Thuis in de stal
Tekst Cora Vlaming
Illustraties Leontine Gaasenbeek en Michel de Boer
Het is druk bij de put op het dorpsplein. Maria is er, ze haalt een kruik met water. Er zijn herders die hun schapen te drinken willen geven. En Jozef komt net langs met een deur die hij heeft gemaakt.
‘Kijk Maria,’ zegt hij. ‘De deur is klaar. Van de restjes hout kan ik mooi een wieg maken voor het kindje. Maria aait over haar buik. En ze lacht naar Jozef. ‘Begin maar snel, want hij moet wel op tijd klaar zijn!’
Maar kijk, er komt een soldaat aan op een paard. Hij blaast op zijn bazuin. ‘Luister goed allemaal. De keizer wil weten over hoeveel mensen hij de baas is. Daarom gaan we jullie tellen. Ga daarvoor naar de plaats waar je vandaan komt. Daar wordt je naam opgeschreven! Dit is een bevel van de keizer.’
Jozef kijkt naar Maria. ‘Dat is geen goed bericht. We moeten op reis, we moeten naar Betlehem. Want daar komt mijn familie vandaan.’
Opeens wordt er zachtjes aangeklopt. Voorzichtig steekt een herder zijn hoofd om het hoekje van de deur. ‘Is hier de koning van de vrede geboren,’ vraagt hij. ‘De koning waarover de engelen zongen?’ De deur gaat wijder open. ‘We waren buiten bij de schapen. Het was een gewone nacht. Maar toen was er opeens een fel licht. En een hemel vol engelen. Ze vertelden over het Kind van God, dat een herder van mensen zal zijn.’ ‘En koning,’ zegt de herdersjongen die met een lammetje in zijn armen binnenkomt.
