Jan van den Dool
Inhoud 1. Samen een drone bouwen......................................................................................................... 5 2. Jalela en Zahir.......................................................................................................................................... 11 3. De Groene Kamer.............................................................................................................................. 17 4. Noodweer......................................................................................................................................................... 22 5. Een werkdag................................................................................................................................................ 27 6. Stormschade of ingebroken?........................................................................................... 33 7. Met de drone in de Groene Kamer........................................................................ 39 8. 1-1-2.......................................................................................................................................................................... 44 9. Geen tekenbeet........................................................................................................................................ 49 10. Wie is die jongen?............................................................................................................................. 54 11. Hij is mijn broer niet..................................................................................................................... 59 12. Stuur de drone!....................................................................................................................................... 66 13. Nol............................................................................................................................................................................... 71 14. Een vindingrijke zoon................................................................................................................. 75 15. Crisisopvang............................................................................................................................................... 78 16. Vreemde snotters................................................................................................................................. 82
1. Samen een drone bouwen ‘Ik wou dat het morgen was!’ zegt Tim. Mama kijkt hem aan. ‘Dat snap ik. Ik kan ook niet wachten tot papa thuiskomt.’ ‘Ja, eindelijk. Komt hij laat thuis?’ ‘In de middag, dacht hij. Als jullie uit school komen, zal hij er wel zijn.’ ‘Nice!!’ zegt Tim. ‘Dan kunnen we meteen beginnen met het bouwen van de drone.’ Mama staat op van de bank en begint wat spullen op te ruimen. ‘Ja, wat jou betreft, maar zou papa daar meteen zin in hebben? Na drie weken in het buitenland zal hij ook wel het een en ander willen vertellen, denk je ook niet?’ ‘Dat zal best, maar dat kan toch mooi terwijl we aan het bouwen zijn?’ ‘O,’ zegt Nora, de tweelingzus van Tim, ‘daar zijn mama en ik anders niet bij.’ ‘Eh, nou ja, goed, eerst een poosje praten en dan bouwen?’ ‘Dat lijkt me een beter plan,’ zegt mama. ‘Maar, nu is het tijd om naar bed te gaan. Spullen opruimen en naar boven.’ ‘Oké,’ zegt Nora. ‘Stil eens,’ zegt Tim, ‘ik hoor een ziekenauto, luister…’ Hij is even stil. ‘Ja! Hij komt achterlangs. Over het fietspad. Hoor, hij stopt.’ Tim kijkt naar Nora. ‘Zullen we even kijken? Mam, mag het?’ Mama fronst haar wenkbrauwen. ‘Nou, vooruit, even dan.’ Vlug lopen ze naar het fietspad dat door het park naar de andere wijk gaat. In de verte klinkt nog een sirene. ‘Politie,’ zegt Tim. Net buiten het park staat een ziekenauto. Op de grond ligt de brommer van een pizzabezorger. Ernaast ligt een jongen. Twee broeders zijn met hem bezig. Het ziet er eng uit. Als de politie
5
er is, vraagt een agent de mensen om een beetje afstand te houden. Op de plek waar Tim en Nora staan, ligt een boomstronk op het fietspad. De agent komt eropaf en kijkt ernaar. Een oudere man bij hen uit de straat komt er ook bij. ‘Daar was ik al bang voor,’ zegt hij tegen de agent. ‘Mijn vrouw en ik waren even bij het asielzoekerscentrum geweest en toen we terugliepen, waren hier twee jongens met een hond. Een van die jongens sleepte die stronk het fietspad op. Ik riep naar hem dat hij dat niet moest doen, maar ze lieten hem gewoon liggen en liepen door. Ik heb de stronk van het fietspad afgetrokken en we zijn verdergegaan. Toen we ginds onder de bomen liepen, hoorde ik achter me roepen. “Hé ouwe!” We hebben niet omgekeken, maar ik denk dat diezelfde jongen hem hier weer heeft neergegooid. Een van de jongens was…’ ‘Wilt u even meegaan in de politieauto?’ vraagt de agent. ‘Dan kunnen we daar even rustig praten.’ De pizzabezorger wordt op een brancard gelegd en even later rijdt de ziekenauto met hem weg. Een auto van een bergingsbedrijf neemt de brommer mee. Tim en Nora gaan naar huis, net als de andere omstanders. ‘Wat was er?’ vraagt mama. ‘Een ongeluk?’ ‘Ja,’ zegt Tim, ‘een pizzabezorger. Hij is naar het ziekenhuis gebracht.’ ‘Volgens een meneer lag er een boomstronk op de weg,’ vult Nora aan, ‘waar hij tegenaan is gereden.’ ‘Een boomstronk op de weg? Hoe komt die nu daar?’ ‘Die meneer had een paar jongens gezien die ermee bezig waren.’ ‘Wat een gemene streek,’ zegt mama. ‘Maar nu, naar bed.’ Als de volgende middag de school uitgaat, scheuren Nora en
6
Tim meteen naar huis. Ze nemen amper tijd om hun fiets neer te zetten en rennen naar binnen. ‘Papa! Hoi!’ Ze knuffelen elkaar alsof ze jaren uit elkaar zijn geweest. ‘Ben je allang thuis?’ vraagt Nora. ‘Ja, ik was vroeger dan ik had verwacht, mama en ik hebben al lekker bij kunnen kletsen. ‘Hoelang blijf je thuis?’ vraagt Tim. ‘Vier dagen,’ zegt papa. ‘Genoeg?’ ‘Het mag van mij veel langer,’ zegt Tim ‘Oké!’ zegt papa. ‘We gaan er mooie dagen van maken, dat hebben jullie wel verdiend.’ Hij kijkt naar Tim. ‘Is de drone bezorgd?’ ‘Ja,’ zegt Tim, ‘een paar dagen geleden al.’ ‘En, hoe ziet hij eruit?’ ‘Ik mocht van mama pas kijken als jij erbij was.’ ‘En nu ben ik er.’ ‘Ja! Zal ik hem halen?’ ‘Ho, wacht even,’ zegt mama, ‘er moeten ook nog andere dingen worden gedaan. Het lijkt mij goed om een plannetje te maken.’ Papa kijkt haar lachend aan. ‘Wat moet er nog meer worden gedaan?’ ‘Nou, wat denk je van de tuin? Alles groeit zo hard nu het bijna zomer is.’ ‘O,’ zegt papa, ‘ik wilde net zeggen dat de tuin er zo mooi bijligt. Knap gedaan hoor!’ ‘Slijmerd,’ zegt mama. ‘Heb je het gras gezien?’ ‘Ja, mooi groen.’ ‘En de heining?’ ‘Ja, ook mooi groen.’ Mama kijkt hem aan. ‘Hij moet nodig worden geknipt, dat weet jij ook wel.’
7
‘Oké,’ zegt papa, ‘ik ga mijn energie zo verdelen dat jullie alle drie tevreden zijn. Maar Tim, samen een drone bouwen heeft voorrang. En de volgende keer Nora, gaan wíj samen iets doen, goed?’ ‘En ik?’ vraagt mama. ‘Jij?’ lacht papa. ‘Jij staat altijd op de eerste plaats en krijgt de meeste aandacht.’ Hij staat op. ‘Wat kan ik voor je doen? Koken?’ ‘Nee hoor,’ zegt mama, ‘vandaag niet. Kletsen jullie nog maar een poosje, dan ga ik naar de keuken.’ Na het eten laat papa foto’s zien van de omgeving waar hij werkt. Hoge bergen en diepe dalen met watervallen en stuwmeren. ‘Als je nu een drone bij je had gehad,’ zegt Tim, ‘had je ook mooie opnames vanuit de lucht kunnen maken. Ik heb op internet gekeken wat je allemaal met een drone kunt doen. Weet je dat er ook clubs zijn? Die organiseren ook wedstrijden in oude fabriekshallen. Daarin zijn dan allemaal dingen opgehangen en neergezet waar je langs moet vliegen of onderdoor. Je kunt er ook leren hoe je er foto’s of een filmpje mee kan maken.’ ‘Je hebt je er aardig in verdiept,’ zegt papa. ‘Goed dat we hem zelf bouwen, dan weten we meteen hoe hij in elkaar zit. Als we nu de gebruiksaanwijzing uit het hoofd leren, worden we niet verrast als er eens iets is. Het gaat ons er denk ik, vooral om dat we vanuit de lucht foto’s en filmpjes kunnen maken. Denk je ook niet?’ ‘Dat zou mooi zijn,’ zegt Nora. ‘Van de paarden in de uiterwaarden, en van de schepen op de rivier.’ Tim kijkt naar papa. ‘Krijgen we hem af voor je weer weggaat?’ ‘Dat moet wel lukken, lijkt me. We gaan het proberen. Maar
8
je hoort net van mama dat er nog meer dingen gedaan moeten worden.’ ‘Ik help je wel,’ zegt Tim. Die avond beginnen Tim en papa aan het bouwen van de drone. In de doos zit een lijst waarop staat wat er allemaal in moet zitten. ‘Als jij nu eerst alle onderdelen op de werktafel legt,’ zegt papa, ‘en controleert of alles er is, dan ga ik nog even in de tuin aan de gang. Als je klaar bent, roep je me maar, dan gaan we hem samen in elkaar zetten.’ Een halfuur later staan ze samen bij de werktafel. ‘Dat ziet er goed uit,’ zegt papa. ‘Klopt het?’ ‘Ja,’ zegt Tim, ‘alles wat op de lijst staat is er.’ Hij pakt een vel papier. ‘En hier heb ik het montagevoorschrift.’ ‘Mooi,’ zegt papa, ‘zeg het maar. Wat gaan we eerst doen?’ ‘De ESC’s aan het frame monteren,’ zegt Tim. Papa schiet in de lach. ‘Je zegt het alsof je helemaal begrijpt wat het is.’ ‘Ik snap er niets van,’ zegt Tim, ‘maar dat staat hier. Wat zijn de ESC’s?’ ‘Dat zijn de Elektronische Snelheids Controllers,’ zegt papa. ‘Pak ze maar.’ Samen zijn ze er twee avonden mee bezig. Tim leert hoe je moet solderen, hij schroeft en sluit elektriciteitsdraden aan. Het aantal onderdelen op de werktafel wordt kleiner en kleiner. En dan, op de avond voor papa weer weggaat: ‘Klaar!’ zegt Tim. ‘Mijn drone! Daar staat hij.’ Papa en Tim heffen hun vuist en geven een boks. ‘Yes!’ zegt papa. ‘Samen gedaan. Mooi man!’ Tim kijkt hem aan. ‘Wat nu nog?’ ‘Installeren op je tablet?’
9
Stuur de drone! Eindelijk gaat Tims droomwens in vervulling: hij krijgt een drone! Samen met zijn zus ontdekt hij per ongeluk wie tijdens de storm de spullen heeft gestolen uit het asielzoekerscentrum. Als Tim erachter komt wat de dief daarmee van plan is, stuurt hij zijn drone om erger te voorkomen... Avi M7/E7
Omslagillustratie van Roelof van der Schans
Bestelnummer 5043 ISBN 978-90-5788-493-1
9 789057 884931