Hoe doe je dat? - Deel 1 Zo gaat dat niet! (0701)

Page 1

Bestelnummer: 0701

Zo gaat dat niet! 1

Zo gaat dat niet!

De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen wordt spelenderwijs geoefend met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.

HOE DOE JE DAT?

Hassel krijgt onverwacht bezoek van zijn neef Harmen. Samen gaan ze klussen bij Ep en op verjaardagsvisite bij Odette. Harmen is heel vriendelijk, maar weet niet in elke situatie even goed hoe hij zich hoort te gedragen. Met hulp van Hassel en zijn vrienden komt het gelukkig toch goed.

1

Illustraties Adriaan Bijloo


Inhoud pagina

6 8 22 24

Inleiding Verhaal Toelichting en verantwoording Werkvormen

6

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!


Inleiding De serie Hoe doe je dat? onderzoekt met jonge kinderen verschillende sociaal-emotionele situaties. Met verhalen uit het leven van alledag ontdekken kinderen dat je je op verschillende manieren kunt gedragen, maar dat de ene manier beter ontvangen wordt dan de andere. Soms worden die gedragsverwachtingen hardop uitgesproken, maar vaak wordt ervan uitgegaan dat kinderen weten wat er van ze wordt verwacht. In de verhalen in Hoe doe je dat? wordt stilgestaan bij situaties die kinderen uit de onderbouw misschien nog niet zo goed kennen. Ze maken kennis met verschillende gedragsmogelijkheden en -verwachtingen en kunnen de vaardigheden die daarbij horen spelenderwijs oefenen. In het boek wordt het verhaal eerst in zijn geheel verteld. De grote platen bieden de mogelijkheid om de kinderen mee te laten kijken. Na het verhaal volgt een verantwoording van het thema en een overzicht van de vaardigheden waaraan met behulp van dit boek wordt gewerkt. Tot slot worden de vaardigheden geoefend met behulp van de verdiepingsvragen bij het verhaal en de aangeboden werkvormen. Bij de vragen en werkvormen is de bijbehorende illustratie afgedrukt, zodat je die gemakkelijk nogmaals met de kinderen kunt delen. De liedjes en de werkbladen uit dit deel vind je op www.hoe-doe-je-dat-voor-onderbouw.nl.

Veel vertel- en leerplezier gewenst!

7

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!


Op een dag krijgt Hassel een brief. Er staat in: Beste Hassel, Ik vind jou erg aardig. Daarom kom ik bij je logeren. Ik kom zaterdag om elf uur. Hartelijke groet, Je neef Harmen Hassel schrikt. Zaterdag? Dat is vandaag! En elf uur‌ dat is al bijna!  

8

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!



Even later gaat de bel. Daar is neef Harmen! Hassel doet de deur open en steekt zijn hand uit. ‘Hallo,’ zegt hij. ‘Leuk dat je er bent!’ Maar Harmen geeft geen hand. Hij loopt zo langs Hassel naar binnen. Hij gooit zijn tas in de keuken en gaat op de bank liggen. ‘Leuk dat ik er ben!’ zegt hij vrolijk. ‘Eh… ja,’ zegt Hassel. ‘Leuk dat je er bent.’ Hij gaat maar snel iets te drinken inschenken. Als ze hun drinken op hebben, zegt Hassel: ‘Eigenlijk moet ik vanmiddag naar Ep. Ik heb beloofd om hem te helpen met het verven van zijn schuur.’ ‘Wat je belooft moet je doen,’ zegt Harmen. ‘Dat hoort zo. Ik ga wel met je mee!’

10

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!



Toelichting en verantwoording Doel

Verantwoording

Als kinderen voor het eerst naar school gaan, komen ze in de groep in aanraking met allerlei sociale situaties die ze veelal nog niet eerder ervaren hebben. In een groep wordt er veel meer van de sociale- en emotionele vaardigheden van een kind verwacht dan in een gezinssituatie. Zo krijgen ze te maken met verschillende leeftijdgenoten die allemaal op hun eigen manier reageren. De leerkracht is soms de eerste (professionele) ‘opvoeder’ waar ze mee te maken krijgen, naast hun eigen ouder(s)/verzorger(s). Elk kind gaat op zijn eigen wijze om met de overgang naar school. Het ene kind zal zich makkelijk aanpassen en veel gewenst gedrag laten zien terwijl het andere kind daar veel meer moeite heeft. Voor kinderen is het niet altijd even duidelijk welk gedrag er van ze verwacht wordt. Niet alle kinderen hebben een antenne voor die vaak impliciete gedragsverwachtingen. Het is daarom goed om die uit te spreken. Ook als je denkt dat iedereen dat wel zal begrijpen.

Bij de keuze voor de sociale-, emotionele en taak/werkhoudingsvaardigheden die in de thema’s aan bod komen, is gebruik gemaakt van verschillende leerlijnen; onder andere van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), het CED en het HCO.

De serie Hoe doe je dat? geeft de leerkracht een handvat om met de kinderen in gesprek te gaan over gewenst gedrag zodat ze zich meer bewust worden van de geldende gedragsverwachtingen. De gedragsverwachtingen die in de diverse prentenboeken aan de orde komen hebben specifiek betrekking op emotionele-, sociale- en taak/werkhoudingsvaardigheden.

22

Gewenst gedrag leren kinderen niet door er alleen maar over te horen vertellen en erover te praten. Ook het oefenen van gewenste gedragingen is belangrijk. Dat kan met behulp van de vragen, oefeningen en spelvormen in het boek.

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!

In de verhalen is gekozen voor een fictieve dierenwereld. De dieren maken allerlei (sociale) situaties mee die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Door gebruik te maken van dieren met menselijke eigenschappen kunnen kinderen zich op een veilige manier met deze dieren identificeren. In de verhalen vertonen de dieren zowel gewenst als ongewenst gedrag. Zo worden de verschillen tussen gewenst en ongewenst verduidelijkt en zijn de verhalen levendiger en levensechter. Daarbij is het ook goed om te laten zien dat het niet erg is dat niet alles meteen goed gaat: gelukkig kan en mag je nog veel leren. Het is goed om te bedenken dat ongewenst gedrag vaak niet bewust is, maar bijvoorbeeld voortkomt uit onwetendheid en enthousiasme. Gewenst en ongewenst gedrag zijn termen die we niet gebruiken om te moraliseren, maar om aan te geven dat gewenst gedrag het mogelijk maakt goed te functioneren in een groep.


In dit deel komen de volgende vaardigheden aan bod:

Vaardigheden In elk deel van de serie Hoe doe je dat? komen een aantal specifieke emotionele-, sociale- en/of taakwerkhoudingsvaardigheden aan de orde. Deze zijn te vinden in het kader hiernaast. Het niveau van de vaardigheden is afgestemd op groep 1-3 van het basisonderwijs. Binnen de serie komen verschillende vaardigheden aan bod. Sommige vaardigheden komen in meerdere delen aan de orde.

De volgende symbolen kom je tegen in dit deel:

Hoe te gebruiken? De prentenboeken in de serie Hoe doe je dat? zijn losse delen. Ze kunnen in willekeurige volgorde gebruikt worden naar gelang de behoefte van de kinderen in de groep. De leerkracht start met het voorlezen van het prentenboekgedeelte. Daarna kan het verhaal prent voor prent besproken worden aan de hand van de vragen. In het groepsgesprek dat dan ontstaat, is ruimte voor de kinderen om hun eigen ervaringen te delen, hun gevoelens te verwoorden en vragen te stellen. Vervolgens bieden de werkvormen de mogelijkheid voor de kinderen om de diverse gedragingen zelf te ervaren en oefenen. Dit doen ze aan de hand van de verschillende oefeningen en spelvormen. Het heeft de voorkeur om het voorlezen, het gesprek en de verwerking te verspreiden over meerdere lesmomenten. Veel van de spelvormen en oefeningen kunnen geïntegreerd worden in bestaande lesmomenten zoals het buitenspelen, (vrije) spelmomenten en/of gym.

• contact zoeken • feliciteren • helpen • jezelf presenteren • op je beurt wachten • rekening houden met een ander

• wensen verwoorden

binnenactiviteit buitenactiviteit binnen en buiten naar de website

Oefenen in kleine groepen Voor sommige kinderen zijn dit onderwerpen die meer tijd en aandacht vragen. Herhaal het verhaal in een kleine groep en werk daarmee aan de vaardigheden die nog extra aandacht verdienen. Kies de vragen en werkvormen die daar het beste bij aansluiten.

23

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!


24

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!


Mag ik bij jou spelen?

K RIN GS P E L

Ik wil mee!

SPELLIED

Vaardigheid: Rekening houden met de ander

Vaardigheid: Rekening houden met de ander

De kinderen zitten in de kring. Zet de hoofdband met de afbeelding van Harmen op je hoofd. Een kind heeft de hoofdband met Hassel op. Doe het eerst een keer ‘verkeerd’ voor. Loop naar dat kind toe en zeg als Harmen: ‘Ik kom vanmiddag bij jou spelen.’ Bespreek kort hoe dit overkomt. Het kind antwoordt als Hassel. Doe het daarna ‘goed’ voor: ‘Mag ik vanmiddag bij jou spelen?’ Hoe reageert Hassel nu? Het kind dat Hassel speelt, geeft de hoofdband door aan een volgend kind. Loop naar het kind met de hoofdband en stel de vraag nogmaals. Herhaal dit een paar keer. Vraag vervolgens een van de kinderen Harmen te spelen en geef het de hoofdband van Harmen.

Creëer een veld op het schoolplein of in de speelzaal. Wijs een tikker aan die in het midden van het veld gaat staan. De andere kinderen staan aan de zijkant. Zij zingen op de wijs van ‘Schipper mag ik overvaren’:

N.B. Het kan zijn dat kinderen alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Laat ze er dan een reden bij geven. Bedenk er eventueel eerst een paar met elkaar, bijvoorbeeld: ‘Nee, dat kan niet want ik moet vanmiddag naar de tandarts.’ Of: ‘Nee, want ik heb al met iemand anders afgesproken.’

Op de website zijn de hoofdbanden van Hassel en Harmen te vinden.

VAARDIGHEID • Rekening houden met de ander VRAGEN

• Hoe is het voor Hassel dat zijn neef plotseling

Ik wil heel graag samen spelen… ik wil mee! Moet ik dat eerst aan je vragen, ja of nee?

op bezoek komt?

• Komt het weleens niet goed uit als iemand

Als de tikker antwoordt met ‘Ja’, stelt de groep kinderen de vraag: ‘Hoe?’ De tikker bepaalt hoe de kinderen naar de overkant mogen komen om te komen spelen (‘Kom maar bij me spelen als… een kikker!’ of ‘Kom maar bij me spelen door… te dansen!’). De tikker moet op dezelfde manier bewegen en probeert een van de kinderen te tikken. Het kind dat getikt wordt, is de nieuwe tikker en het spel begint opnieuw.

zomaar op bezoek komt? Waarom? (Bijvoorbeeld: Je hebt er niet op gerekend, je hebt iets anders te doen, je hebt niets lekkers in huis gehaald…)

N.B. De tikker mag in het begin ook ‘Nee’ zeggen; dan moeten de kinderen het liedje opnieuw zingen.

Wil jij de bal van mij?

BAL SPEL

Vaardigheid: Rekening houden met de ander De kinderen zitten of staan in een kring. Begin zelf. Vraag aan een kind: ‘Wil jij de bal van mij?’ De kinderen geven aan of ze de bal willen ontvangen (armen in de lucht) of niet (armen over elkaar). Het kind dat (of jij die) de bal rolt, houdt rekening met de ander en rolt de bal alleen als dat kind aangeeft dat het de bal wil. Vervolgens stelt dat kind weer dezelfde vraag ('Wil jij de bal van mij?') en rolt de bal naar een volgend kind. Ga zo de kring rond tot alle kinderen aan de beurt geweest zijn.

25

HOE DOE JE DAT? * Zo gaat dat niet!


Bestelnummer: 0701

Zo gaat dat niet! 1

Zo gaat dat niet!

De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen wordt spelenderwijs geoefend met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.

HOE DOE JE DAT?

Hassel krijgt onverwacht bezoek van zijn neef Harmen. Samen gaan ze klussen bij Ep en op verjaardagsvisite bij Odette. Harmen is heel vriendelijk, maar weet niet in elke situatie even goed hoe hij zich hoort te gedragen. Met hulp van Hassel en zijn vrienden komt het gelukkig toch goed.

1

Illustraties Adriaan Bijloo


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.