de prestatie, hoe meer je voor een ander kind kunt betekenen. Op internet is veel informatie te vinden, zoals op www.edukans.nl over de actie Wereldsupporters, een sportief gebaar van school tot school en www.ncdo.nl en www. sportdevelopment.org (zie ook de informatie bij Bronnen op pagina 104).
In het reguliere bewegingsonderwijs, maar ook tijdens sport- en speldagen, komen nog steeds veel spelelementen voor die een negatieve uitwerking hebben op veel kinderen. Kinderen die ‘af’ zijn worden aan de kant gezet. Zij mogen dan verder naar de kinderen kijken die wél weten hoe het moet. Terwijl deze kinderen eigenlijk meer oefening nodig zouden hebben dan de kinderen die al van nature goed zijn in sport en spel. Kinderen die zo worden buitengesloten, raken hun plezier in het spel kwijt en willen niet meer meedoen. Ook het vaak sterke accent op competitie heeft juist bij die kinderen vaak een negatieve uitwerking op de ontwikkeling van hun zelfbeeld. Maar het kan ook anders! In dit boek komen de alternatieven aan de orde. Aan de hand van concrete voorbeelden laten we zien dat bewegingsonderwijs, sport- en speldagen voor álle kinderen een groot plezier kunnen vormen. Dat kan door de regels van het spel aan te passen, of andere spelen te introduceren waaraan iedereen kan meedoen. Zo worden ook sport- en speldagen voor alle kinderen een speelfeest. Aan u de uitdagende vraag: “Moeten kinderen spelen om te winnen of winnen ze als ze allemaal kunnen spelen”. In dit boek wordt gekozen voor die laatste optie! Win-win-situaties komen uitgebreid aan de orde. Ook het sporten voor goede doelen, want ieder kind heeft immers recht op sport en spel.
ISBN Bestelnummer NUR-code
00 000 00 000
9
9 057 789 789057 881787 881787
90 5788 178 0 849 180