Hoe doe je dat? - Deel 2 Vrienden maken (0702)

Page 1

Bestelnummer: 0702

Vrienden maken 2

Vrienden maken

De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen wordt spelenderwijs geoefend met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.

HOE DOE JE DAT?

Odette is uitgenodigd voor een feest op de dansclub. Ze mag een vriend meenemen. Maar wie is haar vriend? Is Mol haar vriend? Samen gaan ze varen met een kano. Door samen dingen te doen leren ze elkaar beter kennen. Zo komen ze erachter dat ze vrienden zijn geworden. Mol mag mee naar het feest op de dansclub, want hij is een echte vriend.

2

Illustraties Adriaan Bijloo


Inhoud pagina

7 8 22 24

Inleiding Verhaal Toelichting en verantwoording Werkvormen

6

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken


Inleiding De serie Hoe doe je dat? onderzoekt met jonge kinderen verschillende sociaal-emotionele situaties. Met verhalen uit het leven van alledag ontdekken kinderen dat je je op verschillende manieren kunt gedragen, maar dat de ene manier beter ontvangen wordt dan de andere. Soms worden die gedragsverwachtingen hardop uitgesproken, maar vaak wordt ervanuit gegaan dat kinderen weten wat er van ze wordt verwacht. In de verhalen in Hoe doe je dat? wordt stilgestaan bij situaties die kinderen uit de onderbouw misschien nog niet zo goed kennen. Ze maken kennis met verschillende gedragsmogelijkheden en -verwachtingen en kunnen de vaardigheden die daarbij horen spelenderwijs oefenen. In het boek wordt het verhaal eerst in zijn geheel verteld. De grote platen bieden de mogelijkheid om de kinderen mee te laten kijken. Na het verhaal volgt een verantwoording van het thema en een overzicht van de vaardigheden waaraan met behulp van dit boek wordt gewerkt. Tot slot worden de vaardigheden geoefend met behulp van de verdiepingsvragen bij het verhaal en de aangeboden werkvormen. Bij de vragen en werkvormen is de bijbehorende illustratie afgedrukt, zodat je die gemakkelijk nogmaals met de kinderen kunt delen. Het verhaal, de vragen en de werkvormen kun je met de hele klas uitvoeren. Heb je het idee dat sommige kinderen moeite hebben met bepaalde vaardigheden, dan is het een goed idee om het verhaal nogmaals in een groepje voor te lezen en de activiteiten te doen die werken aan die betreffende vaardigheden. De liedjes en de werkbladen uit dit deel vind je op www.hoe-doe-je-dat-voor-onderbouw.nl. Veel vertel- en leerplezier gewenst!

TiP

Neem de werkvormen door en kies die werkvormen uit die het meest aansluiten bij de leerbehoefte van de kinderen. Zo kun je de boeken gericht gebruiken.

7

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken


Odette denkt diep na. Héél diep. Vanavond is er een feest van de dansclub. Je mag een vriend of vriendin meenemen naar het feest. Wie zal ze meenemen? Odette denkt aan haar vriendin Gretta, maar die houdt niet van dansen. En haar vriend Hassel kan vanavond niet. Misschien kan ze Mol meenemen. Maar… is Mol wel een vriend van haar?

8

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken



‘Zijn wij vrienden?’ vraagt Odette aan Mol. Mol haalt zijn schouders op. ‘Ik weet het niet,’ zegt hij. ‘We kennen elkaar niet zo goed, en we doen nooit iets samen.’ ‘Wil je dan misschien mijn vriend wórden?’ vraagt Odette. ‘Want ik mag een vriend meenemen naar het dansfeest.’ ‘Mij best,’ antwoordt Mol. ‘Maar hoe doen we dat, vrienden worden?’ ‘We gaan samen iets leuks doen!’ roept Odette vrolijk. ‘Wat vind jij leuk?’ Mol krabt zich achter zijn oor. ‘Varen,’ zegt hij dan. ‘Varen met een kano. Vind jij dat ook leuk?’ 10

Odette knikt. ‘Vast wel!’

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken



Toelichting en verantwoording Doel Als kinderen voor het eerst naar school gaan, komen ze in de groep in aanraking met allerlei sociale situaties die ze veelal nog niet eerder ervaren hebben. In een groep wordt er veel meer van de sociale- en emotionele vaardigheden van een kind verwacht dan in een gezinssituatie. Zo krijgen ze te maken met verschillende leeftijdgenoten die allemaal op hun eigen manier reageren. De leerkracht is soms de eerste (professionele) ‘opvoeder’ waar ze mee te maken krijgen, naast hun eigen ouder(s)/verzorger(s). Elk kind gaat op zijn eigen wijze om met de overgang naar school. Het ene kind zal zich makkelijk aanpassen en veel gewenst gedrag laten zien terwijl het andere kind daar veel meer moeite heeft. Voor kinderen is het niet altijd even duidelijk welk gedrag er van ze verwacht wordt. Niet alle kinderen hebben een antenne voor die vaak impliciete gedragsverwachtingen. Het is daarom goed om die uit te spreken. Ook als je denkt dat iedereen dat wel zal begrijpen. De serie Hoe doe je dat? geeft de leerkracht een handvat om met de kinderen in gesprek te gaan over gewenst gedrag zodat ze zich meer bewust worden van de geldende gedragsverwachtingen. De gedragsverwachtingen die in de diverse prentenboeken aan de orde komen hebben specifiek betrekking op emotionele-, sociale- en taak/werkhoudingsvaardigheden.

22

Gewenst gedrag leren kinderen niet door er alleen maar over te horen vertellen en erover te praten. Ook het oefenen van gewenste gedragingen is belangrijk. Dat kan met behulp van de vragen, oefeningen en spelvormen in het boek.

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken

Verantwoording Bij de keuze voor de sociale-, emotionele en taak/werkhoudingsvaardigheden die in de thema’s aan bod komen, is gebruik gemaakt van verschillende leerlijnen; onder andere van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), het CED en het HCO. In de verhalen is gekozen voor een fictieve dierenwereld. De dieren maken allerlei (sociale) situaties mee die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Door gebruik te maken van dieren met menselijke eigenschappen kunnen kinderen zich op een veilige manier met deze dieren identificeren. In de verhalen vertonen de dieren zowel gewenst als ongewenst gedrag. Zo worden de verschillen tussen gewenst en ongewenst verduidelijkt en zijn de verhalen levendiger en levensechter. Daarbij is het ook goed om te laten zien dat het niet erg is dat niet alles meteen goed gaat: gelukkig kan en mag je nog veel leren. Het is goed om te bedenken dat ongewenst gedrag vaak niet bewust ongewenst is, maar bijvoorbeeld voortkomt uit onwetendheid en enthousiasme. Gewenst en ongewenst gedrag zijn termen die we niet gebruiken om te moraliseren, maar om aan te geven dat gewenst gedrag het mogelijk maakt goed te functioneren in een groep.


In dit deel komen de volgende vaardigheden aan bod:

Hoe te gebruiken?

Vaardigheden

De prentenboeken in de serie Hoe doe je dat? zijn losse delen. Ze kunnen in willekeurige volgorde gebruikt worden naargelang de behoefte van de kinderen in de groep.

In elk deel van de serie Hoe doe je dat? komen een aantal specifieke emotionele-, sociale- en/of taakwerkhoudingsvaardigheden aan de orde. Deze zijn te vinden in het kader hiernaast. Het niveau van de vaardigheden is afgestemd op groep 1-3 van het basisonderwijs. Binnen de serie komen verschillende vaardigheden aan bod. Sommige vaardigheden komen in meerdere delen aan de orde.

De leerkracht start met het voorlezen van het prentenboekgedeelte. Daarna kan het verhaal prent voor prent besproken worden aan de hand van de vragen. In het groepsgesprek dat dan ontstaat, is ruimte voor de kinderen om hun eigen ervaringen te delen, hun gevoelens te verwoorden en vragen te stellen. Vervolgens bieden de werkvormen de mogelijkheid voor de kinderen om de diverse gedragingen zelf te ervaren en oefenen. Dit doen ze aan de hand van de verschillende oefeningen en spelvormen. Het heeft de voorkeur om het voorlezen, het gesprek en de verwerking te verspreiden over meerdere lesmomenten. Veel van de spelvormen en oefeningen kunnen geïntegreerd worden in bestaande lesmomenten zoals het buitenspelen, (vrije) spelmomenten en/of gym.

• contact zoeken • belangstelling tonen voor een ander

• rekening houden met een ander

• je eigen wensen verwoorden

De volgende symbolen kom je tegen in dit deel: binnenactiviteit buitenactiviteit binnen en buiten naar de website

Oefenen in kleine groepen Voor sommige kinderen zijn dit onderwerpen die meer tijd en aandacht vragen. Herhaal het verhaal in een kleine groep en werk daarmee aan de vaardigheden die nog extra aandacht verdienen. Dat kan door er met elkaar over te praten en wek aan de vaardigheden met behulp van de oefeningen.

• luisteren naar een ander • aardig doen • grapjes maken • compliment geven • opkomen voor jezelf • sorry zeggen • troosten/geruststellen • bedanken • samen spelen

23

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken


24

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken


Wat vind ik leuk?

ACTIVITEIT

Vaardigheid: Wensen verwoorden Vertel de kinderen dat ze straks een speelkwartier hebben. Op de bingokaart kleuren de kinderen het vakje met de activiteit die ze straks het liefst willen gaan doen. Op de bingokaart staan afbeeldingen van de volgende activiteiten: Met een bal spelen Tikkertje In de zandbak spelen Klimmen in het klimrek Met de kar spelen Met een springtouw spelen

niet meer weet wat eerder gezegd is, noemt het alleen iets waar hij zelf van houdt en begint het weer opnieuw. De kinderen zitten in de kring. Je begint en zegt bijvoorbeeld ‘(Jouw naam) houdt van zwemmen.’ Het kind rechts naast je (kind 1) herhaalt dit en voegt iets toe waar het zelf van houdt, bijvoorbeeld van steppen: ‘(Jouw naam) houdt van zwemmen en (naam kind 1) houdt van steppen.’ Het volgende kind rechts (kind 2) herhaalt dit en voegt er ook weer iets aan toe. ‘(Jouw naam) houdt van zwemmen, (naam kind 1) houdt van steppen en (naam kind 2) houdt van kleuren.’ Ga zo door tot alle kinderen aan de beurt zijn geweest. Vraag na afloop: Wat voor nieuws hebben jullie vandaag over elkaar geleerd? Als een ander vertelt waar hij van houdt, leer je elkaar beter kennen.

VAARDIGHEDEN • Wensen verwoorden • Luisteren naar een ander • Belangstelling tonen voor een ander • Rekening houden met een ander VRAGEN

• Hoe kan Odette weten of Mol een vriend is?

• Wie zijn jouw vrienden? Hoe ben je vrienden

Laat het speelkwartier beginnen en bewaar de bingokaarten voor de oefening ‘Wil jij met mij-BINGO!’

ACTIVITEIT

geworden?

• Vind jij het leuk om

Vaardigheid: Belangstelling tonen voor de ander, rekening houden met een ander

gevraagd te worden voor een feest? Wie zou je

Op de website is een werkblad te vinden.

Wie houdt van wat?

Wil jij met mij-BINGO!

K EN N IS MA K IN GS S P E L

Vaardigheid: Luisteren naar een ander, belangstelling tonen voor een ander Een variant op ‘Ik ga op reis en ik neem mee’, waarbij het de bedoeling is om elkaar beter te leren kennen. Het is niet erg als de kinderen niet alles onthouden wat eerder is gezegd, dit in tegenstelling tot het spelletje ‘Ik ga op reis en ik neem mee.’ Als een kind

Odette vindt dansen heel leuk en ze gaat graag naar het dansfeest. Ze vraagt zich af wie ze kan meenemen. Die moet ook van dansen houden, anders is het voor hem/haar niet leuk. Wie zou jij vragen als je met de bal, in de zandbak, met de kar, met een springtouw gaat spelen, in het klimrek spelen of tikkertje gaat doen? De kinderen gaan in een kring zitten. Ze leggen hun bingokaart (van de activiteit ‘Wat vind ik leuk?) voor zich. Om de beurt kiezen de kinderen een ander kind dat dezelfde activiteit heeft ingekleurd op zijn bingokaart. Als het zoekende kind een ander kind gevonden heeft, zeggen ze allebei ‘BINGO!’

TiP

Doe deze activiteit voordat de kinderen gaan buitenspelen en laat de kinderen op deze manier een speelmaatje kiezen.

meenemen?

25

HOE DOE JE DAT? * Vrienden maken


Bestelnummer: 0702

Vrienden maken 2

Vrienden maken

De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen wordt spelenderwijs geoefend met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.

HOE DOE JE DAT?

Odette is uitgenodigd voor een feest op de dansclub. Ze mag een vriend meenemen. Maar wie is haar vriend? Is Mol haar vriend? Samen gaan ze varen met een kano. Door samen dingen te doen leren ze elkaar beter kennen. Zo komen ze erachter dat ze vrienden zijn geworden. Mol mag mee naar het feest op de dansclub, want hij is een echte vriend.

2

Illustraties Adriaan Bijloo


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.