Een afluisterapparaat en twee Boeven (5059)

Page 1


Een afluisterapparaat en twee boeven Jan van den Dool


Inhoud 1. Wil ik dit wel weten?

4

2. Natuurtalent

12

3. The Rangers

20

4. De juf pesten

29

5. Opgesloten in de oude sportkantine

37

6. Je bent lief

44

7. Helm af, helm op

51

8. Pannenkoeken eten

58

9. Een muziekstudio

65

10. Ik heb je geluk voor ogen

73

11. Met een helm op in de kerk

79

12. Boef haalt hulp

85

13. Hé, zus, word eens wakker

92

14. Je bent zomaar in hun greep

99

15. You are my friend

107


1. Wil ik dit wel weten? Saskia loopt in de pauze het plein op. Haar rode haar glanst in de zon. Ze kijkt rond of ze haar klasgenoten ziet. O, daar. Bij het hek staat een groepje te kletsen. Iets daarvoor staat Thomas. Alleen. Zoals altijd. Waarom eigenlijk? denkt ze. Hij is best aardig en hij ziet er ook best leuk uit, met zijn korte zwarte haren. Een beetje stil, dat wel, en erg op zichzelf. Net alsof hij niemand nodig heeft. Wat weet ik eigenlijk van hem? Ze zeggen dat hij in een achterbuurt woont. En dat het bij hem thuis ook een beetje vreemd is. Zéggen ze… Maar er is niemand bij hem thuis geweest. Hij vraagt nooit of iemand met hem meegaat. Moet je hem zien staan. Afwezig én op zijn hoede. Saskia loopt naar hem toe. ‘Hoi.’ Thomas kijkt verbaasd, maar ook verrast. Zijn bruine ogen twinkelen. ‘Hoi.’ ‘Wat sta jij hier te doen?’ vraagt Saskia, ‘je kijkt zo eh, opgelucht. Maar ook een beetje of er iets spannends aan de hand is.’ ‘Ik ben wat aan het uitproberen.’ Saskia trekt haar wenkbrauwen op. Ze bekijkt hem van onder tot boven. ‘O, ik zie anders niets bijzonders aan je.’ ‘Ja, dat kan kloppen.’ Hij steekt een hand in zijn zak en haalt er een apparaatje uit. ‘O, een USB-stick, wat is daarmee?’ ‘Hiermee kun je anderen afluisteren.’ ‘Hè, het is toch een gewone stick?’ ‘Nee, geen gewone.’ Hij wijst naar het groepje klasgenoten. ‘Deze stick neemt op wat zij daar allemaal zeggen.’

4


‘En dat wil jij weten?’ ‘Als ze het over mij hebben wel.’ ‘Dan ga je er toch bij staan?’ ‘Dat deed ik, maar toen hield iedereen ineens zijn mond. Ik hoor er niet bij!’ Hij kijkt Saskia aan alsof hij wil zeggen ‘Nou, is het waar of niet?’ Saskia kijkt hem nadenkend aan. ‘Of wil jij er niet bij horen?’ ‘Bij hen? Nee, liever niet. Jij ben de enige die weleens met me praat.’ ‘O. Ja,’ lacht Saskia. ‘Ik praat met iedereen. Waarom niet?’ Thomas kijkt haar aan. ‘Wil jij die stick hebben?’ Wat moet ik ermee? denkt Saskia. Maar nee zeggen… Hij wil haar graag iets geven en hoe kun je dat weigeren? ‘Waarom wil je hem weggeven? Dan heb je zelf niets.’ Thomas kijkt om zich heen. ‘Omdat ik jou aardig vind,’ zegt hij dan vlug. ‘O. Nou, dank je wel,’ zegt Saskia blij. ‘Het is altijd leuk als iemand je aardig vindt. Hoe kom jij eraan?’ ‘Van een buurjongen.’ Hij reikt hem aan. ‘Hier, pak aan.’ ‘En jij dan?’ ‘Ik heb er nog een. En die buurjongen had er nog meer, zei hij.’ ‘Hoe komt hij eraan?’ ‘Weet ik niet. Hebben of niet?’ ‘Ja, goed,’ zegt ze dan. Ze steekt haar hand uit. ‘Hoe werkt het?’ ‘Gewoon, je zet hem aan en dan ga je in de buurt staan, of zitten.’ ‘Dichtbij?’ ‘Nee, dat hoeft niet. Vanaf tien meter neemt hij alles op. Hij staat aan, alles wat zij gezegd hebben kun je thuis terugluisteren.’ ‘O, nou, bedankt.’ ‘Doe weg!’ zegt Thomas ineens. ‘Daar komt Luuk.’

5


‘Hoi,’ zegt Luuk. Hij kijkt naar Saskia. Thomas negeert hij volledig. ‘Kom je even?’ Saskia kijkt hem vragend aan. ‘Hoezo? Is er wat?’ ‘Ja, we willen iets bespreken.’ Nu kijkt ze naar Thomas. ‘Loop je ook mee?’ ‘Hij vroeg jou,’ zegt Thomas stellig. ‘Nou en? Je gaat toch gewoon mee?’ ‘En weggestuurd worden zeker. Mij niet gezien. Ga jij maar.’ Maar dan gaat de bel. De pauze is voorbij. Saskia kijkt naar Luuk. ‘Sorry, we gaan naar binnen.’ Thomas is al weg. ‘Wat had jij met Thomas?’ vraagt Luuk als ze door de gang naar hun klaslokaal lopen. ‘Iets voor mezelf,’ zegt Saskia luchtig. ‘Dat moet kunnen toch?’ ‘Je kreeg iets van hem?’ Nu kijkt Saskia hem aan. ‘Heb je ons staan begluren?’ ‘Nee, maar we zagen het toevallig.’ ‘We?’ ‘Ja, de anderen zagen het ook. Heb je wat met die stille?’ Saskia fronst haar wenkbrauwen. ‘Die stille? Noemen jullie Thomas die stille?’ ‘Ja, en soms ook de stiekemerd.’ Zonder op antwoord te wachten, loopt hij naar zijn plaats en gaat zitten. Saskia baalt. Ze hebben altijd wat tegen Thomas, denkt ze. Als ze na schooltijd thuiskomt, gaat ze meteen naar haar kamer. Ze is nieuwsgierig naar wat er op die stick staat. Ze steekt hem in haar laptop en klikt hem aan. Ja! De stem van Luuk. ‘We moeten dat mens gewoon een

6


keer goed te pakken nemen. Ze is nog geen blauwe maandag hier en denkt dat ze meteen alles kan veranderen. Wie heeft bedacht dat we tegenwoordig onze pet niet meer op mogen hebben in de klas? Zij! Onzin! O, wacht, daar komt de rode schoonheid aan, ik vraag haar of ze mee wil denken.’ Wat?! denkt Saskia verbaasd. De rode schoonheid? Gaat dat over mij? Ze luistert verder. ‘O, kijk, ze gaat naar de stille. Wat hebben die twee met elkaar? Moet je ze zien kletsen! Alsof ze de dikste vrienden zijn. Kijk, ze krijgt wat van hem! Ik ga erheen, daar moet ik meer van weten.’ De anderen praten door, maar dan hoort ze de stem van Luuk nog duidelijker. ‘Hoi. Kom je even?’ En dan haar eigen stem: ‘Hoezo? Is er wat?’ ‘Ja, we willen iets bespreken.’ Ze haalt de stick uit de laptop. Wel gaaf, zo’n ding, denkt ze. ‘Hoi, wat ben je aan het doen?’ Saskia schrikt. Ineens staat haar broer Sem achter haar. ‘Ik schrik me wild! Kun je niet even kloppen?’ ‘O, sorry hoor, een beetje prikkelbaar? Je deur staat anders wagenwijd open.’ Zonder nog wat te zeggen, loopt hij weer weg. Hij doet de deur met een overdreven gebaar dicht. Balen, denkt Saskia, nu is hij nijdig. Zal ik hem vertellen wat ik heb? Ja! Ze pakt de stick en loopt naar de kamer van Sem. Ook zijn deur staat gewoon open. ‘Klop, klop,’ zegt ze terwijl ze naar binnen gaat. ‘Sorry van daarnet, maar ik zat ergens naar te luisteren toen jij er ineens tussendoor kwam.’

7


‘Al goed,’ zegt Sem zonder op te kijken, ‘luister maar lekker verder.’ ‘Nee, ik wil je iets laten zien. En horen.’ Ze laat de stick zien. Sem kijkt ernaar. ‘Een USB-stick?’ ‘Het is geen gewone stick, steek hem maar in je laptop.’ ‘Hoor,’ zegt ze als de stick erin zit. ‘Klop, klop. Sorry van daarnet, maar ik zat ergens naar te luisteren toen jij er ineens tussendoor kwam.’ ‘Al goed, ga maar lekker verder luisteren.’ ‘Hè!’ zegt Sem, ‘dat ben ik! En jij. Hoe doe je dat? Met die stick? Laat eens zien.’ Hij haalt de stick eruit en bekijkt hem. ‘Niks bijzonders, hoe kom je eraan?’ ‘Ik kreeg hem van een jongen uit mijn klas.’ ‘Gaaf man! Nu kun je alles opnemen.’ ‘Of afluisteren,’ zegt Saskia. Sem kijkt op zijn horloge. ‘Ik moet folders rondbrengen. Ik maak eerst even af waarmee ik bezig was en dan ga ik folderen. We hebben het er nog wel over.’ Saskia gaat terug naar haar kamer en luistert nog een keer naar het gesprek op het schoolplein. Ze kijkt voor zich uit. Gaaf, dat wel, maar ook eng. De rode schoonheid… dat zei Luuk! En hoe noemde hij Thomas? Die stille? Waarom? Wil ik dit wel horen? ‘Jongens, ik ben er weer hoor. Komen jullie even? Ik heb thee.’ Mama staat onder aan de trap. ‘Joe, ik kom,’ roept Saskia. Als ze de kamer inloopt, kijkt mama haar vragend aan. ‘Is er wat? Je kijkt een beetje, wat zal ik zeggen, ernstig?’ ‘Luuk, een jongen uit mijn klas, noemde mij de rode schoonheid. Hij wist niet dat ik het hoorde. En Thomas, een

8


andere jongen uit de klas, noemde hij die stille.’ ‘O, en is dat zo? Is Thomas een stille jongen?’ ‘Ja, een beetje wel. Maar hij noemde hem ook een stiekemerd.’ ‘Aha,’ zegt mama, ‘maar rode schoonheid is vast een compliment.’ ‘Dat geloof ik niet.’ ‘Waarom niet?’ ‘Tegen mij heeft hij het nog nooit gezegd.’ ‘Ach joh, zo gaat dat toch? Laten jullie Boef even uit?’ ‘Ik niet,’ zegt Sem die net de kamer binnenkomt, ‘ik ga folders rondbrengen.’ Hij kijkt naar Saskia. ‘Laat die gasten toch kletsen. Ze zijn alleen maar jaloers. Sorry dat ik niet met Boef weg kan, doei.’ ‘Ik ga wel alleen,’ zegt Saskia. ‘Ga je mee Boef?’ Met de hond aan de lijn loopt ze het wandelpad achter hun huis op. Boef trekt meteen naar rechts, maar Saskia gaat deze keer linksaf. Boef kijkt even naar haar, maar vindt het wel goed. Boef vindt altijd alles goed. Vlak voor het tunneltje dat onder de provinciale weg doorgaat, gaan ze linksaf in de richting van een vervallen sportgebouw. Vanaf de andere kant komt een jongen aan, ook met een hond. Boef trekt aan de riem. Hij wil ernaartoe. ‘Boef, niet doen,’ zegt Saskia. Maar ook de hond van de jongen wil wel even snuffelen aan een nieuw vriendje. ‘Boef! Niet doen!’ zegt Saskia opnieuw. Alle twee de honden draaien hun kop naar Saskia en kijken haar aan. De jongen lacht. ‘Boef!’ zegt hij. Nu kijken de honden naar hem. ‘Hallo,’ zegt hij dan. ‘Heet jouw hond Boef?’ ‘Ja.’ ‘De mijne ook.’ ‘O, vandaar. Dat is ook toevallig.’

9


‘Heten wij misschien ook hetzelfde?’ Saskia lacht. ‘Dat denk ik niet, of jij moet een meisjesnaam hebben. Ik heet Saskia.’ ‘Nee, dat lijkt er niet op. Ik ben Tim.’ Hij klikt de riem van zijn Boef los. ‘Laat ze maar even gaan. Dat kan hier goed.’ Saskia laat haar Boef ook los. De twee honden rennen en dollen door het gras. ‘Nou, beweging hebben ze zo wel,’ lacht Tim. Hij kijkt op zijn horloge. ‘Maar ik moet terug naar huis. Boef! Kom!’ Beide honden rennen op hem af. ‘Boef, zit!’ zegt Saskia. Nu reageert alleen háár hond. Zittend wacht hij gehoorzaam op de volgende opdracht. Saskia klikt de riem weer vast. Ze kijkt naar Tim. ‘Nou, tot ziens.’ ‘Ja, ajuus. Mooie hond trouwens, die van jou.’ ‘Ja, dank je.’ Tim aait Boef over zijn kop. ‘Dag Boef, je bent een leuke hond.’ Hij kijkt omhoog, ‘leuk baasje ook…’ ‘Dank je,’ zegt Saskia. Wow! denkt ze. Dat is nog eens wat anders dan rode schoonheid. ‘Kom, Boef.’ Lichtvoetig loopt ze verder langs de achterkant van het oude sportgebouw. Op het sportveld ernaast is een stel jongens aan het voetballen. Saskia blijft staan. Alleen jongens, denkt ze. Waarom zijn er geen meisjes bij? Opeens valt haar oog op Thomas. Hij is keeper. Een paar jongens komen met de bal op het doel af. Thomas springt heen en weer. Saskia bijt op haar lippen. Kan hij de bal houden?

10


Opeens haalt een van de jongens uit om de bal een loeier te geven. Maar onverwachts geeft hij hem af aan een ander en die tikt hem heel gemakkelijk in. Dacht hij. Want Thomas zag het aankomen. In een flits duikt hij boven op de bal. ‘Super, Thomas! Wat goed!’ roept Saskia. Thomas kijkt om. Saskia steekt haar duim op. ‘Wat goed!’ De andere jongens komen naar Thomas. ‘Kei man!’ Maar Thomas kijkt naar Saskia. ‘Is dat een fan van je?’ vraagt een jongen. ‘Mooi kind.’ Thomas loopt naar het hek. ‘Hoi. Hoe kom jij hier?’ ‘Ik moest de hond uitlaten. Zit jij op voetbal?’ ‘Nee, ik voetbal gewoon met jongens uit de buurt.’ ‘Waarom zit je niet bij een club?’ Thomas haalt zijn schouders op. ‘Hou jij van voetbal?’ vraagt hij. ‘Soms, om naar te kijken. Het was mooi om te zien hoe jij de bal uit het doel hield. Knap gedaan! Dat hadden ze niet verwacht.’ Thomas glimt. ‘Hé, wat doen we?’ roept een van de jongens. ‘We zijn hier om te voetballen hoor.’ ‘Ajuus,’ zegt Thomas. Als een speer rent hij naar zijn plek in het doel.

11



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.