Meneer de zwerver (5044)

Page 1

M e n e e r de Zw e r v e r

Iris Boter



hoofdstuk 1 ‘Ik moet jullie wat vervelends vertellen,’ zegt mama. Anne en Thijs zitten aan tafel te ontbijten. Anne smeert een boterham met hagelslag en Thijs neemt net een hap van zijn boterham met jam. Het is de eerste dag van de zomervakantie. Mama blaast in haar koffiekop en als ze een slok genomen heeft zegt ze: ‘We kunnen deze zomer niet weg. Ik heb dit jaar niet genoeg geld verdiend.’ ‘Echt?’ roept Anne. ‘Moeten we al die weken thuis blijven?’ ‘Ik vind het heel rot,’ zegt mama. ‘Ik heb gerekend en nagedacht, en nog eens gerekend, maar het gaat gewoon echt niet lukken.’ ‘Oh, wat jammer,’ zegt Thijs. Hij laat zijn handen op tafel vallen. Anne baalt. Ze weet wel dat haar moeder niet zoveel verdient. Af en toe treedt ze op met haar band en ze geeft les. Soms heeft ze heel vaak optredens en heel veel leerlingen, en soms heel weinig van allebei. Ze is op zoek naar meer werk, maar dat lukt nog niet zo goed. ‘Kunnen we niet een héél klein weekje Frankrijk doen?’ vraagt Anne. ‘Of een paar hele korte daagjes naar Spanje?’ Mama schudt haar hoofd. ‘Ik heb je net uitgelegd dat dat niet kan dit jaar.’ ‘Of een weekje op de camping, hier vlakbij?’ Mama lacht. ‘Dat kost net zoveel als een camping in het buitenland,’ zegt ze. ‘Trouwens, we hebben geen tent en ook geen caravan.’ ‘Die kunnen we toch lenen,’ zegt Anne. ‘Van wie dan? Iedereen gebruikt hem in de zomer zelf.’ Anne zucht heel lang en heel diep. ‘Maar wat moeten we dan?’ Mama vouwt de krant open en legt ‘m op haar bord. ‘Luister,’ zegt ze. ‘Ik had het ook liever anders gehad. Maar het is nu eenmaal zo. Zonder weg te gaan kun je het ook heel leuk

3


hebben. Jullie mogen een tent op het balkon maken en daar slapen. We gaan picknicken. We gaan dagjes weg. Echt, het wordt leuk. We gaan alleen niet op vakantie.’ ‘Ik vind het echt stom,’ zegt Anne. Mama hoort haar niet meer, ze leest de krant. Anne zet haar bord en bestek in de keuken en gaat op het balkon van hun flat zitten. Ze laat haar benen bungelen tussen de spijlen van de balustrade door. Uit haar zak haalt ze haar superjojo. Gisteren heeft ze daar een extra lang felgeel touwtje aan vastgemaakt. Ze doet het knoopje om haar vinger en laat de jojo een heel eind naar beneden vallen, om hem daarna weer omhoog te trekken. Als je dat snel genoeg doet, maakt hij een suizend geluid. Het duurt even voor dat lukt. Zes weken, denkt ze. Zes weken heb ik niks anders te doen dan jojoën vanaf het balkon. Wat een geweldige vakantie wordt dit. En het is nog maar tien uur ‘s ochtends en nu al stikheet. Thijs is naast haar op de luie stoel gaan zitten en wappert zichzelf wat koelte toe met een Donald Duck uit de doos die mama in de kringloopwinkel heeft gekocht, speciaal voor de vakantie. ‘En dit is pas de eerste dag,’ zegt Anne. ‘Wees blij dat het pas de eerste dag is,’ zegt Thijs. ‘Zes weken geen school!’ ‘Zes weken thuis in deze stomme flat en iedereen is weg! Wat moeten we al die tijd? Ik verveel me nu al. Eerlijk gezegd ga ik liever weer gewoon naar school.’ ‘Meen je dat echt?’ ‘Ja!’ zegt Anne boos. Ze rukt aan het touwtje, waardoor de jojo een rare sprong maakt en in de knoop raakt. Als ze het touwtje probeert los te krijgen, glijdt de lus opeens van haar hand en valt de jojo naar beneden.

4


‘Oh nee!’ Hun flat is op de zesde verdieping en het duurt even voor ze de klap horen waarmee hij op de grond valt. ‘Oeps,’ zegt ze. Voorzichtig kijkt ze over de rand. ‘Gelukkig liep er niemand,’ zegt Thijs, die naast haar is komen staan. ‘Hé!’ horen ze opeens een stem. ‘Er liep wel iemand,’ fluistert Anne. Ze doen allebei een stap naar achteren. ‘Wie deed dat?’ roept de iemand. ‘Weten jullie wel hoe gevaarlijk dat is?! Dat ding had wel op mijn hoofd kunnen komen!’ Anne lacht. ‘Spannend avontuur nummer één,’ fluistert ze. ‘Hopelijk komt er nog een.’ ‘Wil je ook een Duckie?’ vraagt Thijs, die weer in de luie stoel is gaan liggen. ‘Neuh. Geen zin.’ Als de kust weer veilig is, kijkt Anne weer over de balustrade naar beneden. De jojo ligt op straat in twee stukken. Zou die nog te repareren zijn? Wat zal ze vandaag eens gaan doen? Alles wat ze kan bedenken, is stom. ‘Mama kan er ook niks aan doen,’ zegt Thijs. ‘Weet ik wel.’ ‘Waarom vraag je dan toch of we op vakantie kunnen? Dan voelt ze zich nog rotter.’ ‘Ik weet het niet,’ zegt Anne. Ze blijft naar beneden kijken. Het is best druk op straat. Ze weet ook wel dat mama weinig geld heeft. Dat is altijd zo geweest. Hun vader is gestorven toen ze nog klein waren. En hij was niet echt rijk of zo. Mama heeft altijd hard moeten werken en soms was er dan nog niet genoeg geld. Een tijdje had ze een baan bij een kantoor. Toen ging het even iets

5


beter. Maar dat werk is ze weer kwijt, want het bedrijf werd overgenomen door een groter bedrijf en mama mocht niet blijven. Elke dag zoekt ze extra werk en soms mag ze op gesprek komen. Maar nooit wordt ze ergens aangenomen. Zingen en lesgeven vindt ze het allerleukst, maar daar verdient ze niet genoeg mee. Anne kijkt naar binnen, naar haar moeder. Die heeft intussen haar laptop opengeklapt om de sites te checken waar je werk kunt vinden. Anne herkent het logo. Ze loopt weer naar binnen en kijkt met haar moeder mee. ‘Belastingadviseur,’ leest ze voor. ‘Nee, niks voor jou. Kraanmachinist! Dat is vast leuk! Of postbezorger!’ ‘O, dat lijkt me best aardig,’ zegt mama. ‘Lekker buiten, en je maakt nog eens een praatje. Maar meestal is het maar een paar uur per dag, en dat is niet genoeg.’ ‘Kun je geen man zoeken? Een rijke, zo eentje die Niels ook heeft.’ Mama schiet in de lach. ‘Dat wil ik wel,’ zegt ze. ‘Maar rijke én aardige mannen zijn bijna niet te vinden. En als ze bestaan, zijn ze natuurlijk allang getrouwd.’ ‘Alleen aardig mag ook wel,’ zegt Anne. ‘Dan kunnen we met hem badmintonnen en zo. En dan neemt hij ons mee naar het zwembad als jij moet optreden.’ ‘En dan kunnen we hem als klimrek gebruiken,’ zegt Thijs vanaf het balkon. ‘En dan kunnen we een keer echt spannend een potje pesten,’ gaat Anne verder. ‘Of monopoliën. Hoe meer er meedoen, hoe spannender het is!’ ‘Ja,’ zegt mama. ‘Nou, wie weet komt het er nog een keer van. Nu moeten jullie je weer even zelf vermaken, want ik ga een nieuwe brief typen.’ Ze schuift de laptop dichter naar zich toe en zet haar leesbril

6


op. Als ze die op heeft, weet je dat je haar voorlopig niet kunt storen. ‘Ga je mee?’ vraagt Anne aan Thijs. ‘Gaan we naar de jungle.’ ‘Best,’ zegt Thijs. Hij gooit zijn Duckie in de doos en staat op. ‘We gaan even naar het bos, mam,’ zegt Anne. ‘Doen jullie voorzichtig?’ vraagt mama zonder op te kijken. ‘En trouwens, vanmiddag heb ik een gesprek. Dus het kan zijn dat ik er niet ben als jullie thuiskomen.’ ‘Goed mam, succes!’ zegt Anne. Ze nemen de lift naar beneden. Er is inmiddels een auto over haar jojo heen gereden en die is nu echt kapot. Het touwtje slingert slordig over de stenen, met nog altijd een knoop erin. Anne raapt het touwtje op en stopt het in haar zak. De kapotte jojo gooit ze in een vuilnisbak. ‘Nou moet ik een nieuwe kopen,’ zucht ze. ‘En ik krijg al zo weinig zakgeld.’ Ze pakken hun fietsen uit de berging onder de flats en rijden de straat uit.

7


Hoofdstuk 2 De flat waar Thijs en Anne wonen staat aan de rand van de stad. Niet ver van hen vandaan ligt een bos dat ze de jungle noemen. Het is maar een klein bos, maar groot genoeg om erin te verdwalen. Dat is Anne al twee keer overkomen. Gelukkig weet ze er nu aardig de weg. Het eerste stuk kun je nog over het pad fietsen, maar al snel wordt dat te bobbelig en te smal. Ze doen altijd wie het het langste volhoudt om te blijven fietsen. Vandaag wint Thijs. Met hun fiets aan de hand lopen ze verder. ‘Hier onder de bomen is het een stuk koeler,’ zegt Anne. ‘Heerlijk! Ik blijf hier de hele dag.’ In het midden van het bos loopt een beekje, dat een stuk smaller is dan anders. ‘Komt zeker door de droogte,’ zegt Thijs. ‘Het heeft echt lang niet geregend.’ Ze zetten hun fietsen tegen een boom en steken het stroompje over via de steen die in het midden ligt. Aan de andere kant vindt Thijs een erg mooie, rechte tak die hij gebruikt als wandelstok. Zo lopen ze verder. Gek dat hier altijd maar zo weinig mensen zijn, denkt Anne. Zou niemand weten hoe mooi het hier is en hoe rustig? Gelukkig maar. Anders zou het niet meer zo stil en rustig zijn. Anne komt hier graag. Soms met Thijs of met een vriendinnetje, maar ook alleen. Soms om kastanjes te zoeken of beukennootjes, maar ook vaak om gewoon ergens te zitten en na te denken. En misschien zelfs om niet na te denken, maar gewoon alleen maar te zitten en te bestaan. Het bijzondere van bomen is dat ze niks van je willen, denkt Anne. Juffen en meesters willen dat je van alles leert en stil bent en dat je weet waar het Suezkanaal ligt, je moeder wil dat je veel groente eet, je kamer opruimt en niet te veel gamet. Maar de bomen vinden alles prima. Dat geeft een rustig gevoel. Je

8


hoeft niks in een bos. Ergens in het midden, op een open plek tussen de bomen, gaan ze op een omgevallen boomstam zitten. De bomen zijn hier heel hoog. Tussen de gevallen bladeren op de grond loopt een grote zwarte glimmende kever die Anne over haar hand laat lopen. ‘Hoi beestje,’ zegt ze. ‘Loop jij hier helemaal alleen? Heb jij geen vader en moeder? Is je vader soms dood?’ ‘Doe normaal,’ zegt Thijs. Hij breekt de kleine zijtakjes van de grote tak. Het is echt een mooie tak die hij daar heeft. Anne hoopt dat ze er vandaag ook zo een vindt. Veel mensen vinden hen zielig omdat ze geen vader meer hebben. Daar is Anne het niet mee eens, want ze weet niet zoveel meer van hem. Dus kan ze hem ook niet echt missen, vindt ze. Voor hen is het normaal dat hun vader alleen een foto is en verhalen die op verjaardagsfeestjes verteld worden. En een paar herinneringen. Een hele tijd zeggen ze niets. Er zijn alleen honderden vogeltjes aan het kletsen. ‘Wat zou het gaaf zijn om in het bos te wonen,’ zegt Thijs. Anne denkt dat hij hetzelfde voelt als zij op deze plek. Maar ze weet het niet zeker en ze durft het niet te vragen. Want hij kan soms ook heel stom reageren als ze het over zoiets heeft. ‘Dat zou ongelooflijk leuk zijn,’ zegt Anne. ‘Dan hadden we echt een grote tuin!’ ‘En dan konden we de hele dag fietscrossen,’ zegt Thijs, ‘en voetballen en kuilen graven en klimmen.’ ‘En dan mochten we vast wel een konijn en geiten en een paard!’ ‘En een schommel!’ roept Thijs. ‘Zo één als bij opa. Aan zo’n hele hoge boom, dan ga je echt heel hard en heel lang heen en weer!’ ‘Hé, ik weet wat,’ zegt Anne. Ze kijkt om zich heen. Hoewel er echt niemand is fluistert ze: ‘Zullen we een hut bouwen?’

9


M e n e e r de Zw e r v e r Thijs en Anne gaan niet op zomervakantie dit jaar, omdat hun moeder niet zoveel geld heeft. Als ze een nieuwe baan krijgt, moeten ze zichzelf vermaken. In het bos vlak bij hun huis bouwen ze een fantastische boomhut. Ook hun neef Sietse doet mee. Maar steeds als ze ’s ochtends bij de hut komen, zien ze vreemde dingen. Wie heeft de chips opgegeten? En van wie zijn die lange grijze haren en die rare sok? Met een webcam proberen ze erachter te komen wat er ’s nachts gebeurt in de hut. Avi M7/E7

Omslagillustratie van Mirèn van Alphen

Bestelnummer 5044 ISBN 978-90-5788-499-3

9 789057 884993


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.