a m m a r g spro g n i n i a g en n Tr i m r o le v seksue rheid voor a weerba n jongens e meisjes t 14 jaar to van 10
Yvonne Booltink
Yvonne Booltink
ramma Trainingsprog ing en seksuele vorm voor weerbaarheid gens meisjes en jon ar van 10 tot 14 ja
oor Handleiding v bij
trainsters
ramma Trainingsprog ing en seksuele vorm voor weerbaarheid MEISJES ar van 10 tot 14 ja
Inhoud De wereld van Robien 7
Handleiding voor trainsters 1 2
21
Inleiding Theoretische onderbouwing 2.1 Seksuele ontwikkeling meisje 2.2 Seksuele vorming 2.3 Waarde van seksuele opvoeding binnen het onderwijs 2.4 Assertiviteit bij kinderen 3 De wereld van Robien 3.1 Algemene doelstellingen van de training 3.2 De centrale gedachte van de training 3.3 Persoonlijke doelstellingen en huiswerk 3.4 Wie is Robien? 3.5 De houding van de trainster 3.6 De doelgroep 3.7 De trainingsonderwerpen 3.8 De kerngedachten 3.9 De rol van de trainster 3.10 De werkwijze 3.10.1 Voorbereidingen 3.10.2 Trainingsonderdelen en materialen 3.11 Na aoop van de training
9 10 10 10 12 13 14 14 14 14 15 15 15 16 16 16 17 17 18 19
10 lessen Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Les 10
Kennismakingsbijeenkomst Mijn lichaam in de puberteit Mijn gevoelens in de puberteit Ik mag er zijn! Ik vertrouw op mezelf! Vriendschap en verliefdheid Prettige aanrakingen Geen prettige aanrakingen Grenzen aangeven Afsluitende bijeenkomst
23 28 36 42 48 54 60 65 71 77
81
Werkboek
Les 1 Les 2 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 10
Kennismakingsbijeenkomst Mijn lichaam in de puberteit Ik mag er zijn! Ik vertrouw op mezelf Vriendschap en verliefdheid Prettige aanrakingen Geen prettige aanrakingen Afsluitende bijeenkomst
v
105
Bijlagen
L L L L
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Voorbeeldbrief Ouders/Verzorgers Voorbeeldfolder Opzet ouderbijeenkomst ‘De wereld van Robien’ Rapportage waargenomen gedrag leerlingen Diploma Evaluatie deelnemers trainingsprogramma ‘De wereld van Robien’ Literatuur
82 85 88 92 95 98 99 101
106 107 108 111 112 113 116
1
Inleiding Als opvoeders willen we kinderen zoveel mogelijk geven om hun ontwikkeling positief te beïnvloeden. We volgen het kind in wat het doet, geven het steun, begeleiding en sturing. Maar hoe graag we dat ook willen, we kunnen niet alles voor zijn. We kunnen er simpelweg niet voor zorgen dat kinderen alleen die kennis en ervaringen opdoen die wij hen in samenwerking met de ouders meegeven. Gelukkig maar, want dan zou de opvoeding en ook de ontwikkeling van het kind enkel gericht zijn op de leeromgeving die door die specifieke opvoeders wordt gecreëerd en volgens hun normen en waarden wordt vormgegeven. De ontwikkeling van het kind is onderhevig aan verschillende invloeden vanuit de omgeving. Het hangt van het kind af wat het met de informatie doet die het opvangt en hoe het hier op reageert. Wanneer we de koppeling maken naar seksualiteit, zullen allerlei invloeden vanuit de media, het internet en reclameboodschappen de wereld van het kind binnendringen en zijn of haar beeld van seksualiteit beïnvloeden. Daarmee raken we de visie van waaruit deze handleiding geschreven is. Deze handleiding is geschreven bij het trainingsprogramma ‘De wereld van Robien’. Deze training laat de deelnemers een andere waarheid plaatsen naast hetgeen zij vanuit de omgeving (opvoeding, media, vrienden etc.) hebben opgevangen op het gebied van seksualiteit. Dit trainingsprogramma bevat activiteiten die gericht zijn op de seksuele vorming van meisjes. Meisjes delen over het algemeen graag ervaringen, praten graag met elkaar over leuke en lastige situaties en zijn graag creatief bezig. De wereld van Robien sluit aan op deze interesses en op de lichamelijke ontwikkeling van meisjes in de leeftijd van 10 t/m 14 jaar. Deze handleiding behelst naast de tien lessen, de daarbij behorende materialen en een samenvatting van belangrijke literatuur, een uitgebreide beschrijving van de werkwijze van de training.
Yvonne A.M. Booltink
Handleiding – 9
2
Theoretische onderbouwing Aangeraden wordt om – alvorens het trainingsprogramma uit te voeren – kennis te nemen van het thema ‘seksuele vorming’. De volgende paragrafen geven een samenvatting van belangrijke literatuur met betrekking tot dit onderwerp.
2.1 Seksuele ontwikkeling meisje Onderstaande beschrijving van de seksuele ontwikkeling van meisjes is gebaseerd op informatie van de Rutgers Nisso Groep, kenniscentrum seksualiteit. Het tiende en elfde levensjaar kenmerken zich door de prepuberteit. Tijdens deze periode doen er zich veranderingen voor op lichamelijk en emotioneel gebied. De ontwikkeling van de geslachtshormonen zorgt ervoor dat meisjes zich meer gaan interesseren voor de volwassen seksualiteit. Ondanks de interesse op dit gebied kunnen gesprekken hierover voor een preutse of afhoudende reactie zorgen. De oorzaak kan gelegen zijn in onzekere gevoelens over het eigen lichaam of schaamte. Naast de lichamelijke kenmerken, waaronder de lengtegroei en de groei van de borsten, kunnen stemmingswisselingen optreden. Met enige voorzichtigheid wordt er gezocht naar lichamelijke toenadering op het moment dat de eerste stappen binnen de liefde zijn gezet. In de puberteit ontwikkelen meisjes zich verder; zij krijgen oksel- en schaamhaar en de eerste menstruatie vindt plaats. De gemiddelde leeftijd waarop de eerste menstruatie plaatsvindt, ligt rond het dertiende levensjaar. Na deze eerste menstruatie, ook wel ‘menarche’ genoemd, zijn meisjes geslachtsrijp en kunnen zij kinderen krijgen. Vanaf dit moment gaat de ontwikkeling geleidelijk door. Zelfbevrediging kan toenemen en het seksuele zelfbeeld ontstaat. Met betrekking tot dit laatste gaan meisjes zichzelf zien als iemand die seks kan hebben. De wens om aantrekkelijk te zijn, die samenhangt met dit seksuele zelfbeeld, kan voor onzekerheden zorgen met betrekking tot het eigen lichaam. In deze leeftijd zijn meisjes vaak erg gevoelig voor de mening van anderen, waarbij de invloed van leeftijdsgenoten groot is. Ook leeftijdsgenoten worden nu seksueel aantrekkelijk gevonden. Vaak worden de meisjes voor het eerst echt verliefd en ontstaan de eerste relaties. Binnen deze leeftijdsfase ontdekken jongeren vaak hun seksuele voorkeur.
2.2 Seksuele vorming Seksuele vorming is gericht op het gedrag en de attitude met betrekking tot seksualiteit. Dus waar het bij seksualiteit in het algemeen gaat over het gedrag en de gevoelens van een persoon, gaat het bij seksuele vorming om de manier waarop men dit gedrag en de hierbij komende attitude vormgeeft. In vergelijking met seksuele voorlichting bieden lessen in seksuele vorming niet enkel feitelijke kennis aan, maar hebben zij ook tot doel dat de jongeren leren respect te hebben voor de
Handleiding – 10
ander en zichzelf en weloverwogen keuzen te maken. Het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS) is een organisatie in Nederland die advies op het gebied van onderwijs aanbiedt, cursussen en conferenties organiseert en onderwijsmateriaal ontwikkelt. Een internetpagina van deze organisatie en de Rutgers Nisso Groep – www.seksuelevorming.nl – noemt drie terreinen waarop seksuele vorming zich tegelijkertijd zou moeten afspelen, namelijk: • informatieoverdracht • meningsvorming • aanleren van vaardigheden om over seks te kunnen communiceren. Seksuele vorming is volgens de auteur van de website een onderdeel van de seksuele opvoeding. Hierbij wordt gedacht aan de verschillende invloeden die een persoon vanuit de omgeving opvangt en de wijze waarop men deze verwerkt en invloed laat hebben op het eigen seksuele leven. Finke (2001) geeft aan de hand van de volgende zes aspecten betekenis aan het begrip ‘seksuele opvoeding/vorming’: Meer dan voorlichting, maar toch ook voorlichting Op het gebied van voorlichting geeft Finke aan dat het hebben van een open oor voor vragen van kinderen en het geven van eerlijke antwoorden belangrijk is. Op een speelse manier wordt kinderen zo de mogelijkheid geboden om hun lichaam en de lichaamsfuncties te leren kennen en hier een passend taalgebruik voor te ontwikkelen. Opvoeden tot zintuiglijkheid Onder de noemer ‘zintuigtraining’ wordt het door middel van spel en situaties in het dagelijks leven mogelijk voor het kind het eigen lichaam en dat van anderen te begrijpen, simpelweg door de zintuigen te gebruiken. Finke ziet de zintuigen als sleutel die het kind heeft tot zijn wereld, ‘niets gebeurt zomaar’. Een kind leert door ervaringen met alle zintuigen niet alleen zijn eigen lichaam en dat van de ander te herkennen, maar ook zijn eigen gevoelens te aanvaarden en goede van slechte gevoelens te onderscheiden. Daarnaast ontwikkelt zich het bewustzijn: mijn lichaam is van mij. ‘De gedifferentieerde ontwikkeling van zintuigen en gevoelens is niet in de laatste plaats ook een belangrijke bouwsteen voor een goed seksueel leven op volwassen leeftijd.’ (Finke, 2001) Opvoeden tot liefhebben Een kind is in staat om liefde door te geven op het moment dat hij zelf liefde ervaart, oftewel: ‘een kind dat geliefd wordt, kan liefde doorgeven’. Deze liefde voor zichzelf en voor anderen vormt de basis voor seksualiteit. Het kind kan worden aangespoord zichzelf als persoon te waarderen, zichzelf lief te hebben en andere mensen met liefde tegemoet te treden. Het waarnemen van de eigen behoeften en grenzen en deze serieus nemen staat hierbij centraal. Dit geldt ook het waarnemen en serieus nemen van de behoeften en grenzen van anderen. Opvoeden tot speels genieten Seksuele lust heeft volgens Finke iets te maken met luchtigheid en spel. Met ‘luchtigheid’ doelt zij op het doorgeven dat het heerlijk is een lichaam te hebben dat ons zoveel aangename gevoelens geeft. Bij ‘spel’ gaat het om nieuwsgierigheid en proberen, waarbij poging en vergis-
Handleiding – 11
sing thuis horen. Uiteindelijk gaat het om het genieten van de eigen lustgevoelens en die van de ander. Een wezenlijk deel van de persoonlijkheidsvorming. Seksualiteit wordt door Finke gezien als een wezenlijk onderdeel van de persoonlijkheid van ieder mens. Zij geeft aan dat om deze reden seksuele opvoeding altijd een belangrijk onderdeel van de persoonlijkheidsvorming is. Hiertoe behoren het ontwikkelen van het gevoel van eigenwaarde, het zelfbewustzijn en de zelfbestemming. Preventie tegen seksueel misbruik Met behulp van de volgende opsomming maakt Finke duidelijk dat seksuele opvoeding het kinderen mogelijk maakt om ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen: - ja tegen het eigen lichaam en het eigen geslacht - ja tegen relaties en vriendschappen vol vertrouwen en liefde - ja tegen de eigen gevoelens en waarnemingen - ja tegen de grenzen van anderen - nee tegen lichamelijke en psychische inbreuken, die het recht op lichamelijke en geestelijke zelfbestemming en ongeschondenheid aantasten.
2.3 Waarde van seksuele opvoeding binnen het onderwijs Om de waarde aan te geven van seksuele opvoeding binnen het primair onderwijs is beroep gedaan op Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in januari van het jaar 2000 de website ‘sociaal emotioneel’ ingezet, die wordt geproduceerd door SLO. Onderstaande informatie is hierop gebaseerd. ‘Kinderen komen dagelijks via de media, ervaringen thuis of op straat in aanraking met positieve en negatieve aspecten van relaties en seksualiteit.’ Het is niet onvoorstelbaar dat de vragen die zij hebben met betrekking tot deze onderwerpen op school naar buiten komen. Kinderen brengen immers het overgrote deel van de week door op school. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt, hangt af van de ruimte die hun geboden wordt om ervaringen en vragen op dit gebied naar buiten te brengen, denk aan taboes en verschil in normen en waarden. De ontwikkeling van de eigen seksualiteit van kinderen vraagt eveneens aandacht. SLO geeft aan dat moeite met seksualiteitsbeleving, met hun zelfbeeld en met hun vermogen intieme relaties met anderen aan te gaan kan worden voorkomen middels goede begeleiding en stimulering. In de praktijk blijkt het echter zelden mogelijk om de opvoedingsmilieus ‘thuis’ en ‘school’ helemaal op elkaar af te stemmen, doordat de thuissituaties vaak te divers zijn, stelt SLO. Daarnaast heeft de school een eigen verantwoordelijkheid, waarbij de belangen van de kinderen en maatschappelijke belangen een rol spelen. Soms blijkt dat deze belangen niet in het verlengde liggen van de wensen en opvattingen van sommige ouders. De volgende uitspraak van Van der Doef geeft in dit kader het belang aan van de ouderlijke rol met betrekking tot seksuele vorming:
Handleiding – 12
‘Mensen die als kind zijn opgevoed door ouders met een open en positieve houding ten aanzien van seksualiteit, hebben in hun latere leven minder seksuele problemen en zijn tevredener over hun seksuele relaties dan mensen die als kind zijn opgevoed in een gezin waarin seksualiteit niet bespreekbaar was of als iets negatiefs werd gezien. Kinderen die in een positieve sfeer seksueel zijn voorgelicht zijn weerbaarder tegen seksueel misbruik.’ In het kader van bovenstaande uitspraak kan de volgende vraag gesteld worden: Wat als kinderen van huis uit geen dergelijke opvoeding krijgen waarin ruimte wordt gegeven voor de seksuele ontwikkeling? Hier ligt een kans voor het onderwijs.
2.4 Assertiviteit bij kinderen Onderzoek toont aan dat weerbare kinderen in situaties waarin zij te maken krijgen met geweld van een boosaardige volwassene een belangrijke voorsprong hebben op twee punten. Allereerst beschikken zij over betere sociale vaardigheden waardoor er een snellere en juistere inschatting gemaakt kan worden van gevaarlijke situaties. Daarnaast zijn zij beter in staat om de eigen gevoelens onder controle te houden en reageren zij vervolgens op een meer adequate wijze. Een tweede voorsprong wordt behaald door de vaststelling dat weerbare kinderen eerder beroep doen op een vertrouwenspersoon en hem/haar vertellen wat ze hebben meegemaakt. Ter voorkoming van chronische trauma’s en onnodige schade op lange termijn wordt dit als erg belangrijk gezien (Adriaenssens, 2000). Een weerbare houding gaat gepaard met assertiviteit. ‘Assertiviteit betekent: opkomen voor je rechten, terwijl je de rechten van de ander respecteert. Met een assertieve reactie kun je zowel je eigen wensen kenbaar maken als reageren op een verzoek van iemand anders.’ (McBride & Maitland, 2002) Kinderen zijn van nature assertief, maar deze natuurlijke eigenschappen verliezen ze doordat opvoeders proberen om het gedrag van kinderen te controleren. Als gevolg hiervan leren kinderen al jong af om op een open wijze te communiceren over wat ze voelen en doen (Van den Broeck, 2006). Finke (2001) geeft aan dat een kind dat niet kan of mag laten zien of zeggen wat het wel wil en wat niet, ook al snel zijn behoefte aan het op eigen wijze omgaan met tederheid verleert. Volgens haar zou het dan kunnen gebeuren dat anderen in de toekomst met hem of haar kunnen doen wat ze willen. Deze uitspraak geeft het belang aan van oefeningen die gericht zijn op een positief zelfbeeld en het aangeven van de eigen grenzen. Sterke kinderen kunnen zich volgens Finke beter beschermen. Adriaenssens (2000) geeft echter aan dat een weerbaar kind met een weerbare houding daarmee niet volledig beschermd is tegen volwassenen die het met kwade bedoelingen benaderen. ‘Als het er echt op aan komt, zullen deze het kind niet beschermen tegen het geweld van een boosaardige volwassene.’ Heeft het oefenen van weerbaarheid dan wel zin? Adriaenssens geeft hierop een positief antwoord, maar geeft hierbij wel aan dat het aanhouden van het juiste perspectief hierbij voorwaardelijk is. De wijze waarop men de weerbaarheid van kinderen probeert te versterken is dus van belang. In het volgende hoofdstuk zal hier aandacht aan worden besteed.
Handleiding – 13
Les 2
Mijn lichaam in de puberteit
2.1 Inleiding Bij deze les staan lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit centraal. Het gaat hierbij om lichamelijke veranderingen die optreden in de ontwikkeling van meisje naar vrouw. Ieder meisje verandert in haar eigen tempo, voor de rol van de trainster is het belangrijk om zowel op de verbale als de non-verbale signalen te letten die de meisjes uitstralen tijdens de bijeenkomst. Vinden zij het moeilijk om over lichamelijke veranderingen te praten? Is er sprake van schaamte? Is het gesprek voldoende veilig? Leg voldoende nadruk op het gegeven dat ieder meisje op haar eigen manier en in haar eigen tempo verandert. ✱ De lichamelijke veranderingen die bij jongens optreden tijdens de puberteit kunnen eveneens besproken worden. Binnen de lesbeschrijving wordt hier een keuzemogelijkheid voor aangegeven. De trainster kan de keuze maken om deze (keuze)oefening wel/niet uit te voeren. Het is hierbij belangrijk dat er wordt gekeken of dit onderwerp past bij de leerwensen van de groep.
2.2 Kerngedachte van de les De kerngedachte bij deze les luidt: Ik ben mooi van binnen en buiten. De lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit kunnen voor verschillen zorgen tussen leeftijdsgenoten. Dit kan voor onzekerheid zorgen: ‘Is het wel normaal hoe ik eruit zie?’ en ‘Hebben anderen dat ook?’
Tip: Via de website www.schooltv.nl is onder de rubriek ‘MR. RIGHT’ een filmpje te bekijken met betrekking tot dit onderwerp (puberteit). Het filmpje duurt 3.26 min. Het thema ‘Puberteit’ komt terug in les 3, waarbij het accent wordt gelegd op gevoelens. De onderwerpen uit les 2 en 3 kunnen hierdoor in elkaar overlopen.
10 Lessen – 28
2.3 Doelen van de les • De meisjes weten wat er met het begrip ‘puberteit’ bedoeld wordt. • De meisjes kunnen minimaal 2 lichamelijke veranderingen noemen die in de puberteit optreden. • De meisjes weten wat menstruatie is en waarvoor dit dient. • De meisjes kunnen minimaal twee verschillen in lichamelijke veranderingen noemen die tijdens de puberteit optreden tussen jongen en meisjes. (keuze)
2.4 Inhoud van de les • • • • • •
Introductie (± 10 minuten) Dagboek van Robien (± 10 minuten) Lichamelijke veranderingen (± 15 minuten) Oefening werkboek ‘Van meisje naar vrouw’ (± 10 minuten) Verschillen lichamelijke veranderingen jongens/meisjes (± 15 minuten) ✱ Afsluiting (± 10 minuten)
2.5 Voorbereiding • De les doornemen • Materialen klaarleggen • Verhaal 2 uit dagboek Robien lezen
2.6 Benodigdheden • • • • • • • • •
De brievenbus Blanco kaartjes/briefjes Praatplaten les 2 Kleurpotloden Kerngedachtenplaat Het dagboek van Robien A2 vel papier (keuze) Tampon/maandverband Werkboeken
2.7 Introductie (± 10 minuten) De meisjes worden welkom geheten en nemen plaats in de ruimte. Zij krijgen de gelegenheid om iets te vertellen aan de groep, bijvoorbeeld wat zij hebben gedaan tijdens het weekend. Blik vervolgens terug op de kennismakingsbijeenkomst: weten de meisjes nog wat we gaan doen tijdens de training? Vertel dat de les van vandaag gaat over de veranderingen van je lichaam tijdens de puberteit.
10 Lessen – 29
Brievenbus Pak de brievenbus erbij en geef de meisjes de opdracht om een vraag over het onderwerp ‘mijn lichaam in de puberteit’ op te schrijven en in de brievenbus te stoppen. Aan het einde van de les zullen de vragen besproken worden.
2.8 Dagboek Robien (± 10 minuten) Pak het dagboek van Robien erbij en lees het tweede verhaal voor.
Lief dagboek, Gisteren stond ik voor de spiegel op mijn kamer, ik had net gedoucht. Het lijkt wel alsof ik ‘opeens’ haar onder mijn oksels heb gekregen en als ik vanaf de zijkant kijk, dan zie ik dat mijn borsten ook al een beetje beginnen te groeien. Ik weet niet zo goed of ik daar blij mee ben, hebben andere meisjes in mijn klas dat ook? Mijn moeder zei vanmorgen dat we een keer samen naar de stad moeten om een bh voor mij te kopen. ‘Zo schattig die kleine bh-tjes’, zegt mijn moeder. Nou zo schattig vind ik het niet, maar aan de andere kant… Begin ik nu een vrouw te worden?
Waarom is er geen dag waarop alle meisjes in de bovenbouw veranderen, PATS BOEM en alle meisjes hebben borsten en haar onder de oksels en tussen de benen. Dan zijn er geen verschillen en dan zou het voor iedereen normaal zijn. Of wat nog beter zou zijn… een afstandsbediening waarmee je je lichaam kan regelen, dan kan je zelf kiezen wanneer je borsten wilt.
10 Lessen – 30
Of wanneer je ongesteld wordt. Mijn juf zegt dat meisjes tussen de 11 en 16 jaar voor het eerst ongesteld worden. Ik weet niet zo goed wat er dan gebeurt. Wat ik wel weet is dat je dan een soort verband nodig hebt. Ik hoop dat ik er nog wat meer over hoor van juf of van mama, want ik durf er niet zo goed naar te vragen. Hmm ik denk dat ik er nog even aan moet wennen aan al die veranderingen. Misschien is het maar goed dat het niet allemaal tegelijk komt, nu kan ik er langzaam aan wennen. En als iedereen hetzelfde zou zijn, dan was de wereld ook maar saai! Dag lief dagboek, tot morgen. xxx Robien Nabespreking: • Merken jullie ook dat je lichaam verandert? Zo ja, wat merk je daarvan? • Wat vind je ervan dat je lichaam verandert? • Zou jij ook graag willen dat de lichamen van alle meisjes op hetzelfde moment zouden veranderen? Waarom wel? Waarom niet? • Zijn er momenten waarop je het vervelend vindt dat je lichaam verandert? (douchen na de gymnastiek, sporten) Hoe ga je daar mee om? • Vinden jullie het ook lastig om hier vragen over te stellen aan bijvoorbeeld je ouders?
2.9 Lichamelijke veranderingen (± 15 minuten) Leg de meisjes aan de hand van onderstaande achtergrondinformatie uit wat het begrip ‘puberteit’ inhoudt. De praatplaten behorende bij les 2 kun je gebruiken ter visuele ondersteuning. Deze praatplaten zijn verkleind in het werkboek opgenomen.
10 Lessen – 31
Geef ruimte voor reacties/vragen en het vertellen van eigen ervaringen. Let op non-verbale signalen: Is het gesprek voor iedereen veilig? Wordt de informatie door iedereen begrepen, gaat het te snel of zijn begrippen niet duidelijk? Je kunt ervoor kiezen om eerst te checken wat de meisjes al weten over dit onderwerp en dit aan te vullen met onderstaande informatie. Op deze manier kun je aansluiten bij wat de meisjes al weten en ontstaat er interactie.
Het lichaam van een meisje begint vanaf ongeveer 10 jaar te veranderen, dit noemen ze ook wel ‘puberteitsveranderingen’. In de puberteit verander je van een meisje in een vrouw. De eerste verandering is dat je borsten gaan groeien. Ook word je langer, zodat je niet meer in de kleren past die je net nieuw hebt. De rest van je lichaam gaat ook groeien. Je heupen worden wat breder en je krijgt meer vet op billen en dijen.
Je merkt dat je haartjes gaat krijgen onder je armen en haartjes onder je buik en rond je vagina. Eerst dunne, zachte haartjes, later veel donkere haartjes. Haar rond je vagina en op je onderbuik heet schaamhaar. Je gaat nu ook meer zweten onder je armen. Dat is normaal. Was je daarom elke dag en trek op tijd schone kleren aan. Je kunt ook een deodorant gebruiken. Sommige kinderen krijgen puistjes en mee-eters (zwarte puntjes op je neus).
10 Lessen – 32
Wat is ongesteld worden/menstruatie?
Tip: Bij beide versies kun je met een papieren eicel de weg van de eierstokken naar buiten aangeven. Met een papieren zaadcel kun je laten zien wat er gebeurt bij bevruchting. Laat tijdens de uitleg ook een tampon en maandverband zien. Onderstaande teksten zijn afkomstig uit het boek Een vrolijke drukte (Nino) van M. Delfos. Korte versie Als een meisje ongesteld wordt, komt er bloed uit de vagina naar buiten. Dit bloed komt uit je baarmoeder vandaan. Tijdens de puberteit gaan er eitjes in je buik rijpen. Deze eitjes zitten in je eierstokken. Het rijpen van de eitjes zorgt ervoor dat een meisje vruchtbaar wordt en kinderen kan krijgen. Als er geen zaadje van de man bij het eitje komt, maakt de baarmoeder zich schoon met bloed. Je wordt ongesteld. Als je ongesteld wordt, kun je wat buikpijn krijgen, soms voel je je niet zo lekker of wat anders dan anders. Gelukkig duurt dit nooit langer dan één of twee dagen. Om het bloed op te vangen kun je verband gebruiken, dat heet maandverband. Een tampon is een dik wattenstaafje, dat je in je vagina kunt inbrengen. Het bloed wordt dan binnen opgevangen door de tampon. De tampon heeft een touwtje waarmee je hem gemakkelijk uit je vagina kan trekken. Het bloeden duurt meestal tussen de drie en zeven dagen. Je bloedt niet de hele tijd door, maar steeds een klein beetje. De schoonmaak van binnen zorgt wel voor rommel daarbuiten. Daarom is het belangrijk dat je jezelf goed verzorgt tijdens de dagen dat je ongesteld bent. Als je ongesteld bent, kun je gewoon sporten, douchen en alles doen wat je maar wilt. Langere versie Als je ongesteld wordt, komt er bloed uit je vagina naar buiten. Dit betekent dat de eitjes die je in de puberteit gaat ontwikkelen, rijp worden. Om later een baby te kunnen maken, zijn er twee dingen nodig. Het één komt van de vrouw, dat is het eitje. Het ander komt van de man, dat is het zaadje. Als een zaadje bij een eitje komt en het eitje binnendringt, raakt het eitje bevrucht en kan er een kind groeien. Als het eitje niet bevrucht is, kan er geen kind groeien. De eitjes van een vrouw zijn heel klein en zacht, ze zitten aan een eierstok. Een vrouw heeft twee eierstokken, één aan iedere kant in haar buik. Vanuit de eierstok gaat het eitje via een buisje, de eileider, naar de baarmoeder. De baarmoeder is een soort kinderkamer van het lichaam, hier kan een baby in groeien. De eerste keer dat er een eitje loskomt, is een meisje meestal tussen de elf en zestien jaar. Na een
10 Lessen – 33
week of twee, als er geen zaadje is gekomen, weet het lichaam dat er geen kind zal groeien. De baarmoeder wordt dan schoongemaakt, dit doet je lichaam met haar eigen schoonmaakmiddel, bloed. Je wordt ongesteld. Als je eenmaal één keer ongesteld bent geweest, gebeurt het ongeveer elke maand. De eerste 2 jaar kan het heel onregelmatig voorkomen, dit betekent dat je de ene keer na 4 weken weer ongesteld bent en de andere keer pas na 6 weken of misschien al na 2 weken. Je krijgt wat buikpijn en je ziet wat lichtbruine plekjes en bloed in je onderbroek. Soms voel je je niet lekker of wat anders dan anders. Je kunt je ook verdrietig voelen of een slecht humeur hebben en snel geïrriteerd raken. Gelukkig duurt dat nooit langer dan één of twee dagen en dan gaat het alweer beter. Om het bloed op te vangen kun je verband gebruiken, dat heet maandverband. Een tampon is een dik wattenstaafje, dat je in je vagina kunt inbrengen. Het bloed wordt dan binnen opgevangen door de tampon. De tampon heeft een touwtje waarmee je hem gemakkelijk uit je vagina kan trekken. De bloeding duurt meestal tussen de drie en zeven dagen. Je bloedt niet de hele tijd door, maar steeds een klein beetje. De schoonmaak van binnen zorgt wel voor rommel daarbuiten. Daarom is het belangrijk dat je jezelf goed verzorgt tijdens de dagen dat je ongesteld bent. Als je ongesteld bent, kun je gewoon sporten, douchen en alles doen wat je maar wilt. Voor eventuele aanvullingen wat betreft het onderwerp ‘menstruatie’, kan er gebruik worden gemaakt van het boek Een vrolijke drukte, geschreven door Martine Delfos. Dit boek bevat naast informatie en plaatjes, een lijst waarin moeilijke woorden worden uitgelegd.
2.10 Oefening werkboek ‘Van meisje naar vrouw’ (±10 minuten) De meisjes beantwoorden de volgende vragen door te kiezen uit de volgende antwoorden: er later een baby doorheen kan om geboren te worden – hiermee de lichaamsgeur wordt vastgehouden – bloed uit de baarmoeder – zij later borstvoeding kunnen geven – puberteit – maandverband of tampon – groeit – eierstokken – menstruatie – veranderen – verzorgen – schaamhaar – meer dan eerst – puistjes of mee-eters
• • • • • • • • • • • • • •
Tussen de 10 en 13 jaar komen veel kinderen in de … Hun lichaam gaat dan … In de puberteit … je lichaam, dit noem je de groeispurt. Bij meisjes worden de borsten groter, zodat … Ook krijgen zij haartjes onder de oksels en rond de vagina, omdat … Het haar rond de vagina wordt ook wel … genoemd. De heupen worden breder, zodat … In de puberteit zweet je … Daarom moet je je extra goed … Soms komen er in het gezicht … Bij meisjes gaan er eitjes rijpen in de … Een ander woord voor ongesteld zijn is … Een meisje verliest dan … Bloed kun je opvangen met …
10 Lessen – 34
Opmerking: Lees alvorens de meisjes aan de opdracht beginnen de woorden en zinnen aan de meisjes voor. Geef aan dat er meerdere benamingen zijn voor ‘vagina’. Hierdoor kan eenduidigheid ontstaan betreft dit onderwerp. Geef aan dat we binnen de lessen het woord ‘vagina’ gebruiken.
2.11 Oefening ‘Verschillen jongens/meisjes’ (± 15 minuten) ✱ Ga met de meisjes in een kring zitten. Vertel dat er tussen jongens en meisjes veel verschillen zijn, dit hebben ze vast al gemerkt. Vooral de lichamen van jongens en meisjes zijn verschillend. Deze verschillen worden groter als je ouder wordt. Het eerste verschil dat je kunt zien, zit tussen de benen. Dat verschil is al te zien vanaf de geboorte. Maar ook van binnen zijn er verschillen tussen jongens en meisjes. Meisjes hebben bijvoorbeeld een baarmoeder, waar een kind in kan groeien, jongens hebben deze niet. Ook hebben meisjes eierstokken en eileiders. De verschillen aan het lichaam van een jongen en een meisje zijn er om te zorgen dat zij later samen kinderen kunnen krijgen, dat heet voortplanting. Pak een groot vel papier, schrijf aan de ene kant van het papier ‘meisjes’ en aan de andere kant ‘jongens’. Geef de meisjes om beurten een stift en laat hen bij één van de groepen een kenmerk opschrijven. Zowel overeenkomsten als verschillen zullen zichtbaar worden. Wees alert op stereotiepe uitspraken.
2.12 Afsluiting (± 10 minuten) Vraag de meisjes wat zij van deze les vonden: Wat vond je leuk/niet leuk? Wat heb je geleerd? Pak vervolgens de brievenbus erbij en bekijk per vraag of hier samen antwoord op te geven is. Ga met de meisjes in een kring staan en geef elkaar de hand. Eindig de les met de vaste groet: ‘Tot de volgende keer maar weer!’
10 Lessen – 35
5
Diploma
Š 2011 Kwintessens
Bijlagen
Š 2011 Kwintessens
Praatplaat bij les 4
r trainers
oo Handleiding v bij
ramma Trainingsprog ing en seksuele vorm voor weerbaarheid JONGENS ar van 10 tot 14 ja
Inhoud De wereld van Rafie
7
21
Handleiding voor trainers 1 Inleiding 2 Theoretische onderbouwing 2.1 Seksuele ontwikkeling jongen 2.2 Seksuele vorming 2.3 Waarde van seksuele opvoeding binnen het onderwijs 2.4 Assertiviteit bij kinderen 3 De wereld van Rafie 3.1 Algemene doelstellingen van de training 3.2 De centrale gedachte van de training 3.3 Persoonlijke doelstellingen en huiswerk 3.4 Wie is Rafie? 3.5 De houding van de trainer 3.6 De doelgroep 3.7 De trainingsonderwerpen 3.8 De graffitiboodschappen 3.9 De rol van de trainer 3.10 De werkwijze 3.10.1 Voorbereidingen 3.10.2 Trainingsonderdelen en materialen 3.11 Na afloop van de training
9 10 10 10 12 13 14 14 14 14 15 15 16 16 17 17 18 18 19 20
10 lessen Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Les 10
Kennismakingsbijeenkomst Van jonge jongen naar jonge man I Van jonge jongen naar jonge man II Op zoek naar mezelf! Vriendschap en verliefdheid Elkaar aanraken De media en ik Groepsdruk Grenzen aangeven Afsluitende bijeenkomst
23 30 44 51 59 66 75 82 90 99
105
133
Werkboek Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Les 10
Kennismakingsbijeenkomst Van jonge jongen naar jonge man I Van jonge jongen naar jonge man II Op zoek naar mezelf! Vriendschap en verliefdheid Elkaar aanraken De media en ik Groepsdruk Grenzen aangeven Afsluitende bijeenkomst
107 109 111 112 117 120 121 125 127 130
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Voorbeeldbrief Ouders/Verzorgers Voorbeeldfolder Opzet ouderbijeenkomst ‘De wereld van Rafie’ Rapportage waargenomen gedrag leerlingen Diploma Evaluatie deelnemers trainingsprogramma ‘De wereld van Rafie’ Literatuur
134 135 136 138 139 140 143
Les 1
Kennismakingsbijeenkomst
1.1 Inleiding De kennismakingsbijeenkomst is de eerste bijeenkomst van het trainingsprogramma. Deze les gaat over het kennismaken met elkaar en met het onderwerp ‘seksualiteit’. Het is belangrijk dat er een sfeer wordt gecreëerd waarin de jongens zich op hun gemak voelen en over gevoelens en ervaringen durven praten. In deze les worden werkvormen aangeboden die enerzijds gericht zijn op het creëren van een veilige sfeer en anderzijds een beeld geven van wat de jongens de komende trainingsperiode kunnen verwachten. De rol van de trainer Voor de rol van de trainer is het belangrijk om de jongens gedurende deze bijeenkomst te observeren. Zodoende kun je een beeld vormen van de vriendschappelijke verhoudingen binnen de groep en mogelijk verschillende leerstijlen ontdekken, waar vervolgens de volgende lessen op aangesloten kunnen worden. Activiteiten met een ✱ kunnen worden uitgevoerd op het moment dat hier tijd voor is. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan deze opdracht achter de hand gehouden worden tijdens volgende bijeenkomsten.
1.2 Doelen van de les • De jongens en trainer kennen elkaar bij naam. • De jongens kunnen zichzelf voorstellen met behulp van een stripverhaal. • Iedere jongen kan minimaal één regel/afspraak inbrengen voor het creëren van een veilige sfeer. • De jongens weten op welke wijze de lessen zijn opgebouwd. • De jongens weten welke onderwerpen er de komende weken worden besproken. • De jongens weten waar de brievenbus voor dient.
1.3 Inhoud van de les • • • • • • •
Introductie (± 15 minuten) Opwarmertje: ‘Wij zijn een groep’ (± 10 minuten) Strip: Ik ben Rafie! (± 10 minuten) Oefening werkboek: ‘Dit ben ik’ (± 20 minuten) Regels en afspraken (± 10 minuten) Oefening: ‘Wat doe jij graag?’ (± 10 minuten) ✱ Afsluiting (± 10 minuten)
10 Lessen – 23
1.4 Voorbereiding • De les doornemen • Materialen klaarleggen • Werkboeken kopiëren
1.5 Benodigdheden • • • • • • • •
De brievenbus Blanco kaartjes/briefjes Strip van Rafie voor elke jongen Krijtbord/flap-over of groot vel papier Werkboeken Kleurpotloden/stiften Graffitikaart 1 Opgerolde krant
1.6 Introductie (± 15 minuten) De jongens worden welkom geheten en nemen plaats in de ruimte. Stel je voor aan de jongens indien ze je nog niet kennen. Gebruik zoveel mogelijk de wij-vorm, bijvoorbeeld als volgt: Geef aan dat de ruimte waar we ons nu bevinden de ruimte is waar we de komende weken les krijgen over puberteit, vriendschap, verliefd zijn en alles wat daarmee te maken heeft. Geef aan wat het doel van deze training is: Door samen te praten over verschillende onderwerpen en te oefenen in o.a. het aangeven van grenzen, leren we verschillende dingen die we in leuke en lastige situaties buiten de les kunnen gebruiken. Hier worden we sterker van. Pak de brievenbus erbij en vertel hierbij het volgende: Op het briefje dat ik jullie nu geef mogen jullie een vraag schrijven. Dit is een vraag die jij hebt over deze training en waar je graag antwoord op zou willen. Je hoeft je naam niet op het briefje te schrijven. Het briefje stop je in deze brievenbus. Aan het einde van de les maken we de brievenbus open en halen we de briefjes eruit. Dan kijken we of er tijdens de les antwoorden zijn gegeven op de gestelde vragen, zo niet, dan kijken we of we ze alsnog kunnen beantwoorden. Onthoud: Er bestaan geen domme vragen!! De jongens schrijven ieder voor zich een vraag op en stoppen deze in de brievenbus. Vertel dat iedere les zal starten met de brievenbus. De brievenbus kan eveneens gebruikt worden voor persoonlijke post aan de trainer. Pas de kleur van de briefjes hier op aan, bijvoorbeeld oranje briefjes voor persoonlijke post aan de trainer. Ook al wordt er veel aandacht besteed aan het creëren van een veilige sfeer, de stap om een vraag te stellen of een ervaring naar buiten te brengen in de groep kan voor sommige jongens te groot zijn. De brievenbus kan in dit geval als tussenstap dienen.
10 Lessen – 24
1.7 Opwarmertje: ‘Wij zijn een groep’ (± 10 minuten) Laat de leerlingen staan. Geef aan dat bij deze opdracht het de bedoeling is dat de jongens gaan samenwerken om de opdrachten die je zult geven uit te voeren. Binnen de training is het namelijk de bedoeling dat zij als groep de lessen doorlopen, samen situaties bespreken en oefeningen uitvoeren. Deze oefening kan helpen om elkaar beter te leren kennen. Geef de groep de volgende opdrachten: • Ga in volgorde staan volgens lengte, van klein naar groot. • Ga in volgorde staan volgens haarkleur, van licht naar donker. • Ga in volgorde staan volgens verjaardag, wie het eerst jarig is staat vooraan. • Ga in volgorde staan volgens de afstand naar school, wie het dichtst bij school woont staat vooraan. • Ga in volgorde staan volgens het aantal personen met wie je in huis woont, degene met de minste personen staat vooraan. Vraag na elke opdracht hoe zij tot een volgorde zijn gekomen en of de volgorde klopt. Nabespreken: • Hoe helpt deze opdracht je om anderen beter te leren kennen? • Welke opdracht vond je het moeilijkst? Wat was er moeilijk aan? • Hoe stelde jij je op in de groep? Wachtte je af tot een ander je een plek aanwees, overlegde je met anderen of nam je uit jezelf een plek in?
10 Lessen – 25
1.8 Strip: Ik ben Rafie (± 10 minuten) Vertel dat naast de brievenbus ook iedere week een stripverhaal terug komt. Deze strip gaat over een jongen, Rafie. Bekijk en lees samen met de jongens de strip. Het verhaal gaat als volgt:
Begeleidende tekst bij het stripverhaal Het leven van Rafie. Rafie gaat iedere dag met zijn fiets naar school. Als zijn moeder de kans kreeg, zou ze met hem meefietsen. ‘Kijk je wel goed uit!’ roept ze iedere ochtend. Rafie woont in een buurt waar een skatebaan is, daar komt hij veel met zijn vrienden. Rafie zit bij Sarah in de klas, een meisje waar hij eerder veel mee speelde. Wat Rafie ook graag doet, is met vrienden hangen in het park. Ze praten dan wat over thuis, school en soms over meisjes. Thuis rust Rafie lekker uit, chillen op de bank na een lange schooldag.
10 Lessen – 26
Strip Kennismakingsbijeenkomst ‘Kijk je wel uit!’
© 2011 Kwintessens Uitgevers
Nabespreken: • Wat vonden jullie van de strip? • Wie kan kort samenvatten wat de strip van Rafie’s leven laat zien? • Herkennen jullie iets uit het leven van Rafie als je naar je eigen leven kijkt?
1.9 Regels en afspraken (± 10 minuten) Blik terug op het ‘opwarmertje’ van deze les, waarbij zij als groep verschillende opdrachten moesten uitvoeren. Geef aan dat er tijdens deze oefening regels en afspraken gemaakt gaan worden over de manier waarop de groep tijdens de training met elkaar om gaat en wat er van elkaar wordt verwacht. Vraag aan de jongens wat zij belangrijk vinden bij samenwerking. Een startvraag kan zijn: ‘Als je in de klas samen met een ander aan een opdracht moet werken, wat verwacht je dan van hem of haar?’ Tijdens de training zullen er onderwerpen worden besproken die soms best lastig zijn en voor iedereen anders. Het is dan belangrijk dat we elkaar kunnen vertrouwen en dat iedereen durft te zeggen wat hij denkt en voelt. Maak regels en afspraken waar ieder zich de komende lessen aan houdt. Belangrijk hierbij is om alle jongens hier een actieve bijdrage aan te laten leveren, dit verhoogt de kans dat de regels worden nagestreefd. Je kunt ervoor kiezen om de jongens om beurten regels/afspraken te laten noemen en deze vervolgens op het bord of op een groot vel papier op te schrijven. Het is echter ook mogelijk om de jongens allen een apart vel papier te geven en hen ieder voor zich drie regels/afspraken te laten opschrijven. Tijdens het nabespreken kunnen de bedachte regels/afspraken op één groot vel papier worden geschreven. Schrijf deze regels en afspraken op het bord, zodat je deze later nog eens kunt langs lopen. Voorbeelden voor regels en afspraken • We luisteren naar elkaar en laten elkaar uitpraten. • We hebben respect voor de mening van de ander, ook al ben je het er niet mee eens. • We lachen elkaar niet uit. • Er bestaan geen stomme/domme vragen, alle vragen mogen gesteld worden. • Iedereen doet zoveel mogelijk mee in de les, maar heeft ook de ruimte om eigen grenzen aan te geven. Je hoeft niet mee te doen of antwoord te geven op een vraag als je dat echt niet wilt. Je kunt dan zeggen: ‘Ik pas even’. • Persoonlijke verhalen die er in de groep verteld worden, blijven tussen ons, je vertelt dit niet door aan andere mensen. Tip: Schrijf na afloop van de les de opgestelde regels en afspraken op een groot vel papier en hang deze voor de komende lessen zichtbaar op in de ruimte.
10 Lessen – 28
Les 8
Groepsdruk Opdracht: Goede en slechte geheimen Sommige dingen houden mensen liever geheim, een wachtwoord van de computer of de plek waar buiten de voordeursleutel ligt verstopt. Geheimen kun je alleen hebben, maar ook met een ander. Een geheime plek waar je heen gaat als je je verdrietig voelt of de persoon op wie je verliefd bent. ‘Niet doorvertellen hè?’, zeggen we dan. Zulke geheimen kunnen jezelf of een ander geen pijn doen, daarom noemen we dit ‘goede geheimen’. Bij goede geheimen heb je geen naar gevoel, ze zijn leuk en spannend en meestal mag je het na een poosje wel vertellen. Als je een geheim hebt dan kun je dit vertellen aan een vriend/vriendin of iemand anders die je vertrouwt. Een ander kan ook aan jou vragen om een geheim te bewaren. Een geheim van jullie samen of een geheim dat over hem of haar zelf gaat. Dit kunnen leuke/goede geheimen zijn, bijvoorbeeld wat het wachtwoord is van jullie club of wat de letters van een geheimschrift betekenen. Maar het kunnen ook geheimen zijn die niet zo leuk zijn. Geheimen waar je niets over durft te zeggen, omdat het niet van een ander mag. Maar die je toch verdrietig maken. Dit noemen we ‘slechte geheimen’. Hieronder staan verschillende geheimen. Kun jij aangeven of dit goede of slechte geheimen zijn? Zet een cirkel om jouw antwoord. 1. Je broertje heeft voor Moederdag een cadeau gemaakt, het is een sleutelhanger. Hij vraagt of je het geheim wilt bewaren. Goed geheim
Slecht geheim
2. Een vriend van jou vertelt dat hij op turnen zit. Hij vraagt of je het geheim wilt bewaren, omdat hij bang is dat hij door anderen wordt uitgelachen. Goed geheim
Slecht geheim
3. Een klasgenootje heeft een koptelefoon uit de computerruimte in zijn tas gestopt. Hij vraagt jou of je dat geheim wilt bewaren. Goed geheim
Slecht geheim
4. Een vriend vertelt dat hij verliefd is op een meisje uit de klas. Hij schrijft haar naam op een briefje en vraagt aan jou of je dit aan niemand wil vertellen. Goed geheim
Slecht geheim
© 2011 Kwintessens
Werkbladen – Les 8
5. Iemand heeft zonder jouw toestemming met de handen onder jouw kleren gezeten en zegt dat je het aan niemand mag vertellen. Goed geheim
Slecht geheim
6. Een buurmeisje vertelt waar zij stiekem op haar kamer snoepjes bewaart. Ze vraagt je dit geheim niet tegen haar moeder te zeggen. Goed geheim
Slecht geheim
7. Een meisje uit je klas heeft je stevig vast gepakt en je een kus gegeven. Ze zegt dat het een grapje was en zegt dat je het aan niemand mag vertellen. Goed geheim
Slecht geheim
Voor je eigen veiligheid kan het goed zijn om een geheim aan iemand te vertellen. Als je geen goed gevoel hebt bij een geheim is het geen klikken als je dit aan een ander vertelt. Je mag jezelf altijd beschermen!
Š 2011 Kwintessens
Werkbladen – Les 8
Ik verander en dat is okÊ! Š 2011 Kwintessens
Deze lesmap bevat twee trainingsprogramma’s seksuele vorming en weerbaarheid voor jongeren van 10 t/m 14 jaar, één voor meisjes en één voor jongens. Beide programma’s richten zich op de preventie van sociaal-emotionele problemen door de jongeren te begeleiden in hun ontwikkeling tot volwassen vrouw en man. De trainingen bestaan uit 10 lessen van circa 50 minuten waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: lichamelijke en emotionele veranderingen tijdens de puberteit, zelfvertrouwen, zelfbeeld en groepsdruk, vriendschap, verliefdheid en veilig vrijen, gewenste en ongewenste intimiteiten, grenzen aangeven. Deze lesmap bevat voor de begeleider alle benodigde informatie en materialen om het programma goed te begeleiden: de lessen plus handleiding, werkbladen, praatplaten, kerngedachtenkaarten, graffitiboodschappen en een doorlopend verhaal rond de identificatiefiguren Robien en Rafie (in de vorm van een dagboek voor meisjes en een strip voor jongens). Bovendien is materiaal voor ouders opgenomen (brief, folder en opzet informatieavond). De trainingen zijn geschikt voor zowel het regulier als het speciaal basisonderwijs als voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Bij De wereld van Robien en Rafie horen twee websites: www.kwintessens.nl/robien en www.kwintessens.nl/rafie.
AUTEUR Yvonne A. M. Booltink BESTELNUMMER 6524 ISBN 978 90 5788 341 5